Landschapsbeheerplan Hoeksche Waard Vastgesteld februari 2012
De opstelling van dit Landschapsbeheerplan is begeleid door een projectgroep bestaande uit: Mellany Vonk Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard Harry Ramler Groenbeheer Hoeksche Waard Joost Kievit Hoekschewaards Landschap Cees Mesker Hoekschewaards Landschap Janneke Zevenbergen Stichting Agrarisch Natuurbeheer Rietgors Johan Dam Stichting Agrarisch Natuurbeheer Rietgors Basjan Niemansverdriet LTO Hoeksche Waard Leen de Geus H-Wodka Aad Klompe H-Wodka Ad Vermeulen Waterschap Hollandse Delta Johan Bezemer Landschapsbeheer Zuid-Holland Willy Spaan Erfgoedkoepel Hoeksche Waard In opdracht van: Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard Mellany Vonk Postbus 7059 3286 ZH Klaaswaal
Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland Door: Vista landschapsarchitectuur en stedenbouw Pieter Veen Prinsengracht 253 1016 GV Amsterdam T 020 622 44 31 / 06 519 21 797
Landschapsbeheerplan Hoeksche Waard
Inhoud 1 Inleiding 2 Grofmazig netwerk
9 13
2.1 Kreken 2.2 Dijken 2.3 Natuurgebieden
15 23 31
3 Fijnmazig netwerk
37
3.1 Agroranden, slootoevers en natuurakkers 3.2 Bermen en wegbeplanting 3.3 Kleine landschapselementen en erfbeplantingen
39 43 49
4 Recreatief netwerk
57
5 Organisatie en financiering
61
5.1 Taken van Groenbeheer 5.2 Taken van SOHW 5.3 Totaaloverzicht taakstellingen en financiering 5.4 Uitvoeringsorganisatie
Bronvermelding
62 64 65 68
69
Voorwoord In de Structuurvisie Hoeksche Waard zijn de beleidsambities van de regio vastgelegd voor behoud en versterking van de groenblauwe structuur. Deze structuur bestaat enerzijds uit de kreken, de dijken en de grotere natuurgebieden, oftewel het grofmazig netwerk. Anderzijds is er het fijnmazig netwerk van kleine landschapselementen, zoals akkerranden, sloten, bermen, boerenlandpaden, erfbeplantingen en bijzondere bomen. Samen vormen deze de drager van de biodiversiteit, de cultuurhistorie en de recreatieve aantrekkelijkheid van het landschap.
Het Landschapsbeheerplan 2012-2020 is een uitwerking van de Structuurvisie Hoeksche Waard. Het biedt een systematisch overzicht van alle natuur- en landschapselementen en de bijbehorende beheermaatregelen. Doel is om het beheer goed af te stemmen op de doelen voor biodiversiteit, cultuurhistorie, beleving en recreatie. Niet alle taakstellingen uit de Structuurvisie zullen op korte termijn gerealiseerd kunnen worden, maar het Landschapsbeheerplan biedt wel een stevig onderbouwd kader voor het stellen van prioriteiten en het maken van keuzen.
Overheden en streekorganisaties in de Hoeksche Waard werken al jaren intensief samen aan de kwaliteitsverbetering van het Nationaal Landschap. Projecten als FAB, Agroranden en Fijnmazig netwerk (Akkerbouw in Groen & Blauw) getuigen daarvan. Dat geldt ook voor het nieuwe Landschapsbeheerplan van het Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard. Dit plan is opgesteld in samenwerking met Groenbeheer Hoeksche Waard, Hoekschewaards Landschap, Stichting Agrarisch Natuurbeheer Rietgors, Stichting Agrarisch Natuurbeheer Rietgors, LTO Hoeksche Waard, H-Wodka, Erfgoedkoepel Hoeksche Waard, Waterschap Hollandse Delta en Landschapsbeheer Zuid-Holland. Naar mijn mening is het een passend en realistisch plan geworden. Ondanks onvermijdelijke bezuinigingen is het ons gelukt om de financiering van het natuur- en landschapsbeheer veilig te stellen en extra ruimte te bieden voor duurzame ontwikkeling.
Ik hoop dat de samenwerking waarmee dit Landschapsbeheerplan tot stand is gekomen in het vervolg wordt voortgezet. Dat is de beste garantie dat de kernwaarden van de Hoeksche Waard voor alle bewoners én bezoekers behouden blijven.
Hans Flieringa, voorzitter PFO Landschap Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard
1
8
Inleiding Dit Landschapsbeheerplan gaat in op het beheer van de groenblauwe structuur van het Nationaal Landschap Hoeksche Waard. Het geeft een systematisch overzicht van alle natuur- en landschapselementen en van de bijbehorende beheermaatregelen. Tevens wordt ingegaan op de organisatie en de financiering van het beheer door het Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard en Groenbeheer Hoeksche Waard. Doel is om een gezamenlijk uitgangspunt te hebben voor de afstemming van werkzaamheden tussen de afzonderlijke beheerinstanties. En om inzicht te bieden in de financiële consequenties van het beheer, als alle beleidsambities en taakstellingen gerealiseerd worden. Deze beleidsambities en taakstellingen zijn verwoord in de Structuurvisie Hoeksche Waard en het bijbehorende Uitvoeringsprogramma. Het Landschapsbeheerplan is hier een uitwerking van. Het vervangt het inmiddels verlopen Landschapsbeleidsplan 1999-2009.
Door voorgenomen bezuinigingen en veranderingen in het subsidiestelsel is de financiering van het natuur- en landschapsbeheer onzeker geworden. Een heroverweging is nodig van keuzen uit het verleden. Dit geldt in het bijzonder voor de beheertaken en de toekomstige beheerbudgetten van SOHW en Groenbeheer Hoeksche Waard. Op korte termijn zullen hier nadere afspraken over gemaakt worden, mede op basis van dit Landschapsbeheerplan.
9
Beleidskader Het Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard (SOHW) heeft een Regionale Structuurvisie opgesteld, die in juli 2009 is vastgesteld door de raden van de vijf deelnemende gemeenten. Voor het onderdeel landschap geldt de Structuurvisie tevens als Landschapsontwikkelingsplan. Bij de Structuurvisie hoort een integraal Uitvoeringsprogramma voor de periode 2010-2014. Hierin zijn concrete taakstellingen en diverse uitvoeringsprojecten opgenomen voor versterking van de groenblauwe structuur, vergroting van de biodiversiteit en behoud van cultuurhistorische objecten. Als uitwerking van deze taakstellingen en om de financiële consequenties van het bijbehorende beheer in beeld te brengen is dit Landschapsbeheerplan opgesteld. Voor de opstelling is subsidie verleend in het kader van LEADER. Groenbeheer Hoeksche Waard Groenbeheer voert het groenonderhoud uit van de daartoe aangewezen kreekoevers en dijkbeplantingen binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta. Groenbeheer is een samenwerkingsverband tussen de gemeenten van de Hoeksche Waard en het waterschap. De doelstelling en taken van Groenbeheer Hoeksche Waard zijn vastgelegd in een Gemeenschappelijke Regeling. Daarin staat dat Groenbeheer werkt op basis van het Landschapsbeleidsplan Hoeksche Waard. Dit Landschapsbeleidsplan is vastgesteld in 1999 en had een doorlooptijd tot en met 2009. Door het Algemeen Bestuur is besloten om deze doorlooptijd met 2 jaar te verlengen en daarna nog eens met een jaar. Voor de periode 2012-2020 vormt dit nieuwe Landschapsbeheerplan de formele basis voor de werkzaamheden van Groenbeheer. Het vervangt het oude Landschapsbeleidsplan. Doel Doel van het Landschapsbeheerplan Hoeksche Waard 2012-2020 is tweeledig: 1. een gezamenlijke inhoudelijke basis bieden voor het beheer door Groenbeheer en SOHW, in de vorm van eenduidige streefbeelden en praktische beheerrichtlijnen voor de verschillende typen beplantingen en landschapselementen; 2. een overzicht geven van de huidige organisatie en financiering van het beheer en de taakverdeling tussen SOHW en Groenbeheer en aanbevelingen doen voor de toekomst, in het licht van de voorgenomen veranderingen in de financiering van het natuur- en landschapsbeheer.
10
Reikwijdte van het Landschapsbeheerplan Het Landschapsbeheerplan richt zich niet alleen op de elementen die in beheer zijn bij Groenbeheer, maar op de complete groenblauwe structuur, inclusief de diverse cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen, zoals beschreven in de Cultuurhistorische Atlas van de Hoeksche Waard. Onderscheid wordt gemaakt in het grofmazige netwerk van kreken, dijken en grotere natuurgebieden en het fijnmazige netwerk van akkerranden, slootoevers, wegbermen, overhoekjes, windsingels en andere kleine landschapselementen. Samen zijn dit de dragers van de unieke ecologische en de landschappelijke kwaliteiten van het Nationaal Landschap Hoeksche Waard. Een goed afgestemd en duurzaam beheer is een voorwaarde voor het behoud en de verdere versterking van deze kwaliteiten. Het Landschapsbeheerplan geeft aan welke maatregelen daarvoor nodig zijn. Ook de boerenlandpaden en de overige recreatieve voorzieningen, die het landschap beleefbaar maken, zijn onderwerp van dit Landschapsbeheerplan. Particulier natuur- en landschapsbeheer Het ecologisch beheer van akkerranden en kleine landschapselementen wordt over het algemeen verzorgd door de grondgebruikers zelf of door vrijwilligers. Hiervoor gelden aparte regelingen, zoals de Regeling Agroranden. Rietgors, de Stichting voor Agrarische Natuurbeheer in de Hoeksche Waard, heeft een coördinerende en ondersteunende rol bij de agroranden. Streven van het SOHW is om voor de financiering van het particuliere natuur- en landschapsbeheer een Regeling Groenblauwe Diensten te ontwikkelen. Het Landschapsbeheerplan zal hiervoor als onderlegger dienen. Toekomstige financiering Omdat veel van de huidige investeringsprogramma’s voor natuur en landschap in 2013 aflopen en het Rijk forse bezuinigingen heeft aangekondigd, zijn er nog veel onduidelijkheden over de toekomstige financiering. Ook de inkomsten in het Regiofonds blijven achter bij de verwachtingen, door de economische recessie. Er ligt een behoorlijke opgave om tot een duurzame financiering te komen van het toekomstig beheer. Er zal gezocht moeten worden naar extra financieringsmogelijkheden en efficiencymaatregelen en er zullen prioriteiten gesteld moeten worden. Denkbare maatregelen zijn: extensivering van het reguliere beheer ten behoeve van ecologisch beheer, regionale compostering van groenafval, meer samenwerking tussen beheerders, aan elkaar koppelen en flexibeler inzetten van regelingen.
Besparingen in het reguliere beheer Het reguliere beheer van watergangen en bermen ten behoeve van de waterhuishouding en de verkeersveiligheid is geen onderwerp van dit Landschapsbeheerplan, maar er wordt wel gekeken naar de mogelijkheden om dit beheer meer aan te laten sluiten bij de doelen voor natuur en landschap, voor zover dit past binnen de bestaande budgetten en capaciteit. Een extensiever beheer kan niet alleen voordelen met zich meebrengen voor de natuur, maar zou ook wel eens goedkoper kunnen zijn. Zo kan invulling worden gegeven aan de gezamenlijke ambities, zonder dat het de beheerder meer geld kost. Het Landschapsbeheerplan Hoeksche Waard 2012-2020 wil hiervoor bouwstenen aanreiken. Economische baten Uit de uitgevoerde Maatschappelijke Kosten-Baten Analyse van de groenblauwe dooradering door Ecorys en Witteveen&Bos uit 2007 is gebleken dat investeringen in natuur en landschap zich uiteindelijk dubbel en dwars terug verdienen in bijvoorbeeld de waardestijging van onroerend goed en toenemende bestedingen in de toeristische sector. Het probleem is dat deze winsten niet of nauwelijks terugvloeien naar natuur en landschap. Om hier een oplossing voor te bieden is in de genoemde studie een aantal mogelijke vereveningsinstrumenten uitgewerkt. Met de oprichting van het Regiofonds is hier een concrete invulling aan gegeven. Voor de financiering van het volledige landschapsbeheer is dit echter onvoldoende. In hoofdstuk 5 worden enkele aanvullende mogelijkheden genoemd om investeringen in natuur en landschap te financieren.
Verantwoording ‘feiten en cijfers’ De belangrijkste ‘feiten en cijfers’ zijn samengevat in aparte tabellen. De feiten en cijfers gelden voor de situatie in 2010 of 2011. De opgenomen oppervlakten en lengte zijn ontleend aan de door het waterschap aangeleverde GIS-gegevens danwel rechtstreeks aangeleverd door de deelnemers van de projectgroep. De opgenomen bedragen zijn ontleend aan de geldende subsidieregelingen danwel aan de begrotingen van de betreffende beheerders, zoals aangeleverd door de deelnemrs van de projectgroep. De bedragen zijn voor netto kosten, exclusief BTW volgens prijspeil 2010 of 2011 en hebben een indicatief karakter. De taakstellingen en streefbeelden zijn ontleend aan het Uitvoeringsprogramma van de Structuurvisie. In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op de (financiële) haalbaarheid van deze taakstellingen.
Opzet van dit Landschapsbeheerplan Onderscheid is gemaakt in het grofmazig netwerk (hoofdstuk 2), het fijnmazig netwerk (hoofdstuk 3) en het recreatief netwerk (hoofdstuk 4). Elk netwerk bestaat uit verschillende type landschapselementen. Per type is een beschrijving gegeven van de huidige functie en betekenis, het streefbeeld op basis van de Structuurvisie en eventueel andere plannen, het beheer en de verantwoordelijke beheerinstanties en de huidige financieringswijze. De verschillende typen landschapselementen zijn verbeeld met principedoorsneden en enkele referentiefoto’s en per element zijn kenmerken, beheerdoelen (waar mogelijk ontleend aan het Provinciale Natuurbeheerplan) en beheermaatregelen aangegeven. In het laatste hoofdstuk wordt ingegaan op de organisatie en de financiering van het natuur- en landschapsbeheer. Mogelijke oplossingen worden aangedragen om het dreigende financiële tekort aan te pakken.
11
2
12
Grofmazig netwerk Het grofmazig netwerk bestaat uit de kreken en de dijken en uit de grotere buitendijkse en binnendijkse natuurgebieden. Dit zijn de robuuste dragers van de ecologische en landschappelijke structuur van de Hoeksche Waard. Langs de kreken liggen diverse natuurgebieden en zijn op veel plaatsen natuurvriendelijke oevers aangelegd, op de dijken staan fraaie bomenlanen en groeien bijzondere dijkvegetaties. Gestreefd wordt naar een duurzaam ecologisch beheer van deze kreken en dijken, binnen de randvoorwaarden voor waterbeheer en veiligheid. Het waterschap Hollandse Delta is de wettelijke beheerder en verantwoordelijk voor het onderhoud van de kreken en de dijken. Groenbeheer Hoeksche Waard verzorgt het groenonderhoud van de natuurgebieden en de beplantingen.
Omdat het Rijk forse bezuinigingen heeft aangekondigd op de uitgaven voor natuur en landschap, wordt de realisering van de groene zoom lastig. Zelfs het behoud en het beheer van de bestaande natuurgebieden is niet gewaarborgd.
Voor de buitendijkse natuurgebieden wordt gestreefd naar de ontwikkeling van een doorgaande ‘groene zoom’ om de hele Hoeksche Waard. Het beheer hiervan wordt verzorgd door de terreinbeherende organisaties. Provincie en Rijk financieren mee, voor zover de gebieden onderdeel zijn van de Ecologische Hoofdstructuur.
