Hogeschool West-Vlaanderen Departement HIEPSO Studiegebied Gezondheidszorg OPLEIDING ERGOTHERAPIE R. De Rudderlaan, 6 8500 Kortrijk
Kunst met een glimlach Creatieve activiteiten als therapiemiddel bij zorgbehoevende ouderen in een RVT
Scriptie aangeboden tot het
Onder begeleiding van
behalen van de titel van
Mevr. Deweer S.
Bachelor in de ergotherapie
Dhr Mullie J.-M.
Penet Elke Juni 2005
“Our eyes may be dimmer than they were, our hearing may not be too hot. But friends, you just better believe we make the most of what we’ve got.”
Betty Gail Elliot, aged 73
Dankwoord
Ik realiseerde dit eindwerk met de hulp van vele mensen. Graag zou ik iedereen bedanken: In de eerste plaats alle ouderen die deelnamen aan de creatieve activiteiten, voor hun inzet, medewerking en creatieve ideeën. Dhr. Mullie M., directeur van het RVT, voor zijn toestemming, tijd en steun. Mijn oprechte dank gaat ook uit naar mijn promotors: Mevr. Deweer S., ergotherapeute, en Dhr. Mullie J.-M., verantwoordelijke bewonerszorg, voor hun hulp, vele verbeterwerk en goede raad. Ook wil ik de personeelsleden en familieleden van de ouderen bedanken, voor hun steun, aanwezigheid en hulp tijdens de activiteiten en de tentoonstelling. De technische dienst van het RVT, voor hulp, advies, tijd en precissiewerk. Dhr. Mistiaen B., docent HIEPSO, voor het lees- en verbeterwerk. Dhr. Debruyne P., voor zijn ideeën en vele boeken. Mijn ouders, voor hun steun, goede raadgevingen en hulp. Mijn vriend, voor het vele geduld en het maken van de brochures.
Inhoudsopgave Dankwoord
3
Inhoudsopgave
4
Lijst van gebruikte afkortingen
7
Algemene inleiding
8
THEORIE Hoofdstuk I: Ouderen, creativiteit en kunst; een theoretische benadering. 1.1
Inleiding
10
1.2
Ouderen en creativiteit
10
1.2.1
Wie zijn de ouderen?
10
1.2.2
Wat is creativiteit?
14
1.2.3
Waarom ouderen creatief laten zijn?
15
1.3
1.4
Kunst
15
1.3.1
Wat is kunst?
15
1.3.2
Enkele belangrijke kunststromingen die mij inspireerden
17
1.3.3
Verschillende mogelijkheden binnen kunst
20
Besluit
25
Hoofdstuk II: De doelgroep. 2.1
Inleiding
26
2.2
Mogelijke beperkingen bij de ouderen in een RVT
26
2.2.1
Dementie
26
2.2.2
De ziekte van Parkinson
31
2.2.3
Artrose
33
2.2.4
Het syndroom van Korsakoff
34
2.3
De mogelijkheden bij de ouderen in een RVT
36
2.4
Besluit
36
Hoofdstuk III: Ouderen, creativiteit en kunst binnen de ergotherapie. 3.1
Inleiding
38
3.2
Doel en werking van de ergotherapie
38
3.2.1
39
3.3
Ergotherapie binnen RVT Home ’t Hoge
Het gehanteerde model
40
3.3.1
Maatschappelijke ontwikkelingen
40
3.3.2
Cliëntgericht werken
40
3.4
3.5
3.3.3
Implementatie van cliëntgericht werken in Canada
41
3.3.4
Canadian Occupational Performance Model: COPM
42
3.3.5
Occupational Performance Process Model: OPPM
44
Een goede voorbereiding
46
3.4.1
Het opstellen van een werkplan
46
3.4.2
De selectie van de deelnemers
50
Besluit
51
Hoofdstuk IV: De begeleiding 4.1
Inleiding
52
4.2
De grondhouding
52
4.3
Begeleiden van groepen
55
4.4
Begeleiden van activiteiten met demente ouderen
57
4.5
Besluit
58
PRAKTIJK Hoofdstuk V: De voorbereiding 5.1
Inleiding
59
5.2
Voorstelling RVT Home ’t Hoge
59
5.3
Het opstellen van een werkplan
60
5.4
Voorstelling van het project aan de directeur, verantwoordelijke bewonerszorg en
64
de personeelsleden
5.5
5.6
5.4.1
Voorstelling aan de directeur en de verantwoordelijke bewonerszorg
64
5.4.2
Voorstelling van het project in de maandelijkse teamvergadering
66
Het maken van de nodige afspraken
67
5.5.1
De nodige afspraken binnen het RVT
67
5.5.2
Afspraken buiten het RVT
69
Selectie en voorstelling van de deelnemers
70
5.6.1
De enquête
70
5.6.2
Korte voorstelling van enkele deelnemers
71
5.7
De organisatie van de activiteiten
76
5.8
Doelstellingen per besproken deelnemer
77
5.9
Besluit
79
Hoofdstuk VI: De uitvoering 6.1
Inleiding
80
6.2
Hoe gebruikte ik het OPPM in de praktijk
80
6.3
De uitvoering van de activiteiten
81
6.3.1
Activiteiten Marie
81
6.3.2
Activiteiten Céline
86
6.3.3
Activiteiten Charlotte
88
6.3.4
Activiteiten Célèstine
92
6.3.5
Activiteiten Jack
96
6.5
Het verschil tussen de groepsactiviteiten en de individuele activiteiten
100
6.6
De evaluatie van de individuele doelstellingen
102
6.7
De tentoonstelling
103
6.8
Besluit
104
Algemeen besluit
Bronvermelding Lijst met figuren Bijlagen
105
Lijst van gebruikte afkortingen
RVT
Rust- en verzorgingstehuis
KB
Koninklijk Besluit
ADL
Activiteiten van het dagelijks leven, algemene dagelijkse levensverichtingen
Resp.
Respectievelijk
a.d.h.v.
Aan de hand van
RTT
Regie van telegrafie en telefonie, nu Belgacom
i.p.v.
in plaats van
8
Algemene inleiding
Toen ik met de opleiding ergotherapie startte, wist ik allesbehalve welke richting mij het meest zou aanspreken. Gedurende mijn opleiding kreeg ik echter meer en meer belangstelling voor de doelgroep ouderen en het creatieve aspect binnen de ergotherapie. Ik wou mijn kennis hierrond verbreden en wat meer ervaring opdoen in dit werkveld. Toen vanuit RVT Home ‘t Hoge het scriptievoorstel kwam om de bewoners kunstprojecten te laten uitwerken, sprak mij dit dan ook meteen aan. Ik ging zonder aarzelen op het voorstel in.
Opvallend is wel dat er zo weinig documentatie en boeken rond dit onderwerp te vinden zijn. Vooral rond het uitwerken van creatieve activiteiten binnen de geriatrie is zelden iets te vinden. Het begrip creativiteit vindt je wel vaak terug in de psychiatrie, waar het dan in de eerste plaats gaat om gevoelens uiten. Deze therapieën worden daar ook meestal begeleid door creatieve therapeuten met een specifieke opleiding.
