La santé via l alimentation au plus grand nombre. Gezondheid via voeding aan zoveel mogelijk mensen

La santé via l’alimentation au plus grand nombre

Une entreprise responsable Le programme « BON APPETIT LA SANTE » a pour but de sensibiliser les écoliers de 5 à 6 ans à une alimentation saine via les 3 règles d’or d’une bonne alimentation (jeu éducatif): 5 fruits et légumes par jour, un 4h sain et des produits laitiers par jour. Ce programme est organisé en partenariat avec la Société Belge de Pédiatrie. 9 écoles sur 10 en Belgique y participent ! www.bonappetitlasante.be

« Alimentation saine et équilibrée »

La « DANONE NATIONS CUP » Le Tournoi International de Football pour enfants (10-12 ans) organisé dans 32 pays avec 2,5 millions d’enfants à travers le monde. « Croire en ses rêves » est le fil conducteur de ce tournoi organisé en Belgique via les fédérations de sport à l’école FRSEL et SVS.: www.nationscup.be

« Promotion de l’activité physique »

Gezondheid via voeding aan zoveel mogelijk mensen

Een verantwoordelijk bedrijf Het project « SMAKELIJK EN GEZOND » heeft als doel de kinderen van 56 jaar via het aanleren van 3 gouden regels (educatief spel) te sensibiliseren voor een gezonde en evenwichtige voeding : 5 groenten en fruit per dag, een gezond vieruurtje en melkproducten elke dag. Dit spel wordt georganiseerd in samenwerking met de Belgische Vereniging van Kindergeneeskunde. 9 scholen op 10 in België doen hieraan mee ! www.smakelijkengezond.be

« Evenwichtige en gezonde voeding »

De « DANONE NATIONS CUP » : Het Internationaal Voetbaltornooi voor kinderen (10-12 jaar) georganiseerd in 32 landen en met 2,5 miljoen kinderen per jaar. « Geloof in je dromen » is het credo van dit tornooi dat in België wordt georganiseerd via de schoolsportfederaties SVS en FRSEL. www.nationscup.be

« Promotie van de fysieke activiteit »

COLLOQUIUM - Congrès FIA 2006 12, rue de la Croix Faubin 75557 Paris cedex 11 Tel : +33 (0) 1 44 64 15 15 Fax : +33 (0) 1 44 64 15 16

COMITÉS / COMITÉS

Wetenschappelijk comité / Comité scientifique Stefaan De Henauw (Bel) Nathalie Delzenne (Bel) Jean Nève (Bel)

Organiserend comité / Comité d’organisation Nicolas Guggenbühl (Bel) Nicolas Rousseau (Bel) James Debos (Fr)

INLEIDING / PREFACE

“ Beter eten en meer bewegen worden als top-prioriteiten voor de volksgezondheid aanzien. Wat doen de diverse instanties hieraan? Welke politieke initiatieven worden er genomen om dingen te doen veranderen? Hoe reageert de voedingsindustrie? Welke zijn de gevolgen voor de consument? Welke acties zijn er lopende en welke staan op til? Hoe kunnen de acties het voedingslandschap beïnvloeden? Deze en andere vragen zullen tijdens het congres Food in Action 2006, gewijd aan het Voedselbeleid in België, aan bod komen “ Wetenschappelijk comité

“ Il est plus que jamais nécessaire de comprendre les principaux facteurs qui influencent notre comportement alimentaire. Cette démarche est indispensable pour changer les habitudes alimentaires. Cette conférence s’attache à présenter l’état de l’art dans les sciences du comportement, aborde les aspects socioéconomiques, évalue l’impact de la sédentarité et de l’activité physique et met en évidence les initiatives qui induisent des changements du mode de vie. Cette année, Food in Action s’intéresse aux politiques nutritionnelles qui sont menées en Belgique. L’objectif est de dresser un panorama de la situation dans notre pays, que ce soit à l’échelle fédérale ou communautaire, de discuter du rôle de l’industrie et de la distribution, ainsi que des actions menées ou à venir qui s’inscrivent dans les objectifs du «manger mieux et bouger plus “ Le Comité Scientifique

INHOUDSTAFEL / SOMMAIRE Pages

WETENSCHAPPELIJK PROGRAMMA / PROGRAMME SCIENTIFIQUE

8

DANKBETUIGING / REMERCIEMENTS

11

INLEIDING / INTRODUCTION

13

SESSION 1 VOEDINGSBELEID & OVERHEID / PN & POUVOIRS PUBLICS

17

Inzet en uitdagingen / Enjeux et défis Stefaan De Henauw

18

Voedingsgewoonten en nutritionele diversiteit / Habitudes alimentaires et diversité nutritionnelle Jean Nève

20

Interventie van het Federaal Ministerie van Volksgezondheid / Intervention du Ministère Fédéral de la Santé Paul Tobback

24

Op het veld in Vlaanderen : projecten en opportuniteiten voor het lokale gezondheidsbeleid.(VIG) / Projets en cours et opportunités pour une politique de santé locale. (VIG) Bruno Buytaert

26

Interventie van het Ministerie van Volksgezondheid van de Franse Gemeenschap / Intervention du Ministère de la Santé de la Communauté Française de Belgique Anne Boucquiau

28

SESSION 2 VOEDINGSBELEID & INDUSTRIE / PN & INDUSTRIE

33

Nutritionele etikettering / Etiquetage nutritionnel Andreas Kadi

34

‘’Mijn keuze: een initiatief om een gezonde keuze te verge - makkelijken’’ / ‘’Mon choix : une initiative pour faciliter les choix sains’’ Nele Van Malderen

36

Nicolas Guggenbühl Stefaan De Henauw

6

Pages

Nieuwe rol voor de distributie (in het kader van de informatiestroom) / Le nouveau rôle de la distribution (dans les circuits de l’information) Jean Van De Put

38

SESSION 3 VOEDINGSBELEID & SAMENLEVING / PN & CONSOMMATEURS

43

Perceptie van de consument / La perception du consommateur Marc Vandercammen

44

Welke communicatie voor welke doelgroep ? / Quelle communication pour quelles populations cibles ? Lea Maes

48

Voedingsgedrag en levensstijl / Comportements alimentaires et mode de vie Jan Vinck

50

De rol van de gezondheidsmedewerkers en de relatie tussen media en de wetenschappelijke wereld / Le rôle des professionnels de la santé et la relation média mondescientifique Dominique-Jean Bouilliez

54

SESSION 4 INITIATIEVEN & RONDE TAFEL / INITIATIVES & TABLE RONDE

57

City Health Coaching Programme / City Health Coaching Programme Nicolas Rousseau

58

Danone Nations Cup / Danone Nations Cup Jean-Benoît Schrans

62

Het IDEFIX-project / Le projet IDEFIX Stefaan De Henauw

66

Gezamenlijke actie van de communicatiemedia / Action concertée de communication Media Chris Moris

68

Algemene besluiten / Conclusions générales Nathalie Delzenne

72

7

WETENSCHAPPELIJK PROGRAMMA / PROGRAMME SCIENTIFIQUE VRIJDAG 15 DECEMBER 2006 / VENDREDI 15 DECEMBRE 2006 VOEDINGSBELEID IN BELGIË / LES POLITIQUES NUTRITIONNELLES (PN) EN BELGIQUE Auditorium 09:00 - 09:30

INLEIDING / INTRODUCTION

Nicolas GUGGENBÜHL (BRUXELLES - BELGIUM) Stefaan DE HENAUW (GHENT - BELGIUM)

VOEDINGSBELEID & OVERHEID / PN & POUVOIRS PUBLICS Auditorium 09:00 - 09:30

Inzet en uitdagingen / Enjeux et défis

Auditorium 09:30 - 11:00

Voedingsgewoonten en nutritionele diversiteit / Habitudes alimentaires et diversité nutritionnelle

Stefaan DE HENAUW (GHENT - BELGIUM)

Jean NÈVE (BRUXELLES - BELGIUM)

Spelregels & op stapel staande acties en initiatieven : / Les règles du jeu & les actions et initiatives qui en découlent : Interventie van het Federaal Ministerie van Volksgezondheid / Intervention du Ministère Fédéral de la Santé Paul TOBBACK (LEUVEN - BELGIUM)

Op het veld in Vlaanderen : projecten en opportuniteiten voor het lokale gezondheidsbeleid.(VIG) / Projets en cours et opportunités pour une politique de santé locale. (VIG) Bruno BUYTAERT (BELGIUM)

Interventie van het Ministerie van Volksgezondheid van de Franse Gemeenschap / Intervention du Ministère de la Santé de la Communauté Française de Belgique Anne BOUCQUIAU (BELGIUM) Auditorium 11:00 - 11:30 8

koffi epauze / Pause-café

WETENSCHAPPELIJK PROGRAMMA / PROGRAMME SCIENTIFIQUE VRIJDAG 15 DECEMBER 2006 / VENDREDI 15 DECEMBRE 2006 VOEDINGSBELEID & INDUSTRIE / PN & INDUSTRIE Auditorium 11:30 - 12:30

Nutritionele etikettering / Etiquetage nutritionnel Andreas KADI (BRUXELLES - BELGIUM)

‘’Mijn keuze: een initiatief om een gezonde keuze te verge - makkelijken’’ / ‘’Mon choix : une initiative pour faciliter les choix sains’’ Nele VAN MALDEREN (BRUXELLES - BELGIUM)

Nieuwe rol voor de distributie (in het kader van de informatiestroom) / Le nouveau rôle de la distribution (dans les circuits de l’information) Jean VAN DE PUT (ZELLIK (ASSE) - BELGIUM)

Auditorium 12:30 - 14:30

Lunch en bezoek aan de stands / Déjeuner et visite des stands

VOEDINGSBELEID & SAMENLEVING / PN & CONSOMMATEURS Auditorium 14:30 - 16:00

Perceptie van de consument / La perception du consommateur

Marc VANDERCAMMEN (ANDERLECHT - BELGIUM)

Welke communicatie voor welke doelgroep ? / Quelle communication pour quelles populations cibles ? Lea MAES (GENT, BELGIQUE)

Voedingsgedrag en levensstijl / Comportements alimentaires et mode de vie Jan VINCK (DIEPENBEEK - BELGIUM)

De rol van de gezondheidsmedewerkers en de relatie tussen media en de wetenschappelijke wereld / Le rôle des professionnels de la santé et la relation média monde-scientifique Dominique-Jean BOUILLIEZ (NALINNES, BELGIQUE)

9

WETENSCHAPPELIJK PROGRAMMA / PROGRAMME SCIENTIFIQUE VRIJDAG 15 DECEMBER 2006 / VENDREDI 15 DECEMBRE 2006 Auditorium 16:00 - 16:30

koffi epauze / Pause-café

INITIATIEVEN & RONDE TAFEL / INITIATIVES & TABLE RONDE Auditorium 16:30 - 18:30

Voorbeelden van concrete initiatieven (in voorbereiding of lopende) in België en elders : / Exemples d’initiatives concrètes (menées ou en cours) en Belgique et ailleurs : City Health Coaching Programme / City Health Coaching Programme