13
Kreken
Gevarieerde rietkreken Kreek zonder natuuroevers
Historische havenkanalen Boskreken
Graslandkreken Ecologische verbindingszone tussen kreken
2.1 Kreken Functie en betekenis Het krekenstelsel is van groot belang voor de biodiversiteit. Veel beschermde soorten in de Hoeksche Waard zijn afhankelijk van water- en moerasmilieus, niet alleen als permanent leefgebied, maar ook als verbindingszone. Natuurlijke kreken kunnen ook bijdragen aan een goede waterkwaliteit: riet heeft bijvoorbeeld een zuiverende werking en sommige waterplanten dragen bij aan verhoging van het zuurstofgehalte in het water. Als restanten van het oorspronkelijke getijdenlandschap herinneren de kreken aan de bijzondere ontginningsgeschiedenis van de Hoeksche Waard. Op diverse plaatsen zijn fiets- en wandelpaden aangelegd langs de kreken en zijn kanoroutes uitgezet. De kreken hebben ook een functie voor de waterkwaliteit en de waterafvoer en -aanvoer ten behoeve van de peilbeheersing van de polders. Ter bescherming en uitvoering van deze functie zijn in de keur van het waterschap geboden en verboden opgenomen. Waar andere belangen conflicteren met de keur moet een vergunning of ontheffing worden aangevraagd. Onder het grofmazige netwerk van kreken (zie bijgaande kaart) rekenen we de van oorsprong natuurlijke kreken, waarvan het profiel overigens later vaak is aangepast aan de nieuwe waterhuishoudkundige functie, en de gegraven verbindingen tussen de kreken of van de kreken naar het buitenwater, voor zover deze een functie hebben als ecologische verbindingszone. Ook de gegraven havenkanalen en de Binnenbedijkte Maas, een restant van een oude rivierarm, maken deel uit van het grofmazig netwerk. Streefbeeld De oorspronkelijke kreken van vóór de inpoldering hadden zout of brak water en kenden getijdenstroming. De huidige kreken hebben zoet water, met weinig stroming. Ecologische referenties moeten dus eerder worden gezocht bij de zoetwatermoerassen van het rivierengebied, dan bij de getijdennatuur van het kustgebied. Typerend voor natuurlijke zoetwatermoerassen is een geleidelijke oevergang van open water met waterplanten, via een plas-draszone met riet en moerasruigte naar droger land met struweel en bos of grasland (bij begrazing). In gebieden waar geen doorstroming is en voedselarm regenwater stagneert, kan zich veen ontwikkelen. Het overschot aan regenwater wordt dan afgevoerd door kleine veenstroompjes. Vroeger lagen er uitgestrekte veenpakket-
Argusvlinder Het Plan Argusvlinder is een vervolg op het Krekenplan, dat in 1995 is opgezet door de Landinrichtingscommissie Hoeksche Waard Oost. Door de ruilverkaveling ontstond de kans om in het oostelijk deel van de Hoeksche Waard stroken en overhoekjes langs de kreken voor natuurontwikkeling vrij te maken. Binnen het Krekenplan is circa 11 ha verworven en ingericht. Daarnaast is in het kader van de natuurcompensatie voor de HSL later nog eens 23 ha extra ‘droge natuur’ aangelegd en in het kader van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) 22 ha ‘natte natuur’. Het Plan Argusvlinder is afgerond in 2002 en is in dat jaar bekroond met de Landschapsprijs van de provincie Zuid-Holland. In totaal is 56 ha natuur gerealiseerd langs 23 km kreken en 66 km aan wandelroutes aangelegd. De totale kosten bedroegen ruim 3 miljoen euro. De nagestreefde natuurdoeltypen zijn bloemrijk grasland, riet en ruigte en open water. Bijbehorende doelsoorten zijn snoek, bruine kiekendief, bruine korenbout, blauwborst en oranjetip. De resultaten van Plan Argusvlinder mogen spectaculair genoemd worden: als gevolg van de nieuwe inrichting en het gevoerde beheer zijn veel verdwenen planten- en diersoorten teruggekeerd, zoals diverse soorten orchideeën (plaatselijk in grote aantallen!), dotterbloemen, groot blaasjeskruid en de zeer zeldzame klavervreter. Bron: Kreken van de Hoeksche Waard, Hoekschewaards Landschap, 2006 en mondelinge mededeling J. Kievit
ten, maar door latere overstromingen zijn deze weggeslagen of afgedekt met klei. In het Oudeland van Strijen liggen veengronden nog aan de oppervlakte. Uitgangspunt van de Structuurvisie is de uitbouw van het krekenstelsel tot een samenhangende groenblauwe structuur, met een functie voor natuur, recreatie en waterbeheer. Naast de bestaande natuuroevers, zou volgens het Uitvoeringsprogramma nog eens 125 ha voor dit doel ingericht en beheerd moeten worden. Voor de verbetering van de waterkwaliteit is de Kaderrichtlijn Water van toepassing. Er zijn bij het waterschap nog geen concrete maatregelen vastgesteld met betrekking tot deze Kaderrichtlijn Water. Voor de waterberging (conform NBW) is er volgens de huidige inzichten geen opgave meer binnen het gebeid van de Hoeksche Waard.
15
Vlietproject Het Vlietproject is een samenwerking tussen waterschap Hollandse Delta en Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard. De coördinatie van het totale Vlietproject was in handen van Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard. Het waterschap zorgde voor de grondverwerving, de voorbereidende werkzaamheden en de begeleiding van de uitvoering. Het project is gestart in 2003 en afgerond in 2011. In deze periode zijn maarliefst 16 deelprojecten uitgevoerd, verspreid over de hele Hoeksche Waard. In totaal is er 92 hectare nieuwe natuur gemaakt, waarvan ruim 68 hectare tevens kan dienen als tijdelijke waterberging. De steile oevers van de kreken hebben plaatsgemaakt voor natuurvriendelijke, flauw aflopende oevers met meer beplanting en kleine natuurgebiedjes. De totale kosten voor het Vlietproject bedroegen ongeveer 12 miljoen euro. Dit is voor een gedeelte gefinancierd door waterschap Hollandse Delta en Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard. Daarnaast heeft het project financiële bijdragen gekregen van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, provincie Zuid-Holland en projectbureau Deltanatuur. Ook de Europese Unie heeft bijdragen geleverd vanuit het Plattelandontwikkelingsprogramma en de subsidieregeling LIFE. Bron: www.vlietproject.nl
Uit visueel-ruimtelijk oogpunt is het streven dat de kreken beleefbaar zijn als doorgaande, natuurlijke zones in het landschap, tegenover de dijken als de meer cultuurlijke zones. De dijken, met bebouwing en opgaande beplanting, begrenzen de ruimte, de kreken lopen door de ruimte. Dat betekent dat terughoudend omgegaan moet worden met opgaande beplanting langs de kreken en dat de openheid van de ruimte zo min mogelijk wordt aangetast. Voor de havenkanalen staat de cultuurhistorische betekenis voorop. Het is belangrijk dat deze als cultuurlijke elementen beleefbaar zijn en niet als natuurlijke kreken worden ingericht. Overigens geldt ook bij de aanleg en het beheer van natuuroevers langs de kreken en de overige ecologische verbindingen dat rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische en archeologische waarden.
16
Beheer Het waterschap zorgt voor de waterkwaliteit, het peilbeheer en de handhaving van de aanvoer- en afvoercapaciteit, door het periodiek uitbaggeren van de hoofdwatergangen en het maaien van de oevers. Groenbeheer zorgt voor het groenonderhoud van de daartoe aangewezen natuurvriendelijke oevers, exclusief de kreekoevers die in eigendom zijn van Staatsbosbeheer (Westvliet/Oostvliet, Borrekeen, Vlietmonding, zie ook paragraaf 2.3). Groenbeheer werkt hiervoor samen met Hoekschewaards Landschap en Deltanatuurbeheer. Groenbeheer heeft ongeveer 21 ha ‘droge natuur’ in eigendom. De overige beheerde natuurgebieden zijn in eigendom van het waterschap. Dit betreft ca. 79 ha ‘natte natuur’, aangelegd in het kader van Argusvlinder en Vlietproject en een onbekende oppervlakte smallere natuurvriendelijke oevers verspreid over de Hoeksche Waard. Momenteel wordt onderzocht of een deel van deze natuurvriendelijke oevers niet in het reguliere beheer van het waterschap meegenomen kunnen worden. Financiering Het beheer van de natte natuurgebieden wordt gefinancierd door de gemeenten en het waterschap, op grond van een gemeenschappelijke regeling. Het beheer wordt uitgevoerd door Groenbeheer. De jaarlijkse beheerkosten waren tot op heden begroot op gemiddeld ca. 75.000 euro. De verwachting is dat door het onderhoud van het Vlietproject de kosten aanzienlijk zullen toenemen. Bovendien was er in de afgelopen jaren al sprake van een structueel tekort. Dit dwingt tot een herziening van de taken en financiering van Groenbeheer. Hier wordt in par. 5.1 nader op ingegaan.
Waar naar toe met bagger en maaisel? Voor de ecologische ontwikkeling is het van belang wat er wordt gedaan met slootbagger en maaisel uit de natuurgebieden. Slootbagger wordt bij voorkeur op de aangrenzende akker gestort, niet op de natuuroever. De eigenaar ontvangt hiervoor een vergoeding, als het meer bagger betreft dan waarvoor hij op grond van de keur een ontvangsplicht heeft. Deze vergoeding wordt betaald door Groenbeheer. Groenbeheer betaalt ook de meerkosten van het transport van de bagger en de kosten van het baggeren zelf van de waterpartijen in de natuurgebieden, die niet als hoofdwatergang gelden. Ook maaisel wordt bij voorkeur afgevoerd. Als maaisel binnen het natuurgebied achterblijft, geeft dit een verrijking van de bodem en krijgen bijzondere plantensoorten geen kans. Een deel van het maaisel uit de natuurgebieden van Plan Argusvlinder wordt door een biologisch boer uit de streek afgenomen voor compostering. Als dit niet kan, is het afvoeren en verwerken van maaisel echter een grote kostenpost in het beheer. Een alternatief, dat soms wordt toegepast, is om het maaisel ter plaatse te verwerken, zodanig dat het verrijkend effect beperkt blijft. Bijvoorbeeld door het maaisel te verzamelen in broeihopen of door wilgentakken op te stapelen in zogenaamde ‘rillen’. Dit is maatwerk, vaak handwerk. Broeihopen en rillen verteren geleidelijk en kunnen zelfs extra leefgebied opleveren vooral allerlei soorten. Machinaal beheer vraagt om een goede bereikbaarheid voor zwaar materieel, dat wil zeggen beheerpaden of, bij gebruik van maai- en baggerboten, voldoende breedte en diepgang van waterlopen. In de natuurgebieden van Plan Argusvlinder zijn geen beheerpaden aanwezig en wordt met kleine maaimachines gewerkt. De eilandjes worden per boot ontsloten om houtopslag handmatig te verwijderen. Bij de latere deelprojecten van het Vlietproject zijn wel beheerpaden in de natuurgebieden aangelegd, om machinaal beheer mogelijk te maken. Deze beheerpaden worden ook gebruikt om bagger en maaisel op te storten. De botanische waarde zal daarom beperkt blijven.
Feiten en cijfers Natuuroevers Argusvlinder
56 ha
Natuuroevers Vlietproject
92 ha
Totaal Argusvlinder en Vlietproject • waarvan eigendom Groenbeheer (droge natuur) • waarvan eigendom waterschap (natte natuur) • waarvan eigendom Staatsbosbeheer
148 ha 21 ha 79 ha 48 ha
Beheerkosten natuuroevers per ha per jaar • sterk afhankelijk van specifieke situatie en beheer
€ 750
Taakstelling Structuurvisie extra natuuroevers 2014
20 ha
Taakstelling Structuurvisie extra natuuroevers 2030
125 ha
Taakstelling ecologisch beheer kreken 2014
165 ha
17
Graslandkreek en eeuwkant Op diverse plaatsen liggen laaggelegen graslanden langs de kreek, die soms als natuurgebied worden beheerd (door Staatsbosbeheer) en soms in agrarisch gebruik zijn (particulier eigendom). Naast nieuw aangelegde gebieden in het kader van natuurontwikkeling, betreft het de veenweidegebieden in het Oude Land van Strijen en de historische ‘eeuwkanten’ of ‘eeuwissen’. Deze ‘eeuwkanten’ tonden vroeger in de winter onder water en werden ’s zomers als weiland gebruikt. De meeste graslanden langs de kreken worden beweid en zijn ecologisch van belang voor weidevogels en watervogels. De botanische waarde van deze beweide graslanden is beperkt. Botanisch zeer waardevol zijn vooral de gemaaide hooilandjes, die grenzen aan rietkreken en onderdeel uitmaken van Argusvlinder. Hier vinden we bijvoorbeeld veel orchideeën.
18
• Natuurdoeltype: kruiden- en faunarijk grasland, vochtig weidevogelgrasland, vochtig hooiland, nat schraalgrasland • Landschapsdoel: behoud openheid of kleinschalige afwisseling, behoud cultuurhistorische waarde van ‘eeuwkanten’ • Beheer: jaarlijks maaibeheer, waarbij het maaisel wordt afgevoerd en eventueel wordt nabeweid • Voorbeelden: Piershilsche Gat (eeuwkant), Westvliet/Oostvliet (natuurontwikkeling Argusvlinder), Dwarsche Vaart (veengebied Oude Land van Strijen)
Gevarieerde rietkreek Veel oevers kennen een afwisseling van riet en ruigte, met lokaal opslag van wilgenstruweel. Bomen en struiken accentueren de kreekloop en vooral de wilg heeft een grote toegevoegde waarde voor de biodiversiteit. Waar natuurontwkkeling heeft plaats gevonden is er vaak ook bloemrijk grasland (zie graslandkreek). Juist deze afwisseling levert veel ecologische gradiënten op, wat weer tot een hoge soortenrijkdom leidt. Gevarieerde moerasoevers zijn faunistisch van groot belang, voor moerasvogels, kleine zoogdieren, amfibieën en insecten. Ondiep water met waterplanten is van belang als paaiplaats voor vissen. Zonder beheer zouden de kreekoevers uitgroeien tot een compact bos. Om dit te voorkomen worden bomen en struiken periodiek selectief teruggezet.
• Natuurdoeltype: zoete plas, gemaaid rietland, ruigteveld, moeras • Landschapsdoel: accentuering van de kreken als doorgaande, natuurlijke zones in het landschap • Beheer: periodiek, gefaseerd maaien van riet en ruigte en verwijderen van wilgenopslag, eens in de 3 jaar; waarbij het materiaal wordt afgevoerd of ter plaatse wordt verwerkt op de aanliggende perelen; verschralingsbeheer van bloemrijke graslanden • Voorbeelden: kreken Polder Nieuw-Bonaventura (Plan Argusvlinder), kreken Vlietproject
19
Kreekbos Langs het Piershilsche Gat en het Kleine Gat liggen aangeplante bossen, die in beheer zijn bij Staatsbosbeheer. Deze bossen hebben vooral een recreatieve functie als wandelgebied voor de inwoners van de aangrenzende kernen, maar zijn ook van belang als leefgebied voor bosvogels en kleine zoogdieren. De bossen accentueren de loop van de kreek en voegen extra diversiteit toe aan het landschap. Ze vormen groene eilanden in de open polder.
20
• Natuurdoeltype: hoog- en laagveenbos, haagbeuken- en essenbos, vochtig bos met productie • Landschapsdoel: accentuering van de kreek en vergroting landschappelijke diversiteit • Beheer: bosbeheer door Staatsbosbeheer, met nevenfunctie voor recreatie en houtproductie • Voorbeelden: Piershilsche Gat, Kleine Gat
Havenkanaal Bijzondere historische elementen zijn de havenkanalen. Deze dienden als vaarverbinding tussen het dorp en het buitenwater. Bij opeenvolgende inpolderingen werden de havenkanalen steeds verder verlengd. Het profiel verschilt per situatie. Meestal lopen er dijken of kaden langs het water, soms ook wegen. Landschappelijk uitgangspunt is dat het karakter als historische vaarverbinding zichtbaar blijft en dat de beleefbaarheid van het water wordt versterkt. De kaden blijven in principe onbeplant.
