Kwalitatief hoogwaardig Infra-onderwijs nu, en in de toekomst Contourschets, het vervolg
Inhoud
1.
Inleiding ................................................................................................2
2.
Onderwijsontwikkelingen .........................................................................3
3.
Feiten en cijfers ......................................................................................5
4.
Stand van zaken in de verschillende branches: lopende processen ..................6
5.
Aanbevelingen ........................................................................................8
6.
Conclusie ............................................................................................ 10
1
1. Inleiding Vanuit het Sectorplatform Infra hebben vertegenwoordigers van verschillende infra-branches (Infratechniek, Civiele Betonbouw, Grondwerk, Bestratingen, Wegenbouw, Funderingstechniek, Sloopwerk, Waterbouw en Verticaal Transport) in februari 2012 de Contourschets Infra onderwijs in Nederland uitgebracht. Hierin constateerden zij dat het infra-onderwijs onder druk staat. Het aantal leerlingen neemt af waardoor het voor ROC’s moeilijker wordt nog infraopleidingen aan te bieden. Tel daarbij op de voortdurende economische crisis en het beleid van OCW dat steeds meer gericht is op doelmatigheid (lees minder opleidingen) en de urgentie van advies vanuit werkgevers op het infra onderwijs blijkt nog groter. Ons doel van toen is nog steeds hetzelfde: hoe zorgen wij ervoor dat wij voldoende, goed opgeleid personeel in onze bedrijven hebben, nu en in de toekomst. En om dit doel te bereiken constateerden wij dat doelmatigheid een van de middelen is. Willen wij kwalitatief goed onderwijs blijven leveren, dan zullen wij de krachten waar mogelijk moeten bundelen. Wat is er in de tussenliggende periode gebeurd? Dat is de centrale vraagstelling van deze vervolgnotitie. Bijkomende vragen zijn: – Hoe is de situatie in onderwijsland? – Hoe is het gesteld met het aantal infra-leerlingen? – Hebben wij zicht op de vervangingsvraag? – Zijn er door scholen en bedrijven al concrete stappen ondernomen om opleidingen doelmatiger aan te bieden? Daarover gaat deze notitie. Deze notitie is geschreven om betrokken partijen te stimuleren het ingeslagen pad te blijven volgen of te helpen bij vinden van nieuwe manieren, om het infra onderwijs voor de toekomst te bestendigen. De uitgangspunten ten aanzien van de kwaliteit van het onderwijs, blijven onverkort van toepassing1. De gebruikte cijfers, die dateerden uit 2010, zijn aangepast. Het onderwijsbeleid van OCW is, op het gebied van doelmatigheid, niet gewijzigd.
1
Infra onderwijs in Nederland. Een contourschets, Zoetermeer 2012, blz 4-7. 2
2. Onderwijsontwikkelingen Sinds het uitkomen van de Contourschets in 2012 zijn de ontwikkelingen in en om onderwijsland niet stil blijven staan. De regering, die eind 2012 is aangetreden, heeft geen nieuwe beleidslijn op het gebied van het beroepsonderwijs neergezet. Maar de implementatie van bijvoorbeeld het beleid van Focus op Vakmanschap, dat grote gevolgen heeft voor het MBO, vergt nog de nodige aandacht. We noemen in dit hoofdstuk onderwijsontwikkelingen SBB, het Techniekpact en het aantal deelnemers aan bouw- & infra-opleidingen. SBB De stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (50 % sociale partners, 50 % onderwijs) die sinds 1 januari 2012 voor het MBO het nieuwe aanspreekpunt voor OCW is, heeft op 4 verschillende gebieden OCW geadviseerd: Kenniscentra: In het regeerakkoord heeft OCW per 2015 een bezuiniging van 40 miljoen en vanaf 2016 een bezuiniging van 80 miljoen euro op de kenniscentra ingeboekt. Dit komt neer op een bezuiniging van 80% op de wettelijke taken van Fundeon. Na overleg met partijen heeft de minister besloten dat er een SBB komt, waarbinnen geclusterde kenniscentra, als sectorkamers een plek krijgen. Deze sectorkamers worden verantwoordelijk voor de wettelijke taken, zoals de ontwikkeling en het onderhoud van de kwalificatiestructuur en de erkenning van leerbedrijven. De exacte taken en bevoegdheden van de sectorkamers worden in de loop van 2014 duidelijk. Per 2015 zijn de sectorkamers