Met deze scriptie wil ik aantonen dat creatieve activiteiten eveneens hun waarde hebben binnen de ouderzorg en de ergotherapie. Het kunstzinnige kan op iedere leeftijd voldoening geven en zinvol zijn. Het is een dieperliggende behoefte in ons. Ook als ergotherapeut kan je de creatieve vermogens in ouderen aanspreken. De activiteiten bieden je immers de mogelijkheid om op een aangename manier, samen met de bewoners, aan heel wat doelstellingen te werken.
Het probleem dat zich formuleerde in RVT Home ‘t Hoge was dat het RVT ingericht is als een groot huis dat een familiaal karakter en huiselijke sfeer voorop stelt, maar de verouderde schilderijen en soms kale muren kwamen deze sfeer niet altijd ten goede. Het doel van het project was samen met de bewoners de gangen op te fleuren om zo de huiselijke sfeer te waarborgen, hen een zinvolle dagbesteding te bieden en plezier te laten beleven.
Naast dit hoofdprobleem waren er ook heel wat dieper liggende behoeften aanwezig. Het gaat hier zowel om behoeften van de bewoners en het personeel als om behoeften vanuit de directie. Bv. behoefte aan een positieve werk- en leefsfeer; behoefte aan communicatie, contact; behoefte aan ontplooiing, … .
Vooraleer ik met dit project startte, zat ik natuurlijk met heel wat vragen. Wie zijn de ouderen en wat zijn hun mogelijkheden en beperkingen? Met welk materiaal en materieel kan ik werken? Waar zal ik inspiratie vinden? Hoe kan ik alles zo praktisch mogelijk organiseren en voorbereiden?, … . Doorheen mijn scriptie heb ik op al deze vragen een duidelijk antwoord proberen te geven om het zo naar de toekomst toe, en als ergotherapeut, gemakkelijker te maken om dit soort projecten uit te werken.
Mijn scriptie bestaat uit een theoretische benadering van het probleem en uit een praktisch gedeelte. In de praktische uitwerking kan u ook een kort woordje uitleg vinden rond de
9
tentoonstelling die we van de gemaakte kunstwerken hebben gehouden. Los van dit alles vindt u eveneens een brochure van de tentoonstelling. Beide werken (scriptie en brochure) horen wel samen.
In hoofdstuk I vindt u een theoretische benadering van de termen ouderen, creativiteit en kunst. Verder geef ik in dit hoofdstuk een korte schets van enkele inspiratiebronnen en kan u er ook een weergave vinden van allerlei materialen en materielen met hun voor- en nadelen.
Hoofdstuk II bevat informatie rond de doelgroep ouderen. Hierin beschrijf ik enkele problematieken die voor heel wat beperkingen kunnen zorgen en die vaak voorkomen bij bewoners van een RVT. Verder vul ik dit hoofdstuk aan met de niet te vergeten mogelijkheden waarover deze doelgroep nog beschikt.
Binnen hoofdstuk III schets ik het doel en de werking van de ergotherapie, meer specifiek in RVT Home ‘t Hoge. Ik geef ook meer uitleg bij het model dat ik als leidraad heb gebruikt. Het Occupational Performance Process Model of OPPM. Daarnaast kunt u er ook een theoretische benadering vinden het voorbereidend werk.
In hoofdstuk IV beschrijf ik kort de grondhouding waarover een ergotherapeut dient te beschikken, aangevuld met meer uitleg rond het begeleiden van groepen en het begeleiden van demente ouderen.
Hoofdstuk V en VI behoren tot het praktijkgedeelte. In hoofdstuk V kan u alle getroffen voorbereidingen terugvinden, zowel rond het opgestelde werkplan en de gemaakte afspraken als rond de organisatie van de activiteiten en het opstellen van de doelstellingen.
Binnen Hoofdstuk VI geef ik een overzicht van de uitvoering van een tiental creatieve activiteiten en evalueer ik de individuele doelstellingen. U kan er ook een kort stukje over de tentoonstelling vinden.
Als afsluiter van deze scriptie formuleerde ik een algemeen besluit waarin u mijn conclusies, de evaluatie en enkele voorstellen en tips kunt vinden.
Theoretisch gedeelte
Hoofdstuk I: Ouderen, creativiteit en kunst; een theoretische benadering
Hoofdstuk I: Ouderen, creativiteit en kunst; een theoretische benadering
Hoofdstuk
I:
Ouderen,
creativiteit
en
kunst;
10
een
theoretische
benadering.
1.1
Inleiding
Als antwoord op de probleemdefiniëring besloot ik het zinvolle aspect van creativiteit en kunst bij deze doelgroep aan te tonen.
In dit hoofdstuk probeer ik via literatuur de termen ouderen, creativiteit en kunst kort toe te lichten. Wie zijn de ouderen en wat is creativiteit? Kunnen ouderen nog creatief zijn en waarom moeten we ouderen creatief laten zijn?
Vervolgens wordt de term kunst nader toegelicht en komen enkele kunststromingen aan bod die mij inspireerden en een leidraad vormden in het uitwerken van de kunstwerken door de bewoners.
Als laatste bespreek ik de verschillende mogelijkheden binnen de kunst en welk materiaal en materieel er allemaal kan gebruikt worden om een kunstwerk te maken.
1.2
Ouderen en creativiteit
1.2.1
Wie zijn de ouderen?
- Algemeen
1
De term oudere is een vaag begrip. Het Van Dale woordenboek geeft er de volgende betekenis aan :
-
Iemand die een gevorderde leeftijdsgrens, met name die van 65 jaar heeft bereikt.
In de literatuur over en de visies op de ouderdom worden vier gebeurtenissen benadrukt: de kinderen die het ouderlijke huis verlaten (het lege nest), de pensionering, de confrontatie met de eigen afnemende gezondheid en het hulpbehoevend worden, en het wegvallen van de partner. Veel mensen duiden deze vier gebeurtenissen aan als de momenten waarop ze zich persoonlijk realiseerden ouder te zijn geworden.
1
http://www.vandale.be Dr. DE COCK, L., Eeuwig jong; ouder van lichaam, jong van geest, Lannoo, Tielt, 2002, blz. 103-104, 283 blz.
Hoofdstuk I: Ouderen, creativiteit en kunst; een theoretische benadering
11
In de periode tussen 50 en 65 jaar hebben er belangrijke gebeurtenissen plaats. De natuur geeft signalen dat er in het lichaam wat verandert. De vrouw maakt met gemiddeld 51 jaar biologisch de menopauze door, en heel wat mannen zitten opgezadeld met het verschijnsel adam
1
. In die
periode maken velen ook kennis met twee nieuwe familiale ervaringen waardoor ze vaak een nieuwe rol krijgen. Enerzijds kunnen ze het heugelijke gebeuren van het grootouderschap ervaren, terwijl ze anderzijds misschien de zorg krijgen over hun eigen meer hulpbehoevende ouders of deze verliezen.
Veel mensen ervaren hun vijftigste verjaardag dan ook als een keerpunt in hun leven. Zijn ze nu de oudsten van de ‘jeugd’ of de jongsten van de ‘ouderen’? Anderen zijn zich op hun vijftigste duidelijk minder bewust van al die veranderingen en leven ongestoord verder. In ieder geval komt het 65ste jaar, de leeftijd waarop maatschappelijk een ondubbelzinnig antwoord onvermijdelijk is: met pensioen gaan of niet.
- De toenemende vergrijzing
2
Het aantal ouderen zal de komende decennia sterk blijven toenemen. Vanaf 2010 zelfs in versnelde mate (zie figuur 1). De factoren die in het verleden hebben gewerkt (sterftedaling, algemene bevolkingsgroei) blijven ook in de toekomst hun werk doen.