• Natuurdoeltype: open water met smalle rietzomen langs de oevers en bloemrijke grastaluds • Landschapsdoel: accentuering historisch en cultuurlijk karakter, geen boombeplanting op de kaden • Beheer: jaarlijks maaibeheer van grastaluds, periodiek en gefaseerd maaibeheer rietoevers • Voorbeelden: havenkaal Numansdorp, havenkanaal Strijen
21
Dijken
Oudlanddijken Gevarieerde dijken
Monumentale dijken Transparante dijken Buitendijk
Kaden langs havenkanalen en kreekmonden
2.2 Dijken Functie en betekenis De dijken hebben meerdere functies (primaire en secundaire waterkering, verkeer, recreatie, wonen, landbouw), maar vertegenwoordigen ook specifieke landschappelijke en ecologische waarden. De dijken representeren de eeuwenlange inpolderingsgeschiedenis van de Hoeksche Waard en vormen als het ware het cultuurhistorische basispatroon van het landschap. Juist omdat dit patroon redelijk gaaf bewaard is gebleven, is het cultuurhistorisch belang moeilijk te overschatten. De dijken dragen ook in hoge mate bij aan de visuele beleving en de recreatieve aantrekkingskracht van het landschap. Zware essenlanen maken ware kathedralen van de dijkwegen. IJle populierenrijen geven ritme en diepte aan het landschap. In ecologisch opzicht zijn vooral de bloemrijke dijktaluds waardevol. Hier komen bijzondere plantensoorten voor, zoals gewone agrimonie, echte kruisdistel, glad walstro en kattedoorn. Dit is sterk afhankelijk van het beheer. De dijkvegetaties spelen ook een rol in de natuurlijke ziekte- en plaagwering voor landbouwgewassen: bloeiende planten zijn essentieel voor het overleven van insecten die luizenplagen kunnen beheersen. Streefbeeld Evenals de kreken zijn de dijken in de Structuurvisie aangewezen als dragers van de groenblauwe structuur. Gestreefd wordt naar een zo veel mogelijk ecologisch beheer van de dijktaluds, een samenhangende en robuuste beplantingsstructuur en een hoge beeldkwaliteit van de historische dijklinten met hun monumentale gebouwen en erfbeplanting (zie ook paragraaf 3.3). Ecologisch beheer betekent gefaseerd maaien, waarbij het maaisel bij voorkeur wordt afgevoerd, en/of extensief begrazingsbeheer, door schapen. Naast bloemrijke grasvegetaties kunnen hier en daar ook struweelvegetaties worden ontwikkeld, die de ecologische diversiteit vergroten. In het Uitvoeringsprogramma van de Structuurvisie is aangegeven dat op termijn alle daarvoor in aanmerking komende dijktaluds ecologisch worden beheerd. Op dit moment wordt ongeveer 40 ha ecologisch beheerd, door HWL, waarvan ca. 5 ha struweel. De meeste dijktaluds worden geklepeld of intensief begraasd (verpacht). Om tot een meer samenhangende beplantingsstructuur te komen is in 2009 een‘ Bomenplan’ opgesteld. Hierin zijn op grond van historische en landschappelijke kenmerken
vijf dijktypen onderscheiden. Voor elk dijktype is het gewenste eindbeeld omschreven en is aangegeven welke beplantingsvormen en boomsoorten daar bij horen. Deze typologie vormt het kader voor het bomenbeheer door Groenbeheer en is overgenomen in dit Landschapsbeheerplan. Beheer taluds Veel dijktaluds zijn verpacht of verhuurd aan particulieren (ca. 460 ha). Deze worden meestal vrij intensief begraasd, door schapen, maar ook door koeien of paarden. De ecologische waarde van de betreffende vegetaties is beperkt. De bermen en dijktaluds die door het waterschap zelf worden beheerd (ca. 200 ha), worden meestal twee keer per jaar geklepeld, dat wil zeggen dat het gras wordt versnipperd en op het talud achterblijft. Hierdoor wordt de bodem verrijkt en krijgen bijzondere plantensoorten geen kans. Ook het insectenleven ondervindt schade van het klepelen. Het maaibeheer wordt via maaibestekken uitbesteed aan aannemers. Op kleine schaal wordt geëxperimenteerd met extensiever beheer, in het kader van het FAB-project (zie pag. 44). Ca. 40 ha dijktaluds worden ecologisch beheerd door HWL. HWL beheert dijken van de waterschap, gemeenten en private partijen. Dit gebeurt op basis van pachtcontracten of beheerovereenkomsten. Het precieze beheer is sterk afhankelijk van de lokale potenties. Zonnige zuidhellingen zijn het meest kansrijk. Over het algemeen wordt een verschralingsbeheer gevoerd, waarbij één of soms twee keer per jaar wordt gemaaid. Het maaisel wordt zo mogelijk verwerkt tot hooi en weer gebruikt als veevoer. Gras dat niet geschikt is om hooi van te maken, wordt soms beneden in het dijktalud verspreid. Dat geeft op die plaats wel een extra toevoer aan voedingsstoffen, maar zorgt ook voor voedsel voor bijvoorbeeld vogels in schrale tijden. Doordat dit materiaal gaat broeien, kruipen er allerlei beestjes in. Het wordt ook gebruikt door dieren om bescherming te zoeken tegen de koude. HWL beheert ook diverse struweelbosjes. Bij de uitvoering werkt HWL samen met boeren. Zodra grotere machnies en tractoren nodig zijn, worden boeren ingeschakeld. Ook wordt gewerkt met beweiding en/of nabeweiding. Hiervoor wordt samengewerkt met een schapenhouder. Beheer boombeplanting De boombeplanting op de dijken wordt beheerd door Groenbeheer, op basis van het Bomenbeheersplan Hoeksche Waard. Bij het bomenbeheer is het onderhoud vooral
23
gericht op de veiligheid voor verkeer en bebouwing. Jaarlijks vindt een bomeninspectie plaats en op basis daarvan wordt een werkplan gemaakt. Naast dit reguliere onderhoud valt ook de sanering en vernieuwing van het bomenbestand onder de taken van Groenbeheer. Veel bomen zijn herplant na de watersnood van 1953 en raken geleidelijk aan vervanging toe. Daartoe worden regelmatig bomen gekapt en nieuwe bomen aangeplant. Tevens wordt gestreefd naar een vergroting van het areaal struweel. In het Bomenbeheersplan wordt gesteld dat bij nieuwe aanplant gestreefd wordt naar meer biodiversiteit, bijvoorbeeld door het gebruik van genetisch inheems plantmateriaal. Financiering Het ecologisch beheer door HWL wordt gedeeltelijk gefinancierd via de SNL-Regeling, voor een deel via andere geldstromen. De ‘bloemdijken’ maken deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur en hiervoor is een apart beheerpakket beschikbaar. De standaardvergoeding volgens de SNL-Regeling bedraagt ca. 1.400 euro per ha per jaar, maar dit is binnen de Hoeksche Waard maar voor enkele dijktrajecten van toepassing. Door Groenbeheer is 6 ha dijkvegetaties in erfpacht uitgegeven aan HWL. Het bomenbeheer door Groenbeheer wordt primair gefinancierd vanuit de gemeenschappelijke regeling en voor een klein deel door bijdragen van derden, met name door compensatiegelden voor de aanleg van de HSL. (zie verder par. 5.1).
24
Feiten en cijfers Oppervlakte regulier dijkbeheer door waterschap (2 x maaien en klepelen per jaar)
200 ha
Oppervlakte maaien en afvoeren primaire keringen door waterschap
27 ha
Oppervlakte ecologisch dijkbeheer door HWL (maaien en afvoeren of beheer struweel)
40 ha
Oppervlakte verpachte en verhuurde dijktaluds (overwegend intensieve begrazing)
460 ha
Beheerkosten regulier dijkbeheer per jaar • kosten per ha
€ 88.000 € 440
Beheerkosten primaire keringen per jaar • kosten per ha
€ 15.000 € 535
SNL-vergoeding bloemdijken per ha per jaar
€ 1.400
Kosten bomenonderhoud per jaar
€ 230.000
Taakstelling ecologisch dijkbeheer 2014
240 ha
Streefbeeld ecologisch dijkbeheer 2030
alle dijken
Oudlanddijk De dijken rond de oude opwaspolders hebben een relatief grillig verloop en kennen een grote variatie aan beplanting en bebouwing. Uitgangspunt voor deze dijken is het versterken van de landschappelijke diversiteit en het afwisselende karakter. De beplanting wordt afgestemd op het specifieke karakter van het dijktraject of de plek. Veel soorten kunnen worden toegepast. Diversiteit is belangrijker dan eenduidigheid. Naast bomen kunnen ook struiken worden aangeplant en natuurelementen worden aangelegd. Juist de oudlanddijken leven zich goed voor versterking van de biodiversiteit. Dijktaluds worden bij voorkeur ecologisch beheerd. Deze lenen zich goed voor een externsiever maaibeheer, zoals momenteel in een een FAB-pilot wordt onderzocht (zie pagina 42).
• Eindbeeld: gevarieerd groen karakter, afwisseling in beplanting, accent op biodiversiteit en cultuurhistorie • Beplanting: diverse boomsoorten in rijen, groepen of solitair, bijzondere soorten als fruitbomen, knotwilgen en notenbomen, hagen van onder andere meidoorn en struweel • Beheer: maatwerk voor verschillende typen beplantingen, ecologisch beheer taluds (prioritair gebied uitbreiding bloemdijken en extensief maaibeheer), ontwikkeling gradiënten • Voorbeelden: Ritselaarsdijk, Reedijk, Oudendijk Piershil
25
Monumentale dijk De oude zuidelijke en oostelijke aanwaspolders werden in de 18e eeuw aangelegd. Het zijn lange smalle polders met een duidelijke oost-westoriëntatie. De dijken hebben vaak een typisch dwarsprofiel met huizen op de dijk aan de zeezijde en boerderijen onderlangs de dijk aan de polderzijde. De dijken werden in het verleden vooral met es beplant. Dit heeft kathedralen van dijken opgeleverd waarin de dijkhuizen met hun tuinen zijn opgenomen en die als groene achtergrond dienen voor de boerderijen. De monumentale beplanting geeft eenheid aan het gevarieerde bebouwingsbeeld. Uitgangspunt is het behoud en de versterking van het monumentale dijkbeeld.
26
• Eindbeeld: doorgaande meerrijige laanbeplanting, kroonsluiting over de weg, groen lint in de open ruimte • Beplanting: soorten met regelmatige brede kronen die een eenduidig laanbeeld geven (veelal essen) • Beheer: extra aandacht voor continu en eenduidig laanbeeld, tijdig aanvullen van gaten, verjongen in lange trajecten, ecologisch beheer taluds voor zover inpasbaar in laanbeeld • Voorbeelden: Mookhoek, Schuringse Dijk, Zuidzijdse Dijk
Transparante dijk De kleine aanwaspolders in de randen vinden hun oorsprong in de 18e en 19e eeuw. Het zijn relatief open polders met een rijke kleibodem en een grootschalige agrarische verkaveling. Er is van oorsprong weinig bebouwing en er zijn geen dijkdorpen. De dijkbeplanting is over het algemeen transparant en regelmatig, hoewel In de Ambachtsheerklijkheid Cromstrijen ook stukken met onderbeplanting voorkomen, . Verschillende dwarsprofielen komen voor. Vanaf de dijken kan vaak door de polder naar de volgende dijk gekeken worden. Uitgangspunt is om het regelmatige en transparante karakter van de dijkbeplanting te behouden en te versterken, met een zo constant mogelijk beeld over het hele dijktraject. Extensiever maaibeheer is goed mogelijk, mits doorzichten vrij blijven en dit over hele dijktrajecten wordt toegepast.
• Eindbeeld: enkelrijige laanbeplanting met de bomen aan de voet of op de kruin van de dijk, geen onderbeplanting, ruime plantafstand, dezelfde soorten en hetzelfde plantverband over het hele dijktraject • Beplanting: ‘polderbomen’ met een opgaande groeiwijze en een ijle kroon (geen kroonsluiting nodig) • Beheer: extra aandacht voor continu en eenduidig laanbeeld, tijdig aanvullen van gaten, verjongen in lange trajecten, ecologisch beheer taluds kansrijk door relatief geringe beschaduwing • Voorbeelden: Landse Dijk bij Strijensas, Buitendijk bij Strijen, Steegjesdijk bij Piershil
27
Gevarieerde dijk De oude noordelijke aanwaspolders vinden hun oorsprong in de 17e eeuw, toen het buitendijks gebied tussen de toenmalige eilanden is ingepolderd. De polders die toen ontstaan zijn, behoren tot de grootste in de Hoeksche Waard. De dijken zijn dicht bebouwd en er lopen vaak drukke wegen over. Ze sluiten aan op de grotere kernen in de noordrand. Er is meestal geen doorgaande laanbeplanting. Uitgangspunt voor deze dijken is het versterken van het gevarieerde en multifunctionele karakter. Door de dichte bebouwing is een doorgaande laanbeplanting niet goed mogelijk. De erfbeplanting bepaalt het groenbeeld. Wel is het gewenst om pleksgewijs beplanting aan te brengen, bijvoorbeeld op kruispunten of overhoeken.
28
• Eindbeeld: relatief dichte bebouwing met erfbeplanting, geen doorgaande laanbeplanting, pleksgewijze beplanting van kruispunten en overhoeken • Beplanting: monumentale bomen in groepen of solitair om bijzondere plekken te markeren • Beheer: regulier boom- en bermbeheer, potenties voor bloemdijken beperkt door intensief gebruik en noord-zuidverloop • Voorbeelden: Stougjesdijk, Zinkwegse Dijk, Maasdammerdijk
Buitendijk De buitendijk is een primaire waterkering, met een robuust profiel en weinig beplanting en bebouwing. Waar een weg over de kruin loopt is er een fantastisch uitzicht op buitendijks gebied. Op diverse trajecten staat aan de binnendijkse kant een bomenrij aan de voet. Dit geeft een extra markering van de buitenrand van de Hoeksche Waard. Voor diverse trajecten is nog dijkversteviging gepland. Landschappelijk uitgangspunt is behoud van het monumentale en eenduidige karakter van de buitendijk. Bij het beheer van de taluds kan aansluiting gezocht worden met het beheer van de buitendijkse natuurgebieden. In het project ‘Fietsrondje om de waard’ wordt gestreefd naar een doorgaand fietspad op of langs de dijk.
