1111111111111111111111111111111111111111111
Lansingerland
GEMEENTE
Concernstaf De leden van de Gemeenteraad Postbus 1 2650 AA BERKELEN RODENRIJS
Postbus 1 2650 AA Berkel en Rodenrijs
Nadere informatie Martijn de Quartel Telefoon 14010 E-mail info®lansingerland.nl
Fax Verzenddatum 28 mei 2014
(010) 800 40 01
Ons kenmerk U14.07894 Uw brief van
Onderwerp
Kadernota 2014
Geachte leden van de Raad, De afgelopen maanden heeft het college hard gewerkt om een Kadernota op te stellen die mogelijkheden bevat om te komen tot financieel herstel. Het resultaat van onze inspanningen treft u in bijgaande Kadernota 2014 aan. De Kadernota verschijnt op het moment van overgang naar een nieuw college en bevat bouwstenen en mogelijke scenario's voor herstel. Op verzoek van de nieuwe coalitie heeft het college de Kadernota 2014 zo feitelijk mogelijk opgesteld, zodat het nieuwe college kort na haar eigen aantreden een raadsvoorstel kan formuleren voor de raadsbehandeling van de Kadernota op 10 juli 2014_ Deze werkwijze doet recht aan de inspanningen die het huidige college nog heeft verricht en heeft oog voor de bestuursverantwoordelijkheid die het nieuwe college heeft bij het behandelen van de Kadernota 2014 in de commissies en de Raad. Financiële opgave is verminderd Door een strakke sturing op uitgaven en inkomsten, de implementatie van de aanbevelingen uit de begrotingsscan in combinatie met externe ontwikkelingen en de resultaten van een aantal uitgevoerde onderzoeken is de financiële opgave voor de gemeente verminderd. In de Kadernota 2014 noemen wij een scala aan maatregelen waaruit de Raad kan kiezen om de financiële positie weer gezond te krijgen. Hierbij zijn de door de vorige Raad bij de behandeling van de begroting 2014 aangenomen motie en amendement met betrekking tot de aanbevelingen uit de begrotingsscan en het opstellen van een herstelplan als uitgangspunt genomen. Aanvullende maatregelen blijven nodig; keuzes zijn aan de nieuwe Raad Ondank de positieve ontwikkelingen is er zonder aanvullende maatregelen nog geen sprake van een sluitende meerjarenbegroting. De Kadernota 2014 bevat daarom een scala aan maatregelen (waaronder bezuinigingsmaatregelen en inkomstenverhogingen) waaruit de nieuwe Raad kan kiezen om tot financieel herstel te komen.
pagina 1/2
Ons kenmerk U14.07894
Aan de bezuinigingsmaatregelen en de indeling hiervan in categorieën liggen een aantalonderzoeken ten grondslag waarbij de netto-lasten en het beleid van de gemeente zijn vergeleken met vergelijkbare gemeenten. Op een aantal beleidsterreinen kan de gemeente nog verder bezuinigen zodat de lasten of het beleid meer in overeenstemming is met dat van de vergelijkbare gemeenten. Bezuinigingen bovenop dit niveau hebben grote maatschappelijk gevolgen. Het college merkt op dat de nieuwe Raad niet hoeft te beslissen op een categorie bezuinigingsmaatregelen als geheel. Uit alle bouwstenen kan afzonderlijk van elkaar geput worden. Uitwisseling tussen deze categorieën is mogelijk. Rapporten Aan de Kadernota 2014 liggen een aantal (externe) onderzoeken ten grondslag. De conclusies en bevindingen uit de onderzoeken zijn bekend en meegenomen in de Kadernota 2014. Een aantal van deze onderzoeken bevindt qua rapportage nog in de afrondende fase. Zodra de rapportages definitief zijn, maar uiterlijk 15 juni a.s., zullen deze op het RISworden geplaatst. De begroting 2015 wordt op 6 november a.s. door de Raad vastgesteld. Om dit mogelijk te maken moet de ambtelijke organisatie de begroting eind augustus opleveren. Wanneer de raad bij de bespreking van de kadernota op 10 juli niet expliciete keuzes maakt ten aanzien van de financiële toekomst, heeft dat als consequentie dat medio november een niet sluitende begroting (of een begroting met stelposten) bij de provincie moet worden aangeleverd en de gemeente ook in 2015 onder preventief toezicht staat. Geadviseerd wordt daarom om op 10 juli zoveel mogelijk duidelijkheid te geven over de te volgen financiële koers. We wensen de nieuwe raad en het nieuwe college veel sterkte en wijsheid toe bij het voorbereiden van de keuzes ten behoeve van de begroting 2015. Met een vriendelijke groet, burgemeester en wethouders van Lansingerland
drs. ing. Ad Eijkenaar Secretaris
Coos Rijsdijk Burgemeester
,
Bijlage(n): Kadernota 2014 (T14.07555) en persbericht Kadernota 2014
pagina 2/2
Kadernota 2014
Auteurs: Fred Huijtink en Martijn de Quartel Afdeling: Concernstaf en Financiën Versienummer: Definitief Datum: 28 mei 2014 Corsanummer: T14.07555
T14.07555
Inhoudsopgave 1 Samenvatting en conclusie ..........................................................................................3 2 Bestuurlijke context Kadernota 2014 ..............................................................................4 2.1 Financieel toezicht Provincie ..................................................................................4 2.2 Verkiezingen en overgang oude naar nieuwe college ......................................................4 3 Financiële opgave Lansingerland ...................................................................................4 3.1 Waaruit bestaat de financiële opgave ........................................................................4 3.1.1 Saldo van de begroting ...................................................................................4 3.1.2 Weerstandsvermogen .....................................................................................5 3.1.3 Schuldpositie...............................................................................................5 3.2 Omvang financiële opgave Kadernota 2014..................................................................5 3.2.1 Saldo van de begroting 2015-2018......................................................................6 3.2.2 Saldo van de begroting na 2018....................................................................... 11 3.2.3 Opbouw weerstandsvermogen ........................................................................ 11 3.2.4 Ontwikkeling schulden ................................................................................. 12 3.3 Risico’s in de begroting ....................................................................................... 13 4 Mogelijke maatregelen voor herstel ............................................................................. 15 4.1 Inleiding ......................................................................................................... 15 4.2 Resultaten begrotingsscan en vervolgonderzoeken....................................................... 15 4.2.1 Algemeen bestuur, organisatie en dienstverlening ................................................ 16 4.2.2 Werk en Inkomen, Maatschappelijke zorg en Kunst & Ontspanning............................. 18 4.2.3 Onderwijs................................................................................................. 19 4.2.4 Beheer en onderhoud – kwaliteitsniveau C.......................................................... 19 4.2.5 Grondexploitaties ....................................................................................... 20 4.3 Mogelijke bezuinigingsmaatregelen ......................................................................... 20 4.3.1 Categorie 1: Maatregelen snel te realiseren en zonder vergaande consequenties ........... 21 4.3.2 Categorie 2: maatregelen die te nemen zijn om de netto-lasten van de gemeente in overeenstemming te brengen met de referentiegemeenten ................................................ 21 4.3.3 Categorie 3: aanvullende maatregelen die nog kunnen worden genomen; verdergaand dan referentiegemeenten maar nog geen wettelijk minimum.................................................... 22 4.4 Financieringswijze ............................................................................................. 23 4.5 Lokale lasten – potentiële opbrengsten en effect op lastenniveau .................................... 25 5 Verschillende scenario’s voor herstel............................................................................ 26 5.1.1 Scenario 1: financiële omvang bezuinigingen gebaseerd op categorie 1 en 2 en OZB naar 130% landelijk gemiddelde ........................................................................................ 26 5.1.2 Scenario 2: OZB naar niveau coalitieakkoord (= 112,5 % landelijk gemiddelde voor 2015 en daarna 120% van het landelijk gemiddelde) .................................................................... 27 5.1.3 Scenario 3: OZB inflatievolgend financiële omvang bezuinigingen categorie 1 en 2 ......... 27 5.1.4 Scenario 4: OZB verhogen tot het niveau van het voordeel afvalstoffenheffing .............. 28 5.1.5 Koopkrachtplaatjes bij de scenario’s ................................................................ 28 Bijlage 1: Uitgangspunten Begroting 2015............................................................................ 29 Bijlage 2: Ontwikkeling begroting 2015-2025 ........................................................................ 32 Bijlage 3: Begroting 2015-2025 inclusief opbouw weerstandsvermogen en verloop algemene reserve .... 33 Bijlage 4: Lange termijn overzichten van de scenario’s uit hoofdstuk 5 ........................................ 34
KADERNOTA 2014
Pagina 2/35
T14.07555
1
Samenvatting en conclusie
Voor u ligt de Kadernota 2014. Deze Kadernota heeft een bijzonderder karakter dan voorgaande Kadernota’s omdat deze het voorlopige slotstuk vormt van het plan van aanpak herstelplan gemeente Lansingerland dat door het college in december 2013 is vastgesteld. Conform het plan van aanpak bevat de Kadernota 2014 de handvatten om te komen tot duurzaam financieel herstel, ook op de middellange termijn. Als onderdeel van het proces om te komen tot deze Kadernota is de afgelopen maanden hard gewerkt aan het uitwerken van de aanbevelingen van de begrotingsscan van de Provincie Zuid-Holland en het Ministerie van BZK en het verder inzichtelijk maken van de financiële opgave van Lansingerland. Niet alleen voor de reguliere termijn van de meerjarenbegroting, maar ook de periode daarna. Dit laatste heeft alles te maken met onze grondexploitaties die, zoals het zich er nu laat uitzien, tot circa 2025 een stempel drukken op onze gemeente. Dat geldt ook voor de daaraan gerelateerde omvang van onze leningenportefeuille. De uitwerking door ons college heeft plaatsgevonden op basis van het door de gemeenteraad op 7 november 2013 aangenomen amendement waarin ons college is opgedragen alle aanbevelingen uit de scan op te volgen. In de voorliggende Kadernota 2014 zijn de aanbevelingen in de begrotingsscan die gevolgen hebben voor de meerjarenbegroting verwerkt. In een aparte brief van het college aan de Provincie is aangegeven hoe de gemeente de overige aanbevelingen heeft afgehandeld (zie brief U14.06718 d.d. 23 mei 2014). Ten opzichte van fase 1 van het herstelplan laat de Kadernota 2014 door een combinatie van een aantal externe ontwikkelingen en de al genomen maatregelen door uw raad en ons college een serieuze verbetering zien van de saldi in meerjarenperspectief. Gezien de bovengenoemde risico’s kan de gemeente echter niet ‘stil’ gaan zitten en afwachten. Er zullen nog aanvullende maatregelen genomen moeten worden. Zeker als de problematiek integraal wordt aangepakt, zoals ook afgesproken in het plan van aanpak herstelplan. Indien deze aanpak wordt gehanteerd dan is het opportuun dat de komende jaren een sluitende begroting kan worden gepresenteerd, de schulden afnemen en het weerstandsvermogen verbeterd. Dat laatste blijft van belang omdat een belangrijke ‘peiler’ waar dat financiële herstel op ‘rust’ de lagere rentelasten zijn die we op basis van de huidige inzichten voorzien en de realisatie van de grondverkopen die we nu voorzien. Hierbij is een kanttekening op z’n plaats. Op het moment dat de rente gaat stijgen, zal de gemeente mogelijk aanvullende maatregelen moeten nemen om tot een sluitende begroting te blijven komen. Daarnaast kan een stijgende rente een verder drukkend effect hebben op de grondprijzen en daarmee tot aanvullende verliezen leiden. Het beschikbaar hebben van een weerstandsbuffer is dan zeer wenselijk. Een snelle verbetering van het weerstandsvermogen is cruciaal omdat in relatie tot de grondproblematiek de risico’s juist de komende jaren het grootst zullen zijn. Ook zien we dat na 2018 sprake is van een oplopend tekort, waardoor het oplossen van de financiële problematiek de komende vier jaar niet leidt tot het structureel oplossen van de financiële problematiek na deze periode. De Kadernota 2014 bevat voor de Raad van Lansingerland diverse keuzemogelijkheden om tot herstel te komen. Er zijn verschillende scenario’s mogelijk. Per scenario is aangegeven wat de voor- en nadelen zijn. Dit biedt de ruimte aan het nieuwe gemeentebestuur om een weloverwogen keuze te maken. Het is bij het keuzeproces belangrijk eerder genoemde risico’s niet uit het oog te verliezen en te kiezen voor een integrale aanpak indachtig de eerder door de raad geformuleerde uitgangspunten.
KADERNOTA 2014
Pagina 3/35
T14.07555
2
Bestuurlijke context Kadernota 2014
De bestuurlijke context van de Kadernota 2014 is anders dan de afgelopen jaren.
2.1
Financieel toezicht Provincie
Sinds 1 januari 2014 staat de gemeente onder preventief toezicht van de Provincie. Doel van het preventieve toezicht is de gemeente Lansingerland zou snel mogelijk weer in een positie te brengen waarbij de begroting structureel sluitend is en er geen negatieve algemene reserve meer is. In dat kader is bestuurlijk aan de Provincie toegezegd dat de Kadernota 2014 maatregelen zal bevatten die er voor zorgen dat de gemeente weer tot een sluitende begroting komt en een positieve algemene reserve. Daarnaast is het wenselijk dat de gemeente de komende jaren weerstandsvermogen opbouwt omdat de grondexploitaties nog een stevig risicoprofiel hebben. De Provincie heeft dit in haar toezicht brief naar aanleiding van de begroting 2014 nog eens benadrukt.
2.2
Verkiezingen en overgang oude naar nieuwe college
Medio maart 2014 hebben de gemeenteraadsverkiezingen plaatsgevonden. Begin juni 2014 treedt een nieuw college aan. De Kadernota 2014 is nog opgesteld door het huidige college van Leefbaar 3B, VVD, ChristenUnie en PvdA. In de Kadernota is daarom nog geen rekening gehouden met de ambities uit het coalitieakkoord voor de periode 2014-2018 en de eventuele beleidsintensiveringen die in dit akkoord zijn opgenomen. Dit vergt nog een aparte doorrekening. De ambtelijke organisatie heeft tijdens de periode waarin de Kadernota is opgesteld ook regelmatig overleg gehad met de onderhandelaars namens de nieuwe coalitie. Conform de wens van de nieuwe coalitie bevat de Kadernota 2014 meerdere scenario’s om te komen tot herstel.
3
Financiële opgave Lansingerland
In dit hoofdstuk geven wij aan waaruit de financiële opgave van de gemeente Lansingerland bestaat en wat de omvang van deze opgave is op basis van de huidige inzichten.
3.1
Waaruit bestaat de financiële opgave
Zoals opgenomen in het plan van aanpak continueert de gemeente de integrale aanpak voor het herstel: • • •
Saldo van de meerjarenbegroting: structureel evenwicht baten en lasten in de exploitatie Reduceren van de schulden en daarmee de rentelasten die op de begroting drukken Weerstandsvermogen voldoet aan de Kaders zoals door de Raad vastgelegd in de nota risicobeleid (een weerstandsratio tussen de 1,0 en 1,2);
Opgemerkt wordt dat in het kader van provinciaal financieel toezicht hiervan structureel evenwicht een toetsingscriterium is en de algemene reserve mag niet negatief zijn, of een negatieve algemene reserve wordt weer aangezuiverd binnen de vier jaren van de meerjarenbegroting. 3.1.1
Saldo van de begroting
Uitgangspunt is dat de gemeente een structureel sluitende begroting heeft. Dat wil zeggen dat structurele lasten gedekt worden door structurele baten. Er worden geen reserves ingezet om structurele lasten te dekken. Structurele lasten en baten zijn baten en lasten die zich minimaal drie jaar achtereen voordoen.
