Langer werken voor minder pensioen?
Ondoenbaar, onlogisch en onnodig
Inhoud Wat is de regering Michel-De Wever van plan met onze pensioenen? .......... 7 Werken tot 67............................................................................................................. 7 Afbouw wettelijke pensioenen................................................................................13 Invoering puntensysteem........................................................................................16 Langer werken is ondoenbaar, onlogisch en onnodig.................................19 Ondoenbaar...............................................................................................................21 Onlogisch.................................................................................................................. 25 Onnodig.................................................................................................................... 29 Het pensioenplan van de PVDA.......................................................................... 35 Onze visie................................................................................................................. 35 Een sociaal pensioenbeleid is nodig...................................................................... 36 Vijf krachtlijnen voor een sociaal pensioenbeleid............................................... 38 Hoe gaan we dat betalen? ....................................................................................... 42
31 oktober 2014 • Prijs: 2,5 euro Uitgave van de PVDA, M. Lemonierlaan 171, 1000 Brussel
[email protected] • www.pvda.be • www.facebook.com/pvdabelgie V.u.: Marie-Rose Eligius, M. Lemonnierlaan 171, 1000 Brussel. 2
Zuurstof De verschillende regeringen willen de crisis afwentelen op de jongeren, de gezinnen, de werknemers en al wie het moeilijk heeft in de samenleving. Het VBO en VOKA spreken woorden van lof: “Eindelijk een regering die extra zuurstof geeft aan bedrijven en mensen.” Maar waar is de zuurstof voor de jongeren die snakken naar een vaste job? Waar is de zuurstof voor de gezondheidszorg? Waar is de zuurstof voor de cultuursector? Waar is de zuurstof voor het klimaat? Neen, deze regering geeft geen extra zuurstof aan de samenleving. Zij knijpt haar de keel dicht. Laten we bij de feiten blijven. Wie krijgt extra zuurstof van de rechtse regeringen? Er komt géén vermogensbelasting, ondanks de enorme toename van het aantal multimiljonairs. De notionele interesten blijven bestaan, ondanks het minimumtarief dat de 1.000 winstgevende multinationals nu al betalen. En de grote bedrijven krijgen er nog eens een blanco cheque van 3,5 miljard euro bovenop. Het is niet door de zuurstof uit de samenleving te pompen dat je een economie opbouwt. Na zes jaar zwaar besparingsbeleid staan we met de Europese Unie op de rand van een derde recessie. De regering Michel - De Wever loopt vrolijk mee met de liberale fanfare richting de afgrond, door nu 8 miljard te besparen, en nog eens een paar miljard met de Vlaamse, Waalse en
Brusselse regeringen. Het lijkt wel een religie. Een geloofsleer die nergens voor economisch herstel heeft gezorgd, en dat ook niet bij toverslag zal doen in ons land. Wij verdedigen een andere visie. Een positieve visie. Een visie op investeringen: in het onderwijs, in de crèches, in de uitbouw van de openbare diensten. Een visie op ecologische vernieuwing, met een openbaar energiebedrijf. Een visie op democratische vernieuwing, met een vermogenskadaster en fiscale rechtvaardigheid. Een visie op sociale vernieuwing, met een sterke sociale zekerheid. Die visie kan je lezen in ons Cactusplan op de website www.pvda.be. In deze brochure presenteert Kim De Witte onze visie op de pensioenen. De regering Michel - De Wever wil ons laten werken tot 67. Dat terwijl één op drie zestigers kampt met ernstige gezondheidsproblemen. Het recht op rust na een leven van intense arbeid is een grondrecht. Kim toont aan dat dat recht ook perfect betaalbaar is, als we de welvaart anders verdelen. Zuurstof voor de hersenen dus. Geëngageerde groeten, Peter Mertens Voorzitter PVDA 3
“Men kan een samenleving beoordelen aan de manier waarop ze met haar ouderen omgaat.” Claude Lévi-Strauss cultureel antropoloog 4
I
n februari 2014 bracht de minister van Pensioenen, Alexander De Croo (Open VLD), een studiebezoek aan Zweden. Na zijn bezoek was hij vol lof over het Zweedse pensioenbeleid: “België heeft nood aan een ingrijpende pensioenhervorming en Zweden is een voorbeeld voor ons”, zo sprak De Croo1. Maar waarvoor staat het Zweedse pensioenbeleid? Zweden koppelde de pensioenleeftijd aan de levensverwachting. Wanneer de gemiddelde levensverwachting stijgt, dan stijgt automatisch de pensioenleeftijd. Zweden verlaagde tegelijkertijd de wettelijke pensioenen en plafonneerde de uitgaven voor die pensioenen in percentage van de lonen (16 procent). Als de lonen dalen, bijvoorbeeld door een economische crisis, dan dalen meteen ook de wettelijke pensioenen. Dat gebeurde een eerste keer in 2010.
de eerste maatregelen die de nieuwe regering wil doorvoeren. Langer werken is ondoenbaar, onlogisch en onnodig. Het is ondoenbaar omdat we niet allemaal langer leven en zeker niet in goede gezondheid. Eén op drie zestigers kampt met ernstige gezondheidsproblemen. Hen verplichten om langer te werken is geen optie. Deze hervorming is onlogisch. België telt nog steeds 650.000 werklozen. Bompa werkt zich kapot, terwijl kleinzoon hopeloos zoekt naar een job. Deze hervorming is tot slot onnodig. Volgens de Studiecommissie voor de Vergrijzing zullen wij in 2060 evenveel betalen voor onze pensioenen als Oostenrijk en Frankrijk nu al betalen. Is dat onhaalbaar? Natuurlijk niet. Het is een kwestie van keuzes in het sociaal en fiscaal beleid.
Niet alleen de inhoud, maar ook de aanpak van de Zweedse hervorming inspireerde de minister. De hervorming in Zweden werd voorbereid in het geheim, ver van de camera’s. Geen pottenkijkers, geen inspraak, geen democratisch debat. De nieuwe hervorming in België toont veel gelijkenissen. Het pensioendebat werd over de verkiezingen getild. Geen enkele partij verdedigde de verhoging van de pensioenleeftijd naar 67 jaar, vóór de verkiezingen van 25 mei 2014. Geen enkele partij verdedigde de afschaffing van de pensioenbonus. Nochtans zijn dat
In dit boekje bespreken we de pensioenplannen van de nieuwe regering. We gaan dieper in op het ondoenbaar, onlogisch en onnodig karakter van deze hervorming. We tonen aan dat een sociaal pensioenbeleid nodig en mogelijk is.
1 G. TEGENBOS, “De Croo wil politiek pact over pensioenen”, De Standaard, 20 februari 2014.
Kim De Witte Pensioenspecialist van de PVDA
5
Werken tot mijn 67?
Vergeet het!
6
Wat is de regering Michel-De Wever van plan met onze pensioenen? Werken tot 67 De nieuwe regering wil iedereen langer laten werken. Dat doet ze in de eerste plaats door de pensioenleeftijd op te trekken naar 67 jaar tegen 2030. Nadien wil de regering de pensioenleeftijd nog verder laten stijgen, samen met de gemiddelde levensverwachting, naar Zweeds voorbeeld2. Toen bekend werd dat de regering ons wil doen werken tot 67 jaar, was er heel wat opschudding. De vorige en de nieuwe minister van Pensioenen probeerden de gemoederen te bedaren door te verwijzen naar het recht op vervroegd
pensioen3. Maar ook dat recht wordt afgebouwd. De regering wil de leeftijd waarop men vervroegd met pensioen kan gaan, optrekken naar 63 jaar vanaf 2018. In de toekomst zou ook die leeftijd nog verder kunnen opschuiven, samen met de gemiddelde levensverwachting4. Niet alleen de leeftijd, maar ook het aantal gewerkte jaren om vervroegd met pensioen te mogen gaan wordt opgetrokken. Vroeger moest men 35 jaar gewerkt hebben. Nu wordt dat 42 jaar. Maar liefst 7 jaar erbij. Deze voorwaarde zorgt ervoor dat het vervroegd pensioen in de feiten niet
2 Zie punt 2.1.2 van het regeerakkoord (“Moment van opening van het recht op pensioen”). 3 X., Alleen uitzonderingen zullen tot 67 moeten werken, Het Nieuwsblad, 13 oktober 2014. 4 Idem voetnoot 2.
