LITERATUUR Adoni, H., & Mane, S. (1984). Media and the social construction of reality. Toward an Integration of theory and research. Communication Research, 11, 323-340. Baarda, B. & De Goede, M. (2001). Basisboek methoden en technieken. Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek. Groningen: Stenfert Kroese. Baarda, F. (1994). Instant-nieuws uit Afrika. De Journalist, 45 (19), 14-17. Baker, I. & De Ron, A. (2005). UNDP-rapport: België en Nederland zakken, wereld kijkt aan tegen tweede zit. Retrieved July 7, 2006 from the World Wide Web: http://www.ipsnews.be/categorieen/internaf.asp?idnews=6042 Bakker, P. & Scholten, O. (2003). Communicatiekaart van Nederland: Overzicht van media en communicatie. Alphen aan den Rijn: Kluwer. Beattie, L., Miller, D., Miller, E. & Philo, G. (1999). The media and Africa: Images of disaster and rebellion. In G. Philo (Ed.), Message received: Glasgow Media Group research, 1993-1998 (pp. 229-267). Essex: Longman. Beerends, H., & Broere, M. (2004). De bewogen beweging: Een halve eeuw mondiale solidariteit. Amsterdam: KIT Publishers. Bieckmann, F. (2002). Pleidooi voor een mondiale journalistiek. Vice Versa, 36 (2), 6-9. Benthall, J. (1993). Disasters, relief and the media. Londen: Tauris. Boschman, B., Buckens, L., & Rijsdijk, L. (1990). De Derde Wereld in beeld. Een onderzoek naar de rol van televisieberichtgeving bij beeldvorming over Derde-Wereldlanden. Doctoraalscriptie Communicatiewetenschap, Katholieke Universiteit Nijmegen. Boschman, B., Buckens, L., & Rijsdijk, L. (1991). De Derde Wereld in beeld. Een onderzoek naar de rol van televisieberichtgeving bij beeldvorming over DerdeWereldlanden. Massacommunicatie, 19 (1), p. 37-49. Cebuco. (2005). Verspreide oplage uitgesplitst naar binnen- en buitenland per titel. Retrieved December 16, 2005 from the World Wide Web:: http://www.oplagendagbladen.nl/Pagina.aspx?CurrentView=Tabellen/ ctlJaaroverzicht_BinBui_Titel.ascx. 85
Cohen, A., Adoni, H., & Bantz, C. (1990). Social conflict and television news. Newbury Park: Sage. Deuze, M. (2002). Journalists in the Netherlands: an analysis of the people, the issues and the (inter-)national environment. Amsterdam: Aksant. Deuze, M. (2004). Wat is journalistiek?. Amsterdam: Het Spinhuis. Devereux. E. & Haynes, A. (2000). Irish print media coverage of the 1998 Sudanese crisis: The case of The Irish Times. Media Development, 1, 20-23. Dickenson, J., Gould, B., Clarke, C., Mather, S., Prothero, M., Siddle, D., Smith, C., & Thomas-Hope, E. (1996). Geography of the Third World. London: Routledge. Dillman, D. (2000). Mail and Internet surveys: The tailored design method. New York: Wiley. Evenblij, M. (2003). SARS infecteert media: Berichtgeving over een explosief probleem. De Journalist, 108 (7), 32-33. Gans, H.J. (1980). Deciding what's news: A study of CBS evening news, NBC nightly news, Newsweek, and Time. New York: Vintage Books. Galtung, J. & Ruge, M. (1965). The structure of foreign news. Journal of peace research, 1, 6490. Van Ginneken, J. (2002). De schepping van de wereld in het nieuws: de 101 vertekeningen die elk 1 procent verschil maken. Alphen aan de Rijn: Kluwer. Hackett, R., & Gruneau, R. (eds.). (2000). The Missing News. Filters and blind spots in Canada’s press. Ontario: Canadian centre for policy alternatives/Garamond press. ‘t Hart, H., Van Dijk, J., De Goede, M., Jansen, W., Teunissen, J. (1998). Onderzoeksmethoden. Amsterdam: Boom. ‘t Hart, H. & Snijkers, G. (2005). De enquête. In H. ‘t Hart, H. Boeije, J. Hox (Eds.), Onderzoeksmethoden (pp. 219-252). Amsterdam: Boom. Hartley, J. (1982). Understanding news. London/New York: Methuen. Hendriks Vetten, P., & Nelissen, P. (1995). Het survey-onderzoek als onderzoekstype. In H. Hüttner, K. Renckstorf, F. Wester (eds.), Onderzoekstypen in de communicatiewetenschap (pp. 94-112). Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghem.
86
Hermans, L. & Snippenburg, L. van. (1993). Nieuws-gierigheid van vrouwen. Een interpretatief onderzoek naar de wijze waarop vrouwen omgaan met het televisienieuws. Massacommunicatie, 21 (2), 120-135. Hermans, L. (2000). Beroepsmatig handelen van journalisten: Een kwalitatief onderzoek bij een televisienieuwsredactie. Proefschrift, Katholieke Universiteit Nijmegen. Hjarvard, S. (2002). The study of international news. In K.B.Jensen (Ed.), A handbook of media and communication research: Qualitative and quantitative methodologies (pp. 9197). London: Routledge. Iyengar, S. (1991). Is anyone responsible? How television frames political issues. Chicago: University of Chicago Press. Van de Kerkhof, T. (1996). “Ook de journalistiek koestert het nationale eigenbelang”. De Journalist, 47 (14). Kleynen, J. (1974). Ontwikkelingssamenwerking: kennis en houdingen in Nederland: Een secundaire analyse. Acta Politica, 9, 183-205. NCDO. (2002). Draagvlakonderzoek. Amsterdam: NCDO. Philo, G. & Berry, M. (2004). Bad News from Israel. London: Pluto Press. Philo, G., Hilsum, L., Beattie, L., & Holliman, R. (1999). The media and the Rwanda Crisis: Effects on audiences and public policy. In G. Philo (Ed.), Message received: Glasgow Media Group research, 1993-1998 (pp. 213-228). Essex: Longman. Pleijter, A., Tebbe, F. & Hermans, L. (2002). Nieuwe journalisten door nieuwe bronnen? Een landelijke inventarisatie van het internetgebruik in de Nederlandse journalistiek. Nijmegen: Katholieke Universiteit Nijmegen. Pollet, I. (2005). Een draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking: onmiskenbaar. Retrieved May 11, 2005 from the World Wide Web: www.contextmasterclass.nl/index.php?page=7_2&subpageId=20. Pollet, I. & Develtere, P. (2003). Onbekend maar bemind: het draagvlak voor ont-wikkelingssamenwerking. In P. Develtere (Ed.), Het draagvlak voor duurzame ontwikkeling. Wat het is en zou kunnen zijn. Antwerpen: De Boeck. Riffe & Shaw. (1982). Conflict and Consonance: Coverage of Third World in Two U.S. Papers. Journalism Quarterly, 59 (4), 617-626.