KADERNOTA 2014
Pagina 4/35
T14.07555
Gezien het feit dat het weerstandsvermogen nog niet aan de criteria voldoet zal de begroting jaarlijks een overschot moeten vertonen om het weerstandsvermogen aan te zuiveren. Voor het aanzuiveren van weerstandsvermogen kunnen ook incidentele baten worden gebruikt. In de begrotingsscan wordt aanbevolen om door het creëren van een structureel overschot het weerstandsvermogen aan te vullen zodat ook geld beschikbaar komt om schulden sneller af te lossen. De gemeente komt dan uit de negatieve spiraal waar zij nu in zit. 3.1.2
Weerstandsvermogen
Het weerstandsvermogen is een verhoudingsgetal tussen de beschikbare en de benodigde weerstandscapaciteit. De beschikbare weerstandscapaciteit bestaat uit een aantal onderdelen: o Algemene reserve en toekomstige saldi van de begroting 2014-2018, inclusief incidentele baten en lasten in de periode 2014 – 2018; o Onbenutte belastingcapaciteit tot de toegangsdrempel voor artikel 12; o Post onvoorzien. Een verhoging van de OZB leidt tot een daling van de onbenutte belastingcapaciteit en daarmee van de beschikbare weerstandscapaciteit. De benodigde weerstandscapaciteit wordt bepaald door een inschatting van risico’s die de gemeente loopt, de mogelijke financiële impact als het risico zich voordoet en kans dat het risico zich voordoet. Doordat gebruik wordt gemaakt van schattingen en kansen zal indien een risico zich daadwerkelijk in de volle omvang voordoet per definitie te weinig ‘gereserveerd’ zijn voor een specifiek benoemd risico. In de door de Raad vastgestelde nota risicobeleid is aangegeven dat de weerstandsratio (beschikbare weerstandscapaciteit uitgedrukt in benodigde capaciteit) op minimaal 1,0 moet liggen en gestreefd wordt naar een langjarig gemiddelde van 1,2. 3.1.3
Schuldpositie
De gemeente Lansingerland staat in de top 5 van gemeenten met de hoogste schulden per inwoner. Voor een belangrijk deel houden deze schulden een verband met de grondexploitaties. De mogelijkheid tot het aflossen van een belangrijk deel van de schulden wordt vooral bepaald door het verkopen van grond. Indien grond later wordt verkocht kunnen schulden later worden afgelost. Als de grondopbrengsten achterblijven bij de verwachting kan er minder worden afgelost en zullen er andere middelen gevonden moeten worden om de leningen af te lossen. Doordat de rentelasten op de schulden niet meer goed zijn te maken door de grondprijzen moeten de rentelasten op de grondexploitaties (deels) gedekt worden uit de reguliere exploitatie. Hoe sneller de schuldpositie wordt afgebouwd hoe minder groot de rentelast op de exploitatie wordt.
3.2
Omvang financiële opgave Kadernota 2014
In deze paragraaf lichten wij de omvang van de financiële opgave op basis van de huidige inzichten toe. Financiële uitgangspunten voor deze Kadernota zijn de jaarrekening 2013, de actualisatie van de grondexploitaties uit het najaar van 2013 inclusief de onderliggende prognose van grondverkopen en uitgifte van bedrijventerreinen. Wij merken daarbij op dat in de Kadernota 2014 voor wat betreft de aanstaande decentralisatie van de AWBZ, Jeugdzorg en Participatiewet uitgegaan wordt van het kunnen uitvoeren van deze nieuwe taken binnen de middelen die van het Rijk komen. De eerste echte concrete inzichten in budgetten is mogelijk vanaf de mei-circulaire 2014. Bij de begroting 2015 zal expliciet aandacht worden besteed aan de financiële kaders omtrent de 3D’s.
KADERNOTA 2014
Pagina 5/35
T14.07555
De omvang van de financiële opgave is bepaald door de door de Raad in februari 2014 vastgestelde nota fase 1 herstelplan Lansingerland als vertrekpunt te nemen en voor wat betreft het verbeteren van het weerstandsvermogen uit te gaan van een termijn van 10 jaar1. Daarbij wordt opgemerkt dat eventuele incidentele overschotten in de jaarrekening worden gebruikt om deze termijn te versnellen en gedurende de P&C-cyclus op basis van de actualisatie van het risicoprofiel zal worden beoordeeld of en zo ja de omvang van het benodigde weerstandsvermogen moet worden bijgesteld. Er is veel energie gestoken in het verder actualiseren van de begrotingcijfers en er zijn specifieke onderzoeken gedaan naar de ontwikkeling van de leningportefeuille en de rentelasten die daarmee samenhangen. Dit heeft gemaakt dat de hier gepresenteerde cijfers een zo goed mogelijk beeld geven van de huidige stand van zaken. Het totaalbeeld van de financiële opgave is als volgt: 2015
2016
2017
2018
Prognose saldo meerjarenbegroting voor opbouw weerstandsvermogen
-1,3
-1,2
-0,6
-1,4
Opbouw weerstandsvermogen o.b.v. naar ratio 1,0 in 10 jaar
-2,2
-2,2
-2,2
-2,2
Doelstelling o.b.v. uitgangspunten plan van aanpak herstelplan
-3,5
-3,4
-2,8
-3,6
Uitgangspunt voor repressief of preventief begrotingstoezicht is het al dan niet structureel sluitend zijn van de begroting. Het saldo van de begroting gecorrigeerd voor incidentele baten en lasten is als volgt: 2015
2016
2017
2018
Standen meerjarenbegroting voor opbouw weerstandsvermogen
-1,3
-1,2
-0,6
-1,4
Waarvan incidentele baten/lasten
0,5
0,2
Standen meerjarenbegroting - saldo structurele baten en lasten
-0,8
-1,0
-0,6
-1,4
Hierna lichten wij toe welke ontwikkelingen na fase 1 van het herstelplan hebben plaatsgevonden en tot bovenstaande gewijzigde cijfers hebben geleid. In de bijlage is een overzicht opgenomen van de ontwikkelingen na 2018. 3.2.1
Saldo van de begroting 2015-2018
Het saldo van de begroting 2015 t/m 2018 is substantieel verbeterd ten opzichte van de stand na fase 1 van het herstelplan. In de hierna volgende tabel is dat zichtbaar. De mutaties ten opzichte van de stand bij fase 1 van het herstelplan lichten wij in deze paragraaf toe. In de bijlagen is een overzicht opgenomen waarin een doorkijk wordt gegeven op de ontwikkeling van het begrotingssaldo op de langere termijn (tot 2025). Een deel van de mutaties hebben wij tussentijds al gerapporteerd met brief U14.06701 d.d. 2 mei 2014.
1
De periode voor het verbeteren van het weerstandsvermogen is niet door de Raad vastgelegd in beleid. In het door het college vastgestelde
plan van aanpak dat ter kennisname aan de Raad is gestuurd is aangegeven dat wordt gekozen voor een termijn van 5, 10 of 15 jaar. In de Kadernota 2014 wordt, in lijn met de brief die het college heeft gestuurd n.a.v. fase 2, gerekend met een termijn van 10 jaar. In de bijlage is weergegeven wat de omvang per jaar is bij een termijn van 5 of 15 jaar.
KADERNOTA 2014
Pagina 6/35
T14.07555
2015
2016
2017
2018
-5,9
-6,3
-6,7
-9,1
0,6
0,7
0,9
0,9
2. Algemene uitkering groei en groei-gerelateerde baten en lasten
-0,2
-0,3
-0,4
-0,5
3. Mogelijk nadeel BUIG-uitkeringen
-0,4
-0,4
-0,4
-0,4
4. Effect lagere voorziening grondexploitaties
0,5
0,5
0,5
0,6
5. Lagere groei WMO (het structurele deel van het incidentele voordeel 2013/2014)
0,9
0,7
0,5
0,3
6. Renteresultaat
2,1
2,6
3,5
3,7
7. Dividend Eneco
0,8
0,9
0,7
1,0
8. Beheer Groenzoom niet via reserve
0,2
-0,3
-0,3
-0,3
9. Staat C/MIP
0,4
0,9
1,5
2,7
10. Vier FTE wethouders i.p.v. drie FTE wethouders
-0,1
-0,1
-0,1
-0,1
11. Lagere bouwleges
-0,2
-0,2
-0,2
-0,2
12. Effecten wet Markt & overheid op huurinkomsten accommodaties
-0,1
-0,1
-0,1
-0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
-1,3
-1,2
-0,6
-1,4
Laatst formeel vastgesteld document begroting 2014 - 2017 (herstelplan) 1. Algemene uitkering hoger - herverdeling gemeentefonds en WMO
13. Overige ontwikkelingen Prognose nieuwe standen meerjarenbegroting voor aanzuivering weerstand
1. Algemene uitkering hoger – herverdeling gemeentefonds en WMO Het Rijk heeft recent de eerste fase van de herverdeling van het gemeentefonds afgerond. Deze herverdeling betekent voor de gemeente Lansingerland een structureel voordeel. Conform de informatie van het Rijk groeit dit voordeel stapsgewijs in een periode van drie jaar naar het definitieve bedrag van € 0,5 miljoen. De tweede fase van de verdeling wordt naar verwachting door het Rijk in 2015 afgerond en werkt door met ingang van 2016. In het regeerakkoord is een korting op de Huishoudelijke Hulp opgenomen. In de begroting 2014 is reeds rekening gehouden met deze korting. Uit recente informatie van het Rijk blijkt dat deze korting lager uitvalt dan tot nu toe gedacht en opgenomen in de begroting. Dit betekent een structureel voordeel van € 0,4 miljoen op de algemene uitkering. 2. Algemene uitkering groeicomponent en groei gerelateerde baten en lasten Door de groei van de gemeente neemt de uitkering uit het gemeentefonds toe. Tegelijkertijd nemen ook de groei-gerelateerde lasten (bijv. het te onderhouden areaal) toe. Per saldo leidt dit tot een nadeel van dat oploopt naar circa € 0,5 miljoen. 3. Mogelijk nadeel BUIG-uitkeringen De regelingen die vallen onder de ‘BUIG’ zijn open einde regelingen. Het budget dat we hiervoor krijgen wordt per jaar door het Rijk bekend gemaakt. In de Voorjaarsnota 2014 is al aangegeven dat het budget voor 2014 door het Rijk naar beneden is bijgesteld op basis van een landelijk lagere groei van uitkeringen. De uitkeringen in Lansingerland stijgen momenteel iets hoger dan het landelijke gemiddelde. Dit leidt tot een tekort op het budget en daarmee tot een nadeel op de begroting.