Een belangrijke oorzaak voor de sterk toenemende vergrijzing van de bevolking is gelegen in de geboorte-ontwikkelingen in het verleden: de ‘baby boom’ van 1946-1970 begint vanaf 2011 de leeftijd van 65 jaar te passeren, en dat leidt tot een sterke toename van het aantal ouderen.
Figuur 1: Aantal ouderen in de periode 2000-2050, CBS prognose 2000 (De Jong, 2001c)
1
Androgen decline in the aging male. Progressieve daling van de productie van mannelijke hormonen (androgenen). Dit geeft aanleiding tot een aantal klinische, biochemische en psychische veranderingen. 2 http://www.rivm.nl/vtv/object_class/kom_vergrijzing
Hoofdstuk I: Ouderen, creativiteit en kunst; een theoretische benadering
- Beeldvorming
12
1
Bewust of onbewust kennen we aan groepen mensen eigenschappen en kwaliteiten toe. We vormen ons een bepaald beeld over groepen en houden dit gevormde beeld vast in ons geheugen. Met het beeld dat we over een groep mensen hebben, gaan we hun doen en laten volgen en er met anderen over communiceren. Meer nog: het beeld dat we hebben, bepaalt onze houding en omgang met deze groep mensen.
Het gebeurt dat er een beeld wordt gevormd over deze groepen zonder direct contact met de betrokkenen. Vooral invloedrijke mensen met wie we communiceren of naar wie we opkijken en luisteren, zullen gemakkelijker hun eigen gevormd beeld op ons overbrengen. Vroeger behoorden intellectuelen en kunstenaars tot degenen die een belangrijke rol speelden in de beeldvorming. Tegenwoordig is het vooral de media die de beeldvorming in de maatschappij in belangrijke mate beïnvloedt.
Meestal bepalen slechts enkele individuen uit een groep het beeld dat over de hele groep wordt gevormd. Zo wordt het beeld dat kleine kinderen over ouderen hebben in sterke mate bepaald door het beeld over hun eigen grootouders en is het maatschappijbeeld vooral bepaald geweest door de 3 à 5% hulpbehoevende ouderen in rusthuizen en RVT’s en niet door de meer dan 95% ouderen die nog thuis verblijven.
- Ouderen in een rusthuis
1
Rusthuizen zijn de belangrijkste residentiële woonvormen voor ouderen.
Volgens het decreet van 05.03.1985 is een rusthuis : “Eén of meer gebouwen die functioneel een inrichting voor collectief verblijf vormen waar, onder welke benaming ook, aan ouderen die er verblijven, huisvesting wordt gegeven, alsmede geheel of gedeeltelijk, de gebruikelijke gezins- en huishoudelijke verzorging.”
Vroeger bestond de populatie voor het grootste deel uit valide ouderen die vooral om hun veiligheid, in een rusthuis werden opgenomen. Nu treft men in de rusthuizen een grote groep zorgbehoevende ouderen aan.
In toenemende mate wordt er getwijfeld of er nog plaats is voor het rusthuis. Ofwel is de oudere dermate hulpbehoevend dat een plaatsing in een RVT aangewezen is (uiteraard bij onvoldoende mantelzorg), ofwel is de aangepaste dienstverlening van de serviceflat voldoende. 1 2
Dr. DE COCK, L., op. cit. VERFAILLE, A., Gerontologie – Geriatrie, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, opleiding ergotherapie, Kortrijk, 2003-2004, blz.58, 133 blz. BAEYENS, J.-P., e.a., Geriatrie, dagelijkse praktijk, Pfizer N.V., 2de editie, 2002, blz. 113-121, 417 blz.
Hoofdstuk I: Ouderen, creativiteit en kunst; een theoretische benadering
- Ouderen in een RVT
13
2
Het RVT werd opgericht bij het KB 02.12.82. In andere landen noemt men deze voorziening een ‘verpleeghuis’ of ‘nursing home’.
Voor het eerst werd in de wetgeving, aan een opname in een bepaalde dienst, duidelijke voorwaarden verbonden i.v.m. resterende mogelijkheden (op vlak van ADL en oriëntatie). De doelgroep in een RVT zijn zorgbehoevende ouderen die geen permanente medische of gespecialiseerde behandeling nodig hebben, maar die wel een grote zorg en begeleiding behoeven vanuit de verpleging en het paramedisch personeel.
De nadruk van de zorgverlening in een RVT ligt op : -
Onderhouden en stimuleren van de resterende mogelijkheden.
-
Het actief houden van de ouderen in een huiselijke sfeer.
-
Het stimuleren van het sociaal contact door gemeenschappelijke oefenruimtes : o.a. voor kinesitherapie en ergotherapie.
-
Het animerende aspect.
- Belangrijke vaststellingen in de zorg voor ouderen
3
De maatschappij ziet het institutionaliseren van de oudere vaak enkel als een dak boven het hoofd en eten geven. Deze visie moet grondig veranderen. De oudere komt terecht in een thuisvervangend milieu met het accent op ‘thuis’. Vrijheid en sociaal contact met anderen worden belangrijk geacht.
De stap naar het rusthuis of RVT is in zekere zin een breuk in de eigen levenslijn. Sommige ouderen lijden aan een gevoel van vervreemding in hun nieuwe woonmilieu. “Animatie” kan hen opnieuw vreugde en plezier brengen. De vreugde van een diepmenselijke ontmoeting, een ‘nieuw’ leven, de vreugde nog altijd te groeien en te kunnen groeien, iemand te betekenen.
De oudere heeft reeds een levensloop achter zich. Die kan niet zomaar worden weggeveegd. De ouderdom zal daar een reeks veranderingen aan toevoegen: wijzigingen in de persoon zelf, maar ook in zijn maatschappelijke situatie.
2
3
BAEYENS, J.-P., op. cit., blz. 117 VERFAILLIE, A., op.cit., blz. 58 Dr. DE COCK, L., op. cit. COOREMAN-MASSIE, D., ‘Kom een beetje bij mij zitten’, animatie in het rusthuis, 4de druk, Acco, Leuven 1995, 208 blz.
Hoofdstuk I: Ouderen, creativiteit en kunst; een theoretische benadering
14
Ouderen hebben vaak een negatief zelfbeeld. Dit beeld bestaat meestal reeds voor de opname in het rusthuis of RVT. Het werd hen door de maatschappij opgelegd. Veel hulpbehoevende ouderen die het thuis niet meer zagen zitten, krijgen echter een veel waardiger zelfbeeld nadat ze in een goed thuisvervangend milieu werden opgenomen.
1.2.2
Wat is creativiteit?
- Het begrip
1
Creativiteit is denken met een bochtje. (Ed Van Leeuwen)
Creativiteit is atletiek van de hersenen. (Igor Byttebier)
Creativiteit is een heel ruim begrip dat vaak in verbinding wordt gebracht met de woorden nieuw en origineel. Het wordt in een brede context gebruikt, maar het vangen van creativiteit in een algemeen geaccepteerde definitie is nog steeds moeilijk. Creativiteit is meer dan alleen maar toepassen van bepaalde methoden en middelen. Er kan sprake zijn van een creatief product (idee), een creatief persoon (denkvermogen), een creatief proces (aanpak, werkwijze) en een creatieve omgeving. (oefent invloed uit op de persoon, het product en het proces).