87
Van Schuur, W., & Vis, J. (2000). What Dutch parliamentary journalists know about politics. Acta Politica, 35 (2), 196-227. Servaes, J. (1983). De nieuwsmakers: Informatie in de media. Antwerpen/Amsterdam: De Nederlandsche Boekhandel. Shah, A. (2005). The US and Foreign Aid Assistance. Retrieved February 20, 2006 from the World Wide Web: http://www.globalissues.org/TradeRelated/Debt/USAid.asp Shoemaker, P.D. & Reese, S.D. (1996). Mediating the message: Theories of influences on mass media content. New York: Longman. Stoop, I. (2005). The hunt for the last respondent: Nonresponse in sample surveys. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Tuchman, G. (1973). Making news by doing work: Routinizing the unexpected. American Journal of Sociology, 79, 110-131. Tuchman, G. (2002). The production of news. In K.B.Jensen (Ed.), A handbook of media and communication research: Qualitative and quantitative methodologies (pp. 78-90). London: Routledge. UNDP (2005). International cooperation at a crossroads: Aid, trade and security in an unequal world. Human Development Report. New York: UNDP. Wallis, R., & Baran, S. (1990). The known world of broadcast news: International news and the electronic media. London/New York: Routledge. Wever, S. (1998). Afrika anders: Objectiviteit en vertekening in de berichtgeving over Afrika. Een kwalitatieve inhoudsanalyse van de KRO-serie 'Ander Afrika'. Doctoraalscriptie, Katholieke Universiteit Nijmegen.
Bronvermelding citaten schutblad:
88
−
‘Swingende Mandela neemt prijs in ontvangst’, Trouw, 10 juni 2002.
−
Jessayan, H. ‘Wij zakenmensen hebben een imagoprobleem’, Het Financieele Dagblad, 28 januari 2005.
−
ITV News-correspondent Bill Neely, in een rapportage over slachtoffers van de aardbeving in Pakistan; op CNN’s Your World Today, 8 november 2005. http://transcripts.cnn.com/transcripts/0511/08/ywt.01.html
BIJLAGEN A
Onderdelen vragenlijst
B
De vragenlijst: ‘Enquête Journalisten en Ontwikkelingssamenwerking’
C
Kenmerken van de steekproef in vergelijking met de beroepsgroep als geheel
D
Codering open vragen
E
Frequentietabellen na categorisering van de open vragen
F
Resultaten: cijferscores voor oplossingen
G
Resultaten: reacties op de stellingen
H
Visie op onderontwikkeling: replicatie van het onderzoek van Boschman et al.
A. Onderdelen vragenlijst Overzicht van de verschillende onderwerpen (1 t/m 3) in de vragenlijst, met de concepten die voor elk van die onderwerpen werden gemeten (a, b, etc.) en de bijbehorende vraagnummers: 1.
Kenmerken van de respondenten in de steekproef a.
Sexe (72), leeftijd (70), opleiding (71), partijkeuze (69)
b. Functies (2), media (1) en titel (via URL en ophaalnummer) en deelredacties waar men werkt (3), generalisten/specialisten (4), specialismen (4c), of men zich wel eens met OS bezighoudt (5) 2.
Beroepspraktijk a.
Bronnen: 6, 8, 9, 10, 11, 12, 16, 17, 18, 19, 20
b. Samenwerking met/beoordeling van ontwikkelingsorganisaties: 7, 13, 14, 15, 16, 25 c. 3.
Interesse/betrokkenheid: 5, 10, 16, 17, 20, 21, 58-60, 61-63, 67, 68
Kennis / Visie a.
Problemen: 28, 29, 40, 43
b. Oorzaken: 37, 44 c.
Oplossingen: 27, 30, 41, 42, 45, 46
d. Overig: 38 (minister) e.
Visie m.b.t. berichtgeving: 21, 22, 23, 24, 65, 66, 68
f.
Visie m.b.t. ontwikkelingssamenwerking: 26, 30, 31, 32/33, 34, 35, 36, 37, 39, 47-55, 56-58, 64
B. De vragenlijst: ‘Enquête Journalisten en Ontwikkelingssamenwerking’
Enquête Journalisten en Ontw ikkelingssamenw erking
Nijmegen, juni 2005
Geachte mevrouw, meneer, Sinds de tsunami in Azië en het conflict in Darfur is er in Nederland veel gedebatteerd over de berichtgeving rond die gebeurtenissen. Daarbij is ook vaak besproken hoe ‘de media’ hun werk hebben gedaan, wat de impact is van hulpacties en hoe journalisten in het algemeen omgaan met (problemen in) ontwikkelingslanden. De vragenlijst die voor u ligt is een poging om van journalisten zelf te vernemen hoe ze tegen ontwikkelingssamenwerking aankijken, zowel in hun beroepspraktijk als particulier. In hoeverre vinden journalisten ontwikkelingssamenwerking een belangrijk onderwerp? In hoeverre vinden ze zelf dat ze goed op de hoogte zijn? Om meer te weten te komen over deze vragen, verzoeken we u de vragen in deze enquête te beantwoorden. De enquête is onderdeel van een afstudeeronderzoek binnen de vakgroep Communicatiewetenschap van de Radboud Universiteit Nijmegen en is opgezet in samenwerking met de Nationale Commissie voor internationale samenwerking en Duurzame Ontwikkeling (NCDO). Het doel is in kaart te brengen hoe de journalistiek als beroepsgroep aankijkt tegen dit specifieke onderwerp. We zijn daarom vooral geïnteresseerd in uw mening. Het invullen van de vragenlijst kost ongeveer 15 minuten. Uw antwoorden zullen vanzelfsprekend anoniem worden behandeld en niet naar u persoonlijk te herleiden zijn. Om het invullen van deze enquête voor u wellicht wat aantrekkelijker te maken, maakt u door mee te doen kans op het boek ‘De bewogen beweging. Een halve eeuw mondiale solidariteit.’ van Hans Beerends en Marc Broere. Uit dank voor de medewerking zullen we er naar elke redactie één versturen, waarbij we het lot laten bepalen welke deelnemende redacteur het boek zal ontvangen (u maakt daar kans op als u onderaan uw gegevens invult, die uitsluitend voor dit doel gebruikt zullen worden). Voor verdere inlichtingen kunt u contact opnemen met Jaap Meijers (024-3453101 /
[email protected]) of met begeleider dr. Liesbeth Hermans (
[email protected]). Voor opmerkingen of vragen is tevens ruimte aan het einde van de vragenlijst. Met vriendelijke groet,
Jaap Meijers
Enquête Journalisten en Ontw ikkelingssamenw erking Deze vragenlijst is dubbelzijdig afgedrukt. Let u er op dat u ook de achterkant van de bladzijden invult? Dank u wel! Allereerst een paar vragen over uw functie. Op enkele vragen kan (bijvoorbeeld door freelancers) meer dan één antwoord worden gegeven. 1.
