Landbouw Grenzen verleggen 6.F Leerstoel Landbouw en Samenleving
Landbouw Grenzen verleggen 6.F Leerstoel Landbouw en Samenleving
inhoud 1 Landbouw in beweging
5
Landbouw als motor voor welvaart 6 Een grondige mentaliteitswijziging 8 De toekomst: moeilijke keuzes 10 Functies van landbouw: de 6 F’en 12
2 Functies van landbouw: een evenwichtsoefening
Food: opnieuw een prioriteit? 16 Feed: naar een duurzame oplossing 18 Fuel: geen eenduidige oplossing 20 Fibre: terug naar de natuur 22 Flower: steeds belangrijker 24 Fun: brede waaier aan activiteiten 26
3 Duurzame landbouw: wat houdt dat in?
Vrije markt: goede zaak of bedreiging? 30 Het milieu: een dubbelzinnige verhouding 32 Maatschappij: draagvlak voor de toekomst 34
4 Landbouw, meer dan ooit!
37
29
15
voorwoord Landbouw is de basis van de menselijke beschaving zoals we die vandaag kennen. Cultuur is niet voor niets afgeleid van het Latijnse werkwoord colere, letterlijk ‘omkeren met een ploeg’. Alle bloeiende beschavingen uit de geschiedenis waren gebaseerd op een goed uitgebouwde landbouw die voldoende dierlijke en plantaardige producten voor diverse doelen garandeerde. Ook vandaag is geen beschaving mogelijk zonder landbouw in al zijn functies, al is men zich hier in het rijke Westen vaak niet meer van bewust. De stijgende wereldbevolking, de verhoogde welvaart in vele groeilanden en de opkomst van de groene chemie zorgen voor een toenemende vraag naar landbouwproducten. Tegelijk groeit het besef rond de kwetsbaarheid van onze planeet en de eindigheid van o.a. grond en water. Omwille van het grensoverschrijdende karakter hiervan zijn mondiale ethische principes nodig rond duurzame landbouw en ecologisch behoud, met respect voor socioculturele en religieuze waarden, al zijn confrontaties tussen beide soms onvermijdelijk.
Piet Vanthemsche
Nadenken over de evolutie van onze landbouw is voor de Boerenbond niet enkel nadenken over het inkomen van de boer, maar ook over ethiek en rentmeesterschap, vanuit ons christelijk geïnspireerd waardenkader. Om deze reflectie verder – academisch – te onderbouwen, werd de ‘Leerstoel Landbouw en Samenleving’ opgericht, waar medewerkers en stakeholders van de Boerenbond nauw samenwerkten met onderzoekers van het Centrum voor Wetenschap, Techniek en Ethiek (cwte) van de k.u.Leuven rond een aantal aspecten en evoluties binnen onze sector.
Voorzitter Boerenbond
Eddy Decuypere Voorzitter Centrum voor Wetenschap, Techniek en Ethiek (k.u.Leuven)
De titel Landbouw 6.F verwijst naar de verschillende opdrachten die de maatschappij anno 2009 van de landbouw verwacht, door ons samengebracht onder 6 F’en: Food, Feed, Fuel, Fibre, Flower en Fun. Deze brochure, gebaseerd op teksten die de voorbije jaren door de ‘Leerstoel Landbouw en Samenleving’ werden uitgewerkt, toont aan dat boeren en boerinnen uit zowel landbouw (veeteelt en akkerbouw) als tuinbouw (groente-, fruit- en sierteelt) – in wat volgt gemakshalve ‘landbouwers’ genoemd – er klaar voor zijn. We kozen bewust voor toegankelijke teksten, zodat iedere geïnteresseerde mee kan lezen, denken en discussiëren over land- en tuinbouw. We willen zo bijdragen aan het maatschappelijke debat en hoop geven vanuit de overtuiging dat er een toekomst is voor landbouwers, de mens en de mensheid.
18 september 2009
1 Land- en tuinbouw onderging de laatste eeuw een ware metamorfose. Er wordt veel meer geproduceerd dan vroeger, het beleid evolueert van lokaal naar Europees en de maatschappij stelt meer en andere eisen. Tot nu toe paste de landbouw zich steeds aan, maar wat zal de toekomst met zijn vele uitdagingen brengen? August (90), Camille (59) en Raf (28) Wouters vertellen hoe zij het allemaal beleven op hun bedrijf, de Binkelhoeve.
landbouw in beweging
LANDBOUW ALS MOTOR VOOR WELVAART Jager-verzamelaar wordt boer De natuur is een voorraadkast die zichzelf aanvult. Alle levende dingen vinden er alles wat ze nodig hebben om te blijven leven. Toen 2,5 miljoen jaar geleden de eerste mensen op aarde verschenen, werkte dat systeem voor hen evengoed. Ze verzamelden vruchten, wortels en eieren, en jaagden op wilde dieren over grote afstanden. Zowat tienduizend jaar geleden begonnen mensen planten te telen en dieren te houden in de onmiddellijke buurt van hun woonplaats. Ze zochten hun voedsel niet langer alleen in de vrije natuur maar zetten die natuur ook naar hun hand. Wetenschappers hebben het over een gestructureerd ingrijpen in ecosystemen. De land bouw was geboren. Landbouw betekende meer dan alleen voedselvoorziening. Plantenvezels en dierenhaar werden gebruikt voor kleren, en hout en plantaardige olie als brandstof. Het vee verwarmde mee het huis en diende als transportmiddel. Landbouw liet de mens toe om comfortabeler dan vroeger op één plaats te leven.
De Binkelhoeve
Van agrarische naar industriële samenleving Het comfortabeler leven in nederzettingen zorgde ervoor dat het bevolkingsaantal steeg. Sommige studies schatten dat vóór het ontstaan van de landbouw niet meer dan 10 miljoen mensen op aarde leefden. Rond 1800 waren er al 1 miljard. Al die men sen moesten eten, kleren en energie hebben. Er was meer en meer landbouw nodig. In de middeleeuwen was ongeveer 90 procent van de Europese bevolking dan ook boer. Na de industriële en technologische revoluties kregen we een heel andere situatie. Er werden nieuwe energiebronnen aangeboord, machines namen een groot deel van de handenarbeid over en kunststoffen verdrongen natuurlijke vezels. De landbouw paste zijn activiteiten aan en concentreerde zich voortaan op voedselvoorziening voor mens en dier. In België liep die evolutie door tot ver in de 20ste eeuw. De twee wereldoorlogen hadden voor hongersnood gezorgd, vooral in de steden. Zelfs tuinen en parken werden omgespit. De overheid wou de voedselvoorziening verzekeren en na 1945 was het beleid gericht op de productie van veel, gezond en goedkoop voedsel. Boeren konden rekenen op overheidssteun en in 1950 werkten een half miljoen Belgen in de landbouw. Er werd ook onderzoek uitgevoerd naar efficiëntere productiemethodes en een hogere kwaliteit van de producten. Landbouw werd door mechanisatie minder arbeidsinten sief, terwijl er toch betere oogsten gehaald werden. Dat zorgde ervoor dat het aantal landbouwers spectaculair daalde. In 1980 waren er nog 120.000 boeren in België, vandaag zijn er nog hooguit 50.000.
De Binkelhoeve is een authentieke kas teelhoeve uit 1756, gelegen in een vallei gebied aan de rand van het Haspen gouwse dorpje Neerrepen bij Tongeren. De familie Wouters heeft de hoeve sinds 1957 in gebruik. Het is een gemengd bedrijf met vleesvee en akkerbouw. Er wordt zo’n 65 hectare bewerkt, waarvan de helft weide en de andere helft akker bouw met o.a. maïs, tarwe, cichorei en suikerbieten. Het bedijf telt ook zo’n 200 runderen van het Belgisch witblauw waarvan 90 zoogkoeien. Tien jaar gele den startte de familie als één van de eersten in de streek met hoevetoerisme. Camille werkt voltijds op de boerderij, zijn vrouw Julienne regelt het hoeve toerisme. Zoon Raf is praktijkleerkracht aan het pibo in Tongeren en helpt na zijn uren mee, evenals zoon Pieter die instaat voor de techniek op de hoeve.
landbouw in beweging
August (90): “Wie de oorlog meegemaakt heeft, weet dat landbouw heel belangrijk is.” Europa neemt over
August: “Vijftig jaar geleden melkten
Een andere beweging die na de Tweede Wereldoorlog op gang kwam, was de een making van Europa. Vanaf de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (eeg) in 1958 maakte landbouw deel uit van de gemeenschappelijke markt en geleide lijk werd het hele landbouwbeleid van een nationaal naar een Europees niveau getild. Jarenlang ging meer dan de helft van het Europese budget naar landbouw. De eeg wou haar bevolking voldoende voedsel van hoge kwaliteit bieden en tegelijk de land bouwers een goed inkomen bezorgen. Dat betekende dat niet enkel de markt de prijs van de producten bepaalde. De prijsondersteuning werd vastgelegd in politieke akkoorden en als door overaanbod de prijs dreigde te zakken, kocht Europa de overschotten op. Landbouwbedrijven probeerden dus zoveel mogelijk te produceren. Ze werden groter en specialiseerden zich in een bepaalde sector (melkvee, varkenshouderij, groenteteelt…). Dat zorgde rond 1970 voor overschotten, onder meer melkplassen en boterbergen.
we de Belgisch witblauwe koeien nog. We hadden toen een koe die maar 1400 liter melk gaf. Dat was veel te weinig, dus moest ze weg. Eén van de melk controleurs, zelf een boer, heeft die koe toen gekocht en heeft er nog generaties mee gekweekt. Nadien hebben we Friese koeien gekocht die heel veel melk gaven. Toen hebben we goed geld verdiend. Eén zo’n koe gaf gemiddeld 5000 liter, bijna zoveel melk als drie andere en toen werd er nog niet zo gevoederd als nu.”
Een grondige mentaliteitswijziging Steeds minder boeren, steeds meer opbrengst Rond 1970 lag in Europa de klemtoon op intensieve, grootschalige familiale landbouw. Europa stimuleerde de boeren om zoveel mogelijk te produceren door de garantie van een vaste prijs. Die vaste minimumprijs werd bekomen door mogelijke overschotten op te kopen en die dan later op de markt binnen of buiten de Europese Unie af te zetten, terwijl de invoer van producten uit andere landen net zoveel mogelijk beperkt werd door hoge heffingen. In Europa kon men door de technologische vooruitgang en de veredeling van rassen met steeds minder arbeidskrachten steeds grotere opbrengsten op eenzelfde oppervlakte halen. Voor de consument was dat goed nieuws: voedsel van goede kwaliteit werd goedkoper. Tegelijk bleef het aantal landbouwers dalen. In 2005 werkte amper anderhalf procent van de Belgische beroepsbevolking in de landbouw. De intensieve landbouw eiste zijn tol. Gewasbeschermingsmiddelen bedreigden de vogelstand, overbemesting vervuilde de bodem en het water, en het gebruik van zware machines veroorzaakte erosie. In de jaren 1990 kwamen daar met de varkenspest, de gekkekoeienziekte en de dioxinekippen enkele crisissen boven op. Heel wat bedrijven moesten hun veestapel vernietigen en kwamen in de problemen.