ingericht en per 2016 is de nieuwe structuur bevestigd in de wet. De bouw- en infra-sector valt onder de sectorkamer Techniek en Gebouwde Omgeving. Kwalificeren en Examineren: Onderdeel van de structuur is één kwalificatiedossier voor de entreeopleidingen. Een aantal opleidingen op niveau 4, waaronder de opleiding middenkaderfunctionaris bouw en infra, mag in 4 jaar worden aangeboden. Tevens is het aantal kwalificatiedossiers ingedikt. Voor de bouw en infra is het aantal kwalificatiedossiers nu 20. Beroepspraktijkvorming: Er wordt, als vervolg op de monitor 2011, een nieuwe monitor BPV (beroepspraktijkvorming) ontwikkeld, waarbij leerlingen, praktijkopleiders en begeleiders vanuit de scholen, direct aansluitend aan de BPV een evaluatie invullen. Gegevens uit de monitor worden 1 keer per jaar geaggregeerd, waarna de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming kan worden gemeten. Het is de bedoeling dat de nieuwe monitor de bestaande metingen vervangt. Doelmatigheid: Scholen zijn zelf verantwoordelijk voor hun doelmatigheidsbeleid. Zij dienen in samenspraak met het werkveld beslissingen te maken over het aanbod van opleidingen. Er is een escalatiemodel ontwikkeld voor het geval partijen niet tot overeenstemming kunnen komen. Gezien het belang van het onderwerp voor dit stuk is in de bijlage de SBB-notitie Werkwijze Doelmatigheid toegevoegd 2. Techniekpact Op 13 mei 2013 sloten onderwijsinstellingen, werkgevers, werknemers, topsectoren, studenten, regio’s en het Rijk het Nationaal Techniekpact 2020 3. Doel van het pact is het bevorderen van instroom in de technische sectoren en het verbeteren van de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven. In 3 jaar moeten 23 projecten (landelijk en regionaal) ervoor zorgen dat deze doelen zijn bereikt. Voor het MBO komt per 2014 de mogelijkheid om via het Investeringsfonds MBO, een onderdeel van het Techniekpact, projecten te realiseren.
2 3
Advies richting Minister OCW, ‘ Werkwijze Doelmatigheid’, thema adviescommissie Doelmatigheid, 2013. www.techniekpact.nl 3
Deelnemers in de bouwopleidingen Het aantal deelnemers aan bouw- en infra-opleidingen neemt nog steeds af. Deze ontwikkeling is te zien in de gehele onderwijskolom, maar zeker in het MBO. Ook het aantal leerlingen in het VMBO, neemt sterk af, waardoor ook op termijn het aantal MBO-leerlingen zal afnemen.
Instroom in de bouwopleidingen 30.000 25.000
5.129 5.100
20.000 15.000
5.065 hbo
4.564
11.481
4.522
10.134 9.063
10.000 5.000
7.208 9.754
mbo vmbo
5.805
8.607
7.393
6.456
5.690
2009-2010
2010 - 2011
2011 - 2012
2012-2013
0 2008-2009 Bron: DUO en Fundeon
De teruglopende leerlingaantallen hebben in de technische sectoren en in onze eigen bouwsector verschillende groepen ertoe aangezet acties te ondernemen: Een aantal, meest technische, branches hebben onder de vlag van VNO NCW/ MKB Nederland, een onderzoek laten verrichten, om oorzaken van terugloop van het aantal leerlingen op het VMBO te achterhalen en het tij te keren. Ondanks combinatieopleidingen van Techniek en dienstverlening en andere intersectorale opleidingen, neemt het aantal leerlingen op het VMBO in het algemeen en in de techniek in het bijzonder, af. Dit heeft geleid tot het rapport ‘Naar een versterking van het VMBO’, waarbij onderwijs en bedrijfsleven ertoe worden opgeroepen samen de leegloop van het VMBO te stoppen 4. Bouwend Nederland heeft, in samenwerking met de Vakgroep Opleidingsbedrijven, de discussienota ‘Naar een duurzame infrastructuur voor vakopleidingen in de bouw en infra’ opgesteld, waarin de noodzaak van een gecombineerde BOL / BBL-opleiding wordt uitgelegd5. Het aanbieden van deze gecombineerde opleiding heeft tot gevolg dat leerlingen, steeds algemener opgeleid op het VMBO, via een combi van BOL en BBL het beste uit deze twee opleidingen wordt gehaald: meer theorie en beter praktijkonderwijs. Deze opleiding is voor bedrijven, ook in deze economisch moeilijke tijd, een manier om toch leerlingen te kunnen opleiden. Het model dat zich vooral richt op leerlingen met een VMBO-diploma, is meer gericht op de bouw en minder op de infra, die van oudsher veel meer te maken heeft met zij-instromers.