• Eindbeeld: primaire waterkering met monumentaal karakter, transparante enkele bomenrij aan de binnendijkse dijkvoet als daar een weg loopt, verder onbeplant • Beplanting: stevige, opgaande bomen met een regelmatige kroon, op ruime afstand van elkaar geplant (iep, populier, wilg), voor zover dit uit veiligheidsoogpunt niet bezwaarlijk is (bomen in of te dicht bij de dijken worden vaak gezien als instabiliteitsfactor) • Beheer: bomenonderhoud in kader van wegbeheer, dijktaluds met extensieve schapenbegrazing of maaibeheer in zo groot mogelijke eenheden • Voorbeelden: Spuidijk/Spuiweg, Nieuwendijk, Gorsdijk
29
Natuurgebieden
Griend en buitendijks moeras Grasgors en buitendijks grasland
Weidevogelgebied in agrarisch beheer Weidevogelgebied in natuurbeheer
2.3 Natuurgebieden Functie en betekenis De buitendijkse natuurgebieden en het weidevogelreservaat in het Oude Land van Strijen vormen kerngebieden in het grofmazig netwerk. Deze gebieden vallen ook grotendeels onder Natura 2000. Het Oudeland van Strijen is als Natura 2000 gebied aangewezen voor de opvang van overwinterende ganzen en smienten. Als het gaat om het behoud van de internationale biodiversiteit zijn dit de buitendijkse natuurgebieden de topstukken van de Hoeksche Waard. De unieke ligging in de Nederlandse delta, met zowel invloed van de rivieren als van de zee, levert unieke natuurwaarden op. De natuurgebieden staan bovendien niet op zichzelf, maar vervullen een cruciale functie als ecologische schakel tussen de Biesbosch en de Voordelta en als pleisterplaats of broedgebied voor tal van trekvogels. In het kader van het Programma Deltanatuur zijn nieuwe natuurgebieden aangelegd, waar de natuurlijke waterdynamiek vrij spel krijgt. Voorbeelden hiervan zijn het eiland Tiengemeten, de APL-polder en de Korendijkse Slikken. In totaal gaat het om ongeveer 2.000 ha buitendijkse natuur en 560 ha binnendijkse natuur. Naast de ecologische functie zijn de grote natuurgebieden ook van groot belang voor de recreatie. Tiengemeten is een toeristische attractie van formaat, en ook in de andere natuurgebieden zijn volop mogelijkheden voor natuurbeleving. De open grasgorzen en veenweiden, de uitgestrekte riviermoerassen en de verwilderde griendbossen voegen veel landschappelijke variatie toe aan de Hoeksche Waard. Niet alle gebieden zijn even toegankelijk, soms gelden er beperkingen aan het recreatieve gebruik. De natuurfunctie staat over het algemeen voorop. Streefbeeld In de Structuurvisie is gesteld dat de buitendijkse natuurgebieden aaneengeschakeld zouden moeten worden tot een doorgaande ‘groene zoom’ om de hele Hoeksche Waard. Ook enkele binnendijkse natuur- en recreatiegebieden maken daar deel van uit. De ‘groene zoom’ is een belangrijke drager van het voorgestelde ‘Regiopark Noordrand’ en van de ontwikkeling van de ‘Zuidrand aan de Delta’ als toeristisch-recreatieve zone. Naast de bestaande natuurgebieden zouden nieuwe gebieden aan de groene zoom
toegevoegd moeten worden. Aangewezen gebieden hiervoor zijn de Leenheerenpolder en de Oostersche Bekade Gorzen (samen 145 ha). De Mariapolder (155 ha) is aangeduid als zoekgebied. Ontwikkeling en financiering zijn een taak voor Rijk en provincie, samen met natuurbeherende organisaties. In de noordrand en bij het Nautisch Centrum Numansdorp zijn ook nieuwe recreatiegebieden aangewezen in de Structuurvisie (totaal 235 ha). De aanleg hiervan is onderdeel van integrale gebiedsontwikkeling. Beheer Het beheer van de meeste natuurgebieden wordt verzorgd door terreinbeherende organisaties. Deze maken hun eigen beheerplannen. Natuurmonumenten beheert in totaal 1550 ha en Staatsbosbeheer 1070 ha (560 ha Oudeland van Strijen, 340 ha buitendijkse natuur en 170 ha kreken en dorpsbossen). HWL beheert in totaal 150 ha (overwegend kreken, dijken en wegbermen). Daarvan is 3,5 ha in eigendom, de rest wordt beheerd via een pacht- of beheerovereenkomst met WSHD, gemeente of een andere partij. De grasgorzen worden over het algemeen begraasd, in de moerasgebieden en griendbossen krijgen natuurlijke processen vrij spel en blijft het beheer beperkt tot periodieke onderhouds- of herstelmaatregelen. Leidend zijn de natuurdoeltypen en de bijbehorende beheerpakken uit het provinciale Natuurbeheerplan en het Beheergebiedsplan foerageergebieden ganzen en smienten Zuid-Holland voor delen van het Oudeland van Strijen die niet in beheer zijn bij Staatsbosbeheer. SOHW en GBH hebben een beperkte rol in het feitelijke beheer van de grote natuurgebieden. De samenwerking met de terreinbeherende organisaties heeft vooral betrekking op recreatieve voorzieningen, voorlichting en waterbeheer. Financiering Het beheer van de grote natuurgebieden, die onderdeel zijn van de Ecologische Hoofdstructuur, wordt gefinancierd uit het ILG-budget. In de SNL-regeling zijn beheermaatregelen en standaard-vergoedingen vastgelegd voor de verschillende natuurdoeltypen. Terreinbeherende organisaties moeten hiervoor beheercontracten afsluiten, voor een contractperiode van zes jaar. Het ILG-budget is in 2013 uitgeput en het is nog onduidelijk hoe de toekomstige financiering geregeld zal worden. Op dit moment worden geen nieuwe beheercontracten meer afgesloten en is de aankoop van gronden opge-
31
schord. Staatsbosbeheer heeft een forse bezuinigingsdoelstelling opgelegd gekregen en beraadt zich op manieren om hieraan te kunnen voldoen. Ook het afstoten van natuurgebieden wordt daarbij overwogen. Natuurmonumenten en HWL kampen met vergelijkbare problemen. Als gevolg hiervan is de realisering van een samenhangende ‘groene zoom’ om de Hoeksche Waard zeer onzeker geworden. Zelfs het behoud en het beheer van de bestaande natuurgebieden zijn niet gewaarborgd. De biodiversiteit, de landschappelijke kwaliteit en de toeristische aantrekkingskracht van de Hoeksche Waard kunnen hierdoor achteruit gaan, wat ook voor de regionale economie nadelig zal zijn. Op dit moment is er nog weinig zicht op een structurele oplossing.
Feiten en cijfers Eigendommen Natuurmonumenten
1.550 ha
Eigendommen Staatsbosbeheer • Oude Land van Strijen • buitendijkse natuurgebieden
900 ha 560 ha 340 ha
SNL-beheervergoedingen per ha per jaar • rivier- en beekbegeleidend bos • rivier- en moerslandschap • kruiden- en faunarijk grasland • vochtig weidevogelgrasland • moeras • vochtig hakhout en middenbos
€ 35 € 120 € 255 € 435 € 540 € 2.500
Taakstelling Groene Zoom 2014 • extra oppervlakte buitendijkse natuur • extra oppervlakte binnendijks recreatiegebied
145 ha 235 ha
Griend en buitendijkse moeras Veel buitendijkse gebieden kennen een afwisseling van water, moeras, bos en grasland. Vroeger lagen hier biezenvelden, rietgorzen en grienden, die in gebruik waren voor de oogst van biezen, riet en wilgentenen. Ook waren er eendenkooien, voor de vangst van eenden. Dit was dus eigenlijk een cultuurlandschap. Nu de oorspronkelijke functie verloren is gegaan, zijn het natuurgebieden geworden met hoge natuurwaarden. Het gebruik is veel extensiever geworden. Een deel van de grienden bij Heinenoord wordt nog iedere drie jaar gekapt, maar veel grienden en eendenkooien zijn doorgegroeid tot weelderige rivierbossen. Biezenvelden en rietgorzen zijn gevarieerde getijdenmoerassen geworden, waar natuurlijke processen het beeld bepalen.
• Natuurdoeltype: rivier- en moeraslandschap, moeras, rivier- en beekbegeleidend bos, vochtig bos met productie, vochtig hakhout en middenbos, • Landschapsdoel: zichtbaarheid natuurlijke processen en variatie, weidsheid en ongereptheid, behoud cultuurhistorisch waardevolle elementen • Beheer: integraal beheer in grote eenheden (begrazing of niets-doen), half-natuurlijk beheer van cultuurhistorisch waardevolle elementen • Voorbeelden: grienden Heinenoord, APL-polder, Tiengemeten, oeverlanden Korendijkse Slikken en Groot Koninkrijk
33
Grasgors en buitendijks grasland De hoger gelegen buitendijkse gronden, die slechts incidenteel onder water lopen, werden vroeger beweid. Voor de afwatering werden soms greppeltjes gegraven. Dit zijn de grasgorzen, die typisch zijn voor de Hoeksche Waard. Delen zijn later natuurgebied geworden en worden nu beheerd als weidevogelgebied of als opvanggebied voor ganzen en andere trekvogels. Ook komen er kruidenrijke en faunarijke graslandvegataties voor. Vanaf de dijk bieden de open gorzen weidse vergezichten op het deltalandschap. En ze vertegenwoordigen bijzondere cultuurhistorische waarden, omdat ze herinneren aan het vroegere landgebruik.
34
• Natuurdoeltype: vochtig weidevogelgrasland, kruidenrijk en faunarijk grasland, • Landschapsdoel: behoud openheid, uitzicht op de rivier, behoud cultuurhistorie • Beheer: extensieve begrazing in grote eenheden • Voorbeelden: hogere delen Korendijkse Slikken en Groot Koninkrijk, oeverlanden Haringvliet
Veenweidegebied Het Oude Land van Strijen is grotendeels een open veenweidegebied met een bijzondere betekenis voor weidevogels. Het hele gebied is beschermd als Natura 2000-gebied voor de opvang van overwinterende ganzen en smienten. De kern wordt beheerd door Staatsbosbeheer, in de gebieden er rondom heen wordt aan agrarisch weidevogelbeheer gedaan en worden foerageermogelijkheden geboden voor overwinterende ganzen.. Het is een van de oudste polders van de Hoeksche Waard met een uitgesproken open karakter en een deels unieke veenverkaveling en. De aanwezige kartbaan midden in de polder is wel een verstoring van de openheid en de rust.
• Natuurdoeltype: v vochtig weidevogelgrasland, kruidenrijk en faunarijk grasland, weidevogelgebied • Landschapsdoel: behoud openheid en slotenpatroon, uitplaatsing kartbaan • Beheer: ganzen- en weidevogelbeheer • Voorbeelden: Oude Land van Strijen
35
3
36
Fijnmazig netwerk Het grofmazig netwerk van kreken, dijken en natuurgebieden wordt verfijnd en aangevuld met een fijnmazig netwerk van kleinere natuur- en landschapselementen. Hieronder vallen akkerranden, slootoevers, overhoekjes, wegbermen, erfbeplantingen en allerlei historische landschapselementen, zoals hakhoutbosjes, wielen en knot- en leibomen. Met een passend beheer van deze elementen kan de biodiversiteit van de Hoeksche Waard aanzienlijk worden vergroot en de cultuurhistorische identiteit versterkt. Bloemrijke agroranden en slootoevers maken het landschap niet alleen fraaier, maar hebben ook een belangrijke functie voor de natuurlijke plaagbestrijding en de waterkwaliteit, oftewel voor de functionele agrobiodiversiteit. Het beheer hiervan wordt voor een groot deel verzorgd door de agrariërs (‘groenblauwe diensten’). Ook bloemrijke wegbermen en rietzomen langs hoofdwatergangen, die worden beheerd door de weg- en waterbeheerders, dragen bij aan de biodiversiteit . Erfbeplantingen en kleine landschapselementen zijn vooral van cultuurhistorisch belang. Deze zijn over het algemeen in particulier beheer. Er zijn enkele regelingen om aanleg en onderhoud te stimuleren.
In het kader van een lopend project van het Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard wordt gewerkt aan een structurele financieringsregeling voor ‘groenblauwe diensten’ door agrariërs. Ook het beheer door private partijen van kreekoevers en dijktaluds zou wellicht via een dergelijke regeling gefinancierd kunnen worden. Met de regeling voor ‘groenblauwe diensten’ wordt geanticipeerd op veranderingen in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Naar verwachting komen vanuit Europa extra middelen beschikbaar voor agrariërs die op hun terreinen aan natuur- of landschapsbeheer doen of andere maatschappelijke diensten leveren. Hierbij wordt er wel kritisch naar gekeken of de staatssteun aan de betreffende ondernemers niet leidt tot oneerlijke concurrentie.
37
Agroranden en slootoevers
38
Agroranden Sloten
3.1 Agroranden, slootoevers en natuurakkers Functie en betekenis De Hoeksche Waard vervult een internationale voorbeeldfunctie op het gebied van de functionele agrobiodiversiteit. Veel bedrijven werken met behulp van natuurlijke plaagbestrijding, mengteelten, groenbemesting, compostbemesting en precisielandbouw. Een belangrijk onderdeel van de functionele agrobiodiversiteit is de fijnmazige dooradering van het agrarisch gebied met extensief beheerde, kruidenrijke perceelsranden. Een goede waterkwaliteit vormt een belangrijke doelstelling van deze ‘agroranden’. De uitgekiende samenstelling van de zaadmengsels is vooral gericht op de plaagbestrijding. Daarnaast gaat de aandacht uit naar de functie voor bijen en vogels en voor de recreatieve aantrekkelijkheid. De agroranden kunnen ook een functie hebben voor het tegengaan van oevererosie en het verminderen van de baggeraanwas. Voor de ‘agroranden’ geldt tot 2014 de bestaande Regeling Agroranden. Naast de agroranden kunnen ook overhoeken op het landbouwbedrijf onderdeel zijn van de fijnmazige dooradering. Dergelijke overhoeken zijn vaak te klein of te onregelmatig voor productiegewassen, maar kunnen goed dienst doen als ‘natuurakkers’. Ook slootoevers, waarvoor een onderhoudsplicht geldt en die door de agrariërs onderhouden worden, kunnen met een aangepast beheer ecologisch en landschappelijk veel aantrekkelijker worden gemaakt en bijdragen aan de plaagbestrijding. Er loopt een project van H-Wodka, waarin wordt onderzocht hoe akkerrand, talud en sloot beheerd kunnen worden als een natuurlijk samenhangend geheel. In de FAB-pilot Akkervogels wordt een extra stap gezet om de toegevoegde waarde van akkerranden te vergroten. Met bredere randen wordt onderzocht hoe het groenblauwe netwerk kan worden doorontwikkeld tot een aantrekkelijke leefomgeving voor vogelsoorten als veldleeuwerik en patrijs. Van deze vogels lopen de aantallen nog sterker terug dan van vele soorten weidevogels. Langs diverse hoofdwatergangen, die in onderhoud zijn bij het waterschap, zijn tussen 1990 en 2005 verschillende typen ‘natuurtechnische oevers’ aangelegd, met een wisselende breedte en inrichting. Meestal betreft het rietbermen van 1 of 2 m breed, verspreid over de hele Hoekscha Waard. De aanleg hiervan was onderdeel van een breder pakket aan maatregelen voor het tegengaan van oevererosie. Deze rietbermen dragen bij aan de fijnmazige ecologische dooradering van het landschap. De totale lengte aan riet-
bermen bedraagt 122 km. De totale lengte aan watergangen die in beheer zijn van het waterschap bedraagt 1390 km (inclusief weg- en dijksloten en kreken). Keur en legger zijn bepalend voor beheer en onderhoud. Streefbeeld Vergroting van de biodiversiteit en de recreatieve waarde van het agrarisch gebied is een doel van de Structuurvisie. Daarom wordt gestreefd naar voortzetting van de bestaande Regeling Agroranden en een verdere uitbouw van de fijnmazige groenblauwe dooradering. Gesteld is dat in 2030 5% van de oppervlakte agrarisch gebied (700 ha) een aangepast beheer zou moeten hebben ten behoeve van de functionele agrobiodiversiteit. Dit sluit ook aan bij de doelstellingen van H-Wodka. De taakstelling voor 2014 bedraagt volgens het Uitvoeringsprogramma 170 ha. De huidige oppervlakte agroranden bedraagt ca.140 ha (dit is aanzienlijk meer dan de 70 ha die genoemd wordt in het Uitvoeringsprogramma, want deze oppervlakte berust op verouderde gegevens uit de periode van opstelling van het Uitvoeringsprogramma). Op grond van de Kaderrichtlijn Water zijn maatregelen nodig voor de verbetering van de ecologische waterkwaliteit. Diverse kreken en de Binnenbedijkte Maas zijn aangewezen als ‘waterlichamen’ waarvoor specifieke natuurdoelen gelden. Omdat deze waterlichamen ook water uit de landbouwgebieden ontvangen, is het van belang dat zo min mogelijk meststoffen en bestrijdingsmiddelen in de sloten terechtkomen. Ecologische akkerranden en slootoevers kunnen een bijdrage leveren aan de realisering van de doelen van de Kaderrichtlijn Water. Indirect dragen ze bij aan de vermindering van de zuiveringskosten, hoewel dit moeilijk is aan te tonen en te kwantficeren. Beheer De aanleg en het beheer van de agroranden worden verzorgd door de agrariërs, in het kader van de Regeling Agroranden. De Stichting Rietgors heeft een coördinerende functie. Er worden verschillende zaadmengsels toegepast, die optimaal zijn afgestemd op het aangrenzende agrarische grondgebruik. Er is een onderscheid in bloemranden en gras(kruiden)randen. De agroranden worden niet bemest en na het maaien wordt het maaisel afgevoerd. Afhankelijk van het soort rand worden na één of enkele jaren de agroranden opnieuw ingezaaid. De totale lengte aan agroranden in de Hoeksche Waard bedraagt 398 km. Hiervan is 356 km gras of graskruiden en 42 km bloemen (situatie
39
2011). De randen zijn 3,5 meter breed, gemeten vanuit de insteek van de sloot. De ‘extra’ aan te houden strook waar geen bestrijdings- of gewasbeschermingsmiddelen mogen worden gebruikt bedraagt 3 meter. In 2011 nemen 78 agrarische bedrijven deel aan de regeling, met een gemiddelde lengte van 5,10 km agrorand per bedrijf. Voor het ecologisch beheer van slootoevers in combinatie met agroranden of van natuurakkers is nog geen aparte regeling. Dit wordt experimenteel toegepast in het kader van een lopend onderzoeksproject van H-Wodka. Voor 2011 is er budget voor 16 ha natuurakkers bij 19 deelnemers. Het beheer van rietbermen langs de grotere watergangen wordt verzorgd door het waterschap, in het kader van het reguliere waterbeheer. Deze bermen worden 1 maal per 2 jaar gemaaid. De oevers van de overige hoofdwatergangen worden door het waterschap jaarlijks gemaaid, in het kader van het gewoon onderhoud. Het maaisel blijft op de kant liggen of wordt ondergewerkt in de akker. Bij het baggeren wordt de slootbagger op de aangrenzende akkers gestort. De boeren hebben hiervoor een ontvangstplicht, op grond van de keur. Wanneer er meer bagger is dan de normale ontvangstplicht, wordt het meerdere vergoed. Financiering De provincie Zuid-Holland en het waterschap Hollandse Delta ondersteunen de agroranden financieel tot 2013. De vergoeding voor bloemenranden bedraagt € 0,63 per strekkende meter, voor gras(kruiden)randen € 0,53. Jaarlijks kunnen agrariërs zich aanmelden bij het waterschap voor een contractperiode van 1 jaar. De aanmeldingen worden verwerkt in volgorde van binnenkomst tot het maximum van het budget is bereikt. Het aantal aanvragen was de afgelopen jaren telkens groter dan het beschikbare budget. Dit toont aan dat er veel animo is bij agrarische bedrijven om mee te doen. De hoogte van de vergoeding is gebaseerd op landelijke en Europese regels en normbedragen voor de inkomstenderving door het niet telen van een marktbaar gewas. Daarnaast maken de deelnemers kosten voor beheer en onderhoud en het ter beschikking stellen van de grond (waterschapslasten, pacht). De kosten voor het zaadmengsel en het inzaaien worden gefinancierd door het SOHW (€ 25.000 per jaar). De huidige natuurakkers worden gefinancierd in het kader van het FAB-project, door het Ministerie van E,L&I en het landbouwbedrijfsleven. Voor de komende jaren is er nog geen budget.