Nicolas ROUSSEAU (GENVAL - BELGIUM)

Danone Nations Cup / Danone Nations Cup

Jean-Benoît SCHRANS (BRUXELLES - BELGIUM)

Het IDEFIX-project / Le projet IDEFIX

Stefaan DE HENAUW (GHENT - BELGIUM)

Gezamenlijke actie van de communicatiemedia /

Action concertée de communication Media Chris MORIS (BRUXELLES - BELGIUM)

Algemene besluiten / Conclusions générales Nathalie DELZENNE (BRUXELLES - BELGIUM)

10

DANKBETUIGING / REMERCIEMENTS Het organiserend comité van “Food in Action” is de volgende bedrijven en organisaties bijzonder erkentelijk voor de geboden steun: Le comité d’organisation voudrait remercier chaleureusement les partenaires suivants pour leur soutien :

11

12

INLEIDING INTRODUCTION Nicolas Guggenbühl (Bel) Stefaan De Henauw (Bel) VRIJDAG 15 DECEMBER 2006 VENDREDI 15 DECEMBRE 2006

13

NICOLAS GUGGENBÜHL -

Licencié en Nutrition Humaine (Université Catholique de Louvain, 1992) Gradué en diététique (Institut Paul Lambin, Haute Ecole Léonard de Vinci, 1988)

Quelques occupations professionnelles :

14

-

Professeur à l’Institut Paul Lambin (Haute Ecole Léonard de Vinci, Bruxelles). Titulaire du cours “Nutrition et diététique” en première année de graduat en diététique (depuis 1993).

-

Rédacteur en chef du bulletin nutritionnel “Health and Food”, destiné aux médecins, aux diététiciens et aux professionnels de la santé (depuis 1994) et de son site web (www.healthandfood.be).

-

Chroniqueur diététique dans plusieurs journaux, magazines (Le Soir, La semaine médicale…)

-

Membre du groupe d’Experts en Politique Nutritionnelle (Service Public Fédéral, Santé Publique), en charge du Plan National Nutrition et Santé Belge (2006-2010).

Stefaan De Henauw is arts met bijkomende opleidingen in epidemiologie, volksgezondheid en voeding. Hij is als docent verbonden aan de Vakgroep Maatschappelijke Gezondheidkunde van de Universiteit Gent. Binnen deze Vakgroep is hij coördinator van een team van onderzoekers werkzaam in het domein van voeding en voedselveiligheid. Het onderzoek binnen deze groep is vrij breed en omvat diverse thema’s in het domein van voeding, volksgezondheid en milieu.

15

INL E IDING / INTRODUCTION

STEFAAN DE HENAUW

16

VOEDINGSBELEID & OVERHEID PN & POUVOIRS PUBLICS VRIJDAG 15 DECEMBER 2006 VENDREDI 15 DECEMBRE 2006

17

STEFAAN DE HENAUW Stefaan De Henauw is arts met bijkomende opleidingen in epidemiologie, volksgezondheid en voeding. Hij is als docent verbonden aan de Vakgroep Maatschappelijke Gezondheidkunde van de Universiteit Gent. Binnen deze Vakgroep is hij coördinator van een team van onderzoekers werkzaam in het domein van voeding en voedselveiligheid. Het onderzoek binnen deze groep is vrij breed en omvat diverse thema’s in het domein van voeding, volksgezondheid en milieu.

18

V O E DINGSBE L EID & OVER HEID / PN & POUVOIRS PUBLICS

19

JEAN NEVE Université Libre de Bruxelle / Institut de Pharmacie Il est professeur ordinaire à l’Institut de Pharmacie de l’Université Libre de Bruxelles où il enseigne la thérapeutique médicamenteuse. C’est un chercheur et un expert reconnu en nutrition humaine, en particulier dans le domaine des micro-nutriments (vitamines et oligoéléments) et des antioxydants. Ses préoccupations actuelles concernent l’alimentation optimale et les politiques nutritionnelles. A cet égard, il a rédigé à la demande du SPF Santé Publique le document fondateur du Plan National Nutrition Santé pour la Belgique. Il est Membre du Conseil Supérieur d’Hygiène et Correspondant de l’Académie Royale de Médecine de Belgique où il anime la Commission “ Nutrition, environnement et chaîne alimentaire ”.

20

HABITUDES ALIMENTAIRES ET DIVERSITÉ NUTRITIONNELLE : LES ENSEIGNEMENTS DE L’ÉTUDE INTER-ETHNIQUE EN RÉGION BRUXELLOISE*


Jean NEVE, Université Libre de Bruxelles, Belgique * « Nutripôle », Université Libre de Bruxelles, Laboratoire de Chirurgie expérimentale (Yvon CARPENTIER), Ecole de Santé Publique (Alain LEVEQUE) et Institut de Pharmacie (Jean NEVE) et Haute Ecole Lucia de Brouckère, Département de Diététique et Nutrition (Ghislaine DUFOURNY)

Les programmes d’intervention nutritionnelle à large échelle, tels que le Plan National Nutrition Santé récemment implémenté en Belgique (http://www.monplannutrition.be), s’adressent en priorité à l’ensemble de la population du pays concerné et définissent dès lors des objectifs stratégiques à caractère général. Néanmoins, il est logique qu’en pratique, il soit tenu compte de caractéristiques propres à la population ciblée et, en particulier, de la situation nutritionnelle réelle et des besoins particuliers de certains groupes de population. En ce qui concerne la Belgique, le premier de ces impératifs a été en partie rencontré par l’enquête de consommation alimentaire dont les résultats ont été révélés en 2006 par le Ministre Fédéral de la Santé Publique (http://www.iph.fgov.be). Elle a permis de refléter avec une certaine précision l’état de la consommation alimentaire en Belgique, qui était très imparfaitement connu jusqu’alors, et de cibler les interventions nutritionnelles proposées dans le PNNS. Le second paramètre a lui aussi été partiellement pris en compte en ciblant des groupes de population particuliers tels les nourrissons, les jeunes enfants, les adolescents et les seniors. C’est ainsi que cinq guides nutritionnels différents ont été distribués, l’un valant pour l’ensemble de la population (Guide « général ») et les quatre autres étant dévolus à des groupes plus particuliers (http://www.monplannutrition.be). Dans un pays comme la Belgique dont l’hétérogénéité sociologique et culturelle est grande en raison de la co-existence de populations différentes quant à leur manière de vivre, en ce compris leurs habitudes alimentaires, on peut se poser la question de savoir jusqu’à quel point doit aller la diffusion de messages dédiés à des groupes plus particuliers de population comme par exemple, les populations immigrées. Cet aspect, très peu documenté dans les milieux scientifiques, a été abordé dans une étude originale menée en région de Bruxelles Capitale et soutenue par les Autorités publiques. Le but de ce vaste travail était de tester l’impact des habitudes alimentaires et culturelles de quatre groupes ethniques différents sur divers paramètres d’ordre anthropométrique, nutritionnel, métabolique et pathologique (facteurs de risque de maladies cardio-vasculaires) ou encore relatifs au style de vie. A cet effet, plus de 900 sujets volontaires des deux genres appartenant à la première génération d’immigrants et âgés de 40 à 60 ans, ont été recrutés dans 4 groupes ethniques (Belges, Marocains, Turcs et Congolais) de manière aléatoire par tirage au sort à partir des listes de population et soumis à des questionnaires sur leurs habitudes alimentaires et leur style de vie et à des examens sanguins et cliniques (mesure de la composition corporelle et évaluation non-invasive de l’état cardio-vasculaire par ultra-sons). Les résultats montrent que les trois ethnies immigrées maintiennent dans une mesure variable des habitudes alimentaires traditionnelles, particulièrement en ce qui concerne les Marocains et le Turcs. Par contre, les Congolais adoptent un style alimentaire combinant

21

les habitudes de leur pays et celles du pays d’accueil. L’évaluation de la consommation alimentaire a mis en évidence, dans toutes les ethnies, des paramètres nutritionnels reflétant une alimentation peu équilibrée relativement « classique » mais présentant de substantielles différences d’un groupe à l’autre, à savoir : une consommation excessive de graisses saturées (prédominante chez les Belges de souche), une consommation insuffisante de fibres alimentaires (surtout chez les Congolais) liée à une faible ingestion de fruits et de légumes, une ration alimentaire déficitaire en féculents et une consommation excessive de mono et disaccharides (particulièrement chez les Marocains et les Turcs). Des différences concernant d’autres paramètres étaient également très nettes, par exemple un très faible apport en sélénium chez les Turcs. Les résultats des analyses biologiques ont révélé des différences interethniques importantes pour plusieurs paramètres incluant la cholestérolémie (HDL et LDL cholestérol, LDL petites et denses), les triglycérides plasmatiques et la lipoprotéine Lp(a). Les examens cliniques ont montré, dans toutes les ethnies étudiées, une proportion importante de sujets présentant des altérations par rapport à une situation « idéale »: une surcharge pondérale présente chez les hommes et les femmes immigrées, dans toutes les communautés étudiées bien que l’excès de masse grasse mesurée soit plus grand chez les femmes Marocaines, Turques et Congolaises ; une tendance à présenter un syndrome métabolique plus marquée chez les Turcs et les Marocains (hommes et femmes) par comparaison aux Belges et aux Congolais ; un épaississement des couches internes de la paroi des vaisseaux carotidiens plus prononcé chez les hommes Marocains et Belges que chez les hommes Congolais et Turcs. Cette augmentation de l’épaisseur intima-media était plus fréquente chez les femmes Turques et Congolaises que chez les femmes Belges et Marocaines. Ces résultats montrent que les quatre populations étudiées présentent des facteurs de risque de pathologies significatifs (principalement au niveau cardio-vasculaire dans cette étude), mais que ceux-ci diffèrent sensiblement entre les ethnies immigrées. De telles données tendent à montrer qu’une prévention qui se veut efficiente doit dans une certaine mesure être adaptée à chacune des communautés en fonction de la correction des altérations mises en évidence qui devra surtout viser à améliorer les mauvaises habitudes alimentaires et de mode de vie. Ces conclusions ne doivent bien sûr pas faire perdre de vue que la plupart des objectifs nutritionnels prioritaires, tels ceux repris dans le PNNS, sont déjà d’importantes directions vers lesquelles il faut tendre et que leur mise en œuvre ne peut être que bénéfique en termes d’amélioration de l’état de santé et de la qualité de vie de la population générale.