4
Naar een versterking van het VMBO. Bedrijfsleven over VMBO beroepsgericht, Dijk 12 in opdracht van VNO NCW en MKB Nederland, mei 2013. 5 Discussienota. Naar een duurzame infrastructuur voor vakopleidingen bouw en infra, EB Management in opdracht van Bouwend Nederland, april 2013 4
3. Feiten en cijfers Kijkend naar het uitgangspunt: hoe zorgen we ervoor dat we voldoende, goed opgeleid personeel in de infra hebben, nu en in de toekomst, zijn de leerlingaantallen en het vervangingsvraagstuk van belang. Leerlingaantallen In de Contourschets 2012 is een overzicht opgenomen waardoor in een oogopslag duidelijk wordt wat de leerlingaantallen per kwalificatie en per ROC is. In dit overzicht zijn opleidingen met minder dan 17 leerlingen rood ingekleurd. Het aantal 17 is de ondergrens voor het bieden van kwaliteit6. Kwaliteit is niet geheel te relateren aan aantallen. Wel zijn voor ROC’s kosten voor kleine groepen leerlingen beduidend hoger en het is de vraag of ROC’s altijd in staat zijn deze kosten te dragen. Dit overzicht is nu vernieuwd. De nieuwe cijfers laten zien dat het aantal leerlingen sinds 2010 is gedaald. De daling is een extra reden om met het onderwijs ervoor te zorgen dat de Infraopleidingen, misschien slechts op een beperkt aantal ROC’s, toch overeind blijven 7. Ter verduidelijking van het overzicht geven verschillende branches een motivering/onderbouwing over de aanpak van de “rode vakjes”. Dit omdat er nu waarschijnlijk nogal veel rode vakjes zijn waar inmiddels al hard wordt gewerkt aan oplossingen of een verbeterde aanpak, echter dat zie je aan de cijfers van 2012 natuurlijk nog niet terug. Vervangingsvraagstuk Om inzicht te krijgen in het aantal werknemers voor de toekomst is het handig de vervangingsvraag in beeld te krijgen. Onder vervangingsvraag verstaan wij de arbeidsvraag die ontstaat wegens (vervroegde) pensionering, arbeidsongeschiktheid, tijdelijke terugtrekking, migraties en arbeidsmobiliteit. Een deel van de vervangingsvraag noemen wij ook wel natuurlijke uitstroom, (vervroegde) pensionering, arbeidsongeschiktheid. In de vervangingsvraag is niet opgenomen de mogelijke groei van werkgelegenheid. De vervangingsvraag maakt zichtbaar hoeveel mensen je in ieder geval nodig hebt om de werknemers van nu te vervangen. Voor het berekenen van de vervangingsvraag is Fundeon uitgegaan van de werknemers die onder de CAO Bouw vallen, zie bijlage8. Alleen van deze groep werknemers beschikt Fundeon over voldoende gedetailleerde informatie om in ieder geval per kwalificatiedossier de vervangingsvraag te berekenen. De totale vervangingsvraag is dus groter dan in de berekening staat. De beroepen waarvan bekend is dat er een aanzienlijk aantal werknemers onder een andere cao valt en de zzp’ers en flexwerkers zijn in deze berekening niet meegenomen. De prognose, die het EIB aan het begin van 2013 heeft afgegeven voor de periode 2014-2018, laat een krimp zien voor alle Infra beroepen vallend onder de Bouw-cao. In feite staat door deze krimp de vervangingsbehoefte gelijk aan het totaal aantal baanopeningen. Daarnaast gaat dit om de totale vervangingsvraag en geeft deze berekening geen inzicht in welk percentage beschikbaar komt voor recent afgestudeerde of voor nieuwe instroom in BBL-trajecten. Het is niet mogelijk om de vervangingsvraag per niveau binnen een kwalificatiedossier te berekenen, een betrouwbare koppeling van beroep naar niveau binnen de kwalificatie ontbreekt. Wel is het mogelijk binnen het dossier machinist nog een onderscheid te maken naar machinist grondverzet, machinist wegenbouw en machinist hijswerk.