Camille: “We hebben de laatste jaren heel wat crisissen gekend in de land bouw, onder meer de dioxinecrisis. Achteraf bekeken hebben we door deze crisissen nu ook heel kwaliteitsvol vlees. Jammer dat de media toen de zaak serieus hebben opgeblazen, want het kwaad was eigenlijk toch al geschied toen de fraude aan het licht kwam. We zijn op dit moment nog altijd bezig met het herstellen van ons imago na de dioxinecrisis, want het heeft een heel grote impact gehad op de landbouw sector.”
Naar een ander imago Ethische vragen over productiemethodes, de impact op het milieu, mogelijke risico’s voor de volksgezondheid en maatschappelijke problemen zorgden voor een slecht imago bij de rest van de bevolking. In Vlaanderen kwam daar nog bij dat beide groepen vaak heel dicht en met weinig wederzijds begrip naast elkaar moesten leven. Stedelingen wilden op het platteland gaan wonen en palmden daarvoor geregeld landbouwgrond in. Tegelijk ergerden ze zich aan de geluiden en geuren die land- en tuinbouw met zich meebrengen. Tijdens de hele periode, en zeker sinds de eeuwwisseling, zijn er dan ook inspanningen geleverd om landbouw een beter imago te bezorgen. Wetenschappers zochten en zoeken duurzamere teeltmethodes die de productie op peil houden maar die minder schadelijke stoffen eisen, minder schade aan het landschap toebrengen en meer respect hebben voor het welzijn van mens en dier. Na de crisissen ontwikkelde de overheid controlesystemen die de voedselveiligheid moeten garanderen. Vanaf de jaren 1980 stelde Europa nieuwe regels op om overproductie tegen te gaan en overschotten weg te werken. Elk land mocht nog maar een maximale hoeveelheid melk en suiker produceren en stukken akkerland moesten verplicht een tijd braak liggen. Nogal wat landbouwers werden verplicht hun bedrijfsvoering aan te passen. Wie zich niet aan de regels hield, verloor zijn subsidies.
Camille: “Mijn generatie is de tussen generatie, die zowel de goede als de slechte tijden meegemaakt heeft. Op dit moment moet je veel risico’s nemen om het jaar dan toch met rode cijfers af te sluiten. Ik denk dat deze situatie de verzuring bij de boeren toch wel in de hand werkt.”
landbouw in beweging
Camille (59): “Landbouwers staan constant onder druk omdat de regelgeving zo streng is en constant verandert.” Een duurzamere landbouw
Raf: “We werken ook met beheersover
Dat Europa niet meer betaalde voor massaproductie van enkele teelten, betekende niet dat er geen geld meer naar de landbouw ging. Er kwamen premies voor landbouwers die aan natuur- en landschapsbehoud doen en die hun bedrijf gebruiken voor meer dan alleen voedsel- en voederproductie, zoals hoevetoerisme of thuisverwerking. Europa stapte van productiesteun over op directe steun, een soort basis inkomen voor landbouwers. Met de reorganisatie van de bietsuikerindustrie werden uiteindelijk de laatste grote overschotten weggewerkt. De jongste jaren waren veel maatregelen er dus op gericht om tot een ‘andere’ landbouw te komen: een duurzamere landbouw die niet alleen met de productie van zoveel mogelijk voedsel bezig is, maar ook zijn maatschappelijke opdrachten wil ver vullen. Maar de hoge voedselprijzen waarmee we de voorbije jaren geconfronteerd werden, tonen nog eens het blijvende belang van voedselproductie aan.
eenkomsten, zoals aanleg van grasstro ken en bloemrijke akkerranden, botanisch natuurbeheer, drinkpoelen voor het vee en begrazing van een natuurgebied. Steeds meer landbouwbedrijven onder tekenen zo’n overeenkomst.”
Raf: “Jammer is dan ook dat er meteen aan je bedrijfssteun en dus je inkomen wordt gezeten als je per ongeluk iets fout doet, terwijl dat bij mensen die gewoon uit werken gaan niet zo is.”
DE TOEKOMST: MOEILIJKE KEUZES De vraag naar voedsel stijgt De jongste dertig jaar zagen we een verschuiving in de Europese landbouwpolitiek. De Europese Unie, die door subsidies een overproductie van melk, boter, wijn en suiker veroorzaakt had, startte een tegenbeweging. Ze legde eerst beperkingen op en stapte daarna over van een productondersteunend beleid naar een beleid van rechtstreekse steun aan de landbouwbedrijven. Daardoor zijn de overschotten in 2009 zo goed als weggewerkt. Landbouw moest ook een sociale dimensie krijgen, door mee te werken aan duurzame ontwikkeling en door tegemoet te komen aan een aantal maatschappe lijke verwachtingen inzake natuur, milieu, recreatie en dierenwelzijn. Rond 2013 ziet het ernaar uit dat de Europese landbouw alweer een andere richting moet inslaan, onder invloed van wat er in de wereld gebeurt. Door de groeiende vraag naar voedsel zal de productie opnieuw moeten stijgen, terwijl de noodzaak om de druk op het milieu te verminderen groter dan ooit is. De wereldbevolking groeit erg snel: de Verenigde Naties schatten dat er tegen 2050 ongeveer 9 miljard mensen zullen zijn. In de beste omstandigheden is amper 17 procent van het aardoppervlak geschikt voor landbouw. Het wordt een hele opgave om genoeg voedsel te produceren. De Europese overheid spoort landbouwers aan om meer te gaan produceren door de beperkingen, de beruchte productiequota, af te bouwen. Dat betekent dat de prijzen van landbouwproducten sterker zullen schommelen onder invloed van vraag en aanbod.
August: “Vroeger legde de overheid veel meer voedselreserves aan, reserves voor meer dan zes maanden. Als er nu iets zou gebeuren, hebben ze niet genoeg om iedereen één dag eten te geven.”
Raf: “Energie en water zijn belangrijke
Economische en ecologische uitdagingen
uitdagingen, want ze kosten je bedrijf veel geld. Daarom laten we binnenkort een wateraudit uitvoeren, zodat we het met minder leidingwater kunnen doen in de toekomst. Een paar jaar geleden hebben we een zonneboiler geïnstalleerd, die de logies van ons hoevetoerisme van warm water voorziet.”
Misschien zal de landbouw teelttechnisch in staat zijn om genoeg voedsel te produceren. Maar hoe zit het met de verdeling? Door de economische ontwikkeling van China en India stijgt het aantal mensen met een westerse levensstandaard. De vraag naar zuivel en vlees zal daardoor sterk groeien. Maar het zogenaamde arme Zuiden zal op een vrijgemaakte markt nog altijd in een slechte positie zitten. Door de politieke instabiliteit en de toenemende droogte als gevolg van de klimaatverandering is er weinig kans dat de landbouw daar ooit goed ontwikkeld raakt. De klimaatverandering kan ook gevolgen hebben voor de landbouw in het Westen. Sommige modellen voorspellen in Noord- en West-Europa warmere, natte winters en heviger neerslagperiodes. Dat kan goede gevolgen hebben, zoals nieuwe teelten en langere groeiperiodes, maar ook slechte, zoals nieuwe ziektes en grotere oogstschade. Hoe dan ook zal de landbouw zich moeten aanpassen. Broeikasgassen worden algemeen beschouwd als een van de oorzaken van de klimaatverandering. Om de uitstoot te beperken en omdat fossiele brandstoffen ooit uit geput zullen raken, schakelen we meer en meer over op alternatieve energiebronnen.
Camille: “Men spreekt over de opwar ming van de aarde die meer rampen doet ontstaan. Aan dat probleem moeten we met zijn allen werken. Een andere zorg is de marktsituatie. Niemand kan zeggen wanneer het beter zal gaan in de land bouwsector.”
10
landbouw in beweging
Raf (28): “De vorige generatie had het veel makkelijker om te starten, omdat er meer zekerheid was.” Camille: “Vroeger had je genoeg aan
Landbouw kan een rol spelen omdat hij grondstoffen levert voor zogenaamde biobrandstoffen. Bio-ethanol en biodiesel, die benzine en gewone diesel kunnen vervan gen, worden nu vooral gewonnen uit suikerbieten, granen, maïs en koolzaad. Maar is dat productieproces in zijn geheel bekeken wel milieuvriendelijk?
wat akkerbouw en dieren. De prijzen die je toen kreeg waren vrij stabiel en daardoor was je ook vrij zeker van je inkomen. Het is eigenlijk jammer dat landbouwers zich nu ook met dingen moeten bezighouden die niet direct iets met landbouw te maken hebben. Door de schommelende marktprijzen waarmee we de laatste jaren te maken hebben, moesten veel landbouwers uitkijken naar alternatieven. Wij zijn voor een stuk overgeschakeld naar het hoevetoerisme. Leuk, zeker met onze ligging. Het is bovendien rendabel en ook nog eens goed voor het landbouw imago.”
Ethische en maatschappelijke vraagstukken Het brandstofprobleem brengt ons ook bij vragen rond landgebruik. Is het verantwoord om akkergrond te beplanten met grondstoffen voor biobrandstof als een deel van de wereld honger lijdt? Is het verantwoord om grote kuddes runderen, die ook nogal wat broeikasgassen veroorzaken, te houden op grasland dat mogelijks beter gebruikt wordt als akkerland? Specifiek voor België zijn er uitdagingen op het vlak van management. De veranderingen die hierboven besproken zijn, zullen veel eisen van de boer als bedrijfsleider. Hij zal zwaar moeten investeren in een wisselvallige markt. Voor veel bedrijven zal dat betekenen dat ze het niet alleen kunnen bolwerken. Ze zullen extra steun moeten krijgen, niet alleen financieel maar ook maatschappelijk.
11
Functies van landbouw: de 6 F’en 6 mogelijke functies Uiteindelijk doet de mens aan landbouw om de wereldbevolking van voedsel te voor zien. Maar vanaf het begin leverde landbouw meer dan alleen eten voor mens en dier. Over het geheel van de geschiedenis bekeken, onderscheiden we zes functies: voedsel en voeder produceren, brandstoffen en grondstoffen voor kleren en werktuigen leveren, aan sierteelt en natuurbeheer doen, en plezier verschaffen. In het Engels krijgen we Food, Feed, Fuel, Fibre, Flower en Fun, of 6F. Sommige F’en houden meer in dan op het eerste gezicht lijkt. Tot Fibre rekenen we naast klassieke vezels zoals katoen, vlas en wol tegenwoordig ook grondstoffen voor groene chemie. Zo kun je uit maïs afbreekbaar verpakkingsmateriaal maken dat op plasticfolie lijkt. Fun slaat onder andere op het recente fenomeen van hoevetoerisme maar ook op het eeuwenoude gebruik van tabak en plantaardige drugs. De F’en zijn niet in elke tijd even belangrijk geweest. Food en Feed zijn constante waarden; de andere waren afhankelijk van technologische, economische en maatschappelijke factoren.
August: “Voor de Tweede Wereldoorlog draaide op een landbouwbedrijf alles rond paarden. Tractoren waren er nog niet, dus die paarden waren het belang rijkste wat een boer had.”