- Ouderen en creativiteit
Men zou denken dat het voorkomen van zintuiglijke en fysieke achteruitgang een zware belemmering is voor ouderen om zich met kunsten als schilderen, tekenen en beeldende kunst bezig te houden. Niets is minder waar en heel wat ouderen beginnen zich pas op latere leeftijd creatief uit te leven.
In 1899 begon Monet aan een reeks schilderijen van lelies en waterlelies, waarbij hij al gehinderd werd door een oogaandoening. En hoewel hij op 81-jarige leeftijd nog een oogoperatie onderging, bleef hij tot kort voor zijn dood schilderen. Het is merkwaardig dat de handicap vaak een belangrijk effect heeft op de creativiteit. Het lijdt geen twijfel dat zijn ooghandicap medebepalend is geweest in de impressies en de kleuren in het werk van Monet.
1
DE GROOTE, D., Introductie Creatief Denken, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, opleiding ergotherapie, Kortrijk, 2003-2004, blz. 4, 32 blz. BYTTEBIER, I., Creativiteit. Hoe? Zo!, 2de druk, Lannoo, Tielt, 2002, 280 blz. 2 Dr. DE COCK, L., op. cit., blz. 182
Hoofdstuk I: Ouderen, creativiteit en kunst; een theoretische benadering
15
Een groot aantal kunstenaars hebben bewezen dat men zelfs op heel hoge leeftijd nog creatief bezig kan zijn en zelfs knap kan presteren. Meesters als Titiaan, Pablo Picasso en Claude Monet bewezen dat tot op oudere leeftijd met het penseel. Guiseppe Verdi, Franz Liszt en Igor Strawinsky kwamen op hoge leeftijd tot merkwaardige composities. Michelangelo ging op zijn oude dag gewoon verder als genieus beeldhouwer en Frank Lloyd Wright als groot architect.
1.2.3
Waarom ouderen creatief laten zijn?
1
Vaak merk je dat ouderen dankbaar zijn als ze aan hun behoefte om kunstzinnig bezig te zijn – en velen koesteren die – onverwachts nog kunnen toegeven. Creatieve vermogens in onszelf aanspreken is een diepliggende behoefte in ons. Een leeftijdsgrens bestaat niet. De ervaring leert dat het kunstzinnige op iedere leeftijd voldoening kan geven en zinvol kan zijn. Het kan de oudere het gevoel geven iemand te betekenen, ondanks de beperkingen die hij ervaart. Hij wordt aanvaard zoals hij is en beleeft de vreugde nog altijd te kunnen groeien. De kunstenaar, die bijna ieder van ons in meerdere of mindere mate in zich heeft, kan op iedere leeftijd als een verrassing naar buiten komen.
2
1.3
Kunst
1.3.2
Wat is kunst ?
- Het begrip
Kunst is een opmerkelijk vaag en interessant begrip. Het Van Dale woordenboek geeft er o.a. de volgende betekenissen aan:
-
Het creatief en origineel tot uiting of voorstelling brengen van gedachten of gevoelens op vaak ontroerende of schokkende wijze.
-
Door oefening en studie verkregen kundigheid, vaardigheid.
-
Het verrichten van iets dat in het algemeen moeilijk wordt gevonden => toer, kunststuk.
-
Wat door mensen en niet door de natuur is gemaakt => namaak.
Dit zijn slechts een paar definities van het woordje kunst, als je andere bronnen raadpleegt zijn er nog veel meer te vinden.
Wanneer je iets hebt bedacht wat je kunt omzetten in een voorstelling, bv. een schilderij, beeld, gebouw, lied of foto, kan er sprake zijn van kunst.
1
2
AVELINGH, M., Schilderen, boetseren en tekenen als kunstzinnige therapie, Christofoor, 2002, juli, 96 blz. COOREMAN-MASSIE, D., op. cit. http:// www.kunstbus.nl/verklaringen/kunst http://mediatheek.thinkquest.nl/~klb040
Hoofdstuk I: Ouderen, creativiteit en kunst; een theoretische benadering
16
Wat kunst precies is en wat er wel en niet onder valt, daar denkt iedereen anders over. Iets wat mooi is hoeft geen kunst te zijn! De natuur kan mooi zijn, maar is geen kunst! Andersom kan iets wat esthetisch niet mooi is nog steeds als kunst beschouwd worden. Hoewel kunst veel meer omvat, wordt er meestal de beeldende kunst mee bedoeld: de schilderkunst en beeldhouwkunst. Maar onder kunst valt bv. ook muziek, theater, literatuur, film, …
- De kenmerken van kunst
- Kunst is door mensen gemaakt. - Kunst roept een gevoel, emotie of herinnering op. - Kunst is enigszins origineel. - Kunst bevat iets van de kunstenaar zelf. - Kunst heeft voor de aanschouwer iets van zichzelf in zich.
- Kunst als communicatievorm
Eén ding moet duidelijk zijn, kunst is iets ván mensen, vóór mensen. Een soort communicatievorm. Aan de ene kant heb je diegene die het kunstwerk maakt, aan de andere kant de ontvanger. Daar tussen in: het kunstwerk, de drager, het medium.
Wat wordt er eigenlijk 'overgedragen' of gecommuniceerd door een kunstwerk? Wat kun je als beschouwer ontvangen of ervaren door een kunstwerk? De mogelijkheden zijn oneindig, omdat er zo enorm veel kunstenaars, kunstwerken, kunstvormen en kunstopvattingen zijn.
Een kunstwerk kan een rationeel of gevoelsmatig effect hebben op de beschouwer. Zo kunnen 'kunstervaringen' pure schoonheidservaringen zijn, een schok van realiteit, een droomachtige 'vande-wereld-ervaring', bewustmaking van een bepaald politiek beeld of een gevoel als vrolijkheid of melancholie.
Kunst ontstaat uit de typisch menselijke drang tot creëren. Voor het scheppen van een kunstwerk heeft de kunstenaar in de eerste plaats bezieling of inspiratie
nodig.
Schoonheidsgevoel,
religieus
gevoel,
medeleven,
kritiek
of
zin
voor
rechtvaardigheid kunnen hem aan het werk zetten. Pas wanneer hij gestalte weet te geven aan deze ontroering, of verontwaardiging, schept hij kunst.
De taak van de kunstenaar is scheppend (creatief). De taak van de beschouwer is ontvangend (receptief).
Hoofdstuk I: Ouderen, creativiteit en kunst; een theoretische benadering
1.3.3
Enkele belangrijke kunststromingen die mij inspireerden
17
1
Doorheen het project vond ik inspiratie in enkele kunststromingen. Deze stromingen zorgden voor voldoende inspiratie qua materiaalkeuze en stijl en vormden een stevige basis om rond te werken. Ik bespreek achtereenvolgens het Post-impressionisme, het Dadaïsme, de Independent Group en de Pop-art.
- Post-impressionnisme
Land, tijd en werken - Frankrijk - 1885/1905 - Schilderijen
Beschrijving Het post-impressionisme is de periode na het impressionisme , waarin de vernieuwing die in het impressionisme is ingezet, wordt voortgezet. Eén van die vernieuwingen is het pointillisme. Men mengde de kleuren niet op het palet of op het doek, maar men werkte met kleuren rechtstreeks uit de tube. De kleuren werden met stipjes naast elkaar op het doek gezet. Van dichtbij zie je de stippen duidelijk apart, op een afstand lijken de kleuren in elkaar te vloeien. Luminisme is een ander naam voor deze stroming. In deze naam valt de nadruk op het stralende lichteffect wat de stippeltechniek teweeg kan brengen.