7
toegankelijk zal zijn voor velen. Drie op vier vrouwen en één op vier mannen komt niet aan 42 gewerkte jaren5. Zes op tien vrouwen en één op tien mannen komt ook niet aan 38 gewerkte jaren. Wie 38 jaar op zijn of haar teller heeft staan, zal nog vier jaar extra moeten werken om aan 42 jaar te geraken. Het vervroegd pensioen vanaf 63 jaar is voor hen niet mogelijk. Zij zullen moeten werken tot 67 jaar. Naast de wettelijke en de vervroegde pensioenleeftijd, wil de regering Michel - De Wever ook de brugpensioenleeftijd
omhoog trekken (het zogenoemde stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag). Het brugpensioen is momenteel toegankelijk vanaf 60 jaar. Voorwaarde is wel dat de werkgever akkoord gaat (verschil met vervroegd pensioen) en dat men 35 jaar gewerkt heeft. Voor zware beroepen (bouw en ploegenarbeid) en lange loopbanen (40 jaar) is de brugpensioenleeftijd nu 56 jaar. De regering Di Rupo besliste al om deze leeftijd geleidelijk aan omhoog te trekken tot, respectievelijk, 58 en 60 jaar. De regering Michel - De Wever doet daar nog een schepje bovenop. Zij wil de gewone brugpensioenleeftijd optrekken tot 62 jaar (vanaf 2015). Voor zware beroepen wil ze de leeftijd optrekken naar 60 jaar vanaf 2017. Ook de brugpensioenleeftijd voor ondernemingen in moeilijkheden en in herstructurering zou stijgen naar 60 jaar. Tot slot wil de regering ook de leeftijd voor het recht op overlevingspensioen (voor weduwen en weduwnaars) optrekken naar 55 jaar. Dat is vijf jaar meer dan de huidige leeftijd van 50 jaar. De tabellen 1 en 2 geven een samenvattend overzicht van de verschillende maatregelen.
8
5 Zie J. BERGHMAN, H. PEETERS en A. MUTSAERTS, De pensioenbescherming in België: overzicht en uitdagingen, in P. D’HOINE en B. PATTYN (eds.), Over de grenzen en generaties heen – XXI Lessen voor de eenentwintigste eeuw, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2012, 111.
Tabel 1
Evolutie van de leeftijd voor het recht op rustpensioen, vervroegd pensioen en overlevingspensioen Vóór Di Rupo
Hervorming Di Rupo
Hervorming Michel
TOTAAL
Rustpensioen
65 jaar
65 jaar
67 jaar
+ 2 jaar
Vervroegd pensioen
60 jaar, na 35 gewerkte jaren
62 jaar, na 40 gewerkte jaren
63 jaar, na 42 gewerkte jaren
+ 3 jaar en + 7 gewerkte jaren
Overlevingspensioen
45 jaar
50 jaar
55 jaar
+ 10 jaar
9
Tabel 2
Evolutie van de leeftijd voor het recht op brugpensioen
10
Vóór Di Rupo
Hervorming Di Rupo
Hervorming Michel
TOTAAL
Algemeen stelsel
60 jaar, na 35 gewerkte jaren
60 jaar, na 40 gewerkte jaren
62 jaar, na 40 gewerkte jaren
+ 2 jaar en + 5 gewerkte jaren
Lange loopbanen
58 jaar, na 37 (mannen) of 33 (vrouwen) gewerkte jaren
60 jaar, na 40 gewerkte jaren
60 jaar, na 40 gewerkte jaren
+ 2 jaar en + 3 tot 7 gewerkte jaren
Zware beroepen
56 jaar, na 33 gewerkte jaren
58 jaar, na 35 gewerkte jaren
60 jaar, na 40 gewerkte jaren
+ 4 jaar en + 7 gewerkte jaren
Ondernemingen in moeilijkheden en herstructurering
50 jaar
55 jaar
60 jaar
+ 10 jaar
Drie op vier vrouwen en één op vier mannen komt niet aan 42 gewerkte jaren. Zes op tien vrouwen en één op tien mannen komt ook niet aan 38 gewerkte jaren. Zij zullen moeten werken tot aan de leeftijd van 67 jaar.
Samengevat: iedereen zal minstens twee jaar langer moeten werken. Werknemers met een minder groot aantal gewerkte jaren – in de regel vrouwen, omdat zij vaker werken in het huishouden – zullen tot zeven
jaar langer moeten werken. Werknemers die slachtoffer worden van een bedrijfssluiting, zullen tot tien jaar langer moeten werken (of beter: naar werk moeten zoeken, omdat er vaak geen werk is voor ouderen). 11
Pensioenbonus: – 83 euro per maand
Gezinspensioen: – 281 euro per maand
Ambtenarenpensioen: – 298 euro per maand
12
© Hendrik Braet
Afbouw wettelijke pensioenen De regering Michel - De Wever wil ons niet alleen langer doen werken, zij wil ook rechtstreeks besparen op de pensioenen. Het regeerakkoord spreekt van de afschaffing van de pensioenbonus, de afschaffing van het gezinspensioen, de verlaging van het ambtenarenpensioen en de verdere afbouw van de gelijkgestelde periodes.
Pensioenbonus afgeschaft
Tijdens het Generatiepact in 2005 werd de zogenaamde pensioenbonus ingevoerd. Deze bonus verhoogde het wettelijk pensioen met 179,4 euro per maand (bruto) voor iedereen die actief bleef tot de leeftijd van 65 jaar. De maatregel diende om de bittere pil met betrekking tot de afbouw van het brugpensioen te verzachten. De regering Di Rupo verlaagde de pensioenbonus al met 96,2 euro per maand6. Iedereen die actief blijft tot 65 jaar krijgt nu nog een bonus van 83,2 euro per maand (bruto). De regering Michel De Wever wil de pensioenbonus volledig afschaffen vanaf 1 januari 2015.
Gezinspensioen afgeschaft
Het regeerakkoord stelt verder dat de regering Michel - De Wever zal onderzoeken “op welke manier een modernisering van de gezinsdimensie in het pensioensysteem kan worden doorgevoerd”. Dat is een vaag en onduidelijk engagement. Het regeerakkoord stelt daarnaast dat het gezinspensioen, zoals dat nu bestaat, wordt afgeschaft. Dat is een concrete en duidelijke maatregel. De afschaffing van het gezinspensioen kan verregaande gevolgen hebben voor koppels waarbij één van de partners geen of onvoldoende pensioenrechten heeft opgebouwd. De volledige afschaffing zou voor een gepensioneerd koppel van werknemers een vermindering betekenen van minimum 281 en maximum 536 euro per maand (brutobedragen). Voor zelfstandigen zou het een vermindering betekenen van minimum 265 en maximum 305,5 euro per maand (brutobedragen)7.
ambtenarenpensioen verlaagd
De regering Michel - De Wever neemt ook de ambtenarenpensioenen zwaar onder vuur. Dat gebeurt door middel van vier concrete maatregelen: 1. de afschaffing van de diplomabonificaties (dit zijn de studiejaren die men kan inbren-
6 Zie STUDIEDIENST PVDA, De regering halveert de pensioenbonus vanaf 1 januari 2014, 20 december 2013 (www.pvda.be). 7 Zie STUDIEDIENST PVDA, Allemaal twee tot vijf jaar langer werken voor 83,2 tot 298,4 euro minder pensioen, 15 oktober 2014 (www.pvda.be).