Van 4F naar 2F Tot in de 18de eeuw waren 4 F’en belangrijk: Food, Feed, Fuel en Fibre. Houthakkers en turfstekers zorgden voor warmte, en bijen- en olijftelers zorgden met hun was en olie voor licht. Textiel en touwen werden in onze streken vooral gemaakt van schapen wol en in de rivieren geroot vlas. De eerste industriële revolutie, rond 1780, drong het belang van Fuel flink terug. Het gebruik van stoommachines zorgde voor een snelle groei van de mijnbouw. Steenkool verdrong houtskool als brandstof. Toen tijdens de tweede industriële revolutie stoomturbines en verbrandingsmotoren werden ontwikkeld voor het opwekken van elektriciteit, en aan het einde van de 19de eeuw in de Verenigde Staten aardolie werd ontdekt, leek de rol van deze F in het Westen uitgespeeld. De ontdekking van aardolie veroorzaakte ook een terugval van Fibre. Natuurlijke vezels werden vervangen door kunststoffen, die door de chemische industrie ontwik keld werden op basis van petroleum. Textiel kon je voortaan evengoed met nylon, polyester en pvc maken als met wol, linnen en katoen. De industriële revoluties zorgden voor een grotere welvaart en voor een grotere concentratie van mensen in steden, waardoor de bevolking snel steeg. Er was dus meer voedsel nodig. Landbouw werd in de loop van en tot lang na die revoluties herleid tot 2 F’en: zoveel mogelijk eten produceren voor mens en dier.
August: “Vroeger kregen de dieren een mengeling van vanalles. Toen Camille pas van school was, maalden we een paar uur per week ons voeder zelf: haver, gerst en tarwe. Er werd niet echt veel bij nagedacht. Pas de laatste tientallen jaren is het voederrantsoen heel belang rijk geworden. We hadden vroeger bijna uitsluitend voedergewassen staan, alles werd door onze beesten opgegeten. Alleen de tarwe en de suikerbieten werden verkocht.”
Camille: “Nog altijd zorgen we zelf voor een groot stuk van het dierenvoeder. Vooral gras en maïs, enkel eiwitten uit lijnzaad en soja worden aangekocht.”
12
landbouw in beweging
August (90): “In de oorlog kweekten we ook al koolzaad. Het biodieselverhaal is niet echt nieuw.” Van 2F naar 6F
Camille: “Vlas wordt er hier in de
Tijdens de jongste decennia kwam daar verandering in. Fossiele brandstoffen raken ooit uitgeput, zodat we een alternatief moeten vinden voor aardolie en afgeleide producten. Dus krijgt Fuel opnieuw aandacht door de interesse in biobrandstoffen zoals bio-ethanol en biodiesel, en het gebruik van biomassa en methaangas voor het opwekken van groene stroom. Die aandacht voor Fuel leidt tot een hernieuwde interesse in Fibre. Plantaardige vezels kunnen de plaats innemen van kunststoffen: vlas als versterkingsmateriaal in plaats van carbon, bijvoorbeeld. Welvaart heeft altijd min of meer het belang van Flower en Fun bepaald. Het inkomen van een bevolking moet groot genoeg zijn om een deel ervan te kunnen besteden aan luxeproducten zoals bloemen en tabak, en aan vrijetijdsbesteding in de open ruimte. Dat laatste veroorzaakt in dichtbevolkte gebieden een extra druk op het landgebruik, zodat het in Vlaanderen zeker een aandachtspunt zal blijven.
o mgeving de laatste jaren wat meer geteeld, meestal contractteelt. Hoewel de productie van vezels niet meteen de primaire doelstelling van landbouw is, hapt men toch toe als er geen alter natieve teelten meer zijn.”
Camille: “Energie halen uit gewassen die ook gebruikt kunnen worden voor menselijke consumptie, daar sta ik wat sceptisch tegenover. Ik zie meer heil in natuurlijke energie zoals wind en zon.”
13
2 In de loop van de geschiedenis heeft landbouw 6 functies gekend: Food, Feed, Fuel, Fibre, Flower en Fun. In de 20ste eeuw waren vooral Food en Feed belangrijk en was landbouw gericht op veel, goedkoop en gezond voedsel produceren. De jongste decennia krijgt landbouw meer nevendoelstellingen. Landbouw moet alle functies tegelijk opnemen en zal duurzame voedselproductie moeten koppelen aan gebruik van open ruimte door iedereen.
Functies van landbouw: een evenwichtsoefening
15
Food: opnieuw een prioriteit? Stijgende wereldbevolking Voedselvoorziening is vanouds de belangrijkste opdracht van landbouw. Door weten schappelijke vooruitgang zijn we erin geslaagd om met minder landbouwers meer voedsel te produceren van hoge kwaliteit en tegen een lage prijs. Maar de wereld bevolking en de vraag naar voedsel stijgen de jongste jaren opmerkelijk snel. Kunnen we genoeg blijven produceren en belangrijker nog: heeft iedereen toegang tot de voorraad? Tegen 2050 zullen China en India samen zowat 3 miljard mensen tellen. Daarbij komt dat in deze landen de economische vooruitgang ook het snelst verloopt. Als hun consumptiepatroon bij dat van de westerse wereld aansluit, zal de vraag naar voedsel in verhouding sneller oplopen dan het bevolkingsaantal en zal de landbouw op korte termijn meer moeten produceren. Moet het belang van Food in de 6 F’en groter worden? Hoogstens 17 procent van de landoppervlakte is geschikt voor landbouw. Tegelijk lijdt meer dan 1 miljard mensen honger. Het lijkt voor de hand te liggen dat we die grond in de eerste plaats gebruiken voor voedselproductie.
Prof. Olivier De Schutter VN-rapporteur voor het recht op voedsel
Genoeg productie, maar slecht verdeeld
De voedselcrisis Ondanks de lagere voedselprijzen, blijft het aantal honger lijders wereldwijd stijgen. Velen zijn te arm om dagelijks eten te kopen. In tegenstelling tot de gemiddelde Belg (ca. 10%) gaat in ontwikkelingslanden 60 tot 80% van het gezinsbudget naar voedsel. Een prijsstijging leidt dus tot catastrofes. Hoewel de voedselcrisis momenteel minder uitgesproken lijkt, zijn de structurele oorzaken nog niet verdwenen. Bovendien blijft de prijs op lokale markten in ontwikkelingslanden zeer hoog, zelfs al daalt deze op de wereld markt. De voedselconsumptie wereld wijd stijgt sneller dan de productie. Momenteel is er wereldwijd nog geen reëel voedseltekort, maar hoelang nog? Een voedselcrisis is meer dan enkel productie en prijzen. Ook economische
Nochtans steunen de cijfers over voedselproductie die denkpiste niet. Wereldwijd wordt er genoeg geproduceerd om iedereen een voldoende aantal calorieën en voedingsstoffen te bezorgen. Het probleem is dus niet de productie maar de verdeling van de opbrengst. Ruim 70 procent van de bruikbare landbouwgrond ligt in het ‘rijke’ Noorden, waar een minderheid van de wereldbevolking het meeste voedsel verbruikt. Voedselvoorziening of het gebrek aan voedsel lijkt dus veeleer een ethische kwestie en een gevolg van politieke instabiliteit. Oproepen tot matiging zijn er al langer, maar minder verbruiken in het rijke deel van de wereld is geen oplossing op zich. Er moeten politieke beslissingen komen waardoor iedereen voldoende toegang krijgt of behoudt tot de voedselvoorraad. Vanuit ethisch perspectief spreken we over het vrijwaren of verzorgen van de toegankelijkheid van voedsel. Daar zit ook een technologische kant aan, in die zin dat het rijke deel van de wereld moet helpen bij de ontwikkeling van efficiënte irrigatietechnieken en droogte bestendige gewassen voor het armere Zuiden. De klimaatverandering zorgt voor extra uitdagingen, want de periodes van droogte en grote overstromingen lijken extremer te worden. Tegen 2025 zou 80 procent van de wereldbevolking kampen met waterproblemen. Vooral de landbouw in Afrika zou het nog zwaarder te verduren krijgen.
16
functies van landbouw: een evenwichtsoefening
De structurele oorzaken van de voedselcrisis zijn nog niet verdwenen. Is een vrije markt een goede oplossing?
globalisering, mensenrechten, politieke instabiliteit en de Noord-Zuid-verdeling dragen bij tot de huidige situatie.
Daarnaast is er een maatschappelijk-economisch aspect. De economische theorie zegt dat de vrije markt de grootste welvaart oplevert voor alle deelnemers. Wat doorgaans niet vermeld wordt, zijn de voorwaarden om die welvaart te bereiken: perfecte mededinging en informatie, geen marktfalen door een fout overheidsbeleid… Bovendien wordt verondersteld dat de winnaars van de vrije markt de verliezers in staat stellen om zich om te scholen naar andere activiteiten. Een vrije landbouwmarkt is dus niet per definitie goed. Hij voorkomt protectionistische maatregelen maar veroorzaakt sterke prijsschommelingen bij gebrek aan correcte informatie over vraag en aanbod. In 2007 steeg de graanprijs door de vraag uit het Verre Oosten en slechtere oogsten in de grote productielanden. Voor ontwikkelingsgebieden die een bevolkingsexplosie kennen maar economisch achterop liggen, zoals bijna alle grootsteden in Afrika, is dat een slechte zaak. Het is beter om die landen maatregelen te laten nemen om te voorzien in hun eigen behoefte. Zonder belerend te willen zijn, kunnen die landen heel wat opsteken van het Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (glb). De vraag is wie de verantwoordelijkheid moet nemen. Voedselvoorziening is zozeer ‘ieders verantwoordelijkheid in het algemeen’ dat het makkelijk geïnterpreteerd wordt als ‘niemands verantwoordelijkheid in het bijzonder’. Overkoepelende instanties als de Verenigde Naties lijken aangewezen maar hebben ze genoeg slagkracht?
Noord-Zuid-verdeling Decennia lang werden Zuiderse landbouwmarkten overstelpt met goedkoop voedsel als gevolg van de overproductie in het rijke Noorden. Voor de arme stadsbevolking was dit goedkoop voedsel een zegen, voor de lokale boeren betekende dit een niet te winnen concurrentiestrijd. Doordat goedkoop voedsel voorhanden was, investeerden lokale overheden amper in de eigen landbouw. Nu de voedseloverschotten bijna weggewerkt zijn, komt dit pijnpunt boven. Men moet dus eerst trachten om de productie capaciteit van de lokale boeren op te drijven. Door hun lage productieefficiëntie kunnen ze momenteel enkel concurreren via lage lonen, wat het probleem nog versterkt. Mogelijke oplossingen? Om de prijsschommelingen te beperken, zou men via contracten virtuele voedsel reserves op wereldniveau kunnen aan leggen. Bij lage prijzen kan een land een voedselvoorraad aanleggen om deze bij hoge prijzen te verkopen, zodat prijs schommelingen eerder beperkt blijven. Ook moeten ontwikkelingslanden de kans krijgen om hun boeren te bescher men tegen massale import, zonder dat de binnenlandse prijzen zo hoog wor den dat de voedselzekerheid van de overige inwoners in het gedrang komt. 17
Feed: naar een duurzame oplossing Welvaart verhoogt de vraag Feed is voeder voor de dieren waar de mens zich op zijn beurt mee voedt. Het aandeel van dierlijke producten in de voeding hangt samen met de cultuur en de economische ontwikkeling van een maatschappij. Hoe hoger de welvaart, hoe groter de vraag naar dierlijke, ‘hoogwaardige’ producten zoals vlees, zuivelproducten en eieren. Dat veroorzaakt ook een stijging van de vraag naar basisgrondstoffen, zoals granen en soja. Onder het hoofdstuk ‘Food’ gaven we aan dat net in die landen waar de bevolking het grootst is (China en India), de economische ontwikkeling het snelste vooruitgaat. Dat betekent dat de vraag naar dierlijke producten en de bijbehorende grondstoffen ook snel zal stijgen, en relatief gezien zelfs groter zal zijn dan de bevolkingsaangroei. We kunnen dat illustreren met cijfers van de Wereldlandbouw- en Voedselraad van de Verenigde Naties. Die geven aan dat in 2030 de wereldbevolking 2,6 maal groter zal zijn dan in 1960, maar dat de vraag naar graan 3 maal groter zal zijn, de vlees productie 4 maal groter, de melkproductie 4,8 maal groter en de hoeveelheid geproduceerde soja vermoedelijk 10 maal.
