Laatste woord Mijnheer de voorzitter, geacht college, 1. Drie jaar geleden, op 10 maart 2003, ben ik onceremonieel ontslagen bij Ahold. Dat ontslag werd bekrachtigd toen ik midden in de nacht een handtekening zette onder de vaststellingsovereenkomst tussen Ahold en mij. De volgende dag ging ik gewoon weer naar kantoor. Het werk aan het noodkrediet van Ahold was nog niet af en de president-commissaris had me nog gevraagd mijn tijdelijk opvolger in te werken. Details zal ik U verder besparen. Er is nog veel over te zeggen, maar niet nu. 2. Drie jaar lang heeft iedereen die maar iets wilde zeggen of schrijven over de oorzaken van de crisis bij Ahold dat kunnen doen zonder dat ik mij in dat uitgebreide publieke debat gemengd heb. Ik heb de stilte opgezocht omdat ik op geen enkele wijze nog meer publicitaire aandacht voor Ahold wilde oproepen en omdat ik vrij snel na mijn aftreden al het vermoeden had dat ik me in de rechtzaal over de consolidatie zou moeten verantwoorden. Het is wel treurig dat velen met het grootste gemak en ongehinderd door kennis van de feiten, een oordeel wel snel klaar hadden. Er is inmiddels zo veel gezegd, geschreven, gefantaseerd en vooral geïnsinueerd dat het voor diegenen die er niet bij waren nauwelijks meer doenlijk is om nu feiten en fictie van elkaar te scheiden. 3. In zijn requisitoir en repliek heeft de Officier van Justitie een standpunt ingenomen over zaken die te maken hebben met consolidatie van groepsmaatschappijen, de totstandkoming van de control- en side-letters en vele onderwerpen die de onderhavige zaak betreffen. Die onderwerpen zijn door het Openbaar Ministerie uitgebreid aan de orde gesteld. Er is gesproken over feiten en over context. Daarbij is een beeld geschetst van Ahold dat absoluut geen overeenkomst vertoont met Ahold van de jaren 1992 tot en met 2002, de jaren dat ik er gewerkt heb. Er zijn hier stellingen ingenomen over en beelden geschetst van Ahold die eenvoudigweg onjuist zijn. Ahold was in de elf jaar dat ik daar gewerkt heb een bedrijf waar veel gepassioneerde en toegewijde mensen met veel plezier heel hard werkten aan het bouwen van een bedrijf van wereldformaat. Daar zijn heel veel goede dingen gedaan, zorgvuldige beslissingen genomen en aansprekende resultaten geboekt. En onderweg zijn er
ook fouten gemaakt, natuurlijk. Maar iedereen, zonder één uitzondering, heeft zich altijd door één baken laten leiden en dat was: wat is goed voor het bedrijf en wat is goed voor de stakeholders. Ja, we waren ambitieus. Ik heb al eerder tijdens deze zitting uitgelegd dat een bedrijf voor middelmatige prestaties niet beloond wordt. En ja, we hebben ingezet op groei. Niet omdat dat het EGO van één of twee personen paste maar omdat dit een pijler van de weloverwogen strategie was. Dat was Ahold tot 2003. 4. Nu zit ik hier en moet ik me verdedigen. Ik weet niet eens wat ik precies moet verdedigen. Wel weet ik dat ik vecht tegen de beeldvorming (dat is het veelkoppige monster); inhoud heeft het verloren van de verpakking. En wel heb ik inmiddels begrepen dat het over integriteit gaat; althans zo lees ik dat in de conclusie van het requisitoir. Het gaat over de integriteit van Ahold, de integriteit van het bestuur van Ahold, mijn integriteit. Mijn integriteit, die moet ik verdedigen tegen verdachtmakingen van de Officier van Justitie. Wonderlijk genoeg zijn mij nooit vragen over mijn integriteit gesteld. Nu ben ik ook niet de eerstaangewezene om ze zelf te beantwoorden, maar volgens mij zijn in het strafrechtelijk onderzoek hierover ook geen specifieke vragen aan anderen gesteld. Anderen zullen er echter wel een mening over hebben, althans mensen die mij kennen en ik weet zeker dat dit de beeldvorming evenwichtiger gemaakt zou hebben. 5. Gedurende de loop van dit proces is er enige malen gesproken over het PwCrapport dat gemaakt is in opdracht van Ahold. Dat rapport is toegevoegd aan het strafdossier nadat Prof van der Poel het opgevraagd had. In een 80 pagina’s tellend document probeert PwC aan te tonen dat de toon aan de top van Ahold verderfelijk was. Dat het rapport veel onwaarheden en insinuaties bevat, hebben wij U al laten weten. Ook de redenen daarvan hebben we U laten weten. Wat U wellicht niet weet is dat een belangrijk aantal punten van kritiek door PwC later is teruggenomen. Dat kan en is op zich niets bijzonders. Wat wel bijzonder is, is dat PwC niet een nieuw rapport gemaakt heeft waarin de correcties verwerkt zijn, maar de correcties aan een apart document heeft toevertrouwd. Dat tweede document heeft PwC eind oktober 2003 opgesteld en ondertekend. U kent het niet, de OK heeft het niet gekregen, de SEC weet niet van het bestaan en ik heb het niet. Toch bestaat het. Ik weet het zeker, maar ik kan het helaas niet in copie produceren. Maakt het wat uit? Ik weet het niet. Maar het gaat wel over integriteit.