KADERNOTA 2014
Pagina 7/35
T14.07555
4. Effect lagere voorzieningen grondexploitaties In de begroting 2014 was nog rekening gehouden met een afwaardering van circa € 52 miljoen op de grondexploitaties in de jaarrekening 2013. Uiteindelijk is op de grondexploitaties in de jaarrekening 2013 € 42 miljoen afgewaardeerd en is een project afgesloten waarvoor een voorziening was gevormd. Hierdoor is de beginstand van de voorzieningen per 1 januari 2014 € 12 miljoen minder dan waarmee in de begroting rekening is gehouden. Aangezien de voorzieningen voor de tekorten op de grondexploitaties worden bepaald op contante waarde en de voorziening dus jaarlijks toeneemt met de rentelasten zijn deze rentelasten jaarlijks nu ook lager door de lagere voorziening in de jaarrekening 2013. Het structurele effect is circa € 0,5 miljoen. 5. Lagere groei WMO In de jaarrekening 2013 en de voorjaarsnota 2014 zijn voordelen gepresenteerd op de budgetten voor de WMO. Deze voordelen zijn ontstaan door het (eerder) implementeren en realiseren van de beheersingsmaatregelen WMO en daardoor stijgen de uitgaven minder hard dan tot op heden verwacht. Op basis van de huidige informatie verwachten wij dat dit lagere groeitempo zich ook de komende jaren zal voortzetten. Dit leidt tot een aflopend voordeel in de meerjarenbegroting omdat bij de Kadernota 2012 ooit is besloten de groei van de WMO af te toppen na 2014. Daarnaast merken wij op dat de aanstaande decentralisatie van de AWBZ mogelijk een verschuiving van AWBZ-zorg naar lichtere zorg tot gevolg kan hebben en de voordelen hierdoor lager zullen zijn. Mochten hier concrete indicaties voor zijn dan zullen wij dit aan de Raad melden en voorstellen doen om de eventuele hogere groei dan nu voorzien op te vangen. 6. Renteresultaat Ter voorbereiding op de Kadernota 2014 en als uitvloeisel van de aanbevelingen uit de begrotingsscan hebben wij een onderzoek laten doen naar de leningportefeuille en de rentelasten. Voor dit onderzoek is de liquiditeitsprognose van de gemeente geactualiseerd aan de hand van een nieuw kasstroommodel wat door een externe partij ter beschikking is gesteld. Deze exercitie levert het volgende op. De afgelopen jaren zijn diverse bezuinigingsmaatregelen genomen waardoor het toekomstig beslag op kapitaal en daarmee de leenbehoefte van de gemeente fors naar beneden kan worden bijgesteld. Dit is in de jaarrekening 2013 ook duidelijk zichtbaar. Eind 2013 had de gemeente circa € 60 miljoen lagere schulden dan bij de begroting 2014 gedacht. Circa € 20 miljoen hiervan is veroorzaakt door de grondexploitaties. Voor een aantal projecten zijn eerder dan verwacht gronden verkocht en wordt later geïnvesteerd. Dit betekent dat de komende jaren een tegengesteld effect ontstaat voor dit bedrag. Circa € 20 miljoen van de lagere schulden heeft betrekking op investeringen die o.a. als gevolg van de investeringsstop niet, niet helemaal of later worden uitgevoerd of voor een lager bedrag worden uitgevoerd. Als gevolg van de investeringsstop en het analyseren van de restantkredieten bij de jaarrekening 2013 zijn ook de toekomstige investeringen iets naar beneden bijgesteld. Op basis van de huidige inzichten is de lagere financieringsbehoefte structureel en loopt deze iets op. De overige € 20 miljoen lagere schuld is het gevolg van lagere uitgaven op reguliere exploitatiebudgetten in 2013, het realiseren van een aantal incidentele verkopen en het minder snel inzetten van reserves (bijvoorbeeld de reserve AMG-Schmidtpark). In de meerjarenbegroting 2014-2017 is voor de raming van de rentelasten op de schulden die na 2013 moeten worden geherfinancierd of nieuwe leningen na 2013 gerekend met een rentepercentage van 4,5%. De huidige rente voor leningen met een looptijd van circa 10 jaar ligt fors onder dit percentage. Het is ook mogelijk om op dit moment de rente over 4 jaar vast te zetten voor 10 jaar op een rente onder de 4,5%. Op basis van de huidige inzichten verwachten wij dat de gemeente de komende 4 jaar kan herfinancieren of nieuwe leningen afsluiten tegen een rente van 3,5%. Na 2018 verwachten wij een lichte
KADERNOTA 2014
Pagina 8/35
T14.07555
stijging tot 4,0% en vanaf 2024 naar 4,5%. Met deze rentepercentages is in de Kadernota 2013 al gerekend voor de grondexploitaties. De combinatie van de genoemde volumeverschillen (minder schulden) en prijsverschillen (lagere rente) leidt tot een oplopend voordeel in de begroting. Het eerder realiseren van grondopbrengsten en later realiseren van uitgaven levert wel een rentevoordeel op in de grondexploitaties op. Dit voordeel wordt meegenomen bij de actualisatie van de grondexploitaties in 2014. 7. Dividend Eneco In de nota fase 1 herstelplan werd verwacht dat het dividend Eneco de komende jaren met circa 1/3 zou teruglopen als gevolg van het zogenoemde ‘methodebesluit’ van de Autoriteit Consument & Markt. Inmiddels heeft het bestuur van Eneco via de aandeelhoudersbijeenkomsten laten weten dat de komende jaren de winst en het dividend wel onder druk staan, maar dat de teruggang minder is dan in fase 1 was voorzien. 8. Beheerlasten Groenzoom In de begroting 2014 worden de structurele beheerlasten van de Groenzoom gedekt door een jaarlijkse onttrekking uit de reserve Groenzoom. Deze reserve van € 4,3 miljoen is gevormd door de afkoopsom voor het beheer die de gemeente van de Provincie ontvangt. Via deze reserve zou het beheer voor de komende 10-15 jaar kunnen worden gedekt. Gegeven de aanbeveling uit de begrotingsscan om structurele lasten te dekken door structurele baten wordt voorgesteld de beheerlasten niet te dekken uit de reserve Groenzoom, maar deze structureel in de exploitatie te dekken. Dit leidt, als gevolg van het wegvallen van de reserve onttrekkingen, tot een nadeel ten opzichte van fase 1. Anderzijds wordt het weerstandsvermogen met € 4,3 miljoen versterkt. 9. Staat C/MIP Ten behoeve van de Kadernota 2014 zijn het MIP, de staat van restantkredieten en de staat van investeringen nog eens grondig doorgenomen en zijn de hieruit voortvloeiende kapitaallasten onderzocht. Op grond hiervan kan een deel van de kapitaallasten worden afgeraamd. Dit bedrag loopt op naar € 2,7 miljoen in 2018. Hierbij wordt opgemerkt dat de jaarschijf 2018 nog geen onderdeel uitmaakte van de meerjarenbegroting 2017 en voor de eerste maal op deze wijze in het opstellen van de cijfers is betrokken. 10. Vier FTE wethouders i.p.v. drie FTE wethouders In de begroting 2014 was als bezuinigingsmaatregel het teruggaan van 4 FTE naar 3 FTE wethouders opgenomen. Onderdeel van het nieuwe coalitieakkoord is een college met 4 FTE wethouders. Dit zorgt voor een nadeel van € 0,1 miljoen ten opzichte van de begroting 2014-2017. 11. Lagere bouwleges Ten behoeve van de Kadernota 2014 is de raming van de bouwleges geactualiseerd voor de jaren vanaf 2015. Structureel verwachten we, in lijn met de woningbouwplanning en de planning voor de uitgifte van bedrijventerreinen, lagere leges als gevolg van minder woningen en lagere uitgiften bedrijventerreinen. Op grond hiervan zijn de ramingen van structureel € 0,2 miljoen verlaagd. De leges vanaf 2015 liggen dan op het niveau van de gerealiseerde bouwleges 2013. 12. Effecten wet Markt en Overheid op verhuur van maatschappelijke accommodaties Per 1 juli 2014 is de Wet markt en Overheid van kracht. Deze wet verplicht het overheden om op het gebied van vastgoed op gelijke voet als marktpartijen te opereren. Dit moet leiden tot het vaststellen van marktconforme huurtarieven. Daarnaast maakt het vastgestelde nieuwe subsidiebeleid het noodzakelijk om huurtarieven te herzien. Dit omdat er niet langer gesubsidieerd wordt in de huur, terwijl de huidige huurtarieven in enkele gevallen veel hoger zijn dan marktconform. Bovendien zijn de huurtarieven historisch gegroeid. Zij zijn nog een uitvloeisel van de voormalige gemeenten, waardoor er KADERNOTA 2014
Pagina 9/35
T14.07555
soms een zeer verschillend huurbedrag gevraagd wordt voor het gebruik van een gelijke tijdseenheid van een vergelijkbare ruimte. Het voldoen aan de wet Markt en Overheid, het harmoniseren en uniformeren en op realistisch niveau brengen van de huurtarieven leidt gesaldeerd tot € 67.000 minder aan inkomsten. Het volgens de Wet Markt en Overheid vaststellen van realistische, marktconforme huren geldt ook voor het Museum in Bleiswijk. De geraamde inkomsten zijn onderdeel van het eerdergenoemde saldo. Deze publieke functie in het kader van educatie en behoud van cultureel erfgoed kan behouden blijven door de huur van ca. € 12.000 als een bijdrage ten laste van functie archeologie en oudheidkunde te vergoeden. 13. Overige ontwikkelingen Onder deze regel zijn een aantal algemene ontwikkelingen gesaldeerd opgenomen. 13.a OZB leegstand gebruikers niet-woningen In de voorjaarsnota 2014 is opgenomen dat de OZB-opbrengst voor het gebruikersdeel van de nietwoningen als gevolg van leegstand lager zal zijn dan geraamd. Wij verwachten dat de opbrengsten OZB hierdoor de komende jaren circa € 150.000 lager zal liggen dan opgenomen in de begroting 2014-2017. 13.b Degeneratievergoeding Bij het vaststellen van de nota herstelplan fase 1 is besloten de reserve beheerplannen op te heffen. In het saldo van de reserve beheerplannen was nog een deel van de degeneratievergoedingen die in vorige jaren waren ontvangen opgenomen. De hoogte van de jaarlijkse degeneratievergoedingen kunnen fors schommelen. In de begroting is structureel een inkomst van € 160.000 per jaar geraamd. De uitgaven zijn niet in de begroting opgenomen. Tot op heden werd een eventueel voor- of nadeel op de degeneratie gestort c.q. onttrokken aan de reserve beheerplannen. Nu de reserve is opgeheven komen eventuele voor- of nadelen (minder inkomsten of uitgaven die de ontvangen inkomsten overschrijden) direct ten laste van de algemene middelen. Om de begroting minder risicovol te maken is besloten de inkomsten degeneratie niet meer in de begroting op te nemen. Dit leidt tot een structureel nadeel van € 160.000. Eventuele werkelijke inkomsten zijn taakstellend voor wat betreft de uitgaven. Veelal komt het voor dat de inkomsten in een eerder jaar worden ontvangen dan de uitgaven. Om de lasten en baten met elkaar in verband te houden wordt voorgesteld een reserve degeneratievergoedingen in te stellen. Het saldo van de inkomsten minus de uitgaven voor degeneratie worden jaarlijks bij de jaarrekening verrekend met deze reserve. Periodiek wordt de hoogte van de reserve bekeken. Indien blijkt dat werkzaamheden niet meer worden uitgevoerd of voor minder geld worden uitgevoerd wordt de reserve voor dit deel afgeroomd ten gunste van de algemene middelen. 13.c Algemene uitkering prijspeil 2015 en prijsgevoelige baten en lasten De inkomsten en uitgaven in de begroting 2014-2017 zijn gebaseerd op het prijspeil 2014. In 2015 stijgt de algemene uitkering naar het prijspeil 2015. De prijsgevoelige lasten zijn in de actualisatie van het saldo niet geïndexeerd. Dit betekent feitelijk een ‘indirecte’ bezuiniging indien door inflatie deze lasten wel zullen stijgen. In de actualisatie van het saldo is wel rekening gehouden met een stijging van de loonkosten met 2% in 2015. Dat zou betekenen dat de 0-lijn die nu geldt sinds 2011 wordt doorbroken. Per saldo leiden deze mutaties tot een beperkt voordeel van € 0,2 miljoen structureel. 13.d Voorjaarsnota 2014 in samenloop met herstelplan fase 1 In de voorjaarsnota 2014 en door middel van een aantal begrotingswijzigingen in het eerste kwartaal van 2014 zijn een aantal structurele budgetten al gedekt die ten tijde van fase 1 nog van dekking moesten worden voorzien. Dit betreft onder andere de loonkosten van de griffie en de Koepel. Per saldo een voordeel van € 0,1 miljoen ten opzichte van fase 1 van het herstelplan.
KADERNOTA 2014
Pagina 10/35
T14.07555
3.2.2
Saldo van de begroting na 2018
Het saldo van de begroting op de langere termijn (tot 2025) ontwikkeld zich als volgt. 2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
Prognose saldo meerjarenbegroting voor opbouw weerstandsvermogen
-2,6
-3,0
-3,1
-3,8
-5,7
-5,9
-6,6
Opbouw weerstandsvermogen o.b.v. naar ratio 1,0 in 10 jaar
-2,2
-2,2
-2,2
-2,2
-2,2
Doelstelling o.b.v. uitgangspunten plan van aanpak herstelplan
-4,8
-5,2
-5,3
-6,0
-7,9
-5,9
-6,6
Hieruit blijkt, zoals verwacht bij fase 1 van het herstelplan dat het begrotingssaldo op de langere termijn aanzienlijk verslechterd. Hiervoor is een aantal belangrijke oorzaken te noemen: •
De kapitaallasten na 2018 stijgen als gevolg van noodzakelijke investeringen in de openbare ruimte. De infrastructuur in de eerste Vinex-wijken is dan aan vervanging toe. Doordat de eerste aanleg van de infrastructuur, zoals gebruikelijk, via de grondexploitaties is gefinancierd is de vrijval aan kapitaallasten onvoldoende om nieuwe investeringen volledig te kunnen dekken.
•
De algemene uitkering daalt na 2018 jaarlijks met € 250.000 als gevolg van de effecten van het regeerakkoord.
•
Na 2018 wordt, op basis van de huidige wet- en regelgeving, als gevolg van de vergrijzing een toenemend aantal cliënten bij de WMO verwacht. De potentiële doelgroep (inwoners 65+) stijgt jaarlijks met circa 6%. Ook na 2018.
•
Het renteresultaat neemt ten opzichte van de begroting 2014 na 2018 niet verder toe. Dit komt omdat de rente na 2018 oploopt van 3,5% naar 4,5%. In de begroting 2014 en fase 1 herstelplan was gerekend met 4,5%.
Op basis van de huidige inzichten stijgt door de genoemde ontwikkelingen het verwachte tekort in 2025 naar circa € 6 miljoen negatief. Hierbij is nog geen rekening gehouden met uitgaven voor nieuw beleid. Op de middellange termijn is dus een substantieel groter maatregelenpakket nodig dan voor de termijn van de meerjarenbegroting (komende vier jaar). 3.2.3
Opbouw weerstandsvermogen
Het weerstandsvermogen van de gemeente, uitgedrukt als ratio, was eind 2013 als gevolg van de negatieve algemene reserve ruim onvoldoende. De komende jaren ontwikkelt de algemene reserve zich als volgt: •
In de Raad van februari 2014 is besloten om, in lijn met de aanbeveling uit de begrotingsscan, een aantal bestemmingsreserves op te heffen en deze toe te voegen aan de algemene reserve. Deze stijgt hierdoor met € 35,8 miljoen.
•
In de begroting 2014 was reeds een storting aan de algemene reserve opgenomen van € 0,6 miljoen.
•
Het saldo van de voorjaarsnota bovenop de reeds in de begroting 2014 opgenomen storting van € 0,6 miljoen bedraagt € 3,5 miljoen.
•
In de voorjaarsnota is aangegeven dat het renteresultaat als gevolg van Wilderszijde jaarlijks aan de algemene reserve wordt toegevoegd. Dit betreft een jaarlijkse toevoeging van circa € 1,0 miljoen.
KADERNOTA 2014
Pagina 11/35
T14.07555
•
Daarnaast wordt het saldo van de reserve Groenzoom ad € 4,3 miljoen aan de algemene reserve toegevoegd.
Rekening houdend met de hiervoor genoemde mutaties ontwikkelt de algemene reserve zich de komende jaren als volgt (het nadelige saldo op de exploitatie is hierin nog niet meegenomen): Ontwikkeling algemene reserve
2014
2015
2016
2017
2018
Saldo per 1 januari
-21,9
23,2
24,2
26,3
27,3
Fase 1 herstelplan - toevoegen bestemmingsreserves In begroting 2014 opgenomen storting in algemene reserve Saldo voorjaarsnota 2014 Toevoeging rente Wilderszijde Toevoeging reserve Groenzoom
35,8 0,6 3,5 0,9 4,3
Saldo per 31 december
1,1 1,0
1,0
1,0
1,0
23,2
24,2
26,3
27,3
28,3
Benodigd weerstandsvermogen Kadernota 2014
55,0
55,0
55,0
55,0
55,0
Tekort totaal
31,8
30,8
28,7
27,7
26,7
Op basis van de risico’s die de gemeente, vooral in de grondexploitaties, nog loopt zou de gemeente eigenlijk op dit moment € 55 miljoen aan algemene reserve moeten hebben (zie paragraaf weerstandsvermogen jaarrekening 2013). Dit betekent dat er eind 2014 een tekort aan weerstandsvermogen wordt verwacht van circa € 32 miljoen. Door de jaarlijkse toevoeging van de rente Wilderszijde loopt dit tekort al jaarlijks met € 1,0 miljoen terug. Ten opzichte van fase 1 en 2 van het herstelplan is de benodigde opbouw dus lager en komt uit op € 2,2 miljoen bij een termijn van 10 jaren. In de bijlagen is een overzicht opgenomen met daarin het verloop van de algemene reserve bij het volledig opbouwen van het weerstandsvermogen naar een ratio van 1,0 uitgaande van het huidige risicoprofiel. 3.2.4
Ontwikkeling schulden
Op basis van de herziening grondexploitaties najaar 2013, het MIP 2014 inclusief investeringsstop en de balans van de jaarrekening 2013 hebben wij de liquiditeitsprognose op de lange termijn geactualiseerd en hier ook een andere, meer nauwkeuriger methodiek op toegepast. De komende jaren verwachten we minder te hoeven lenen. Dit komt omdat de grondexploitaties na jaren van investeren de komende jaren vooral voor opbrengsten (moeten) gaan zorgen. De komende jaren ontwikkelen de schulden zich, op basis van de huidige begroting en rekening houdend met investeringen van € 14,0 miljoen per jaar na 20192, maar zonder aanvullende maatregelen als volgt:
2
Deze € 14 miljoen is opgebouwd uit € 8 miljoen investeringen openbare ruimte, € 3 miljoen GRP en € 3 miljoen overige investeringen.
KADERNOTA 2014
Pagina 12/35
T14.07555
Ontwikkeling schulden in € miljoen 450 400 Omvang schuld
350 300 250
Ontwikkeling schulden Kadernota 2014
200
Ontwikkeling schulden begroting 2014
150 100 50 2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
Ultimo jaar
Uit de grafiek blijkt dat onze schulden op de lange termijn dus fors afnemen en daarmee ook de (tijdelijke) financieringslasten op de grondexploitaties. Voorwaarde is natuurlijk dan wel dat grond ook daadwerkelijk verkocht wordt. In bovenstaande grafiek zitten grondverkopen tot een niveau van € 300 miljoen opgenomen t/m 2025. Komende deze opbrengsten niet, lager of later binnen, dan nemen de schulden en de rentelasten minder snel af. Het op gang houden van de bouwproductie en hiermee het realiseren van grondverkopen om de geïnvesteerde bedragen in de grondexploitaties af te lossen is daarmee belangrijker dan ooit. Indien verkopen niet gerealiseerd worden lopen we daarbij ook nog eens extra renterisico omdat schulden dan geherfinancierd moeten worden. Op dit moment is de rente laag, maar als de rente gaat stijgen gaat dit ons extra veel geld kosten.