Voor welk medium werkt u? Radio Televisie Krant (dagblad) Tijdschrift Internet Anders, namelijk: …………………………………………………………………
2.
Hoe omschrijft u uw functie? Redacteur Verslaggever Eindredacteur (Adjunct-)Hoofdredacteur Presentator Anders, namelijk:
……………………………………………………………………………………
3.
Op welke redactie werkt u (bijv. algemeen, politiek, economie, regio)? Hoofdredactie Algemeen/binnenland Buitenland Politiek/Den Haag Economie Anders, namelijk:
……………………………………………………………………………………
4. Beschouwt u zichzelf als algemeen redacteur (generalist) of bent u gespecialiseerd in een bepaald onderwerp? Generalist Specialist; onderwerp(en): ………………………………………………………………………………………………
5. Besteedt u in uw werk wel eens aandacht aan ontwikkelingssamenwerking of ontwikkelingslanden? (Bijna) alleen maar Vaak Soms Nooit
Vervolgens stellen we u een aantal vragen over informatiebronnen die u gebruikt bij de uitoefening van uw functie. 6. Als u in uw werk informatie nodig heeft over ontwikkelingssamenwerking, ontwikkelingslanden of over onze relatie met ontwikkelingslanden, wat voor bronnen raadpleegt u dan (meerdere antwoorden mogelijk)? Het aanbod van persbureaus Buitenlandse kranten (papieren versie) Buitenlandse kranten (elektronische versie) hulp- en ontwikkelingsorganisaties, namelijk: ……………………………………………………… Websites over het onderwerp, namelijk: …………………………………………………………… Tijdschriften, namelijk: …………………….…………………………….…………………………. Deskundigen van universiteiten Ministerie van Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking Boeken Gesprekken met collega’s Correspondenten Archiefmateriaal/knipseldienst Anders, namelijk: ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
7. Als u beroepsmatig contact heeft met voorlichters van hulp- en ontwikkelingsorganisaties, beschouwt u dan dat contact in het algemeen als zeer nuttig enigszins nuttig niet nuttig ik heb er zelden of nooit contact mee
8.
Kunt u aangeven of u de volgende bronnen kent en hoe vaak u er gebruikt van maakt?
Oneworld.nl: vaak
soms
nooit, maar ken het wel
nooit, ik ken het niet
soms
nooit, maar ken het wel
nooit, ik ken het niet
soms
nooit, maar ken het wel
nooit, ik ken het niet
soms
nooit, maar ken het wel
nooit, ik ken het niet
soms
nooit, maar ken het wel
nooit, ik ken het niet
soms
nooit, maar ken het wel
nooit, ik ken het niet
soms
nooit, maar ken het wel
nooit, ik ken het niet
soms
nooit, maar ken het wel
nooit, ik ken het niet
Ode: vaak Vice Versa: vaak
IPS (Inter Press Service): vaak MO*: vaak Onze Wereld: vaak
IS (Internationale Samenwerking): vaak Eldis.org: vaak
9. Heeft u de afgelopen 12 maanden specifieke boeken (fictie of non-fictie) over een ontwikkelingsland of over ontwikkelingslanden gelezen of gekocht? ja nee
10. Heeft u de afgelopen 12 maanden specifieke tijdschriften op het gebied van ontwikkelingssamenwerking gelezen? Ja
ga naar vraag 11
Nee ga naar vraag 12
11.
Kunt u aangeven om welk tijdschrift of welke tijdschriften het gaat?
………………………………………………………………………………………………
12.
Heeft u de afgelopen 12 maanden een reis gemaakt naar een ontwikkelingsland? Ja, voor mijn werk Ja, maar niet voor mijn werk Nee
Dan nu een paar vragen over de Dick Scherpenzeel Stichting. De Dick Scherpenzeel Stichting is een organisatie die tot doel heeft de kwantiteit en kwaliteit van de berichtgeving over ontwikkelingslanden en ontwikkelingssamenwerking in de Nederlandse media te vergroten. 13.
Heeft u ooit van de Dick Scherpenzeel Stichting gehoord? Ja Nee Weet ik niet
14.
Acht u het werk van de Dick Scherpenzeel Stichting zinvol? Ja Nee Weet ik niet
15. Kunt u één of meer activiteiten noemen die de Stichting de afgelopen jaren heeft uitgevoerd? ………………………………………………………………………………………………
16. Op welke manier zou naar uw mening de Dick Scherpenzeel Stichting het beste kunnen proberen de berichtgeving over ontwikkelingslanden en ontwikkelingssamenwerking te verbeteren (meerdere antwoorden mogelijk)? Een bijscholingscursus internationale ontwikkelingsvraagstukken aanbieden Verzorging van stages bij media in ontwikkelingslanden Het toekennen van journalistieke prijzen Verstrekken van subsidies voor verslaggeving over belangrijke internationale bijeenkomsten (VN, WTO, G7, Afrikaanse Unie, etc.) Het vullen van een vaste pagina in ‘De Journalist’ Anders, namelijk: …………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
17. Villa De Wereld maakt deel uit van de internet-site Villamedia van de NVJ. Heeft u Villa De Wereld wel eens bezocht? Ja Nee Weet ik niet
18. De laatste jaren hebben verschillende organisaties lijstjes opgesteld met ‘vergeten onderwerpen’, zoals bijvoorbeeld Artsen zonder Grenzen en de Dick Scherpenzeel Stichting (“De vergeten verhalen van 2004. Top 10 van blinde vlekken in de buitenlandjournalistiek.”, december 2004). Kent u die uitgaven of soortgelijke publicaties? Ja Nee
19. Zijn dat soort publicaties volgens u een goede manier om de aandacht van journalisten te vragen voor humanitaire onderwerpen die weinig media-aandacht hebben gekregen? Ja Nee
20. Bent u in het algemeen tevreden over de hoeveelheid informatie die u bereikt over ontwikkelingslanden en ontwikkelingssamenwerking (bijvoorbeeld van ontwikkelingsorganisaties)? Nee, ik zou er meer informatie over willen krijgen Ja, ik vind dat ik voldoende informatie krijg Nee, ik krijg daar teveel informatie over
21. In wat voor informatie met betrekking tot ontwikkelingsthema’s bent u met name geïnteresseerd? Economische achtergronden Individuele verhalen van mensen in ontwikkelingslanden Historische context Succesverhalen over ontwikkelingsprojecten en ontwikkelingslanden Anders, namelijk: ……………………………………………………………………………………
22. Vindt u dat er op de Nederlandse televisie te weinig, voldoende of te veel informatie wordt gegeven over ontwikkelingslanden? Te weinig Voldoende Te veel
23. Denkt u dat de informatie op de Nederlandse televisie over de ontwikkelingslanden goeddeels correct is, of goeddeels incorrect? Goeddeels correct Goeddeels incorrect
24.