Kenmerken Zelfde onderwerpen als het impressionisme maar de schilderijen worden, mede vanwege de stippeltechniek, in het atelier vervaardigd. De kleurencombinaties en de stippeltechniek brengen haast wetenschappelijk onderzochte effecten teweeg.
Bekende kunstenaars Paul Cézanne, Vincent Van Gogh
Cézanne vond het impressionisme te oppervlakkig. Hij zocht in zijn stillevens, landschappen en portretten naar de wezenlijke grondvormen van de dingen. In grote blokvormige kleurvlekken en in verzadigde aardkleuren brengt hij deze vormen op het doek.
Vincent Van Gogh gebruikte heftige kleuren en lijnen om zijn gevoelens te uiten. Vaak overdreef hij de vormen die hij schilderde en gebruikte hij zware omtreklijnen.
1
http://mediatheek.thinkquest.nl/~klb040/kunst OSTERWOLD, T., Pop Art, Taschen/Librero, Köln, 2003, 240 blz. COGEVAL, G., Post-Impressionists, engelse vertaling, W.S. Konecky Associates, New York, 1988, 187 blz.
Hoofdstuk I: Ouderen, creativiteit en kunst; een theoretische benadering
18
- Dadaïsme
Land, tijd en werken - Zürich (Zwitserland), New York (V.N.) - 1916/1922 - Ready-mades 1, assemblages 2, collages, objecten, schilderijen, theatervormgeving, pamfletten.
Beschrijving Dada is een beweging in de beeldende kunst en de literatuur. Vanuit Zürich (in het neutrale Zwitserland) verspreidde de stroming zich over de rest van Europa. Er is ook een New-Yorkse Dada-versie die onafhankelijk ontstond van de Europese. Onder de indruk van de verschrikkingen van de gruwelijke oorlog die op dat moment uitgevochten wordt, ontkennen de kunstenaars de waarde en betekenis van de Westerse cultuur. Er wordt door de Dadaïsten afgerekend met het verleden en ze trachten hun publiek te shockeren met anti-kunst: er werd gespot met alles wat men tot dusver als waardevol beschouwd had.
Kenmerken Bestaande voorwerpen werden als kunst opgevoerd of bestaande kunst werd bewust onderuit gehaald.
Bekende kunstenaar Marcel Duchamp
- Independent Group
Land, tijd en werken - Londen (Engeland) - 1956/1960 - Fotocollages, foto’s, multiples
3
(objecten)
Beschrijving De Independent Group was een losse groep van Britse kunstenaars die gedurende de eerste helft van de jaren vijftig regelmatig bijeenkwamen in het Instituut voor eigentijdse kunst in Londen. Tijdens die bijeenkomsten stonden wetenschap en technologie, muziek, theater en beeldende kunst centraal. Ze stonden aan de wieg van de pop-art.
1
2 3
Allerlei gebruiksvoorwerpen (zoals een urinoir, een flessenrek of een fietswiel op een kruk) werden verheven tot kunst en zo ook tentoongesteld. Objecten die zijn samengesteld uit diverse ready-mades. Meerdere objecten samen
Hoofdstuk I: Ouderen, creativiteit en kunst; een theoretische benadering
19
Kenmerken Elementen uit de eerste jaren van de consumptiemaatschappij, reclames, advertenties, filmstills 1,duiken op.
Bekende kunstenaar Richard Hamilton
- Pop-art
Land, tijd en werken - Engeland/Amerika - 1960/1976 - Fotomontages, collages en assemblages, happenings 2, objecten, environments 3, schilderijen en beelden.
Beschrijving Een beweging die in de Verenigde Staten en Engeland opkwam in de jaren vijftig en zijn inspiratie vooral ontleende aan de voorstellingswereld van de consumptiemaatschappij en de populaire cultuur. Strips, advertenties en massaproducten speelden daarbij een belangrijke rol.
De alledaagse themakeuze wordt, waar het de schilderijen betreft, dikwijls benadrukt door de scherpomlijnde, foto-achtige weergave en, waar het om sculpturen gaat, door een minutieuze aandacht voor het detail. Fotomontage, collage en assemblage worden ook veelvuldig toegepast in de pop-art. Sommige popkunstenaars namen ook deel aan de happenings.
Kenmerken Objects trouvés
4
uit de reclame, of exacte nabootsing, herhaling, uitvergroting (blow up), groot
realisme , alles komt voor en is voor ieder direct herkenbaar. Kunstenaars betrekken hun onderwerp uit alle lagen van de consumptiemaatschappij en functioneren daarbinnen op vaak commerciële wijze.
Bekende kunstenaar Andy Warhol
1
A photograph that re-creates a scene from a film for publicity purposes, or a single-frame enlargement from a film that looks like a photograph. 2 Theatrale gebeurtenis waarbij onder regie van de kunstenaar het publiek actief betrokken is. 3 Een kunstwerk dat een gehele ruimte beslaat; er ontstaat een nieuwe omgeving waarbij gebruik wordt gemaakt van allerlei materiaal; de sfeer kan zeer verschillend zijn. 4 Gevonden voorwerp, gebruikt in kunstwerken.
Hoofdstuk I: Ouderen, creativiteit en kunst; een theoretische benadering
1.3.4
Verschillende mogelijkheden binnen kunst
20
1
- Tekenen: zwart/wit
Potlood
Potlood is zonder twijfel het bekendste tekengerei. Het bestaat al sinds de achttiende eeuw. Er is geweldig veel keus aan soorten potloden. Aan de hand van het nummer dat vermeld staat op het potlood kan je weten of dit een hard of eerder zacht exemplaar is. Een potlood is dan ook zeer veelzijdig te gebruiken en bevordert de fijne motoriek.
Houtskool. Eén van de oudste tekenmaterialen is ongetwijfeld houtskool. Hiermee kan men zowel lijntekeningen als vlakke, zachte en dramatische afbeeldingen maken. Houtskool is ook erg geschikt om mee te schetsen, snel situaties vast te leggen. Een nadeel is dat de handen en het papier gauw vuil worden. Houtskooltekeningen moeten daarom altijd worden gefixeerd.
Balpen.
Omdat er maar weinig variatie in streekdikten mogelijk is, wordt de balpen door kunstenaars niet veel gebruikt. Dit nadeel is voor een groot stuk verdwenen doordat tegenwoordig een uitstekende, niet vlekkende kwaliteit balpen te koop is. Dit model is in verschillende lijndiktes verkrijgbaar. Wij gebruikten tijdens de creatieve activiteiten de balpen om gedichten over te schrijven en niet zozeer om versieringen aan te brengen of te tekenen. Het gebruik van de balpen bevordert eveneens de fijne motoriek.
Viltstift.
Viltstiften lenen zich uitstekend voor het maken van schetsen onderweg, maar ook voor het tekenen van sterke contrasten. Ik gebruikte de viltstift hoofdzakelijk bij de voorbereidingen (bv. tekening maken om te schilderen) en bij de afwerking van de kunstwerken (bv. om bepaalde zaken te accentueren).
Inkt.