3.3
Risico’s in de begroting
Het beeld van de Kadernota 2014 is fors minder negatief dan de laatst gepresenteerde stand na fase 2 van het herstelplan. Dat wil echter niet zeggen dat we op onze ‘lauweren’ kunnen rusten en bijvoorbeeld over kunnen gaan tot nieuw beleid of het ‘terugdraaien’ van reeds doorgevoerde bezuinigingen. In de jaren na 2018 blijft het tekort toenemen en loopt op naar circa € 6 miljoen. Daar zal op termijn ook structureel dekking voor moeten worden gevonden. Op de korte termijn loopt de gemeente nog risico’s ten aanzien van de grondexploitaties. Zo staat de uitgifte van de bedrijventerreinen onder druk als gevolg van Provinciale besluitvorming rondom de ‘Glasparel+’ in Waddinxveen. Niet uit te sluiten valt dat bij de jaarrekening 2014 een bedrag zal moeten worden afgewaardeerd als gevolg van verder toenemende verliezen op de bedrijventerreinen Oudeland en Bleizo. Daarnaast is het belangrijk dat de gemeente het begrote tempo van gronduitgifte en de hoogte van de grondprijzen realiseert de komende jaren. Tot en met 2025 moet nog voor circa € 350 miljoen aan gronden worden verkocht. Lukt dit niet, of niet snel genoeg, dan ontstaan nieuwe (rente)verliezen en zullen de schulden minder snel teruglopen. Het is dus zaak om de komende jaren vol in te zetten op de verkoop en afzet van gronden. In deze Kadernota wordt voorgesteld de rente de komende vier jaar terug te brengen naar 3,5%. Op basis van de huidige inzichten is dit een reëel uitgangspunt. Aan de andere kant moeten we er ons van bewust zijn dat de rente kan gaan stijgen de komende jaren. Gebeurt dat dan zal de gemeente aanvullende maatregelen moeten treffen om de begroting weer sluitend te krijgen.
KADERNOTA 2014
Pagina 13/35
T14.07555
Voor de langere termijn zien wij risico’s in de hoogte van de bouwleges. Na 2023 verwachten we een afname in bouwvolume omdat projecten aflopen. Een deel van de lagere opbrengsten kan worden opgevangen door terugbrengen van uitgaven, maar een deel van de uitgaven is minder flexibel. Dit geldt ook voor een deel van de uitgaven (overhead) die wij doorbelasten naar de grondexploitatieprojecten en investeringsprojecten. Lopen de projecten af, dan zal, zonder actie te ondernemen een steeds groter deel van deze uitgaven op de exploitatie gaan drukken. Rond de budgetten voor het beheer van de openbare ruimte zijn enkele risico’s te benoemen. De eerste is dat alle budgetten zijn verlaagd tot het niveau van de huidige onderhoudscontracten. Deze contracten zijn als gevolg van de economische crisis historisch laag aanbesteed. In de toekomst kunnen de aanbestedingen dus hogere kosten met zich mee brengen waarin in de begroting niet is voorzien. Het tweede risico is dat op grond van de afweging nut, noodzaak en onuitstelbaarheid een deel van het onderhoud wordt uitgesteld en naar de toekomst wordt doorgeschoven. Hierbij worden de technische normen voor vervangen overschreden en zolang de veiligheid kan worden gewaarborgd en geen kapitaalvernietiging optreedt wordt dit acceptabel geacht. Het risico hiervan is dat op enig moment er een onvoorzien incident kan optreden. Middels aanvullende monitoring wordt dit risico zoveel als mogelijk beheerst. Het oplossen van een incident kost in het algemeen meer dan regulier onderhoud. Het derde risico is toename van beheerkosten op langere termijn als gevolg van nog steeds toenemend areaal. Enerzijds blijven de kapitaalslasten als gevolg van vervangingsinvesteringen onvermijdelijk stijgen. Anderzijds stijgen de totale beheerskosten bij actualisatie van de beheerplannen. In de begroting 2014 zijn nog enkele te realiseren bezuinigingstaakstellingen voor de komende jaren opgenomen. Een aantal van deze taakstellingen lijkt op basis van de huidige inzichten niet volledig haalbaar. Mocht de komende periode blijken dat dit ook daadwerkelijk het geval is dan neemt het te dekken tekort als gevolg hiervan toe. Ten slotte merken wij op dat in de Kadernota de vooronderstelling is gehanteerd dat de drie decentralisaties de komende jaren door de gemeente zijn te realiseren binnen de budgetten die wij van het Rijk ontvangen. De 3D’s zijn open-einde regelingen. Gezien de grote onzekerheden die er nu nog zijn omtrent de hoogte van de budgetten, maar vooral het nog niet adequaat in beeld kunnen brengen van verwachte uitgaven (dit is een landelijk probleem), is het aan te bevelen in de begroting voor de komende jaren alvast flexibiliteit in te bouwen om eventuele tegenvallers in de 3D’s op te vangen. Onderdeel van het weerstandsvermogen is de post ‘onvoorzien’ in de begroting. Deze post is beschikbaar om tegenvallers in de exploitatie op te vangen. Deze post is nu € 50.000. In het verleden hanteerde gemeenten (en de toezichthouders) een standaard norm voor de post onvoorzien. Deze bedroeg destijds circa € 4,50 per inwoner. Uitgaande van circa 55.000 inwoners zou dit voor Lansingerland een post onvoorzien betekenen van circa € 250.000. Rekening houdend met de risico’s die nog in de begroting zitten geeft het college de Raad ter overweging om de post ‘onvoorzien’ in de begroting te verhogen en deze te betrekken bij het te dekken ‘structurele’ tekort. Het op te bouwen weerstandsvermogen via de algemene reserve is dan specifiek bedoeld voor het opvangen van ‘incidentele’ tegenvallers zoals mogelijke aanvullende verliezen op de grondexploitaties en de post ‘onvoorzien’ is beschikbaar om eventuele tegenvallers in de exploitatie op te vangen. In de in deze Kadernota gepresenteerde scenario’s is dit bedrag niet opgenomen. Indien de Raad besluit om de post onvoorzien te verhogen in de begroting, dan neemt de taakstelling om te komen tot een structureel sluitende begroting met € 0,3 miljoen per jaar toe.
KADERNOTA 2014
Pagina 14/35
T14.07555
4
Mogelijke maatregelen voor herstel
4.1
Inleiding
In dit hoofdstuk lichten wij toe welke maatregelen mogelijk zijn om te komen tot duurzaam herstel. Uit deze maatregelen zijn verschillende scenario’s samen te stellen. De bouwstenen van de scenario’s zijn het verlagen van de lasten (bezuinigen) en het verhogen van de inkomsten (via belastingen). Door deze instrumenten in verschillende verhoudingen en in verschillend tempo in te zetten, heeft ieder scenario daarom een andere financiële uitkomst. In hoofdstuk vijf van deze Kadernota geven wij hiervan een aantal voorbeelden met een toelichting op de effecten.
4.2
Resultaten begrotingsscan en vervolgonderzoeken
In de presentatie die voor de Raad is gehouden naar aanleiding van fase 2 van het herstelplan is een toelichting gegeven op de vergelijking van de netto lasten uit de begroting 2014 van de gemeente vergeleken met de netto lasten 2013 uit de begrotingen van de referentiegemeenten. Het beeld van deze begrotingsvergelijking 2014 was als volgt3:
Begrotingsvergelijking 2014 - vergelijking met referentiegemeenten uit scan BZK 2013 100 80
Bedrag per inwoner
60 40 begr. 2014 jaarschijf 2014
20
begr. 2014 jaarschijf 2017
0 -20 -40
Hoofdfunctie 8, Ruimtelijke ordening en
Hoofdfunctie 7, Volksgezondheid en milieu
Hoofdfunctie 6, Sociale voorz. en maatsch.
Hoofdfunctie 5, Cultuur en recreatie
Hoofdfunctie 4, Onderwijs
Hoofdfunctie 3, Economische zaken
Hoofdfunctie 2, Verkeer, vervoer en waterstaat
Hoofdfunctie 1, Openbare orde en veiligheid
Hoofdfunctie 0, Algemeen Bestuur
-60
Het totaal aan ‘overbesteding’ op de hoofdfuncties 0, 2, 4 en 8 is circa € 12,5 miljoen. Hiervan is overigens een belangrijk deel niet beïnvloedbaar, bijvoorbeeld omdat het kapitaallasten betreft op reeds gedane investeringen en de rente als gevolg van de voorzieningen voor de negatieve grondexploitaties. Ter indicatie enkele voorbeelden (niet limitatief) van niet beïnvloedbare lasten: de rente contante waarde voorziening tekorten grondexploitaties is voor 2014 begroot op circa € 3,5 miljoen en de kapitaallasten op hoofdfunctie 4 ‘Onderwijs’ zijn voor 2014 begroot op € 5,0 miljoen. In de brief die het college aan de Raad heeft gezonden naar aanleiding van fase 2 van het herstelplan is gemeld dat er een aantal onderzoeken zouden plaatsvinden ten behoeve van de Kadernota 2014. De 3
Bedragen boven de 0-lijn betekent hogere netto-lasten dan de referentiegemeenten; bedragen onder de 0-lijn lagere netto-lasten.
KADERNOTA 2014
Pagina 15/35
T14.07555
doelstelling van deze onderzoeken was enerzijds het vinden van mogelijke verklaringen waarom de netto lasten van de gemeente afwijken van de referentiegemeenten en anderzijds het in beeld brengen van mogelijk aanvullende te nemen maatregelen om de lasten, waar mogelijk, terug te brengen tot het niveau van de referentiegemeenten. Dit laatste vanuit de gedachte dat voor een eventueel beroep op artikel 12 de netto-lasten in ieder geval niet boven het gemiddelde van vergelijkbare gemeenten mogen liggen. Voor wat betreft de uitgaven voor de openbare ruimte heeft het Ministerie in een informeel gesprek aangegeven dat in de nog te verschijnen update van de handreiking artikel 12 zal komen te staan dat het lastenniveau van een gemeente die artikel 12 hulp ontvangt op kwaliteitsniveau C zal moeten liggen. Uitgaven boven dit niveau zal een gemeente die artikel 12 hulp wil zelf dus moeten terugbrengen. Voor de openbare ruimte is daarom onderzoek verricht naar het niveau van uitgaven dat past bij de kenmerken van onze gemeente als we naar beeldkwaliteitsniveau C zouden gaan. In deze paragrafen lichten wij de belangrijkste conclusies uit deze vervolgonderzoeken toe. 4.2.1
Algemeen bestuur, organisatie en dienstverlening
In 2014 liggen de netto-lasten van de gemeente Lansingerland voor het cluster ‘Algemeen bestuur, organisatie en dienstverlening’ circa € 45 per inwoner hoger dan de referentiegemeenten, waarvan € 15 meer voor het onderdeel ‘Bestuursorganen’ en € 30 meer voor het onderdeel ‘Burgerzaken’. Het onderzoek geeft een aantal mogelijke verklaringen voor deze hogere netto-lasten. Hierbij wordt opgemerkt dat netto-lasten bestaan uit uitgaven die gedurende 2014 worden gedaan, maar ook uit lasten die veroorzaakt worden door reeds gedane uitgaven in het verleden (kapitaallasten van bijvoorbeeld het gemeentehuis) en lasten voor toekomstige uitgaven (bijvoorbeeld dotatie aan de voorziening wethouderspensioenen). •
De enige verklaring voor de afwijking op de functie ‘Bestuursorganen’ die uit het onderzoek komt is de hogere interne doorbelasting naar de functie ‘Bestuursorganen’. De overige lasten (bezoldiging college en lasten voormalig college) liggen niet hoger dan de referentiegemeenten. Een belangrijk deel van de doorbelasting naar de functie ‘Bestuursorganen’ vormen de huisvestingslasten.
•
Voor de functie ‘Burgerzaken’ wordt dit vooral veroorzaakt doordat de interne doorbelasting van het call-center en de publieksbalie volledig op deze functie wordt begroot. Kijkend naar de aard van de werkzaamheden van het call-center en de publieksbalie heeft een belangrijk deel betrekking op uitvoerende werkzaamheden in het kader van het ‘sociale domein’ zoals de eerstelijns klantcontacten met aanvragers van WMO-voorzieningen en uitkeringen. Deze lasten horen dus feitelijk thuis op hoofdfuncties 6 en 7. Dit gaat om een bedrag van circa € 0,5 miljoen. Rekening houdend met deze zuiverder doorbelasting neemt de ‘overbesteding’ op hoofdfunctie 0 af (circa € 10 per inwoner) en neemt ook de ‘onderbesteding’ op hoofdfuncties 6 en 7 af met hetzelfde bedrag.
•
De gemeente Lansingerland is een dienstverlenende gemeente. De openingstijden zijn ruimer dan andere gemeenten en er zijn, in tegenstelling tot meerdere referentiegemeenten ook meerdere vestigingen.