6
Contourschets 2012, bladzijde 9.
7
Zie bijlage 2. Bijlage 3 Vervangingsvraagstuk. Uitgangspunt is het aantal werknemers CAO Bouw 2012. Op basis van de prognoses van het EIB zijn de werknemersaantallen 2014 tot en met 2018 berekend. Op basis van leeftijdsgegevens is het percentage natuurlijke uitstroom vastgesteld en op basis van een meerjarige ontwikkeling van het aantal toetreders het percentage van de vervangingsvraag. In de hieronder gepresenteerde tabel zijn alle aantallen afgerond naar tientallen. De volledige berekening is opgenomen in de Excel “Berekening vervangingsvraag infra.” 8
5
4. Stand van zaken in de verschillende branches: lopende processen In de verschillende onderdelen van de diverse infra-branches wordt al op verschillende manieren gewerkt aan een zo efficiënt mogelijk aanbod van opleidingen, aan het ‘wegwerken van zoveel mogelijk rode vlakjes’. Daarbij is het uitgangspunt wel dat waar mogelijk een manier wordt gevonden om ook kleine opleidingen in stand te houden, al of niet in combinatie met andere opleidingen. Per branche wordt een stand van zaken weergegeven. Infratechniek De volgende 4 kwalificaties vallen onder het kwalificatiedossier Infratechniek: (eerste) Monteur Gas/Water/Warmte (eerste) Monteur Data/Elektra Uit de tabel, gebaseerd op de cijfers van Fundeon zou men kunnen afleiden dat hier op diverse locaties in zeer kleine groepjes wordt opgeleid. Echter dit dossier wordt gedeeld met kenniscentrum Kenteq en daarmee met opdrachtgevers (Netbeheerders). (Via Fundeon crebonummers namen in 2012 185 leerlingen deel, via Kenteq crebonummers werden in 2012 ongeveer 1400 leerlingen opgeleid in dit dossier). Deze branche is, mede vanwege de minimum leeftijd van 18 jaar om in dit vak te mogen werken, vooral aangewezen op zij-instromers. De leerlingen voor de 4 kwalificaties zitten veelal bij elkaar in de groep, waardoor efficiënt gebruik wordt gemaakt van lesruimten en docenten. Theorie volgen de leerlingen via het ROC, praktijkonderwijs wordt veelal op de praktijklocatie van het SPG of van de Netbeheerder gedoceerd, alwaar ook de proeven van bekwaamheid plaatsvinden. Er wordt op dit moment met verschillend lesmateriaal van minimaal 5 leveranciers gewerkt. De aannemerij werkt veelal met het materiaal van GOA Leidingtechniek, binnen de netbeheerders zijn verschillende leveranciers van lesmateriaal actief. GOA Leidingtechniek (centrale organisatie voor SPG Kabel- en Leidingtechniek (CAO Bouw) en SPG Infratechniek (CAO Metaal)) werkt samen met een geselecteerd aantal ROC’s; Deltion, Zadkine, Regio College, Koning Willem I en Friese Poort. Met ROC ASA (MBO Amersfoort) is een samenwerking met de Warmtebedrijven voor één landelijke opleiding voor Monteur Gas/Water/Warmte uitstroomrichting Warmte. Ook de Netbeheerders werken met geselecteerde ROC’s. Ook in de infratechniek zijn er nog ROC’s die zelfstandig of in combinatie met commerciële partijen op eigen initiatief voor (zeer) kleine groepjes opleidingen binnen dit dossier uitvoeren. Aannemerij (mede vertegenwoordigd via Bouwend Nederland en Uneto VNI), netbeheerders (mede vertegenwoordigd door O&O Fonds WEnB en Energie Nederland) en het scholenveld hebben voor het nieuwe kwalificatiedossier gezamenlijk eenduidige kwalificaties vastgesteld. Tevens wordt onderzoek gedaan naar mogelijkheden voor gezamenlijk ontwikkelen, beheren en onderhouden van lesmateriaal en doelmatig gebruik maken van geselecteerde ROC’s. Civiele betonbouw De twee kwalificaties die hieronder