kwaliteit nieuwsbrief
Jaargang 16 • nummer 5 • oktober 2015
Inhoud 1 Gevarieerde teams hebben positieve invloed op zorg en medewerkers 2 Van de redacteur 2 Chatten handig voor hulpvrager, lastig voor hulpverlener 3 Vertrouwen in zorgverzekeraar kan beter 3 Kwaliteitsindicatoren voor ziekenhuizen worden eenvoudiger 4 Persoonscertificering voor de kwaliteitsmanager 5 Preventie beroepsziekten begint met dialoog 6 Nederlander leidt stressvol leven 6 Werknemers leveren in op salaris en verlof 7 Nederland in top tien van landen met een goede reputatie 7 Volume voedingsindustrie stijgt terwijl omzet daalt 8 Arbeidsinspectie steeds vaker zaak voor advocaat 8 Duurzame inzetbaarheid steeds vaker onderdeel van bedrijfsbeleid
WEKA Business Media Postbus 61196 1005 HD Amsterdam T: 020 582 66 00 F: 020 582 66 99
[email protected] www.weka.nl
[ZORGTEAMS]
Gevarieerde teams hebben positieve invloed op zorg en medewerkers E
en team van medewerkers in de ouderenzorg met een gevarieerde samenstelling heeft een positieve invloed op de kwaliteit van zorg, de kwaliteit van leven van cliënten en op de tevredenheid van de medewerkers. Dit blijkt uit onderzoek van het NIVEL. In de ouderenzorg stijgt de vraag naar zorg en neemt de complexiteit van de zorg toe. Dit vereist de inzet van een deskundig en goed toegerust team. Om inzicht te krijgen in de optimale teamsamenstelling is in 2013 het project Proeftuinen Ouderenzorg gestart. Met als doel optimale zorg aan ouderen te verlenen gingen zeven teams, zogenoemde leerateliers, proefondervindelijk op zoek naar de beste teamsamenstelling. Gedurende het Proeftuinen-project werden de teams gevarieerder in functieniveaus of competenties, door bijvoorbeeld een verpleegkundige aan het team toe te voegen of medewerkers bij te scholen op het gebied van dementie of kleinschalig wonen. Uit dit praktijkonderzoek bleek dat de ideale teamsamenstelling afhankelijk is van de context. Leidend hierbij zijn de zorgzwaarte en zorgbehoeften van de huidige cliënten en een mogelijke toekomstige verandering hierin. In de leerateliers ontstonden verschillende verbeterinitiatieven. Zo is de samenwerking en communicatie binnen de teams verbeterd, maar ook de samenwerking met de huisarts, de psycholoog en de specialist ouderengeneeskunde. Ook de ouderen zelf, familie, mantelzorgers en vrijwilligers kregen vaker de gelegenheid hun stem te laten horen. Dit past in de veranderende visie op zorg van taakgericht naar meer cliëntgericht. Het is volgens de onderzoekers van belang dat het team een eenduidige visie op zorg krijgt en bereid is deze visie in praktijk te brengen. De onderzoekers adviseren het concept van de leerateliers op grotere schaal uit te rollen als methodiek om teams te stimuleren de zorg cliëntgerichter te maken en meer te laten aansluiten bij de reële behoeften van cliënten en hun naasten. Bron: NIVEL
1
[INTERACTIE IN DE ZORG]