22


23

PAUL TOBBACK K.U.Leuven Emeritus Professor at K.U.Leuven, Belgium Guest Professor at Faculty of Agricultural Industry, King Mongkut’s Institute of Technology (KMITL), Bangkok, Thailand - Member of the EC Scientific Committee on Food(SCF)(1997-2003) - Member of the ‘Scientific Panel on food additives, flavourings, processing aides and materials in contact with food (AFC)’, at the European Safety Authority (EFSA), Parma, Italy - Chairman of the EFSA Working Group on Food Contact Materials - Member of the Expert Committee of the National Nutrition and Health Plan for Belgium (NVGP_B) - Chairman of the LOGO Committee of the NVGP_B Author of 240 papers in the field of Food Science and Technology

24

GINITIATIEVEN VAN HET FEDERAAL MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID


Paul Tobback K.U.Leuven De start van het initiatief tot het ontwerp van een Nationaal Voedings- en Gezondheidsplan dateert van oktober 2003. Op initiatief van Minister Rudy Demotte werk een denkgroep in het leven geroepen met als taak een nota op te stellen als basis voor de uitwerking van een nationaal voedings- en gezondheidsplan op Belgisch niveau (NVGP_B) en zich aldus in lijn te stellen met acties die werden gepland op internationaal niveau (EU, WHO, FAO). Na raadpleging van alle Belgische actoren betrokken bij gezonde voeding en fysieke activiteit werd in december 2005 de wetenschappelijke tekst van het plan gefinaliseerd en goedgekeurd. Het bevat en vijfjarenplan (2005-2010) om gezonde voeding en fysieke activiteit te stimuleren bij de Belgische bevolking. Het NVGP_B werd gelanceerd door Minister Demotte in april 2006. Binnen het kader van het NVGP_B werd een LOGO ontworpen dat symbool moet staan voor alle initiatieven en activiteiten op niveau van voeding en gezondheid. Bij Ministeriële Omzendbrief van 19 oktober 2006 werd, binnen het NVGP_B, een Logocomité opgericht met als opdracht de aanvragen te onderzoeken die worden ingediend met het oog op het uitreiken van de vereiste vergunning voor het gebruik van het logo in de campagnes en de acties gerealiseerd in het kader van het Nationaal Voedings- en Gezondheidsplan van België alsook de modaliteiten bepalen voor de criteria voor verwijzingen naar het NVGP_B. Deze criteria en de al lopende initiatieven zullen in de voordracht nader toegelicht worden.

25

BRUNO BUYTAERT i.s.m. Erika van Hauwaert stafmedewerkers lokale gemeenschappen en gezonde voeding Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie v.z.w. www.vig.be

26

OP HET VELD IN VLAANDEREN: PROJECTEN EN OPPORTUNITEITEN VOOR HET LOKALE GEZONDHEIDSBELEID


Bruno Buytaert i.s.m. Erika van Hauwaert Gezond eten is het resultaat van een complex samenspel van determinanten. Gaande van voedingsgewoonten die in de opvoeding werden meegegeven tot het aanbod van gezonde gerechten in het restaurant. Om op elk van die determinanten impact te hebben, is een breed gamma van beleidsen praktijkactoren nodig, die zowel hun boodschap als hun (reguliere) actie op het gezamenlijke doel –gezonde consumptie van gezonde voeding- afstemmen. En daar knelt het schoentje. De praktijk in Vlaanderen is gekenmerkt door tal van initiatiefnemers die met beperkte middelen tot creatieve interventies komen, maar telkens slechts op enkele aspecten of een beperkte doelgroep kunnen focussen. Zowel binnen de gezondheidszorg en mutualiteiten als in sectoren als kinderopvang, basisonderwijs en in minder mate secundair en hoger onderwijs, op de werkplek, de socio-culturele sector, in de lokale gemeenschap en in specifieke doelgroepwerkingen wordt gezonde voeding steeds meer een plaats gegeven in een integraal beleid. De nood aan veel bredere implementatiemogelijkheden blijft. Extra knelpunt vormt de gezondheidskloof die nog steeds groeit. Voor mensen in armoede en andere kansengroepen geldt des te meer de noodzaak van een integrale, participatieve en duurzame aanpak. De aanpassing van bestaande campagnes en de grote intensiteit van geschikte werkvormen vereist extra inspanningen. Eénduidigheid en samenspel vormen aldus de uitdagingen in het Vlaamse landschap. Of beter vormden, want in overleg tussen de spelers op Vlaams niveau werd zowel aan een gezamenlijk referentiekader als aan een door het veld gedragen plan van aanpak gewerkt. Met de actieve voedingsdriehoek werden voor het eerst de aanbevelingen voor gezonde voeding en beweging in één visueel model bijeengebracht. Suggesties en prioriteiten vanuit het werkveld worden gelegd bij de expliciete uitbreiding met het aspect ‘regelmatig bewegen’ en bij innovatieve, onderzoeks- én ‘praktijkgeproefde’ strategieën om alle lagen van de bevolking te bereiken. Met een gedeelde verantwoordelijkheid van consument tot producent. Daarenboven zijn de opportuniteiten in het beleid op dit moment legio. Niet enkel hebben we in Vlaanderen de scherptebevorderende afbakening door de Vlaamse gezondheidsdoelstelling die een langetermijnperspectief creëert, maar daarenboven wordt deze op dit moment lokaal aangepast en ingevuld door het opstellen van lokale gezondheidsplannen die verankerd worden in het lokaal sociaal beleid. In de toekomst wordt dan ook een round-up gemaakt in de geplande Vlaamse gezondheidsconferentie voor gezonde voeding. Er is geen betere garantie voor de ‘brede’ aanpak van gezondheid en van gezonde voeding in het bijzonder. Op de wijze zoals de WGO het deze wereld voor ogen houdt.

27

ANNE BOUCQUIAU Ministre Catherine Fonck chargée de l’Enfance, de l’Aide à la jeunesse et de la santé Anne BOUCQUIAU BVD du Régent 37-40 1000 BRUXELLES Tél : 02/788.83.07 Gsm : 0485/143.120 Mail : [email protected] ETUDES Doctorat en médecine DES en Santé Publique : option Nutrition Humaine et Agro-alimentaire ACTIVITE PROFESSIONNELLE -

De 1989 à 2005 : activité clinique en nutrition, formation en nutrition à destination de différents publics, médecins, infirmières, enseignants, etc…, rédaction de folders et d’articles de vulgarisation ou pour des revues destinées au corps médical ayant trait à la nutrition.

-

Depuis 2005, responsable de la cellule santé au sein du cabinet de la Ministre Catherine Fonck, ministre de l’Aide à la Jeunesse, de l’Enfance et de la Santé en Communauté française

-

Présidente de l’ ASBL communale « Nutrition » qui a pour objectif de favoriser des attitudes saines,d’enseigner,de promouvoir et d’offrir un équilibre alimentaire à tous les enfants et adolescents au sein de toutes les écoles de la ville

-

Conceptrice de l’expo, Tom & Babette, explorateurs du goût, expo sensorielle interactive et itinérante destinée aux enfants de 6 à 12 ans et à leur famille pour les aider à diversifier leur alimentation.

-

Présidente fondatrice de la Société Belge des Médecins Nutritionnistes

-

membre du BASO ( Belgian Association of Study of Obesity ) et de la SFN (Société Française de Nutrition)

28

INTERVENTION DU MINISTÈRE DE LA SANTÉ DE LA COMMUNAUTÉ FRANÇAISE DE BELGIQUE


Dr Anne Boucquiau Responsable de la cellule santé au sein du cabinet de Catherine FONCK Ministre de l’Enfance, de l’Aide à la Jeunesse et de la Santé

L’évolution du taux d’enfants obèses est alarmante. Tous les pays industrialisés sont concernés. Les causes de cette flambée du BMI sont identifiées et sont intiment liées au mode de vie actuel. Les influences sur les habitudes de vie sont multiples et la résistance au changement est très importante. Vingt ans de conseils donnés aux individus nous montrent les limites de l’efficacité de la seule volonté individuelle. Il faut également agir en amont, combattre les facteurs favorisant le déséquilibre énergétique et nutritionnel. Mais le problème est sociétal et multifactoriel et il était indispensable que des mesures politiques soient décidées afin d’investir dans la prévention. C’est ce qu’a fait le gouvernement de la Communauté française en novembre 2005 en approuvant un plan pour « La Promotion des Attitudes saines, en matière d’alimentation et de d’activité physique pour les enfants et les adolescents de la Communauté française ». La Ministre Catherine Fonck s‘est associée à ses collègues de l’enseignement et du sport pour, ensemble, proposer une approche cohérente. Ce plan comprend une quarantaine de mesures (téléchargeable sur le site de l’Administration de la santé et de l’Enseignement). Les objectifs et le cadre sont définis par le PNNS belge mais il reste à les mettre en œuvre au sein de chaque entité. La philosophie de ce plan est une approche positive et de proximité. Tous les milieux de vie de l’enfant sont concernés : le milieu scolaire, extra-scolaire, les milieux d’accueil des 0 à 3 ans, la famille. Un site internet « mangerbouger.be » s’adresse à différents publics pour partager information et expérience. Un blog du même nom est destiné plus spécifiquement aux adolescents. L’axe de la formation des professionnels qui sont les relais vers les jeunes a été particulièrement développé : formation des futurs enseignants, du personnel de cuisine des cantines scolaires, du personnel de crèche, etc.. Un projet pilote est en cours dans 11 établissements scolaires pour évaluer les effets d’un doublement des heures d’éducation physique. Le dépistage précoce de l’excès pondéral sera également développé à l’aide des services PSE (Promotion Santé à l’école).

29

Une exposition itinérante « Tom & Babette, explorateurs du goût » parcourt la Communauté française depuis 1an et demi. Le public–cible est constitué des enfants de 6 à 12 ans. Le focus est mis sur le plaisir de la découverte sensorielle des aliments afin d’inciter à la diversification alimentaire. Cette exposition a été conçue sur base des travaux de Nathalie Rigal qui a longuement étudié la physiologie du goût chez l’enfant. Ceci ne constitue que quelques exemples des mesures mises en chantier à ce jour. Pour arriver à endiguer ce fléau, toutes les énergies doivent se mobiliser afin de faciliter les choix « sains » pour nos enfants. Les professionnels de la santé ont un rôle majeur à jouer, non seulement dans la prise en charge, mais également dans la promotion d’un mode de vie équilibré.