Samengevat zorgt de doorbelasting van ‘overhead’ naar de producten en functies voor hogere nettolasten dan gemiddeld op de producten en functies. De doorbelaste uitgaven voor overhead bestaan uit personele lasten, huisvestingslasten en materiële lasten (schoonmaak, materialen etc.). Voor wat betreft de personele lasten overhead blijkt uit de afgelopen jaren gehouden benchmark van Berenschot dat wij over het totaal genomen een relatief laag percentage overhead hebben. Ook de begrotingsscan bevestigt het beeld dat qua formatieomvang de gemeente Lansingerland niet ‘bovenmatig’ is. Op een aantal specifieke onderdelen zaten we in 2012/2013 nog boven de benchmark qua personele overhead. In de Kadernota 2013 zijn maatregelen genomen om ook op die onderdelen op de benchmark KADERNOTA 2014
Pagina 16/35
T14.07555
uit te komen. Deze maatregelen zijn verwerkt in de begroting 2014. In de Kadernota 2013 is ook aangegeven dat verdere maatregelen op dit vlak de leiden tot toename van risico’s voor de gemeente. Wel is het zo dat eventuele bezuinigingsmaatregelen formatieve gevolgen kunnen hebben voor uitvoerende functies. In dat geval zal ook de personele overhead naar beneden worden bijgesteld. De huisvestingslasten bestaan vooral uit kapitaallasten. Aangezien de gemeente in een nieuwer gebouw zit dan veel andere gemeenten zijn deze lasten op dit moment ook hoger en daarmee ook de aan de producten doorbelaste huisvestingslasten. Door middel van verdere verhuur van vrijstaande onderdelen van het gemeentehuis worden de netto-lasten van de huisvesting wel de komende jaren teruggebracht. Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat de referentiegemeenten zeer divers omgaan met de doorbelasting van ‘overhead’. Zo rekent de gemeente Pijnacker-Nootdorp in de programmabegroting geen overhead toe aan programma’s, maar is er in de begroting een programma ‘overhead’. Hierdoor zijn de lasten van Pijnacker-Nootdorp op de programma’s lager en is een goede vergelijking feitelijk niet mogelijk op programma en productniveau terwijl in de begrotingsscan de vergelijking wel op dit niveau plaatsvindt. Op een aantal afdelingen wordt gewerkt aan het efficiënter (‘lean’) maken van de processen. Uit het onderzoek volgt een meer algemene aanbeveling om naast deze initiatieven per afdeling ook een gemeentebreed programma voor ‘lean’ werken te doorlopen. Gericht op het efficiënter maken van werkprocessen, werkmethoden waarbij digitalisering, ‘self-service’ door inwoners en zaakgericht werken aanjagers zijn. Samenvattend zijn aanvullende bezuinigingen tot het niveau van de referentiegemeenten mogelijk: • Openingstijden gemeentehuis • Sluiten servicepunt Bleiswijk • Efficiëntere organisatie d.m.v. ‘lean’ werken, samenwerken en verdere digitalisering Naast de verklaringen waarom de gemeente hogere netto-lasten heeft op ‘Bestuur en organisatie’ worden een aantal andere mogelijke bezuinigingsmaatregelen genoemd die nog kunnen worden genomen, maar die verder gaan dan wat de referentiegemeenten doen en ook maatschappelijke en organisatorische consequenties hebben: • • • • • •
• •
Beoordeel of het totale pakket van bezoldiging, ambtstoelage en onkostendeclaraties van het college nog passend zijn De raadsvergoedingen liggen nu op het wettelijk maximum De gemeente kent duo-raadsleden. Niet elke gemeente heeft deze. Beoordeel of het budget voor fractievergoedingen nog passend is (wel/geen structurele overschotten) Kwaliteitsniveau van dienstverlening en inzet communicatie kan mogelijk worden teruggebracht. Breng integraal in beeld wat de uitgaven zijn voor ‘burgerparticipatie’ (inzet ambtelijke ondersteuning, communicatie en bestuur) zodat dit afgezet kan worden tegen de maatschappelijke opbrengsten. Beoordeel of op termijn de formatie voor de griffie kan worden teruggebracht (de formatie ligt met de huidige bezetting iets boven de formatie van de referentiegemeenten) Afhankelijk van politieke keuzes kunnen de uitgaven voor de Rekenkamer naar beneden; minder structureel onderzoek of een ‘slapende rekenkamer’.
De netto-lasten op hoofdfunctie 0 ‘Algemeen bestuur’ zijn ten opzichte van de referentiegemeenten voornamelijk hoger op de functies ‘Burgerzaken’ en ‘Bestuursorganen’.
KADERNOTA 2014
Pagina 17/35
T14.07555
4.2.2
Werk en Inkomen, Maatschappelijke zorg en Kunst & Ontspanning
In het onderzoek naar de Werk en inkomen, maatschappelijke zorg en kunst & ontspanning is gekeken of aan de hand van drie factoren de hoogte en verschillen van de netto-lasten van Lansingerland ten opzichte van de referentiegemeenten zijn te verklaren. Dit betreft 1. De omvang van de potentiële doelgroep voor voorzieningen, 2. Het geformuleerde gemeentelijke beleid en 3. De uitvoering van het beleid. Algemene conclusie is dat in 2014 en de jaren daarna de uitgaven binnen het sociale en maatschappelijke domein, ook als rekening wordt gehouden met de verschuiving aan doorbelasting genoemd in paragraaf 4.2.1., op totaalniveau onder het niveau van de referentiegemeenten ligt en dat dit beeld ook past bij de verwachting op basis van de omvang van de potentiële doelgroepen of dat de uitgaven hoger liggen dan de referentiegemeenten, maar dat dat op grond van de doelgroep (bijvoorbeeld het aantal jongeren) ook verklaarbaar is. Uitzondering hierop zijn de uitvoeringskosten binnen het domein ‘Werk en Inkomen’. Ook hier zijn de hogere doorbelasting van overhead naar de producten binnen het sociale domein de verklarende factor. Uit eerder uitgevoerd onderzoek blijkt dat het aantal FTE dat zich bezig houdt met de uitvoering van de uitvoering van het domein ‘Werk en Inkomen’ namelijk niet in negatieve zin afwijkt van het aantal FTE bij andere gemeenten. De netto-lasten in de begroting 2014 voor de WMO en het gemeentelijk minimabeleid zijn hoger dan bij de referentiegemeenten. Voor de voorziening voor WMO komt dit doordat in de begroting rekening wordt gehouden met een grotere groei aan uitgaven dan werkelijk gerealiseerd is en op basis van de huidige inzichten verwacht wordt. In paragraaf 3.2.1 is dit verder toegelicht en is de begroting op dit onderdeel bijgesteld. De lasten voor het minimabeleid zijn hoger als gevolg van een iets grotere potentiële doelgroep binnen de gemeente dan bij andere gemeente. Deze doelgroep is onder andere groter door het iets ruimer geformuleerde beleid van de gemeente Lansingerland ten opzichte van de referentiegemeenten. Samenvattend bevestigd het onderzoek het beeld uit de begrotingsscan 2013 dat het lastenniveau voor het sociale en maatschappelijke domein gemiddeld onder de referentie ligt. Als we rekening houden met de bijstelling van de groei van de doelgroep WMO en de verschuiving van de doorbelasting van de frontoffice zal dit beeld niet anders worden. Blijft over dat de gemeente op het gebied van inkomensondersteuning iets meer uitgeeft dan de referentiegemeenten en dat vanuit de vergelijking met referentiegemeenten aanvullende bezuinigingen tot het beleidsniveau van de referentiegemeenten mogelijk zijn op de inkomensondersteuning. Wel geldt dat de bezuinigingen van afgelopen jaren de wenselijkheid om de lasten inkomensondersteuning verder terug te brengen beperken. Daarnaast geldt voor het sociale en maatschappelijke domein dat er diverse niet-wettelijke subsidies worden verstrekt. Deze subsidies worden verstrekt om andere organisaties in staat te stellen maatschappelijke doelen te bereiken. Subsidies worden nog verstrekt in het kader van de Maatschappelijke Ondersteuning, sociale en culturele activiteiten (feestdagen, muzische vorming etc.) en bibliotheek. Wettelijk gezien hoeft de gemeente deze subsidies niet te verstrekken. Voor de bibliotheek geldt dat de gemeente op grond van de Wet op specifiek cultuurbeleid wel eerst in gesprek moet met de centrumgemeente alvorens de bibliotheekfunctie te kunnen schrappen in de gemeente. Het niet meer verstrekken van deze subsidies hebben echter een forse maatschappelijke impact en indien subsidies in het kader van de ‘lichte maatschappelijke ondersteuning/zorg’ worden geschrapt het risico op toename van duurdere zorg die ten laste van de gemeente komt.
KADERNOTA 2014
Pagina 18/35
T14.07555
In de gemeente zijn diverse accommodaties voor maatschappelijke en culturele activiteiten. Deze accommodaties brengen exploitatielasten met zich mee en kapitaallasten. Door de bezetting van een aantal specifieke accommodaties te verbeteren kunnen op termijn andere accommodaties worden afgestoten. Dit leidt tot extra incidentele inkomsten voor de gemeente en de structurele exploitatielasten vallen weg uit de begroting.
4.2.3
Onderwijs
Uit de tabel in paragraaf 4.2 blijkt dat het beleidsterrein onderwijs de grootste overbesteding ten opzichte van de andere referentiegemeenten heeft. Bij dit beeld past een nuancering. De vergelijking die in de begrotingsscan wordt gedaan ten opzichte van de referentiegemeenten is per inwoner. Daarbij is dus niet gekeken naar de omvang van het aantal scholen in een gemeente en de opbouw van de bevolking. Indien de lasten worden uitgedrukt in een bedrag per leerling ontstaat waarschijnlijk een minder afwijkend beeld voor de gemeente Lansingerland. Zo heeft de gemeente Pijnacker-Nootdorp bijvoorbeeld aanzienlijk minder leerlingen in het voortgezet onderwijs als Lansingerland. De uitgaven voor het onderwijs in de begroting 2014-2017 bestaan voor het grootste deel uit kapitaallasten van de huisvesting (schoolgebouwen en grond). Deze lasten zijn op korte termijn niet of nauwelijks terug te brengen. Waar dat wel kan gebeurt dat ook (bijvoorbeeld lokalen Noorderparklaan). Op de langere termijn ontstaan er wel mogelijke kansen om de kapitaallasten niet verder te laten groeien door scholen die groeien, waar dat wettelijk mogelijk is, door te verwijzen naar leegkomende lokalen in scholen die krimpen. Ook voor eventuele scholen die zich nieuw in Lansingerland willen vestigen kan dit beleid worden toegepast. Dit voorkomt nieuwe investeringen in gebouwen. E.e.a. vergt wel een lange adem, want op dit moment is er niet of nauwelijks sprake van leegstaande lokalen die voor doorverwijzing in aanmerking komen. Bij het onderzoek naar de uitgaven voor onderwijs is vastgesteld dat een deel van de kapitaallasten die op onderwijs werden begroot eigenlijk thuis horen bij sportaccommodaties en kinderopvang. Inmiddels is dit administratief in de begroting aangepast. Hierdoor zijn de lasten van het beleidsveld onderwijs met circa € 0,74 mio afgenomen. In de afgelopen jaren is al bezuinigd op leerlingenvervoer, het schoolmaatschappelijk werk en de lokaal educatieve agenda. De mogelijkheden om de lasten onderwijs verder terug te brengen zijn daarom beperkt. Daarnaast zijn de gerealiseerde aanbestedingsvoordelen van het leerlingenvervoer aangewend voor de dekking van de kapitaallasten van de nieuwe Westpolder-scholen voor primair onderwijs. Waar wel nog mogelijkheden liggen zijn de gesloten overeenkomsten voor de doordecentralisatie. Ongewijzigd uitvoeren van de overeenkomsten leidt ertoe dat de gemeente op termijn aan de scholen meer betaald dan wordt ontvangen via de algemene uitkering. Daar komt bij dat het Rijk een deel van de middelen die via de algemene uitkering wordt ontvangen rechtstreeks naar de scholen gaat bekostigen. De gesprekken met de schoolbesturen over het aanpassen van de contracten lopen. Vanuit zowel de scholen als de gemeente zijn de financiele bepalingen van groot belang. De gemeente onderhandelt met een bepaalde inzet. Gezien de lopende besprekingen kan op dit moment geen indicatie gegeven worden van deze inzet en eventuele besparing. 4.2.4
Beheer en onderhoud – kwaliteitsniveau C
In de afgelopen jaren is op het terrein van de openbare ruimte al diverse malen bezuinigd. In de Kadernota 2013 was nog een taakstelling opgenomen van € 600.000 die opliep naar € 1,2 miljoen
4
Zie voorjaarsnota 2014 blz. 42.
KADERNOTA 2014
Pagina 19/35
T14.07555
structureel. Deze taakstelling is inmiddels ingevuld. De Raad is hierover schriftelijk geïnformeerd. Door het invullen van deze taakstelling is het de verwachting dat het kwaliteitsniveau de komende jaren terug valt naar gemiddeld niveau C. Dit is het niveau wat als ‘bodem’ geldt voor artikel 12. Om vast te stellen of door alle bezuinigingen de budgetten voor beheer openbare ruimte inderdaad op het niveau C zitten heeft een extern bureau op basis van de areaalgegevens van de gemeente een toetsbegroting gemaakt op niveau C. Deze toetsbegroting is afgezet tegen de budgetten en investeringen voor beheer en onderhoud de komende jaren. Op basis van deze vergelijking kan worden geconcludeerd dat het niveau van de budgetten bij elkaar inderdaad rond niveau C ligt. Per product verschilt dit beeld wel. Bij wegen liggen de budgetten in de begroting sterk onder niveau C. Bij de overige budgetten er over het algemeen licht boven. Waarbij de budgetten voor water en baggeren ook boven het niveau van de referentiegemeenten liggen. Op grond van deze vergelijking is nog een beperkte bezuiniging te realiseren bij water. De beheerplannen worden in 2015, als onderdeel van de vier jarige cyclus, geactualiseerd. Dan maken we opnieuw en integraal weer de balans op. Uit het onderzoek komt ook naar voren dat Lansingerland in vergelijking met de landelijke norm per jaar circa 3.000 klachten en meldingen meer ontvangt en afhandelt. Dit betreft meldingen van wensen in plaats van storingen in de openbare ruimte, denk aan extra toezicht of het verplaatsen van een bankje. Dit past bij de dienstverlenende instelling van de gemeente. Voor de afhandeling van deze klachten en meldingen worden kosten gemaakt. Op hoofdlijnen is hiervoor ten opzichte van landelijk 1,85 FTE extra nodig. Door een deel van de meldingen niet meer in behandeling te nemen, en dus op dit punt niet meer open te staan voor kleine wensen en behoeftes van inwoners, kan formatie worden bespaard (en materiele uitgaven om de meldingen af te handelen). Tenslotte blijkt uit het onderzoek dat de uurtarieven van de eigen buitendienst (het loondeel) circa € 10 per uur boven het marktniveau liggen. Potentieel zou uitbesteden van werkzaamheden op termijn tot een besparing van dit deel kunnen leiden. Aan de andere kant zullen incidentele kosten moeten worden gemaakt en zal de overhead terug gebracht moeten worden (anders valt het voordeel van € 10 per uur aan lagere loonkosten al snel weg). Daarnaast is een aantal jaren terug juist vanuit dienstverlening en direct contact met de inwoners gekozen om een deel van de buitendienst in stand te laten. 4.2.5
Grondexploitaties
Voor wat betreft de grondexploitaties is door een civiel technisch bureau onderzoek verricht naar de hoogte van de ramingen voor civiele werken en de geraamde uitgaven voor VTA die nog in de grondexploitaties zijn opgenomen. Hoofdconclusie is dat er op onderdelen incidenteel op civiele werken mogelijk nog wel wat te bezuinigen is, maar dat het niet om substantiële bedragen gaat in verhouding tot de reeds gedane uitgaven in de grondexploitatie. Voor wat betreft de VTA is geconstateerd dat een aantal specifieke projecten gezien de beperkte resterende looptijd van de projecten nog een relatief hoog niveau aan VTA in de ramingen heeft. Naar deze ramingen zal bij de actualisatie van de grondexploitaties 2014 specifiek worden gekeken en, indien nodig, worden aangepast. Hierover wordt de Raad in het najaar 2014 bij de actualisatie van de grondexploitaties over geïnformeerd.
4.3
Mogelijke bezuinigingsmaatregelen
De in deze paragraaf genoemde mogelijke bezuinigingsmaatregelen zijn het gevolg van een ambtelijke inventarisatie en zijn aangevuld met de resultaten uit de uitgevoerde onderzoeken ten behoeve van de Kadernota 2014. Hierna lichten wij de potentiële bezuinigingsmogelijkheden toe en duiden daarbij de maatschappelijke en organisatorische consequenties. Hierbij hanteren wij de volgende onderverdeling in categorieën:
KADERNOTA 2014
Pagina 20/35
T14.07555
1. 2. 3.
Maatregelen die snel te realiseren zijn en zonder vergaande consequenties Maatregelen die te nemen zijn om de netto-lasten van de gemeente meer in overeenstemming te brengen met de referentiegemeenten; Aanvullende maatregelen die nog kunnen worden genomen; verdergaand dan referentiegemeenten maar nog geen wettelijk minimum.