Van de redacteur Nee, u heeft gelijk. Zo héél verrassend is het niet waar het NIVEL nu mee komt. Dit eerbiedwaardige onderzoeksinstituut uit de zorgsector heeft ontdekt dat het positieve gevolgen heeft als een zorgverlenersteam in de ouderenzorg een meer gevarieerde samenstelling heeft. Niet alleen verbeterde de samenwerking en de communicatie binnen de teams, maar ook de samenwerking met de huisarts, de psycholoog en de specialist ouderengeneeskunde ging erop vooruit. Gelukkig had het ook positieve effecten voor de ouderen zelf, familie, mantelzorgers en vrijwilligers, die allen vaker de gelegenheid kregen hun stem te laten horen. Verbaast u dit? Toch zet ik het artikel op de ‘voorpagina’ want het is een aardig voorbeeld van het belang van ‘requisite variety’. Dit begrip uit de complexiteitstheorie geeft weer dat de overlevingskans van een systeemonderdeel stijgt als het meer ‘voelsprieten’ heeft om de andere systeemdelen waar te nemen en gedifferentieerd te reageren. Hoe complexer de omgeving (ouderen met een zorgbehoefte) des te belangrijker wordt het dat het handelende systeemdeel (het zorgteam) over meer gezichtspunten en competenties beschikt. De toevoeging van andere functies en functieniveaus verrijkt het team en stelt het in staat beter op de zorgvraag te reageren én te anticiperen. Somatische en psychologische zorg passen beter bij de situatie van de cliënt en ook de omgeving van de oudere (familie, mantelzorgers, vrijwilligers) ervaart dat er beter naar hun inbreng wordt geluisterd. Meer onderdelen in een systeem leiden per definitie tot meer afstemmingseisen met het bijbehorende afbreukrisico (communicatiestoornissen); je krijgt niets voor niets! Toch lees ik in het onderzoeksverslag van NIVEL dat ook de teams zelf een verbetering ervaren door een meer gevarieerde en op de zorgsituatie toegepaste teamsamenstelling. Geen wonder: onzekerheden over de eigen aanpak kunnen worden weggenomen door samenwerking met collega’s die vaker met het bijltje gehakt hebben of over specialistische competenties beschikken. Omgekeerd zal ook de eigen competentie door anders georiënteerde teamgenoten meer gewaardeerd worden. Het moet als een warm bad worden ervaren als je weet dat jouw bijdrage een gewaardeerd deel is van competente en gevarieerde hulp die goed aansluit bij de behoefte van jouw klant. Roger Leenders
2
nieuwsbrief kwaliteit
Chatten handig voor hulpvrager, lastig voor hulpverlener
E
en chatgesprek verloopt voor een hulpverlener stukken moeizamer dan een telefonisch gesprek omdat de communicatie via chat minder duidelijk en voorspelbaar is. Instanties bieden de laatste jaren steeds vaker hulpverlening, advies of klantenservice aan via de chat. Het is laagdrempelig en lijkt niet alleen voor hulpvragers, maar ook voor hulpverleners gemakkelijk en snel. Uit onderzoek van taalwetenschappers Wyke Stommel en Hedwig te Molder blijkt dat dit beeld niet klopt. Ze analyseerden telefoongesprekken van hulpvragers met behulp van gespreksanalyse en bestudeerden op een vergelijkbare manier het verloop van de chatsessies. Het onderzoek laat zien dat er voor chat en telefoon verschillende normen bestaan. De omgangsnormen voor een chat zijn minder uitgekristalliseerd en dat biedt vrijheid voor de hulpvragers die bijvoorbeeld regelmatig niet expliciet bedanken voor het advies. De hulpverleners hebben die vrijheid niet, waardoor er in de chatsessies sprake is van een ongelijkwaardige relatie tussen de hulpverlener en de anonieme hulpvrager. Voor chatmedewerkers blijkt dat lastig. Zo kan een pauze tussen posts duiden op weerstand, maar ook betekenen dat de hulpvrager iets anders aan het doen is. In een telefoongesprek bestaat dit probleem niet. Een pauze blijkt ook vaak de reden dat het moeilijker is om een chatgesprek af te sluiten. Als hulpverleners alleen ‘oké’ als antwoord krijgen, weten zij niet of het advies in goede aarde is gevallen. Aan de telefoon zeggen hulpvragers veel vaker zoiets als: ‘Nou bedankt dan weet ik genoeg.’ Hulpverleners weten dan dat zij kunnen afsluiten. Chatten lijkt handiger omdat hulpverleners met deze laagdrempelige benadering doelgroepen bereiken die zij normaal niet bereiken. Tegelijkertijd blijkt hulpverlening geven via de chat dus ook lastiger. Bron: Radboud Universiteit (www.ru.nl)