40
Feiten en cijfers Lengte agroranden (2011) • bloemenranden • gras(kruiden)randen • oppervlakte agroranden (3,5 m breed)
398 km 42 km 356 km 140 ha
Lengte natuurtechnische oevers waterschap
122 km
Totale lengte watergangen waterschap
1.390 km
Vergoeding Regeling Agroranden per jaar totaal • bloemrand per ha per jaar • gras(kruiden)rand per ha per jaar Kosten zaadmengsel en inzaaien per jaar Kosten onderhoud en beheer per jaar • per ha per jaar
€ 215.000 € 1.800 € 1.500 € 25.000 € 84.000 € 600
Kosten maaien natuuroevers per km
€ 670
Kosten maaien watergangen per km
€ 530
Taakstelling agroranden 2014 • inclusief akkerranden en verbrede toepassing
170 ha
Streefbeeld agroranden 2030 • 5% agrarisch gebied met aangepast beheer ten behoeve van functionele agrobiodiversiteit
700 ha
Agroranden en slootoevers De agroranden en slootoevers vormen een zeer fijnmazig netwerk in de hele Hoeksche Waard. Juist door dit fijnmazige en alomtegenwoordige karakter is de landschappelijke en ecologische impact enorm, als deze allemaal een ander beheer krijgen. De soortensamenstelling van de agroranden is primair gericht op emissiebeperking en plaagonderdrukking, maar de combinatiemogelijkheden met andere functies zijn legio. Zekers als combinaties gemaakt worden tussen slootoevers, agroranden of overhoeken en boerenlandpaden, ontstaan interessante landschapselementen. Uit ecologisch oogpunt hebben kruidenmengsel met inheemse soorten en een extensief maaibeheer de voorkeur boven bloemenmengsels met exotische soorten, die elk jaar opnieuw omgeploegd en ingezaaid worden.
• Landschappelijke betekenis: vergroting recreatieve belevingswaarde, vooral bij koppeling aan fietspaden, boerenlandpaden en dorpen (‘dorpsrondjes’) • Ecologische betekenis: leefgebied en verbindingszone voor vlinders en andere insecten, kleine zoogdieren, water- en oevergemeenschappen, akkervogels • Beheer: maaien en afvoeren; slootkanten die grenzen aan agrarisch gebied worden beheerd door de agrariër, slootkanten die grenzen aan een publieke ruimte worden beheerd door een publieke organisatie. • Voorbeelden: legio
41
Weg- en spoorbermen
42
Bermen Rijkswegen Bermen HSL
Bermen provinciale wegen Bermen waterschapswegen
3.2 Bermen en wegbeplanting Functie en betekenis De wegbermen hebben een primaire functie voor de veiligheid, maar daarnaast zijn ze ook van betekenis voor de landschappelijke inpassing en de belevingswaarde van de wegen en als leefgebied en verbindingszones voor planten- en diersoorten. Bovendien kunnen ze een rol spelen in de functionele agrobiodiversiteit. De bermen van Rijksweg A29, de provinciale wegen en de waterschapswegen vormen samen een fijnmazig groenblauw netwerk met een oppervlakte van bijna 400 ha, inclusief de bermsloten. De inrichting en het beheer van de bermen variëren. Sommige wegen zijn beplant, andere hebben grasbermen. De bermen langs de A29 bestaan overwegend uit ruige glanshaverhooilanden, met soorten als kruipend stalkruid, wilde peen, pastinaak en scherpe boterbloem. Deze geven de bermen in het voorjaar en de zomer een fraaie kleur. Vanaf de A29 hebben de automobilisten uitzicht op het open landschap van de Hoeksche Waard, reden waarom dit uitzicht in het verleden is aangewezen als ‘snelwegpanorama’. De aanwezige boombeplanting in de zogenaamde ‘hoge lus’ (reservering voor eventuele toekomstige aansluiting van de A4-Zuid) en diverse andere beplantingen langs de weg doen wel afbreuk aan de beleving van de openheid. Ook langs de provinciale wegen liggen bloemrijke bermen en verspreide beplantingselementen. Grote stukken hebben een doorgaande laanbeplanting. De N217 tussen ’sGravendeel en Nieuw-Beijerland is een landschappelijke weg die door zeer open polders loopt, enkele kreken en dijken kruist en de diverse kernen in de noordrand aandoet. Hierbij wisselen bomenrijen, singelbeplanting en onbeplante delen elkaar af. De N488/ N489 van Numansdorp via Klaaswaal en Westmaas naar Blaakse Dijk is overwegend als laan beplant. De N491 tussen Maasdam en Strijen door de langgerekte open polder Oud Bonaventura is onbeplant. De waterschapswegen door de polders zijn overwegend onbeplant, die over de dijken hebben vaak een laanbeplanting (zie paragraaf 2.2).
Streefbeeld In de Structuurvisie is gesteld dat gestreefd wordt naar ecologisch beheer van (delen van) de bermen van de A29, provinciale en waterschapswegen. Daarnaast zou de barrièrrewerking van infrastructuur verminderd moeten worden, door de aanleg van faunapassages. Bij aanleg van nieuwe wegen of verbreding van bestaande wegen is compenserende natuurontwikkeling nodig. Per saldo mag geen achteruitgang van natuurwaarden optreden. In het Bomenplan wordt nader ingegaan op de gewenste beplanting langs de wegen. Gesteld wordt dat de polderwegen zo veel mogelijk onbeplant moeten blijven, om de openheid van de polders niet te verstoren en om een duidelijk onderscheid te maken met de beplante dijkwegen. Beplanting kan wel toegepast worden om bijzondere plekken te markeren, zoals dorpsentrees of wegkruisingen, of als beschutting voor fietsers. Voor de A29 zijn door Rijkswaterstaat een apart Landschapsplan en een Groenbeheerplan opgesteld, waarin het streefbeeld en de bijbehorende maatregelen zijn uitgewerkt. Opgaande beplanting parallel aan de weg, die het uitzicht op het open landschap belemmeren, zouden op termijn verwijderd moeten worden. Voor de bermen wordt gestreefd naar kruidachtige vegetaties met een verschralingsbeheer. Voor de provinciale wegen heeft de provincie een Landschapsplan uitgewerkt, met gedetailleerde streefbeelden per weg. De streefbeelden gaan vooral over de opgaande beplanting. Voorgesteld wordt om in de Hoeksche Waard totaal 17,4 km nieuwe laanbeplanting aan te brengen, en 4,0 km laanbeplanting te verwijderen. Voorgestelde boomsoorten zijn populier, eik, es en lokaal linde. Beheer De wegbeheerders zijn verantwoordelijk voor het bermbeheer. Het waterschap, de provincie en Rijkswaterstaat hebben daarvoor hun eigen beheerplannen en werkwijzen. De uitvoering wordt meestal uitbesteed aan aannemers. Voor onderhoud en beheer van de boombeplanting langs de waterschapswegen is Groenbeheer Hoeksche Waard verantwoordelijk (zie paragraaf 2.2). Met uitzondering van de stroken direct langs de weg, die regelmatig geklepeld worden, worden de bermen van de A29 en de provinciale wegen overwegend gemaaid, waarbij
43
het maaisel wordt afgevoerd naar een verwerkingsinstallatie buiten de regio. De bermen van de waterschapswegen en de aangrenzende dijktaluds, die in beheer zijn van het waterschap, worden overwegend gemaaid en geklepeld. Op de primaire dijken, die niet begraasd worden, wordt veelal gemaaid en afgevoerd. Totaal heeft het waterschap circa 230 ha bermen en taluds in maaibeheer. Langs enkele wegen wordt geëxperimenteerd met ecologisch bermbeheer door aangrenzende agrariërs. Onderzocht wordt of het beheer zo efficiënter kan worden georganiseerd en of de bermen op deze manier ingezet kunnen worden voor de functionele agrobiodiversiteit. Dit is onderdeel van het lopende FAB-project van H-Wodka. Financiering Het wegbeheer wordt gefinancierd uit de reguliere beheerbudgetten van de betreffende wegbeheerders. Kostenbeheersing is een toenemend aandachtspunt voor deze wegbeheerders. Zowel bij Rijkswaterstaat als bij de provincie wordt kritisch gekeken naar het beleid om maaisel af te voeren, omdat dit een belangrijke kostenpost is in het beheer. Bij de provincie loopt momenteel een evaluatie-onderzoek naar de ecologische effecten van het verschralingsbeheer tot nu toe. In het Landschapsplan voor de A29 van Rijkswaterstaat wordt gesteld dat op de over het algemeen rijke kleibermen een verschralingsbeheer minder zinvol is. Mogelijk zal in de toekomst voor een ander beheer gekozen worden. Ook het waterschap richt zich steeds meer op haar kerntaken en het is niet te verwachten dat op grote schaal overgeschakeld zal worden op een ander beheer van de wegbermen, tenzij dit kostenbesparingen oplevert of minimaal kostenneutraal kan.
44
Kosten ecologisch beheer versus traditioneel beheer De bermen van Rijkswegen worden al enkele decennia ecologisch beheerd. De Dienst Weg- en Waterbouw van Rijkswaterstaat onderzocht de kosten en de ecologische effecten hiervan, in vergelijking met traditioneel beheer. Onderscheid is gemaakt in verschillende typen grasbermen. In kleigebieden, zoals de Hoeksche Waard, gaat het om het type ‘zeer voedselrijke grasberm’. Traditioneel beheer bij Rijkswaterstaat bestond uit zes keer per jaar klepelen. Ecologisch beheer hield in twee keer per jaar maaien, waarbij het maaisel werd gedroogd, verzameld en afgevoerd. In de eerste jaren van het ecologisch beheer kon het maaisel als hooi worden verkocht en was het beheer goedkoper dan klepelen. Daarna vielen de opbrengsten uit hooi weg en werden de verwerkingskosten van het maaisel hoger. In 2000 kostte ecologisch beheer € 885 per ha tegenover € 685 voor traditioneel klepelbeheer. De natuurwaarde is wel aanzienlijk toegenomen als gevolg van het ecologisch beheer. Een belangrijk deel van de kosten voor ecologisch beheer zit in het afvoeren en verwerken van het maaisel. Afhankelijk van het type berm bedraagt dit 27 tot 46%. Ecologisch beheer zou voor Rijkswaterstaat goedkoper zijn dan klepelbeheer, als de kosten voor het verwerken van het maaisel verlaagd kunnen worden, bijvoorbeeld door het maaisel onder te werken in aangrenzende landbouwpercelen. Bron: Beheerskosten en natuurwaarden van groenvoorzieningen langs rijkswegen, Rijkswaterstaat, DWW, 2005.
Feiten en cijfers Gemaaide bermen en taluds langs waterschapswegen • waarvan gemaaid en afgevoerd
232 ha
Bermen provinciale wegen
85 ha
Bermen Rijksweg A29
60 ha
Gemiddelde maaikosten bermen en taluds per ha per jaar (2 keer maaien)
€ 440
Gemiddelde kosten maaien en afvoeren (op primaire waterkeringen)
€ 535
12 ha
Taakstelling 2014 • ecologisch beheerde waterschapsbermen
30 ha
Streefbeeld 2030 • ecologisch beheerde waterschapsbermen
170 ha
45
Grasberm De polderwegen zijn, in tegenstelling tot de dijkwegen, over het algemeen onbeplant. Uitgangspunt is dat de polderwegen in principe geen doorgaande laanbeplanting krijgen. Hiermee wordt de openheid van het landschap gehandhaafd en het verschil met de wel beplante dijkwegen versterkt. De bermen worden bij voorkeur ecologisch beheerd: dat levert fraaie bloemrijke bermen op die de recreatieve aantrekkingskracht vergroten en bijdragen aan de biodiversiteit. Dit wel binnen de verkeerskundige en beheertechnische randvoorwaarden. De stroken direct langs de rijbaan worden om reden van verkeersveiligheid meerdere malen per jaar geklepeld.
46
• Eindbeeld: onbeplante wegen met bloemrijke bermen door de open polder • Beplanting: geen opgaande beplanting • Beheer: ecologisch beheer met maaien en afvoeren • Voorbeelden: N491 tussen Maasdam en Strijen, delen A29, fietspad Kleine Loo Strijen, randweg Buitenom Nieuw-Beijerland
Bermbeplanting Beplanting langs de polderwegen wordt alleen toegepast om bijzondere plekken, zoals kruispunten of dorpsentrees, te markeren of om vrijliggende fietspaden te begeleiden. Dit laatste kan in de vorm van struweel- of haagbeplanting tussen het fietspad en de rijweg of aan de polderzijde. Deze beplanting geeft afscherming van het autoverkeer en beschutting tegen de wind. Laanbeplanting is op specifieke trajecten in meer besloten gebieden mogelijk, als dit een duidelijke toegevoegde waarde heeft, bijvoorbeeld langs de dorpsranden. Bestaande laanbeplanting in open gebieden zou op termijn verwijderd moeten worden, of althans niet verjongd.
• Eindbeeld: lokale beplanting om bijzondere plekken te markeren of met een duidelijke verkeerskundige functie als afscherming of aandachtsverhogend element • Beplanting: afgestemd op de specifieke functie, beeldbepalende boomsoorten met brede kroon, inheems struweel en bosplantsoen, geschoren hagen langs fietspaden • Beheer: beplantingsonderhoud, ecologisch bermbeheer • Voorbeelden: N217 bij ’s-Gravendeel (begrenzing stadsrand), aansluiting N217 op A29 (inrichting verkeersknooppunt), Lange Weg Oud-Beijerland (windbeschutting fietsers)
47
Cultuurhistorische elementen
48
Overige landschapselementen Bomen (groep) Overige gebouwde elementen
Boerderij Buitenplaats RTM tracé
Eeuwis Landschapselement Wegen en paden
3.3 Kleine landschapselementen en erfbeplantingen Functie en betekenis De Hoeksche Waard kent een grote variatie aan kleine landschapselementen. Veel van deze landschapselementen herinneren aan het vroegere gebruik en hebben een specifieke cultuurhistorische waarde. In de Cultuurhistorische Atlas van de Hoeksche Waard is een inventarisatie opgenomen van alle cultuurhistorisch waardevolle patronen en objecten in het buitengebied van de Hoeksche Waard. De atlas is opgesteld door Landschapsbeheer Zuid-Holland in samenwerking met alle regionale organisaties die zijn verenigd in de Erfgoedkoepel Hoeksche Waard. In totaal zijn 370 cultuurhistorische objecten beschreven, inclusief waterstaatkundige en bouwkundige elementen. Landschappelijke elementen zijn onder meer hoogstamboomgaarden, grasgorzen, eendenkooien, griendbosjes, grindwegen, jaagpaden, laningen, eeuwissen, molenbiotopen, terpen, kaden, kleiputten, wielen, havens, veerstoepen, grenssloten en bijzondere bomen en boomgroepen. Naast cultuurhistorische waarde, hebben deze elementen vaak ook een uitgesproken landschappelijke en ecologische waarde. Er zijn ook nieuw aangebrachte landschapselementen die bijdragen aan het landschapsbeeld en de ecologische diversiteit, bijvoorbeeld de windsingels rond boomgaarden en de erfbeplantingen rond boerderijen. Diverse erfbeplantingen zijn aangelegd met een bijdrage uit de subsidieregeling van Groenbeheer Hoeksche Waard. Streefbeeld De regio stimuleert behoud en herstel van monumenten en landschapselementen. Ook het behoud en het beter zichtbaar maken van ondergrondse, archeologische resten en aanleg van nieuwe erfbeplantingen en landschapselementen vallen hieronder. Bij behoud en herstel wordt niet alleen gekeken naar de afzonderlijke objecten, maar ook naar de samenhang met de omgeving en de historische context waarin ze zijn ontstaan. In de Cultuurhistorische Atlas zijn hiervoor per object al aanbevelingen gedaan. Daarnaast is het uitgangspunt dat bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen goed rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische ‘identiteit’ van de regio en dat deze waar mogelijk worden gebruikt om historische elementen en structuren te versterken.
