BSD-fractie T.a.v. De heer L. van der Kallen Nieuwstraat 4 4611 RS Bergen op Zoom
Uw kenmerk Uw brief Onderwerp:
LK/14090 16-12-2014 procedures rond branden en asbest
llllll llllll lllll llll llllll lllll lllll lllll l l l lllll llll llll
Ons kenmerk Beh. door Afdeling
U14-048374
J. Spinder Maatschappelijke Ontwikkeling, Beleid, Reg ie & Projecten 1
Datum Doorkiesnr. Bijlage(n)
1 4 JAN, 2015
Geachte heer Van der Kallen,
In uw brief van 16 december 2014 stelt u ons vragen over procedures rond branden en asbest. Graag beantwoorden wij hieronder uw vragen als volgt.
Vragen 1. Wat is de procedure in geval van een mogelijke asbestbesmetting van de omgeving bij brand? Antwoord : Voor informatie over de procedure in geval van asbestbesmetting verwijzen wij naar de daartoe bijgevoegde "procesbeschrijving asbestbranden". In die procesbeschrijving is gedetailleerd aangegeven welke werkwijze door ambtenaren van team Handhaving en Team RO & Vergunningen moet worden gevolgd in de saneringsfase. Voor de goede orde merken wij ten aanzien van deze procedure, in relatie tot de overige door u gestelde vragen, nog het volgende op: De procesbeschrijving betreft de werkwijze in de saneringsfase en betreft dus niet de vaststelling van asbestverontreiniging. In geval van een brand wordt door de brandweer beoordeeld of er mogelijk asbesthoudend materiaal aanwezig is. Indien dat het geval is wordt hiervan door de brandweer melding gedaan aan de gemeente. Nadat is vastgesteld dat (mogelijk) sprake is van asbest wordt overeenkomstig de procesbeschrijving gehandeld. In de procesbeschrijving wordt een categorie-indeling gehanteerd. Bij de asbestbrand waarnaar door u wordt verwezen is asbest vrijgekomen buiten een gebouw en in een woongebied. In dit geval was dus sprake van een categorie 111 brand en is de daarvoor beschreven procedure gevolgd. Omdat de eigenaar van het veroorzakende perceel aanstonds opdracht had verleend om de asbestresten op te ruimen is door de gemeente geen gebruik gemaakt van de bevoegdheid om spoedeisende bestuursdwang toe te passen. Vanuit het team Handhaving zijn de bewoners geïnformeerd en zijn vragen van bewoners beantwoord. Waar nodig is door een toezichthouder van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant in opdracht van de gemeente een bezoek gebracht aan de betreffende bewoner en zijn, ten behoeve van de afhandeling van die vragen, afspraken gemaakt met het uitvoerend asbestverwijderingsbedrijf.
2. Heeft de brandweer op 6 december onderzoek verricht naar de mogelijke aanwezigheid van asbest in het plaatsmateriaal wat zij tijdens de bluswerkzaamheden hebben gebroken? Antwoord: De brandweer heeft de afgelopen jaren tijdens trainingen en opleidingen regelmatig aandacht besteed aan het herkennen van asbest. Indicatoren voor asbest dat vrijkomt bij een brand zijn onder meer het uiteenspatten van het
materiaal tijdens een brand en de toepassing van het materiaal (golfdaken, isolatie rondom schoorstenen). Daarnaast zijn er visuele kenmerken zoals vezels die duiden op de aanwezigheid van asbest. Tijdens deze brand zijn geen van de genoemde indicatoren aanwezig geweest. Er is geen sprake geweest van het uiteenspatten van het asbesthoudend materiaal. Daarbij is het gebruik van asbesthoudend materiaal als boeiboord niet gebruikelijk.
3. Zo nee, waarom niet? Antwoord: Er waren geen indicatoren aanwezig die duiden op de aanwezigheid van asbest. Zie ook onder 2.