30


31

32

VOEDINGSBELEID & INDUSTRIE PN & INDUSTRIE VRIJDAG 15 DECEMBER 2006 VENDREDI 15 DECEMBRE 2006

33

ANDREAS KADI COCA-COLA Services Andreas Kadi MSc MBA MRSC CChem CSc Andreas Kadi graduated as Master of Science in Food Chemistry from the Natural Sciences Faculty of the University of Vienna in 1991. In 1995 he earned a Master of Business Administration degree from the Open University Business School in the United Kingdom. Since 1994 he is working for The Coca-Cola Company in Vienna and Brussels, currently as Director Scientific & Regulatory Affairs for the company’s European Union Group. He is also managing director of Coca-Cola GmbH in Austria. His main interests are food regulatory aspects of product and packaging development including all aspects of food labeling and claims, role of beverages in the diet and recycling of packaging materials. Previous employments include applied engineering and product development for plastic compounds and plastic packagings. He is a member of several professional organizations including the Royal Society of Chemistry, a Chartered Chemist and a Chartered Scientist. He also serves in the Austrian Food Book Commission (Codex Alimentarius Austriacus) and on other committees of national and international industry and scientific associations. Andreas Kadi chairs the Claims Task Force of the European Food and Drinks Federation CIAA and is a vice president of the European Beverages Association UNESDA. He is a certified civil engineer and an accredited and sworn in court expert in Austria, and an authorized food expert according to Austrian food law. Previously he also served as a board member of the Austrian Nutrition Society.

34

V O E DINGSBE L EID & INDUSTRIE / PN & INDUSTRIE

35

NELE VAN MALDEREN UNILEVER Nele Van Malderen Communication Director Scientific Communication & Relations Manager UNILEVER BELGIUM Belgian, born 14th of August 1975 Living together with Jean-Claude Mesman & mother of Henri, in Avenue des Etangs 21, 1780 Wemmel, Belgium. Contact details : Unilever Belgium Boulevard de l’Humanité/Humaniteitslaan 292 1190 Brussels tel 0032 2 333 64 54 email [email protected] Curriculum : 1987-1993 : Latin-Sciences, Sint-Lodewijkscollege Lokeren 1993-1995 : Medicine, Catholic University of Leuven 1995-1998 : Master in Nutrition en Dietetics, Catholic University of Leuven, High distinction 1998-1999 : Master in Business Economics, Catholic University of Leuven 1998-1999 : Teaching diplome, Catholic University of Leuven Career : 1999 : Nutrition manager Spreads & Cooking Category, Hartog-Union, Unilever Belgium 2003 : Nutrition manager & head of consumer careline, Danone Belgium 2004 : Scientific Communication & Relations manager, Unilever Belgium 2006 : Communication Director, Unilever Belgium

Unilever is one of the world’s largest Consumer goods companies with a turnover of €39,8 billion (2005), employing over 200 000 people in nearly 100 countries all over the world. Unilever Belgium has a turnover of €700 million employing 800 people. We produce 400 brands, spanning 14 categories of well-known and respected food, home care & personal care. Our Mission is to add Vitality to life. We meet every day needs for Nutrition, Hygiene & Personal care with brands that help people feel good, look good and get more out of life.

36

Y

AS

CH

Y

Unilever introduced the Nutrition Enhancement Programme to assess and improve, wherever possible, the nutritional quality of the entire food and beverage portfolio. In this programme products are compared against nutritional benchmarks for saturated fats, trans fats, sodium and sugar. There is strong scientific evidence to show reductions in these nutrients can benefit public health. The levels for these benchmarks were based on international* and a range of national dietary guidelines.

TH HE A L

Our mission at Unilever is to add Vitality to life. For our food and beverage business this includes ﬁnding ways to help make healthy choices easier for consumers _ without compromising on taste, product quality or convenience.


UNILEVER NUTRITION ENHANCEMENT PROGRAMME

OI C E S M A

DE

E

The Nutrition Enhancement Programme is already having a significant impact on our portfolio. By the end of 2006, we will, in a two year period, have eliminated 15,000 tons of trans-fats, 10,000 tons of saturated fats, 2,000 tons of sodium and 10,000 tons of sugars from our portfolio. An additional benefit of this programme is that it has highlighted previously unpublicised nutritional advantages of some products, such as the ‘good oils’ in mayonnaise.

37

JEAN VAN DE PUT DELHAIZE GROUP Jean VAN DE PUT, Directeur Qualité & Sécurité Alimentaire, Delhaize Group, Belgique Jean van de Put est actuellement responsable du Service Qualité chez Delhaize. Ce service détermine et implémente la politique qualité de l’entreprise selon trois axes majeurs : - la qualité des produits de marque propre - la sécurité alimentaire pour la logistique et les points de vente - la politique nutritionnelle de l’entreprise Depuis peu, il préside la Commission Sécurité Alimentaire à la Fedis, la Fédération Belge de la Distribution, où le thème “nutrition” est traité. Dans ce domaine, il suit également les travaux d’Eurocommerce, la Fédération Européenne du Commerce. Avant son entrée chez Delhaize, il a travaillé deux ans comme responsable qualité dans une PME agro-alimentaire où il était chargé de developer le système HACCP. Il est Ingénieur Chimiste et des Industrie Agricoles (UCL, 1992) et Gediplomeerde In Industriële Bedrijfskunde (KUL, 1993).

38

LE NOUVEAU RÔLE DE LA DISTRIBUTION DANS LE CIRCUIT DE L’INFORMATION Jean van de Put, Directeur Qualité et Sécurité Alimentaire, Delhaize Belgique


Le débat autour du bien-être de la population et de l’importance d’une alimentation saine et équilibrée, liée à un minimum d’activités physiques est un débat de société. La distribution est convaincue qu’elle a un rôle à jouer pour tendre vers un mode de vie plus sain, notamment en matière d’habitudes alimentaires, tout comme d’autres acteurs tant publics que privés. Tout d’abord, les distributeurs s’engagent à offrir à leurs clients le plus grand choix possible de produits, qui peuvent tous avoir une place dans une alimentation saine et variée. Leur rôle ne doit pas se limiter à cette offre mais évolue vers une mise à disposition du consommateur d’une information lui permettant de faire son choix en toute connaissance de cause. Comme c’est au niveau du point de vente que s’opère ce choix, le distributeur peut relayer une information venant d’une autorité, politique ou scientifique avec des moyens de communication qui lui sont propres. Pour les membres de Fedis, les possibilités sont nombreuses tant individuellement que collectivement. Certaines actions ont déjà été entreprises, d’autres sont appelées à être concrétisées prochainement. L’élan est donné. Le lancement du Plan National Nutrition et Santé (PNNS) en Belgique a recueilli le soutien rapide des magasins alimentaires qui ont distribué plus de 300 000 exemplaires du guide sur les bonnes habitudes alimentaires destiné au grand public. Par ailleurs, le logo PNNS attribué à des actions rentrant dans les objectifs du plan sera très certainement utilisé. Les campagnes de promotion sur les fruits et légumes apparaissent régulièrement notamment par le message-clé « 5 portions par jour » facile à retenir mais pour certains difficiles à appliquer. De nombreux conseils sont donnés pour atteindre cet objectif et complètent l’offre variée en fruits et légumes répandue dans tout le magasin (frais, surgelés, conserves, traiteur, …). De nombreux messages nutritionnels ou portant sur l’alimentation équilibrée se retrouvent sur les supports classiques de communication en point de vente comme des brochures, des affiches, … et mettent en évidence les atouts nutritionnels d’un produit ou d’une famille de produits. Certains magasins communiquent même ces messages par une bande sonore ou une vidéo. Les moyens de communication en dehors du point de vente sont également utilisés : numéros vert, site internet, magazine pour informer mais aussi répondre aux questions spécifiques des consommateurs, notamment en matière d’allergies. De tous les moyens de communication et d’information, l’étiquette du produit est sans doute le plus efficace car il accompagne le consommateur jusqu’au stade final de la consommation. De nombreux efforts ont été faits ces dernières années pour diffuser une information nutritionnelle élargie par l’étiquetage. Le consommateur a pourtant du mal à exploiter ces données, une simplification s’avère indispensable sans pour autant discriminer certains produits. Quoi qu’il en soit, les distributeurs mettent à disposition

39

les informations nutritionnelles de leurs produits de marque propre tant sur les emballages que dans les tables de composition gérée par l’asbl Nubel qu’ils soutiennent depuis longue date. En mettant des produits sur le marché de sa propre marque, le distributeur doit connaître la composition nutritionnelle de ses produits. Trois nutriments ont été stigmatisés négativement ces derniers temps : les matières grasses, les sucres et le sel au détriment des nutriments positifs comme les fibres ou certains types d’acides gras. Tous font l’objet de critères à atteindre pour reformuler et améliorer les produits. Chaque marque envisage cette reformulation mais chacun le fait à des vitesses différentes. La principale difficulté est de convaincre le consommateur d’acheter un produit dont le goût a changé alors que celui de son concurrent n’a pas été modifié. Une démarche commune guidée et soutenue par les autorités est probablement le seul moyen d’arriver à des résultats tangibles. Le sponsoring d’événements à caractère sportif montre également la volonté de faire bouger les gens, volet indissociable d’un mode de vie sain. Que ce soit seul ou en coopération avec d’autres parties prenantes, de nombreux exemples illustrent cet engagement. Enfin, les distributeurs multiplient les initiatives pour encourager la population à une alimentation plus équilibrée et à bouger plus tout en étant favorable à une liberté d’action individuelle. La vitesse à laquelle les démarches voient le jour et la profondeur du message restent étroitement dépendant de la politique menée par chacun d’entre eux.

40


41

42

VOEDINGSBELEID & SAMENLEVING PN & CONSOMMATEURS VRIJDAG 15 DECEMBER 2006 VENDREDI 15 DECEMBRE 2006

43

MARC VANDERCAMMEN CRIOC - OIVO Marc VANDERCAMMEN - Directeur Général CRIOC (Centre de Recherche et d’Information des Organisations de Consommateurs), bld Paepsem, 20 B-1070 Bruxelles Collaborateur scientifique, Unité d’économie et de développement rural, FSAGX, passage des Déportés,2 B-5030 Gembloux

44

LA PERCEPTION DU CONSOMMATEUR

V O E DINGSBE L EID & SAM ENL EVING / PN & CONSOMMATEURS

Marc VANDERCAMMEN - Directeur Général CRIOC (Centre de Recherche et d’Information des Organisations de Consommateurs), bld Paepsem, 20 B-1070 Bruxelles La perception par les consommateurs des politiques nutrionnelles peut s’envisager selon différents questions QU’EST CE QU’UN PRODUIT SAIN AUX YEUX DES CONSOMMATEURS Les consommateurs éprouvent un problème de perception par rapport à leur alimentation. Ils regrettent de ne pas savoir davantage comment les aliments sont produits et leur provenance. A l’exception toutefois des jeunes consommateurs qui déclarent ne pas éprouver le besoin d’être davantage informés. Aujourd’hui, les aliments sont devenus une entité très abstraite. C’est pourquoi, le consommateur se déclare pour la plupart à la recherche d’aliments « naturels », c’est-à-dire « sains », et exprime une préoccupation fondamentale en matière alimentaire : « manger sain ». Malheureusement le concept «d’alimentation saine» demeure un concept peu signifiant et peu transparent. Les principales responsables d’achat se déclarent incapables de savoir si un produit est réellement « sain », car elles ignorent pratiquement tout des modes de production, et peu confiantes dans les modes de contrôle de qualité. De ce fait, les consommateurs doivent faire preuve d’abstraction et projeter leurs attentes vers des éléments concrets tels que l’aspect ou l’emballage. La fraîcheur apparaît comme le critère principal qui permet de percevoir ce qui relève de la santé. Ne maîtrisant ni le concept d’aliment sain, ni les modes de production, ni l’origine des aliments et doutant des systèmes de contrôle de qualité, le consommateur se fie dès lors à l’apparence, aux indications sur l’emballage (date de péremption), à la confiance qu’il entretient avec le producteur qui se traduit à travers expérience et proximité (marché et commerçant spécialisé (boucher, légumier, fromager…)) et aux labels de qualité surtout quant la perception de la distance psychologique entre le consommateur et le producteur est importante. C’est ainsi que deux grandes tendances en matière d’attentes de produit sain apparaissent : •

Les attentes vis-à-vis du plaisir (goût, texture, saveur, onctuosité, etc.). Le consommateur s’estime compétent pour apprécier ces qualités gustatives générales et veut donner son avis.