13
gen voor de opbouw van het pensioen), 2. de verlenging van de loopbanen (alle zogenaamde tantièmes worden opgetrokken naar 60), 3. het niet meer laten meetellen van de contractuele tewerkstelling voor de berekening van het ambtenarenpensioen (veel ambtenaren beginnen als contractueel en worden pas later vast benoemd; hun pensioen tijdens de periode van contractuele tewerkstelling zou enkel nog meetellen als werknemer in de privé) en 4. een
8 Idem voetnoot 7. 9 Zie STUDIEDIENST PVDA, Gaan de pensioenen niet verminderen?, 18 december 2011 (www.pvda.be). 10 Idem voetnoot 7. 14
nieuwe berekening van het pensioen voor ambtenaren op basis van alle loopbaanjaren (in plaats van de laatste loopbaanjaren). Een ambtenaar met een gemiddeld pensioen dreigt door deze maatregelen al gauw 298,4 euro pensioen per maand te verliezen (netto)8. De regering Michel - De Wever wil tot slot ook sleutelen aan de gelijkgestelde periodes voor de berekening van het pensioen. De regering Di Rupo verminderde de pensioenopbouw al voor de periodes van brugpensioen, tijdskrediet en werkloosheid (derde periode). Voor iemand met een gemiddeld inkomen, die geen baan meer vindt na 55 jaar, betekent dit een vermindering van het wettelijk pensioen met 125 euro per maand (bruto)9. De regering Michel - De Wever wil nu nog een stap verder gaan, door de pensioenopbouw volledig af te schaffen tijdens de periodes van loopbaanonderbreking en tijdskrediet zonder specifieke motivering. Voor elk jaar dat men beroep doet op deze systemen zal men 24,6 euro aan pensioen per maand verliezen10. Tabel 3 geeft een overzicht van de belangrijkste maatregelen.
Tabel 3
Afbouw van de wettelijke pensioenen Vóór Di Rupo
Hervorming Di Rupo
Hervorming Michel
TOTAAL
Pensioenbonus
179,4 euro per maand voor wie werkt tot 65 jaar
83,2 euro per maand voor wie werkt tot 65 jaar
Volledige afschaffing pensioenbonus
179,4 euro minder pensioen per maand (bruto)
Gelijkgestelde periodes
Gelijkstelling op basis van het laatste loon
Afbouw gelijkstelling bij brugpensioen, tijdskrediet en werkloosheid
Afschaffing gelijkstelling bij loopbaanonderbreking en nietgemotiveerd tijdskrediet
tot 125 euro minder pensioen per maand (bruto)
Ambtenarenpensioen
Berekening pensioen op de wedde van de laatste vijf jaar
Berekening pensioen op de wedde van de laatste 10 jaar
Berekening op gemiddelde wedde, afschaffing diplomabonificatie, verlenging loopbanen
al snel 298,4 euro minder pensioen per maand (netto)
15
Samengevat kunnen we stellen dat de wettelijke pensioenen voor iedereen zullen dalen. De nieuwe minister van Pensioenen, Daniel Bacquelaine (MR), zegt dat deze pensioenhervorming de regering Michel - De Wever honderden miljoenen euro’s zal opbrengen11. Daarnaast wil de regering de laagste pensioenen, onder de armoedegrens, lichtjes laten stijgen. Dat kadert netjes in de liberale visie, waarbij de wettelijke pensioenen uitsluitend focussen op de bescherming tegen de ergste armoede en de aanvullende pensioenen moeten zorgen voor het extra.
Invoering puntensysteem De regering Michel - De Wever neemt geen genoegen met bovenstaande maatregelen. Zij wil een structurele aanpassing van ons pensioenstelsel, via de invoering van een puntensysteem12. In plaats van pensioenrechten op te bouwen in euro’s, zouden we pensioenrechten opbouwen in punten. Het puntensysteem moet toelaten om het “financieel evenwicht” te bewaren.
Tijdens ons actieve leven zouden we punten opbouwen. Dat gebeurt op jaarbasis: op het einde van elk jaar wordt vastgesteld hoeveel punten we tijdens dat jaar verworven hebben. Deze punten komen op een individuele rekening te staan. Zij worden omgezet in euro’s wanneer we ons pensioen opnemen. Het aantal euro’s dat een pensioenpunt waard is, wordt elk jaar opnieuw bepaald. Daarbij wordt rekening gehouden met de evolutie van de lonen en de sociale bijdragen. In tijden van economische crisis kan de waarde van een pensioenpunt dalen. Het perverse effect van zo’n puntensysteem is dat het toelaat om de kosten van een economische crisis rechtstreeks door te schuiven naar de ouderen die met pensioen gaan. Daarnaast laat het toe om de gelijkgestelde periodes makkelijker anders te waarderen. Een periode van gemotiveerd tijdskrediet, werkloosheid of ziekte zou minder punten kunnen opleveren. Volgens de regering moet er immers een groter onderscheid komen tussen mensen die hun loopbaan verlengen door effectieve arbeidsprestaties en
11 M. BUXANT, Travailler jusqu’à 67 ans, c’est une chance pour ceux qui ont une basse pension, Interview de Daniel Bacquelaine, L’Echo 25 oktober 2014. 12 Zie punt 2.1.2 van het regeerakkoord (“Lange termijn: automatische aanpassingsmechanismen”). 16
mensen die hun loopbaan verlengen via gelijkgestelde periodes. Het puntensysteem moet volgens de Commissie Pensioenhervorming tot slot toelaten om bij vervroegde opname van het pensioen een malus toe te passen. Dat betekent niet alleen dat men geen pensioenrechten meer opbouwt bij vervroegde pensionering – zoals dat nu het geval is – maar dat men ook reeds opgebouwde pensioenrechten zou verliezen. De bekende antropoloog Lévi-Strauss zei dat men het culturele niveau van een samenleving kan afmeten aan de wijze waarop zij met haar ouderen omgaat. De invoering van het puntensysteem naar Zweeds voorbeeld zou het culturele niveau van onze samenleving sterk verlagen. Het puntensysteem betekent dat men de risico’s van de financiering van de pensioenen doorschuift naar de ouderen. Dat is immoreel. Het is bovendien ondoenbaar, onlogisch en niet nodig.
17
“We leven langer, omdat we korter werken.” Kim De Witte pensioenspecialist PVDA 18
Langer werken is ondoenbaar, onlogisch en onnodig Langer werken is ondoenbaar, onlogisch en onnodig. Het is ondoenbaar omdat we niet allemaal langer leven, en zeker niet in goede gezondheid. Eén op drie zestigers kampt met ernstige gezondheidsproblemen. Hen verplichten om langer te werken is geen optie.
Deze hervorming is tot slot onnodig. Volgens de Studiecommissie voor de Vergrijzing zullen wij in 2060 evenveel betalen voor onze pensioenen als Oostenrijk en Frankrijk nu al betalen. Is dat onhaalbaar? Natuurlijk niet. Het is een kwestie van keuzes in het sociaal en fiscaal beleid.
Deze hervorming is onlogisch. België telt nog steeds 650.000 werklozen. Bompa werkt zich kapot, terwijl kleinzoon hopeloos zoekt naar een job.
19
We leven niet allemaal langer
20
Ik leef 6 tot 7,5 jaar korter en 18 tot 25 jaar minder lang in goede gezondheid.
