Postbus 5 2970 AA Bleskensgraaf T 14 0184 www.gemeentemolenwaard.nl
Aan de leden van de gemeenteraad
Zaaknummer Portefeuillehouder: Onderwerp:
-burgemeester D.R. van der Borg tekst Kim-Putterslezing, 9 december 2015
Datum: 15 december 2015 Bijlage: 1
Geachte leden van de raad, Hierbij zenden wij u ter kennisneming de tekst van de Kim-Putterslezing, 9 december 2015 ‘Tussen de wereld en de wijk: de regio in 2030’. Wij verwachten u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groet, Burgemeester en wethouders van de gemeente Molenwaard, de secretaris de burgemeester N. van Ameijde-Poortman MBA
D.R. van der Borg
Tussen de wereld en de wijk: de regio in 2030
Kim Putterslezing, 9 december 2015 Kim Putters Directeur Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP)
Kim Putterslezing, 9 december 2015
Dames en Heren! In de regio Drechtsteden en Alblasserwaard Vijfherenlanden wonen we in het huidige tijdsgewricht letterlijk `tussen de wereld en de wijk’. De wereld komt onze regio binnen, niet alleen met de migratiestromen en de actuele vluchtelingenproblematiek, maar ook door onze economische bedrijvigheid die zich tot ver buiten de regio uitstrekt. Tegelijkertijd wordt de wijk steeds belangrijker in de participatiesamenleving, waarin we een sterker beroep doen op lokale binding, eigen verantwoordelijkheid en burenhulp. Burgers worden bovendien opgeroepen om mee te praten en actief te zijn in een doedemocratie, om zo zelf de leefbaarheid en veiligheid in de wijk te verbeteren 1. Gemeentebestuurders dragen dus samen met hun inwoners steeds meer verantwoordelijkheden. Bij elkaar is dat dus nogal wat. Welke burgers doen dat allemaal en wie beent het allemaal niet zo makkelijk bij? Hoe ziet dat er in 2030 uit? In deze lezing loop ik met u langs hoe dit voor onze regio uitpakt en deel ik wat gedachten over wat je van elkaar en van de overheid in 2030 mag verwachten. Samen met Burgemeester van Hemmen heb ik de samenleving in Sliedrecht gevraagd om hierover mee te denken. Dat hebt u goed gedaan. Veel dank! Ik probeer op uw vragen en opmerkingen in te gaan.
Nederland: het gaat goed, maar er zijn ook groeiende verschillen Ik begin iets breder, want hoe ziet Nederland er nu en in 2030 uit?2 Eigenlijk gaat het heel goed. Hier ziet u (Sheet) dat we ouder worden, o.a. door een hoger opleidingsniveau en betere gezondheid. Op dit moment zijn er 2,6 miljoen 65-plussers. Richting 2040 zijn dat er 4,8 miljoen, waarvan de helft boven de 75 jaar oud zal zijn. De kwaliteit van leven is in tien jaar tijd weer gestegen, ondanks een grote economische crisis. In de Sociale Staat van Nederland constateerden wij in 2013 nog een verslechtering van de leefsituatie, maar dat zet zich niet door in 2015. Inmiddels blijkt dat Nederland een beetje terugveert en dat het niet verder achteruit gaat. Het aantal kwetsbare personen is in de loop der jaren wel toegenomen, waarbij het hardnekkige verschil in gezondheid tussen mensen met een hoge en lagere opleiding opvalt. Lager opgeleiden leven gemiddeld 7 jaar korter. We zien ook dat in sommige groepen ouderen en mensen met beperkingen de problemen rond koopkracht, zorgkosten, gezondheidsverlies en isolement groot zijn. Hier (Sheet) ziet u dat het aantal kwetsbare ouderen verder toeneemt naar bijna een miljoen op het totaal van de in 2030 al 4,2 miljoen 65-plussers. Zelfs als we iets meer rekening houden met gezonder leven en een hogere opleiding, moeten we met ongeveer dat aantal kwetsbare ouderen rekening houden. Zij zijn zelfstandiger dan vroeger, maar hebben ook vaak hulp nodig. Toch gaat het met de meeste Nederlanders goed, zijn er veel kansen op werk, wordt er veel in vrijwilligerswerk gedaan en zijn we ook gelukkig. In totaal blijft echter zo’n 27% van de mensen achter op de rest. Met een gevestigde bovenlaag gaat het erg goed, net als met een groep kansrijke jongeren die veel perspectief heeft en een werkende middengroep die ondanks onzekerheden over hypotheken en werk wel veel kansen heeft. Er is ook een groep gepensioneerden die een goede positie heeft verworven in de samenleving. Maar er zijn dus ook achterblijvers en onzekere werkenden 3. Ook richting 2030. Van die groep maakt zo’n 1,75 miljoen mensen veel gebruik van een voorziening in het sociale domein, dat is toch bijna 10% van de bevolking. Onder de lagere inkomens
Pagina 2 van 11
Kim Putterslezing, 9 december 2015
gaat het zelfs over 52% van de groep, onder 80-plussers over 41%, bij eenoudergezinnen over 38% en bij niet westerse migranten over 30% 4. Met velen zal het dus wel beter gaan in 2030, maar met hen mogelijk slechter.