•

Les attentes vis-à-vis de la santé (« pas nocif » ou « bon pour la santé ») pour lesquelles le consommateur s’estime incompétent et mal informé.

Mais de nombreux consommateurs interprètent très mal les informations partielles et souvent partiales mentionnées sur l’étiquette. Ainsi, le recours aux allégations de santé transforme parfois dangereusement, dans la tête du consommateur, l’aliment en médicament. Les étiquettes sont illisibles et incompréhensibles. C’est le règne du charabia ! De ce fait, ils doutent du contenu et de la pertinence des informations fournies. Et, si le consommateur doit faire confiance aux producteurs, il est logique que ceux-ci ne

45

fournissent qu’une information de qualité, transparente et vérifiable écrite dans une taille suffisante ou fournissent… une loupe. Le recours à l’emballage multilingue conduit à utiliser des caractères d’imprimerie difficilement lisibles pour des yeux plus fragiles ou fatigués. QUELS SONT LES DIFFÉRENTS PROFILS DE CONSOMMATEURS Quand on interroge les consommateurs sur leur façon de s’alimenter, 2 logiques de motivations permettent de situer les consommateurs quant à leur façon de se nourrir : • L’attitude vis-à-vis de la préparation des repas (recherche des aliments, cuisine, etc.). A un extrême, la préparation des repas fait partie d’un plaisir associé à la prise de nourriture, à l’autre extrême on évite au maximum tout ce qui concerne la préparation d’un repas. • L’attitude vis-à-vis de la nourriture. A un extrême, c’est l’effet à court terme qui est recherché de façon privilégiée (le goût ou l’effet énergétique immédiat par exemple), à l’autre extrême c’est l’effet à long terme ou constant qui est recherché, l’impact sur la santé notamment. Dans ce registre, on peut distinguer les personnes qui cherchent à éviter de tomber malade de celles qui visent à construire un bien-être. Et c’est à travers cette grille de lecture, que six profils de consommation émergent : • Convivialité : 50% des consommateurs. Ces consommateurs considèrent la nourriture et les repas avant tout comme un outil de cohésion sociale, un moyen de se faire plaisir mais surtout de faire plaisir aux autres. Ces consommateurs ne recherchent pas particulièrement des produits alimentaires sophistiqués, ils vont s’attacher à confectionner un repas qu’ils savent d’expérience qu’il ravira les convives. • Énergie : 20 % des consommateurs. Ces consommateurs considèrent la nourriture comme une source d’énergie, un moyen, un outil leur permettant d’accomplir leurs activités de façon efficace. Ils recherchent surtout des aliments de base, pouvant leur transférer de l’énergie saine. Ils recherchent l’indépendance et ne se laissent pas séduire facilement par les nouveautés alimentaires du marché. Ils ne recherchent pas nécessairement les produits complexes ou les adjuvants alimentaires. • Valorisation : 11 % des consommateurs. Ces consommateurs considèrent la nourriture comme un moyen de montrer qui ils sont aux autres, de se valoriser aux yeux des autres et d’être reconnus. Ils achètent des produits alimentaires de marque ou reconnus de qualité supérieure, en espérant de la sorte pouvoir proposer des plats d’une qualité reconnue par les autres. Cette qualité reconnue ou la marque du produit sont à leurs yeux un gage de reconnaissance d’eux-mêmes par autrui. • Surveillance: 10 % des consommateurs. Ces consommateurs considèrent l’alimentation comme une obligation potentiellement risquée. Ils sont soucieux de leur santé et surveillent les dangers potentiels liés à leur alimentation. Ils peuvent être attentifs à tous les paramètres d’un produit alimentaire davantage que les autres consommateurs et se soucier davantage du prix et de la provenance d’un produit. • Facilité : 6% des consommateurs. Adeptes du « ready-to-eat », ces consommateurs recherchent la satisfaction immédiate de leurs besoins alimentaires. Ils peuvent prendre du plaisir à manger mais rechignent à passer du temps à la préparation du repas. Leurs choix se porteront vers des aliments qui satisfont leurs goûts, qui se cuisinent de préférence rapidement et qui répondent également à des critères plus spécifiques (santé, énergie, statut, convivialité, prix,...). • Équilibre : 2% des consommateurs. Ces consommateurs considèrent l’alimentation comme participant à leur équilibre, leur bien-être, leur santé à long terme. « Manger est une construction de soi ». Leurs choix se porteront vers des produits sains, équilibrés et variés. Et si un consommateur sur dix considère l’alimentation comme une obligation potentiellement risquée, à peine un sur cinquante conjugue alimentation et nutrition tandis que la majorité

46


des consommateurs prend encore du plaisir et le temps de se nourrir. Les repas jouent encore leur rôle de cohésion sociale et les qualités nutritionnelles à court et à long terme sont également des aspects que les consommateurs recherchent de manière plus assidue. Mais les consommateurs sont souvent ambivalents. Ainsi, deux consommateurs sur trois déclarent essayer de manger équilibré. Et, pour ce faire, 50% préfèrent acheter des produits qui offrent un avantage santé (complément de calcium, vitamines) et, 26% des produits lights.

L’INTÉRÊT DES CONSOMMATEURS POUR LES POLITIQUES NUTRITIONNELLES Les études réalisées à plusieurs reprises par le CRIOC et d’autres centres de recherches soulignent la nécessité de développer des politiques nutrionnelles qui d’une part, renforcent l’information du consommateur par un étiquetage produit (et publicitaire) adapté : •

Des étiquettes lisibles avec une police de caractère suffisamment grande et facile à lire, un lay-out uniformisé, une utilisation rationnelle de la terminologie

•

Des étiquettes compréhensibles avec une information limitée mais allant à l’essentiel sur l’emballage tout en mettant des informations complémentaires, par exemple, sur un site web.

•

Un système simple de symboles qui devrait permettre au consommateur, d’un simple coup d’oeil, de comparer la teneur en nutriments des produits et ainsi de les situer dans le cadre d’une alimentation équilibrée.

•

Des allégations de santé qui doivent être strictement réglementées. La législation doit préciser la liste des allégations autorisées (liste positive).

Et, d’autre part, •

La prise en compte des demandes des consommateurs de plus d’informations concernant une alimentation saine et équilibrée. En proposant à la fois une alimentation conviviale et équilibrée.

•

Des campagnes d’information et des actions en milieu scolaire devraient amener le consommateur à une meilleure perception des comportements alimentaires sains.

•

Des actions spécifiques à destination des publics les plus fragilisés en proposant à la fois des bénéfices financiers et santé.

BIBLIOGRAPHIE Marc Vandercammen, Hélène Aupaix, Les consommateurs et l’alimentation: des perceptions très différentes, CRIOC, février 2006 Marc Vandercammen, Bernadette Pirsoul, L’étiquetage nutritionnel, CRIOC, Janvier 2006

47

LEA MAES Ghent University Lea Maes is a social scientist with a doctorate in the medical sciences. She is a member of the Department of Public Health of the Ghent University. She teaches medical sociology and health promotion in the undergraduate and postgraduate programmes of medical doctors and medical social scientists. She is the initiator and coordinator of the master in health education and health promotion of the University of Gent. Since 1989 she is the principal investigator for Flanders of the international Health Behaviour in School aged Children Study. She is currently partner in several European projects (e.g. Helena study; Idefics study). Present and past research interests are: health behaviour of young people; development and evaluation of health promotion programmes, mainly in the school. She is a member of several advisory committees as the Flemish Health Council, the Federal Health Council; president of the health promotion committee of the Flemish Educational Council. She is also vice president of the Flemish Health Promotion Institute. She was consultant for several international organisations and projects.

48

TAILORING NUTRITION INTERVENTIONS Lea Maes, PhD


Between “face-to-face” communication and “one size fits all” interventions there is a whole range of tailored interventions of which the possibilities are not enough explored or evaluated. Face to face interventions are very effective but to expensive to reach large audiences. General nutrition interventions (one size fits all), as brochures and other mass media interventions, are mainly limited to two types. Or the message is targeting one aspect/ one determinant of the eating behaviour of the target population (e.g. TV spots) or the intervention contains as many determinants as possible and the reader has to search for himself the information that is relevant for him (e.g. brochures). As the determinants of eating behaviour are very diverse and e.g. very different for young people and adults the limitations of the first type are obvious. The second type reaches mainly motivated readers as they are a captive but often not the target audience. The tailored, personalised approach, can be used in print materials but new technologies as computers and the internet gave a boost to the attention for tailored interventions. Recent reviews show promising results of computer based interventions. Tailoring has been defined as any combination of strategies and information intended to reach one specific person, based on characteristics that are unique to that person, related to the outcome of interest, and derived from an individual assessment (Kreuter et al, 1999).. The paper will discuss the steps of the development of tailored interventions illustrated by the development of the Helena-intervention, a web based nutrition intervention for adolescents. Reference. Kreuter, M.W., Strecher, V.J., Glassman, B. (1999). One size does not fit all: the case for tailoring print materials. Ann Behav Med, 21(4):276-283. Brug, J, Oenema, A, Campbell, M. ((2003). Past, present and future of computer-tailored nutrition education. Am J Clin Nutr, 77 (suppl):1028S-34S.

49

JAN VINCK Prof. Dr. Jan Vinck Health Psychology Research Group Hasselt University Agoralaan, gebouw D B-3590 Diepenbeek Belgium tel: +32 11 268696 Born Antwerp 18/08/’41. Doctor in Psychology 1972, KULeuven.