Taakstelling uit de Structuurvisie voor de periode 2010-2030 is dat er 100 projecten zijn uitgevoerd voor behoud en herstel van archeologische en cultuurhistorische objecten en 80 nieuwe erfbeplantingen zijn gerealiseerd. Voor advies en projectondersteuning op het gebied van cultuurhistorisch en archeologie is een regionaal monumentenloket voorgesteld. Voor erfbeplantingen wordt gestreefd naar continuering van de bestaande subsidieregeling van Groenbeheer. Deze regeling is gericht op het versterken van erfbeplantingen als beeldbepalende landschapselementen, het stimuleren van de aanplant van inheemse soorten en het vergroten van biodiversiteit. Ook de aanleg van poelen en natuurvriendelijke oevers valt hieronder. Beheer Het beheer van erfbeplantingen en kleine landschapselementen is primair een taak van de eigenaren. Veelal zijn dit particulieren, maar ook gemeenten, het waterschap, Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten hebben kleine landschapselementen in eigendom en beheer. Landschapsbeheer Zuid-Holland, Hoekschewaards Landschap en vele vrijwilligers helpen particulieren bij de uitvoering, bijvoorbeeld bij het knotten van wilgen. Oorspronkelijk vloeide het beheer van kleine landschapselementen automatisch voort uit de functie, bijvoorbeeld het gebruik van hakhout, het vangen van eenden of het winnen van klei. Deze oorspronkelijke functie is vaak weggevallen, waardoor landschapselementen dreigen te vervallen of te verdwijnen. Daar staat tegenover dat er nieuwe functies zijn bijgekomen, bijvoorbeeld recreatie, educatie, natuur. Dat rechtvaardigt een blijvende inspanning voor behoud en beheer, geïnspireerd op de oorspronkelijke functie en tegelijkertijd aangepast aan de nieuwe functie. Van sommige elementen, zoals windsingels en erfbeplantingen, is de functie trouwens niet veranderd, maar wel de vorm. Financiering Het beheer van kleine landschapelementen wordt veelal door de eigenaren zelf gefinancierd in het kader van hun reguliere beheertaken of hun private doelen. Voor zover publieke doelen gediend worden (cultuurhistorie, natuur, educatie), is in beperkte mate subsidie mogelijk voor herstel, onderhoud en beheer.
49
In het kader van de Structuurvisie heeft de regio budget beschikbaar gesteld om behoud en herstel van monumenten en landschapselementen te stimuleren, zowel in het buitengebied als in de bebouwde kom. Het budget bedraagt 110.000 euro voor de periode 2010-2014 en is bedoeld voor éénmalige investeringen in behoud en herstel. Dit is echter wel afhankelijk van cofinanciering door de provincie. In het kader van de SNL-Regeling is subsidie mogelijk voor het beheer van landschapselementen. In het Natuurbeheerplan van de provincie Zuid-Holland is aangegeven voor welke elementen in de Hoeksche Waard subsidie beschikbaar is, namelijk lanen, knotbomen en rietzomen en kleine rietpercelen. Het budget is echter beperkt. In de praktijk worden alleen lopende beheercontracten verlengd en geen nieuwe contracten aangegaan. Binnen de Hoeksche Waard zijn slechts enkele contracten afgesloten voor knotbomen. Daarnaast is er nog de provinciale Subsidieregeling Landelijk Gebied (SLG), waar ook landschapselementen onder vallen. Ook voor deze regeling zijn de toepassingsmogelijkheden in de Hoeksche Waard echter beperkt en ongewis. De subsidieregeling voor erfbeplanting van Groenbeheer vergoedt 75% van de werkzaamheden en materialen en is begrensd tot een bedrag van maximaal € 4.500,00 per aanvraag. 75% van de subsidie wordt gesubsidieerd door de provincie. Met ingang van 30 maart 2011 is de subsidieregeling tijdelijk stopgezet. De provincie heeft voorlopig alle subsidieverstrekkingen stilgelegd in verband met bezuinigingen. Onzeker is of Groenbeheer volgend jaar weer in aanmerking komt voor financiële ondersteuning. Indien het project weer ondersteund wordt, zijn aanvragen pas in 2012 weer mogelijk.
Feiten en cijfers Aantal beschreven cultuurhistorische objecten
370
Aantal uitgevoerde erfbeplantingsprojecten
75
SNL-vergoedingen • laan, gemiddeld per 100 m per jaar • knotboom, gemiddeld per stuk per jaar • rietzoom (smaller dan 5 m) en klein rietperceel per 100 m per jaar
€ 150 €7 € 40
Maximale vergoeding erfbeplanting per aanvraag
€ 4.500
Gemiddeld jaarbudget in periode 2010-2014 voor regiobijdrage in herstelprojecten cultuurhistorie en archeologie
€ 22.000
Streefbeeld 2014 • extra gerealiseerde herstelprojecten cultuurhistorie en archeologie • extra gerealiseerde erfbeplantingen Streefbeeld 2030 • gerealiseerde herstelprojecten cultuurhistorie en archeologie • gerealiseerde erfbeplantingen
50
15 20
100 80
51
Erfbeplanting De Hoeksche Waard telt twee historische buitenplaatsen; ‘t Hof van Moerkerken in Mijnsheerenland (1663) en ‘t Hof van Assendelft in Heinenoord (1767). Het Hof van Moerkerken heeft een gave historische landschapstuin en een oude moes- en siertuin. Daarnaast liggen er enkele nieuwe buitenplaatsen met bijbehorende parkaanleg. Verder zijn bij veel boerdrijen en woningen in het buitengebied erfbeplantingen aanwezig, die het landschapsbeeld mede bepalen en soms een grote historische waarde hebben. Met namen de typischje toegangslanen of ‘laningen’ en leibomen zijn kenmerkend. Maar ook toegangshekken en tuinornamnten maken deel uit van het erf en kunnen waardevol zijn. In het kader van de subsidieregeling erfbeplanting zijn in het verleden 75 erfbeplantingen hersteld of aangelegd, met streekeigen beplanting.
52
• Landschappelijke betekenis: vaak beeldbepalend onderdeel van dijkzones en dorpsranden met grote recreatieve en veelal cultuurhistorische waarde, belangrijke functie voor inpassing bebouwing in open polders • Ecologische betekenis: leefgebied voor diverse planten en dieren, bijvoorbeeld stinzenflira, insecten, holenbroeders, vleermuizen, amfibieën’, tevens functie als stapsteen in grotere ecologische structuur • Beheer: onderhoud en beheer op historische en ecologische grondslag • Voorbeelden: ‘t Hof van Moerkerken, nieuwe buitenplaats de Eeckelaar in Puttershoek, Hoftuin Mien Ruys Hof van Assendelft, Mariënhof met iepenlaning in Westmaas
Lijnvormige landschapselementen Hieronder vallen met name houtsingels en bijzondere weg- en kavelstructuren, zoals ontginningslijnen, jaagpaden en grenssloten. De elzesingels rond de boomgaarden hebben vooral een praktische functie als windkering. De ecologische waarde is beperkt en zou vergroot kunnen worden door een aangepast beheer en een meer gevarieerd beplantingssortiment. De kaarsrechte polderwegen in de Oud- en Nieuw-Beijerlandse Polders, Groot-Zuid-Beijerland en Nieuw Bonaventura vormen de basis van het oorspronkelijke ontginningsraster en zijn eeuwenoud. In het Oude Land van Strijen liggen nog enkele grindwegen, die vroeger algemeen voorkwamen, maar nu grotendeels verhard of verdwenen zijn. Een bijzondere lijn is het oude tramtracé van de RTM, die op veel plaatsen nog zichtbaar is in de verkaveling.
• Landschappelijke betekenis: oude weg- en kavelstructuren hebben cultuurhistorische waarde en houden de ontstaansgeschiedenis van het landschap zichtbaar • Ecologische betekenis: windsingels en andere lijnvormige beplantingen vormen leefgebied en ecologische verbindingszone voor diverse planten en dieren, ecologische betekenis windsingels echter beperkt • Beheer: lijnvormige beplantingen periodiek snoeien of afzetten, overige lijnvormige elementen afhankelijk van type en ligging (vooral behoudsopgave) • Voorbeelden: zie Cultuurhistorische Atlas
53
Bijzondere bomen en boomgroepen Verspreid over de Hoeksche Waard staan vele monumentale bomen en boomgroepen. Sommige bomen staan op de lijst van de Bomenstichting van landelijk erkende monumentale bomen van meer dan 80 jaar oud. Dit betreft niet alleen bomen in het buitengebied, maar ook in de bebouwde kom. In het open polderlandschap zijn monumentale bomen extra opvallend en hebben ze vaak ook een bijzondere geschiedenis, bijvoorbeeld als naamgever van een boerderij of als aandenken aan een bijzondere gebeurtenis. De boombeplanting op de dijken is beschreven bij het grofmazig netwerk. Hier staan veel oudere bomen met een leeftijd tussen de 50 en 80 jaar. Veel bomen zijn aangeplant na de watersnood van 1953, maar er staat ook nog een aantal oude iepen en populieren die vóór de oorlog zijn aangeplant.
54
• Landschappelijke betekenis: vaak beeldbepalende elementen in het landschap, grote historische waarde, vaak verbonden met historische gebouwen of historische functies (knotbomen) • Ecologische betekenis: leefgebied voor diverse planten en dieren, bijvoorbeeld mossen, insecten, zangvogels, holenbroeders, vleermuizen • Beheer: bestrijding ziekten en plagen, vormsnoei van leibomen, knotten van knotbomen, voorkomen van takval van oudere bomen • Voorbeelden: zie Cultuurhistorische Atlas
Overige landschapselementen Naast de hiervoor beschreven landschapselementen komen veel andere soorten landschapselementen voor, zoals hoogstamboomgaarden, grasgorzen, eendenkooien, griendbosjes, molenbiotopen, terpen, kaden, kleiputten, wielen, havens, veerstoepen en kazematen. Sommige elementen zijn verbonden met bouwkundige elementen. Samen vertellen ze de geschiedenis van de Hoeksche Waard en geven ze eigenheid en sfeer aan het landschap. De Cultuurhistorische Atlas geeft een beschrijving van al deze elementen.
• Landschappelijke betekenis: zeer divers, zowel cultuurhistorisch en aardkundig, als visueel-ruimtelijk en recreatief waardevol • Ecologische betekenis: zeer divers, met name grotere elementen als grasgorzen, eendenkooien, grienden en wielen vormen unieke biotopen voor specifieke soorten en deze vergroten de ecologische diversiteit • Beheer: onderhoud en beheer op historische en ecologische grondslag • Voorbeelden: zie Cultuurhistorische Atlas
55
4
56
Recreatief netwerk Gekoppeld aan het groenblauwe netwerk is er een uitgebreid recreatief netwerk van fiets- en wandelpaden, kano- en ruiterroutes en allerlei ondersteunende voorzieningen. Deze maken het landschap, de natuur en de cultuurhistorie beleefbaar voor grote groepen mensen, van zowel binnen als buiten de Hoeksche Waard. Het Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard is verantwoordelijk voor de ontwikkeling en het beheer van het recreatief netwerk, samen met de provincie, de afzonderlijke gemeenten en de terreinbeherende organisaties.
57
Paden en routes
58
Fietsroutes Wandelroutes Kanoroutes
Kleinschalige recreatievoorzieningen Veerpont Bezoekerscentrum
Recreatieoord Jachthaven
Functie en betekenis Binnen de Hoeksche Waard zijn diverse fiets-, wandel- en kanoroutes uitgezet. Ook zijn ruiter- en menroutes in ontwikkeling. De fietsroutes lopen deels over vrijliggende fietspaden, deels over suggestiestroken langs de rijbaan of over plattelandswegen. Naast speciale routes is er ook een uitgebreid knooppuntennetwerk. De wandelroutes lopen deels over beheerpaden langs de kreken en door de natuurgebieden, deels over het boerenland (boerenlandpaden) en deels over de verharde weg. De totale lengte aan boerenlandpaden bedraagt 28 km. Streefbeeld Doelstelling uit de Structuurvisie is de aanleg van een samenhangend regionaal netwerk van fiets- en wandelpaden, ruiter- en menroutes en kanoroutes, met ondersteunende voorzieningen, zoals informatieborden (steqi’s en ministeqi’s) en kunstpicknickplekken. Onder meer wordt ingezet op een ‘fietsrondje om de Waard’ en op een ‘dorpsrondje’ bij elke kern. In het Uitvoeringsprogramma zijn hiervoor concrete taakstellingen en projecten opgenomen en budgetten gereserveerd. De aanleg van nieuwe recreatieve fietspaden is een taak van de provincie. De SOHW verzorgt de bewegwijzering. De aanleg van nieuwe wandelpaden, kanoroutes en ruiteren menpaden is een taak voor het SOHW. Voor boerenlandpaden wordt dit in samenwerking met de betrokken agrariërs uitgevoerd. In het algemeen wordt ernaar gestreefd om de aanleg van paden te combineren met natuurontwikkeling, dorpsuitbreiding of beheer van agroranden. Beheer Het beheer van het recreatief netwerk wordt verzorgd door het SOHW. Het SOHW zorgt ervoor dat de wandelpaden in de natuurgebieden tijdig gemaaid worden en dat de bewegwijzering en andere voorzieningen onderhouden worden. Het beheer van de boerenlandpaden is een taak voor de agrariërs. Deze ontvangen hiervoor een vergoeding. De bermen van de fietspaden worden gemaaid door het WSHD, in het kader van het reguliere bermbeheer.
Feiten en cijfers Lengte fietsroutes • waarvan vrijliggend fietspad
200 km 25 km
Lengte wandelroutes • waarvan boerenlandpad
185 km 28 km
Vergoeding 28 km boerenlandpaden per jaar • kosten per km per jaar
€ 15.400 € 550
Beheerkosten natuurpaden per jaar
€ 5.000
Kosten groenonderhoud voorzieningen per jaar
€ 2.500
Taakstelling extra wandelpaden 2010-2014
20 km
Streefbeeld totale lengte wandelpaden 2030
300 km
Financiering Het maaibeheer van de wandelpaden in de natuurgebieden en het onderhoud van de voorzieningen langs de verschillende routes worden gefinancierd door het SOHW. Voor het maaibeheer is een post van gemiddeld € 5.000 per jaar opgenomen in de begroting. Voor het groenonderhoud rond de voorzieningen is een gemiddeld jaarbudget opgenomen van € 2.500. Voor het beheer van de boerenlandpaden is er een aparte regeling van de provincie en het Ministerie van E,L & I. Deze vergoedt € 450 per km per jaar. SOHW legt daar nog eens € 100 euro bovenop. Agrariërs kunnen met het SOHW een beheercontract afsluiten voor een periode van zes jaar. De regeling loopt tot 2013 en is gelimiteerd. Of en in welke vorm de regeling na 2013 wordt voortgezet is onbekend. In het kader van het lopende regionale project voor een Regeling Groenblauwe Diensten wordt naar een nieuwe financieringsregeling gezocht.
59
5
60
Organisatie en financiering Er is de afgelopen jaren veel bereikt op gebied van natuur en landschap. De natuurgebieden van Argusvlinder hebben een spectaculaire natuurexplosie laten zien en de aanpak van de functionele agrobiodiversiteit heeft de Hoeksche Waard internationaal op de kaart gezet. Veel organisaties hebben hieraan bijgedragen en er is een grote betrokkenheid ontstaan in de streek. Alle inwoners en bezoekers van de Hoeksche Waard profiteren van de aangelegde recreatievoorzieningen. In de Structuurvisie is vastgelegd dat op deze lijn wordt doorgegaan en dat wordt gestreefd naar een verdere uitbouw van de groenblauwe structuur. Dit is ook van economisch belang voor de streek, zo is gebleken uit de uitgevoerde MKBA. Toch is het behoud van de aanwezige waarden en de realisering van de gezamenlijke ambities geen vanzelfsprekendheid. Er zijn door de verschillende overheden forse bezuinigingen aangekondigd die op gespannen voet staan met de taakstellingen uit het Uitvoeringsprogramma. Door de economische recessie blijven de inkomsten in het Regiofonds achter bij de verwachtingen. Het is onvermijdelijk dat er keuzen gemaakt worden en prioriteiten gesteld, zowel voor de korte als de lange termijn.