Samenleven in 2030 in de regio Drechtsteden & AV Onze regio kent vergelijkbare trends, maar vergrijst sterker en kent een trek naar de stad, door vooral jongeren. De sociale infrastructuur verandert en raakt steeds meer gericht op een oudere bevolking. De bevolking als totaal groeit hier met 5 tot 10% richting 2025, maar zal daarna afnemen. Het aandeel 65 plussers zal echter bijna verdubbelen, veel meer dan het aantal jongeren5. Vooral na 2020 neemt het aantal 85 plussers sterk toe, net als de groep tussen 40 en 65 jaar, maar de groep tussen 25 en 40 jaar neemt sterk af6. Wat betekent dit voor de regionale economie en arbeidsmarkt, maar ook voor de lokale binding en wat je van je gemeente mag verwachten? Hier zijn al veel interessante visies over verschenen voor de Drechtsteden en de AV. Die heb ik bekeken en daar komen 4 beelden over 2030 uit naar voren 7 (Sheet).
1. Een sociaal verbonden en zorgzame regio Allereerst verandert onze zorg- en hulpbehoefte. Het gaat namelijk niet alleen om zorg, maar ook om kwaliteit van leven. Dat gaat bij ouderen, mensen met beperkingen en GGZ cliënten soms om begeleiding of persoonlijke verzorging, maar ook om een goed gesprek en steeds vaker in de thuissituatie. We verwachten op korte termijn lichte dalingen in de benodigde intramurale zorg en beschermd wonen, al zal die behoefte ook weer groeien na 2020. Zorg blijft nodig. Dat geldt ook voor mensen met psychische problematiek en voor verzorgd en beschermd wonen. Prognoses voor de Drechtsteden zijn dat het bij verzorgd wonen gaat om iets meer dan 6.000 mensen nu naar iets meer dan 8.000 mensen in 2025. Bij beschermd wonen gaat het structureel om iets minder dan 4.000 personen8. Ook de behoefte aan beschermd of begeleid wonen voor mensen met verstandelijke beperkingen zal toenemen, net als de mantelzorg om deze mensen heen. In de AV zien we soortgelijke trends. Zijn de sociale netwerken er in 2030 nog om op terug te vallen? Zo’n 4,5 miljoen mensen, verspreid over stad en platteland, verleent in meer of mindere mate mantelzorg. Mantelzorg is niet iets waar je voor kiest, daar rol je in. Je gaat als vanzelfsprekend zorgen voor een zieke partner of ouder. Dat gaat niet vanzelf, maar het moet. Een deel doet het structureel, maar een deel ook gedurende een kortere periode. Daar komt nog eens zo’n 1,5 miljoen aan vrijwilligers bovenop, die er zelf voor kiezen om die hulp te verlenen. Dat kan ook gaan om afgebakende klusjes in en om het huis of vervoer naar de dokter. In onze regio zijn nog vaker kerkelijke gemeenschappen waar mensen voor elkaar zorgen en zich vrijwillig inzetten. Het potentieel ouderen dat zich vrijwillig kan en wil inzetten is ook groter. Bijna 25% van de mensen in de Drechtsteden en de AV verleent al mantelzorg en zo’n 30% doet vrijwilligerswerk. Dat ligt al net iets hoger dan de gemiddelden in Nederland. In alle beleidsplannen wordt er vanuit gegaan dat het aandeel mantelzorgers en vrijwilligers verder toeneemt, maar hoe realistisch is dat richting 2030, welke netwerken zijn er dan nog?