Training in clinical psychology, behaviour therapy, behavioural medicine. After a carrier as a clinical psychologist and behaviour therapist in psychiatric settings, started to work in the University Hospital of KULeuven with the psychological aspects of physical illnesses (chronic pain, hypertension, torticollis,…), the modification of health compromising habits (smoking, overeating, stress) and the training of health promoting skills (e.g. relaxation training). From 1974 on, appointed as professor of psychology at the Faculty of Medicine at Hasselt University (formerly Limburgs Universitair Centrum). This appointment involved the challenge of teaching undergraduate medical students how psychological variables play a role in the regulation of (undisturbed) physical functioning. One important link between psychological variables and physical functioning has to do with the physiological aspects of emotional reactions. The second important link is given by the fact that several life style variables have strong consequences for physical functioning: eating and physical activity are obvious examples, like smoking, hygiene and sexual behaviour. My former activity as behaviour therapist almost inevitably led to a strong interest in possibilities for modifying these behaviours to make them less health compromising and more health promoting. A general underlying question has, therefore, always been: how can techniques that are successfully used in behaviour therapy to modify individual behaviour, be adapted for use at a population level. Member and former board member of numerous national and international professional and scientific societies. Main current research activities deal with nutrition, low back pain, prevention of recidivism of suicide attempts and the role of political and economic forces in health promotion.

50

VOEDINGSGEDRAG EN LEVENSSTIJL


Jan Vinck Universiteit Hasselt In deze bijdrage wordt ingegaan op de methode waarmee verandering van eetgedrag bij bevolkingsgroepen kan worden nagestreefd. De kern van de boodschap is dat het geven van informatie over gezonde voeding en over de risicos van ongezonde voeding hiertoe niet volstaat en in een aantal gevallen zelfs niet nuttig of nodig is. Het hanteren van de inzichten van het Transtheoretisch Model (TTM) is een belangrijke stap in de ontwikkeling van preventie- en gezondheidspromotieprogrammas. Dit denkmodel stelt dat gedragsverandering moet begrepen worden als een proces, waarbij de persoon een reeks opeenvolgende fazen doorloopt, en waarbij duidelijk wordt dat in deze verschillende fazen ook verschillende ondersteunings- en beïnvloedingstechnieken moeten gehanteerd worden. De waarde van dit denkmodel is onbetwistbaar voor gebruik bij doelgroepen die min of meer bewust streven naar verandering van hun eigen gedrag – en voor heel wat mensen is dit het geval wanneer het om voeding en gewicht gaat. Of, met andere woorden, wanneer het gaat om “gezondheidsgericht” gedrag. Wat in deze bijdrage wel in vraag gesteld wordt is de zinvolheid van inspanningen om mensen in dit proces te doen starten; of de zinvolheid van inspanningen om van “precontemplators” “contemplators” te maken. Of om van “gezondheidsgerelateerd” gedrag “gezondheidsgericht” gedrag te maken. Waarover gaat het: in heel wat gevallen stellen mensen gedrag wat wel degelijk repercussies heeft op hun gezondheid, maar waarbij gezondheidsmotieven bij de regeling van dit gedrag geen rol spelen (= gezondheidsgerelateerd gedrag). Soms is dit gedrag schadelijk voor hun gezondheid en zou daar dus best wat aan veranderen. Vanuit het TTM stelt men dan dat men deze groep moet doen verschuiven van de precontemplatiefaze naar de contemplatiefaze door ervoor te zorgen dat mensen inzien dat zij risico lopen en op welke manier ze dit risico kunnen verminderen of vermijden, en dat dan het proces van gedragsverandering in gang gezet is. Om allerlei redenen is het echter alles behalve gemakkelijk om deze stap te realiseren: informatieverwerving en –verwerking is een actief proces, waarbij vooral persoonlijk relevante informatie wordt opgenomen; beangstigende informatie wordt makkelijk afgeweerd of heeft slechts een zeer tijdelijk effect; aangevoelde dwang leidt snel tot reactantie; bovendien, en dit is het meest cruciale probleem: wat doet men iemand aan wanneer men iemand ertoe brengt zijn gedrag als riskant te beleven en dus pogingen te ondernemen om zijn/haar gedrag te wijzigen, wanneer deze persoon zich bevindt in een omgeving waardoor het ongewenste gedrag voortdurend wordt uitgelokt en ondersteund? Als het niet lukt het gedrag te veranderen zal angst en schuldgevoel toenemen; en als het wel lukt is de kans op herval groot, met het risico op een gevoel van “learned helplessness”, “jojo”-effecten enzovoort. Uiteraard voorziet men in het TTM dat mensen, die zich in dit proces van gedragsverandering engageren, leren hoe zij kunnen omgaan met conflictueuze doelstellingen, met omgevingsvariabelen en met herval. De vraag is echter : ”doen we er verstandig aan om inspanningen te doen om mensen die hiertoe niet geneigd zijn (en bij wie er dus sprake is van precontemplatie of van gezondheidsgerelateerd gedrag) te stimuleren tot contemplatie en het verdere TTM-proces?” Het gegeven betoog maakt duidelijk dat dit volgens mij niet

51

verstandig is en dat dient gezocht te worden naar alternatieve methoden. Ik zal hierbij pleiten voor een omgevingsgerichte aanpak: wanneer men ervoor zorgt dat het gewenste gedrag (in casu gezonde voeding en beweging) in de omgeving waarin de doelgroep zich gedraagt het meest vanzelfsprekende, het meest belonende en het meest gewaardeerde is, zullen de leden van de doelgroep dit gedrag stellen zonder dat ze zich moeten vragen stellen, zorgen maken, inspanningen doen om hun gedrag te veranderen – en zal dat gedrag ook op lange termijn behouden blijven. Het belang van deze aanpak wordt niet enkel ondersteund door de (mogelijke) problemen van de traditionele aanpak, maar minstens evenzeer door het inzicht dat de bevolkingsgroepen die geconfronteerd worden met het obesitasprobleem, wel degelijk leven in een “obesogene” omgeving; als daaraan niets verandert blijft elke poging tot verandering van eetgedrag op lange termijn “vechten tegen de bierkaai”. Een heroriëntering van een deel van de preventieinspanningen naar een meer omgevingsgerichte aanpak heeft een aantal gevolgen. Zij impliceert onder meer een verschuiving van verantwoordelijkheid: de actoren die verantwoordelijkheid dragen voor relevante aspecten van de leefomgeving krijgen hiermee ook een deel van de verantwoordelijkheid voor de oplossing van het probleem; men kan niet meer uitsluitend de verantwoordelijkheid leggen bij de consument. Tenslotte dient opgemerkt te worden dat kennis en informatie uiteraard belangrijk blijven. De experten moeten de verantwoordelijke actoren (industrie, distributie, politici, preventiesector,...) blijven informeren. Ook een deel van de bevolking zal hieraan blijvend behoefte hebben, waarbij we er overigens moeten over waken dat de normale dagdagelijkse voeding en beweging niet gemedicaliseerd worden. Regelgeving op het vlak van de etikettering zal overigens de discussie over correcte informatie blijven stimuleren. In deze bijdrage wordt er echter voor gepleit om ten aanzien van het grote deel van de bevolking waarvoor eetgedrag en beweging niet “gezondheidgericht” zijn, het probleem van evenwichtige voeding en gezonde beweging prioritair aan te pakken vanuit een expliciet omgevingsgerichte strategie. Voor deze groep is informatie niet relevant, niet nuttig en niet nodig. Voor deze groep kunnen de beperkte middelen die beschikbaar zijn efficienter gebruikt worden.

52


53

DOMINIQUE-JEAN BOUILLIEZ CMP Medica Docteur Dominique-Jean BOUILLIEZ (D.N : 16.07.51, Costermansville, Congo) - Humanités gréco-latines Collège du Sacré-Coeur Charleroi 1968 - Diplôme de Docteur en Médecine, Chirurgie et Accouchements par - l’Université Catholique de Louvain en juillet 1975, avec la mention - «Distinction». - Licencié en Médecine Sportive (KUL 1976) - Licencié en médecine familiale (Un. Sherbrooke, Québec, Canada, - 1983) - Médecin Généraliste. Cabinet installé à Nalinnes (Hainaut) de juillet 1975 à février 1999. - Maître de Stage agréé par l’Université Catholique de Louvain depuis 1983. - Maître de Stage agréé par la Katholieke Universiteit Leuven depuis 1989. - Maître de Stage post-universitaire, chargé de la Formation Complémentaire des généralistes, agréé - par le Ministère depuis 1986. - Administrateur au Comité Directeur de la Société Scientifique de Médecine Générale de 1988 à - 1996. - Responsable du Groupe Recherche et Expérimentation au sein de cette même Société Scientifique - de Médecine Générale de 1988 à 1996. - Responsable de la Formation des Animateurs de Dodécagroupes de décembre 1989 à décembre - 1991. - Responsable de la Commission Évaluation SSMG de 1995 à 1999. - Membre du Comité de Rédaction de la Revue de Médecine Générale de 1988 à 1998. - Rédacteur en chef des «Cahiers de Médecine Générale» de la SSMG (1990-1996). - Directeur Scientifique des Publications de la SSMG de 1993 à 1997 - Nombreuses publications dans la Revue de Médecine Générale (liste des publications à disposition). - Publications dans Louvain Médical, Family Practice, Allgemein Medizin, Huisarts en Wetenschap. - Co-rédacteur du «Traité des Actes Techniques» (Ed. Les Nouveaux Généralistes), de ‘L’information - médicale, une jungle à déchiffrer’ (Ed. Quorum), et de ‘Maladie de Parkinson’ (Ed. Derouck). - Lauréat en 1988 du prix SIMG - JRF (Societas Internalis Medicinae Generalis – Janssen Research - Foundation) pour un projet de recherche sur la compliance aux antibiotiques en usage court. Prix - reçu à Klagenfurt le 11 septembre 1991. - Rédacteur en chef de La Semaine Médicale/Het Medisch Weekblad depuis sa création le 1er - septembre 1997 + Rédacteur en chef Tempo Médical/Tempo Medical depuis le 1er septembre 1998 - + Rédacteur en chef La Semaine Médicale Luxembourgeoise et Tempo Médical Luxembourg depuis - leur création en février 1999, jusqu’au 31 décembre 2001 pour tous ces médias. - Directeur Médical RMN du 1er janvier 2002 au 31 août 2003. - Directeur médical CMPMedica (Journal du Médecin/Artsenkrant, Patient Care médecine générale, - Patient Care Neuropsy, Patient care Gynéco, Patient Care médecine Interne, Dialogue Santé/Dialoog - Gezondheid, Belgian Oncology News, site web Medisurf + Patient Care Luxembourg) depuis le 1er - septembre 2003. - Collaborateur à la rubrique médicale de La Libre Belgique depuis 1999. - Collaborateur à la rubrique médicale de Femmes d’Aujourd’hui depuis 2006. Etat civil Marié Cinq enfants

54

LE RÔLE DES PROFESSIONNELS DE LA SANTÉ ET LA RELATION MÉDIA MONDE-SCIENTIFIQUE


Dominique-Jean Bouillez CMP Medica Les professionnels de santé, et notamment les médecins, mais aussi les diététiciennes, les infirmières et les pharmaciens sont clairement concernés, mais à des degrés divers par l’information et l’éducation nutritionnelle. Cette activité, qui semble croissante comme en témoigne la multiplication des outils d’information et des formations sur ce thème, s’inscrit toutefois le plus souvent, en ce qui concerne le médecin, dans le cadre de la prise en charge de problèmes de santé liés à la nutrition (obésité, diabète, maladies cardiovasculaires, toutes maladies multifactorielles par ailleurs), ou encore vis-à-vis de certains groupes de populations comme les nouveaux-nés, et non dans une optique de prévention primaire vis-à-vis de la population générale. Ce n’est apparemment pas ce qu’attend la population.