Ondoenbaar We horen dag in dag uit dat we langer moeten werken omdat we langer leven. Maar we leven niet zo veel langer dan vroeger. Een 65-jarige man had in 1841 – de vroegste cijfers waar we voor België over beschikken – een levensverwachting van gemiddeld elf jaar13. Een 65-jarige man in België heeft vandaag een levensverwachting van gemiddeld achttien jaar14. Dat is slechts zeven jaar meer. Een 85-jarige man had in 1841 een levensverwachting van gemiddeld 3,9 jaar. Vandaag is dat 5,3 jaar. Dat is slechts 1,4 jaar meer, over een periode van 175 jaar. Het idee dat we almaar langer leven is dus niet juist. Wel juist is dat meer mensen de kans krijgen om oud te worden. Met andere woorden: het ouder worden is gedemocratiseerd. We worden gemiddeld ouder, omdat er minder mensen vroeg sterven. Vroeger maakte enkel de heersende klasse kans om oud te worden. De Egyptische farao 13 14 15 16 17
Ramses II werd 91 jaar. De gewone man werd gemiddeld 40 jaar. Kindersterfte, ziekte en overbelasting van het lichaam door zware arbeid maakten een einde aan menig bestaan. Momenteel kunnen meer mensen oud worden. In de eerste plaats omdat we gezonder leven en minder lang werken. De levensverwachting wordt dus vaak verkeerd begrepen. Het gaat niet over de leeftijd die elk individu kan bereiken. Het gaat over de gemiddelde levensduur van de bevolking. Dat gemiddelde is gestegen maar zal nooit 100 jaar worden. We zijn geprogrammeerd om in optimale omstandigheden ongeveer 30.000 dagen te functioneren15. Dat is 82 jaar. De gemiddelde levensverwachting is gestegen. Maar dat gemiddelde verbergt nog steeds grote ongelijkheden. Wie een diploma aan de muur heeft hangen, leeft 6 tot 7,5 jaar langer dan iemand zonder diploma16. Waar deze verschillen vroeger daalden, nemen ze sinds kort terug toe17. Dat
I. DEVOS, De evolutie van de levensverwachting in België, 18e-20e eeuw, Chaire Quetelet 2005, 5-8. FEDERAAL PLANBUREAU en ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK, Bevolkingsvooruitzichten 2012-2060, mei 2013, 19. Volgens demograaf P. DEBOOSERE in J. CORTHOUTS en E. VANBRUSSEL, Angst om vergrijzing is onterecht, DM 1 juni 2013. Zie H. VAN OYEN, P. DEBOOSERE, V. LORANT, R. CHARAFEDDINE (eds.), Sociale ongelijkheden in gezondheid in België, Gent, Academia Press, 2011, 21-22. WETENSCHAPPELIJK INSTITUUT VOLKSGEZONDHEID (WIV), het CENTRE D’ETUDES SOCIOÉCONOMIQUES DE LA SANTÉ (SESA) van de Université Catholique de Louvain (UCL) en het STEUNPUNT DEMOGRAFIE van de VUB, Tackling Health Inequalities in Belgium, Studie uitgevoerd voor rekening van de Programmatorische Federale Overheidsdienst Federaal Wetenschapsbeleid, 2010, 47p. 21
heeft te maken met het feit dat de levensverwachting voor bepaalde groepen niet stijgt of zelfs achteruit gaat18. Een voorbeeld uit Duitsland: de precaire werknemers zagen hun levensverwachting dalen van 77,5 jaar in 2001 tot 75,5 in 201019. De levensverwachting zegt tot slot nog niets over de kwaliteit van de geleefde jaren. Als de stijgende levensduur in de eerste plaats neerkomt op het in leven houden van zieke mensen, dan is dat natuurlijk een heel ander verhaal dan stijgende levensduur in goede gezondheid. De gezonde
22
levensverwachting in België is gemiddeld 65 jaar20. Maar ook dat gemiddelde verbergt grote ongelijkheden. Drie op vier mensen tussen 55 en 65 jaar hebben één of meerdere aandoeningen die een invloed hebben op hun dagelijkse leven21. Eén op drie zestigers heeft ernstige gezondheidsproblemen. Langer werken is voor hen geen optie. De Human Resources dienstverlener Securex onderzoekt jaarlijks het ziekteverzuim op het werk. Het aantal zieken dat langer dan één jaar afwezig blijft, stijgt spectaculair: het verdubbelde tussen 2001 en 2013. Niet toevallig verdubbelde in diezelfde periode ook het aantal vijftigplussers op de arbeidsmarkt. Vijftigplussers zijn gemiddeld meer dan 18 Zo werd er voor vrouwen zonder diploma in België geen enkele stijging vastgesteld tussen 1991 en 2001 (zie H. VAN OYEN, P. DEBOOSERE, V. LORANT en R. CHARAFEDDINE (eds.), Sociale ongelijkheden in gezondheid in België, Gent, Academia Press, 2011, 22). De besluiten van dit onderzoek sluiten aan bij resultaten van onderzoeken in het buitenland. De levensverwachting van een Franse arbeidster van 35 jaar ligt 8 jaar lager dan die van een hoog kaderlid (E. CAMBOIS, C. LABORDE en J.-M. ROBIEN, La double peine des ouvriers – Plus d’années d’incapacité au sein d’une vie plus courte, Population et sociétés 2008, n° 441). In Estland bedraagt het verschil in levensverwachting tussen een man met het laagste opleidingsniveau en een man met een universiteitsdiploma zelfs 13 jaar (L. VOGEL, Travail et santé : pourquoi certains sont plus égaux que d’autres, HesaMag 3, 2011). 19 B. ODENT, C’est un scandale ! Allemagne: le modèle qui réduit l’espérance de vie, L’Humanité, 13 december 2011. 20 H. VAN OYEN, P. DEBOOSERE, V. LORANT en R. CHARAFEDDINE (eds.), Sociale ongelijkheden in gezondheid in België, Gent, Academia Press, 2011, 34-36. 21 GENEESKUNDE VOOR HET VOLK, Langer werken: en wat met onze gezondheid?, Studie op basis van 2.477 patiënten uit Vlaanderen, Brussel en Wallonië, 2011.
dubbel zo vaak afwezig als hun collega’s van onder de dertig, aldus Securex. De link is volgens Securex dan ook vlug gelegd: het stijgend aantal zieken is de keerzijde van werknemers langer laten werken22. Uit recent onderzoek blijkt ook de immense ongelijkheid van het leven in goede gezondheid. Wie een diploma hoger onderwijs aan de muur heeft hangen, leeft 18 tot 25 jaar langer in goede gezondheid dan iemand zonder diploma23. Het aantal jaren dat laaggeschoolden gezond kunnen doorbrengen, kalft bovendien af. Waar een 25-jarige vrouw zonder diploma in 1997 gemiddeld tot haar 58e gezond bleef, is dat nu slechts tot haar 49e24. Het recht op brugpensioen en het recht op vervroegd pensioen zorgt ervoor dat ook mensen die minder lang leven en minder lang in goede gezondheid verkeren, recht hebben op wat rust na een leven van intense arbeid. Met andere woorden: het brugpensioen en het vervroegd pensioen afbouwen is het recht op pensioen afbreken voor een grote groep mensen.
ongelijkheid leven in goede gezondheid
90
levensverwachting mannen levensverwachting vrouwen gezonde levensverwachting mannen gezonde levensverwachting vrouwen
80 huidige wettelijke ⊳ pensioenleeftijd (65 jaar)
70 60 50 40 30 20 10 0 geen diploma diploma lager diploma lager diploma hoger diploma hoger onderwijs secundair secundair en universitair onderwijs onderwijs onderwijs Bron: Bossuyt et al. (2004). Socio-economic inequalities in health expectancy in Belgium
22 SECUREX, Recordaantal werknemers langer dan een jaar afwezig. Vergrijzing is belangrijkste oorzaak van stijging van langdurige afwezigheden, Persbericht 11 maart 2014. 23 H. VAN OYEN, P. DEBOOSERE, V. LORANT, R. CHARAFEDDINE (eds.), Sociale ongelijkheden in gezondheid in België, Gent, Academia Press, 2011, 29-30 en 34-36; N. BOSSUYT, S. GADEYNE, P. DEBOOSERE en H. VAN OYEN, Socioeconomic inequalities in health expectancy in Belgium, Public Health 2004, 118(1), 3-10. 24 Aldus het onderzoek van Dokters van de Wereld, in samenwerking met het RIZIV en de mutualiteiten (zie hierover S. VANDEKERCKHOVE, Met hoger diploma blijf je 25 jaar langer gezond, De Morgen 28 maart 2014). 23
650.000 werklozen! Waarom langer werken?