vallen, Beton-timmerkracht primair en allround, zijn al geconcentreerd. Er is landelijk 1 opleidingsbedrijf, dat samenwerkt met 1 ROC. Grond-, Water- en Wegenbouw Per 2015 worden verschillende kwalificatiedossiers samengevoegd in een breed kwalificatiedossier GWW: Waterbouwer, Vakman GWW, Straatmaker en Vakman Asfalt. Activiteiten in verschillende deelbranches: Bestratingbranche De opleidingen Opperman Bestratingen (niveau 2: oud Straatmaker) en Straatmaker (niveau 3: oud Allround Straatmaker) vallen onder het Kwalificatiedossier Grond-, Water- en Wegenbouw (GWW). Daar de afgelopen jaren het aantal leerlingen nagenoeg gehalveerd is, wordt vanuit macro–doelmatigheid ingestoken op één Landelijke Vakschool Bestratingen met 4 tot 6 uitvoeringslocaties, waarbij de beroepspraktijkvorming volgens het BPV protocol kan worden opgezet.
6
De insteek van de bestratingsbranche is dat een ieder die één van de beide beroepen wil gaan uitoefenen te allen tijde een ‘opleiding/toetsing–traject’ aangeboden krijgt. Na een intake volgt een ‘af te leggen route’. Hierbij kan men gebruik maken van de volgende instrumenten: regulier onderwijs (iedereen onder de 23 jaar) vanuit één onderwijsinstelling voor geheel Nederland kwalificerend modulair opleiden (ouder dan 23 jaar met onvoldoende capaciteiten voor een EVC-traject) EVC-traject (ouder dan 23 jaar met 5 jaar ervaring in het desbetreffende beroep en voldoende capaciteiten om dit traject af te leggen). Voor alle drie de routes dient de inhoud op elkaar afgestemd te worden, waarbij voor de beoordeling een mix van instrumenten ingezet kan worden, waarbij de Proeve van Bekwaamheid een belangrijke rol speelt. Bij de invoering van de nieuwe kwalificatiestructuur (basis, profiel, keuze) zou het bovenstaande ingevoerd dienen te worden. In overleg met de BTG, de betreffende ROC’s en de branche wordt hiertoe een overleg opgestart. Het KBB wordt gevraagd hierin een coördinerende en stimulerende rol te vervullen en dit traject met alle bijbehorende activiteiten op te nemen in het Sectorplan Infra 2014. Asfalt De VBW, vakgroep asfaltbedrijven binnen Bouwend Nederland, heeft aangegeven dat er geen coördinatie vanuit de gezamenlijke bedrijven richting het onderwijs is. Er zijn slechts contacten op het niveau van individuele bedrijven met een aantal ROC’s. De meeste leerlingen worden opgeleid via het SOMA College, maar ook in verschillende regio’s is er samenwerking tussen ROC en SPG. Een aparte categorie vormt de particuliere MBO-opleiding Asfaltlaborant, die wordt gegeven aan hogeschool Arnhem Nijmegen. Waterbouw Fundeon beheert het huidige KD Waterbouwer (een van de kwalificaties in het nieuwe kwalificatiedossier Grond-, Water- en Wegenbouwer) met daarin waterbouwer en allround waterbouwer waaronder ook de steenzetter en rijswerker. Een en ander in overleg met caopartijen Waterbouw en Bouw. Hierbij spelen de Vakgroep Waterbouw van Bouwend Nederland en de brancheorganisatie Vereniging van Waterbouwers een belangrijke rol. Voor allround waterbouwer stromen er jaarlijks ongeveer ruim tien deelnemers in de opleiding. Voor waterbouwer is dit aantal groter. De kwalificatiedossiers Baggermeester, Maritiem Waterbouwer en Matroos Waterbouw zijn ondergebracht bij een ander kenniscentrum te weten Verkeer Transport Logistiek (VTL). De Vereniging van Waterbouwers initieert onder meer de bedrijfstakgerichte opleidingen en werft leerlingen voor de opleidingsinstituten die deel uitmaken van de Kennisinfrastructuur Waterbouw. Dit is een samenwerking