55

56

INITIATIEVEN & RONDE TAFEL INITIATIVES & TABLE RONDE VRIJDAG 15 DECEMBER 2006 VENDREDI 15 DECEMBRE 2006

57

NICOLAS ROUSSEAU Diffu Sciences

Diététicien nutritionniste, Journaliste scientifique. Coordinateur Scientifique du City Health Coaching Programme

58

LE CITY HEALTH COACHING PROGRAMME : UN PROGRAMME DE PRÉVENTION INÉDIT, POUR ET AVEC LA POPULATION, DANS LA VILLE.

INIT IAT IE V E N & R ONDE TAF EL / INITIATIVES & TABLE RONDE

Nicolas Rousseau Diététicien nutritionniste, coordinateur scientifique Le City Health Coaching Programme qui sera lancé en Belgique en janvier 2007 dans deux villes pilotes, est une réponse concrète aux deux problèmes majeurs de santé publique que sont le risque cardiovasculaire et l’obésité infantile. La ville est au cœur de ce projet et constitue un laboratoire expérimental au service de la prévention primaire et secondaire. En France, les programmes FLVS (Fleurbaix Laventie Ville Santé- www.flvs.fr) et EPODE (Ensemble Prévenons l’Obésité des Enfants, www.epode.fr), dans la problématique qui est celle de la prévention de l’obésité infantile, ont mis en évidence le bien-fondé de la démarche du City Health Coaching Programme : délivrer dans le même temps et de manière synergique un message santé à la cible (le foyer, la famille), par de multiples émetteurs (acteurs de santé, mais aussi associations, écoles, entreprises, commerçants…). Cette synergie entraîne progressivement des modifications durables du mode de vie familial, bénéfiques en terme de santé et de qualité de vie. Les résultats de l’étude Fleurbaix-Laventie Ville Santé ont en effet montré que la prévalence de l’obésité et du surpoids de l’enfant n’a statistiquement pas augmenté dans ces deux villes pilotes entre 1992 et 2004, alors que pendant cette même période, elle doublait dans les villes témoin et de manière générale dans le pays. La valeur ajoutée du City Health Coaching Programme réside dans l’homogénéité et la collégialité de la diffusion des messages et des actions avec les différents acteurs locaux : professionnels de santé, citoyens, commerçants, distributeurs, clubs sportifs, enseignants, … Il s’agit en effet d’être le plus près possible de la population, concrètement, durablement, tant par les messages que par les actions. Ces messages sont basés sur des recommandations scientifiques actuelles sur l’alimentation équilibrée et l’activité physique. Les lieux d’action sont les écoles maternelles et primaires, les commerces, les restaurants, les entreprises, les clubs sportifs et tissus associatifs, la restauration collective, les bibliothèques, les centres d’actions sociales, les structures communales… Concrètement, les objectifs du programme reposent sur deux niveaux de prévention : - la prévention primaire : ⇒ sensibiliser la population au risque cardio-vasculaire ⇒ sensibiliser la population au risque de l’obésité infantile par la mesure du poids corporel (en fonction des percentiles liés à l’âge) ⇒ inciter la population à améliorer ses habitudes de vie (alimentation, activité physique, arrêt du tabac) en valorisant de manière ludique les bénéfices pour la santé La cible de la prévention primaire est la famille.

59

-

la prévention secondaire : ⇒ dépister la population à risque, favoriser et organiser la prise en charge par les professionnels de santé.

La cible de la prévention secondaire est la population à haut risque cardiométabolique et les enfants en excès de poids nécessitant une prise en charge par les professionnels de santé. Le City Health Coaching Programme est donc un programme de santé publique fondé sur une approche innovante : -

-

une approche nouvelle dans le domaine de la santé publique et de la prévention : l’implication de tous les acteurs à l’échelle d’une ville, pour « toucher » la population au plus près dans sa vie quotidienne ; une synergie d’actions concrètes mises en place par tous les acteurs locaux dans la ville et soutenues par les parties prenantes scientifiques, politiques ; une absence de stigmatisation de l’obésité, des comportements et du mode de vie ; une promotion permanente de l’activité physique. Un partenariat public/privé Une validation par un comité d’experts indépendant

Le City Health Coaching Programme démarrera en Belgique dans deux villes pilotes en janvier prochain et s’étalera sur 4 années pour mobiliser l’ensemble de la collectivité et étendre la démarche à d’autres villes belges.

60


61

JEAN-BENOÎT SCHRANS DANONE Jean-Benoît Schrans is Communication & Nutrition Director at Danone Belgium. Danone Belgium is the leading dairy company in Belgium with the objective to provide health through alimentation. It provides a wide range of dairy products such as Actimel, Activia, Danacol, Vitalinea, Petit Gervais, yoghurt, Danio, Danette, ... J-B Schrans is in charge of leveraging Danone and its brands among the media, health authorities, key opinion leaders, consumer organizations, etc..

62

UNE ENTREPRISE RESPONSABLE « MIEUX MANGER ET PLUS BOUGER”


Jean-Benoît SCHRANS Danone Pour Danone, le lien entre l’alimentation et la santé est le socle même de son histoire. Danone s’est donné comme mission « d’apporter la santé par l’alimentation au plus grand nombre ». La recherche et le développement de Danone conçoivent sans cesse des produits santé-nutrition qui répondent non seulement aux besoins spécifiques des consommateurs mais qui prennent également en compte certains défis majeurs de santé publique (obésité, carences alimentaires, maladies cardio-vasculaires, ..). Sa stratégie est de continuer à développer des produits de qualité qui proposent des bénéfices santé prouvés, utiles et reconnus. Il est actuellement connu que le problème d’obésité et de surcharge pondérale chez les enfants est le résultat non seulement d’une alimentation déséquilibrée et trop calorique mais également de la diminution de l’activité physique. Le Plan National Nutrition et Santé (PNNS) veut donc promouvoir un mode de vie plus actif et veut y intégrer davantage l’activité physique. Le PNNS souligne que les acteurs du secteur privé ont également un rôle déterminant à jouer afin d’aider à la réalisation de ses objectifs. La politique nutritionnelle de Danone consiste non seulement à proposer des produits sains mais également de contribuer activement à des programmes de sensibilisation du grand public à une alimentation saine et équilibrée et, d’autre part, à promouvoir l’activité physique. La sensibilisation à mieux manger se concrétise via l’action « Bon Appétit La Santé » qui a été présenté l’année dernière au salon ‘Food in Action’. Il s’agit d’un jeu de société éducatif qui se joue dans les classes de 3e maternelle (enfants de 5 à 6 ans). Avec l’aide de leur instituteur, les enfants apprennent les 3 règles d’or1 d’une alimentation saine au quotidien : 5 fruits et légumes par jour, un 4h sain et des produits laitiers frais chaque jour. Ce programme est organisé en partenariat avec la Société Belge de Pédiatrie. En Belgique, plus de 9 écoles sur 10 y participent. Le deuxième pilier concerne la stimulation de l’activité physique. L’importance d’une activité physique journalière fait partie intégrante d’un mode de vie sain. La création au niveau mondial de la Danone Nations Cup s’inscrit dans cet objectif. La Danone Nations Cup est le Mondial de Football pour enfants (10-12 ans) organisé chaque année dans 32 pays. « Croire en ses rêves » est le fil conducteur de ce tournoi parrainé par Zinedine Zidane et par Steven Defour en Belgique. Chaque année, plus de 2,5 millions d’enfants à travers le monde participent à la Danone Nations Cup. Les phases de qualification en Belgique sont organisées via les fédérations de sport à 1 Elaborées en collaboration avec Mme Mozin, Diététicienne pédiatrique et Présidente du Club Européen des Diététiciens de l’Enfance (CEDE)

63

l’école : la Fédération Royale Sportive de l’Enseignement Libre et le Stichting Vlaamse Schoolsportfederatie. L’objectif est de donner une chance à chaque enfant dans les écoles de participer à cet événement inoubliable avec une finale au Stade Gerland de Lyon devant 32.000 spectateurs en apothéose. En amont, la Danone Nations Cup organise des journées récréatives pour les enfants en invitant les classes de 10-12 ans à pratiquer une douzaine de jeux de balles dans un centre sportif. Ces activités s’inscrivent dans le planning des manifestations des organisations de sport à l’école afin de faire bouger les enfants. Parce que la Danone Nations Cup c’est aussi la Coupe de l’Amitié, Danone a souhaité apporter son soutien à l’Association ELA (Association Européenne contre les Leucodystrophies) que parraine Zidane. Le montant des recettes de la finale internationale est intégralement reversé à l’Association Européenne contre les Leucodystrophies.

Information Danone Belgique Jean-Benoît Schrans Directeur Communication & Nutrition E-mail : [email protected]

64


65

STEFAAN DE HENAUW Stefaan De Henauw is arts met bijkomende opleidingen in epidemiologie, volksgezondheid en voeding. Hij is als docent verbonden aan de Vakgroep Maatschappelijke Gezondheidkunde van de Universiteit Gent. Binnen deze Vakgroep is hij coördinator van een team van onderzoekers werkzaam in het domein van voeding en voedselveiligheid. Het onderzoek binnen deze groep is vrij breed en omvat diverse thema’s in het domein van voeding, volksgezondheid en milieu.

66


67

CHRIS MORIS FEVIA Chris Moris (1954) is general manager of FEVIA, the representative employers’ organisation of the food industry in Belgium. In this position he defends the interests of the food industry towards numerous official bodies, workers unions and interprofessional employers’ organisations at national and international level. He started his current position in May 1999. In his previous position of director of social affairs (from 1996 to 1999) he was responsible for labour relations in the food industry. After obtaining a law degree at the university of Louvain in 1977, Chris Moris started his professional career in the federation of the Belgian sugar industry. Through the years he gradually acquired more responsibilities and wide experience in the field of social affairs, food law, agricultural policy and environment until he was asked in 1996 to join the umbrella organisation of the food industry, FEVIA.