[ZORGVERZEKERING]
Vertrouwen in zorgverzekeraar kan beter
D
rie op de tien Nederlanders vertrouwen zorgverzekeraars niet. Zij hebben opvallend meer vertrouwen in zorgverleners en patiëntenverenigingen. Dat blijkt uit de eerste editie van het wetenschappelijk onderbouwde Trust Compass Onderzoek 2015. Op een tienpuntschaal is het gemiddelde vertrouwen in zorgverzekeraars een 5,9. Artsen en andere zorgverleners scoren een 7,4 en patiëntenverenigingen een 6,9. Vergeleken met andere financiële instellingen zoals banken, verzekeraars en pensioenfondsen die gemiddeld een 5,4 scoren, doen zorgverzekeraars het overigens nog wel goed. Een ruime meerderheid (75 procent) van de Nederlanders heeft negatieve berichtgeving over zorgverzekeraars in de media opgepikt, waaronder contracteren van zorg (66 procent), beperkte vrije keuze zorgverleners (74 procent), onredelijkheid zorgverzekeraars naar zorgverleners toe (61 procent) en hoge financiële reserves bij zorgverzekeraars (72 procent). Bij 19 procent van de consumenten is het vertrouwen in zorgverzekeraars hierdoor gedaald. Deelnemers aan het onderzoek hebben vooral minder vertrouwen in de integriteit van zorgverzekeraars, hun competentie en de wijze waarop zij hun maatschappelijke rol invullen. Opvallend is dat het vertrouwen dat Nederlanders hebben in hun eigen zorgverzekeraar met een score van 7,9 veel hoger is. Het beeld van de eigen zorgverzekeraar wordt beïnvloed door de persoonlijke ervaringen met de dienstverlening van de zorgverzekeraar en die zijn overwegend positief. Zorgverzekeraars die zich duidelijk en consequent profileren als ‘restitutieverzekeraar’, worden het meest vertrouwd en hebben daarnaast ook loyalere klanten.
[KPI’S IN DE ZORG]
Kwaliteitsindicatoren voor ziekenhuizen worden eenvoudiger
D
e Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) heeft met verschillende organisaties in de ziekenhuiswereld een nieuwe overeenkomst getekend op het gebied van kwaliteitsindicatoren. De verwachting is dat de administratieve lasten voor ziekenhuizen hierdoor omlaaggaan. In de overeenkomst is afgesproken dat de Inspectie meer aansluit bij bestaande registraties om dubbel werk te voorkomen. Ook zijn er nu minder verschillende indicatoren doordat meer gefocust wordt op onderwerpen en zorgprocessen die het meeste bijdragen aan de verbetering van de kwaliteit en veiligheid van zorg. Kwaliteitsindicatoren bestaan uit verschillende onderdelen (variabelen). Het aantal variabelen dat voor 2016 gebruikt zal worden, is teruggebracht van 307 naar 234. Dat betekent minder administratieve lasten voor ziekenhuizen en toch een grotere bijdrage aan de verbetering van de kwaliteit van zorg omdat er meer aandacht is voor de belangrijkste zorgprocessen. De nieuwe overeenkomst waarin dit is geregeld, is ondertekend door de NVZ, Federatie Medisch Specialisten, NVZ, NFU en V&VN. Bron: www.igz
Voor het Trust Compass Onderzoek zijn 2157 consumenten ondervraagd. Er zijn 23 verschillende zorgverzekeraars beoordeeld in het onderzoek. Bron: www.gfk.com