Dit hoofdstuk beschrijft die keuzen en prioriteiten. Allereerst wordt ingegaan op de taken van Groenbeheer. Groenbeheer blijft primair verantwoordelijk voor het beheer van het grofmazig netwerk. Voor de financiering van de toegenomen beheerlasten is een regeling getroffen. Vervolgens wordt ingegaan op de taken van het SOHW voor het fijnmazig netwerk en het recreatieve netwerk. Met het waterschap is overeengekomen om de bestaande afspraken voor agroranden tot 2014 na te komen en de bijbehorende budgetten in stand te houden. Voor de periode daarna zullen nadere afspraken gemaakt moeten worden met provincie en Rijk over de financiering van het natuur- en landschapsbeheer. De basis hiervoor wordt gelegd door het lopende project voor een Regeling Groenblauwe Diensten. Daarnaast is het belangrijk dat de uitvoering van het Landschapsbeheerplan goed wordt afgestemd met alle beherende instanties. Voornemen is om hiervoor een begeleidingsgroep in te stellen. 61
5.1 Taken van Groenbeheer Landschapsbeleidsplan en Gemeenschappelijke Regeling In 1999 is het Landschapsbeleidsplan Hoeksche Waard van kracht geworden, voor een periode van tien jaar. Groenbeheer Hoeksche Waard heeft de taak voor de uitvoering van dit beleidsplan zorg te dragen, op grond van de daartoe overeengekomen Gemeenschappelijke Regeling. Het Landschapsbeleidsplan is verlengd tot 2012, in afwachting van de vaststelling van het Landschapsbeheerplan HW 2012-2020. In de gemeenschappelijke regeling is vastgelegd dat Groenbeheer taken heeft op het gebied van: 1. onderhoud van krekennatuur; 2. bomenonderhoud en bomensanering; 3. beheer van dijkgraslanden; 4. overige taken: erfbeplanting, recreatieve voorzieningen, archeologie. Evaluatie uitvoeringsperiode 1999-2009/2012 Voor de kosten van de uitvoering van het Landschapsbeleidsplan is in 1998 een meerjarenraming opgesteld, voor de periode 1999 t/m 2008. Deze uitvoeringsperiode is verlengd t/m 2012. Per jaar zijn werkplannen en begrotingen opgesteld. De financiering hiervan zou voor 50% worden verzorgd door de provincie Zuid-Holland en derden (door middel van aanvragen van subsidies) en voor 50% door de regio HW (25% waterschap en 25% gemeenten HW). Op diverse punten wijkt de oorspronkelijke meerjarenraming af van de feitelijke kostenontwikkeling. Dit komt onder meer omdat de kosten voor de projectleider en de accountant niet apart zijn gebudgetteerd. Deze kosten werden geacht in de financiering van taken ondergebracht te worden. De kosten voor het bomenonderhoud zijn aanzienlijk hoger uitgevallen dan begroot, omdat de voorgenomen bomensanering flink is getemporiseerd. Oudere bomen vragen nu eenmaal meer onderhoud en geven ook sneller stormschade. Voor stormschade was in de meerjarenraming geen apart budget voorzien. In 2005 en 2006 zijn extra bijdragen geleverd door de deelnemers om achterstallig onderhoud in te lopen. Bovendien hebben de verscherpte wettelijke veiligheidseisen (bomeninspectie) en prijsontwikkelingen tot hogere kosten geleid. Daar staat tegenover dat de kosten voor het onderhoud van krekennatuur en dijkgraslanden lager zijn uitgevallen dan begroot, omdat minder areaal dan gepland
62
is gerealiseerd. Ook voor recreatie en archeologie zijn minder kosten gemaakt, omdat de betreffende taken grotendeels door SOHW of derden zijn uitgevoerd. Wat betreft de financiering zijn de bijdragen van derden achtergebleven bij de prognose. Daarnaast zijn de bijdragen van de deelnemers aan de Gemeenschappelijke Regeling gedurende 6 jaar niet geïndexeerd. Dit alles heeft geleid tot een sobere uitvoering van taken en een verlaging van de taakstellingen van het oorspronkelijke Landschapsbeleidsplan. Recente ontwikkelingen Een aantal recente ontwikkelingen zet extra druk op de begroting van Groenbeheer in de komende jaren: • In de periode 2002-2010 is circa 80 ha krekennatuur ontwikkeld in het kader van het Vlietproject (exclusief krekennatuur Staatsbosbeheer) die geleidelijk in beheer genomen moeten worden; dit betekent een substantiële toename van de onderhoudskosten tot 2016. • Met uitzonderding van de bestaande SNL-contracten voor Argusvlinder zijn in 2011 diverse provinciale subsidies stopgezet, waaronder de bijdrage voor erfbeplanting. • De waterschapsbijdrage voor het onderhoud van natte natuur (jaarlijks € 27.500) stopt na 2012; deze bijdrage was volgens afspraak een 10 jaar durende uitkering uit het Argusvlinderproject. • De gemeenten hebben in 2012 op de bijdragen aan alle Gemeenschappelijke Regelingen een bezuiniging van 10% toegepast. • De HSL-compensatie heeft geleid tot een uitbreiding van het bomenbestand met 1800 bomen; het ‘egalisatiefonds’ voor het onderhoud van deze bomen is uitgeput na 2011. Meerjarenraming 2012-2016 De conclusies uit de evaluatie en de gevolgen van de recente ontwikkelingen zijn verwerkt in de nieuwe meerjarenraming voor de periode 2012 t/m 2016. Daarbij zijn verschillende varianten onderzocht en bestuurlijk afgewogen. Gekozen is voor variant 2, die is getypeerd als ‘normaal maar sober’.
V2 meerjarenraming Groenbeheer normaal maar sober variant 2
versie 21-12-2011 rek 2010
lasten project
wplan 2010
Algemeen
begroting
14-10-2011
wplan 2011
wplan 2012
2013
2014
2015
2016
84.847
72.100
72.100
72.100
72.100
72.100
72.100
177.573
181.076
181.076
196.076
196.076
196.076
196.076
16.500
16.500
16.500
16.500
Bomensanering
32.550
25.000
15.000
-
-
-
-
Onderhoud droge natuur
12.855
17.500
1.000
1.000
1.000
1.000
1.000
Onderhoud natte natuur 1)
Bomenonderhoud Stormschade
25.036
41.450
75.000
50.155
55.170
60.687
60.687
Dijken vegetatiebeheer
6.830
7.732
7.734
7.700
7.700
7.700
7.700
Erfbeplantingen
5.922
12.000
-
-
-
-
-
345.613
356.858
351.910
343.531
348.546
354.063
354.063
totaal baten project
wplan 2010
Algemeen
wplan 2011
266.888
wplan 2012
266.888
2013
240.200
2014
2015
2016
240.200
240.200
240.200
240.200
-
-
-
-
extra bijdragen Bomenonderhoud E.fonds b.onderh. HSL
16.095
16.095
-
-
-
-
Boomsanering
30.740
22.500
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Onderhoud droge natuur
32
Onderhoud natte natuur
27.500
27.500
27.500
-
-
-
-
2.984
875
875
875
875
875
-
58.985
39.743 -
-
-
-
114
114
114
114
1.000
RWS O natte natuur eg.fonds
SNL
12.188
Dijken vegetatiebeheer Erfbeplantingen
12.388
20.500
overig derden rente
1.170
2.500
Algemene reserve totaal
369.985
356.858
saldo
24.372
-
1.000
1.000
1.000
1.000
23.236
-
-
-
-
351.910
281.932
242.189
242.189
241.200
106.357-
111.874-
112.863-
-
61.599-
negatief saldo verrekend in de bijdragen vd deelnemers stand AR
28.128
28.128
4.892
4.892
4.892
4.892
4.892
stand egalisatiefonds nat.n.
148.728
148.728
89.743
50.000
50.000
50.000
50.000
weerstandsvermogen
176.856
176.856
94.635
54.892
54.892
54.892
54.892
percentage tov 2011 Bijdragen stijgingsperc.
perc. tov 2011
100%
90%
113%
130%
132%
132%
stijgingsperc.
100%
90%
126%
115%
102%
100%
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
Gemeente Binnenmaas
€
45.371
€
45.371
€
40.834
€
51.306
€
58.915
€
59.852
€
60.021
Gemeente Cromstrijen
€
20.821
€
20.821
€
18.739
€
23.544
€
27.036
€
27.467
€
27.544
Gemeente Korendijk
€
17.081
€
17.081
€
15.373
€
19.315
€
22.180
€
22.533
€
22.596
Gemeente Oud-Beijerland
€
35.232
€
35.232
€
31.709
€
39.840
€
45.749
€
46.477
€
46.608
Gemeente Strijen
€
14.939
€
14.939
€
13.445
€
16.893
€
19.398
€
19.707
€
19.763
subtotaal gemeenten
€
133.444
€
133.444
€
120.100
€
150.900
€
173.278
€
176.036
€
176.531
waterschap Hollandse Delta
€
133.444
€
133.444
€
120.100
€
150.900
€
173.279
€
176.037
€
176.532
Totaal
€
266.888
€
266.888
€
240.200
€
301.799
€
346.557
€
352.074
€
353.063
1) Argusvlinder en Vlietproject in onderhoud
63
Bijbehorende taken zijn: • Bomenonderhoud wordt uitgevoerd op het huidige niveau, inclusief een stormschadefonds maar exclusief onderhoud benedendijkse bomen. Risico is een hogere stormschadepost door bomen die onvoldoende op dood hout worden gesnoeid. • Boomsanering, dat wil zeggen kap en herplant van dijktrajecten, wordt opgeschort. Dit is tijdelijk mogelijk, omdat veel aangeplante essen circa 60 jaar oud zijn en deze bomen veel ouder kunnen worden. Dit betekent wel dat op lange termijn een inhaalslag gemaakt moet worden. Op korte termijn worden alleen verkeersonveilige bomen verwijderd, volgens het bomeninspectierapport. Het budget voor bomenonderhoud bepaalt of er herplant kan plaatsvinden. • Het onderhoud van de krekennatuur in Argusvlinder en Vlietproject (totaal 100 ha) wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van Groenbeheer. De bestaande beheerovereenkomsten in het kader van de SNL-regeling worden voortgezet. De baggerkosten bij groot onderhoud worden opgevangen binnen het beschikbare budget van GBH. De betreffende gebieden staan aangegeven op de los bijgevoegde kaart. Smalle natuurvriendelijke oevers en rietstroken lenen zich voor onderhoud door loonwerkers en komen vanaf 2013 in beheer bij het waterschap. • Het beheer van dijkgraslanden wordt op het huidige niveau gehandhaafd (6 ha). • De regeling voor erfbeplanting vervalt als gevolg van het wegvallen van de provinciale subsidie. • De taken op het gebied van recreatie en archeologie worden overgedragen aan het SOHW, wat feitelijk al de praktijk is. Het waterschap heeft zich aangesloten bij deze aanpak. In het bestuurlijk overleg met het SOHW heeft het waterschap aangegeven dat zij binnen het kader van Groenbeheer invulling zal blijven geven aan taken op het gebied van natuur en landschap. Daarbuiten zal het waterschap zich primair richten op waterstaatkundig beheer en onderhoud. Overigens gelden ook voor de natuurgebieden de bepalingen van de keur. Voor afwijkingen van de keur moet bij het waterschap vergunning of ontheffing worden aangevraagd. Wat betreft een eventuele toekomstige areaaluitbreiding van door Groenbeheer te onderhouden natuur- en groengebieden geldt dat dit alleen mogelijk is als de financiering van het beheer structureel is geregeld en dit niet ten laste komt van de bestaande begroting.
64
Financiering De geraamde kosten en de bijbehorende kostendragers zijn weergegeven in de tabel. Voor 2013 is er een toename van de lasten voor de vijf deelnemende gemeenten van totaal € 17.454,00 (ten opzichte van 2011). Op advies van het PFO Landschap zal er een voorstel aan het DB worden voorgelegd om deze meerkosten voor 2013 te dekken vanuit het Regiofonds Hoeksche Waard. Onderzocht wordt of de meerkosten vanaf 2014 of de gehele bijdrage voor Groenbeheer structureel via het Regiofonds gefinancierd kunnen worden. In dat geval kan de ‘bestuurlijke drukte’ in de Gemeenschappelijke Regeling van Groenbeheer worden verminderd. Er blijven dan namelijk nog maar twee partijen over, te weten SOHW en WSHD, met ieder 50% verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid.
5.2 Taken van SOHW Fijnmazig netwerk en recreatief netwerk Het SOWH heeft naast haar overkoepelende beleidsverantwoordelijkheid voor natuur en landschap specifieke uitvoeringstaken op het gebied van het fijnmazig netwerk en het recreatienetwerk. De oorspronkelijke taken van Groenbeheer die geen betrekking hebben op het grofmazig netwerk, namelijk voor erfbeplanting, recreatie en archeologie, worden geheel overgenomen door SOHW. Voor een deel was dit al de praktijk. De aanvullende taken, bijvoorbeeld voor erfbeplanting en de bijdrage aan de functionele agrobiodiversiteit, zullen in de toekomstige uitvoeringsstructuur van SOHW worden uitgewerkt. Regeling Groenblauwe Diensten Voor de periode na 1 januari 2014 zal de externe financiering van het landschap naar verwachting door middel van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) invulling gaan krijgen. SOHW zal als trekker daarvoor in samenwerking met WSHD en andere partijen in de periode 2012 tot en met 2013 zoeken naar mogelijkheden om het beheer en onderhoud mede door derden gefinancierd te krijgen. Hiervoor loopt het project Regeling Groenblauwe Diensten, waarin vier sporen worden onderscheiden (maatschappelijk verantwoord ondernemen, economische innovatie, duurzame overheid en fond-
sen/private financiering). Op basis van de resultaten van dit project zullen te zijner tijd nadere besluiten genomen worden over de toekomstige financiering van het natuur- en landschapsbeheer (grofmazig en fijnmazig netwerk). SOHW en WSHD hebben de intentie de bestaande Regeling Agroranden tot en met 2013 te continueren.