Yvan Dejaegher Directeur-generaal bemefa
Tegenkanting en voordelen
Platform Maatschappelijk Verant woorde DiervoederStromen (mvds)
De dierlijke productie is vandaag controversieel. Dierenrechtenorganisaties stellen de vraag of het ethisch verantwoord is om dieren te kweken en te slachten voor menselijke consumptie. Vanuit andere hoeken komen vragen van medische, ecologische en maatschappelijke aard. Veel gehoorde opmerkingen zijn: van vlees eten krijg je kanker en hart- en vaatziekten; veeteelt is verantwoordelijk voor zowat een vijfde tot een kwart van de uitstoot van door de mens veroorzaakte broeikasgassen; in het Zuiden is grootschalige veeteelt nefast voor de bevolking, omdat boeren onteigend worden en potentieel akkerland alleen maar dient voor dierlijke productie. Deze opmerkingen zijn echter ongenuanceerd. Want de veeteelt is een essentieel onderdeel van de landbouw, vroeger en nu. Dier lijke producten zijn een verrijking van het dieet en veeteelt levert mest voor gewas productie. Schrale landbouwgrond die niet geschikt is als akkerland kan voldoende opleveren als weidegrond voor herkauwers. Vooral in het Zuiden, maar ook bij ons, biedt veeteelt net daarom kansen. Intensieve veehouderij is echter de meest efficiënte manier om dierlijk eiwit en vet te produceren. Op een belangrijk gedeelte van de landbouwgrond in de wereld is overigens alleen gras te telen en op die manier kan het efficiënt benut worden. De dierlijke productie kan zo een positief effect hebben op de wereldwijde voedselkwaliteit, al moeten we er zorg voor dragen dat het geen bedreiging vormt voor de menselijke nood aan voedsel en de kwaliteit van onze leefomgeving.
De bse-crisis in 2001 leidde tot een ver bod op het gebruik van dierenmeel in landbouwhuisdierenvoeders. Deze hoog waardige eiwitbron werd in de voeder formules vooral vervangen door soja, waarvan de productie leidt tot onge wenste gevolgen als het (vaak illegaal) kappen van het Amazonewoud, althans voor Braziliaanse soja. In augustus 2006 richtten verschillende partners uit de Belgische agro-voedingsketen het Platform mvds op, waar ze in overleg met o.a. ngo’s zoeken naar criteria waar aan ‘maatschappelijk verantwoorde diervoederstromen’ (mvds) moeten vol doen om de druk op het milieu, het kli maat en de sociale omstandigheden in de productielanden te minimaliseren.
18
functies van landbouw: een evenwichtsoefening
Er is nood aan criteria voor ‘maatschappelijk verantwoorde diervoederstromen’. Betere voedersystemen en minder uitstoot
Round Table on Responsible Soy
Aangezien de vraag naar dierlijke producten zal stijgen, moeten we dus kiezen voor een duurzame veeteelt met aangepaste methodes. De ontwikkeling van een betere, duurzame voederproductie en betere voedersystemen kan ervoor zorgen dat de productie stijgt zonder dat daar evenredig veel grondstoffen voor nodig zijn. Nederlandse wetenschappers berekenden dat de vraag naar dierlijke producten tussen 2000 en 2050 zal verdubbelen, maar dat de nood aan voeder maar 1,1 maal zo groot zal zijn door een grotere voederefficiëntie. De uitstoot van broeikasgassen kan worden beperkt door aangepast voeder en een milieuvriendelijkere huisvesting. Er lopen studies naar het gebruik van door vee geproduceerd methaangas als energiebron.
Als klein land heeft België weinig invloed op de wereldmarkt. Daarom is het Platform mvds via de Europese mengvoederindustrie eveneens lid van de Round Table on Responsible Soy (rtrs), een in 2004 opgericht initiatief dat wereldwijd alle actoren betrokken in de sojaproductie en -handel groepeert. Ngo’s en wetenschappers zijn eveneens vertegenwoordigd in rtrs. Er wordt gestreefd naar een internationaal verificatiesysteem om vooropgestelde principes en criteria op vlak van duur zaamheid te toetsen. Deze criteria zijn sinds november 2008 erkend. Wordt zeker vervolgd…
Bijproducten en alternatieven Jaarlijks wordt er in België ongeveer 2 miljoen ton bijproducten (uit de voe dingsindustrie en de biobrandstoffen industrie) gebruikt bij de productie van in totaal 6 miljoen ton landbouwhuis dierenvoeder. Dit aandeel stijgt nog steeds. Er moet echter gelet worden op de veiligheid van de producten. Voor een biobrandstofproducent is voedsel veiligheid niet belangrijk, waardoor mogelijk bruikbare nevenproducten contaminanten kunnen bevatten die ongewenst zijn voor de mengvoeder industrie. Extra waakzaamheid is hier dus geboden! Verder wordt er samen met verschillende partners gezocht naar lokale (Europese) alternatieven voor eiwitten om de lokale stikstof kringloop beter te sluiten.
19
Fuel: geen eenduidige oplossing Biobrandstoffen, graag De rol van de landbouw als leverancier van brandstof is een paar maal veranderd. Tot in de 18de eeuw waren hout, turf, gedroogde mest en plantaardige olie de belangrijkste bronnen van warmte en licht. De industriële revolutie drong met de overschakeling op steenkool, de productie van elektriciteit en de ontdekking van aardolie die functie naar de achtergrond. In de jongste decennia kijken we opnieuw naar landbouw als een van de redders in nood voor het energieprobleem. De belangrijkste reden is dat de voorraad fossiele brandstoffen eindig is: steenkool, aardolie en aardgas zouden tegen het einde van de 21ste eeuw uitgeput zijn. Daarnaast is er door alle berichtgeving over de opwarming van de aarde een versnelde zoektocht naar brandstoffen die minder broeikasgassen produceren. Biobrandstoffen, een verzamelnaam voor alle brandstoffen die gewonnen worden uit biomassa, worden als een oplossing beschouwd. Het bekendst zijn biodiesel en bio-ethanol, die gewone diesel en benzine kunnen vervangen. Ze worden voorlopig vooral gewonnen uit landbouwgewassen zoals tarwe, maïs, suikerbieten, suikerriet en soja. Europa publiceerde een richtlijn waarin staat dat tegen 2020 minstens 10 procent van alle transportbrandstoffen biobrandstoffen moet zijn.
Prof. Wim Soetaert UGent en Ghent Bio-Energy Valley vzw
Crisis Het is crisis! Maar crisissen zijn ook kantelmomenten voor grote veran deringen die al lang in de pijplijn zaten. Opvallend is de eensgezindheid over de noodzaak van een duurzame economie. Tijd voor een groene ‘New Deal’, gericht op kwalitatieve in plaats van kwantita tieve groei! Hierbij treedt hernieuwbare energie sterk naar voor, waarbij men vooral denkt aan zon en wind, maar in realiteit bestaat die voor 70 tot 80% uit bio-energie, ook in Vlaanderen.
Klopt de uiteindelijke rekening? Daar komt meteen een eerste probleem aan de oppervlakte. De grondstoffen voor biobrandstoffen zijn op dit moment vooral teelten die ook gebruikt worden voor voeding. De vraag naar voedsel stijgt snel en komt dus in conflict met de vraag naar deze zogenaamde ‘biobrandstoffen van de eerste generatie’. Europa moest dat probleem erkennen en wijzigde zijn doelstelling: 10 procent van de transportbrand stoffen moet ‘groen’ zijn maar daarom geen biobrandstof. Anderzijds bieden de afvalproducten van die biobrandstoffen een alternatief voor plantaardige eiwitten in veevoeder, die vandaag massaal uit soja gewonnen worden. Klopt het bovendien dat biobrandstoffen schoner zijn dan fossiele brandstoffen? Daarvoor moet je niet alleen kijken naar de energie die ze opleveren maar ook naar de energie die je nodig hebt om ze te produceren. De netto-opbrengst van biodiesel en vooral bio-ethanol is beperkt. Motoren op bio-ethanol en biodiesel vervuilen minder, maar voor het transport en de verwerking van de grondstoffen heb je bijna even veel energie nodig en produceer je bijna evenveel koolstofdioxide als je bespaart.
Kritisch Biobrandstoffen werden enthousiast onthaald, maar toen de voedselprijzen sterk stegen, waren zij de zondebok. Het debat werd gretig aange wakkerd en versimpeld door de media. Vandaag zijn de prijzen echter weer laag, terwijl de biobrandstofproductie 20
functies van landbouw: een evenwichtsoefening
Men kijkt naar landbouw als redder in nood voor het energieprobleem. Tweede generatie: betere oplossing?
steeg. Velen meenden ook dat landbouw enkel dient voor voedselproductie. Mag koffie dan nog wel? Of erger nog: tabak? Dat aanvaardt men, maar biobrandstof fen zouden onethisch zijn. Niet zo lang geleden was alle transport nochtans gebaseerd op bio-energie: paarden eten immers geen petroleum. De boer reser veerde voor hen een flink deel van zijn grond. Niemand vond dat toen onethisch. De eerste dieselauto reed overigens op pinda-olie, de eerste Ford-T op bioethanol. Pas later kwam petroleum. Tot voor kort gooiden de meeste mensen hun tank achteloos vol: wat is 50 liter brandstof? Door biobrandstof uit te drukken in hectaren landbouwgrond of kilo graan werd de gulzigheid van onze auto’s tastbaar. Ook hier keert het tij: er komen eindelijk spectaculair zuiniger auto’s op de markt.
Ondertussen is er een tweede generatie biobrandstoffen, die nog niet commercieel bruikbaar is. Die brandstoffen worden niet gewonnen uit levensnoodzakelijke grondstoffen maar onder meer uit organisch afval, houtpulp, plantaardige olie, dierlijk vet en mest. Dat zou het conflict tussen Food, Feed en Fuel binnen de perken houden. De energieopbrengst zou ook positiever zijn. Toch blijft het probleem van landgebruik. Snelgroeiende houtsoorten en grassen zouden nog altijd een deel van de landbouwgrond in beslag nemen en de opbrengst per hectare is relatief laag. Positief is wel dat ze goed groeien op minder vruchtbare grond en dat zo vruchtbare landbouwgrond voor voedingsgewassen kan worden behouden.
Biogebaseerde economie Hoog tijd dus voor innovatie, ook in de biogeba seerde economie. Men moet flink inves teren in de ontwikkeling van tweede generatiebiobrandstoffen, maar ook in nieuwe bioproducten zoals bioplastics, biochemicaliën, biokleurstoffen, bio detergenten… Net zoals een petroleum raffinaderij kan een bioraffinaderij zowel brandstof als een brede waaier chemische producten en ook voedsel ingrediënten produceren. Het één sluit het ander niet uit. Om voorbereid te zijn op de toekomst moeten we dringend een duurzame biogebaseerde economie ontwikkelen. Vooruit met de geit!