24
Onlogisch Langer werken is niet alleen ondoenbaar, het is ook onlogisch. Volgens de laatste cijfers van de RVA telt ons land momenteel 650.000 werklozen25. En dat voor 4,5 miljoen werkenden26. Dat is een groot overschot aan werkkrachten. Wat gaat er gebeuren wanneer we nu allemaal nog langer gaan werken? Volgens de nieuwe minister van Pensioenen zou de plicht tot langer werken leiden tot minder jeugdwerkloosheid27. Dat klinkt op zich al zeer onlogisch. Het blijkt ook niet uit de praktijk. Het Steunpunt Werk en Sociale Economie aan de KU Leuven berekende dat het optrekken van de pensioenleeftijd met twee jaar een negatief effect zal hebben op het aantal banen dat vrijkomt op korte termijn28. Ook op lange termijn zijn de gevolgen voor de jeugdwerkloosheid negatief. Dat blijkt onder meer uit het Zweedse voorbeeld. De jeugdwerkloosheid in Zweden is na de inwerkingtreding van de pensioenhervorming sterk gestegen: van 10 procent in 2000 tot 24 procent in 201429. Deze stijging ligt een stuk hoger dan het Europese gemiddelde.
jeugdwerkloosheid in zweden 30% 28% 26% 24% 22% 20% 18% 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% 2000
2002
2004
2006
2008
2010
2012
2014
Bron: Eurostat 25 RVA, cijfer van augustus 2014, zie http://www.rva.be/frames/frameset.aspx?Path=D_stat/&Items=1&Language=NL. 26 STATBEL, cijfer van het tweede kwartaal van 2014, zie http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/cijfers/arbeid_leven/werk/. 27 M. BUXANT, Travailler jusqu’à 67 ans, c’est une chance pour ceux qui ont une basse pension, Interview de Daniel Bacquelaine, L’Echo 25 oktober 2014. 28 B. NEEFS, W. HERREMANS en L. SELS, Vergrijzing in de sectoren. Waar is de nood aan vervanging het hoogst?, WSE-report, 2013, 29p. 29 EUROSTAT, Werkloosheid in Europa, 2000-2014. 25
In bepaalde landen zijn meer ouderen en meer jongeren aan het werk. Maar dat is niet omdat de plicht tot langer werken als bij toverslag zou leiden tot meer werk voor jongeren30. Dat is wel omdat die landen investeren in het recht op werk, via een recht op arbeidsduurvermindering (zoals een 6-uren dag met loonbehoud), ontslagbescherming en het recht op aangepast werk voor ouderen. De plicht tot langer werken is niet logisch vanuit de sociale visie op de werkelijkheid. Maar er is wel een logica vanuit de liberale visie. Volgens het Planbureau zullen er 169.000 gepensioneerden bijkomen tegen 2019 en 643.900 tegen 2030. De verhouding tussen het aantal werkenden en het aantal niet-werkenden blijft niettemin ongeveer gelijk, omdat de toename van het aantal gepensioneerden wordt gecompenseerd door een afname van het aantal werklozen en het aantal kinderen. België telt voor elke werkende welgeteld 1,38 niet-werkenden (gepensioneerden, kinderen, arbeidsongeschikten, werklozen en vrijwillig niet-werkenden). Deze verhouding zou stijgen naar 1,45 in 2030. Dat
is een stijging met vijf procent. Deze stijging kan perfect worden opgevangen door de verhoging van de productiviteit van arbeid. Die productiviteit zal stijgen volgens het Planbureau met 1,5 procent per jaar. Tegen 2030 is dat een stijging met 25 procent. Meer gepensioneerden vormt dus geen groot probleem. Maar minder werklozen vormt wel een probleem voor bedrijven die uit zijn op maximale winst. Bij minder werkloosheid zouden de lonen kunnen stijgen. Het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) formuleert dat als volgt: “Op relatief korte termijn zullen spanningen op de arbeidsmarkt ontstaan ten gevolge van een dalende instroom van jongeren, met als gevolg inflatoire loontendensen en wage drift”31. In mensentaal: als er minder werklozen zijn, zullen de werkgevers meer rekening moeten houden met de eisen van de werknemers op gebied van lonen, veiligheid op het werk, werkdruk, werkzekerheid door een duidelijk statuut of contract. Dat wil het VBO natuurlijk vermijden.
30 Ph. DEFEYT, Retarder (encore) l’âge de départ (effectif) à la retraite ?, IDD, augustus 2014, 17p. 31 VERBOND BELGISCHE ONDERNEMINGEN (VBO), Het masterplan eindeloopbaan, Over Werk – Tijdschrift van het Steunpunt WAV, 2004, afl. 3, p. 37. 26
Het standpunt van het VBO vindt zijn weerslag bij de Hoge Raad voor Werkgelegenheid. De Raad stelt dat “het voorhanden zijn van bekwame en voldoende arbeidskrachten een vereiste is om loonspanningen te vermijden die, door hun weerslag op de arbeidskosten, de concurrentiepositie van de in België opererende ondernemingen zouden verzwakken”32. Met andere woorden: de druk van het VBO om ons allemaal langer te doen werken vertrekt niet zozeer vanuit een bezorgdheid over onze pensioenen. Ze vertrekt veel meer van een bezorgdheid over onze lonen. Het VBO wil een voldoende groot aantal werklozen behouden, om de onderhandelingspositie van de werknemers te ondergraven.
32 HOGE RAAD VOOR DE WERKGELEGENHEID, Verslag 2004, Synthese, p. 10. 27
Hoezo, vergrijzing onbetaalbaar? Tegen 2060 moeten we één euro op zeven van onze nationale rijkdom investeren in onze gepensioneerden. Frankrijk en Oostenrijk doen dat vandaag al.
28
© Hendrik Braet
Onnodig Langer werken is niet alleen ondoenbaar en onlogisch, het is ook onnodig. De Studiecommissie voor de Vergrijzing berekent jaarlijks de totale kost die de vergrijzing met zich zal meebrengen. Niet alleen de stijgende uitgaven voor de pensioenen en de gezondheidszorg, ook de dalende uitgaven voor werkloosheid, kinderbijslag, brugpensioenen en arbeidsongeschiktheid worden in rekening gebracht.
In 2060 zou het deel van ons BBP dat naar de pensioenen gaat bijna 15 procent bedragen. Is dat nu zo overdreven? Natuurlijk niet. Landen als Frankrijk en Oostenrijk betalen dat nu al voor hun pensioenen34. De totale uitgaven voor de sociale zekerheid in percentage van het BBP zouden 0,5 procent hoger liggen in 2019. Dat is 2,1 miljard of één derde van het bedrag dat de regering Michel - De Wever wil uitgeven aan nieuwe gevechtsvliegtuigen. De totale uitgaven voor de sociale zekerheid zouden
Tabel 4
Uitgaven voor de vergrijzing op lange termijn (in % van het BBP) 33 2013
2019
2030
2040
2060
Stijging tussen 2013 en 2060
Uitgaven voor de pensioenen
10,6%
11,2%
13,7%
14,9%
14,7%
4,1 procentpunten
Totale uitgaven voor de sociale zekerheid
26,4%
26,9%
30,5%
32,2%
30,6%
4,2 procentpunten
33 Zie STUDIECOMMISSIE VOOR DE VERGRIJZING, Jaarlijks verslag, juli 2014, 6. 34 Zie EUROPEAN COMMISSION, Fiscal Sustainability Report, European Economy 8/2012, DG Economic and Financial Affairs, 33. 29
verder stijgen tot 2040. Na 2040, wanneer de babyboomgeneratie uit de bevolkingspiramide verdwijnt, zouden ze terug dalen35. Tegen 2060 zouden de totale uitgaven voor de sociale zekerheid 4,2 procent extra van het BBP bedragen. Ter vergelijking, de crisis in 2008 heeft de sociale uitgaven van de overheid op één jaar tijd met 3 procent van het BBP doen stijgen. Een stijging met 4,2 procent over 45 jaar is dan ook perfect draagbaar. Het is ongeveer 0,1 procent of 380 miljoen euro per jaar erbij. Volgens de OESO, het IMF en de Europese Centrale Bank zal onze economie op lange termijn groeien met gemiddeld 1,5 procent per jaar36. Eén vijftiende van die groei volstaat om de kosten van de vergrijzing te dragen. Is er dan geen enkel probleem met de betaalbaarheid van onze pensioenen? Toch wel. Maar de oorzaak ligt niet bij de stijgende uitgaven, wel bij de dalende inkomsten. Onze pensioenen worden grotendeels betaald met sociale bijdragen op onze lonen. Die bijdragen worden ook wel in-