Is deze informatie volgens u over het algemeen te somber of te optimistisch? Te somber Te optimistisch
25. Heeft u de laatste paar jaar wel eens meegewerkt aan een productie die betaald of gesponsord werd door een hulp- of ontwikkelingsorganisatie? Ja, die productie(s) werd(en) gesponsord door …………………………………………………… Nee
Dan volgen nu vragen over ontwikkelingssamenwerking en uw persoonlijke opvattingen daarover. 26. Heeft het zin hier in Nederland iets te doen voor de ontwikkeling van mensen in ontwikkelingslanden? Ja, zeker Ja, waarschijnlijk Nee
27.
Wat kunnen we hier doen voor mensen in ontwikkelingslanden?
……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
28.
Vindt u dat u goed op de hoogte bent van de problemen in die landen of niet? Heel goed Tamelijk goed Niet zo goed Helemaal niet goed
29. De gemiddelde koopkracht van mensen kan in een indexcijfer uitgedrukt worden. Dat is het gemiddelde van inkomen en koopkracht. Voor Nederland stellen we die op 100. Wilt u het schatten voor enkele andere landen? Het kan dus boven of onder de 100 liggen. Er zijn geen foute antwoorden mogelijk, het gaat om uw inchatting. Uitgaande van 100 voor Nederland, hoe schat u de gemiddelde koopkracht van... Japan?
.....
China?
.....
Turkije?
.....
India?
.....
Verenigde Staten van Amerika? . . . . . Suriname?
.....
Nigeria?
.....
Kenia?
.....
30. Welk percentage van het Bruto Nationaal Product denkt u dat de Nederlandse regering besteedt aan ontwikkelingssamenwerking? ……………… procent
31. Sommige mensen vinden dat Nederland meer geld aan ontwikkelingshulp moet besteden, andere vinden dat Nederland juist minder moet besteden. Wat vindt u, moet de Nederlandse ontwikkelingshulp… vergroot worden
ga naar vraag 32
gelijk blijven
ga naar vraag 34
verminderd worden
ga naar vraag 33
32. Hoeveel meer zou Nederland volgens u aan ontwikkelingshulp moet besteden? Zegt u, naar mijn idee moet het de volgende verhoging zijn: Niet zo groot, een beetje erbij Vrij groot, een kwart erbij Groot, de helft erbij Zeer groot, een verdubbeling ga naar vraag 34
33. Hoeveel minder zou Nederland volgens u aan ontwikkelingshulp moeten besteden? Zegt u, naar mijn idee moet het de volgende verlaging zijn: Niet zo groot, een beetje eraf Vrij groot, een kwart eraf Groot, de helft eraf Zeer groot, niets meer geven
34. Nederland loopt voorop in de wereld met de hoogte van het bedrag dat voor ontwikkelingssamenwerking wordt uitgegeven. Vindt u dat het zo moet blijven, dat Nederland laat zien dat we ontwikkelingshulp belangrijk vinden, of moeten we terug en niet meer doen dan andere landen? Dat moet zo blijven, voorop lopen We moeten terug, we moeten niet meer doen dan andere landen
35.
Denkt u dat ontwikkelingshulp helpt of niet? Denkt u op zich dat ontwikkelingshulp helpt (mensen die het nodig hebben worden ermee geholpen) tussenin (helpt niet goed maar ook niet slecht) niet helpt (mensen die het nodig hebben worden er niet mee geholpen)
36. Denkt u dat het geld dat Nederland uitgeeft aan ontwikkelingshulp al met al goed besteed wordt, of heeft u de indruk dat er veel geld op een verkeerde manier besteed wordt? Merendeels goed besteed Half goed, half slecht besteed Merendeels slecht besteed
37. Vindt u dat ontwikkelingslanden zonder belemmeringen alles moeten kunnen exporteren naar Europa, ook als dat leidt tot ontslagen in Nederlandse bedrijven en tot het wegconcurreren van Nederlandse boeren, of vindt u dat Europa zichzelf moet beschermen met importheffingen? Zegt u: ik ben voorstander van vrije export door ontwikkelingslanden, ook al betekent dat minder werkgelegenheid hier bescherming van onze economie door importheffing
38.
Hoe heet de Nederlandse minister voor ontwikkelingssamenwerking ?
………………………………………………………………………………………………
39. Vindt u dat wij in Nederland er mede schuld aan hebben dat het slecht gaat in de derde-wereld? Ja nee
40. UNDP, de ontwikkelings-organisatie van de Verenigde Naties stelt elk jaar een lijst op van landen, gerangschikt naar welvaart én welzijn. Op de lijst staan 177 landen, de minst ontwikkelde landen staan onderaan. Hoe hoog schat u dat Nederland staat op deze Human Development Index? Op de . . . . . . . .e plaats.
41. In het kader van ‘eerlijke handel’ zijn de laatste jaren verschillende producten op de markt gekomen met het Max Havelaar-keurmerk, met koffie als bekendste voorbeeld. Wat wil men volgens u bereiken met het Max Havelaar-keurmerk? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
42. Denkt u dat iemand van buitenlandse afkomst in Nederland gemiddeld meer, evenveel of minder geld of goederen geeft aan mensen in ontwikkelingslanden dan de gemiddelde Nederlander? Meer Evenveel Minder
Nu volgt een aantal vragen over de problemen van ontwikkelingslanden en de oorzaken en mogelijke oplossingen van die problemen. 43. Ontwikkelingslanden hebben te kampen met een aantal grote problemen. Kunt u een aantal van die problemen noemen: ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
44.
Wat zijn volgens u de belangrijkste oorzaken van de problemen in ontwikkelingslanden?
……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
45. Hoe denkt u dat de problemen van ontwikkelingslanden het beste opgelost kunnen worden? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
46. Hieronder staat een aantal mogelijke oplossingen voor de problemen van ontwikkelingslanden. Kunt u voor elke oplossing een rapportcijfer geven van nul tot en met tien? Een tien geeft u aan een oplossingen die u heel erg goed vindt en een nul aan een oplossing die u heel erg slecht vindt. U kunt ook cijfers geven die daar tussenin liggen. Oplossing
Cijfer
Inzetten van Westerse machines, apparatuur en kapitaal
........
Handelsmogelijkheden van Westerse bedrijven in ontwikkelingslanden aan banden leggen
........
Het geven van geld, voedsel en andere hulpgoederen
........
Het uitzenden van Nederlandse deskundigen, artsen, ingenieurs, projectbegeleiders en landbouwdeskundigen en dergelijke
........
Industrialisatie op een Westerse manier
........
Een andere verdeling op wereldschaal van de macht en rijkdom waardoor wij een deel van onze welvaart moeten inleveren
........
Handelsmogelijkheden van Westerse bedrijven in ontwikkelingslanden bevorderen
........
Kwijtschelden van de schulden die ontwikkelingslanden bij het Westen hebben, ook als dat nadelige gevolgen heeft voor het Westen
........