Ik heb, zoals al eerder aangekondigd, inmiddels een klacht ingediend tegen de verantwoordelijke accountant van PwC. 6. Geacht college, integriteit is niet te verdedigen. Ik ga het dus niet hebben over mijn integriteit. “Integrity is in the eye of the beholder” en ik zeg dit niet omdat ik mijn Amerikaanse collega daarover geraadpleegd heb. 7. Op één punt wil ik nog wel ingaan. Althans, ik meen dat de Officier van Justitie daar in belangrijke mate op doelt als het gaat over mijn integriteit. Het ontstaan van de side-letter in Brazilië. 8. U heeft Joao Carlos Paes Mendonca uitgenodigd om hier ter zitting te verschijnen en hij is gekomen. Het weerzien buiten op de gang was ontroerend voor ons beiden. We hadden elkaar drie jaar niet meer gesproken. Het was een aangrijpend moment. 9. Mag ik ook nog één keer met U de loop der gebeurtenissen doornemen? Ik laat de data voor het gemak grotendeels buiten beschouwing. Deloitte wil een controlletter. Zij leveren de bouwstenen en ik stel de brief op. In november vraag ik Joao Carlos Paes Mendonca de control-letter te tekenen. Hij aarzelt en maakt zijn zorgen kenbaar. Die zorgen deel ik met Deloitte. Natuurlijk ben ik dan niet op de hoogte van de interne e-mail wisseling tussen Deloitte US en Deloitte NL waarin dat expliciet uitgelegd wordt. U weet wel; de e-mails met “the forseeable future”, vastleggen in de “work papers” en “happy holidays”. Wel wordt bevestigd dat de voorgestelde wijzigingen niet in de brief hoeven te worden opgenomen. Joao Carlos Paes Mendonca blijft onverminderd zijn zorgen houden en komt op initiatief van zijn advocaat met het voorstel om ook een hem conveniërende sideletter op te stellen. Heeft Joao Carlos Paes Mendonca hier niet ten overstaan van U allen helder en duidelijk verklaard dat wat hem betrof, er geen discussie was dat Ahold een doorslaggevende stem had in Bompreco zolang hij maar te maken had met het Ahold dat hij kende? Suprematie noemde hij dat. Hij noemde expliciet de namen van Cees van der Hoeven en van mij. Heb ik dat niet van meet af aan verklaard dat het zo gegaan is? Integriteit, was het niet? 10. Maar gaat het echt over integriteit? Ik denk het niet. De kern van de onderhavige zaak is toch de vraag of Ahold terecht of ten onrechte zijn joint ventures consolideerde. Boekhouden, zoals mijn raadsman al zei. Er is in vele
bewoordingen al deze dagen, weken, maanden en inmiddels jaren ruim aandacht besteed aan de vraag of Ahold wel een voldoende doorslaggevende invloed had bij die joint ventures en welke rol de control- en side-letters daarbij speelden. Dat de side-letters de schoonheidsprijs niet zullen winnen zal ik snel met U allen eens zijn. Ik heb daar het nodige over gezegd. Ik zou het nu anders doen. Dat wel. Maar ik zou het wel zo doen dat de joint ventures in Ahold’s jaarrekeningen integraal in de consolidatie opgenomen zouden kunnen worden. Dat vond ik toen juist en dat vind ik nu nog steeds juist. Het gaat niet alleen maar om de vraag of je de baas bent of een doorslaggevende stem hebt. Het gaat mij er ook om dat wij ons verantwoordelijk voelden voor de in de consolidatie opgenomen activa en passiva. Daar komt bij dat de kwaliteit van de cijfers eenvoudigweg hoger is bij een geconsolideerde presentatie dan bij een niet geconsolideerde presentatie. Voor ons was ook belangrijk dat bij integrale consolidatie er gelijkvormige interne management informatie van alle in de groep opgenomen werkmaatschappijen zou zijn. Dat heeft eindeloze voordelen bij interne benchmarking en bij externe rapportage. Dat zijn de werkelijke redenen waarom wij integrale consolidatie zo belangrijk vonden. Wellicht mag ik nog even in herinnering brengen dat de cijfers van Disco Ahold drie kwartalen niet integraal geconsolideerd zijn omdat de kwaliteit van de cijfers onze kwaliteitstoets niet haalde. 