direct of uitgesteld loon genoemd. De indirecte lonen van werknemers in percentage van het BBP zijn sterk gedaald doorheen de tijd: van gemiddeld 15,6 procent in de jaren 1980 naar 11,2 procent in de jaren 200037. Dat is een daling met 4,4 procent (ter vergelijking: zoals we zagen is de totale stijging van de kost voor de sociale zekerheid tegen 2060 gelijk aan 4,2 procent van het BBP). De beheerders van onze sociale zekerheid trokken dan ook aan de alarmbel. Volgens de FOD Sociale Zekerheid is de daling van de sociale bijdragen één van de belangrijkste evoluties in de financiering van de sociale zekerheid van de laatste tijd38. De daling is volgens de FOD Sociale Zekerheid vooral te situeren bij de werkgeversbijdragen, minder bij de werknemersbijdragen. De daling van onze indirecte lonen wordt veroorzaakt door de invoering van tal van contracten en loonvormen waarop geen of zeer weinig sociale bijdragen moeten worden betaald. Professor Van Langendonck, specialist sociale zeker-
35 De babyboomgeneratie is de generatie geboren tussen 1945 en 1965. Zij bereikt de pensioenleeftijd tussen 2010 en 2030. 36 Volgens het Ageing Report 2012 van de Europese Commissie (opgesteld met medewerking van de OESO, het IMF en de ECB) zou het BBP in België gemiddeld zelfs toenemen met 1,6% per jaar tussen 2010 en 2060. In 2060 zou het BBP 812,3 miljard euro bedragen, dat is 2,3 keer meer dan in 2010 (EUROPEAN COMMISSION en ECONOMIC POLICY COMMITTEE, The 2012 Ageing Report: Underlying Assumptions and Projection Methodologies, European Economy 4/2011, DG Economic and Financial Affairs, p. 274). 37 Statistische reeksen op www.socialezekerheid.fgov.be. 38 Zie FOD Sociale zekerheid, De kerncijfers van de sociale zekerheid en de positie van België in Europa, Persbericht, Brussel, 13 december 2012. 30
Onze sociale zekerheid wordt sinds 1985 ondermijnd door een voortdurende daling van de sociale bijdragen Totaal sociale bijdragen voor werknemers in verhouding tot BBP (%) 18% 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% 1985
1990
1995
2000
2005
31
heid aan de KU Leuven, schreef hierover het volgende: “De jongste kwart eeuw hebben de meeste landen een politiek gevolgd van ‘vermindering van sociale lasten’ om de concurrentiepositie van de ondernemingen en de werkgelegenheid te verbeteren. België heeft zich op dit gebied als een kampioen opgeworpen, tot in het bijna belachelijke toe. Op dit ogenblik gelden er zowat een twintigtal verschillende regelingen van bijdragevermindering en -vrijstelling, als wanhopige pogingen om onze werkloosheidscijfers naar beneden te krijgen.”39 De daling van onze indirecte lonen is ook te wijten aan een daling van onze directe lonen binnen het BBP. De UNCTAD, dit is de organisatie binnen de Verenigde Naties die onderzoek doet naar de economische ontwikkeling, heeft het over een daling van gemiddeld 5 procentpunten voor de belangrijkste economieën sinds 198040. Dit cijfer wordt bevestigd voor België door verschillende onderzoeken41. Het meest gedetailleerde onderzoek is dat van Réginald Savage. Hij komt voor België tot een daling van
39 J. VAN LANGENDONCK, Beschouwingen over het niet-loon, in R. JANVIER, G. VAN LIMBERGHEN en A. VAN REGENMORTEL, Het loonbegrip, Brugge, die Keure, 2005, 236-43. 40 UNCTAD, Trade and Development Report 2011, New York and Geneva, United Nations, 2011, 17. 41 Zie onder meer P. VAN ROMPUY, Het dalend aandeel van arbeid in het nationaal inkomen: oorzaken en gevolgen, Centrum voor economische studiën aan de KU Leuven (CES), Leuvense Economische Standpunten, 2010, 29p. 32
onze lonen binnen ons nationaal product met 5 procentpunten tussen 1980 en 200842. Tegenover de daling van de lonen, dit is de vergoeding van de factor arbeid, staat een stijging van de vergoeding voor de factor kapitaal, onder de vorm van winsten, dividenden, intresten en renten43. Een studie van de Bank voor Internationale Betalingen toont aan dat, sinds 1980, de winsten van de bedrijven in de meeste geïndustrialiseerde landen, gestegen zijn44. Volgens de studie ligt de belangrijkste oorzaak bij de verzwakte onderhandelingspositie van de werknemers, waardoor de lonen minder snel stijgen dan de productiviteit van arbeid45.
Om de daling van de sociale bijdragen te compenseren, moesten de bijdragen van de overheid voor de financiering van de sociale zekerheid stijgen46. Maar de verslechtering van de overheidsfinanciën, door het redden van de banken en duidelijke keuzes in het fiscaal beleid (grote bedrijven die steeds minder belastingen moeten betalen47), zet het mechanisme van vervanging van sociale bijdragen door overheidsbijdragen onder druk48. Bijgevolg wordt gezocht naar alternatieve oplossingen. Eén oplossing is mensen langer doen werken voor minder pensioen.
42 R. SAVAGE, Evolutions de la part salariale belge: Essai de quantification rétrospective longue (1960-1970-2007), Service Public Fédéral Finances, Bulletin de documentation, 2009, afl. 3, 79. Voor een methodologische noot bij de studie van SAVAGE, zie de bemerking van de CENTRALE RAAD VOOR HET BEDRIJFSLEVEN (CBR) in de socio-economische nieuwsbrief nr. 188 van 28 februari 2013, p. 3-7. De CBR hanteert een andere methode van berekening. Ook in deze methode is er evenwel sprake van een daling van het aandeel van de lonen in het BBP met 5 procentpunten tussen 1980 en 2010. 43 Volgens de cijfers van de Nationale Bank vond er een verdriedubbeling plaats van de uitgekeerde dividenden door de niet-financiële ondernemingen in België sinds 1997 (zie cijfers op Belgostat, Niet-financiële ondernemingen, Resultatenstromen voor het geheel van de ondernemingen, Volledige en verkorte schema’s, NACE-BEL, Uit te keren winst waarvan vergoeding voor het kapitaal). Zie ook P. FELTESSE, Économie belge – Comprendre 50 ans de mutations, Démocratie, 2005, afl. 13, 3, www.ftu.be. 44 L. ELLIS en K. SMITH, The global upward trend in the profit share, BIS Working Papers nr. 231, Bank for international settlements, 2007, 23p. (p.iii). 45 Idem voetnoot 44. Zie ook I. DEW-BECKER en R.J. GORDON, Where did the Productivity Growth Go? Inflation Dynamics and the Distribution of Income, Washington DC, September 2005 en M. HUSSON, La hausse tendancielle du taux d’exploitation, Inprecor nr. 534-35, januari-februari 2008, 10p. 46 Vanaf 1995 wordt in de rekeningen van de FOD Sociale Zekerheid een onderscheid gemaakt tussen de “staatstoelagen” en de “alternatieve financiering” van de sociale zekerheid. De alternatieve financiering is voornamelijk gebaseerd is op ontvangsten uit btw. In wezen gaat het in beide gevallen over financiering met middelen van de overheid. 47 De OESO stelt: « On considère de plus en plus que les États subissent d’importantes pertes de recettes au titre de l’impôt sur les bénéfices des sociétés sous l’effet d’une optimisation fiscale visant à transférer ces bénéfices vers des pays où ils sont plus faiblement taxés, ce qui érode l’assiette d’imposition. » (OCDE, Lutter contre l’érosion de la base d’imposition et le transfert de benefices, Editions OCDE, 2013, p. 15). 48 De Europese Commissie formuleert het als volgt: “The financial and economic crisis has led to a sharp deterioration in the public finances. Public deficits and debt levels have increased sharply, which is putting stress also on social protection-related public spending programmes” (EUROPESE COMMISSIE, Interim EPC/SPC, Joint Report on Pensions, 2010). 33
“Het recht op rust, na een leven van arbeid, is een grondrecht.” Peter Mertens voorzitter PVDA
34