Nu volgt een aantal uitspraken. Kunt u voor elk van de uitspraken aangeven of u het wel enigszins of niet eens bent met de uitspraak? 47. De problemen die ontwikkelingslanden nu hebben zijn vergelijkbaar met de problemen die wij in Europa zo’n honderd jaar geleden hadden. Mee eens
Enigszins mee eens
Niet mee eens
Geen mening
48. Er moet eerst aan geboortebeperking gedaan worden in ontwikkelingslanden, dan pas hebben andere oplossingen zin. Mee eens
Enigszins mee eens
Niet mee eens
Geen mening
49. De huidige ontwikkelingssamenwerking stimuleert dat ontwikkelingslanden op eigen benen kunnen gaan staan. Mee eens
Enigszins mee eens
Niet mee eens
Geen mening
50. Ontwikkelingslanden lopen een eind op ons achter. Als ze maar de middelen hadden zouden ze wel op ons inlopen. Mee eens 51.
Enigszins mee eens
Niet mee eens
Geen mening
Traditionele gebruiken belemmeren de ontwikkeling in ontwikkelingslanden. Mee eens
Enigszins mee eens
Niet mee eens
Geen mening
52. De belangrijkste oorzaken van de problemen in ontwikkelingslanden liggen in het Westen. Mee eens
Enigszins mee eens
Niet mee eens
Geen mening
53. De bevolking van ontwikkelingslanden doet zelf voldoende moeite om de problemen op te lossen. Mee eens 54.
Enigszins mee eens
Niet mee eens
Geen mening
Wij hebben een groot deel van onze welvaart te danken aan ontwikkelingslanden. Mee eens
55.
Enigszins mee eens
Niet mee eens
Geen mening
Omdat wij in het Westen zo rijk zijn, zijn de mensen in ontwikkelingslanden zo arm. Mee eens
Enigszins mee eens
Niet mee eens
Geen mening
56. Vindt u dat de Nederlandse regering in Den Haag moreel verplicht is te werken aan ontwikkelingssamenwerking? Ja Nee
57.
En het bedrijfsleven? Is dat moreel verplicht te werken aan ontwikkelingssamenwerking? Ja Nee
58. Vindt u dat u zelf als journalist moreel verplicht bent persoonlijk te werken aan ontwikkelingssamenwerking? Ja Nee
59. Vindt u het als journalist belangrijk om duidelijk te maken wat mensen hier kunnen doen voor ontwikkelingslanden? Ja Nee
60. Vindt u het als journalist belangrijk om duidelijk te maken welke invloed Westerse bedrijven en overheden hebben in ontwikkelingslanden? Ja Nee
61.
In welke mate bent u persoonlijk in ontwikkelingssamenwerking geïnteresseerd? Zeer geïnteresseerd Enigszins geïnteresseerd Niet geïnteresseerd
62. In welke mate zijn volgens u de meesten van uw collega’s in ontwikkelingssamenwerking geïnteresseerd? Zeer geïnteresseerd Enigszins geïnteresseerd Niet geïnteresseerd
63. In welke mate is volgens u het publiek waar u voor werkt in ontwikkelingssamenwerking geïnteresseerd? Zeer geïnteresseerd Enigszins geïnteresseerd Niet geïnteresseerd
64. Denkt u dat het grootste deel van de opbrengsten van televisie-acties voor ontwikkelingslanden goed terecht komt? Ja, dat denk ik wel Nee, dat denk ik niet Soms wel, soms niet Ik weet het niet
Tot slot vragen wij u te reageren op een paar stellingen die betrekking hebben op uw kijk op berichtgeving over ontwikkelingssamenwerking, en stellen we nog een paar vragen over uw persoonlijke gegevens. 65.
De problemen van ontwikkelingslanden zijn direct relevant voor het Nederlandse publiek. Mee eens
Enigszins mee eens
Niet mee eens
Geen mening
66. De problemen en conflicten in ontwikkelingslanden zijn meestal te ingewikkeld om er goed over te berichten. Mee eens 67.
Enigszins mee eens
Niet mee eens
Geen mening
Wat er in ontwikkelingslanden gebeurt is voor mij een ver-van-mijn-bed-show. Mee eens
Enigszins mee eens
Niet mee eens
Geen mening
68. Eigenlijk zou ik in mijn werk méér aandacht willen besteden aan ontwikkelingssamenwerking. Mee eens
Enigszins mee eens
Niet mee eens
Geen mening
69. Stel dat er vandaag verkiezingen zouden zijn voor de Tweede Kamer, op welke partij zou u dan uw stem uitbrengen? CDA
VVD
PvdA
D'66
GroenLinks
SP
SGP
ChristenUnie
LPF
andere partij
weet ik nog niet
ik zou/mag niet stemmen
70.
Wat is uw leeftijd? . . . . . jaar
71.
Wat is de hoogstgenoten schoolopleiding, die u wel of niet voltooid hebt? Middelbaar beroepsonderwijs HBO School voor de Journalistiek Andere HBO-studie, namelijk:
……………………………………………………………………… Wetenschappelijk Onderwijs, namelijk: …………………………………………………………… Anders, namelijk: ……………………………………………………………………………………
72. 73.
Man
Vrouw
Heeft u zelf nog vragen of opmerkingen naar aanleiding van deze vragenlijst?
……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
74. Als u een verslag wilt ontvangen van het resultaat van ons onderzoek of in aanmerking wilt komen voor het boek, geeft u dan hier uw naam en e-mailadres op. Uw gegevens zullen vanzelfsprekend alléén voor dat doel worden gebruikt en niet gekoppeld worden aan uw antwoorden. Ja, ik wil graag een verslag van het onderzoek ontvangen Ja, ik wil graag in aanmerking komen voor het boek ‘De bewogen beweging’ Naam en e-mailadres: …………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
Dit is het einde van de vragenlijst. Hartelijk dank voor uw tijd!