tussen de brancheorganisatie en twintig opleidingsinstituten in Nederland. Dit is al vele jaren een doelmatige aanpak voor de specifieke Waterbouwopleidingen, zodat kennis in Nederland behouden blijft. bron: www.waterbouwers.nl Machinist Grondverzet In de afgelopen jaren heeft Fundeon samen met Cumela op hoofdlijnen bekeken wat de overeenkomsten en de verschillen zijn van de kwalificatiedossiers “groen” en “infra” en ook het daaraan gekoppelde opleidingstraject machinist grondverzet, machinist mobiele werktuigen en Vakman GWW. Dit was ook de focus in het Convenant “Loonwerk werkt” van enige jaren geleden. Door alle recente ontwikkelingen worden die verschillen en overeenkomsten ook op andere tafels besproken. Het is immers de focus in het actieplan MBO. Blijft staan dat het goed is om vanuit de dossiers Groen, Cultuur Groene ruimte, Machinist, Grond-, Water- en Wegenbouw + Voertuigen & mobiele werktuigen de samenwerking aan te gaan. Vanuit Fundeon wordt het overleg met de sectoren (branches, bedrijven) en het onderwijs geïnitieerd via platforms (3 sectoren, onderwijs) en het contact vanuit de Regio’s met de adviseurs en hun bedrijfsbezoeken. Bij de AOC ’s wordt het overleg via regionale platforms georganiseerd zodat er een goede afstemming is tussen bedrijfsleven en onderwijs. Dit is een overlegplatform waarbij AOC ’s samen met bedrijven het gesprek aangaan. Partijen onderschrijven het belang hiervan. Deelname is geheel op vrijwillige basis en komt voort vanuit een intrinsieke motivatie om middels deze samenwerking een goede afstemming onderwijs ↔ 7
arbeidsmarkt en kwalitatief goede BPV te bewerkstelligen. Vanuit deze overlegstructuur is een aansluiting op de regionale besturen. Hijswerk De brancheorganisatie VVT (Vereniging Verticaal Transport) heeft de ambitie om als vervolg op de kwalificatie machinist hijswerk (niveau 3) in het MBO ook kandidaten op te leiden voor niveau 4. Dit middels een kwalificatie ‘meewerkend voorman ‘. Deze kwalificatie ( met onderliggend beroepscompetentieprofiel) wordt opgenomen in het nieuwe kwalificatiedossier ‘Werk voorbereiden en uitvoeren’ (opvolger van het kwalificatiedossier Kaderfunctionaris bouw, infra en gespecialiseerde aannemerij). VVT zet deze MBO-kwalificatie in een doorlopende leerlijn vanaf het TCVT-certificaat (Stichting Toezicht Certificatie Verticaal Transport) via MBO niveau 3 / 4 naar AD (associate degree). Personen die willen gaan werken als machinist hijswerk, dienen conform de huidige wettelijke regels (Arbeidsomstandighedenwet) in het bezit te zijn van het vakbekwaamheid-certificaat van TCVT. De wens is om via een nauwe samenwerking met een of meerdere MBO ’s een doorlopende leerlijn te creëren. Voor het aantal kandidaten op niveau 4 wordt gedacht aan een geconcentreerde samenwerking met 1 MBO-instelling. Funderingstechniek In de bedrijfstakkwalificatiestructuur kennen we binnen de branche funderingstechniek de TCVT Machinist mobiele hei-installatie (volwassen-scholing), de Funderingswerker, de Machinist Grote Funderingsmachines en de Machinist Kleine Funderingsmachines. Op initiatief van een aantal lidbedrijven van de NVAF (Nederlandse Vereniging Aannemers Funderingswerken) wordt een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden om in het reguliere middelbaar beroepsonderwijs een opleiding tot funderingswerker en machinist funderingswerk op te starten. Na een vooronderzoek bij diverse instituten is een traject uitgezet in samenwerking met de SPG Noord-Holland en het Regio College