Tegenwoordig zijn pennen kant en klaar te koop. Door verschil in druk op de pen ontstaan variaties in lijnen en streken. Werken met inkt hebben wij binnen het RVT niet toegepast wegens de aankoopkosten en het fijne werk. 1
BAGNALL, B., Het complete handboek tekenen en schilderen, 2de druk, Cantecleer bv, De Bilt, 1991, 336 blz.
Hoofdstuk I: Ouderen, creativiteit en kunst; een theoretische benadering
21
- Tekenen: kleur
Kleurpotloden.
Twee vooroordelen duiken steeds opnieuw op ten aanzien van kleurpotloden. Het eerste luidt: kleurpotloden zijn allemaal hetzelfde en kunnen alleen maar als potlood worden gebruikt. Het tweede: kleurpotloden zijn hoogstens iets voor kinderen. De beide redeneringen zijn onjuist. Tegenwoordig kunnen juist met kleurpotloden de meest uiteenlopende tekeningen worden gemaakt. Opvallend was ook dat de bewoners hier heel graag mee werkten.
Gekleurde viltstift.
Er zijn viltstiften en markers in alle mogelijke breedten en in ontelbare kleuren. Ze worden vaak op reclamebureaus gebruikt, omdat er vlug en probleemloos mee kan worden gewerkt en omdat de vele tonen gemakkelijk mengbaar zijn. Het papier gaat niet uitzetten en golven zoals bij waterverf en verder zijn er ook geen verdere voorbereidingen nodig. Het nadeel is dat de kleuren niet echt bestendig zijn.
Pastel.
Werken met pastel wordt meestal tekenen genoemd alhoewel het eigenlijk meer met schilderen te maken heeft. Pastel of krijt reageert op iedere soort ondergrond verschillend. De kwetsbare pasteltekeningen moeten natuurlijk worden gefixeerd, omdat er altijd het gevaar dreigt dat er iets wordt uitgewist. Dit is dan ook de reden waarom we dit soort krijt niet hebben gebruikt voor de creatieve activiteiten.
Oliepastel.
In tegenstelling tot pastel is oliepastel veel minder kwetsbaar. De krijtjes breken niet zo gemakkelijk en smeren ook niet zo vlug uit. Ze bestaan uit pigmenten en een wasmengsel. Oliepastel is stralender van kleur dan pastel, gemakkelijker te verwerken en men hoeft het niet altijd te fixeren. Een nadeel is wel dat ouderen met dit krijt geen fijn werk kunnen verrichten.
- Schilderen
Sinds de mensen begonnen pigmenten te mengen om hiermee vormen op allerlei soorten oppervlakten af te beelden, heeft de schilderkunst een veelbewogen en een afwisselende ontwikkeling doorgemaakt. Dankzij de vruchten ervan zijn wij in staat gevoel, sfeer en zelfs levenswijze uit vroegere en latere tijden te begrijpen.
Hoofdstuk I: Ouderen, creativiteit en kunst; een theoretische benadering
22
School- en plakkaatverf
School- en plakkaatverf wordt geleverd in verschillende krachtige kleuren die prachtig egaal opzetten op diverse ondergronden zoals papier, karton en hout. De verf is gebruiksklaar, maar kan ook met water worden verdund. Ze is geschikt voor verschillende verftechnieken zoals tamponeren en stempelen. Deze verf is eveneens gemakkelijk afwasbaar.
Aquarel.
Een aquarel is transparant, fris, helder gekleurd, hetgeen ze een levendig en spontaan karakter geeft. Tegenwoordig bestaan aquarelverven uit heel fijn gewreven pigmenten met in water oplosbare bindmiddelen. Wij kozen er persoonlijk voor om geen aquarel te gebruiken voor de kunstwerken. Dit mede door de kostprijs van deze verf.
Acrylverf.
Eén van de nieuwste technieken is het schilderen met acrylverf, dat oorspronkelijk uit ZuidAmerika stamt. Daar moesten in de jaren twintig Mexicaanse schilders grote muurschilderingen uitvoeren,
gedeeltelijk
weersomstandigheden
ook
op
bestand
buitenmuren. zijn.
Na
Het
langdurig
schilderwerk
moest
laboratoriumonderzoek
dus
tegen
ontstond
de een
sneldrogende verfsoort die dekkend kon worden opgebracht en niet oxideerde, noch chemisch uiteenviel. Later bleek dat de verf niet alleen voor muurschilderingen, maar ook voor andere vormen van schilderkunst geschikt was. Acrylverf was heel gemakkelijk te gebruiken door de bewoners en is in verschillende felle kleuren verkrijgbaar.
Olieverf.
Wellicht de meest populaire techniek! Als aartsvaders zou men de Vlaamse gebroeders Hubert en Jan van Eyck (resp. omstreeks 1370-1426 en 1390-1441) kunnen beschouwen. Tegenwoordig mag olieverf zich nog in een levendige belangstelling verheugen. De bijzondere geur van verf, terpentijn en medium, het linnen op de ezel, stimuleren iedereen die zich ermee bezig begint te houden. Een nadeel is wel dat olieverf enkele dagen nodig heeft om te drogen.
Hoofdstuk I: Ouderen, creativiteit en kunst; een theoretische benadering
- Boetseren
23
1
Onze zintuigen zijn als poorten naar de buitenwereld. Ze helpen ons bewust daarin aanwezig zijn. Bij het boetseren speelt vooral één zintuig een rol: onze tastzin. Onze ogen kunnen we er desnoods bij sluiten, maar goed kunnen voelen wat we in onze handen hebben, is een voorwaarde. Al boetserende groeit de gevoeligheid van de handen, ontwikkelen we dus onze tastzin.
Boetseren is op latere leeftijd zeker niet uitgesloten, maar ligt wel iets minder voor de hand. Het is verschillend van geval tot geval. Soms blijkt de mogelijkheid tot vormgeven kleiner te zijn geworden als gevolg van verminderde vitaliteit, soms is er sprake van het afnemen van de kwaliteit van de zintuigen.
Er zijn verschillende soorten en kleuren klei te koop in hobbyzaken. Om keramiek te maken heb je heel andere klei nodig dan voor model- en portretboetseren. Voor het maken van beelden heb je klei nodig met een grove korrel chamotte voor de stevigheid van het beeld.
Chamotteklei
Chamotte bestaat uit heel fijn gemalen stenen die door de klei worden gemengd. Chamotteklei is gemakkelijk zacht en buigzaam te maken. Ook belangrijk is dat chamotteklei snel droogt. Als je klei koopt zit het in flinke stukken dun plastic verpakt. Door het plastic blijft de klei zacht en kneedbaar. Een verpakt stuk klei wordt een brood genoemd. Chamotteklei is te koop in verschillende groftes. De grofte van de chamotte is van 0.5 mm tot 2 mm. Hoe groter het beeld, hoe grover de chamotte. De kleuren die je kan kopen zijn: zwart, wit, rood, terra, beige en roze. De klei wordt verkocht in broden van 10 kg en is redelijk goedkoop.
Polymeerklei
Polymeerklei is een kunststofklei die veelzijdig is en makkelijk te verwerken. Fimo en Creall-therm zijn de bekendste voor wat betreft de kleisoorten die je in een normale huishoudoven kunt bakken. Je kunt hiermee echt alle kanten op. Beide zijn in diverse kleuren leverbaar en door elkaar te gebruiken. Deze klei is wel duur. Vanwege de structuur moet men vooral Fimo Classic goed doorkneden, Fimo Soft en Creall-therm zijn makkelijker te verwerken. Eenmaal soepel is het klaar om gemodelleerd te worden.