C. Kenmerken van de steekproef in vergelijking met de beroepsgroep als geheel De socio-demografische gegevens over de Nederlandse journalistiek als beroepsgroep werden bijeen gebracht door Mark Deuze (2002, 2004), op basis van een algemene steekproef van 773 journalisten uit het NVJ-adressenbestand. Zijn gegevens gaan over de journalistieke beroepsgroep in Nederland als geheel en niet alleen over groep journalisten in dit onderzoek, namelijk de redacteuren op nieuwsredacties. Desalniettemin vertonen de kenmerken van mijn steekproef opvallende gelijkenis met wat in dat onderzoek is vastgesteld. Zo is 12,6 procent van de journalisten in deze steekproef jonger dan dertig jaar; bij onderzoek 15 procent (Pleijter, Tebbe & gerealiseerde steekproef op 41 voor journalisten en voor de hele groep op
Deuze is dat 13 procent en in ander recent Hermans, 2002). De mediaan leeftijd ligt in mijn mannelijke journalisten, 35 voor vrouwelijke 40. Bij Deuze is dat 44 voor mannen, 36 voor
vrouwen en 42 voor de hele groep (p. 67). In mijn steekproef is het aandeel vrouwelijke journalisten 24 procent, tegen 32 procent in de algemene steekproef van Mark Deuze. Ook het opleidingsniveau komt vrij goed overeen. Volgens Deuze heeft de helft van de Nederlandse journalisten een HBO-opleiding afgerond, waarvan 32 procent op één van de scholen voor journalistiek. Nog eens 39 procent heeft een universitaire opleiding afgerond, zodat het aandeel hoger opgeleiden onder journalisten op 89 procent komt. In mijn onderzoek is dat 92 procent, zij het dat de opbouw omgekeerd is: 55 procent heeft universiteit gedaan en 7 procent School voor Journalistiek plus 30 procent een andere HBO-opleiding. De journalisten in het onderzoek van Deuze plaatsen zichzelf in meerderheid iets links van het midden (47%) of zelfs redelijk ver aan de linkerkant (31%) (p. 70). In dit onderzoek zegt 55 procent op PvdA, D66, GroenLinks of SP te stemmen, maar dat is dus een andere manier van politieke voorkeur meten dan Mark Deuze hanteert. Elf procent van de journalisten in het onderzoek van Deuze zit in ‘hogere rangen’, zoals redactiechefs, eind- en hoofdredacteuren. Twaalf procent is redacteur, 63 procent zijn ‘reporters’, 14 procent ‘anders’ (p. 71-72). In dit onderzoek bezet 17 procent van de respondenten een hogere rang, 68 procent is redacteur of verslaggever (of beide) en 16 procent geeft een andere functie-omschrijving.
D. Codering open vragen Tabel D-1. Codering open vragen: problemen Ziektes/slechte gezondheidszorg
hygiëne/moeder- of kindersterfte
Economie
weinig export/infrastructuur
Tabel D-2. Codering open vragen: oorzaken Handelsbarrières
oneerlijke handel, dumping, tariefmuren, geen echte vrijhandel, ongunstige concurrentiepositie, exportsubsidies
Onderwijsniveau laag
analfabetisme
Slecht bestuur
Gebrek aan democratie
Overblijfselen kolonialisme
historie
Protectionisme westen
import heffingen, export beperkingen
Economische situatie
onvoldoende infrastructuur, verkeerde besteding van de eigen gelden, inefficiëntie, geldgebrek/gebrek aan middelen
Grondstoffen
gebrek aan natuurlijke hulpbronnen
Oorlog
conflict
Tabel D-3. Codering open vragen: oplossingen Andere leiders
beter bestuur, corruptie bestrijden
Deskundigen sturen
overdragen van kennis
Vrede
politieke rust
Handelsbarrières
betere en eerlijkere beloning voor producten, afschaffen landbouwsubsidies
Sexuele voorlichting
aidsbestrijding
Helpen (én economisch)
microkrediet
Bij Boschman et al. zit er meer diversiteit in de antwoorden op de open vragen, waarschijnlijk simpelweg vooral vanwege hun grotere steekproef. Zij gebruiken een vier maal grotere steekproef en hun verscheidenheid aan antwoorden (en dus antwoordcategorieën) is groter.
E. Frequentietabellen na categorisering van de open vragen Tabel E-4. Open vragen: problemen van ontwikkelingslanden Corruptie/slecht bestuur/politieke onrust/bureaucratie
117
70%
Droogte/klimaat/milieuproblemen/natuurrampen
75
45%
Ziektes/slechte gezondheidszorg/aids
60
36%
Oorlog/conflicten/geweld
59
36%
Onderwijs/analfabetisme
59
36%
Honger/voedseltekort
53
32%
Economie, eenzijdig/werkloosheid
51
31%
Wereldmarkt, slechte/oneerlijke positie op
38
23%
Armoede
39
23%
Schuldenlast
30
18%
Infrastructuur problematisch
27
16%
Tekort aan water, tekort aan (schoon drink)water
19
11%
Kloof welvaart
17
10%
Cultuur, mentaliteit/racisme/discriminatie
16
10%
Overbevolking, bevolkingsgroei
15
9%
Etnische spanningen/stammenstrijd
9
5%
Technologische achterstand
6
4%
Grondstoffen, tekort/weinig divers
4
2%
35
n=166; aantal respondenten dat het betreffende antwoord gaf, in cijfers en als percentage van alle respondenten bij deze vraag.
35
Aids werd door 32 respondenten (19%) expliciet genoemd als probleem in ontwikkelingslanden.
Tabel E-5. Open vragen: oorzaken van ontwikkelingsproblemen Corruptie/slecht bestuur
113
71%
Handelsbarrières/protectionisme westen
67
42%
Onderwijsniveau laag
39
24%
Geografische gesteldheid
38
24%
Economische situatie/beleid
38
24%
Oorlog
33
21%
Cultuur/mentaliteit
30
19%
Overblijfselen van kolonialisme
23
14%
Aids/ziekte/gezondheidszorg slecht
17
11%
Schuldenlast
14
9%
Grondstoffen, tekort of eenzijdig
12
8%
Armoede en onderontwikkeling
10
6%
Overbevolking
9
6%
Kloof arm rijk, verdeling welvaart
9
6%
Landbouw problematisch
4
3%
Afhankelijkheid van hulp
3
2%
n=160
Tabel E-6. Open vragen: oplossingen voor ontwikkelingsproblemen Helpen/ontwikkelingshulp
59
43%
Handelsbarrières slechten
58
42%
Beter bestuur, beleid/andere leiders
52
38%
Onderwijs
39
28%
Economie/infrastructuur verbeteren
31
23%
Schulden kwijtschelden
18
13%
Vrede/stoppen met oorlog
16
12%
Zelfstandigheid bevorderen
14
10%
Gezondheidszorg verbeteren
9
7%
Deskundigen sturen
6
4%
Sexuele voorlichting/condooms
5
4%
Geld storten/acties door het westen
5
4%
Landbouw verbeteren
4
3%
Geboortebeperking
2
1%
n=157
F.