21
Fibre: terug naar de natuur De opkomst van groene chemie Het verhaal van Fibre – natuurlijke vezels – lijkt op dat van Fuel. Door de opkomst van eerst de staal- en later de chemische industrie, liep het gebruik van hout, vlas en katoen terug. Maar de jongste jaren stijgt hun belang weer door de groeiende wereldbevolking, de petroleumschaarste met bijbehorende prijsschommelingen en de invloed van kunststoffen op het milieu. Bovendien is er een nieuw element: ‘groene chemie’. Groene chemie gebruikt natuurlijke grondstoffen in plaats van aardolieproducten. Een voorbeeld: plastic zakken worden klassiek gemaakt van de kunststof polyethyleen. Tegenwoordig worden ook zakken gemaakt van zogenaamd bioplastic op basis van zetmeel uit maïs of aardappelen. Composietmateriaal is een ander voorbeeld. Lichte racefietsen worden gemaakt van carbonvezels – een aardolieproduct – die bij elkaar gehouden worden door kunsthars, maar in sommige fietsen is carbon al vervangen door natuurlijke vlasvezels. Er gaat veel aandacht naar groene chemie. Onderzoekers en producenten worden in de eerste plaats gedreven door de wetenschap dat aardolie niet eindeloos beschikbaar en steeds duurder zal zijn. In het openbaar schermen ze graag met milieuargumenten zoals biologische afbreekbaarheid en milieuvriendelijke productiemethoden. Bij de ontwikkeling van nieuwe technologieën wordt het belangrijk om zich niet blind te staren op voor de hand liggende voordelen. Net als bij de ontwikkeling van biobrand stoffen kunnen er op lange termijn minder positieve effecten zijn voor mens en milieu. Een belangrijke uitdaging voor het onderzoek.
Albert Daenekindt Directeur Algemeen Belgisch Vlasverbond
Een veelzijdig gewas Zoals de Latijnse naam Linum usitatissimum al aangeeft, is vlas een zeer veelzijdig gewas. Bij het persen van het lijnzaad bekomt men lijnolie, rijk aan omega-3vetzuren. Naast mogelijke toepassin gen in de voedingssector, wordt deze olie ook gebruikt als grondstof voor verven, zepen en linoleum. De lijnzaad koek die overblijft na persen wordt gebruikt in dierenvoeders. De vlasvezel is eeuwenlang bekend en gegeerd van wege zijn hoogwaardige kwaliteit. Naast het gebruik als hechtdraad bij chirur gische ingrepen, is linnen de meest bekende toepassing van vlas. Ook de overige plantdelen worden benut: de ‘klodden’ of korte vezels worden gebruikt in de papierindustrie (vb. Amerikaanse dollar) en de ‘vlaslemen’, het houtach
Conflicten met Food en Feed Groene chemie vraagt grondstoffen die ook als basis voor voedsel en voeder dienen. Verbouw je aardappelen en maïs om te voorzien in de behoeften van een groeiende wereldbevolking of als grondstof voor groene chemie? Aangezien er in de chemie hoge prijzen betaald worden voor grondstoffen, zou het voor landbouwers voordeliger kunnen zijn om voor die sector te produceren en hun teelten aan te passen. Net als bij Fuel zou het gevolg zijn dat de prijzen stijgen en voedsel minder toegankelijk wordt voor armere bevolkingsgroepen. Dan het milieu. Als je de eindafrekening maakt, zijn ‘groene chemicaliën’ schoner dan de klassieke? De productie van sommige verfstoffen en gewasbeschermingsmiddelen op basis van natuurlijke grondstoffen lijkt voorlopig schadelijker dan die van hun kunstmatige tegenhangers. Het produceren en recycleren van biologische grondstoffen vraagt nog altijd klassieke energie, zodat je ook hier een nettoafrekening moet maken.
22
functies van landbouw: een evenwichtsoefening
Staar je niet blind op voor de hand liggende voordelen van nieuwe technologieën. Wat met de klassieke teelten?
tige deel van de plant, wordt gebruikt in spaanderplaten of als strooisel in stallen wegens de enorme absorptie capaciteit.
Overigens blijft de klassieke rol van Fibre bestaan. Door de groeiende bevolking en de toenemende economische ontwikkeling zal de vraag blijven stijgen naar timmerhout en naar katoen, vlas en wol als grondstof voor textiel. Bij houtkap wordt onmid dellijk gewezen op de gevolgen voor het regenwoud. In het geval van katoen worden we geconfronteerd met een enorm verbruik van chemische stoffen en water. Zo is het Aralmeer, op de grens van Kazachstan en Oezbekistan, bijna volledig drooggelegd omdat katoenteelt alle water van de omringende rivie ren opslorpte. Het wordt beschouwd als een van de grootste moderne milieurampen. Biedt genetisch gemanipuleerd katoen, dat droogtebestendiger is, een oplossing? Voor die teelten moeten de productiemethodes met het oog op duurzaamheid dan ook drastisch verbeterd worden. Want in tegenstelling tot de brandstofproductie, waar behalve biobrandstof meerdere vormen van groene energie mogelijk zijn, lijkt hier geen alternatief voor handen.
Duurzaamheid De vlasteelt heeft in vergelijking met katoen tot vijf keer minder bestrijdingsmiddelen en mest stoffen nodig en vraagt veel minder water voor zowel de teelt als de verwer king. Via het merk ‘Masters of Linen’ willen we de traceerbaarheid verhogen en kwaliteit garanderen. Vlasvezel is ook twintig keer energetisch efficiënter dan grote concurrent glasvezel, iets wat op termijn zeker in ons voordeel speelt. Door de toenemende maatschap pelijke interesse in gezonde voeding kan lijnolie dankzij de omega-3-vetzuren opnieuw een rol binnen de voedings industrie krijgen.
Toekomstperspectieven Momen teel ligt de verkoopprijs onder de kost prijs. Om de teelt terug rendabeler te krijgen, past men internationaal twee tactieken toe. In de eerste plaats moet de totale productie dalen om zo een hogere prijs te bekomen. Door deze aanbodbeheersing daalde het Belgisch vlasareaal tot ongeveer 12.000 hectare. Ook proberen we via intensieve pro motie vlas terug onder de aandacht te brengen. We werken samen met onder zoekers aan de k.u.Leuven voor het gebruik van de soepele, sterke en lichte vlasvezel in nieuwe composietmateria len om nieuwe markten aan te boren.
23
Flower: steeds belangrijker Meer dan bloemen alleen Flower en Fun gaan voor een deel samen. Het zijn functies die maar tot ontwikkeling komen in maatschappijen waar de bevolking een deel van haar inkomen aan nietlevensnoodzakelijke dingen kan geven. Maar ze hebben een grote maatschappelijke waarde, omdat ze je op een prettige manier laten genieten van de inspanningen van land- en tuinbouwers. Flower moeten we niet letterlijk interpreteren. Het gaat om sierteelt in de ruimste zin van het woord en om het in stand houden van natuur en biodiversiteit. In Vlaanderen is Flower een vrij belangrijke functie, waarvan de ontwikkeling afhankelijk is van economische welvaart. Aangezien die in sommige landen sterk stijgt, ziet het ernaar uit dat er op zijn minst een blijvende vraag zal zijn naar Flower. Vanuit ethisch oogpunt zijn er, zeker in Vlaanderen, niet echt problemen. Als de vraag naar sierteeltproducten stijgt, is niet meteen te verwachten dat Flower zal concurreren met primaire functies zoals voedselvoorziening. Anderzijds worden we door de stijgende vraag naar gronden voor de inrichting van natuurprojecten ongetwijfeld wel geconfronteerd met de vraag in hoeverre het ethisch verantwoord is vruchtbare landbouwgrond om te zetten in natuur.
Peter Van Bossuyt Raadgever Joke Schauvliege, Vlaams minister voor Leefmilieu, Natuur en Cultuur
Belangrijke maatschappelijke functie
Cultuur Meer dan met onze landbouw
Flower is meer dan de aankoop van een ruiker bloemen. Het gaat om groenbeplanting langs wegen en in parken, om planten in de eigen tuin, op het terras of in je huis of kantoorruimte. Sierteelt mag geen noodzakelijke functie hebben in de zin dat ze voorziet in primaire behoeften, ze beïnvloedt het gemoed van de mensen en is belang rijk in het verschaffen van zogenaamde hogere of geestesbehoeften: ontspanning, plezier en geluk. In tijden waar stress de bovenhand neemt, kan die functie alleen maar belangrijker worden. Het is ook de sector waar je als particulier het zichtbaarst mee kunt genieten van de technologische vooruitgang binnen de landbouw. Technieken voor veredeling van plantenrassen, voor efficiëntere bemesting en milieuvriendelijker gewasbescherming zijn vaak eerst op grote schaal voor land- en tuinbouw ontwikkeld, maar worden daarna evengoed ter beschikking gesteld van liefhebbers die hun eigen tuin of park onderhouden. De sierteelt heeft soms onverwachte neveneffecten, zoals een rol in de geneeskunde. De schors van de traag groeiende taxusboom bevat taxol, een stof die gebruikt kan worden in kankerremmers, maar moeilijk synthetisch na te maken is. Sierteelt biedt hier mogelijks een oplossing: taxushagen bevatten geen taxol maar baccatine, een stof die je kunt synthetiseren tot taxol, en groeien heel wat sneller.
producten zijn sierteeltproducten als de Gentse azalea en begonia of de Brugse laurierteelt wereldbekend. In een voort durende drang om via selectie nieuwe rassen, variëteiten en zelfs wilde planten soorten in cultuur te brengen, spelen de Vlaamse siertelers al generaties lang in op de smaak van de consument, onder steund door gerenommeerde onderzoeks centra in eigen streek. Via nieuwe teelt technieken streven ze naar een grotere bedrijfsefficiëntie (bv. in-vitroteelt) en spelen ze in op een aantal milieu-uit dagingen. Ondanks alles zagen diverse deelsectoren de voorbije decennia zwarte sneeuw, in de eerste plaats door sterk gestegen stookkosten en de opkomende
24
functies van landbouw: een evenwichtsoefening
Biodiversiteit staat garant voor natuurlijke genenbanken ten bate van de toekomst. Behoud van natuur en biodiversiteit
(massa)productie in Zuiderse lageloon landen. Ander knelpunt blijft de weinig of niet georganiseerde afzet. Een oplos sing hiervoor vinden zonder in te boeten op topkwaliteit of productdiversificatie vormt de voornaamste uitdaging.