Pagina 3 van 11
Kim Putterslezing, 9 december 2015
In de eerste plaats het familiezorgnetwerk, dat van groot belang is voor mensen met beperkingen9. Mensen met de ernstigste zorgbehoeften hebben vaak het kleinste familienetwerk om op terug te vallen. Dat gaat over mensen die al dan niet vanaf de geboorte beperkingen hebben, maar ook om ouderen die vereenzamen. In Zuid Europese landen hebben ouderen nog vaker kinderen in huis, ook dat is in Nederland vaak niet meer zo. Zowel mannen als vrouwen doen de mantelzorgtaken in deze netwerken, maar vrouwen iets vaker de zorgtaken en mannen iets vaker de klusjes en het vervoer. In 2030 moeten 45 plussers en ouderen deze taken vaker zelf doen. In de tweede plaats zijn er de buurtnetwerken. Als er geen familie is dan blijkt de hulp echter niet zomaar om de hoek te vinden. Mensen hebben best iets voor elkaar over maar buren en buurtgenoten spelen met name in de sociale netwerken in de meer verstedelijkte gebieden en voor jongeren een minder grote rol, ook gevoelsmatig. Ook in onze regio zijn inwoners steeds meer gericht op verbindingen met mensen die in andere delen van de regio of het land wonen. Die lossere netwerken zijn minder gunstig voor een actieve inzet voor de eigen straat en buurt. Solidariteit tussen kansrijke en kwetsbare bewoners is daar dus niet vanzelfsprekend, zeker gegeven het al geschetste aantal 65 en 85 plussers dat toeneemt en het aantal jongeren dat afneemt. In de derde plaats zijn er de netwerken van werk en zorg. Veel mantelzorgers en vrijwilligers moeten het naast hun werk doen. Dat is in tijd, geld en afstand niet altijd makkelijk. Werkgevers geven er ook niet altijd voldoende ruimte voor, daar ligt een belangrijke opgave om met het regionale bedrijfsleven afspraken te maken over verlof en deeltijdwerk. We zien dat het percentage werkende mensen dat mantelzorg verleent wel gegroeid is van 13% in 2004 naar 18% in 2014. Dat gaat dus niet snel, terwijl het steeds vaker nodig zal zijn. In de vierde plaats zijn er netwerken van kerken en (sport)verenigingen. Sociale binding gaat daarbij niet alleen over zorg, maar ook over geestelijke en huishoudelijke hulp of bijvoorbeeld sport. Wij zien dat ook in onze regio meer mensen sporten, individueel en in groepsverband. We hebben een hecht verenigingsleven. De aandacht voor het bestrijden van obesitas en van eenzaamheid onder ouderen versterkt dit verder. De crisis heeft wel de betaalbaarheid onder druk gezet en daarom is een dekkend netwerk van sportaccommodaties wel van groot belang om de voorzieningen in de buurt van ouderen te houden. Dat geldt voor teamsporten, maar zeker ook voor zwemmen. Ik voorzie een mooie toekomst voor De Lockhorst, maar afstemming tussen regionale zwembaden rond recreatief, bedrijfs- en schoolzwemmen zwemmen is naar 2030 toe dus nog belangrijker. Kortom, onze regio heeft hechte netwerken van mantelzorgers en vrijwilligers, maar ze veranderen wel en ze zijn in 2030 niet automatisch voor iedereen aanwezig. In steden als Dordrecht en Gorinchem zien we daardoor al de grootste concentratie van mensen met hulpbehoeften en van voorzieningen rond begeleid of beschermd wonen of begeleid werken. Ze wonen vaak in wat minder goede wijken, waar ook de woningen van ouderen vaker opgeplust moeten worden, om thuis wonen mogelijk te maken. En de ondersteuning van mantelzorgers, die alle ballen van werk en zorg in de lucht moeten houden, zal steeds belangrijker worden. Daar komt nog bij dat mensen met de minste mogelijkheden het vaakst denken dat ze hun dorpsgenoten geen hulp kunnen vragen. Dat hoeft niet te betekenen dat mensen hen niet willen helpen, het kan ook een vraagverlegenheid aangeven, vooral bij mensen van net na de Tweede Wereldoorlog 10. De schaamte voorbij, maar dat gaat bij hen niet vanzelf. Het investeren in ontmoetingen
Pagina 4 van 11
Kim Putterslezing, 9 december 2015
in wijken en buurten is dus van belang, net als gesprekken met wijkteams of wijkverpleegkundigen. Dat haalt mensen uit hun isolement, motiveert tot vrijwillige actie en helpt bij het signaleren van problemen. Een zorgzame regio moet actief inzetten op de sociale binding tussen mensen.