Daarnaast zijn maatregelen mogelijk tot wettelijk minimum. Indien we daarvan uitgaan zijn nog enkele miljoenen aan structurele bezuinigingen mogelijk. Dit betekent dan wel een grote maatschappelijke impact. Zo kunnen we bijvoorbeeld niet wettelijke subsidies schrappen, stoppen met het onderhoud van groen waar dat voor de veiligheid niet nodig is, stoppen met actief communiceren naar inwoners etc. Mogelijke maatschappelijke consequenties zijn het sluiten van voorzieningen, het verplaatsen van lasten van lichte maatschappelijke ondersteuning naar zwaardere vormen van zorg, het duurder worden van voorzieningen voor inwoners en een teruggang in de leefbaarheid door verrommeling en toename van onveiligheid. Qua pakketkeuze aan maatregelen wordt in deze Kadernota aangesloten bij het principe dat de lasten worden terug gebracht naar de referentie waar dat mogelijk is (de lasten beïnvloedbaar zijn). Dit betekent dat de maatregelen uit categorie 1 en 2 qua financiële omvang volledig vertaald zijn om in scenario 1 van deze Kadernota de invloed van deze besparingen te laten zien als deze volledig worden ingevuld. Wel kunnen maatregelen uit categorie 1 en 2 desgewenst aangevuld/vervangen worden door andere maatregelen, bijvoorbeeld uit categorie 3. 4.3.1
Categorie 1: Maatregelen snel te realiseren en zonder vergaande consequenties
Het totaal van deze maatregelen is als volgt:
Maatregelenpakket categorie 1 Bezuinigingen maatschappij en sociale domein Bezuinigingen ruimte Bezuinigingen organisatie Bezuinigingen dienstverlening Totaal maatregelenpakket
2015 143 105 18 266
bedragen x € 1.000 2016 2017 2018 143 105 18 266
208 105 18 331
struc.
208 105 18 331
208 105 18 331
Maatregelen die hieronder zijn opgenomen betreffen onder andere het verlagen van budgetten voor personeel en organisatie (opleidingen, werving & selectie), het introduceren van ambtelijk horen in plaats van externe bezwaarschriftencommissie, het verlagen van de inhuur bij de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling en het verlagen van onderzoeksbudgetten binnen de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling. Ook het met ingang van 2017 niet meer maaien van bermen met schapen maar weer machinaal zorgt voor een verlaging van de lasten. 4.3.2
Categorie 2: maatregelen die te nemen zijn om de netto-lasten van de gemeente in overeenstemming te brengen met de referentiegemeenten
Het totaal van deze maatregelen is als volgt:
KADERNOTA 2014
Pagina 21/35
T14.07555
Maatregelenpakket categorie 2 Bezuinigingen maatschappij en sociale domein Bezuinigingen ruimte Bezuinigingen organisatie Bezuinigingen dienstverlening Totaal maatregelenpakket
2015 125 100 124 349
bedragen x € 1.000 2016 2017 2018 138 138 138 125 125 125 200 300 400 124 124 124 587 687 787
struc. 138 125 500 124 887
Maatregelenopties die hieronder o.a. opgenomen zijn: Maatschappelijke en sociale domein: • Inkomensondersteuning Ruimte: • Terugbrengen lastenniveau beheerplan ‘water en baggeren’ • Minder servicegerichte organisatie Dienstverlening: • Verder beperken openingstijden gemeentehuis • Sluiten servicepunt Bleiswijk Organisatie Maatregelen die hieronder opgenomen zijn het meer ‘lean’ gaan werken binnen de gehele organisatie inclusief samenwerking met andere gemeenten waardoor een lichte afname van het aantal ambtenaren per 1.000 inwoners kan worden gerealiseerd. Hierbij wordt wel opgemerkt dat in de randvoorwaardelijke sfeer wel geïnvesteerd moet worden in een verdergaande digitalisering en opleidingen van medewerkers. 4.3.3
Categorie 3: aanvullende maatregelen die nog kunnen worden genomen; verdergaand dan referentiegemeenten maar nog geen wettelijk minimum
Het totaal van deze maatregelen is als volgt:
Maatregelenpakket categorie 3 Bezuinigingen maatschappij en sociale domein Bezuinigingen ruimte Bezuinigingen organisatie Bezuinigingen dienstverlening Totaal maatregelenpakket
2015 155 120 pm 170 445
bedragen x € 1.000 2016 2017 2018 488 622 822 172 242 547 pm pm pm 170 170 170 830 1.034 1.539
struc. 822 547 pm 170 1.539
Maatregelenopties die hieronder o.a. opgenomen zijn: Maatschappelijke en sociale domein: • Op termijn sluiten van de bibliotheken Bleiswijk en Bergschenhoek • Stoppen subsidies voor maatschappelijke activiteiten (buurtinitiatieven, Sinterklaas, Oranjeverenigingen etc.) • Stoppen subsidies voor kunst & cultuur (Muzische vorming, muziekschool, etc.) • Geen BOA’s meer • Herreguleren van de APV in combinatie met verhogen leges APV (kostendekkend) Ruimte: • Geen ambtelijke ondersteuning en inzet meer op HSL, A13/A16 etc. • Mogelijk efficiencyvoordeel bij volledig uitbesteden van de buitendienst
KADERNOTA 2014
Pagina 22/35
T14.07555
• • • •
Geen inzet meer buitendienst bij (grote) evenementen en kerstboominzameling Deel speeltoestellen niet meer vervangen Stoppen extra vegen na markten Gemeentelijke inzet dierenweide en binnentuin Leeuwerik stoppen
Dienstverlening: • Verminderen ambtelijke inzet redactie website, social media en burgerparticipatie • Stoppen burgerpanel incl. ambtelijke inzet Organisatie In categorie 1 en categorie 2 zijn bezuinigingen op de organisatie opgenomen die verband houden met efficiënter organiseren, intensievere samenwerken met andere organisatie en gemeenten en een verdere digitalisering. In categorie 3 zijn verdere bezuinigingen op de organisatie(omvang) alleen mogelijk indien keuzes worden gemaakt omtrent het terugbrengen van beleid en/of taken. Het bezuinigingspotentieel is daarom PM en afhankelijk van de te maken keuzes rondom de andere maatregelenopties in deze categorie.
4.4
Financieringswijze
Bij de bepaling van het toekomstig begrotingssaldo 2015–2018 is in deze Kadernota rekening gehouden met twee meevallers: -
Eind 2013 had de gemeente circa € 60 miljoen lagere schulden dan bij de begroting 2014 gedacht. In de meerjarenbegroting 2014-2017 is voor de raming van de rentelasten op de schulden die na 2013 moeten worden geherfinancierd gerekend met een rentepercentage van 4,5%. Op basis van de huidige inzichten verwachten wij dat de gemeente de komende 4 jaar kan herfinancieren tegen een rente van 3,5%. Na 2018 verwachten wij een lichte stijging tot 4,0% en vanaf 2024 naar 4,5%. Met deze rentepercentages is in de begroting 2014 al gerekend voor de grondexploitaties.
Door deze nieuwe feiten, kunnen in de begroting 2015-2018 aanmerkelijk lagere rentelasten worden opgenomen dan waar in de begroting 2014 nog mee werd gerekend. Deze meevaller wordt gerealiseerd bij ongewijzigd beleid en is dus al verwerkt in deze kadernota. De afgelopen weken is onderzoek gedaan naar aanvullende mogelijkheden om tegen lagere rente te lenen dan we tot op heden doen. Aanleiding daarvoor zijn de huidige lage rentestanden. Onderstaand plaatje van de 1-weeks rente laat dat zien.
KADERNOTA 2014
Pagina 23/35
T14.07555
In overleg met verschillende partijen is gekeken naar de mogelijkheden om te profiteren van de lage rente zonder dat daarbij onnodig veel renterisico wordt gelopen. Immers, het is niet te verwachten dat de rente de komende jaren op het huidige lage peil blijft. De uitdaging is om kort te lenen zolang de rente laag is en deze leningen weer in lange leningen om te zetten op het moment dat de rente echt gaat stijgen. De leningsportefeuille van de gemeente kent een 21-tal leningen die verschillen in omvang, looptijd en rentepercentage. Jaarlijks worden er leningen afgelost en op basis van een recent geactualiseerd kasstroomoverzicht komt het merendeel hiervan voor herfinanciering in aanmerking. Voor deze herfinanciering kunnen verschillende strategieën worden gehanteerd. Daarnaast is er gesproken met onze financiers om na te gaan of we onze (hoog rentende) leningen vervroegd af kunnen aflossen om deze vervolgens tegen een lage rente te herfinancieren. Deze mogelijkheid wil de bank ons wel bieden, maar daarbij dienen we wel de agio te betalen. Met andere woorden, we dienen het verschil tussen de hoge rente en de lage rente bij herfinanciering in de vorm van een agio alsnog aan de bank te vergoeden. De praktijk leert dat afkopen van leningen hierdoor geen voordeel oplevert. Scenario 1: € 100 miljoen kort lenen In de afgelopen jaren is duidelijk geworden dat de inkomsten vanuit het grondbedrijf nogal wisselvallig verlopen. Omdat deze inkomsten een groot effect hebben op onze liquiditeitenbehoefte zou deze wisselvalligheid in de geldstroom zijn weerslag moeten krijgen in de leningenportefeuille. Als er meer grond verkocht wordt dan verwacht, dan zouden we met een groot kassaldo zitten en onnodig geld lenen. Om die reden zou het verstandig zijn om een deel met kort geld te lenen. Daarnaast kan kort geld tegen extreem lage rente worden aangetrokken. Onze financiers hebben aangegeven dat de beschikbaarheid van kort geld geen probleem zal zijn. Het lenen van kort geld (korter dan 1 jaar) is aan beperkingen onderhevig. In Wet Fido staat opgenomen dat de kasgeldlimiet niet overschreden mag worden. Met de toezichthouder (provincie) moet in het derde kwartaal bij voortdurende overschrijding van de kasgeldlimiet contact worden gezocht om ontheffing te vragen voor de overschrijding. Op overschrijding staat geen sanctie. De kasgeldlimiet voor Lansingerland bedraagt ongeveer € 11 mln. Met de provincie willen we in gesprek om te spreken over de mogelijkheid om de kasgeldlimiet langer dan 3 kwartalen te overschrijden. Vooroverleg heeft geleerd dat de Provincie (als gevolg van de uitzonderlijke positie van Lansingerland) niet direct negatief staat tegenover dit verzoek. Alternatief is het lenen voor een jaar en een dag: ook hier geldt een lager rentepercentage (1,5 %) maar deze leningen tellen niet meer mee voor de kasgeldlimiet. Tot eind 2016 lossen wij contractueel in totaal circa € 100 mln aan leningen af die op basis van de huidige inzichten grotendeels geherfinancierd moeten worden. Voorgesteld wordt om zolang de rente laag blijft, deze maximaal € 100 mln. kort te lenen. Tegelijkertijd moet een percentage worden afgesproken waarboven bij stijgende marktrente de korte leningen worden omgezet in lange leningen. Gedacht wordt dit te doen bij een percentage van maximaal 3,0 % (looptijd 10 jaar). Bij dit scenario is vooraf niet duidelijk hoe lang de periode zal zijn waarbij we kort lenen: dit hangt af van de bewegingen op de rentemarkt. Deze worden dagelijks gevolgd. In dit scenario betalen we een lagere rente dan op dit moment is begroot. In de begroting wordt gerekend met 3,5% en de huidige percentages voor kort geld bedragen 0,4 tot 0,5 %. Wanneer de volledige € 100 mln. aldus kort wordt gefinancierd, betekent dit op basis van de huidige rentestanden een jaarlijks rentevoordeel ten opzichte van de begroting van ongeveer € 1,5 miljoen voor 2015 oplopend naar circa € 3,0 miljoen voor 2016 en mogelijk voor de jaren erna, afhankelijk van de ontwikkeling van de rente. Vooraf is niet in te schatten hoelang de rente laag blijft en hoe steil de rentecurve zal zijn bij een stijgende marktrente. Om bovengenoemd rentevoordeel daarom structureel in te boeken is niet opportuun. Voorgesteld wordt om in overleg met de Provincie als financieel toezichthouder op basis van bovenstaand scenario zo lang mogelijk kort te lenen als overbruggingsfinanciering voor de grondexploitaties en de voordelen ten opzichte van de begroting bij de jaarrekening te gebruiken om het KADERNOTA 2014
Pagina 24/35
T14.07555
weerstandsvermogen te versterken (het weerstandsvermogen is immers ook bedoeld om de risico’s op de grondexploitaties af te dekken), danwel kapitaalslasten van huidige investeringen in de openbare ruimte af te kopen/boeken zodat de incidentele winst een structurele doorwerking kan krijgen in de vorm van lagere structurele kapitaallasten. In de planning & control-documenten zal de komende jaren inzicht worden gegeven in de ontwikkeling van het renteresultaat gedurende het jaar als gevolg van het kort financieren. Scenario 2: alles lang lenen Een alternatief scenario is om alles wat geherfinancierd moet worden lang te lenen. Voordeel is dat er weinig renterisico wordt gelopen en er dus gedurende langere tijd duidelijk is wat de rentelasten gaan bedragen. Omdat ook de langere rente momenteel onder de 3,5% ligt, is een deel van de hiermee te behalen rentewinst daarmee structureel in te boeken. Nadeel is dat slechts beperkt voordeel wordt gehaald uit de lage korte rente. In dit scenario zou, ten opzichte van de begroting, een voordeel van iets meer dan € 0,5 mln. voor 2015 oplopend naar circa € 1,1 mln. voor 2016 mogelijk zijn. Nadeel van dit scenario is dat de flexibiliteit sterk afneemt waardoor minder goed kan worden ingespeeld op marktontwikkelingen. Om die twee redenen (lager te realiseren voordeel en afnemende flexibiliteit) wordt dit scenario niet geadviseerd.
4.5
Lokale lasten – potentiële opbrengsten en effect op lastenniveau
Een belangrijk onderdeel van de mogelijke maatregelenopties zijn de lokale lasten. In de begrotingsscan wordt daar ook nadrukkelijk op gewezen. De hoogte van de OZB is gemeentelijk beleid en de OZB kent geen lokaal maximum. Landelijk zijn er wel afspraken tussen de VNG en het Rijk over de hoogte van de gemiddelde OZB (macronorm). Hierna een overzicht van de toename van de OZB-opbrengsten bij een aantal stijgingspercentages ten opzichte van de tarieven 2014. Uitgangspunt bij deze tabel is dat elke 10% OZB-stijging ten opzichte van de tarieven 2014 leidt tot een stijging van de opbrengst met € 1,0 miljoen.
OZB 2014 OZB + 10% OZB + 20% OZB + 30% OZB + 40%
extra opbrengst bedragen x € 1,0 miljoen 2015 2016 2017 2018 struc. 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 3,0 3,0 3,0 3,0 3,0 4,0 4,0 4,0 4,0 4,0
In 2015 gaat het nieuwe, nog aan te besteden, contract voor de afvalstoffeninzameling in. Verwacht wordt dat het nieuwe contract lagere lasten kent dan het oude contract. Deze besparing wordt geschat op € 1,7 miljoen. Uitgaande van maximaal 100% kostendekkende afvalstoffenheffing zullen de tarieven voor afvalstoffenheffing in 2015 gaan dalen. Dan ontstaat ook de mogelijkheid om de OZB te verhogen zonder dat de inwoners dit, per saldo, in hun portemonnee merken (per soort eigenaar/gebruiker van onroerend goed kan dit voordeel overigens wel verschillen).