nummer 5 • oktober 2015
3
[OPINIE]
Persoonscertificering voor de kwaliteitsmanager D
e eerste stap is gezet, het Nederlands Netwerk voor Kwaliteitsmanagement is door de European Organization for Quality erkend als certificerende instelling voor het beroep van kwaliteitsmanager. Dat betekent dat ze voor de kandidaten die met goed gevolg het examen hebben afgerond, een beroepscertificaat uit kunnen geven. Daarmee is de persoon een NNK/EOQ-gecertificeerde kwaliteitsmanager. Europees erkend dus. Voor heel veel beroepen is een dergelijk systeem al jaren operationeel en wordt het ook als zodanig erkend. De discussie over dit onderwerp loopt al jaren binnen de wereld van kwaliteitsmanagement maar is nooit echt doorgezet. Nu dus wel en dat is een goede ontwikkeling binnen het vakgebied. Er zijn wel veel vragen gesteld over dit traject. Belangrijke vragen waren bijvoorbeeld of het werkveld er wel op zit te wachten of dat de afnemers van de diensten van een kwaliteitsmanager er wel behoefte aan hebben? Beide zijn niet wetenschappelijk onderbouwd te beantwoorden. De vraag is ook of dat wel de primaire drijfveer zou moeten zijn voor een dergelijk beroepscertificeringstraject. De beroepsgroep zelf moet sterk genoeg zijn om een dergelijke basisstructuur op te zetten, in stand te houden en de meerwaarde daarvan naar de maatschappij duidelijk te maken. En ja, er zijn wel degelijk gesprekken geweest met stakeholdergroepen die daar werkelijk wel de voordelen van inzagen. Het zal ongetwijfeld tijd kosten om dat verder tot wasdom te laten komen maar het begin is er nu. In de planning staat nu ook het certificeringstraject voor Lead Auditor. De competenties waaraan de kandidaten moeten voldoen, zijn basiselementen van kwaliteitsmanagement en al jaren de kern van het vak: - kwaliteitsmanagementsystemen, normatieve en wettelijke eisen, procesmanagement; - klanteisen; - kwaliteitsmanagementmethoden, projectmanagement; - data-analyse; - klanttevredenheid + integratiemanagementsystemen; - auditing. Daarnaast is er voor de examinering nog een aantal facultatieve onderwerpen: - risico’s en kansen; - groepen managen en begeleiden; - resultaten presenteren en rapporteren; - contactpersoon in- en extern, motivator, intern adviseur en trainer zijn; - management ondersteunen; - context organisatie begrijpen; - verandermanagement. In gezamenlijkheid omvatten ze zowel de inhoudelijke componenten van het vak als de vaardigheid die toe te kunnen passen in een organisatieomgeving. Mooi toch, zou je denken. We kunnen nu aan de gang om een sterke basis te leggen onder het vak kwaliteitsmanagement en dat is dan ook helder en transparant naar de markt te communiceren. Ook biedt het de (gecertificeerde) kwaliteitsmanager een herkenbare beroepsgroep waarop teruggevallen kan worden.
4
nieuwsbrief kwaliteit
[ARBO]
Preventie beroepsziekten begint met dialoog
E
en goede bedrijfscultuur is belangrijk om beroepsziekten te kunnen voorkomen. Werkgevers moeten daarom volgens minister Asscher vaker in gesprek met hun werknemers om te weten wat er op de werkvloer speelt. Asscher schrijft dit in zijn aanbiedingsbrief aan de Tweede Kamer bij het onderzoeksrapport ‘Preventie van beroepsziekten, mogelijkheden van beleidsintensivering’. Het onderzoek brengt in kaart hoe werkgevers en werknemers meer aandacht kunnen geven aan de preventie van beroepsziekten.