2. Een economisch sterke regio Een economisch sterke regio is aantrekkelijk voor ondernemerschap en investeert in de arbeidsmarkt. Gemeenten moeten dat met regionale samenwerking faciliteren. Dat moet zich in mijn ogen concentreren op tenminste drie zaken. In de eerste plaats op het stimuleren van ondernemerschap en MKB. Dat gaat over een regio waarin je in je eigen woonomgeving nog boodschappen doet, naar de kapper, dokter of bibliotheek gaat. Dat gaat over de dingen die je nodig hebt voor het dagelijks leven, waarin je kunt werken en binding met de omgeving opbouwt. Voor ouderen kan het belangrijker zijn dat ze elke dag nog een ommetje naar de buurtsuper kunnen maken dan dat er nog meer thuishulp langs komt. In veel dorpskernen zijn de supermarkten echter verdwenen en is er nog maar weinig ondernemerschap. In de krimpregio´s versterkt dat de sociale ongelijkheid. Hier ligt echter wel een grote kans voor onze regio, omdat de centrumgemeenten andere bedrijvigheid aantrekken dan de dorpen en ze met elkaar richting 2030 aantrekkelijk kunnen zijn voor voorzieningen die enerzijds een oudere bevolking bedienen en anderzijds ook jongeren en gezinnen aantrekken die in een landelijke omgeving willen wonen met enkele verstedelijkte kenmerken. Ondernemers kunnen daarop inspelen. In de tweede plaats moet er dan een gunstig vestigings- en woonbeleid zijn. De afwezigheid van voorzieningen in wijken, een scheve samenstelling van de woningvoorraad en problemen met veiligheid en integratie kunnen zich gaan stapelen. Om dat tegen te gaan is de aanwezigheid van bedrijvigheid nodig, maar ook van wijkagenten en buurtwerkers die problemen signaleren en tegengaan. We hebben een sterke traditie van het tegengaan van achterstanden. In onze regio hebben de woningcorporaties die rol altijd sterk gespeeld, maar zie je nu ook dat met snelle verkoop van sociale huur er minder mogelijkheden ontstaan om op specifieke groepen in te spelen, met name in Dordrecht en Gorinchem. Een veilige en aantrekkelijke woonomgeving is echter ook belangrijk voor het aantrekken van bedrijvigheid. In de derde plaats moet onze kennis van ambachten en vakmanschap rond baggeren, scheepsbouw en het MKB sterker benut worden. De werkloosheid is de afgelopen periode iets gedaald, maar ligt met name onder lager opgeleiden en migranten veel hoger. We zien een werkloosheid die onder hoog opgeleiden rond de 4% en onder lager opgeleiden rond 12% ligt. Migranten zijn drie keer zo vaak werkloos. Goede afspraken tussen werkgevers en onderwijsinstellingen over de deskundigheden en vaardigheden van benodigde vakmensen zijn sterker dan ooit nodig. Er is richting 2030 meer aandacht nodig voor het waarderen van vakmanschap en het omscholen van mensen. Een economisch sterke regio heeft dus ook een stevige visie op werk, wonen en leren.
Pagina 5 van 11
Kim Putterslezing, 9 december 2015
3. Een landschappelijke en veilige regio We willen in 2030 ook een regio zijn die landschappelijk aantrekkelijk en veilig is. Dat gaat dus over een regio waarin je als bewoner hecht aan natuur, groen en water, en waar je veilig woont. Voor mensen in de centrumgemeenten komt daar de reuring, de bedrijvigheid en de mogelijkheid tot uitgaan bij. De mate van binding en de ervaren problemen met de omgeving en leefbaarheid verschillen erg per leeftijdsgroep en tussen de dorpen en de centrumgemeenten. Mensen boven de 75 jaar zijn meer gebonden aan hun directe leefomgeving, waar ze ook afhankelijker van worden, terwijl jongeren vaker naar elders uitwijken. Ze ervaren problemen verschillend. In de dorpen in onze regio zien we dat tot 40% van de bevolking zich voor leefbaarheid inzet, en richting de 20% ook voor burenhulp en omgevingskwaliteit. In grotere gemeenten liggen die percentages er iets onder en in de stad lager. Het betekent dat een substantieel aantal mensen de bereidheid heeft zich in te zetten voor de omgeving. Toch zien we ook dat meer dan 40% van de ouderen in dorpen het isolement (uitsluiting) als probleem ervaart, dat 20% vervoersproblemen ervaart en dat 17% de beschikbaarheid van noodhulp vreest. Ook onveiligheidsgevoelens spelen een rol, waar stedelingen meer problemen ervaren met de sociale controle die in dorpen vanzelfsprekender is. Richting 2030 zal de bereidheid van mensen om zich voor de omgeving in te zetten nog veel meer moeten worden benut. Ook in de regio rond Sliedrecht zien we dat mensen in kleinere netwerken, met steeds meer technologische middelen sneller met elkaar in verbinding staan. Dat biedt dus mogelijkheden. Ze zoeken elkaar bij eenzaamheid vaker op, het leidt bijvoorbeeld tot wijknetwerken en kookkringen, maar ze kunnen zo ook onveiligheid signaleren en melden, bv. via sms-alert systemen. Op die manier kunnen ook onveilige situaties eerder worden gemeld aan de politie. Het is dan wel van belang dat de overheid en de politie op die zelfredzaamheid reageren, maar in een regio waarin de leefomgeving centraal staat kunnen en moeten mensen in 2030 ook zelf die verantwoordelijkheid nemen.