Een ander aspect van Flower is wat we de ‘natuurlijke’ Flower kunnen noemen: agrarisch natuurbeheer of natuurbehoud waarbij landbouw meer en meer betrokken wordt. Sinds 2000 voorziet Europa in steun voor bedrijfsleiders die zich hiervoor inzetten en zorgen voor het in stand houden of creëren van waardevolle landschappen zoals met houtwallen omzoomde akkers en weiden, akkerranden en holle wegen. Ook natuurlijke leefgebieden voor bijvoorbeeld weide- en akkervogels worden door Europa via beheersovereenkomsten ondersteund. Daarnaast wordt de landbouwer meer ingeschakeld in de uitbouw van grotere natuurgebieden, het omvormen van landbouwgronden met ‘natuurpotentieel’ of het meebeheren van natuurgebieden. Binnen een denkkader waar de mens centraal staat in de schepping, het zogenaamde antropocentrisme, moet hij ook zijn verantwoordelijkheid nemen ten opzichte van andere schepsels én toekomstige generaties... Anderzijds rijst de vraag in hoeverre het bij een groeiende vraag naar voedsel ethisch verantwoord blijft vruchtbare poldergronden terug aan het water over te leveren omwille van de ‘biodiversiteit’.
Natuur Vormt de sierteelt een zuiver economisch gegeven, dan is agrarisch natuurbeheer een van de mogelijke ver bredingsactiviteiten van de landbouw anno 2009. De maatschappij verwacht meer en betere natuur in al zijn vormen. De landbouw kan hierbij helpen via vrij willige beheersovereenkomsten in agra risch gebied, of door in te spelen op de vraag van natuurbeheerders in natuur gebieden. Voor de landbouwers kan dit een uitbreiding van het bedrijfsareaal en/of een bijkomend inkomen betekenen, voor de natuurbeheerder een hogere natuurwaarde van het betrokken gebied. Voor een duurzame aanpak moet men zorgen dat de beheersovereenkomsten over voldoende lange termijn lopen en dat ze van die aard zijn dat het voor de landbouwer de moeite loont om het betrokken terrein verder in zijn bedrijfs voering op te nemen. Vanuit natuur hoek wenst men een resultaatgerichte aanpak, meer gebiedsgericht en plan matig. Een dergelijke gebiedsgerichte aanpak biedt ook meer kansen op samenwerking tussen boeren onderling. Ervaringen met agro-beheersgroepen in Nederland bewijzen dat het samen brengen en begeleiden van groepen boeren leidt tot betere resultaten. 25
Fun: brede waaier aan activiteiten Gecombineerd gebruik van open ruimte Fun is net als Flower niet meteen een levensnoodzakelijke functie binnen de landbouw maar wint wel voortdurend aan maatschappelijk belang. In maatschappijen waar de welvaart stijgt en de bevolking meer vrije tijd heeft, voorziet Fun mee in mogelijkheden tot ontspanning. Belangrijk daarbij is het ter beschikking stellen van open ruimte voor meerdere doeleinden. Dat vraagt vaak extra inspanningen van de landbouwer maar kan hem ook kansen bieden. Tegenwoordig omvat Fun veel vormen van recreatie. In Vlaanderen is hoevetoerisme het bekendst en in Nederland is ook kamperen bij de boer wijdverspreid. De landbouwers staan in voor het onderhoud van het recreatiekader, zorgen voor opvangmogelijkheid en consumpties op de boerderij, leggen landbouwleerpaden aan, stellen hun bedrijven open voor bedrijfsbezoeken… Boeren die hun velden openstellen voor de jacht dragen eveneens bij tot recreatief landgebruik. Op andere continenten is ‘gamefarming’ in opkomst. Het zijn landbouwbedrijven die honderden tot duizenden hectaren bestrijken, en waar je op safari kunt om wilde dieren te bekijken.
Karel Lhermitte Adviseur Plattelandsontwikkeling Boerenbond
Meerdere partijen rond de tafel Aandacht voor de recreatieve functie kan voor landbouwers de leefbaarheid van hun bedrijf vergroten. In tijden van schommelende marktprijzen kan Fun een aanvullende bron van inkomsten zijn. Sommige grootschalige bedrijven schakelen in functie van de markt zelfs over van de ene F op de andere. In Groot-Brittannië werden platte landstoerisme en een betere ontsluiting van de open ruimte aangewend om de landbouw er weer bovenop te helpen na de zware mond-en-klauwzeerepidemie van 2001. Fun heeft een grote sociale dimensie. Daardoor zijn er ook meerdere spelers bij betrokken: natuurbeschermingsverenigingen, toeristische organisaties, lokale overheden… Alle partijen moeten ervoor zorgen dat hun bekommernissen aan bod komen in een gemeenschappelijk beleidsplan. Het is dikwijls een secuur afwegen van economische, ecologische en recreatieve motieven. Het beheer van dergelijke landbouwgronden wordt meer en meer ook door niet-landbouwers gestuurd, maar dat zorgt net voor een grotere inbedding van de landbouw in de sociale structuur.
Plezier heeft ook waarde Op www. irri.org staan twee tellers: per seconde neemt de wereldbevolking met één toe, per 10 seconden verdwijnt 1 hectare productief areaal. Door de spanning tussen de aangroeiende wereldbevol king en het krimpende landbouwareaal lijkt men van de 6 verschillende F’en het minst overtuigd van Fun. Het wordt beschouwd als ‘een minder essentiële behoefte’ en lijkt moeilijk te combine ren met een ‘intensivering’. Alsof voor Fun geen plaats is bij een te realiseren meerproductie onder dergelijke omstan digheden? Het achterstellen van Fun doet me denken aan de ‘besloten tijd’ in een ordonnantie van keizer Karel (1546) waarbij de herbergen in tijden van schaarste moesten sluiten om het
Bufferfunctie Op grotere schaal zien we dat Fun bijdraagt tot de duurzaamheid van andere F’en. Gronden die gebruikt worden voor recreatie, vormen mogelijks buffers of reserves die in tijden van nood opnieuw kunnen worden ingezet voor voedselproductie. Door hun rol bij Fun vallen ze nooit zonder functie en helpen ze de biodiversiteit in
26
functies van landbouw: een evenwichtsoefening
Fun biedt een aanvullende inkomstenbron bij schomme lende marktprijzen.
stand houden, op voorwaarde dat de druk door bijvoorbeeld plattelandsrecreatie niet te groot wordt. Fun is ook vanouds een functie van de landbouw, maar dan wel op een totaal andere manier. Rond 3000 voor Christus zouden in Mesopotamië, het huidige Irak, al papavers geteeld zijn om te gebruiken als genotsmiddel. De Chinezen rookten rond 500 voor Christus cannabis en de Maya’s in 500 na Christus tabak. In Vlaanderen hebben we wat dergelijke teelten betreft nog amper enkele hectares tabak. Elders in de wereld zijn er daarentegen heel uitgestrekte plantages die grondstoffen voor roesmiddelen leveren.
graanverbruik te beperken of toen de landheren Albrecht en Isabella het stoken van jenever in Vlaanderen ver boden om het broodgraan te sparen. Dit zette zeker een domper op de feest vreugde! Deze verboden werden vaak herhaald. Veel effect hadden ze dus blijkbaar niet.
Een pleidooi voor een ‘en-en- benadering’ Of recreatie een minder essentiële behoefte is dan voedsel, is te betwijfelen. Panem et circenses, ‘brood en spelen’ schreef de Romeinse dichter Juvenalis in zijn Satiren. Gemid deld geeft een gezin bij ons méér geld uit aan ontspanning dan aan voedsel. Landbouwgrond kan (mag) hiervoor worden opengesteld om een deel van de behoefte op te vangen. Dit is al zo sinds de Renaissance toen stedelingen ‘naar buiten’ gingen. De Europese poli tiek voorspelde dat er grenzen waren aan de groei en dat ‘intensiveren’ niet de enige weg is om de landbouw een toekomst te geven. Het brede pad van de plattelandsontwikkeling werd geopend, met (anno 2009) 450 bedrij ven met sociaaltoeristische activiteiten tot gevolg. Naast directe inkomsten verlopen vergoedingen ook via beheers overeenkomsten. Fun is dus in de Euro pese landbouw even fundamenteel aanwezig als de andere F’en. Wanneer ze allemaal op gelijke wijze en in samen hang geïntensiveerd worden, zal dit ‘people, planet & profit’ ten goede komen. Dus ‘en-en’ of brood en spelen!
27
3 De bekendste definitie van duurzame ontwikke ling is ‘het vervullen van de noden van de hui dige generatie, zonder toekomstige generaties de kans te ontnemen die van hen te vervullen.’ Opdat een activiteit duurzaam zou zijn, moet ze economisch haalbaar zijn (Profit/Markt), ecologisch verantwoord zijn (Planet/Milieu) en voldoen aan sociale normen en waarden (People/Maatschappij). We bekijken hoe landbouw aan deze criteria tegemoet kan komen.
Duurzame landbouw: wat houdt dat in?
29
Vrije markt: goede zaak of bedreiging? Beperkende maatregelen vallen weg… Landbouw is geen kwestie van nationale politiek. In Europa bepaalde de toenmalige eeg vanaf het begin welke richting de landbouw in de lidstaten insloeg. Tegenwoordig worden beslissingen over landbouw op wereldniveau genomen. Bijna alle landbouwproducten maken deel uit van een geglobaliseerde markt en landbouw is geregeld de struikelsteen op bijeenkomsten van de Wereldhandelsorganisatie, wto. Een van de sterkste evoluties in het landbouwbeleid is het volledig vrij maken van de markt. De wto vraagt al jaren dat Europa zijn landbouwsector liberaliseert. Europa gaat daar sinds kort op in door de exportondersteuning af te bouwen en de invoerrechten op sommige producten te verlagen. Australië pleit in eigen land voor een volledige afschaffing van uitvoerrechten.
… maar zekerheden ook De evolutie naar een volledig vrijgemaakte markt, die zonder beperkingen werkt volgens het principe van vraag en aanbod, heeft al gevolgen. Tientallen jaren lang stimuleerde de Europese Unie de landbouwproductie en garandeerde ze landbouwers een vaste prijs voor hun producten door ze te beschermen tegen de invloed van buitenlandse markten. Gezinnen hadden genoeg voedsel en betaalden relatief gezien ook altijd maar minder. Dat dat in een vrijgemaakte, wereldwijde markt niet zo hoeft te zijn, ondervonden we de voorbije jaren. In 2007 ontstond graanschaarste door enkele mindere oogsten en de grote vraag uit het Verre Oosten. Op slag betaalden we meer voor brood en spaghetti. Een jaar later kelderden de prijzen van landbouwgrondstoffen door de zware economische crisis. Het spel van vraag en aanbod en de bijbehorende concurrentie zorgden voor zeer sterke prijschommelingen. Voor landbouwers veroorzaakt dat grote onzekerheid; in een vrije markt zijn ze niet beschermd. Bovendien kun je in de landbouw niet ver algemenen. De veeteelt is voor zijn voeder ook afhankelijk van de graansector, zodat een vooruitgang in de ene sector problemen in de andere kan veroorzaken. De vraag is of de prijzen ooit een nieuw evenwicht zullen bereiken en op welk niveau dat zal zijn. Evenwicht is noodzakelijk voor de landbouwsector, die gekenmerkt wordt door investeringen op lange termijn. Sterke schommelingen maken het investeringskader broos.
Camille: “In de rundveesector zitten we met een zelfvoorzieningsgraad van 106% op dit moment. Als dat om één of andere reden zou zakken tot de helft, dan wordt dat door andere landen bijge past. Vroeger was de marktafscherming beter. Nu speelt vooral de vrije markt en de harde wet van vraag en aanbod.”