11. Ik ga natuurlijk niet alle pleidooien dunnetjes overdoen. Maar ik wil toch nog wel even stilstaan bij het vermeende motief. De Officier van Justitie heeft in zijn requisitoir aandacht gevraagd voor het motief. Waarom gaf de RvB van Ahold toch de voorkeur aan integrale consolidatie, dat is de vraag. De werkelijke overwegingen heb ik net genoemd. Maar wat zegt de Officier van Justitie nu? Hebzucht was het niet; de Officier van Justitie heeft inderdaad bevestigd dat persoonlijk gewin geen motief kon zijn omdat consolidatie de aandelenkoers niet beïnvloedt. Interessant overigens, maar dit terzijde, dat volgens de Officier van Justitie de deconsolidatie op 24 februari 2003 wel de oorzaak is van de koersval. Als consolidatie niet een koersstijging (en dus persoonlijk gewin) tot gevolg heeft, dan kan deconsolidatie toch ook geen koersdaling tot gevolg hebben. Ik wil daar niet lang bij stilstaan; het is gewoon één van die vele tegenstrijdigheden in het requisitoir. 12. Het motief, dat is de vraag. Het enige toch niet echt overtuigend motief waar de Officier van Justitie uiteindelijk mee komt is EGO. Ik heb in de afgelopen jaren,
zoals gezegd, veel onwaarheden en onzinnigheden moeten aanhoren. Maar zo’n flagrante onjuistheid slaat alles. Het getuigt er eerder van dat gezocht is naar een, desnoods verzonnen, motief dan dat er werkelijk een serieuze poging is gedaan te begrijpen wie ik ben. Was dat ook maar enigszins serieus gedaan dan had de Officier van Justitie op eenvoudige wijze kunnen vaststellen dat EGO bij mij nooit een motief van enig belang is geweest. Zo ben ik eenvoudig niet. Mijn hele leven en ook nadrukkelijk in de periode dat ik in de RvB van Ahold zat, heb ik geprobeerd bescheiden te zijn. Ik ben me altijd bewust geweest van het betrekkelijke belang van mijn persoon in het groter geheel. 13. Bij bescheidenheid past nederigheid. Daar ben ik me, wellicht nu meer dan ooit, zeer wel van bewust. Ben ik dat altijd gebleven? Ik denk het wel. Het oordeel daarover laat ik ook graag aan anderen over. Maar nederigheid en vernedering zijn twee verschillende dingen en juist dat laatste is mij ruimschoots ten deel gevallen. Ik ben publiekelijk tot op het bot vernederd. Ik word openlijk verguisd door Ahold, het bedrijf waar ik jarenlang met hart en ziel en vol overgave voor gewerkt heb. Hoe diep moet ik gaan, in hoeveel stof moet ik bijten? En dat voor iets waar ik oprecht van blijf zeggen dat ik nooit, maar dan ook helemaal nooit, iemand heb willen misleiden, op het verkeerde been zetten of op welke wijze dan ook heb willen benadelen. 14. Meneer de voorzitter, geacht college, U geeft mij het laatste woord. Maar dat is niet juist; het is het op één na laatste woord. Het laatste woord is aan U, het Salomonsoordeel. Koning Salomon was een wijs mens. Wijs omdat hij naar de feiten keek en naar de mens achter de feiten. 15. In weerwil van wat er ook komen moge, voor mij gaat het leven verder. Een leven dat hopelijk nog lang zal duren en waarin ik gelukkig zal zijn. Uw beslissing in deze zaak is daarbij belangrijk. Die zal mede bepalend zijn hoe ik mijn verdere leven zal kunnen inrichten. Of ik mijn gelijk krijg, weet ik niet. Mijn geluk zal ik zelf moeten vinden. Ik doe daar mijn best voor. Gelukkig bestaat het leven uit meer dan dat waar ik me vol overgave al die jaren voor Ahold heb ingezet. Dat weet ik nu. In die zin zijn de afgelopen drie jaar wel louterend geweest. Dank U wel.