Resultaten: cijferscores voor oplossingen
Oplossingen: 46.a 46.b
Inzetten van Westerse machines, apparatuur en kapitaal Handelsmogelijkheden van Westerse bedrijven in ontwikkelingslanden aan banden leggen
46.c Het geven van geld, voedsel en andere hulpgoederen 46.d Het uitzenden van Nederlandse deskundigen, artsen, ingenieurs, projectbegeleiders en landbouwdeskundigen en dergelijke 46.e Industrialisatie op een Westerse manier 46.f 46.g
Een andere verdeling op wereldschaal van de macht en rijkdom waardoor wij een deel van onze welvaart moeten inleveren Handelsmogelijkheden van Westerse bedrijven in ontwikkelingslanden bevorderen
46.h Kwijtschelden van de schulden die ontwikkelingslanden bij het Westen hebben, ook als dat nadelige gevolgen heeft voor het Westen
Tabel F-7. Rapportcijfers voor mogelijke oplossingen 36
n
Gemiddeld cijfer
Standaarddeviatie
h. schulden kwijtschelden
167
7,03
1,848
d. deskundigen sturen
167
6,84
1,791
f. welvaart anders verdelen
164
6,21
2,398
g. handel bevorderen
165
5,95
1,926
a. kapitaal
168
5,71
1,951
c. geld geven
167
5,25
1,813
e. industrialisatie
165
4,84
1,864
b. handel aan banden
166
4,69
2,378
De items 46.a, 46.c, 46.d en 46.e zijn typische modernisatie-oplossingen, de items 46.b, 46.f en 47.h zijn dependentie-oplossingen. Om de serie oplossingen niet opvallend eenzijdig
36
1.
Cijfers onder de één (soms werd een nul gegeven) zijn alleen voor dit overzicht gehercodeerd als
te laten zijn, werd de oplossing ‘Handelsmogelijkheden van Westerse bedrijven in ontwikkelingslanden bevorderen’ toegevoegd (46.g) als tegenhanger van ‘Handelsmogelijkheden van Westerse bedrijven in ontwikkelingslanden aan banden leggen’, ten koste van ‘Landhervormingen en afschaffing van het grootgrondbezit’ die wel in het onderzoek van Boschman et al. voorkwam. Oplossing 46.g is niet meegenomen bij het bepalen van de visie van de respondent naar aanleiding van de factoranalyse.
G. Resultaten: reacties op de stellingen Stellingen: 47. De problemen die ontwikkelingslanden nu hebben zijn vergelijkbaar met de problemen die wij in Europa zo’n honderd jaar geleden hadden. 48. 49. 50. 51. 52. 53. 54. 55.
Er moet eerst aan geboortebeperking gedaan worden in ontwikkelingslanden, dan pas hebben andere oplossingen zin. De huidige ontwikkelingssamenwerking stimuleert dat ontwikkelingslanden op eigen benen kunnen gaan staan. Ontwikkelingslanden lopen een eind op ons achter. Als ze maar de middelen hadden zouden ze wel op ons inlopen. Traditionele gebruiken belemmeren de ontwikkeling in ontwikkelingslanden. De belangrijkste oorzaken van de problemen in ontwikkelingslanden liggen in het Westen. De bevolking van ontwikkelingslanden doet zelf voldoende moeite om de problemen op te lossen. Wij hebben een groot deel van onze welvaart te danken aan ontwikkelingslanden. Omdat wij in het Westen zo rijk zijn, zijn de mensen in ontwikkelingslanden zo arm.
Tabel G-8. Stellingen 47 t/m 49 47. problemen 100 jaar 48. geboortebeperking geleden
49. op eigen benen
Count
%
Count
%
Count
%
Mee eens
2
1%
12
7%
15
9%
Enigszins mee eens
57
33%
86
49%
83
47%
Niet mee eens
111
64%
74
42%
69
39 %
Geen mening
3
2%
3
2%
8
5%
Tabel G-9. Stellingen 50 t/m 52 50. achterlopen
51. traditionele gebruiken 52. oorzaken Westen
Count
%
Count
%
Count
%
16
9%
34
19%
15
9%
Enigszins mee eens 80
46%
78
45%
89
51%
Niet mee eens
74
43%
59
34%
67
39%
Geen mening
3
2%
4
2%
3
2%
Mee eens
Tabel G-10. Stellingen 53 t/m 55 53. bevolking
54. welvaart
55. rijk zijn
Count
%
Count
%
Count
%
Mee eens
12
7%
40
23%
10
6%
Enigszins mee eens
70
41%
79
45%
65
38%
Niet mee eens
71
41%
51
29%
95
55%
Geen mening
19
11%
5
3%
3
2%
De vragen 47 tot en met 51 zijn stellingen die vallen binnen de ideaaltypische modernisatievisie; vraag 52 tot en met 55 zijn dependentie-stellingen. Vraag 53 is eigenlijk een omgekeerde modernisatie-stelling die geteld wordt als een dependentiestelling. De stelling ‘Projecten die door Westerse deskundigen worden opgezet en uitgevoerd, hebben meer nut dan projecten die door de Derde-Wereldbevolking worden opgezet en uitgevoerd.’ van Boschman et al. is niet in de vragenlijst opgenomen. Deze stelling is misschien te weinig subtiel en had kunnen veroorzaken dat de respondenten ook bij de andere vragen meer vanuit politieke correctheid zouden antwoorden.
H. Visie op onderontwikkeling: replicatie van het onderzoek van Boschman et al. De journalisten zijn onderverdeeld naar hun visie op ontwikkeling volgens dezelfde methode die Boschman et al. in hun onderzoek hanteren. Allereerst is een factoranalyse uitgevoerd op de oplossingen en stellingen die aan de respondenten zijn voorgelegd. Vervolgens is voor elke respondent de visie bepaald op basis van de oplossingen, daarna de visie op basis van de stellingen en tot slot de uiteindelijke, gecombineerde visie. Boschman et al. gebruiken factoranalyse om te bepalen of de visies goed geoperationaliseerd zijn met de gekozen items in de vragenlijst (p. 114-118). Ik voer hier opnieuw een factoranalyse uit, in plaats van hun keuze voor onderscheidende items te volgen. Tenslotte zouden de twee factoren (modernisatievisie en dependentievisie) wellicht inmiddels beter met verschillende items kunnen worden vastgesteld. Aan de ene kant worden de verschillende oplossingen en stellingen nu misschien anders geïnterpreteerd dan destijds, aan de andere kant verschillen de journalisten mogelijk in hun antwoorden van de gemiddelde Nederlander. Net als Boschman et al. wordt principale componenten-analyse gebruikt met een oblique rotatie van de factoren en waarbij de ontbrekende waarden ‘pairwise’ worden weggelaten. Bij een eerste analyse van de oplossingen worden drie factoren geëxtraheerd. De derde factor komt echter voor rekening van de toegevoegde stelling over het bevorderen van handel (46g), die vooral op een eigen factor laadt. Als daarna ook 46c wordt geschrapt omdat die oplossing op beide factoren hoog laadt, worden inderdaad twee factoren naar geëxtraheerd die samen 56,3 procent van de variantie verklaren. De correlatie tussen de twee factoren is .23, wat aangeeft dat de factoren duidelijk gescheiden zijn.