Camille: “De huidige premies zijn ont staan als compensatie voor prijsdalin gen. Dat zou beter behouden blijven als een soort zekerheid, maar dat is nu net waar ze van af willen stappen. Het beste zou zijn als er opnieuw met marktregu lerende premies zou gewerkt worden. De vrije markt is volgens mij dan ook de doodsteek voor de landbouw.” Raf: “Groeien wil niet alleen zeggen uit breiden in aantal dieren of hectaren, men kan ook innoveren of (energie)kosten besparen.”
Is de vrije markt wel vrij? Is het in de eerste plaats wel vanzelfsprekend om landbouw over te laten aan de vrije markt? Uiteraard is landbouw in die zin marktgeoriënteerd dat er op een bepaald
30
duurzame landbouw: wat houdt dat in?
Camille (59): “Het is jammer dat de Belg niet chauvinis tischer is! Camille: “Vandaar dus ook het hoeve toerisme. Het is voor ons een vast inko- men geworden. Meer en meer bedrijven zitten financieel in de put.”
tijdstip een bepaalde vraag is naar bepaalde producten van een bepaalde kwaliteit. Maar de landbouwsector is niet erg elastisch. Een klein overaanbod kan al een heel negatieve impact hebben op de prijsvorming. We moeten ons er goed van bewust zijn dat landbouw geen economische sector is zoals de andere. Landbouw is de basis van onze maatschappij, die ons toelaat op een sedentaire manier te leven. Bovendien is geen enkele andere sector ondanks de technologische vooruitgang zo gevoelig voor veranderingen in het milieu en het klimaat. Het is overigens niet zo dat in een vrije markt alle regulerende systemen wegvallen. We zien dat er een ander mechanisme ontstaat, waarin multinationals de rol van overheden en instanties overnemen. Die multinationals beheersen belangrijke delen van de wereldhandel in één of meer producten. Dat betekent dat ze de selectie, de toelevering en de verwerking van die producten mee sturen of beïnvloeden. In sommige delen van de wereld is de stap naar ‘corporate farming’ al gezet. Daar beheersen grote bedrijven de voedselproductie op het niveau van zaaigoed, het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en machines, opslag, transport, marketing en verkoop aan de consument. De individuele boer staat in zo’n systeem grotendeels buitenspel maar kan in het beste geval wel rekenen op een zekere afzet, en op het kapitaal en de kennis van de hele groep.
Camille: “Door die situatie worden sociale drama’s gecreëerd. Niet alleen de landbouwer zelf maar zijn hele gezin krijgt er mee te maken. Bepaalde men sen en multinationals verrijken zich op de kap van de producent. Het is niet om dat de boer weinig voor zijn vlees krijgt dat de consument ook minder betaalt.”
Raf: “Een ander groot probleem is dat we onze afzet niet zelf kunnen regelen. Als de dieren slachtrijp zijn, dan moeten ze verkocht worden.”
31
Het milieu: een dubbelzinnige verhouding Klimaatverandering: dader, slachtoffer, redder? Klimaatveranderingen zijn in wezen een natuurlijk fenomeen. Ruim 500 miljoen jaar geleden was de hele aarde met ijs en sneeuw bedekt. Ongeveer 150 miljoen jaar geleden was het overal heel warm en stond de zeespiegel circa 100 meter hoger dan nu. En het is amper 11.000 jaar geleden dat op aarde een ijstijd eindigde waarbij gletsjers tot in Nederland reikten. Afgelopen eeuw steeg de gemiddelde temperatuur op aarde dan weer met bijna 1 graad. Hoewel een groep wetenschappers nog altijd het tegendeel beweert, is een meerderheid het erover eens dat voor het eerst de mens daarin een rol speelt. Broeikasgassen die ontstaan door onder meer het gebruik van fossiele brandstoffen zouden de opwarming misschien niet helemaal veroorzaken maar dan op zijn minst toch versnellen. Vingers wijzen ook beschuldigend naar de landbouw. De snelle ontbossing van het tropisch regenwoud zou ervoor zorgen dat niet genoeg koolstofdioxide uit de lucht wordt gefilterd, en runderen zouden met hun oprispingen een kwart van de uitstoot van methaangas veroorzaken. Anderzijds kijken sommigen naar de landbouw als een van de redders in nood. De sector kan grondstoffen leveren voor biobrandstoffen en ‘groene chemie’, en zo meehelpen aan een beperking van de uitstoot van broeikasgassen.
August: “Pas tijdens de Tweede Wereld oorlog hebben we kennis gemaakt met kunstmeststoffen. Hoewel het veel te laat op het seizoen was, hebben we het toch nog op de gerst gestrooid toen deze al in de aar stond. De opbrengst was fenomenaal. Sindsdien zijn we kunst meststof blijven strooien.”
Realiteit en hype: de gevolgen Wat de oorzaken van de klimaatverandering ook zijn en wat de rol van landbouw ook is, de opwarming van de aarde zal de ontwikkeling van de landbouw heel zeker beïnvloeden. Als klimaatzones verschuiven zullen teelten mee verschuiven. Droogte enerzijds en stormen anderzijds zullen de oogsten bedreigen. Het is nog afwachten waar en hoe sterk die evoluties zich door zullen zetten. De scenario’s voor de opwarming van de aarde tijdens de komende 100 jaar lopen heel sterk uiteen. Los van de werkelijke situatie is er de jongste jaren een ‘klimaathype’ ontstaan. Die is nog eens versterkt door de enorme media-aandacht voor An Inconvenient Truth, de documentaire van voormalig Amerikaans vicepresident Al Gore over het broeikaseffect. De klimaathype heeft op zich al gevolgen voor de landbouw. De methaanproductie bij herkauwers zet onderzoekers aan tot het zoeken naar andere voedermethodes. Braziliaanse rietsuikertelers zowel als Europese bietentelers vonden nieuwe afnemers in ethanolfabrieken, waar een alternatief voor klassieke benzine gemaakt wordt.
Raf: “De relatie tussen natuurverenigin gen en landbouwers is de laatste jaren heel erg verbeterd.”
Camille: “Ik denk dat de beheersover eenkomsten daar wel wat mee te maken hebben. Je moet ook respect hebben voor mekaar en dat begint er te komen. Als ik hoor dat sommige landbouwers consequent spreken over ‘de groenen’ dan kom je niet ver. We hebben vorig jaar meegewerkt aan de landschaps doedag en we houden er alleen maar positieve ervaringen aan over.” 32
duurzame landbouw: wat houdt dat in?
Raf (28): “Dankzij de mestwetgeving verbeterde ons imago.” Milieubehoud vraagt ander bedrijf
Camille: “Gelukkig zijn er tegenwoor dig heel veel instanties waar een land bouwer informatie kan krijgen over onder meer onkruidbestrijding, bemes ting en milieumaatregelen. Dat helpt.”
Eerder al zagen we in Vlaanderen hoe een Europese milieurichtlijn, die waterverontreiniging door het overmatig gebruik van dierlijke mest wilde tegengaan, zorgde voor een meer duurzame veehouderij. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen werd met de helft gereduceerd. De overheid wil landbouwers ook op andere manieren aan zetten om hun rol in milieu- en natuurbehoud op te nemen. Nieuwe beheersovereen komsten maken het inkomen van de Europese boeren voor een deel afhankelijk van zogenaamde groene en blauwe diensten. Groene diensten moeten een ecologisch verantwoord landschap in stand houden, blauwe diensten vergoeden landbouwers die hun gronden ter beschikking stellen om overtollig water tijdelijk te stockeren. Het is duidelijk dat landbouw ook wat milieu betreft een dubbelzinnige rol speelt of toegewezen krijgt: tegelijk veroorzaker en oplosser van problemen, dader en slachtoffer. Evolueren naar duurzamere productiemethodes met het oog op milieubehoud is bovendien onlosmakelijk verbonden met veranderingen in het bedrijfsbeleid en de maatschappelijke positie van de boer.
Camille: “Soms heb ik er wel moeite mee dat natuurverenigingen de kans krijgen om waardevolle landbouwgrond met overheidssteun aan te kopen. Als er dan achteraf niets mee gebeurt en het perceel vol onkruid staat, was het beter landbouwgrond gebleven. Ze zouden dat beter aan een landbouwer overlaten, met randvoorwaarden.”
33
Maatschappij: draagvlak voor de toekomst Is de maatschappij nog vertrouwd met landbouw? Een duurzaam beleid heeft een maatschappelijke factor: voldoet het aan sociale normen en waarden? Is er een maatschappelijk draagvlak? In de periode van de Euro pese overschottenmarkt en de daaropvolgende crisissen was de landbouw door zijn slechte imago dat draagvlak grotendeels kwijt. Anderzijds is het ook niet altijd makkelijk om landbouw af te stemmen op maatschappelijke vragen en verwachtingen. Die groeien immers geregeld in delen van de maatschappij die niet met landbouw vertrouwd zijn. Zo is het hebben van voldoende voedsel tegenwoordig geen maatschappelijk thema meer in het Westen. Betaalbaar voedsel is voor velen vanzelfsprekend geworden en voedselproductie op zich is in hun ogen geen doel van de landbouw meer. Men is niet langer vertrouwd met de vele risico’s die de boer loopt en met de inspanning en de moeite die het kost om hoogwaardige producten te leveren. Het risico bestaat dan ook dat hun aandacht en appreciatie voor de landbouw vermindert. Ze vinden daarentegen wel dat de landbouw rekening moet houden met steeds meer randvoorwaarden, zoals natuurbehoud, milieubescherming en recreatie. Een boerderij heeft bij ons tegenwoordig heel wat meer functies en moet aan heel wat meer verwachtingen voldoen dan vroeger. Enerzijds kan dat de boer meer kansen bieden, anderzijds betekent het ook een extra belasting voor de bedrijven.
Raf: “Met al die controles en regel geving van de laatste jaren, mag men het Belgische vlees als ‘zeer betrouw baar’ beschouwen. Alleen jammer dat de consument dat veel te weinig beseft.”
Camille: “Tien jaar geleden waren we
Nevendoelstellingen zorgen voor contact
één van de eerste landbouwersgezinnen die met hoevetoerisme begonnen. We hadden er eerst al bijna tien jaar over nagedacht. Men was argwanend en we hebben lang op onze vergunning moeten wachten. Toch weet ik nu dat we een goede beslissing genomen hebben. Het is voor ons ook een manier om de land bouw naar buiten te brengen, mensen kennis te laten maken met ons beroep.”
De jongste jaren probeerde het Europees landbouwbeleid zich zoveel mogelijk aan te passen aan de maatschappelijke eisen. Er werd niet meer gevraagd om zoveel mogelijk te produceren maar om zo duurzaam mogelijk te produceren. In het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (glb) worden randvoorwaarden ingebouwd die de klemtoon leggen op de zorg voor het landschap, het milieu en het dieren welzijn. Plattelands- en hoevetoerisme worden aangemoedigd. Het platteland heeft in een dichtbevolkt gebied als Vlaanderen een belangrijke functie. De open ruimte trekt steeds meer mensen aan die extra vrije tijd hebben. Iedereen moet in principe evenveel recht hebben op het gebruik van open ruimte maar in Vlaanderen is die beperkt. Het gebruik van dezelfde oppervlakte voor verschillende functies is dus aangewezen. Die verwevenheid tussen landbouw- en niet-landbouwactiviteiten brengt de verschil lende groepen trouwens op een positieve manier bij elkaar en zorgt voor een groter wederzijds begrip. Gasten op een nog werkend bedrijf krijgen een realistisch beeld van wat moderne landbouw inhoudt. De boer zelf maakt kennis met de denk- en leefwereld van de niet-landbouwers.