Er zijn ongetwijfeld velen die vinden dat voorgaande competenties bij lange na niet het actuele werkveld van de kwaliteitsmanager vormen. Er zijn in de afgelopen jaren veel aandachtsgebieden aan het vakgebied van de kwaliteitsmanager toegevoegd of althans eraan gehangen. Voor sommigen zijn deze aanvullingen leidend geworden, terwijl de vaardigheden zoals deze door de Europese organisatie tot de kern van het vak zijn benoemd (wat historisch ook wel verdedigbaar is), niet allemaal aanwezig zijn. Dat betekent dat er voor velen een uitdaging ligt de titel die op hun kaartje staat, waar te maken volgens de eisen van de NNK/EOQ. Niet verplicht natuurlijk, want waarom zou je het doen als je al jaren prima functioneert? Maar toch, je merkt dat de kwaliteitskundigen aan het zoeken zijn naar wat nu precies het vak inhoudt of waar het naartoe gaat. Het Kwaliteitscongres van Kwaliteit in Bedrijf vraagt zich af wat de route is voor de huidige kwaliteitsmanager. De onderwerpen op het congres passen toch grotendeels ook in de lijst van de competenties van de gecertificeerde kwaliteitsmanager? Betekent dat dat de route ook leidt naar persoonscertificering?
Het rapport spitst zich toe op algemene factoren of omstandigheden die invloed hebben op het ontstaan van een beroepsziekte. Het rapport gaat niet in op specifieke factoren als blootstelling aan gevaarlijke stoffen of intensief computergebruik omdat hierover al veel kennis aanwezig is. Over algemene risico’s die tot klachten kunnen leiden, is bij werkgevers en werknemers minder bekend. Uit het onderzoek blijkt dat het beïnvloeden van de bedrijfscultuur het meest effectief is om mensen langdurig en veilig aan het werk te houden. Om preventiebeleid op de agenda te krijgen is het nodig dat werkgevers en werknemers zich bewust zijn van de risico’s binnen het werk. Uiteindelijk moet het preventiebeleid volledig onderdeel gaan uitmaken van de bedrijfscultuur. In de praktijk is dat maatwerk. Een dialoog tussen werkgever en werknemer is een heel belangrijk begin van preventie. Werkgevers moeten weten wat er op de werkvloer leeft en speelt. Bron: www.arbo-online.nl
Ondanks alle mitsen en maren, voors en tegens en andere overwegingen vind ik het een aanwinst dat we nu een duidelijke kern hebben waar we het vak mee kunnen identificeren. Meer mag best, maar eerst maar even de kern waarmaken. Voor meer informatie over het certificeringstraject, kijk even op www.nnk.nl. Arend Oosterhoorn www.oosterhoornadvies.nl
nummer 5 • oktober 2015
5
[STRESSONDERZOEK]
[ARBEIDSVOORWAARDEN]
Nederlander leidt stressvol leven
Werknemers leveren in op salaris en verlof
V
D
an de Nederlanders voelt 40 procent zich meerdere malen per week oververmoeid of opgebrand. Ruim de helft van de Nederlanders is regelmatig gestrest. Dat blijkt uit het stressonderzoek van Psychologie Magazine. Daarbij zegt bijna 40 procent van de Nederlanders dat hun dagen overvol zijn. Mensen hebben daarom ’s avonds geen energie meer om iets te ondernemen, zoals sporten of met vrienden afspreken. Toch zijn er weinig mensen die iets tegen stress ondernemen. Uit het onderzoek blijkt dat zij het lastig vinden om hier tijd voor vrij te maken, omdat de to-do-lijst toch voorgaat. Ook durven veel mensen geen ‘nee’ te zeggen uit angst om anderen teleur te stellen of relaties te beschadigen. Vooral conflicten, thuis of op het werk, leveren stress op. Ruim 60 procent van de ondervraagden zegt daar geregeld last van te hebben. Ruim een derde van de ondervraagden hoopt de stress te verminderen door ’s avonds televisie te kijken of vroeg te gaan slapen. Slechts 20 procent brengt structurele veranderingen aan tegen stress, zoals vaker ‘nee’ zeggen en taken anders organiseren. Stress kan vervelende gevolgen hebben, waaronder concentratie- en geheugenproblemen, een vermoeid of uitgeput gevoel, hoofdpijn en problemen met slapen. Bijna 70 procent van de deelnemers aan het onderzoek had in de afgelopen maand dit soort stressgerelateerde klachten. Eén op de vijf respondenten is hierdoor wel eens enkele weken of langer thuisgebleven. Bron: Psychologie Magazine