te Heerhugowaard. De bedrijven dan wel de branche dienen hierbij een aantal belemmeringen waaronder wettelijke beperkingen en een verbodsbepaling in de CAO Bouw met betrekking tot het werken onder de 18 jaar op de bouwplaats het hoofd te bieden. De bedrijven zijn optimistisch over de kansen van dit traject in samenwerking met Fundeon, de NVAF en de sociale partners. Ambitie is om per 1 september 2014 de eerste leerlingen in het MBO te kunnen laten instromen in de studierichting funderingswerker en machinist funderingswerk. Het voornemen van NVAF en de initiatiefnemers vanuit de lidbedrijven is middels een keuzedeel via het nieuwe KD GWW, kwalificatie Vakman GWW en het nieuwe KD Machinist kwalificatie Hijswerk een adequate “inkleuring” voor Funderingswerker respectievelijk Machinist Funderingswerker te bewerkstelligen.
5. Aanbevelingen Welke vervolgacties kunnen gezamenlijk of per deelbranche worden opgepakt? Aanbevelingen: Algemeen Om het infra onderwijs te versterken is het aan te bevelen gericht samen te werken met door de branches of deelbranches geselecteerde ROC’s en bedrijfstakinstituten. Het onderwijsaanbod wordt hiermee optimaal afgestemd op de behoeften van het bedrijfsleven. Zo kan er in de toekomst doelmatiger opgeleid worden. De huidige betrokkenheid van de infrasector bij het tot stand komen van de kwalificatiedossiers dient ook in de toekomstige structuur van SBB te worden voortgezet. Op deze manier houden we onze achterban betrokken en borgen we een goede aansluiting tussen onderwijs en bedrijfsleven. Daarnaast is het wenselijk de totale instroomstructuur van ‘alle potentiële leerlingen’ vorm te geven vanuit het regulier onderwijs, dan wel via modulair opleiden tot en met het EVC-traject. Daarbij is de kanttekening dat specialisatie van een aantal ROC’s kan leiden tot het afvloeien van
8
andere infra-opleidingen: die zouden dan in een bepaalde regio niet meer aangeboden kunnen worden. Zaak is dus zorgvuldig om te gaan met concentratie van een aantal opleidingen. Infratechniek Advies om het aantal geselecteerde opleiders beperkt te houden zodat ook in de toekomst een doelmatig opgeleid kan worden. Doorzetten op de aangekondigde ontwikkeling om vanuit één gremium te bewerkstellingen dat hetzelfde instrumentarium gebruikt wordt zowel voor de invulling van het lesmateriaal als de methodiek van beoordelen. Civiele betonbouw Dit is een goede samenwerking tussen Civilion en het betrokken ROC. Advies dit te continueren. Grond-, Water- en Wegenbouw Bestratingbranche Kom tot 1 Vakschool Bestratingen, zijnde SOMA College, die eventueel in een samenwerkingsverband met een aantal kern ROC’s verdeeld over het land, de regie voert over de opleiding en deze samen met de samenwerkingspartners uitvoert. Zoek daarbij één of een aantal samenwerkingsverbanden verdeeld over de verschillende regio’s in het land. De keuze van 1 samenwerkingsverband moet wel gericht zijn op regionale uitvoeringslocaties gezien het feit dat regionale bedrijven een relatie hebben met het ‘eigen’ samenwerkingsverband. Ontwikkel de opleiding zodanig dat nieuwe ontwikkelingen binnen het vak meegenomen worden. Asfalt Dit is tot nu toe het domein van SOMA College. Laat SOMA College samen met VBW Asfalt kijken naar het totale opleidingsaanbod en onderzoeken waar aanvullingen nodig zijn. Gezien de materieel intensieve opleiding en de geïnvesteerde bedrijfstakmiddelen is concentratie op een uitvoeringslocatie het meest doelmatig. Vakman GWW Dit betreft een opleiding met