4. Een cultureel en recreatief sterke regio Een cultureel en recreatief sterke regio vraagt – ten vierde – ook om een visie en samenwerking tussen gemeenten, bedrijven, culturele instellingen en sportaccommodaties. De culturele binding is van belang voor de vraag of mensen zich in de regio thuis voelen, musea bezoeken, elkaars taal of dialect spreken, naar lokale festiviteiten gaan, zoals de braderie, de open monumentendag of natuurlijk het Baggerfestival. Als de mensen om je heen wegvallen, kinderen verder weg wonen en de eenzaamheid toeneemt, dan kunnen culturele instellingen en evenementen een antwoord bieden, soms meer dan zorginstellingen. Musea bewaren collecties of houden tentoonstellingen die iets leren of vermaken, maar waarmee ook verbinding tot stand komt met ouderen – die de geschiedenis herbeleven en jongeren die erover leren 11. Een mooi voorbeeld uit mijn eigen gemeente Hardinxveld-Giessendam zijn de workshops die Museum De Koperen Knop in verpleeghuis Tiendwaert verzorgt, zoals het schrijven met de kroontjespen. Of het in de streektaal vertellen van verhalen en benoemen van voorwerpen. De waarde daarvan is niet in bezoekersaantallen uit te drukken, maar zou vanwege de intrinsieke betekenis voor mensen moeten worden ondersteund.
Pagina 6 van 11
Kim Putterslezing, 9 december 2015
Gemeenten moeten met de musea dus afspraken maken over de inzet van beroepskrachten en vrijwilligers en die meerwaarde benoemen. Dat zou bijvoorbeeld tot gezamenlijke regionale conservatoren kunnen leiden. Waarom zouden het Sliedrechts, Gorcums en Dordts museum daarin in 2030 niet meer samenwerken, met gemeenten afspreken wat de gewenste beroeps- en vrijwillige inzet is, met scholen afspreken hoe ze via cultuureducatie onze gezamenlijke geschiedenis aan jongeren overbrengen. De museumroute door onze regio is sowieso prachtig. Daarbij is ondersteuning in geld en accommodaties van belang, maar richting 2030 ook steeds vaker de ondersteuning van vaak oudere vrijwilligers en faciliteiten voor mensen met beperkingen, zoals vervoer naar de sport. Zelfs als een vereniging klein is, kan dat voor de doelgroep van groot belang zijn. Een voorbeeld is de vereniging Hart Recreatie Sport Sliedrecht of de Volksdansgroep Talima. In de regio kun je voor de verenigingen de handen ineen slaan, zowel in geld als accommodaties of vervoer. Onze regio is in al die variëteit – daarvan ben ik overtuigd – aantrekkelijk voor toerisme aan de Merwedeboulevard, met ook nog een keur aan opties voor wielersport in de polder tot watersport op de rivier, en biedt kansen voor allerlei horeca-ondernemers.
Agenda 2030 De vier geschetste wensbeelden willen we natuurlijk allemaal tegelijkertijd. Met de cijfers erbij heb ik laten zien dat er veel kansen zijn om sociale, landschappelijke, culturele en economische functies te combineren, maar ook dat ze sterk onder druk staan door de vergrijzing, wegtrekkende bedrijvigheid en de toenemende gerichtheid op netwerken die zelf gekozen zijn en buiten de regio liggen. In de visies van Drechtsteden en AV zie ik de zoektocht naar oplossingen terug12. Er zijn in mijn ogen 3 grote uitdagingen13 (Sheet & filmpje).