1
http;//www.fimo-frutsels.fol.nl AVELINGH, M., op. cit. HERPELS, V., Mondelinge mededeling, Klei-atelier, De Branding, Heule, 2005, februari
Hoofdstuk I: Ouderen, creativiteit en kunst; een theoretische benadering
24
Draaiklei
Klei die gebruikt wordt om werkstukken te maken op een draaischijf of pottenbakkersschijf.
Gietklei
Gietklei is een vloeibare klei dat in een vorm (gietmal) wordt gegoten. De vorm is van kalk en ontrekt het water uit de klei zodat de klei van buiten naar binnen toe droogt. Na een kwartier tot een half uur merk je dat je de nog vloeibare klei kan uitgieten en dat de reeds drogere klei in de vorm achterblijft. Deze klei kan na een halve dag voorzichtig uit de vorm gehaald worden en is dan nog redelijk soepel zodat ze verder kan afgewerkt worden. Gietklei wordt gebruikt om kruikjes, potjes, beeldjes,… te maken en bestaat zoals chamotteklei in verschillende kleuren.
- Experimenteren.
Collages.
Het woord ‘collage’ is afkomstig van het Franse woord ‘coller’ dat ‘plakken’ of ‘kleven’ betekent. De pioniers van de plaktechniek komen dan ook uit Frankrijk. Georges Braque en Pablo Picasso begonnen hiermee omstreeks 1910/1911. Papiersoorten en structuren, stukken behangselpapier en krantenknipsels verwerkten zij in hun schilderijen. Het begrip collage is erg rekbaar. Alles wat op een schilderij wordt geplakt, is op zichzelf al een collage. Een collage kan uitsluitend uit geplakte onderdelen bestaan, maar je kan er ook gerust dingen bij of overheen schilderen. Wij pasten deze techniek veelvuldig toe tijdens de creatieve activiteiten.
Voorwerpen beschilderen.
Je kan allerlei voorwerpen beschilderen. Bv. een paasei of een beeldje, een kast of een stoel,… .
Driedimensioneel werken.
In driedimensionele kunst kun je de ruimte het meest duidelijk ervaren. Je kunt meestal helemaal of gedeeltelijk om het kunstwerk heen lopen en het zo van alle kanten bekijken.
Voorbeelden van driedimensionele kunstwerken zijn gebouwen (architectuur), fonteinen, vazen, sieraden, textielobjecten, meubels, beelden, constructies of zogenaamde objects trouvé.
Hoofdstuk I: Ouderen, creativiteit en kunst; een theoretische benadering
1.4
25
Besluit
De term oudere wordt gebruikt voor iemand die de leeftijdsgrens van 65 jaar heeft bereikt. Veel mensen voelen zich op deze leeftijd echter nog lang niet oud, maar ervaren het wel als een keerpunt in hun leven.
Tegenwoordig heeft vooral de media een grote invloed op de beeldvorming over de oudere in de maatschappij en het is het beeld dat we vormen dat onze houding en omgang met deze doelgroep bepaalt.
Het aantal ouderen zal de komende decennia sterk blijven toenemen, waardoor er een groter aantal zorgbehoevende bewoners in een RVT of rusthuis terecht zullen komen. De oudere komt dan terecht in een thuisvervangend milieu met het accent op ‘thuis’, ‘vrijheid’ en ‘sociaal contact’. Een RVT of rusthuis met aandacht voor het animatieve aspect, het zelfbeeld van de oudere en de reeds doorlopen levensloop kan ervoor zorgen dat er bij de bewoners geen gevoel van vervreemding heerst.
Creativiteit is een heel ruim begrip. Het wordt vooral in verbinding gebracht met de woorden nieuw en origineel. Men zou denken dat het voorkomen van zintuiglijke en fysieke beperkingen een zware belemmering is voor de oudere om creatief bezig te zijn, maar de beperkingen geven het kunstwerk juist een originele en persoonlijke toets. Het creatief bezig zijn is een diepliggende behoefte in ons en kan op iedere leeftijd voldoening schenken en zinvol zijn.
Wat kunst precies is en wat er wel en niet onder valt, daar denkt iedereen anders over. Kunst is iets van mensen, voor mensen. Een soort communicatievorm. Het ontstaat uit een typisch menselijke drang tot creëren. Inspiratie kan je vinden in tal van kunststromingen uit het verleden die ook de verschillende mogelijkheden binnen de kunst belichten.
Hoofdstuk II: De doelgroep
Hoofdstuk II: De doelgroep
26
Hoofdstuk II: De doelgroep.
2.1
Inleiding
Ouderen kunnen best openstaan voor artistieke activiteiten en creatief zijn. Er staat hier dan ook geen leeftijdsgrens op en het kunstzinnige is voor iedereen zinvol en kan telkens opnieuw vreugde, plezier en voldoening schenken.
De doelgroep van een RVT bestaat uit zorgbehoevende ouderen. Dit houdt in dat het doorgaans gaat om mensen met heel wat beperkingen. In hoofdstuk II bespreek ik de meest voorkomende problematieken in RVT Home ’t Hoge: dementie, de ziekte van Parkinson, artrose en het syndroom van Korsakoff. De beperkingen die de bewoners hierdoor ervaren spelen een grote rol in het creatieve proces, maar zorgen eveneens voor unieke kunstwerken.
Op het einde van het hoofdstuk sta ik ook stil bij de mogelijkheden waarover de bewoners nog beschikken.
2.2
Mogelijke beperkingen bij de ouderen in een RVT
2.2.1
Dementie
1
- Definitie
Dementie is een chronische, progressieve en onomkeerbare achteruitgang van het psychisch functioneren. Het heeft lichamelijke, sociale en maatschappelijke gevolgen. Dementie verstoort de activiteiten van het dagelijks leven en heeft zowel voor de persoon met dementie als voor de omgeving invloed op de sociale relaties.
- Symptomen.
DSM-IV criteria voor dementie:
-
1
Aantasting van het geheugen.
www.dementie.be CHRISTELIJKE MUTUALITEIT, Dementie, als je niet meer weet dat je vergeet, brochure, Favorit, Hoboken, 2003, 51 blz. VERDULT, R., Dement worden: een kindertijd in beeld., Intro, Baarn, 1997, 236 blz. VANDEWOUDE, M.,PELEMANS, W., e.a., Geriatrie, dagelijkse praktijk, Pfizer N.V., 2de editie, 2002, blz. 247-258, 417 blz.