5.3 Totaaloverzicht taakstellingen en financiering Eerste stap gezet, maar hoe verder? Met de hiervoor beschreven taakverschuivingen binnen GBH en SOHW kan het beheer van de bestaande natuur- en landschapselementen en recreatieve voorzieningen voor de komende periode structureel worden gewaarborgd. In het licht van de bezuinigingen op diverse terreinen is dit een belangrijke stap. Tevens wordt met het project Regeling Groenblauwe Diensten gewerkt aan de ontwikkeling van een duurzame financieringstructuur voor het toekomstige natuur- en landschapsbeheer. Niet alle taakstellingen uit het Uitvoeringsprogramma van de Structuurvisie zijn hiermee gedekt. Bijgaande tabel geeft een overzicht van de taakstellingen en de financiering van het natuur- en landschapsbeheer voor de periode 2010 – 2014. Het betreft alleen de taakstellingen en de kosten voor SOHW en GBH, inclusief de bijdragen van het waterschap en de provincie daarin. Hoewel het Landschapsbeheerplan een looptijd heeft tot 2020, is voor wat betreft de financiering alleen naar de periode tot 2014 gekeken. Voor de periode vanaf 2014 zullen nieuwe financieringsafspraken gemaakt worden, mede op basis van de uitkomsten van het project Regeling Groenblauwe Diensten. Zowel voor het grofmazig netwerk, als voor het fijnmazig netwerk en het recreatief netwerk liggen er aanvillende financieringsopgaven. Grofmazig netwerk Het grofmazig netwerk overlapt voor een groot deel met de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (inclusief verbindingszones). Voor de financiering hiervan ligt er een belangrijke taak voor Rijk en provincie, via het ILG-budget en de SNL-regeling. Omdat onzeker is in hoeverre na 2013 nog budget beschikbaar komt, staan de taakstellingen voor uitbreiding sterk onder druk. Vooral de natuurbeherende organisaties krijgen hiermee te maken, maar ook voor de beheertaken van GBH heeft dit gevolgen. Het is nog onzeker of de bestaande SNL-contracten voor Argusvlinder verlengd worden en in ieder geval
kunnen geen nieuwe contracten meer worden afgesloten. Ook de (bescheiden) beheervergoeding voor de bloemdijken via de SNL-regeling komt te vervallen. HWL heeft in het verleden zelf middelen moeten organiseren, om het huidige beheer te kunnen bekostigen. Voor het ecologisch beheer van de kreken en de dijken zijn er grote tekorten en worden de taakstellingen waarschijnlijk niet gehaald. Voor de dijkbeplanting betekent het achterwege blijven van bomensanering dat de beschreven streefbeelden niet overal gerealiseerd kunnen worden en dat kosten worden doorgeschoven naar de toekomst. Fijnmazig netwerk Voor het fijnmazig netwerk geldt dat de financiering van de beheerkosten voor een belangrijk deel steunt op bijdragen van provincie en het waterschap, via de Regeling Agroranden. Ook SOHW draagt bij aan de Regeling Agroranden. De nagestreefde uitbreiding van het areaal agroranden en natuurakkers komt in gevaar als de Regeling Agroranden in 2013 stopt. Ook de bestaande agroranden zullen dan snel verdwijnen, want het betreft kortlopende beheercontracten en de kosten voor de agrariërs wegen bij lange na niet op tegen de economische baten, die het hen oplevert (minder schade door plagen en ziekten, minder inzet van gewasbeschermingsmiddelen). Het systeem is dus zeer kwetsbaar. Met het wegvallen van de provinciale subsidie zullen ook de taakstellingen voor erfbeplanting en cultuurhistorische herstelprojecten niet gehaald worden. Recreatief netwerk Bij het beheer van het recreatieve netwerk speelt de onzekerheid over de continuering van de regeling voor boerenlandpaden. Als de bijdrage van de provincie wegvalt, betekent dit een extra financieringsopgave voor het SOHW. Extra inspanning nodig Duidelijk is dat een extra inspanning nodig is om de taakstellingen, zoals vastgelegd in het Uitvoeringsprogramma van de Structuurvisie en uitgewerkt in dit Landschapsbeheerplan, te realiseren. Ook in de periode tot 2014 ligt er nog een behoorlijke opgave, waar nog geen financiering voor is. Met name de onzekerheid over de bijdragen van Rijk en provincie trekt een grote wissel op de toekomst. Het is onvermijdelijk dat nieuwe afwegingen plaatsvinden. Naast een scherpe prioritering en fasering zullen ook de mogelijkheden voor kostenbesparingen en nieuwe economische dragers maximaal benut worden.
65
OVERZICHT TAAKSTELLINGEN EN FINANCIERING situatie LANDSCHAPSBEHEER 2010 - 2014 eigenaar beheerder 2010
beheerkosten per eenheid of streefbeeld budget per 2014 jaar reeds gefinancierd
extra financieringsopgave
grofmazig netwerk (excl. natuurgebieden) krekennatuur GBH
GBH
GBH
21 ha
21 ha
€750,00 SNL tot 2016
krekennatuur WSHD oppervlakte ecologisch beheerde dijktaluds
WSHD
GBH
79 ha
99 ha
€750,00 79 ha begroting GBH
div.
HWL
40 ha
240 ha
WSHD
GBH
agroranden
part.
part.
140 ha
170 ha
natuurvriendelijke oeverinrichtingen
WSHD
WSHD
122 km
122 km
cultuurhistorische herstelprojecten
div.
div.
herstel/aanleg efrbeplanting
part.
part.
part.
part.
div.
SOHW
bomenbeheer (onderhoud en sanering)
€1.400,00 6 ha begroting GBH regulier onderhoud, veiligheidssnoei, €180.000,00 stormschade
21 ha bij wegvallen SNL: Regeling GBD 20 ha aanleg en beheer grotendeels uit Regeling GBD sanering en verjonging € 70.000
fijnmazig netwerk (excl. bermen) t/m 2013 Regeling €1.715,00 Agroranden
15 st.
kosten waterstaatkundig €335,00 onderhoud en beheer 25% regiobijdrage uit Regiofonds cf.UP €75.000,00 Structuurvisie
75 st.
95 st.
€25.000,00
28 km
48 km
na 2013 Regeling GBD meerkosten ecologisch beheer 75% externe financiering Regeling GBD na 2013
recreatief netwerk (alleen groenonderhoud) boerenlandpaden maaibeheer natuurwandelpaden en recreatieve rustpunten
66
t/m 2013 Regeling €550,00 Boerenlandpaden €10.000,00 begroting SOWH
na 2013: Regeling GBD
Evenwichtige ontwikkeling grofmazig en fijnmazig netwerk Geconstateerd kan worden dat in de huidige situatie het grofmazig netwerk en het fijnmazig netwerk zowel qua oppervlakte als qua beheerkosten redelijk gelijkmatig verdeeld zijn. Ook de doelen voor uitbreiding lopen redelijk met elkaar in de pas. Tegelijkertijd zijn beide netwerken voor een belangrijk deel afhankelijk van onzekere financieringsbronnen. Omdat het grofmazig en het fijnmazig netwerk elk zijn eigen dynamiek en regelingen kent en op verschillende manieren bijdraagt aan een breed scala van maatschappelijke doelen, is het lastig om te bepalen welk netwerk prioriteit zou moeten krijgen als het gaat om de inzet van middelen. Qua soortenrijkdom scoort het grofmazig netwerk duidelijk hoger dan het fijnmazig netwerk. Uit de uitgevoerde MKBA is gebleken dat investeringen in het grofmazig netwerk meer maatschappelijke baten opleveren dan investeringen in het fijnmazig netwerk. De keren en dijken zijn bovendien beeldbepalend voor het landschap en de recreatieve beleving. Daar staat tegenover dat het fijnmazig netwerk sterker bijdraagt aan de functionele agrobiodiversiteit en beter is geïntegreerd in het agrarische gebruik. Maar feitelijk horen grofmazig en fijnmazig netwerk bij elkaar, als de slagaders en de haarvaten van het landschap. Juist samen creëren ze veel meerwaarde, voor de biodiversiteit, de recreatie en de kennisontwikkeling over duurzaam grondgebruik. Zo is de grofmazige structuur brongebied voor natuurlijke plaagonderdrukking in het landbouwgebied. Daarom wordt voor de ontwikkeling van de groenblauwe structuur vastgehouden aan de hoofdkeuzen uit de Structuurvisie. Dat wil zeggen dat gestreefd wordt naar een evenredige groei van het grofmazig en het fijnmazig netwerk. Dat betekent ook dat publieke middelen evenredig worden verdeeld over beide netwerken. Dit vraagt om een integrale benadering en het maken van goede koppelingen. Dit is een aandachtspunt binnen het lopende project voor een Regeling Groenblauwe Diensten. Efficiencyvergroting en meekoppeling Op diverse vlakken liggen er kansen om het huidige beheer efficiënter te organiseren en kostenbesparingen door te voeren. Tijdens een aparte werksessie zijn verschillende praktische mogelijkheden onderzocht. Een aantal daarvan wordt al in praktijk gebracht. Uitgangspunt is om door middel van efficiencymaatregelen zonder extra kosten voor de beheerder een extra bijdrage te leveren aan de realisering van de natuur- en landschaps-
doelen. Daarnaast wordt aansluiting gezocht bij andere ruimtelijke ontwikkelingen, bijvoorbeeld op het gebied van klimaatadaptatie en energietransitie. Minder vaak maaien Als de in het verleden aangelegde ‘technische rietbermen’ (totaal 122 km) niet 1 x per 2 jaar, maar 1 x per 3 of 4 jaar gemaaid worden, levert dat een besparing op van € 650 respectievelijk € 975 per jaar. Dit is een bescheiden bedrag, maar het levert waarschijnlijk wel grote ecologische winst op, zeker als het maaisel afgevoerd wordt of kan worden ondergewerkt op de aangrenzende landbouwpercelen. Afvoeren of onderwerken brengt wel weer extra kosten met zich mee. Ook andere oevers van watergangen zouden mogelijk minder vaak gemaaid kunnen worden, mits dit niet ten koste gaat van de watervoerende functie. In de oostzijde van de Hoeksche Waard loopt een experiment naar een aangepast maaibeheer van wegbermen en dijktaluds, in het kader van het FAB-project. Uitgangspunt is om de biodiversiteit te vergroten en het beheer beter af te stemmen op het beheer van de aangrenzende landbouwgronden. Agrariërs kunnen een deel van dit beheer op zich nemen. Bedoeling is dat dit minimaal kostenneutraal gebeurt, maar als dit op grote schaal wordt toegepast kan dit mogelijk ook besparingen opleveren. Dit valt onder het waterschapsbeleid dat momenteel verder wordt uitgewerkt. Uitgangspunt daarbij is dat WSHD dit in zijn bestekken en onderhoudscontracten opneemt en door aannemers of de eigen dienst zal laten uitvoeren. Het huidige maaibeheer door het waterschap van wegbermen en taluds kost ongeveer € 100.000 per jaar (opgave WSHD). Van de in totaal 232 ha bermen en taluds, bestaat 49 ha uit veiligheidsstroken langs de rijbaan en zichtstroken, die uit het oogpunt van veiligheid intensief gemaaid moeten worden (bron: GIS-data). 177 ha bestaat uit vlakke bermen en taluds, die verder van de rijbaan af liggen en dus extensiever beheerd zouden kunnen worden. In de oostzijde van de Hoeksche Waard wordt dit al toegepast. In het verleden uitgevoerde onderzoeken hebben aangetoond dat dit aangepaste bermenbeheer ook op grotere schaal toegepast zou kunnen worden. Daarvoor is het wel noodzakelijk dat er een organisatie komt die als trekker functioneert en dat de financiering daarvan duidelijk wordt.
67
Combinatie agroranden met andere functies De huidige regeling agroranden stelt strikte eisen aan de breedte (minimaal 3,5 m) en de ligging (langs sloten). Als agroranden ook ingezet kunnen worden op overhoeken, als beheerpaden vanaf de openbare weg naar de watergangen of langs boerenlandpaden kan, zonder extra kosten, de functionaliteit vergroot worden en zijn wellicht besparingen mogelijk op het onderhoud van de watergangen (betere bereikbaarheid). Nader onderzocht zou moeten worden wat de precieze financiële consequenties zijn. Ook het combineren van het beheer van watergangen, oevertaluds en akkerranden kan een efficiëntere inzet van middelen bevorderen. In het kader van het FAB-project van H-Wodka worden de mogelijkheden hiertoe onderzocht. Hergebruik organisch restmateriaal Een belangrijke kostenpost bij ecologisch bermbeheer is het afvoeren van het maaisel, veelal naar een composteringsbedrijf buiten de regio. Als het maaisel binnen de regio verwerkt kan worden, kan dit aanzienlijke besparingen met zich meebrengen. De Milieudienst Zuid-Holland Zuid onderzoekt de mogelijkheden om maaisel te gebruiken voor compostering, bijvoorbeeld op een kleinschalige composteringsinstallatie. De compost kan dan weer gebruikt worden voor de bemesting van de akkers. Ook andere toepassingsmogelijkheden van organisch restmateriaal zijn denkbaar, bijvoorbeeld voor energiewinning (biovergisting) en als grondstof voor allerlei andere toepassingen (vezels, kleurstoffen, medicijnen etc.). Maaisel en ook houtige biomassa zou wel eens van restproduct tot een waardevolle grondstof kunnen worden. In het kader van de omschakeling naar een ‘biobased economy’ wordt veel waarde gehecht aan een meer efficiënte benutting van organische reststoffen uit het groenbeheer en uit de landbouw. De Hoeksche Waard zou op dit gebied een voortrekkersrol kunnen vervullen. Integrale gebiedsontwikkeling en nieuwe landgoederen Hoewel de economische recessie een rem lijkt te zetten op de bereidheid van private partijen om te investeren in natuur en landschap, lijken hier zeker nog kansen te liggen. Kreekontwikkeling kan bijvoorbeeld gekoppeld worden aan dorpsuitbreiding en met de woningbouw of het bedrijventerrein in één exploitatie worden ondergebracht. Hierbij moet dan niet alleen naar de aanlegkosten, maar ook naar de beheerkosten worden gekeken. Wellicht dat de nieuwe bewoners mee kunnen betalen of zelfs mee kunnen werken aan het groenbeheer in hun wijk. Op regionale schaal bieden projecten als
68
Regiopark Noordrand en Zuidrand aan de Delta kansen op een meer integrale aanpak van de gebiedsontwikkeling, waarmee ook natuur- en landschapsdoelen gerealiseerd kunnen worden. Het Nautisch Centrum Numansdorp is daar al een voorbeeld van, maar ook elders liggen kansen, zoals bij Swaneblake en Strijensas. Op kleinere schaal kan gedacht worden aan nieuwe landgoederen. Dit betekent wel dat voldoende ontwikkelingsruimte moet worden geboden aan potentiële investeerders en dat creatieve oplossingen gevonden moeten worden om de schijnbare tegenstelling tussen rood en groen op te heffen.
5.4 Uitvoeringsorganisatie Voornemen is om voor de uitvoering van het Landschapsbeheerplan een begeleidingsgroep in te stellen, waarin de betrokken beherende instanties vertegenwoordigd zijn. Het SOHW zal dit organiseren. De bestaande projectgroep voor het Landschapsbeheerplan zal door het SOHW worden uitgenodigd om als begeleidingsgroep verder te gaan. In deze begeleidingsgroep kan afstemming plaatsvinden van projectplannen, subsidieaanvragen en beheerwerkzaamheden. Tevens heeft de begeleidingsgroep de zorg om de voortgang van de uitvoering te monitoren. Gedacht wordt aan een vergaderfrequentie van ongeveer vier keer per jaar.
Bronvermelding Literatuurlijst Alterra, 2006. Kwaliteitsimpuls groenblauwe dooradering voor natuurlijke plaagonderdrukking in de Hoeksche Waard Commissie Hoeksche Waard, 1996. Landschapsbeleidsplan Hoeksche Waard Commissie Hoeksche Waard, 2008. Actieplan Biodiversiteit Fase 2 Commissie Hoeksche Waard, 2009. Structuurvisie Hoeksche Waard, Ruimtelijk Plan DWW, 2005. Beheerskosten en natuurwaarden van groenvoorzieningen langs rijkswegen Ecorys en Witteveen&Bos, 2007. Kosten-Baten Analyse groenblauwe dooradering Hoeksche Waard. Groenbeheer Hoeksche Waard, 2004. Beheerplan natte natuur Groenbeheer Hoeksche Waard, 2008. Bomenbeheersplan Hoeksche Waard Groenbeheer Hoeksche Waard, 2009. Bomenplan Hoeksche Waard Hoekschewaards Landschap, 2006. Kreken van de Hoeksche Waard Hoekschewaards Landschap, 2005. Vegetatiebeheer op de binnendijken van de Hoeksche Waard Landschapsbeheer Zuid-Holland, 2009. Cultuurhistorische Atlas Hoeksche Waard Provincie Zuid-Holland, z.j. Groene lijnen door stad en landschap, Landschapsplan provinciale infrastructuur Rijkswaterstaat Zuid-Holland, 2007. Landschapsplan A29/A4/N59 Rijkswaterstaat Zuid-Holland, 2007. Groenbeheerplan A29, Traject A29 / A4 / N59 Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard, 2010. Structuurvisie Hoeksche Waard, Uitvoeringsprogramma 2010 - 2014 Visscher, H.A., 2002. Het Landschap van de Hoeksche Waard. Waterschap Hollandse Delta, 2007. Handboek Oevers en Waterberging, Handreiking voor ontwerp, inrichting en onderhoud
Waterschap Hollandse Delta, 2008. Beheerplan Vlietproject, object 25 Negentien Morgenvliet Waterschap Hollandse Delta, 2009. Natuurwaarden en potentie, bepaling van actuele natuurwaarde en potentie van oevers en waterbergingsgebieden in het beheergebied van Waterschap Hollandse Delta; Deel 1: Methode (A) en Interpretatie (C); Deel 2: Gebiedsbeschrijvingen
Fotoverantwoording Omslag: H-Wodka Pag. 8, 9, 41, 60 ro: Waterschap Hollandse Delta Pag. 12 ro, 13, 51, 56 lb, 56 ro, 57, 60 lb: SOHW Pag. 18 ro, 21 ro, 36 ro, 52 ro, 53 rb, 54, 55: Landschapsbeheer Zuid-Holland Pag. 52 rb: foto-archief Streekmuseum Hoeksche Waard Overige foto’s: Vista landschapsarchitectuur en stedenbouw
69