1. Burgerparticipatie: zorg voor nieuwe `kleine’ solidariteit! Er zijn vormen van kleinschalige solidariteit in werk, zorg en sociale netwerken nodig voor een participatiesamenleving in onze regio14 om de toenemende ongelijkheid tegen te gaan15. De overheid is daarbij zeker niet alleen aan zet, het gaat om sterke verbindingen tussen vrijwilligers en beroepskrachten, bijvoorbeeld in de zorg, maar ook nog meer dan nu om bedrijven die bijdragen aan wijkvoorzieningen en de inzet van nieuwe technologie – zoals Wijk-Apps - die mensen aan elkaar verbindt. Zorgcoöperaties, zoals Austerlitz Zorgt, maar ook bewonersbedrijven, kunnen een bredere groep aanspreken, waarbij bijvoorbeeld werkloze inwoners werkervaring kunnen opdoen of kwetsbare ouderen geholpen worden. Het actiever de hand naar de buurt reiken helpt ook. In Hardinxveld-Giessendam ging het personeel van de Lange Wei op een aangekondigde zaterdag huis aan huis de zeer diverse wijk in om te vragen hoe er naar hen gekeken werd en wat de wijk van hen verwachtte. Het leidde tot structurele verbinding met honderden vrijwilligers die in meer of minder mate bereid waren iets met de ouderen te doen, van een ommetje, tot lezen of koken. Het kan dus wel, dat zien we ook in Sliedrecht. Bijvoorbeeld bij mooie initiatieven voor sport voor mensen met beperkingen en bij het Baggerfestival waar vrijwilligers van jong tot oud voor sociale binding zorgen.
Pagina 7 van 11
Kim Putterslezing, 9 december 2015
Gegeven het toenemend aantal mensen met behoefte aan hulp en ondersteuning moet solidariteit wel worden georganiseerd. In de kleinere dorpskernen zijn de kerkelijke en sociale netwerken sterker in staat dit op te vangen dan in steden als Dordrecht en Gorinchem waar iets meer menging van kerkelijk en niet kerkelijk, rijk en arm, jong en oud, maar ook sterkere concentratie van kwetsbare groepen bestaat. Het risico bestaat dat richting 2030 de spanningen toenemen tussen diegenen die profiteren van economische voorspoed en van hun sociale netwerken en diegenen die niet het geld, de contacten en de netwerken hebben om op terug te vallen of verder te komen. De verschillen worden groter en solidariteit tussen kansrijke en kwetsbare inwoners is niet meer overal vanzelfsprekend. Gemeenten moeten elkaar richting 2030 helpen met een dekkend netwerk van voorzieningen.
2. Bedrijvenparticipatie: laat de koopman-dominee het verschil maken! Het vraagstuk van de toenemende ongelijkheid tussen hoger en lager opgeleiden, tussen jongere en oudere werknemers, maar ook tussen autochtoon en allochtoon ligt echter ook op het bordje van bedrijven. Vergrijzing heeft gevolgen voor het veranderend arbeids- en consumptiepatroon van onze inwoners, voor de wensen rond horeca en wonen, de behoefte aan supermarkten en kappers. De dialoog tussen de overheid en bedrijven, bijvoorbeeld over vergunningen, vestigingsbeleid en scholing, is dus onmisbaar. Het vakmanschap dat bij scheepswerven, baggerbedrijven en midden en kleinbedrijf bestaat is groot. Het aantal ZZP-ers en eenmansbedrijven zoals schilders, loodgieters en thuishulpen ook. Dat biedt kansen, maar ook risico’s voor bijvoorbeeld de middelen voor omscholing en sociale zekerheid. Dat is voor ZZP-ers en eenmansbedrijven niet altijd betaalbaar. Er zijn regionale afspraken nodig voor goed scholingsbeleid, voor de vestiging van bedrijven en de aanpak van werkloosheid via re-integratie. Bedrijven kunnen helpen om dorpen op kracht te houden, bijvoorbeeld door het stimuleren van ondernemerschap, maar ook door etnische of leeftijdsdiscriminatie op de arbeidsmarkt tegen te gaan. Ik houd dus een pleidooi voor de koopman-dominees die ons weer laten zien dat ze ook moreel de weg wijzen. Dat kan onze regio helpen om de omslag te maken van een krimpregio naar nieuwe bedrijvigheid en nieuwe consumptie bij een oudere bevolking.