Het pensioenplan van de PVDA Onze visie De gemiddelde levensverwachting stijgt. Meer mensen worden ouder. De babyboomgeneratie bereikt de pensioenleeftijd. De sociale zekerheid komt voor groeiende kosten te staan. De vraag is: hoe gaan we daarmee om? Het antwoord op deze vraag kan twee kanten uitgaan. Ofwel: ieder voor zichzelf laten sparen en dat geld beleggen op de beurs, ofwel: vertrekken van het recht op een goed wettelijk pensioen voor iedereen. De pensioendiscussie maakt deel uit van een breder maatschappijdebat. Het “ieder zorgt voor zichzelf” stimuleren of de solidariteit organiseren? Een maatschappij van concurrentie, dividendenjacht en winstbejag? Of een samenleving op mensenmaat? De liberalen van deze wereld mogen gerust denken dat “alles voor de winst, en de winst voor alles” de spil is waarrond de hele wereld moet draaien. Ze moeten alleen niet
beweren dat dit de “enige” manier is om een samenleving te organiseren. Ze zeggen dat de sociale organisatie van de samenleving moet veranderen omwille van de vergrijzing en dan hebben ze het over loopbaanverlenging en aanvullende pensioenen. De grote Europese industriële organisaties, de groen- en witboeken van de Europese Commissie, liberale denktanks in allerlei soorten en maten, politieke partijen van allerlei kleur, allemaal stellen zij deze visie voor als de enig mogelijke. Onwrikbaar staat dat vast, debat gesloten. Debat gesloten? Met zo’n eenheidsdenken is er zelfs geen debat. De liberalen van deze wereld bekijken alles door de bril van de kostprijs, de opbrengst, het concurrentievoordeel en de winst. In die visie zijn pensioenen natuurlijk pure ballast, geld dat besteed wordt aan mensen die niet productief zijn. Pensioen uitkeren, dat brengt niet op. De ontelbare jonggepensioneerden die zorgen voor kleinkinderen, mindervalide
35
of gehandicapte familieleden worden volledig genegeerd. Het is veel nuttiger – volgens deze visie – oudere mensen aan het werk te houden. Zo spaart de gemeenschap geld uit en bovendien kunnen al die bijkomende krachten op de arbeidsmarkt ervoor zorgen dat de druk op de ketel blijft. Dan is er veel concurrentie onder loontrekkers die op zoek zijn naar werk en dat houdt de lonen laag. Maar er is ook een visie op de pensioenen die vertrekt van de mensenmaat. Als de samenleving verandert en er zich nieuwe noden stellen, moeten we creatief op zoek naar middelen om ze te financieren. Mensen die dertig of veertig jaar aan de welvaart van de samenleving hebben bijgedragen, moeten in alle gezondheid nog wat van hun pensioen kunnen genieten. Bovendien vervullen velen nog een zeer belangrijke rol. Vijftigers en zestigers hebben vaak ouders die hulpbehoevend worden. Professionele hulp en thuisverpleging zijn onontbeerlijk, maar het aanvullend belang van mantelzorg mag niet worden onderschat. De pensioenleeftijd optrekken en vroegtijdige uitstap onmogelijk maken, haalt die onbezoldigde mantelhulp onherroepelijk onderuit.
36
Een sociaal pensioenbeleid is nodig Bijna één op vijf ouderen moet leven met een pensioen onder de armoedegrens. Dat staat in het verslag van de Studiecommissie voor de Vergrijzing van juli 2014. Het is een schandvlek voor een rijk land als België. Volgens een studie van het interuniversitair Consortium Vergrijzing in Vlaanderen en Europa heeft België de laagste pensioenen van het oude Europa. Een gemiddeld pensioen bedraagt bij ons maar goed de helft van een gemiddeld inkomen. In de ons omringende landen is dat twee derde of vier vijfde. Het wettelijk pensioen van een Belgische werknemer is het laagste, vergeleken met dat van werknemers in Nederland, Frankrijk en Duitsland die even lang gewerkt hebben en evenveel verdiend. Het lage pensioen heeft dus niets te maken met langer of korter werken, maar met ons Belgische pensioenstelsel zelf. Een werknemer die 45 jaar gewerkt heeft, krijgt een pensioen gelijk aan 60% van het gemiddelde inkomen. Een werknemer die door ziekte of een onvrijwillig einde aan zijn of haar loopbaan geen kans
kreeg om 45 jaar te werken, krijgt bijna automatisch een pensioen onder de armoedegrens (de armoedegrens ligt op 60% van het equivalent mediaan inkomen). In veel andere landen wordt het pensioen berekend op basis van de laatste loopbaanjaren. Dat zorgt per definitie voor betere pensioenen. De regering Michel - De Wever zegt in haar regeerakkoord in zeer algemene termen dat ze de armoede onder gepensioneerden wil bestrijden en het minimumpensioen wil optrekken. Dat zou natuurlijk een goede zaak zijn. Maar samen met bovenstaande maatregelen gaat het hier over de omvorming van de wettelijke pensioenen naar een minimale bescherming tegen armoede, in plaats van een volwaardige vervanging van het vroegere inkomen uit arbeid. Die omvorming gaat gepaard met de promotie van de private aanvullende pensioenen. De aanvullende pensioenen zijn de pensioenen van de ongelijkheid. De helft van de uitbetaalde aanvullende pensioenkapitalen gaat naar 5% van de werknemers. Kaderleden krijgen een aanvullend pensioen dat tot honderd keer
hoger ligt dan dat van gewone werknemers. Aanvullende pensioenen worden zwaar gesponsord door de overheid, via vrijstelling van sociale bijdragen: de sociale bijdragen op aanvullende pensioenopbouw is gelijk aan 8,8 procent. Dat is vier keer minder dan de sociale bijdragen voor gewoon loon (35 procent). De aanvullende pensioenen ondergraven dan ook de financiering van de wettelijke pensioenen. De aanvullende pensioenen zijn bovendien niet zonder risico. In Nederland, het walhalla van de aanvullende pensioenen, werden de aanvullende pensioenfondsen door de crisis zwaar getroffen. Op 1 april 2013 hebben 54 pensioenfondsen verlagingen van de pensioenuitkeringen doorgevoerd tot 10 procent. De aanvullende pensioenopbouw voor jongere werknemers in Nederland wordt verwacht zo sterk te gaan dalen dat ze 20 tot 30% minder pensioen zullen trekken dan de huidige 60-plussers. Ook in België vielen er rake klappen. De groepsverzekeraar APRA Leven is failliet. Veel werknemers zijn hun opgebouwde aanvullende pensioenrechten kwijt.
37
Onze krachtlijnen voor een sociaal pensioenbeleid 1. Recht op rustpensioen vanaf 65 jaar en vervroegd pensioen vanaf 60 jaar 2. Recht op brugpensioen vanaf 58 jaar 3. Verhoging van de wettelijke pensioenen 4. Arme gepensioneerden uit de armoede tillen 5. Wegwerken van de pensioenkloof voor vrouwen
38
Vijf krachtlijnen voor een sociaal pensioenbeleid Recht op rustpensioen vanaf 65 jaar en vervroegd pensioen vanaf 60 jaar
Een sociaal pensioenbeleid voorziet in de eerste plaats in een recht op rust na een leven van intense arbeid. Dat recht wordt concreet gemaakt via een recht op rustpensioen vanaf 65 jaar en vervroegd pensioen vanaf 60 jaar (na 35 loopbaanjaren). We produceren steeds meer rijkdom met steeds minder werkenden. Dat heeft te maken met de stijgende productiviteit van arbeid49. We moeten het beschikbare werk dan ook beter verdelen. In 1930 schreef de bekende econoom John Maynard Keynes dat we in de toekomst met 3 uur werken per dag ruimschoots zouden toekomen, omwille van de stijgende productiviteit van arbeid: “Onze kleinkinderen zullen te weinig werk hebben. Ze zullen de arbeid zo breed moge-
lijk moeten verdelen. Een shift van drie uur per dag in een 15-urige werkweek kan het probleem oplossen. Drie uur per dag werken zal ruimschoots volstaan”50. De productiviteit van arbeid is inderdaad blijven stijgen. De rijkdom die wij nu samen produceren is een veelvoud van de rijkdom in 1930. Maar doordat de verdeling oneerlijk verloopt en een zeer kleine groep mensen almaar rijker wordt, wordt de overgrote meerderheid van de bevolking verplicht om harder en langer te werken, voor minder loon en minder pensioen. Dat moet veranderen.