4. Zo ja, is dit aan de gemeente of andere bevoegde autoriteiteri gemeld? Antwoord : Vanwege het ontbreken van indicatoren van asbest heeft de brandweer geen melding gedaan aan de gemeente.
5. Indien dit niet gemeld is, waarom niet? Antwoord: Zie onder 4.
6. Indien dit wel gemeld is, wanneer was de melding en waarom is er toen niets mee gebeurd? Antwoord : Er is geen melding gedaan aan de gemeente.
7. Op 11 december zou een bewoner per mail de gemeente van zijn vermoeden (asbest) op de hoogte hebben gebracht. Is die mail bij de gemeente binnengekomen en wat was de opvolging? Antwoord : Wij waren op 15 december 2014 niet bekend met een mail van 11 december 2014 waarin een bewoner ons zou hebben geïnformeerd over het vermoeden van asbest. Naar aanleiding van uw brief hebben wij onderzoek gedaan naar de eventuele ontvangst van het door u bedoelde mailbericht. Wij hebben daarbij echter het door u bedoelde mailbericht niet aangetroffen. Wij hebben dus geen mailbericht van 11 december ontvangen en zijn helaas pas op 15 december 2014 op de hoogte gekomen van de asbestbesmetting als gevolg van de brand.
8. Wat was de directe aanleiding om op 15 december de omgeving met linten af te zetten, op basis van welke informatie kwam deze informatie bij de gemeente binnen? Antwoord: Op 15 december 2014 omstreeks 11.40 heeft de toezichthouder een telefonische melding ontvangen van een medewerker van asbestverwijderingsbedrijf van Caam. De medewerker van Van Caam was met een collega toevallig ter plaatse en trof daarbij asbest-verdacht materiaal aan. Hij vroeg zich af waarom er geen asbestinventarisatie was uitgevoerd. Vanuit zijn verantwoordelijkheid als burger heeft hij van bestaande contacten met de gemeente gebruik gemaakt en direct hiervan de melding gedaan. Omstreeks 12.00 was de toezichthouder ter plaatse en heeft het terrein afgezet.
9. Waarom is gekozen voor linten en niet voor een hekwerk? Antwoord : De afzetting van een met asbest besmet gebied met asbestlint is een gebruikelijke handelwijze. Onze ervaring is ook dat het gebruik van hekwerk zeker geen garantie geeft op een betere afscherming.
Mocht u over deze brief nog vragen of opmerkingen hebben dan kunt u contact opnemen met Drs. S.P.M. Verstraten , bereikbaar via telefoonnummer (0164) 277726. Hoogachtend, het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom, namens het college,
.•
-
Procesbeschrijving asbestbranden Inleiding Door ambtenaren openbare orde en veiligheid is een protocol asbestbranden opgesteld. Hierin is voor de gemeenten Bergen op Zoom, Halderberge, Moerdijk, Roosendaal, Rucphen en Woensdrecht uitgewerkt welke partijen waarvoor verantwoordelijk zijn en wat van de verschillende partijen verwacht wordt om de gevolgen van een asbestbrand efficiënt en adequaat te bestrijden. In het protocol worden de volgende fasen onderscheiden: a. Het bestrijden van de brand, stabilisatiefase. b. Het opruimen van de asbestresten, saneringsfase. c. Het verlenen van nazorg (voorlichting , verslaglegging en evaluatie). Onderstaande procesbeschrijving is gebaseerd op het protocol en geeft meer gedetailleerd aan welke werkwijze door ambtenaren van Team Handhaving en Team RO & Vergunningen moet worden gevolgd in de saneringsfase. Categorie-indeling Voor het bepalen van de aanpak van een asbestbrand wordt de brand door de brandweer (indien nodig in samenspraak met medewerkers van Team Handhaving of Team RO & Vergunningen van de gemeente) in een van de volgende categorieën ingedeeld : 1. Het vrijgekomen asbest blijft beperkt tot in het gebouw/terrein. ll. Er is asbest vrijgekomen buiten een gebouw en/of terrein, maar niet in woon-, werk- of recreatiegebied. 