3. Overheidsparticipatie: neem een kruip in de huid mentaliteit aan! Niet iedereen heeft kennis, kunde, middelen of netwerken om dit allemaal te regelen. De gemeente moet die groep goed in het vizier houden en kan hen faciliteren. De participatiesamenleving, zo stelde een van u, heeft enerzijds een element van het over de schutting gooien van verantwoordelijkheden door de overheid naar burgers, maar anderzijds is het ook wel goed dat er wat meer zelfredzaamheid in de samenleving komt. Dat vraagt dus precies om die overheid die het samen met mensen doet, die zich inleeft in burgers en in de huid kruipt van verenigingen en wijkbewoners. Hoe? Het gaat om een overheid die zich nog meer in burgers en bedrijven verplaatst en hen faciliteert via grondpolitiek, het tegengaan van armoede in lage statuswijken, het aantrekkelijk blijven voor het vestigen van buurtsupers en kleine ondernemers, die realistischer verwachtingen heeft van vrijwillige ondersteuning en mantelzorg.
Pagina 8 van 11
Kim Putterslezing, 9 december 2015
Woningcorporaties en zorginstellingen moeten dus naar de toekomst ruimte houden voor voldoende sociale huur en wijkzorg zodat ze kunnen inspelen op de wijkbehoeften. Dat gaat ook om het mogelijk blijven maken van activiteiten voor kleine doelgroepen, zoals mensen met beperkingen die in sportverenigingen deel willen nemen, of aan zoiets als het baggerfestival. Grote culturele evenementen zijn voor vrijwilligers alleen niet goed meer te organiseren, als je kijkt naar wat ze in termen van veiligheid, vergunningen, gezondheid en organisatie vragen. Dat vraagt een actieve overheid, die de opbrengsten ziet, zowel economisch als sociaal. Een overheid die meer faciliteert dan oplegt. Dat vraagt naar 2030 toe meer investeringen in het ambtelijk apparaat dat goede keukentafelgesprekken kan voeren, maar dat ook een partner van het verenigingsleven is. Dat betekent niet alsmaar meer controle en regels, maar meer vertrouwen in een echte dialoog met burgers, geholpen door internet en nieuwe media. Het vraagt ook om sterkere lokale rekenkamers (en geen slapende rekenkamers!) die goed kunnen beoordelen of beleid goed uitwerkt, om sterkere griffies die de raad goed ondersteunen, om lokale ombudsfuncties waar burgers in beroep kunnen gaan en om goede opleidingen voor raadsleden. Veel gemeenten hebben al die dingen wegbezuinigd, dat krijg je richting 2030 als boomerang terug.
Achilleshiel: een vitale regionale democratie (Sheet & filmpje) Er is dus veel nodig en niet alleen van de kant van de overheid. Belangrijker dan alle taaie bestuurlijke gevechten over al dan niet aansluiten bij de Drechtsteden of juist bij de AV is dat er een sterkere lokale democratie komt. Daar gaat het nu wel mis. Bijna 30% van de bevolking vertrouwt de politiek al niet meer16, stemt niet of twijfelt sterk17. Lokale politieke partijen weten de verbinding soms weer beter te maken, maar het risico is groot dat mensen afhaken als ze zelf niet meer te zeggen krijgen. Hoger opgeleiden hebben steeds meer invloed, ook in onze regio. Ze zijn mondiger, drukken vaker hun stempel op voorzieningen in wijken en buurten, want ze doen ook vaker mee in besluitvormingsprocessen. Ze hebben betere connecties. De zienswijzen en eigenheid van anderen komen dan niet altijd tot uitdrukking, wat zich vertaalt in een afnemend vertrouwen in die politieke besluitvorming. Het gaat eigenlijk bij dit hele verhaal dus ook allang niet meer om deelname in de ene of de andere gezamenlijke regeling in de regio. Het hele gebied van Dordrecht tot Gorinchem moet samenwerken om burgers en bedrijven meer in positie te brengen en om mensen goed te helpen die hulp nodig hebben. Willen we alle voorzieningen rond werk, zorg, leren en samenleven op peil houden dan is die intensievere regionale samenwerking gewoonweg noodzakelijk. Misschien zelfs in een direct gekozen regiobestuur, maar wat mij betreft ook met zelfstandige gemeenten. Gewoon met een goede taakverdeling, maar beide gekozen. Het Drechtsteden-model kan voor het hele gebied een tussenmodel zijn, met de mogelijkheid om via de raadsleden in het regiobestuur invloed uit te oefenen. Waarom niet? Maar ook dat model is in mijn ogen een tussenmodel naar een meer democratisch en direct gekozen regiobestuur. Dan hebben burgers pas echte invloed. De regionale samenwerking kan nu nauwelijks democratisch genoemd worden. Ik sluit af. We moeten zoeken naar nieuwe wegen van gedeelde zeggenschap in de regio, in gemeenten en in de wijken. Het recente debat over asielzoekerscentra laat luid en