Tabel H-11. Factorladingen voor oplossingen Factor 1
Factor 2
46f welvaart anders verdelen
,850
-,178
46h schulden kwijtschelden
,704
,060
46b handel aan banden
,667
,121
46d deskundigen sturen
-,145
,848
46a kapitaal
,020
,829
46e industrialisatie
,244
,438
Eigenwaarde
2,06
1,32
Verklaarde variantie
34,2%
22,1%
Extraction Method: Principal Component Analysis. Rotation Method: Oblimin with Kaiser Normalization. De eerste factoranalyse op de verzameling stellingen laat vier factoren zien. Er blijven er echter weer twee over (die samen 51,1 procent van de variantie verklaren) als de nummers 49 en 50, die beiden alleen hoog op een eigen factor laden, worden geschrapt. De uiteindelijke factorladingen op die twee factoren zijn te zien in tabel h-12:
Tabel H-12. Factorladingen voor stellingen Factor 1
Factor 2
54 welvaart
,794
,212
52 oorzaken liggen in Westen
,748
-,196
55 omdat wij zo rijk zijn
,685
-,185
53 bevolking doet moeite
,617
,074
47 problemen 100 jaar geleden
,233
,699
48 geboortebeperking
-,063
,671
51 traditionele gebruiken
-,249
,577
Eigenwaarde
2,26
1,31
Verklaarde variantie
32,3%
18,7%
Extraction Method: Principal Component Analysis. Rotation Method: Oblimin with Kaiser Normalization. In beide gevallen geven de verschillende factoren goed de beide visies op ontwikkeling weer. Aan de hand van de scores op de oplossingen en stellingen kan dan nu de visie per respondent bepaald worden. Om te beginnen worden de respondenten ingedeeld op basis van de cijfers die ze geven aan de oplossingen die hen in de vragenlijst werden voorgelegd. De mate waarin zij binnen de modernisatie-visie danwel de dependentie-visie vallen is vastgesteld door het totaal aantal punten dat de respondent heeft toegekend aan dependentie-oplossingen af te trekken van het totaal aantal punten dat die respondent heeft toegekend aan modernisatie-oplossingen. Uiterste dependentie is dus -30 (3x0 – 3x10) en uiterste modernisatie is 30 (3x10 - 3x0). De verdeling van de scores is te zien in de volgende tabel:
Tabel H-13. Frequentietabel score oplossingen score
frequentie
Score
Frequentie
-12
1
1
3
-10
2
2
7
-9
3
3
6
-8
5
4
9
-7
7
5
7
-6
7
6
3
-5
6
7
4
-4
16
8
3
-3
16
9
4
-2
12
10
2
-1
17
11
4
0
11
16
1
17
1
18
1
n=158 Hoewel de theoretische uitersten bij de gemiddelde Nederlander (in het onderzoek van Boschman et al.) verder van nul liggen doordat er bij hen twee extra vragen zijn, valt toch op dat de journalisten als groep gematigder zijn dan de Nederlanders. In tegenstelling tot de uitslag bij de Nederlanders neigt de verdeling in dit onderzoek naar de dependentiekant: 58 procent van de scores ligt aan de dependentiekant tegen 35 procent aan de modernisatiekant. De modus van de verdeling ligt op -1 (17 respondenten, 11%). Daar staat tegenover dat de extreme waarde aan de modernisatiekant dichter bij het theoretische uiterste ligt dan de extreme waarde aan de dependentiekant (18 tegenover -12). Vervolgens zijn de respondenten als volgt ingedeeld: -30 - -9 = dependentie -8 - -3 = neigt dependentie -2 - 2 = mengvorm 3 - 8 = neigt modernisatie 9 - 30 = modernisatie Door deze indeling ontstaat de volgende frequentieverdeling:
Tabel H-14. Visie op basis van oplossingen-score Dependentie
6
4%
Neigt dependentie
57
36%
Mengvorm
50
31%
Neigt modernisatie
32
20%
Modernisatie
13
8%
Totaal
158
100%
Vervolgens zijn de respondenten op eenzelfde manier ingedeeld voor wat betreft hun reacties op de stellingen. Per respondent is geteld welke stellingen positief en negatief werden beantwoord volgens deze formule: Aantal positief beoordeelde modernisatiestellingen + aantal negatief beoordeelde dependentiestellingen – aantal negatief beoordeelde modernisatiestellingen aantal positief beoordeelde dependentiestellingen De maximaal te behalen score is 3+4-0-0 = 7 (uiterste modernisatie), de maximale te behalen negatieve score is 0+0-3-4 = -7 (uiterste dependentie). De uiteindelijke frequentieverdeling van scores ziet er dan zo uit: Tabel H-15. Frequentietabel score stellingen Score
Frequentie
Score
frequentie
-7
1
1
24
-6
3
2
24
-5
2
3
14
-4
4
4
7
-3
11
5
4
-2
19
-1
29
0
33
n=175 Deze frequentieverdeling van stellingen-scores is praktisch in evenwicht. Aan de dependentiekant zitten 69 respondenten (39%), aan de modernisatiekant worden 73
respondenten (42%) bijgeschreven. Wel valt op dat de uiterste modernisatiescore niet eens wordt gehaald. De journalisten worden onderverdeeld naar visie volgens deze indeling: -7 tot -5 = dependentie -4 tot -2 = neigt dependentie -1 tot 1 = mengvorm 2 tot 4 = neigt modernisatie 5 tot 7 = modernisatie Deze indeling levert de volgende tabel op: Tabel H-16. Visie op basis van stellingen-score Dependentie
6
3%
Neigt dependentie
34
19%
Mengvorm
86
49%
Neigt modernisatie
45
26%
Modernisatie
4
2%
Totaal
175
100%
Er zijn nu twee tabellen met visies die gecombineerd kunnen worden tot één tabel. Net als bij Boschman et al. komen de respondenten uiteindelijk terecht in één van zeven categorieën (Boschman et al., 1990, p. 144); journalisten bijvoorbeeld die bij zowel de oplossingen als de stellingen in de categorie ‘dependentie’ vallen worden uiteindelijk gecategoriseerd als ‘extreme dependentie’. Respondenten met een onlogische combinatie, zoals dependentie plus modernisatie, zijn ingedeeld in de mengvorm.37 Uiteindelijk komen we zo uit op dit overzicht van de respondenten en hun visie op onderontwikkeling:
Respondenten die wel een score op stellingen hadden maar geen cijfers hadden toegekend aan de oplossingen (bij elkaar twintig mensen) zijn niet meegenomen in de uiteindelijke bepaling van de visie op ontwikkeling. Het is overigens niet zo dat hun visie op basis van de stellingen opmerkelijk afwijkt van de rest van de respondenten. 37
Tabel H-17 Visie op onderontwikkeling Journalisten
Nederlanders
N
%
N
%
Extreem dependentie
0
0%
7
1%
Dependentie
7
5%
21
3%
Neigt dependentie
58
37%
126
20%
Mengvorm
32
20%
154
25%
Neigt modernisatie
50
32%
248
40%
Modernisatie
9
6%
49
8%
Extreem modernisatie
1
0,6%
12
2%
Totaal
157
100%
716
100%
Van alle respondenten zit 41 procent van de journalisten aan de dependentiekant en 38 procent aan de modernisatiekant; twintig procent valt in de tussencategorie.