111. Er is asbest vrijgekomen buiten gebouw en/of terrein in woon-, werk- of recreatiegebied . Aanpak op basis van categorie-indeling 1of Il In geval van een asbestbrand van categorie 1of Il wordt de perceelseigenaar eerst verzocht om, binnen een redelijke maar korte termijn , zelf opdracht te verlenen om de asbestresten op te ruimen. 1 Indien de perceelseigenaar weigert de opdracht vrijwillig te verlenen , wordt hem een last onder bestuursdwang opgelegd. Het voornemen tot het opleggen van een last onder bestuursdwang wordt door de toezichthouder mondeling aan de perceelseigenaar bekend gemaakt. Daarbij wordt de perceelseigenaar tevens gelegenheid geboden om een eventuele zienswijze over het voornemen in te dienen. De betrokken toezichthouder rapporteert voorts zijn bevindingen aan de juristen van Team Handhaving. De juristen dragen er zorg voor dat het besluit tot oplegging van de last onder bestuursdwang vooraf op schrift wordt gesteld. Gelet op de mogelijke risico's voor mens en milieu wordt daarbij in de regel een korte begunstigingstermijn geboden (bijvoorbeeld twee dagen tot een week). Voor de besluitvorming dient gebruik te worden gemaakt van het mandaat van de portefeuillehouder handhaving om in spoedeisende situaties zelfstandig handhavingsbesluiten te nemen. Indien de perceeleigenaar binnen de begunstigingstermijn geen opdracht heeft gegeven om de asbestresten op te ruimen , geeft de gemeente daartoe alsnog zelf de opdracht en worden de kosten op de perceeleigenaar verhaald. Aanpak op basis van categorie-indeling 111 Indien er bij een asbestbrand van categorie 111 geen sprake is van verspreiding van asbest over percelen van meer eigenaren, wordt de eigenaar van het veroorzakend perceel eerst verzocht om zelf aanstonds opdracht te verlenen om de asbestresten op te ruimen. Indien de perceelseigenaar weigert de opdracht vrijwillig te verlenen dan wel wanneer er sprake is van verspreiding van asbest over percelen van meer eigenaren, wordt spoedeisende bestuursdwang toegepast.2 De toepassing van spoedeisende bestuursdwang is gerechtvaardigd omdat de verspreiding van asbest buiten een gebouw en/of terrein in woon-, werk- of recreatiegebied een acuut gevaar voor de gezondheid meebrengt en daarom zo snel mogelijk moet worden aangepakt. De eventuele medewerking van 1 Naast de perceelseigenaar kan ook de huurder, exploitant of beheerder van het afgebrande bouwwerk/object of de inrichting verantwoordelijk zijn . De verantwoordelijke moet in beginsel de opdracht verstrekken om de asbestresten op te ruimen . De gemeente moet in ieder geval niet eerder in opdrachtverlening treden dan nadat duidelijk is geworden dat de verantwoordelijke onwillig of niet in staat is de opdracht te geven, tenzij er een zodanig risico bestaat dat direct ingrijpen noodzakelijk is. Aldus worden onnodig hoge kosten voor de gemeente voorkomen, latere verhaalacties beperkt en daarmee ook het risico verkleind dat de gemeente met niet verhaalbare kosten blijft zitten . 2 Art. 5:31 Awb.