Pagina 9 van 11
Kim Putterslezing, 9 december 2015
duidelijk zien dat mensen iets te zeggen willen hebben, maar ook behoefte hebben aan adequate informatie over bijvoorbeeld nieuwkomers in de wijk. Vormen van wijkzeggenschap met goede informatievoorziening zijn nodig. Dat is niet zo simpel, want het recht van de sterkste met de grootste mond dreigt al snel te zegevieren. Sterke waarborgen tegen willekeur zijn dus van belang. Mensen moeten ook in beroep kunnen gaan. Democratie is niet enkel het recht van een meerderheid om besluiten te nemen, het is ook de verplichting rekening te houden met mensen die op een andere manier denken, geloven of leven. Dat heet in Nederland de Rechtstaat en die kun je dus niet regionaal beleggen! Dus, experimenteer meer met referenda, maar wees duidelijk over de spelregels en de taakverdeling met de gemeenteraden; experimenteer meer met online raadplegingen en varianten op inloopavonden; werk aan betere informatievoorziening via internet en liveblogs. Dat is een opdracht voor de gemeenten, maar ook voor de pers18. Dan krijg je een regio die mensen verbindt en weer zeggenschap geeft. Het is als met de trapveer op de sheet: gaat hij alle kanten op of sturen we hem de goede kant op als het gaat om de sociale, economische, landschappelijke en culturele binding tussen mensen, bedrijven en overheid. Ik wens ons dat laatste toe. Dank voor de aandacht.
Pagina 10 van 11
Kim Putterslezing, 9 december 2015
Eindnoten en referenties 1
Vermeij, L. en J. Kullberg, 2015. Niet van de straat: de lokale samenleving in globaliserende, groeiende steden. SCP, Den Haag. 2 Sociaal en Cultureel Planbureau, 2013. De Sociale Staat van Nederland. Den Haag. Zie ook: Verschil in Nederland, Sociaal en Cultureel Rapport 2014. 3 Sociaal en Cultureel Planbureau en Centraal Bureau voor de Statistiek, 2014. Armoedesignalement. Den Haag. 4 Sociale Staat van Nederland, 2015. Verschijnt in december. 5 CBS 2013, ABF Research 2012; bewerking Tympaan Instituut 2013. 6 CBS, 2015 en www.alblasserwaard-vijfherenlanden.nl 7 Gebruikt zijn verscheidene bronnen, zoals de toekomstvisies van de Drechtsteden en van de Alblasserwaard Vijfherenlanden, studies van Companen, het Tympaan Instituut en het CBS. 8 CIZ 2013, BZK/CBS, WoON 2012, DANS, ABF Research 2012; bewerking Tympaan Instituut 2013. 9 Zie de studie van I. Woittiez cs naar familiezorgnetwerken in de periode tot 2007. 10 Vermeij, L. en J. Kullberg, 2015. Niet van de straat: de lokale samenleving in globaliserende, groeiende steden. SCP, Den Haag. Tevens: L. Vermeij, 2015. Dichtbij Huis. SCP, Den Haag. 11 Zie ook de lezing van Kim Putters bij de opening van de expositie Prachtige oude mensen, museum De Koperen Knop, Hardinxveld-Giessendam, 19 september 2015. 12 Zie onder meer de visie 2030 van de Regio AV, Open, voor elkaar. 13 Vermeij, L. en J. Kullberg, 2015. Niet van de straat: de lokale samenleving in globaliserende, groeiende steden. SCP, Den Haag, p. 14. 14 K. Putters, 2014. Rijk geschakeerd. SCP, Den Haag. 15 Samen met de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid schreef het SCP de bundel Gescheiden werelden (Den Haag, 2014) over onder meer de maatschappelijke scheidslijn langs opleidingsniveau. Met het Centraal Planbureau schreef het SCP in 2015 het rapport De onderkant van de arbeidsmarkt in 2025. 16 In het Continu Onderzoek Burgerperspectieven signaleerden we dat dit rond 2008 ook sterker het geval was. 17 Dit omvat mensen uit de groep onzekere werkenden en achterblijvers uit het Sociaal Cultureel Rapport 2014; we zien dit ook terug in het Continu Onderzoek Burgerperspectieven. 18 Zie column Kim Putters in het Financieel Dagblad d.d. 28 oktober 2015, `Bank op, bank af’.
Pagina 11 van 11