it jaar versobert 15 procent van de werkgevers het arbeidsvoorwaardenbeleid. Ook demotie lijkt vast onderdeel te zijn geworden van het HR-beleid van Nederlandse organisaties. Dit en andere resultaten komen naar voren uit een groot onderzoek naar HR-trends. Hoewel werknemers dus ook in 2015 inleveren, is er vergeleken met 2014 sprake van een vooruitgang. In dat jaar liet een kwart van de werkgevers hun medewerkers concessies doen ten aanzien van hun beloning. Het betekent wel dat voor het derde jaar op rij ingrepen op de arbeidsvoorwaarden op de HR-agenda staan. Werkgevers vragen hun personeel dit jaar onder meer in te leveren door af te zien van een reguliere salarisverhoging (10 procent), een beperking van het salaris (2 procent) of een beperking van de verlofrechten (2 procent). Daarnaast lijkt demotie onderdeel te zijn geworden van HR-beleid van Nederlandse organisaties. Bij bijna de helft van de werkgevers (43 procent) staat het op de HR-agenda. De mogelijkheden van demotie worden door 18 procent van de HR-professionals onderzocht, en een kwart van de Nederlandse organisaties vraagt werknemers ook daadwerkelijk een lagere functie te bekleden. Het lijkt erop dat vergrijzing, verhoging van de AOWleeftijd en flexibilisering van arbeid terug zijn te vinden in het demotiebeleid. Mensen moeten langer aan het werk blijven en doorwerken binnen de huidige functie is dan niet altijd de juiste optie. Als werkgever en werknemer demotie overeenkomen, wordt in de meeste gevallen (65 procent) besloten tot een geleidelijke aanpassing van de arbeidsvoorwaarden tot het niveau dat aansluit bij de nieuwe functie. Verder blijkt uit het onderzoek dat de verlaging van het (fiscale) opbouwpercentage voor pensioenen niet ten gunste komt van de werknemers. Slechts 20 procent van de werkgevers kiest ervoor om hun werknemers meer te betalen ter compensatie van de lagere pensioenpremies. Als gevolg van deze maatregelen gaan bij 60 procent van de organisaties werknemers erop achteruit. HR Trends is een jaarlijks onderzoek onder interne en externe HR-professionals in Nederland. In het onderzoek zijn niet alleen HR-verantwoordelijken in loondienst ondervraagd, maar ook directeuren van HR-dienstverlenende bureaus en zelfstandig gevestigde HR-adviseurs. Er deden 809 HR-verantwoordelijken aan het onderzoek mee. Bron: https://touchpoint.adp.nl/publicaties/hr-trends/
6
nieuwsbrief kwaliteit
[NATIONALE REPUTATIE]
[TRENDS VOEDINGSINDUSTRIE]
Nederland in top tien van landen met een goede reputatie
Volume voedingsindustrie stijgt terwijl omzet daalt
V
I