Pagina 1 van 5
•. ~
meer perceelseigenaren kan daarbij niet worden afgewacht. Het is bovendien praktisch onwerkbaar om meer perceelseigenaren een deel van de asbestresten te laten opruimen. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang wil zeggen dat direct namens de gemeente opdracht wordt gegeven om de asbestresten te laten opruimen, dus zonder het voorafgaand peilen van zienswijzen en zonder het vooraf op schrift stellen van het besluit. Na de uitvoering van de bestuursdwang rapporteren de betrokken toezichthouders hun bevindingen aan de juristen van Team Handhaving. De juristen dragen er zorg voor dat het besluit tot oplegging van de last onder bestuursdwang achteraf alsnog op schrift wordt gesteld en wordt toegezonden aan de betrokken perceelseigenaren. Voor de besluitvorming dient hier ook gebruik te worden gemaakt van het mandaat van de portefeuillehouder handhaving om in spoedeisende situaties zelfstandig handhavingsbesluiten te nemen. Aansluitend wordt een procedure gestart om de kosten van bestuursdwang te verhalen op de eigenaar van het veroorzakend perceel. Juridische grondslagen bestuursdwang Op grond van artikel 125 van de Gemeentewet is het college bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang. De specifieke grondslagen om het opruimen van asbestresten na brand af te dwingen kunnen worden gevonden in zowel de Wet milieubeheer als de Woningwet. De Wet milieubeheer biedt daarbij een betere grondslag om ook het opruimen van asbestresten van naburige percelen af te dwingen en die opruimkosten op de eigenaar van het veroorzakend perceel te verhalen . Bij particulieren kan worden aangeschreven op artikel 1.1a Wet milieubeheer, artikel 1a Woningwet of op grond van artikel 1b lid 2 Woningwet in samenhang met artikel 7.22 Bouwbesluit 2012. Indien er sprake is van een inrichting, kan er worden aangeschreven op grond van artikel 17.1 Wet milieubeheer, artikel 1a Woningwet of op grond van artikel 1b lid 2 Woningwet in samenhang met artikel 7.22 Bouwbesluit 2012. Voor inrichtingen waartoe een gpbv-installatie behoort (IPPC) of waarop het Besluit risico's zware ongevallen 1999 van toepassing is, is de provincie bevoegd gezag.3 Vanwege de reikwijdte van de betreffende artikelen verdient toepassing van de Wet milieubeheer als grondslag de voorkeur boven toepassing van de Woningwet. Ook verdient toepassing van artikel 1b lid 2 Woningwet in samenhang met artikel 7.22 Bouwbesluit 2012 de voorkeur boven toepassing van artikel 1a Woningwet. Asbestverwijderingsbesluit Op grond van artikel 6 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 mag asbest dat ten gevolge van een incident is vrijgekomen alleen worden opgeruimd door een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf. Voorafgaand aan de opruimwerkzaamheden dient op grond van artikel 3 Asbestverwijderingsbesluit een asbestinventarisatierapport te worden vervaardigd . Hiermee wordt de aanwezigheid van asbesthoudend materiaal vastgesteld alsmede het eventuele verspreidingsgebied . Na de asbestverwijdering dient op grond van artikel 9 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 een eindbeoordeling te worden uitgevoerd en een vrijgavebewijs te worden overlegd. Indien wordt aangeschreven om de asbestresten op te ruimen vervalt de omgevingsvergunning- en/of meldingsplicht, maar voornoemde eisen uit het Asbestverwijderingsbesluit gelden onverkort.4 Mogelijke aanvullende maatregelen Indien noodzakelijk moet het terrein van de brand en het (mogelijke) verspreidingsgebied worden afgezet. Voor zover het gaat om een ramp waarbij maatregelen moeten worden getroffen ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde is de Awb niet van toepassing (artikel 5:23 Awb) en is een noodverordening op grond van artikel 176 Gemeentewet het aangewezen instrument. Indien kan worden volstaan met het sluiten van een gebouw of een afgebakend terrein, kan gebruik worden gemaakt van artikel 17 Woningwet. Voorts kan op grond van artikel 5:17 Wabo van een perceelseigenaar worden afgedwongen dat er voorzieningen worden getroffen gericht op het tegengaan of beëindigen van gevaar voor de gezondheid of de veiligheid (bijzondere vorm van bestuursdwang voor bijvoorbeeld afdwingen van sloop, afzettingen of instellen bewakingsdienst). Het is tot slot noodzakelijk in overleg met Voorlichting en/of Veiligheid omwonenden/bevolking te waarschuwing en/of voor te lichten.