Recht op brugpensioen vanaf 58 jaar
Een sociaal pensioenbeleid voorziet naast een recht op rustpensioen vanaf 65 jaar en een recht op vervroegd pensioen vanaf 60 jaar, ook een recht op brugpensioen vanaf 58 jaar (na 35 loopbaanjaren). Voor zware beroepen en lange loopbanen kunnen de huidige uitzonderingen blijven bestaan. Eén op drie zestigers kampt met ernstige gezondheidsproblemen. Iedereen verplichten om langer te werken is immoreel. Als we de activiteitsgraad van ouderen willen
49 De stijging van de arbeidsproductiviteit wordt beschouwd als de grondslag en maatstaf van de economische groei op lange termijn. Bij een stijging met 1,5% per jaar verdubbelt de arbeidsproductiviteit na 47 jaar. Volgens de prognoses van de OESO blijft de arbeidsproductiviteit in België stijgen met 1,6% per jaar. 50 J.M. Keynes, Economic Possibilities for our Grandchildren (1930), uit J.M. Keynes, Essays in Persuasion, New York, W.W. Norton & Co., 1963, 358-373. 39
optrekken, dan moeten we zorgen voor het recht op werk voor ouderen. Dat recht is nu vaak onbestaande. Een oudere werkzoekende vindt zeer moeilijk werk. België kent geen ontslagbescherming, zoals onze buurlanden. Er is geen recht op arbeidsduurvermindering met loonbehoud, noch op aangepast werk. Dat zijn allemaal maatregelen die het recht op werk verbeteren.
Wettelijke pensioenen verhogen
Een sociaal pensioenbeleid voorziet ten derde in een degelijke vervanging van het vroegere inkomen uit arbeid. De pensioenformule voor werknemers en zelfstandigen in België is bijzonder slecht. Een pensioen is gelijk aan 60 procent van het gemiddeld loon voor alleenstaanden en 75 procent van het gemiddeld loon voor gehuwde koppels waarbij één van de partners geen pensioenrechten heeft opgebouwd. Dit pensioen ligt voor een grote groep van werknemers en zelfstandigen per definitie dicht bij de armoedegrens (de armoedegrens is gelijk aan 60 procent van het equivalent mediaan inkomen). Een verbetering van de pensioen-
40
formule dringt zich dan ook op. Een sociaal pensioenbeleid garandeert minstens 75 procent van het gemiddeld inkomen voor alleenstaanden en 90 procent voor gehuwde koppels waarbij één van de partners geen pensioenrechten heeft opgebouwd.
Arme gepensioneerden uit de armoede tillen
Een sociaal pensioenbeleid voorziet ten vierde in een minimale bescherming tegen armoede. Ook wie onvoldoende actief kon zijn op de arbeidsmarkt om een goed wettelijk pensioen op te bouwen, heeft recht op een menswaardig inkomen op zijn of haar oude dag. De Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO) flirt met de armoedegrens. Ze bedraagt 674 euro voor samenwonenden en 1.012 euro voor alleenstaanden. Net onder of net op de armoedegrens. De IGO moet worden opgetrokken naar 120 procent van de armoedegrens, dat is 850 euro voor samenwonenden en 1.150 euro voor alleenstaanden.
Pensioenkloof voor vrouwen wegwerken
Een sociaal pensioenbeleid heeft, last but not least, aandacht voor de vrouwen. Het pensioen van vrouwen ligt gemiddeld 23 procent lager dan dat van mannen. 59 procent van de vrouwen heeft een pensioen onder de armoedegrens. Dat is onaanvaardbaar. Vrouwen nemen vier vijfde van de huishoudelijke taken voor hun rekening. Werkende vrouwen doen eigenlijk twee jobs. Vrouwen worden ook vroeger chronisch ziek dan mannen. Een sociaal pensioenstelsel houdt rekening met die ongelijkheden. Een volledige loopbaan voor vrouwen was 40 jaar. Tussen 1999 en 2009 werd die loopbaan opgetrokken naar 45 jaar. België heeft nu één van de langste loopbanen voor vrouwen. Dat vergroot de ongelijkheid. Het recht op pensioen voor vrouwen en het pensioen moet terug berekend worden op een loopbaan van 40 jaar.
41
Hoe gaan we dat betalen? Het proces van de vergrijzing spreidt zich uit over dertig tot veertig jaar. Daar moet een langetermijnvisie aan gekoppeld worden, die de rijkdom anders verdeelt. Deze herverdeling heeft drie hoekstenen. De belangrijkste hoeksteen is de installatie van een miljonairstaks, zoals het Raadgevend Comité voor de Pensioensector (sinds kort de Federale Adviesraad voor Ouderen genoemd) reeds voorstelde. Zoals we zagen hierboven ging de afgelopen jaren een steeds groter deel van de welvaart naar dividenden, interesten en bedrijfswinsten. Een steeds kleiner deel ging naar de lonen en de vervangingsinkomens. Een miljonairstaks kan dat rechttrekken door een deel van de inkomsten uit kapitaal te oriënteren naar een degelijk inkomen voor gepensioneerden51. Een miljonairstaks is een jaarlijkse belasting van één procent op vermogens boven de één miljoen euro, twee procent op vermogens boven de twee miljoen euro en drie procent op vermogens boven de
drie miljoen euro. Deze taks kan acht miljard euro opbrengen per jaar. Drie miljard euro kan gebruikt worden voor de financiering van onze pensioenen. Met dit geld kunnen de wettelijke pensioenen worden versterkt en kunnen de laagste pensioenen worden opgetrokken. Naast extra financiering via de miljonairstaks is ook extra financiering via een betere aanpak van de grote fiscale fraude nodig en mogelijk. Voorwaarden voor een betere aanpak zijn de opheffing van het bankgeheim, de openbaarheid van alle financiële verrichtingen en de zerotolerantie tegen overtredingen. De grote fiscale fraude komt voornamelijk van speculanten, grote vermogens en institutionele beleggers. Volgens schattingen kost ze ons jaarlijks dertig miljard euro. Drie miljard euro ophalen door de opheffing van het bankgeheim, de openbaarheid van alle financiële verrichtingen en de zerotolerantie tegen overtredingen moet mogelijk zijn. Het geld kan besteed worden aan een fonds voor de financiering van de pensioenen in de toekomst.
51 RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE PENSIOENSECTOR, Advies voor de toekomstige informateur, voor de formateur van de volgende regering en voor de toekomstige minister van Pensioenen, over de pensioenen, 8 juli 2010, p. 4. 42
Tot slot zal ook de houtworm in de financiering van onze pensioenen moeten worden aangepakt. De houtworm, dat is de stelselmatige verlaging van de sociale bijdragen aan de sociale zekerheid. Hij vreet al jaren aan het hele stelsel en woekert verder in allerlei vrijstellingen en nieuwe loonvormen waar geen of bijna geen sociale bijdragen op
worden betaald. Deze houtworm kost de sociale zekerheid jaarlijks miljarden euro’s en maakt onze pensioenen in de toekomst onbetaalbaar. Het recht op rust na een leven van intense arbeid is perfect betaalbaar, indien we deze houtworm aanpakken en onze welvaart beter verdelen.
Solidair op het ritme van
#hetsociaalverzet
Solidair volgt het verzet tegen de rechtse regering Michel - De Wever op de voet. We voeden dat verzet ook met analyses en inzichten van en over die beweging. Solidair is het maandblad en digitale dagblad van de PVDA. Elke maand kan je er terecht voor interviews, analyses, verslagen… over wat er aan de hand is met de wereld en hoe je erop kan reageren. Solidair wordt volledig vernieuwd en verschijnt vanaf januari maandelijks op magazine formaat. Op de website www.solidair.org vind je dagelijks berichten over wat er aan de hand is met de wereld. Ook die zal in januari 2015 vernieuwd worden. Je bent al abonnee vanaf € 50 per jaar. 43
67?
Werken tot mijn
vergeet het! Teken de petitie op pvda.be/petitie-pensioen
Nodig pensioenspecialist Kim De Witte uit:
[email protected] @DeWitteKim
44
het cactusplan Prikkels voor sociale, ecologische en democratische vernieuwing
www.pvda.be/cactusplan
Sluit u aan bij de PVDA We zijn vandaag al met meer dan 8000 leden. De PVDA, dat is de partij die groeit, die onze inkomens en de openbare diensten verdedigt, die pleit voor de miljonairstaks. Word ook lid! SMS “LID” + naam en adres naar 0473 87 60 18 of on line via www.pvda.be