relatief veel deelnemers. Het lijkt geen probleem dat deze op veel scholen wordt aangeboden. Wel zou vanuit één onderwijsplatform gewerkt kunnen worden. Waterbouw Vanuit de Vereniging van Waterbouwers hebben bedrijven in samenwerking met scholen al een functionerende doorlopende leerlijn opgezet van VMBO tot universiteit. Advies dit te continueren. Machinist Van oudsher is SOMA College de machinistenschool. Daarnaast is er een aantal ROC’s wat ook een machinistenopleiding biedt. Deze kunnen goed naast elkaar bestaan. Wat betreft de kleinere dossiers is het handiger om het aantal opleiders te beperken. Bijvoorbeeld sloopwerk, wat is ondergebracht bij het Radius College. Funderingswerker/Machinist Funderingswerk is een dusdanig kleine opleiding dat deze bij voorkeur landelijk op 1 plek aangeboden zou moeten worden. SOMA Bedrijfsopleidingen heeft deze altijd aangeboden met subsidie van O&O omdat het aantal deelnemers in deze opleiding zo klein is dat deze niet rendabel te maken is. In dit kader zou het goed zijn om vanuit één onderwijsplatform te werken dat hetzelfde instrumentarium gebruikt zowel voor de invulling van het onderwijs als de methodiek van beoordelen. Monteur mobiele werktuigen Hoewel dit dossier in de notitie Contourschets niet genoemd wordt is het ook een belangrijk dossier binnen de infra. Ook hiervoor geldt dat er slechts een klein aantal opleiders is, die deze opleiding aanbiedt. Komen tot één uitvoeringslocatie is ook hier een goed uitgangspunt. SPG De verschillende samenwerkingsverbanden (SPG) spelen een belangrijke rol bij het opleiden van BBL-leerlingen in de regio in de bouw- & infra-sector. Vanuit doelmatigheidsoogpunt wordt door een SPG meestal samengewerkt met één ROC in de regio. Gebruikelijk is dat collectief de lesstof van Fundeon dan wel SOMA College gebruikt wordt.
9
Voor een effectief regionaal aanbod van BBL-onderwijs is een regionale spreiding van zelfstandige SPG ’s voor de toekomst belangrijk. Voor opleidingen die landelijk gezien te weinig volume hebben, is het mogelijk de opleiding te concentreren bij één van de SPG’s. Voor opleidingen die regionaal gezien te weinig volume hebben is het aan te raden deze onder te brengen bij één landelijk centraal georganiseerde SPG. In dit kader zou binnen de infra meer het ‘samenwerkingsverband’ (dus samen met de aangesloten erkende leerbedrijven de jaarlijkse behoefte aan leerlingen afstemmen met een zekerheid dat iedere leerling bij een erkend leerbedrijf geplaatst kan worden) het uitgangspunt moeten zijn.
6. Conclusie In het infra-onderwijs zijn zowel landelijk als regionaal veel activiteiten en initiatieven gaande. Zonder twijfel met de intentie: ‘het bieden van kwalitatief goed onderwijs’. Uit doelmatigheidsoogpunt zijn echter nog verbeteringen denkbaar, hierbij zullen we buiten de gebaande paden moeten treden. Want zoals Einstein al concludeerde: "We can’t solve problems by using the same kind of thinking we used when we created them." Willen wij een kwalitatief goede en verantwoorde infra-opleidingsstructuur blijven aanbieden dan zullen wij open moeten blijven staan voor veranderingen. Hiermee blijft het doel: voldoende, “goed opgeleid personeel in onze bedrijven, nu en in de toekomst”, haalbaar én betaalbaar.
Bijlagen: 1. Advies 'Werkwijze Doelmatigheid' SBB "Werkwijze voor het afstemmingsproces tussen onderwijs en bedrijfsleven over (macro)doelmatigheid" 2. Overzicht infra-opleidingen 3. Vervangingsvraagstuk 4. Infra onderwijs in Nederland een contourschets 2012
10