3 Art. 5.2 Wabo en art. 2.4 lid 2 Wabo 4 Art. 1.26 Bouwbesluit 2012.
in samenhang met art. 3.3 Besluit omgevingsrecht.
Pagina 2 van 5
Schematische weergave proces
Categorie 1of Il
Categorie 111
Verzoek aan perceelseigenaar om binnen een redelijke termijn opdracht te geven tot het opruimen van de asbestresten.* Wordt aan dit verzoek voldaan?
Is er sprake van een verspreiding van asbest over percelen van meer eigenaren?
Nee
Ja
Verzoek aan eigenaar veroorzakend perceel om aanstonds opdracht te geven tot het opruimen van de asbestresten.* Wordt aan dit verzoek voldaan?
Voornemen bestuursdwang mondeling kenbaar maken aan perceelseigenaar en zienswijze peilen .
i
"",,,,"""".,,,"",,"""Y>-~",,",",,"n,,,,"""u",.,,/
Bevindingen rapporteren aan juristen Team Handhaving. ,,,,",",,,,",,,,",""",,,,,,"+ ,,""",,,,,,,,,,.,,,,.,"",,.,"/
.
Last onder bestuursdwang aan perceelseigenaar om alsnog opdracht te verstrekken om asbestresten op te ruimen. Wordt aan de last voldaan? ,,,,,"," "",~,,,,,,,",,,") Nee
Ja hT• ,"","
r.1~
.
;F,r,1';,,T//
Uitvoeren spoedeisende bestuursdwang (opdracht namens gemeente).
Controleren uitvoering
Bevindingen rapporteren aan juristen Team Handhaving
Controleren uitvoering Opschriftstelling achteraf van spoedeisende bestuursdwang Uitvoeren bestuursdwang (opdracht namens gemeente)
'\ fl)))')JJAY:Ji,JhJJ»»JlJ))DtJh"""'""""_
_,,,_ _ _>f
Kostenverhaal bij eigenaar veroorzakend perceel Kostenverhaal bij perceelseigenaar
* Indien de perceelseigenaar niet tijdig bereikbaar is, wordt zo nodig ook overgegaan tot toepassing van spoedeisende bestuursdwang en dus namens de gemeente opdracht gegeven tot het opruimen van de asbestresten.
Pagina 3 van 5
Overzicht relevante wetgeving
Artikel 1a Woningwet (zorgplicht) 1. De eigenaar van een bouwwerk, open erf of terrein of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het daaraan treffen van voorzieningen draagt er zorg voor dat als gevolg van de staat van dat bouwwerk, open erf of terrein geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt. 2. Een ieder die een bouwwerk bouwt, gebruikt, laat gebruiken of sloopt, dan wel een open erf of terrein gebruikt of laat gebruiken, draagt er, voor zover dat in diens vermogen ligt, zorg voor dat als gevolg van dat bouwen, gebruik of slopen geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt. Artikel 17 Woningwet 1. Indien overtreding van de bij of krachtens hoofdstuk 1, Il, of 111 gegeven voorschriften met betrekking tot de staat of het gebruik van een gebouw, open erf of terrein gepaard gaat met een bedreiging van de leefbaarheid of een gevaar voor de veiligheid of de gezondheid, en er een klaarblijkelijk gevaar is op herhaling van de overtreding, kan het bevoegd gezag besluiten dat gebouw, open erf of terrein te sluiten. De artikelen 5:24, eerste en tweede lid, en 5:25 tot en met 5:28 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing . Het bevoegd gezag kan van de overtreder de ingevolge artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht verschuldigde kosten invorderen bij dwangbevel. 