oor het zesde jaar op rij staat Nederland te boek als een land met een goede reputatie. Dit jaar staat ons land als negende genoteerd, op 4.4 punten afstand op een schaal van 0 tot 100 van lijstaanvoerder Canada. Met deze score laat Nederland landen als Groot-Brittannië, Duitsland en Frankrijk, respectievelijk 13e, 15e en 19e op de lijst, achter zich. De top drie van de lijst wordt aangevoerd door Canada, Noorwegen en Zweden. België komt dit jaar op de tiende plek voor het eerst de top tien binnen. De reputatie van een land wordt gemeten door te bekijken in hoeverre er sprake is van een bloeiende economie, een aantrekkelijk leefklimaat en een stabiel democratisch politiek systeem. Uit onderzoek blijkt dat een goede reputatie op landsniveau aanzienlijke economische voordelen heeft. Het is goed voor het toerisme, maar ook voor het aantrekken van toptalent. Verder blijkt uit het onderzoek dat reputatiemanagement de afgelopen jaren ook terrein heeft gewonnen binnen het Nederlandse bedrijfsleven. Publieke en overheidsorganisaties zouden dit voorbeeld nog meer kunnen volgen. In andere landen weten deze organisaties, meer dan in Nederland het geval is, precies waar zij voor staan en kunnen zij dit overtuigend overbrengen op hun belangrijkste stakeholders. In de jaarlijkse ‘Country Reptrak® Survey’, uitgevoerd door de Rotterdam School of Management, worden 50.000 mensen van de G8-landen gevraagd om hun mening te delen over 55 landen. Bron: www.rsm.nl
n 2015 zal het volume van de totale voedingsindustrie waarschijnlijk groeien met 2 procent. Op de middellange termijn is zelfs de verwachting dat er door de globalisering van voedselketens een groei wordt gerealiseerd van 2 tot 3 procent per jaar. De omzet groeit alleen niet mee. Daling van de omzet is zichtbaar in alle deelbranches van de voedingsindustrie. In het vierde kwartaal van 2014 steeg de productie met 2,1 procent ten opzichte van hetzelfde kwartaal in 2013, maar dranken en voedingsmiddelen werden verkocht tegen lagere prijzen, waardoor de omzet afnam. Voor de toekomst zien de analisten van de Rabobank een aantal belangrijke trends waar spelers in de voedingsmiddelenindustrie rekening mee moeten houden. Zo zet de globalisering van de voedselketen door. De nadruk ligt daarbij op producten met een hoge toegevoegde waarde, want alleen dan zijn de logistieke uitdagingen en risico’s acceptabel. In andere gevallen kiezen spelers steeds vaker voor regionale gesloten ketens, waardoor interessante nichemarkten ontstaan. Verder wordt in het rapport geconstateerd dat schakels in de keten die nauwelijks iets toevoegen, uit de keten worden gedrukt. De traditionele keten evolueert naar het omnichannel (op allerlei manieren aanbieden van producten). Met nieuwe technologie wordt dit proces versneld. Door overcapaciteit en het transparanter worden van de markt blijft een scherpe prijs belangrijk. Door productinnovaties kan de toegevoegde waarde van een product worden verhoogd. Daarnaast zijn procesinnovaties van belang om operational excellence in het bedrijfsproces te realiseren. In dit proces is het cruciaal dat de industrie snel kan schakelen om aan de snel veranderende vraag te kunnen voldoen. Verder constateren de analisten dat door een aantal voedselschandalen het vertrouwen in de voedselketen is aangetast. Het is voor de totale keten van groot belang om dit vertrouwen te herstellen. Daarnaast zal de industrie meer aandacht moeten hebben voor voedselverspilling. Dit kan onder meer door een efficiëntere productie, waarbij afval wordt gezien als een reststroom die op een andere wijze tot waarde wordt gebracht. Bron: www.rabobankcijfersentrends.nl
nummer 5 • oktober 2015
7
[ARBOWET]
Arbeidsinspectie steeds vaker zaak voor advocaat
H