KADERNOTA 2014
Pagina 25/35
T14.07555
5
Verschillende scenario’s voor herstel
Zoals in de inleiding gesteld heeft de nieuwe Raad keuzes. Er zijn diverse scenario’s samen te stellen om te komen tot financieel herstel. In dit hoofdstuk zijn enkele scenario’s opgenomen en voorzien van een aantal observaties en conclusies. Voor alle scenario’s geldt dat daar geen rekening is gehouden met eventuele incidentele voordelen als gevolg van het voor een groter deel kort geld lenen. Deze voordelen worden, zoals in paragraaf 4.5 aangegeven, gebruikt om de algemene reserve en daarmee het weerstandsvermogen sneller op te bouwen. Het zijn ook incidentele voordelen en tellen daarom niet mee voor het structureel sluitend zijn van de begroting. In paragraaf 5.1.5. zijn de koopkrachtplaatjes opgenomen die horen bij de verschillende scenario’s. 5.1.1
Scenario 1: financiële omvang bezuinigingen gebaseerd op categorie 1 en 2 en OZB naar 130% landelijk gemiddelde
Dit scenario voldoet aan nagenoeg alle eisen van het plan van aanpak. Voor de langere termijn zijn wel aanvullende maatregelen nodig omdat het tekort na 2018 gaat oplopen. Scenario OZB naar 130% en omvang bezuinigingen categorie 1 en 2
2015
2016
2017
2018
Prognose saldo meerjarenbegroting voor opbouw weerstandsvermogen
-1,3
-1,2
-0,6
-1,4
Verhogen OZB naar 130% landelijk gemiddelde in 2015 eenmalig nadeel afvalstoffenheffing
3,4 -0,8
3,4
3,4
3,4
Aanvullende bezuinigingen (financiele omvang gebaseerd op categorie 1 en 2)
0,6
0,8
1,0
1,1
Prognose saldo meerjarenbegroting voor opbouw weerstandsvermogen
1,9
3,0
3,8
3,1
Opbouw weerstandsvermogen o.b.v. naar ratio 1,0 in 10 jaar
-2,2
-2,2
-2,2
-2,2
Saldo
-0,3
0,8
1,6
0,9
• •
• •
Scenario voldoet aan alle eisen herstelplan t/m 2018; na 2018 zijn aanvullende maatregelen nodig voor verdere opbouw van het weerstandsvermogen uitgaande van het huidige risicoprofiel Door direct in 2015 de OZB te verhogen kan een deel van deze stijging gecompenseerd worden door afvalstoffenheffing; structureel meer inkomsten voor de gemeente zodat een stabiel evenwicht ontstaat voor de middellange termijn Bezuinigingen met als uitgangspunt toegroeien naar referentie Door overschotten op de exploitatie worden schulden sneller afgelost; dit leidt weer tot extra voordeel op de rente (nu nog niet financieel vertaald); ook voor de jaren na 2018 helpt dit om tot een sluitende begroting te komen
Naast scenario 1 zijn nog vele andere scenario’s denkbaar. Hierna worden enkele voorbeelden gegeven. Een aantal van deze scenario’s zorgen voor een structureel sluitende exploitatie, maar bouwen in beperktere mate dan scenario 1 een algemene reserve en daarmee weerstandsvermogen op. Door de opbouw van de algemene reserve en daarmee het weerstandsvermogen (als gevolg van structurele en/of incidentele overschotten op de begroting) neemt de financieringsbehoefte van de gemeente ook af en daarmee de schulden en de rentelasten. Dit is een essentieel verschil ten opzichte van scenario’s waarbij dit niet of in mindere mate gebeurt.
KADERNOTA 2014
Pagina 26/35
T14.07555
5.1.2
Scenario 2: OZB naar niveau coalitieakkoord (= 112,5 % landelijk gemiddelde voor 2015 en daarna 120% van het landelijk gemiddelde)
Scenario OZB naar niveau concept coalitieakkoord
2015
2016
2017
2018
-1,3
-1,2
-0,6
-1,4
1,5
2,3
2,3
2,3
0,2
1,1
1,7
0,9
Opbouw weerstandsvermogen o.b.v. naar ratio 1,0 in 10 jaar
-2,2
-2,2
-2,2
-2,2
Saldo
-2,0
-1,1
-0,5
-1,3
Prognose saldo meerjarenbegroting voor opbouw weerstandsvermogen OZB naar niveau concept coalitieakkoord Bezuinigingen/beleidsintensiveringen (nog niet bekend) Prognose saldo meerjarenbegroting voor opbouw weerstandsvermogen
• • •
•
• •
De jaarschijf 2015 is structureel sluitend. Het scenario voldoet daarmee aan eisen repressief toezicht. De opbouw van het weerstandsvermogen is minder snel als in scenario 1 hierdoor nemen ook de schulden minder snel af als in scenario 1. Door direct in 2015 de OZB te verhogen kan een deel van deze stijging gecompenseerd worden door afvalstoffenheffing; structureel meer inkomsten voor de gemeente zodat een stabiel evenwicht ontstaat voor de middellange termijn Nog geen bezuinigingen opgenomen. Door bezuinigingen wordt weerstandsvermogen extra aangevuld. Indien beleidsintensiveringen plaatsvinden neemt de ruimte om weerstandsvermogen verder op te bouwen af. Door overschotten op de exploitatie worden schulden sneller afgelost; dit leidt weer tot extra voordeel op de rente (nu nog niet financieel vertaald). Na 2018 zijn aanvullende bezuinigingen of lastenverzwaringen nodig.
5.1.3
Scenario 3: OZB inflatievolgend financiële omvang bezuinigingen categorie 1 en 2
Scenario OZB verhogen tot voordeel afvalstoffenheffing
2015
2016
2017
2018
Prognose saldo meerjarenbegroting voor opbouw weerstandsvermogen
-1,3
-1,2
-0,6
-1,4
OZB naar niveau afvalstoffenheffing in 2015 eenmalig (incidenteel) nadeel afvalstoffenheffing
1,7 -0,8
1,7
1,7
1,7
Prognose saldo meerjarenbegroting voor opbouw weerstandsvermogen
-0,4
0,5
1,1
0,3
Opbouw weerstandsvermogen o.b.v. naar ratio 1,0 in 10 jaar
-2,2
-2,2
-2,2
-2,2
Saldo
-2,6
-1,7
-1,1
-1,9
Bezuinigingen sluitpost tot sluitende jaarschijf 2015
• • •
Scenario voldoet zonder aanvullende maatregelen niet aan de eisen van repressief toezicht. Er vindt geen opbouw van de algemene reserve en daarmee weerstandsvermogen plaats; schulden nemen minder snel af als in de voorgaande scenario’s Eventuele voordelen als gevolg van kort lenen zijn incidenteel (zie hoofdstuk 4). Dragen wel bij aan opbouw weerstandsvermogen maar niet aan het structureel sluitend maken van de begroting.
KADERNOTA 2014
Pagina 27/35
T14.07555
5.1.4
Scenario 4: OZB verhogen tot het niveau van het voordeel afvalstoffenheffing
Scenario OZB verhogen tot voordeel afvalstoffenheffing
2015
2016
2017
2018
Prognose saldo meerjarenbegroting voor opbouw weerstandsvermogen
-1,3
-1,2
-0,6
-1,4
OZB naar niveau afvalstoffenheffing in 2015 eenmalig (incidenteel) nadeel afvalstoffenheffing
1,7 -0,8
1,7
1,7
1,7
Prognose saldo meerjarenbegroting voor opbouw weerstandsvermogen
-0,4
0,5
1,1
0,3
Opbouw weerstandsvermogen o.b.v. naar ratio 1,0 in 10 jaar
-2,2
-2,2
-2,2
-2,2
Saldo
-2,6
-1,7
-1,1
-1,9
Bezuinigingen sluitpost tot sluitende jaarschijf 2015
•
• •
• • •
Scenario voldoet aan eisen repressief toezicht. In 2015 is weliswaar de jaarschijf niet sluitend, maar dit komt onder andere door een incidenteel nadeel op de afvalstoffenheffing. De jaren erna is de begroting wel sluitend. Door overschotten op de exploitatie worden schulden sneller afgelost; dit leidt weer tot extra voordeel op de rente (nu nog niet financieel vertaald). Beperkte opbouw algemene reserve en daarmee weerstandsvermogen omdat onbenutte belastingcapaciteit niet wordt ingezet; hierdoor nemen ook de schulden minder snel af dan in scenario 1 Door in 2015 de OZB te verhogen kan deel van stijging gecompenseerd worden door afvalstoffenheffing; structureel meer inkomsten voor de gemeente Nog geen bezuinigingen opgenomen. Door bezuinigingen wordt weerstandsvermogen extra aangevuld. Na 2018 zijn aanvullende bezuinigingen of lastenverzwaringen nodig
5.1.5
Koopkrachtplaatjes bij de scenario’s
In de tabel hierna staan de koopkrachtplaatjes die horen bij de hiervoor gepresenteerde scenario’s. Er zijn drie hoofdgroepen belastingplichtigen. Eigenaren van woningen, huurders van woningen en eigenaren en gebruikers van niet-woningen. Koopkrachtplaatje (gemeentelijk belastingen) Eigenaar van een woning - OZB, afvalstoffenheffing en rioolheffing WOZ-waarde € 262.000 Huurder van een woning - Afvalstoffenheffing en rioolheffing - meerpersoonshuishouden Eigenaar detailhandel - OZB eigenaar en gebruik - WOZ-waarde € 450.000
KADERNOTA 2014
Scenario Scenario Scenario Scenario Scenario Scenario Scenario Scenario Scenario Scenario Scenario
1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3
2014 936 936 936 936 606 606 606 606 1.872 1.872 1.872
2015 1.031 967 891 939 556 556 556 556 2.606 2.286 1.907
2016 1.037 1.000 897 945 562 562 562 562 2.612 2.429 1.913
2017 1.043 1.006 903 951 568 568 568 568 2.618 2.435 1.919
Pagina 28/35
2018 1.049 1.012 909 957 574 574 574 574 2.624 2.441 1.925
T14.07555
Bijlage 1: Uitgangspunten Begroting 2015 Uitgangspunten op te stellen meerjarenbegroting 2015-2018 Voor de samenstelling van de Begroting 2015 – 2018 worden de volgende kaders / uitgangspunten gehanteerd.
Inwoner- en woningaantallen / groeigerelateerde baten en lasten Het geraamde aantal inwoners, per 1 januari, is gebaseerd op de bevolkingsprognose van januari 2014. De toename van de aantallen woonruimten, waaronder de woningen is gebaseerd op de woningbouwplanning van januari 2013 (midden – scenario). Het aantal leerlingen VO wordt gebaseerd op de meest actuele leerlingprognose Pronexus (onderstaande aantallen zijn “nog” gebaseerd op de prognose van juli 2013). Het aantal bijstandsgerechtigden is voor 2014 en 2015 gebaseerd op een interne inschatting, waarbij rekening gehouden is met de instroom van werklozen. Het aantal voor 2016 en volgende jaren stijgt in dezelfde mate als de stijging van het aantal inwoners. Aantallen per 1 januari
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
Inwoners toename in begrotingsjaar
56.506
57.125 619
58.050 925
59.450 1.400
59.850 400
60.850 1.000
61.750 900
Woonruimten * toename in begrotingsjaar
22.532 254
22.786 300
23.086 350
23.436 400
23.836 400
24.236 400
24.636 400
3.452 403
3.566 435
3.707 465
3.868 478
4.048 481
4.119 488
4.148 495
Leerlingen VO, per 1 oktober jr t -1 Bijstandsgerechtigden
* Conform definitie BAG (woningen, bijzonder woongebouwen en recreatiewoningen)
Prijscorrectie (inflatie) - en loonontwikkeling Het inflatiepercentage is gebaseerd op het medio maart 2014 door het Centraal Plan Bureau (CPB) uitgebrachte Centraal Economisch Plan (CEP) 2014. Hierin staan de verwachte loon- en prijsontwikkelingen voor 2015. De contractlonen stijgen met 2 % en de inflatie met 1,5 %. Aanpassingen budgetten De uitgavenramingen (waaronder subsidies) 2014 worden niet met inflatie (van 1,5%) verhoogd, tenzij: • Contractueel vast ligt dat ramingen jaarlijks worden aangepast. • Andere formele afspraken aan de ramingen ten grondslag liggen. Loonkostenraming De personeelskosten (loonkostenraming) 2015 worden, ten opzichte van 2014, verhoogd met 2%.
Rente Reken - en doorbelaste rente De doorberekende rente aan investeringen (onderdeel kapitaallasten) bedraagt 4,5%. Met betrekking tot de doorbelasting van rente aan de actieve grondexploitaties wordt, op grond van de KN 2013, bij de voor (Begroting) - en nacalculatorisch (Jaarrekening) de volgende percentages gehanteerd:
KADERNOTA 2014
Pagina 29/35
T14.07555
• • •
2015 t/m 2017 3,5 2018 t/m 2022 4,0 Vanaf 2022 4,5
De doorbelaste rente, in verband met de rentebijschrijving aan de boekwaarde van de NIEGG Wilderszijde, bedraagt 7,177%. Via de resultaatbestemming wordt in de begroting aan de algemene reserve structureel het verschil gestort tussen 7,177% rente en de huidige marktrente van 3,5%. Nieuwe lang – en kortlopende geldlening Voor de nieuw af te sluiten langlopende leningen, onder anderen in verband met herfinanciering bestaande leningen, wordt een rentepercentage van 3,5 gehanteerd. Dit percentage is gebaseerd op het rentepercentage, per medio april 2014 bij de BNG, van een 25 jarige lineaire lening met een opslag van 50 punten afgerond op 0,5 % naar boven. Voor kortgeld wordt een percentage van 1,0 gehanteerd. Dit percentage is dat van medio april 2014 afgerond naar boven op een heel percentage.
Algemene uitkering uit het gemeentefonds De algemene uitkering (AU) in de Begroting 2015 – 2018 wordt gebaseerd op de meicirculaire 2014, die door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) wordt gepubliceerd. De gevolgen van de septembercirculaire 2014 worden, vanwege het tijdstip van publicatie (op Prinsjesdag, ofwel 16 september), verwerkt in een raadsbrief, die voor de behandeling van de Begroting 2015 in de commissie AB verstrekt wordt.
Grondexploitaties Actieve grondexploitaties De baten en lasten van de actieve grondexploitaties worden geraamd op basis van de laatste actualisatie (medio 2014), die in september 2014 door de raad vastgesteld wordt. Op basis van de netto contante waarde (NCW) van deze grondexploitaties wordt jaarlijks rekening gehouden met een rentebijschrijving. Het percentage aan rentebijschrijving is gelijk aan die van de doorbelaste rente aan grondexploitaties (zie reken – en doobelaste rente). De rentebijschrijving wordt als last in de begroting geraamd. Niet in exploitatie genomen gronden (NIEGG) Wilderszijde Het verschil tussen de doorbelaste rente van 7,177% (zie reken - en doorbelaste rente) en de rente die doorbelast wordt aan grondexploitaties over de boekwaarde, per 1 januari, (2015: 3,5%) wordt gestort in de algemene reserve.