2. Het bevoegd gezag bepaalt in het besluit, bedoeld in het eerste lid, de duur van de sluiting . Artikel 7.22 Bouwbesluit 2012 (restrisico gebruik bouwwerken, open erven en terreinen) Onverminderd het bij of krachtens dit besluit of de Wet milieubeheer bepaalde is het verboden in, op of aan een bouwwerk of op een open erf of terrein voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten of werktuigen te gebruiken, waardoor: a. op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze rook, roet, walm of stof wordt verspreid; b. overlast wordt of kan worden veroorzaakt voor de gebruikers van het bouwwerk, het open erf of terrein; c. op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze stank, stof of vocht of irriterend materiaal wordt verspreid of overlast wordt veroorzaakt door geluid en trilling, elektrische trilling daaronder begrepen, of door schadelijk of hinderlijk gedierte, dan wel door verontreiniging van het bouwwerk, open erf of terrein , of d. instortings-, omval- of ander gevaar wordt veroorzaakt. Artikel 1.1 a Wet milieubeheer 1. Een ieder neemt voldoende zorg voor het milieu in acht. 2. De zorg , bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. 3. Het bepaalde in het eerste en tweede lid laat onverlet de uit het burgerlijk recht voortvloeiende aansprakelijkheid en de mogelijkheid van rechtspersonen als bedoeld in artikel 1, boek 2, van het Burgerlijk Wetboek, om uit dien hoofde in rechte op te treden . Artikel 17 .1 Wet milieubeheer Indien zich in een inrichting een ongewoon voorval voordoet of heeft voorgedaan, waardoor nadelige gevolgen voor het milieu zijn ontstaan of dreigen te ontstaan, treft degene die de inrichting drijft, onmiddellijk de maatregelen die redelijkerwijs van hem kunnen worden verlangd , om de gevolgen van die gebeurtenis te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen , zoveel mogelijk te beperken en ongedaan te maken. Artikel 5.17 Wabo Een besluit tot oplegging van een last onder bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom gericht op naleving van het bepaalde bij of krachtens de betrokken wet kan inhouden dat het bouwen, gebruiken of slopen van een bouwwerk wordt gestaakt of dat voorzieningen , met inbegrip van het slopen van een bouwwerk, gericht op het tegengaan of beëindigen van gevaar voor de gezondheid of de veiligheid worden getroffen.
Pagina 4 van 5
1
Artikel 176 Gemeentewet 1. Wanneer een omstandigheid als bedoeld in artikel 175, eerste lid, zich voordoet, kan de burgemeester algemeen verbindende voorschriften geven die ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig zijn. Daarbij kan van andere dan bij de Grondwet gestelde voorschriften worden afgeweken. Hij maakt deze voorschriften bekend op een door hem te bepalen wijze. 2. De burgemeester brengt de voorschriften zo spoedig mogelijk ter kennis van de raad , van de commissaris van de Koning en van de officier van justitie, hoofd van het arrondissementsparket. 3. De voorschriften vervallen, indien zij niet door de raad in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, worden bekrachtigd. 4. Indien de raad de voorschriften niet bekrachtigt, kan de burgemeester binnen vierentwintig uren administratief beroep instellen bij de commissaris van de Koning . Deze beslist binnen twee dagen. Gedurende de beroepstermijn en de behandeling van het administratief beroep blijven de voorschriften van kracht. 5. Hoofdstuk 6 en afdeling 7.3 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing op het administratief beroep, bedoeld in het vierde lid. 6. De commissaris kan de werking van de voorschriften opschorten zolang zij niet bekrachtigd zijn. Het opschorten stuit onmiddellijk de werking van de voorschriften. 7. Zodra een omstandigheid als bedoeld in artikel 175, eerste lid, zich niet langer voordoet, trekt de burgemeester de voorschriften in. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing .
Pagina 5 van 5