Raf: “Tegenwoordig zijn de mensen erg geïnteresseerd en stellen veel vragen over de landbouw. Dat is leuk en ik pro beer het altijd op een interessante manier uit te leggen.”
34
duurzame landbouw: wat houdt dat in?
August (90): “Bij ons is iedereen welkom. Wij maken geen onderscheid!” Sociale erkenning als voorwaarde voor de toekomst
Camille: “Soms hoor je ook de meest
Dergelijke initiatieven om de landbouw in contact te brengen met andere groepen van de bevolking zijn een flinke stap in de richting van meer wederzijds begrip. Maar met het oog op kansen voor land- en tuinbouw in de toekomst is er meer nodig. Er moet sprake zijn van een open en correcte dialoog, individueel en collectief. In die dialoog moet plaats zijn voor het bespreken van noodzakelijke veranderingen. Op dit ogenblik is een streven naar zoveel mogelijk nevendoelstellingen wel belangrijk maar zal dat zo blijven? Door de stijgende vraag naar voedsel zal landbouw in de toekomst misschien wel weer moeten kiezen tussen verschillende functies, en zal daarvoor opnieuw een sociaal draagvlak gecreëerd moeten worden. Landbouw moet overigens niet alleen sociaal aanvaardbaar zijn maar ook sociaal draagbaar voor de landbouwer zelf. Hij moet nog altijd kunnen werken volgens zijn eigen normen en waarden. De maatschappij moet zijn werk erkennen en waarderen. Alleen dan behoudt de landbouwer zijn motivatie en is het voor jonge mensen de moeite waard om landbouwer te willen worden. Als dat niet meer het geval is, heeft de landbouw zoals we die in Vlaanderen en Europa kennen geen toekomst.
rare vragen en verhalen. Dan denk je: leven die mensen nog zo ver van de landbouw?”
Camille: “Het publiek dat aan hoeve toerisme doet is zeer verscheiden. De meeste staan echt open voor de land bouw. Je hebt mensen die ’s nachts bij de keizersnede van een koe absoluut wakker gemaakt willen worden om het eens mee te maken. Het contact met de mensen verloopt prima, we hebben daar nooit problemen mee. Ook finan cieel niet: er is altijd een goede bezet ting.” 35
4 Vanaf zijn ontstaan wordt de landbouw voortdurend geconfronteerd met veranderingen. Niet enkel de productieomstandigheden wijzigen, ook maatschappelijke bekommernissen zorgen voor nieuwe uitdagingen. Men verwacht steeds meer van deze dynamische sector, die op een duurzame manier zijn takenpakket moet uitbreiden om te voldoen aan bijkomende eisen. Geen gemakkelijke opdracht, maar er werden al vaker grenzen verlegd.
landbouw, meer dan ooit!
37
kort samengevat Landbouw in beweging Zowat tienduizend jaar geleden begon de mens structureel in te grijpen in eco systemen om zich te voeden en sedentair te kunnen leven. Landbouw was geboren en werd de basis voor een evoluerende samenleving: enkel wanneer men zeker is van voedsel, kan een deel van de bevolking zich met andere dingen dan voedselproductie bezighouden en zich verder ontwikkelen. Maatschappelijke noden veranderden en de landbouw paste zich steeds aan, ook in de 20ste eeuw. Na de schaarste tijdens de wereldoorlogen wilde de Europese bevolking nooit meer honger. Europa stelde een landbouwbeleid in dat gericht was op veel, gezond en goedkoop voedsel voor iedereen. Dit kon enkel wanneer de landbouw in zijn ontwikkeling ondersteund werd. Enerzijds garandeerde Europa marktbescherming en een minimumprijs voor de producten. Anderzijds zorgde onderzoek ervoor dat landbouw intensiveerde, mechaniseerde en specialiseerde. Op vlak van gewasbeschermingsmiddelen, bemes ting, bodemerosie, plant- en dierziekten werden op Europees vlak heel wat inspanningen geleverd, soms met vallen en opstaan. De sector past zich voortdurend aan en streeft naar duurzame landbouwpraktijken. Met succes worden op het eerste zicht onoverkomelijke grenzen verlegd. Momenteel bieden een hele boel nieuwe uitdagingen zich aan. Men verwacht dat we tegen 2050 met 9 miljard mensen zullen zijn, die allemaal gevoed moeten worden. De snel stijgende welvaart in de grootste zich ontwikkelende landen zorgt er voor dat de vraag naar voedsel zelfs sneller stijgt dan de toename van het aantal mensen. Momenteel is er wereldwijd voldoende voedsel voor iedereen en is honger vooral een gevolg van slechte voedselverdeling, maar hoe lang zal dit nog zo blijven? Bovendien zal de klimaatsverandering een grote impact hebben op de wereldwijde voedsel zekerheid. Ook de beperkte hoeveelheden petroleum en geschikte landbouwgrond wereldwijd zullen op niet al te lange termijn grote gevolgen hebben. Zoals steeds zal de landbouw zich aanpassen, maar dit kan enkel gebeuren met voldoende steun, niet enkel financieel, maar zeker ook maatschappelijk.
Food: opnieuw een prioriteit?
Feed: naar een duurzame oplossing
6 functies van landbouw Landbouw is altijd meer geweest dan voedselproductie alleen. Van in het begin zorgde landbouw voor voedsel voor mens en dier (Food en Feed), maar ook voor Fuel (energie via trekdieren, plantaardige oliën…) en Fibre (leer, wol, vlas, hout…). Door het gebruik van petroleum werden die laatste twee functies afgebouwd, maar nu deze voorraden stilaan op geraken en de prijzen omhoog gaan, verwacht men dat landbouw deze historische taken terug op zich neemt. Het biobrandstoffenverhaal kennen de meesten wel, maar via de groene chemie zal ook de vraag naar Fibre sterk
Fuel: geen eenduidige oplossing 38
landbouw, meer dan ooit!
Landbouw paste zich steeds aan en verlegde grenzen om tegemoet te komen aan nieuwe maatschappelijke ver wachtingen. toenemen. Naast deze 4 F’en leidde de stijgende welvaart ook tot nieuwe maatschappelijke functies: Flower en Fun. Flower is breder dan enkel sierteelt, ook natuur beheer en het bewaren van biodiversiteit om de landbouwproductie voor volgende generaties te verzekeren, vallen onder deze F. Naast genotsmiddelen staat Fun ook voor recreatie via samengebruik van de beschikbare open ruimte. Deze 6 F’en hangen op een zeer complexe manier aan mekaar. De belangrijkste vraag is hoe dit evenwicht in de toekomst zal evolueren. Is het ethisch verantwoord om dit evenwicht te laten sturen door de vrije mark? Of moeten we voorkomen dat de F met de grootste winstmarge het laken naar zich toe trekt? Zeker is dat het zoeken naar en het bewaren van het juiste evenwicht voor zowel burger als boer grote gevolgen zal hebben.
Fibre: terug naar de natuur
Duurzaam duurt het langst? Binnen duurzaamheid wordt vaak teruggegrepen naar drie pijlers: markt, milieu en maatschappij. Waar landbouwmarkten vroeger sterk beschermd werden ten voor dele van boer en burger, zorgt de liberalisering van de markt voor grote prijsschom melingen. Zowel voor de consument als de producent is dit geen gunstige situatie. Deze laatste moet vaak sterk investeren om te voldoen aan maatschappelijke eisen en enige financiële zekerheid is dus noodzakelijk voor het overleven van een duur zame landbouw. Op vlak van milieu leverde de landbouw de laatste jaren grote inspanningen. Binnen het klimaatverhaal wordt de sector zelfs beschouwd als een waardig alternatief voor het leveren van energie en vezels. De milieuwetgeving verstrengde en bedrijven pasten zich aan om de gewenste milieunormen te halen. Hierdoor verbeterde het imago van de landbouw, al moet de sector zich steeds blijven aanpassen aan nieuwe, vaak paradoxale maatschappelijke wensen. Dit biedt kansen, maar betekent evenzeer een extra belasting voor de boeren en boerinnen. Burgers beseffen vaak niet welke inspanningen aan boeren gevraagd worden om aan deze wensen te voldoen. In een dichtbevolkt gebied als Vlaanderen is het daarom heel belangrijk dat landbouwers en burgers met mekaar in dialoog gaan om zo op een respectvolle manier tot het gewenste resultaat te komen.
Flower: steeds belangrijker
Fun: brede waaier aan activiteiten 39
colofon Stuurgroep Leerstoel Landbouw en Samenleving: Stef Aerts, Ruben Boonen, Eddy Decuypere, Josse De Baerdemaeker, Johan De Tavernier, Dirk Lips, Vic Nijs, Marc Rosiers, Jeroen Thomas, Anne-Marie Vangeenberghe, Piet Vanthemsche, Peter Van Bossuyt en Jacques Van Outryve. Met bijzondere dank aan Albert Daenekindt, Yvan Dejaegher, Olivier De Schutter, Jo Gennez, Karel Lhermitte, Wim Soetaert, Frank Taillieu, Kris Thielemans, Anne Vandenborre, August Wouters, Camille Wouters en Raf Wouters. Redactie: Luc West Coördinatie: Ruben Boonen Fotografie: Marcel Bekken, Belga, Studio Boerenbond, Marco Mertens, Collectie soma, Twan Wiermans Vormgeving: Studio Boerenbond Drukkerij: Druco Eerste druk: september 2009 d/2009/0728/12 © 2009, Leerstoel Landbouw en Samenleving Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronische drager of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de stuurgroep.
Gedrukt op 100% gerecycleerd, milieuvriendelijk papier.
Boerenbond, Diestsevest 40, 3000 Leuven, www.boerenbond.be Centrum voor Wetenschap, Techniek en Ethiek (k.u.Leuven), Kasteelpark Arenberg 30, bus 2456, 3001 Leuven, www.cwte.be
Landbouw 6.F Grenzen verleggen Deze publicatie is, binnen het kader van de ‘Leerstoel Landbouw en Samenleving’, gegroeid uit de vruchtbare discussies tussen medewerkers en stakeholders van de Boerenbond en onderzoekers van het Centrum voor Wetenschap, Techniek en Ethiek van de K.U.Leuven.
Elke bloeiende beschaving, ook de onze, is gebaseerd op een goed uitgebouwde, flexibele land- en tuinbouw. In het rijke Westen heeft de burger echter steeds minder voeling met deze levens belangrijke basissector die zich voortdurend probeert aan te passen aan nieuwe uitdagingen en wensen van de maatschappij. Zullen we tegen 2050 9 miljard mensen kunnen voeden, rekening houdend met de klimaatveranderingen en de beperkingen van vruchtbare grond en water? Is het verantwoord om over te schakelen op biobrandstoffen en groene chemie? Mogen we kostbare landbouwgrond ook gebruiken voor natuurbehoud of recrea tie? Zullen we straks geconfronteerd worden met hogere voedselprijzen? Waaraan moet een duurzame landbouw voldoen? De land- en tuinbouwsector staat voor grote uitdagingen. Er moeten nieuwe evenwichten gezocht worden, niet enkel in Vlaanderen, maar in heel de wereld. Deze publicatie tracht hierover op een toegankelijke manier informatie te bieden aan iedereen die wil weten hoe de vork aan de steel zit.