Dividend Eneco De bijgestelde raming 2014 (zie VJN 2014) is gebaseerd op de dividenduitkering van 2013 die medio 2014 uitgekeerd is en de meest recente informatie verkregen via de aandeelhoudersvergaderingen.
Tarievenbeleid met betrekking tot belastingen en rechten Het beleid op de tarieven wordt ongewijzigd voortgezet. Kortweg betekent dit een kostendekkend tarief voor de afvalstoffenheffing, een extra verhoging (boven inflatie van 2,87%) van de rioolheffing conform het vastgestelde Gemeentelijk rioleringsplan (GRP) en alleen inflatiecorrectie voor alle overige belastingen en rechten. Op grond van eerdere bezuinigingen is vastgesteld dat de tarieven voor de marktrechten, om te komen tot een hogere kostendekkendheid), extra (boven inflatie) verhoogd worden met 5%. De hoogte van de ozb – tarieven is afhankelijk van de besluitvorming bij de Kadernota 2014 en begroting 2015.
KADERNOTA 2014
Pagina 30/35
T14.07555
KADERNOTA 2014
Pagina 31/35
Bijlage 2: Ontwikkeling begroting 2015-2025 2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
-5,9
-6,3
-6,7
-9,1
-9,7
-10,2
-10,7
-11,3
-11,8
-12,3
-12,9
0,6
0,7
0,9
0,9
0,9
0,9
0,9
0,9
0,9
0,9
0,9
2. Algemene uitkering groei en groei-gerelateerde baten en lasten
-0,2
-0,3
-0,4
-0,5
-0,8
-0,8
-0,8
-0,7
-0,7
-0,6
-0,7
3. Mogelijk nadeel BUIG-uitkeringen
-0,4
-0,4
-0,4
-0,4
-0,4
-0,4
-0,4
-0,4
-0,4
-0,4
-0,4
4. Effect lagere voorziening grondexploitaties
0,5
0,5
0,5
0,6
1,4
1,9
1,8
2,0
1,8
1,7
4,5
5. Lagere groei WMO (het structurele deel van het incidentele voordeel 2013/2014)
0,9
0,7
0,5
0,3
0,0
-0,2
-0,4
-0,7
-1,0
-1,3
-1,6
6. Renteresultaat
2,1
2,6
3,5
3,7
3,0
2,7
3,5
3,3
2,3
2,9
0,2
7. Dividend Eneco
0,8
0,9
0,7
1,0
1,0
1,0
1,0
1,0
1,0
1,0
1,0
8. Beheer Groenzoom niet via reserve
0,2
-0,3
-0,3
-0,3
-0,3
-0,3
-0,3
-0,3
-0,3
-0,3
-0,3
9. Staat C/MIP
0,4
0,9
1,5
2,7
2,6
2,7
2,7
2,8
2,8
2,9
3,0
10. Vier FTE wethouders i.p.v. drie FTE wethouders
-0,1
-0,1
-0,1
-0,1
-0,1
-0,1
-0,1
-0,1
-0,1
-0,1
-0,1
11. Lagere bouwleges
-0,2
-0,2
-0,2
-0,2
-0,2
-0,2
-0,2
-0,2
-0,2
-0,2
-0,2
12. Effecten wet Markt & overheid op huurinkomsten accommodaties
-0,1
-0,1
-0,1
-0,1
-0,1
-0,1
-0,1
-0,1
-0,1
-0,1
-0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
-1,3
-1,2
-0,6
-1,4
-2,6
-3,0
-3,1
-3,8
-5,7
-5,9
-6,6
Laatst formeel vastgesteld document begroting 2014 - 2017 (herstelplan) 1. Algemene uitkering hoger - herverdeling gemeentefonds en WMO
13. Overige ontwikkelingen Prognose nieuwe standen meerjarenbegroting voor aanzuivering weerstand
Bijlage 3: Begroting 2015-2025 inclusief opbouw weerstandsvermogen en verloop algemene reserve 2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
Prognose saldo meerjarenbegroting voor opbouw weerstandsvermogen
-1,3
-1,2
-0,6
-1,4
-2,6
-3,0
-3,1
-3,8
-5,7
-5,9
-6,6
Opbouw weerstandsvermogen o.b.v. naar ratio 1,0 in 10 jaar
-2,2
-2,2
-2,2
-2,2
-2,2
-2,2
-2,2
-2,2
-2,2
Doelstelling o.b.v. uitgangspunten plan van aanpak herstelplan
-3,5
-3,4
-2,8
-3,6
-4,8
-5,2
-5,3
-6,0
-7,9
-5,9
-6,6
Ontwikkeling algemene reserve met invulling taakstelling
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
Saldo per 1 januari
-21,9
25,5
28,7
33,0
36,2
39,4
42,6
45,8
49,0
52,2
Fase 1 herstelplan - toevoegen bestemmingsreserves In begroting 2014 opgenomen storting in algemene reserve Saldo voorjaarsnota 2014 Toevoeging rente Wilderszijde Toevoeging reserve Groenzoom Opbouw weerstandsvermogen naar ratio 1,0 in 10 jaar
35,8 0,6 3,5 0,9 4,3 2,3
Saldo per 31 december
1,1 1,0
1,0
1,0
1,0
1,0
1,0
1,0
1,0
1,0
2,2
2,2
2,2
2,2
2,2
2,2
2,2
2,2
2,2
25,5
28,7
33,0
36,2
39,4
42,6
45,8
49,0
52,2
55,4
Benodigd weerstandsvermogen Kadernota 2014
55,0
55,0
55,0
55,0
55,0
55,0
55,0
55,0
55,0
55,0
Tekort totaal
29,5
26,3
22,0
18,8
15,6
12,4
9,2
6,0
2,8
-0,4
T14.07555
Bijlage 4: Lange termijn overzichten van de scenario’s uit hoofdstuk 5 Scenario OZB naar 130% en omvang bezuinigingen categorie 1 en 2
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
Prognose saldo meerjarenbegroting voor opbouw weerstandsvermogen
-1,3
-1,2
-0,6
-1,4
-2,6
-3,0
-3,1
-3,8
-5,7
-5,9
-6,6
Verhogen OZB naar 130% landelijk gemiddelde in 2015 eenmalig nadeel afvalstoffenheffing
3,4 -0,8
3,4
3,4
3,4
3,4
3,4
3,4
3,4
3,4
3,4
3,4
Aanvullende bezuinigingen (financiele omvang gebaseerd op categorie 1 en 2)
0,6
0,8
1,0
1,1
1,1
1,1
1,1
1,1
1,1
1,1
1,1
Prognose saldo meerjarenbegroting voor opbouw weerstandsvermogen
1,9
3,0
3,8
3,1
1,9
1,5
1,4
0,7
-1,2
-1,4
-2,1
Opbouw weerstandsvermogen o.b.v. naar ratio 1,0 in 10 jaar
-2,2
-2,2
-2,2
-2,2
-2,2
-2,2
-2,2
-2,2
-2,2
Saldo
-0,3
0,8
1,6
0,9
-0,3
-0,7
-0,8
-1,5
-3,4
-1,4
-2,1
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
-1,3
-1,2
-0,6
-1,4
-2,6
-3,0
-3,1
-3,8
-5,7
-5,9
-6,6
1,5
2,3
2,3
2,3
2,3
2,3
2,3
2,3
2,3
2,3
2,3
0,2
1,1
1,7
0,9
-0,3
-0,7
-0,8
-1,5
-3,4
-3,6
-4,3
Opbouw weerstandsvermogen o.b.v. naar ratio 1,0 in 10 jaar
-2,2
-2,2
-2,2
-2,2
-2,2
-2,2
-2,2
-2,2
-2,2
Saldo
-2,0
-1,1
-0,5
-1,3
-2,5
-2,9
-3,0
-3,7
-5,6
-3,6
-4,3
Scenario OZB naar niveau concept coalitieakkoord Prognose saldo meerjarenbegroting voor opbouw weerstandsvermogen OZB naar niveau concept coalitieakkoord Bezuinigingen/beleidsintensiveringen (nog niet bekend) Prognose saldo meerjarenbegroting voor opbouw weerstandsvermogen
KADERNOTA 2014
Pagina 34/35
T14.07555
Scenario OZB inflatievolgend en omvang bezuinigingen categorie 1 en 2
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
Prognose saldo meerjarenbegroting voor opbouw weerstandsvermogen
-1,3
-1,2
-0,6
-1,4
-2,6
-3,0
-3,1
-3,8
-5,7
-5,9
-6,6
Aanvullende bezuinigingen (financiele omvang gebaseerd op categorie 1 en 2)
0,6
0,8
1,0
1,1
1,1
1,1
1,1
1,1
1,1
1,1
1,1
Prognose saldo meerjarenbegroting voor opbouw weerstandsvermogen
-0,7
-0,4
0,4
-0,3
-1,5
-1,9
-2,0
-2,7
-4,6
-4,8
-5,5
Opbouw weerstandsvermogen o.b.v. naar ratio 1,0 in 10 jaar Af: mogelijke inzet onbenutte belastingcapaciteit
-2,2 2,3
-2,2 2,3
-2,2 2,3
-2,2 2,3
-2,2 2,3
-2,2 2,3
-2,2 2,3
-2,2 2,3
-2,2 2,3
Saldo
-0,6
-0,3
0,5
-0,2
-1,4
-1,8
-1,9
-2,6
-4,5
-4,8
-5,5
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
Prognose saldo meerjarenbegroting voor opbouw weerstandsvermogen
-1,3
-1,2
-0,6
-1,4
-2,6
-3,0
-3,1
-3,8
-5,7
-5,9
-6,6
OZB naar niveau afvalstoffenheffing in 2015 eenmalig (incidenteel) nadeel afvalstoffenheffing
1,7 -0,8
1,7
1,7
1,7
1,7
1,7
1,7
1,7
1,7
1,7
1,7
0,4
0,4
0,4
0,4
0,4
0,4
0,4
-3,8
-4,5
-3,8
-4,5
OZB inflatievolgend (zit al in beginstand)
Scenario OZB verhogen tot voordeel afvalstoffenheffing
Bezuinigingen sluitpost tot sluitende jaarschijf 2015 Prognose saldo meerjarenbegroting voor opbouw weerstandsvermogen
-0,4
0,5
1,1
0,3
-0,5
-0,9
-1,0
-1,7
-3,6
Opbouw weerstandsvermogen o.b.v. naar ratio 1,0 in 10 jaar Af: mogelijke inzet onbenutte belastingcapaciteit
-2,2 0,6
-2,2 0,6
-2,2 0,6
-2,2 0,6
-2,2 0,6
-2,2 0,6
-2,2 0,6
-2,2 0,6
-2,2 0,6
Saldo
-2,0
-1,1
-0,5
-1,3
-2,1
-2,5
-2,6
-3,3
-5,2
KADERNOTA 2014
Pagina 35/35
PERSBERICHT Lansingerland, 28 mei 2014
Kadernota 2014 gemeente Lansingerland: ‘fundament gelegd door het vertrekkende college; de keuzes zijn aan de nieuwe Raad’ De afgelopen maanden heeft het college bestaande uit ChristenUnie, Leefbaar 3B, PvdA en VVD hard gewerkt om een Kadernota op te stellen die mogelijkheden bevat voor financieel herstel. Door de strakkere sturing op uitgaven en inkomsten, de implementatie van de aanbevelingen uit de begrotingsscan in combinatie met externe ontwikkelingen en de resultaten van een aantal uitgevoerde onderzoeken is de financiële opgave voor de gemeente verminderd. In de Kadernota 2014 geeft het vertrekkende college een scala aan maatregelen om tot financieel herstel te komen. Resultaten jaarrekening 2013 en voorjaarsnota 2014 werken voordelig door Hoewel de jaarrekening 2013 een fors verlies voor de gemeente betekende, was dit verlies minder groot dan begroot. De gemeente heeft in 2013 minder geïnvesteerd, minder verlies hoeven nemen op de grondexploitaties en minder geld uitgegeven op de lopende begroting. Ook zijn een aantal incidentele inkomsten gerealiseerd. Hierdoor zijn de schulden van de gemeente eind 2013 een stuk lager dan bij het maken van de begroting 2014 gedacht. De voorjaarsnota 2014 laat zien dat deze lijn zich ook in 2014 voortzet (de voorjaarsnota sluit met een voordeel van circa € 3,5 miljoen) en ook de komende jaren zet dit beeld zich door. De gemeente hoeft hierdoor minder rente te betalen. Ook het rentepercentage waarmee in de begroting gerekend wordt is verlaagd. Ondanks positieve ontwikkelingen ook zorgen Om de financiën ook voor de langere termijn gezond te krijgen en houden is het vooral noodzakelijk om gronden te verkopen en daarmee te zorgen voor afbouw van de schulden van de gemeente. De risico’s met betrekking tot de verkoop van gronden voor woningbouw en bedrijven zijn nog groot. Waarbij met name de verkoop van gronden voor bedrijfsterreinen een toenemend risico vormt. Zo heeft de Provincie onlangs een nieuwe particuliere ontwikkeling voor bedrijfsterrein in de gemeente Waddinxveen goedgekeurd. Hierdoor ontstaat meer concurrentie voor de nog te verkopen gronden op Oudeland, Bleizo, Prisma en Leeuwenhoekweg. En daarmee staan de resultaten van de grondexploitaties onder druk. Aanvullende maatregelen blijven nodig; keuzes zijn aan de nieuwe Raad Ondank de positieve ontwikkelingen is er zonder aanvullende maatregelen nog geen sprake van een sluitende meerjarenbegroting. De Kadernota 2014 bevat daarom een scala aan maatregelen (waaronder bezuinigingsmaatregelen en inkomstenverhogingen) waaruit de nieuwe Raad kan kiezen om tot financieel herstel te komen.
Aan de bezuinigingsmaatregelen en de indeling hiervan in categorieën liggen een aantal onderzoeken ten grondslag waarbij de netto-lasten en het beleid van de gemeente zijn vergeleken met vergelijkbare gemeenten. Op een aantal beleidsterreinen kan de gemeente nog verder bezuinigen zodat de lasten of het beleid meer in overeenstemming is met dat van de vergelijkbare gemeenten. Bezuinigingen bovenop dit niveau hebben grote maatschappelijk gevolgen. De cijfers Het tekort op de begroting, vóór aanvullende maatregelen, bedraagt in 2015 circa € 1,3 miljoen en loopt op langere termijn nog op naar circa € 6,6 miljoen. Hierbij is nog geen rekening gehouden met het opbouwen van een financiële buffer om nieuwe tegenvallers op te vangen. De mogelijkheden om de lasten of beleid van de gemeente terug te brengen naar het niveau van vergelijkbare gemeenten levert circa € 1,1 miljoen aan aanvullende bezuiniging op ten opzichte van de begroting 2014. Iedere 10% stijging van de OZB betekent voor de gemeente ongeveer € 1,0 miljoen aan extra structurele inkomsten. Vervolg De Kadernota 2014 is zo feitelijk mogelijk opgesteld zodat het nieuwe college kort na haar aantreden, een raadsvoorstel kan formuleren voor de Raadsbehandeling op 10 juli 2014. ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Noot voor de redactie De Kadernota 2014 kunt u downloaden via www.lansingerland.nl. Wilt u naar aanleiding van dit persbericht meer informatie dan kunt u contact opnemen met het team communicatie, tel: (010) 800 43 70.