et toezicht op veilig en eerlijk werk wordt steeds vaker een juridisch gevecht. Niet zelden worden inspecteurs van de Inspectie SZW tijdens hun controles opgewacht door een advocaat. Dat meldt de Inspectie SZW in haar Jaarplan 2016. De boetes die de Inspectie oplegt aan overtreders van de arbeidswetten, zijn de afgelopen jaren fors verhoogd en de inspecteurs leggen deze boetes consequenter op. Dat heeft tot gevolg dat het aantal bedrijven dat bezwaar maakt of in beroep gaat tegen de boeteoplegging, stijgt. Bedrijven zetten daarom vaak al tijdens de inspectie juristen in. Door de inzet van advocaten zijn de inspecteurs meer tijd kwijt aan het verzamelen en vastleggen van informatie, waardoor zij minder controles kunnen uitvoeren. Daarnaast constateert de Inspectie in haar analyse van arbeidsongevallen dat uitzendkrachten veel vaker het slachtoffer zijn van arbeidsongevallen dan vaste werknemers. Klussen met grote risico’s voor arbeidsveiligheid worden steeds vaker verricht door kleine zelfstandigen. Ook kost het in deze constructies van onderaanneming de Inspectie meer tijd om in het ongevalsonderzoek vast te stellen wie als werkgever verantwoordelijk is. De Inspectie plant daarom in 2016 significant meer tijd in voor ongevalsonderzoek. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/ rapporten/2015/09/15/jaarplan-2016-inspectie-szw
[DUURZAME INZETBAARHEID]
Duurzame inzetbaarheid steeds vaker onderdeel van bedrijfsbeleid
H
et aandeel organisaties met beleid gericht op langer doorwerken van het personeel is toegenomen van 32% in 2010 naar 40% in 2014. Dit blijkt uit de Werkgevers Enquête Arbeid (WEA) 2014 van TNO die onlangs is verschenen. De maatregelen die TNO onder de loep heeft genomen, zijn zowel ontziemaatregelen, zoals het vrijstellen van werknemers voor onregelmatige diensten, als stimuleringsmaatregelen, waaronder het aanmoedigen van scholing of cursusdeelname, taakverbreding en gezondheidsbeleid kan worden geschaard. Tussen de sectoren zijn wel verschillen: van de werkgevers in het openbaar bestuur en bij overheidsdiensten heeft 55% maatregelen getroffen voor een duurzame inzetbaarheid van het personeel. Ook relatief veel – namelijk 50% – werkgevers in de landbouw, bosbouw en visserij treffen maatregelen gericht op langer doorwerken. In de bouwnijverheid en de financiële instellingen gaat het slechts om 30 en 35% van de werkgevers. Stimuleringsmaatregelen lijken onder werkgevers nog steeds minder ‘populair’ dan ontziemaatregelen. In 2014 trof slechts 15% van de werkgevers een of meer stimuleringsmaatregelen tegen 29% ontziemaatregelen. Meestal gaat het bij ontziemaatregelen om extra vrije dagen (19%) of aanpassing van de werktijden voor oudere werknemers (12%). Ontziemaatregelen kunnen onbedoeld bijdragen aan negatieve stereotypering van oudere medewerkers, terwijl stimuleringsmaatregelen dit juist tegengaan. De WEA is een tweejaarlijks representatief onderzoek in overleg met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onder ruim 5000 vestigingen van bedrijven en instellingen. Bron: www.monitorarbeid.tno.nl
8
De Nieuwsbrief Kwaliteit richt zich op organisaties die zich op een gestructureerde wijze bezighouden met kwaliteitszorg en aanverwante onderwerpen zoals Arbo, Veiligheid en Milieu. Het is geschreven voor kwaliteitsmanagers, -coördinatoren, -diensten, directies, projectleiders kwaliteit en ieder ander die op de hoogte wil blijven van zaken op kwaliteitsgebied.
Eindredacteur: drs. Roger Leenders MBA Uitgever: mr. Nathalie Lusink, WEKA Uitgeverij B.V. te Amsterdam Redactiecoördinator: Yvette Tetteroo, LINE UP boek en media Redactie: drs. Koosje de Beer, BEER & Goed Teksten Grafisch ontwerp: Zedline Druk: Gigaprint, Almere
De Nieuwsbrief Kwaliteit informeert u zes maal per jaar over actuele ontwikkelingen op dit gebied en geeft u een praktische vertaalslag. Een abonnement op de Nieuwsbrief Kwaliteit kost € 85,– per half jaar.
110201505 ISSN: 1567-8377
nieuwsbrief kwaliteit