68

GEZAMENLIJKE ACTIE VAN DE COMMUNICATIEMEDIA


Chris Moris Directeur Generaal FEVIA Samen de Belgen motiveren en sensibiliseren met het oog op een echte gedragsverandering voor een gezondere levensstijl Sinds de publicatie van het rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) in maart 20031 wordt overgewicht beschouwd als één van de belangrijkste medische problemen op het gebied van volksgezondheid. Dat voedingsgewoonten hierin een belangrijke rol spelen, staat buiten kijf, maar het is bewezen dat gewicht afhankelijk is van een hele reeks factoren: ook levensstijl (sedentair, fysieke activiteit, vrijetijdsbesteding …) en endogene factoren (genetische afwijkingen, erfelijkheid, ziektes, leeftijd…), attitudes (opvoeding, gezinscultuur…) of de context (familiale of professionele problemen…) spelen een rol. Het gaat hier dus niet over een eenvoudige relatie «oorzaak en gevolg» tussen voeding en overgewicht. Zwaarlijvigheid wordt vandaag toegeschreven aan een onevenwicht tussen energieopname (via de voeding) en energieverbruik (fysieke activiteit). Dat onevenwicht is het resultaat van een gewijzigde levensstijl in de loop van de voorbije decennia. In tegenstelling tot wat men zou denken, is de aanvoer van energie door voeding in de loop van de voorbije decennia gedaald. Maar mensen zijn een zittend leven gaan leiden en dus wordt er heel wat minder energie verbruikt2 dan er energie wordt opgenomen. In deze context hebben de Belgische Federatie van de Voedingsindustrie (FEVIA), NUBELvzw (Nutriënten België) en het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC) beslist om in 2007 samen een grootschalige campagne op te starten: «Let’s have a happy healthy lifestyle”. Het initiatief kadert eveneens in het beleid « voeding en gezondheid »3 dat FEVIA begin 2005 heeft opgestart en waarvan de laatste stand van zaken beschreven is in de brochure “Het nutritioneel beleid van de Belgische voedingsindustrie” van november 2006. Via dit beleid verbindt de voedingsindustrie zich ertoe om haar rol te vervullen en steun te verlenen aan de gezondheid en het welzijn van de consument. FEVIA opteert voor een proactieve aanpak en heeft - naast constante vernieuwing op het vlak van producten - reeds volgende initiatieven genomen: «De 10 pijlers van het voedingsbeleid», «De reclamecode voor voedingsmiddelen» en het «Nutritioneel Handvest van de Voedingindustrie». Door ondertekening van dit handvest hebben 204 leden van de Federatie zich ertoe verbonden om dit beleid voor voeding en gezondheid op proactieve wijze in hun onderneming toe te passen. Met de nieuwe campagne, «Let’s have a happy healthy lifestyle” wil FEVIA samen met Nubel en het BOIC een interactief en dynamisch netwerk opzetten met de bedoeling zoveel mogelijk Belgen te sensibiliseren, te motiveren en te helpen bij het wijzigen van hun gedrag en zodoende ons steentje bij te dragen tot de strijd tegen overgewicht en obesitas. De doelstellingen van de campagne kunnen als volgt worden beschreven: 1 Rapport WGO maart 2003 2 Bijvoorbeeld, in vergelijking met het begin van de jaren ’90 is het aantal kinderen dat met de wagen naar school wordt gebracht, gestegen met 88% - - Müller et al (2001). Prevention of obesity – more than an intention. Concept and first results of the Kiel Obesity Prevention Study. International Journal of Obesity. 3 www.fevia.be

69

(1) Aanzetten tot een mentaliteitswijziging bij de Belgische bevolking of, met andere woorden, een «maatschappelijke» impact creëren op het vlak van levensstijl. Dit moet de mensen ertoe aanzetten om hun perceptie en dus ook hun levensgewoonten te wijzigen; (2) Zoveel mogelijk mensen sensibiliseren en motiveren om een evenwichtiger en actiever leven te gaan leiden; (3) Een gemeenschappelijke aanpak en een gemeenschappelijk project opzetten met, door en voor alle betrokken actoren.

De aanpak van de campagne «Let’s have a happy healthy lifestyle wil positief, dynamisch en niet-normatief zijn en engageert zich op lange termijn. De campagne wil het publiek bereiken in het dagelijkse leven, door te benadrukken hoe gemakkelijk het is een gezonde levenswijze aan te nemen in de gedragingen van elke dag. «Let’s have a happy healthy lifestyle» is daarom in de allereerste plaats één aanpak, gebaseerd op een wetenschappelijke analyse om zodoende het gedrag daadwerkelijk te wijzigen. Tot hiertoe werden tal van positieve en belangrijke acties die streefden naar een betere levensstijl, in het leven geroepen, maar meestal ging het om geïsoleerde acties. Ervan uitgaande dat wij allen betrokken partij zijn, menen wij dat een gezamenlijke en gebundelde, wetenschappelijk onderbouwde aanpak noodzakelijk is waarbij alle actoren dezelfde richting volgen en eenzelfde doel nastreven: bijdragen tot een mentaliteitswijziging die moet leiden tot een betere gezondheid voor zoveel mogelijk mensen. Of het nu gaat om de initiatiefnemers, opinieleiders, wetenschappers, ondernemingen en sectorale federaties, instanties die actief zijn op het vlak van gezondheid en preventie, de overheid of de media. De overheid heeft reeds een beleid uitgewerkt waarin doelstellingen zijn opgenomen met betrekking tot een gezonde voeding en lichaamsbeweging4. Het is de bedoeling van onze campagne om te helpen deze doelstellingen te realiseren. De campagne en de desbetreffende projecten zullen daarom onder het «beschermheerschap» van de overheid verlopen. Ook de media verleenden reeds hun toezegging aan de campagne en grote spelers zoals Febelma (Federatie van Belgische Magazines), VTM en RTL zullen de campagne in alle mogelijke opzichten steunen. Een permanente juridische structuur – onder de vorm van een stichting – en een Begeleidingscomité werden al opgesteld om zo de betrouwbaarheid en doeltreffendheid van de «Let’s have a happy healthy lifestyle» te garanderen. Het begeleidingscomité zal bestaan uit deskundigen uit academische en professionele middens en moet ervoor zorgen dat de boodschappen van de campagne, de communicatie in de media en de evenementen en projecten die door derden worden opgezet, daadwerkelijk leiden tot gedragswijzigingen bij het grote publiek, en dat deze boodschappen aan de specifieke

4 Het «Nationaal Voedings- en Gezondheidsplan», het Vlaams strategisch en operationeel plan «Op uw gezondheid» en het «Beleid ter bevordering van een gezonde houding op het vlak van voeding en lichaamsbeweging van kinderen en adolescenten» van de Franstalige gemeenschap.

70

doelgroepen5 zijn aangepast.


De initiatiefnemers staan bovendien in voor de ontwikkeling van een reeks van gezamenlijke basistools, zoals b.v. de creatie van een visuele identiteit en een gemeenschappelijke slogan; de uitwerking van een volledig communicatieplan met de ontwikkeling van basiscommunicatietools zoals: een portal website, een algemeen informatiedossier, een brochure, een affiche … Deze campagne vervangt in geen enkel geval de engagementen die iedere onderneming uit de voedingssector al is aangegaan (bijvoorbeeld met betrekking tot de samenstelling van voedsel, meer informatie over de voedingswaarde, enz.), maar een aanvulling hierop en een versterking van de engagementen. De voedingsindustrie acht het immers haar medeverantwoordelijkheid om samen te streven naar een gezond evenwicht tussen economische wetmatigheden en volksgezondheid.

5 Het is hier niet de bedoeling om wetenschappelijke uitspraken te doen over de gewenste gedragswijziging, in de zin dat deze doelstellingen door de bevoegde overheidsdiensten werden uitgewerkt.

71

Conclusion

NATHALIE DELZENNE Université Catholique de Louvain

N.M. Delzenne MD/FARM/PMNT Université Catholique de Louvain, Brussels, Belgium Nathalie Delzenne is Professor at the Université catholique de Louvain, School of Pharmacy. She is a lecturer in Nutrition and Biochemistry and is the leader of the research group in Experimental Nutrition in the Unit of Pharmacokinetics, Metabolism, Nutrition and Toxicology. She is involved in international scientific committee (editor for the British Journal of Nutrition and publication of the Nutrition Society, member of the Scientific Board of the European Academy of Nutritional Science, member of the Scientific Council for several food industry (Orafti / Beneo, Danone Belgium, Alpro Soja…)). After a PhD in Pharmaceutical sciences obtained in 1991, and a post-doctoral certificate in Nutrition (Lausanne, CH), she performed a post-doctoral research in Paris (Inserm Unit 342) to analyse the effect of nutrients on gene expression in the field of obesity. Back at the Université catholique de Louvain, she started an academic carrier and has been involved in the experimental approach allowing to assess the functional effect of prebiotic-type nutrients, and in several International European Project devoted to functional food (AIRIICT94-1095; FAIR CT 97 3001; BIO4-CT97- 2145; GLK-2000-0086; grant from international Life Sciences Institute in 1998). By working with inulin-type fructans as model prebiotics, her group has published paper showing their effect on glucose/lipid metabolism and obesityrelated disorder and inflammation. The current hypothesis is the involvement of intestinal peptides in the modulation of food intake and glucose metabolism by dietary fructans.

72


73

Si vous désirez des renseignements sur notre approche maladies chroniques, surfez sur www.mloz.be et découvrez : / les brochures patients en matière de diabète, d'exercice physique et de nourriture saine ; / les projets promotion santé ;

/ les interventions financières ; / les trajets de soins ; / le coaching individuel ; / les traitements multidisciplinaires.

Union nationale des Mutualités Libres Rue Saint-Hubert 19 • B-1150 Bruxelles • Tél. : 02 778 92 11 • Fax : 02 778 94 04 • [email protected] • www.mloz.be

Informeer u over de aanpak en de platforms chronische ziekten van de Onafhankelijke Ziekenfondsen via de website www.mloz.be en ontdek de: / patiëntenbrochures rond gezonde voeding, beweging, diabetes, ...

/ opsporingstrajecten

/ projecten gezondheidspromotie

/ multidisciplinaire behandelingen

/ individuele coaching

/ financiële tussenkomsten Landsbond van de Onafhankelijke Ziekenfondsen Sint-Huibrechtsstraat 19 • B-1150 Brussel • Tel.: 02 778 92 11 • Fax: 02 778 94 04 • [email protected] • www.mloz.be

La santé via l alimentation au plus grand nombre. Gezondheid via voeding aan zoveel mogelijk mensen

Recommend Documents