Hoofdstuk II: De doelgroep
-
27
Eén of meer van de volgende cognitieve stoornissen:
• Afasie of taalstoornis: de dementerende begrijpt niet meer alle woorden (receptieve afasie) of kan voorwerpen moeilijker benoemen (expressieve afasie). Bv. De bewoner kan niet meer op het woordje balpen komen en noemt dit na even aarzelen ‘een schrijver’. In het begin kan hij nog zinnen maken, maar geleidelijk herhaalt hij eindeloos dezelfde woorden (persevereren) en in het eindstadium is er enkel nog herhaling van klanken. Ook lezen (a-lexie), schrijven (a-grafie) en rekenen (a-calculie) worden moeilijker. • Apraxie of handelingsstoornis: stoornis in of onvermogen tot het uitvoeren van doelgerichte bewegingen of handelingen. Bv. de bewoner met dementie kan eenvoudige dingen, zoals wuiven, niet meer nadoen. • Agnosie of stoornis in het herkennen van dingen: de persoon met dementie herkent de (betekenis van de) dingen niet meer. Hij kan beelden niet meer tot één geheel samenbrengen. Hij kent het verschil niet meer tussen links en rechts. Bv. Een heet glas wordt op tafel gezet. De bewoner herkent dit niet en gaat dit glas toch bevoelen. Bv. De bewoner heeft een lepel vast, maar herkent deze niet als een lepel, ook al wordt dit hem gezegd. • Stoornis van de uitvoerende functies: de persoon met dementie heeft moeite met plannen maken, organiseren, volgorde aanbrengen, abstract denken. • Stoornis van de ADL-functies. Bv. de bewoner met dementie kan zich niet meer alleen wassen, aankleden of eten.
-
De stoornissen veroorzaken elk een duidelijke beperking in het sociaal of beroepsmatig functioneren en betekenen een significante beperking ten opzichte van het vroegere niveau.
-
De stoornissen komen niet uitsluitend voor tijdens het beloop van een acute verwardheid (=delirium).
-
Het symptomencomplex kan niet verklaard worden door een andere klinische ziekte (zoals majeure depressie of schizofrenie)
Enkel een minder goed functionerend geheugen is niet voldoende om te spreken van dementie. Aan al de voorgaande criteria moet worden voldaan vooraleer men kan spreken van dementie.
Symptomen van de tweede orde die kunnen wijzen op dementie: -
Sterke stemmingswisselingen. Bv. plots hevig huilen en korte tijd later uitbundig lachen.
-
Gedragsveranderingen. Bv. desoriëntatie in tijd, ruimte en personen.
Hoofdstuk II: De doelgroep
-
28
Persoonlijkheidsverandering. Bv. een bewoner met een gesloten karakter die zich plots heel open en ongeremd gedraagt.
-
Decorumverlies: niet meer herkennen en volgen van fatsoennormen. Bv. zich midden in de leefruimte beginnen uitkleden, … .
-
Hallucinaties. Bv. een bewoonster die denkt dat er kindjes rondlopen in het RVT.
- Soorten dementie
Dementie is een verzamelnaam voor een 30-tal ziekten met verschillende oorzaken. Een aantal kenmerken hebben ze gemeenschappelijk, namelijk geheugenverlies, verlies van oriëntatie, moeilijkheden met denken en verandering van gedrag. Ongeveer 55% van de personen met dementie lijdt aan de ziekte van Alzheimer, 10% aan multiinfarctdementie, 15% aan een mengvorm van beide, 15% aan een andere vorm (bv. ziekte van Pick, dementie als gevolg van de ziekte van Creutzfeldt-Jacob, de ziekte van Parkinson, Aids, Multiple Sclerose,…), 5% aan dementie als gevolg van lichamelijke of psychologische oorzaken (bv. alcohol- en geneesmiddelenmisbruik, slecht opgevolgde diabetes,…).
Dementie van het Alzheimertype Bij deze vorm vallen de mogelijkheden van de persoon één voor één weg door het afsterven van het hersenweefsel over de gehele hersenen. In ongeveer 40% van de gevallen speelt erfelijkheid een rol. Deze dementie treedt meestal op tussen 40 en 90 jaar.
Multi-infarctdementie Multi-infarctdementie is het gevolg van verstopping van de slagaders, bloedingen in de hersenen of een gebrekkige zuurstoftoevoer waardoor er infarcten ontstaan. De hersencellen worden afgesloten en sterven af. Multi-infarctdementie verslechtert sprongsgewijs, telkens wanneer er infarcten ontstaan. Deze vorm begint gewoonlijk tussen 60 en 80 jaar.
Ziekte van Pick De ziekte van Pick is een progressieve dementie die op relatief jonge leeftijd (tussen 40 en 60 jaar) ontstaat als gevolg van het afsterven van hersencellen in de frontaalkwab van de hersenen. Langzame veranderingen in het karakter en sociale desoriëntatie leiden tot een afname van verstand, geheugen en taalgebruik.
29
Hoofdstuk II: De doelgroep
- Verloop
Voorstadium Dit stadium wordt gekenmerkt door vergeetachtigheid. Redelijk ingewikkelde taken zoals koken, huishoudelijke klussen, … worden moeilijk. De persoon laat steken vallen. Hij merkt zelf wel op dat hij regelmatig vergeet, maar wil het nog niet toegeven. Hij gebruikt “camouflagetechnieken” (confabulaties). Hij ontkent de situatie, rouwt, is verdrietig. Pas wanneer er duidelijke stoornissen zijn in het sociaal functioneren is er sprake van dementie.
Beginnende dementie De persoon met beginnende dementie kan zich recente gebeurtenissen moeilijk herinneren. Hij vergeet wat hij gegeten heeft of wat hij net verteld heeft. Hij raakt regelmatig de weg kwijt naar voor hem bekende plaatsen. Ook (nachtelijke) angst en onrust kunnen optreden. Deze fase gaat vaak gepaard met depressie. Soms treden opvallende persoonsveranderingen op. De persoon met dementie heeft hulp van anderen nodig.
Matige dementie Het geheugenverlies neemt toe, zinnen worden meer en meer herhaald en de desoriëntatie in tijd en ruimte wordt erger. Dag en nacht worden verwisseld. De persoon met dementie kent vaak de namen van familieleden en vrienden niet meer. Hij legt zaken verloren en beschuldigt anderen van diefstal. Sterke emoties zoals vlug kwaad worden of opgewonden raken, doen net als paranoia waanbeelden
2
1
en
hun intrede.
Ernstige dementie (diep dementerend) Deze fase kenmerkt zich door een zeer sterk verval van cognitieve mogelijkheden. De oudere met dementie weet niet meer wat hij juist daarvoor gegeten heeft, herkent familieleden niet meer, herhaalt eindeloos dezelfde woorden of klanken (persevereren). Hij heeft hulp nodig bij wassen, aankleden en eten. Zich verplaatsen wordt moeilijk. Onrust en agressie nemen toe. In de echte eindfase wordt de persoon met dementie incontinent en bedlegerig en zakt hij weg in een vegetatieve toestand.
1 2
Achtervolgingswaanzin. Onjuiste, ongegronde mening
Hoofdstuk II: De doelgroep
30
- Beleving bij de persoon met dementie.
Het bedreigde ik: verlies en rouw In het begin voelt de persoon met dementie zich bedreigd. Hij kan zich moeilijk concentreren en twijfelt aan zijn eigen functioneren. Hij heeft het gevoel dat hij tekort schiet en schaamt zich daarvoor. Soms reageert hij boos of woedend. Op andere ogenblikken camoufleert hij zijn eigen falen door hiaten (gaten) in zijn geheugen in te vullen met leugens en fantasie (confabuleren). Hij is vaak verdrietig en voelt zich in de steek gelaten. De persoon met dementie maakt een rouwproces door waarin ontkenning, opstandigheid, verzet, verdriet, schuldgevoelens, zelfverwijt en verwijt naar de omgeving elkaar afwisselen. De angst en de onzekerheid nemen toe. De persoon met dementie legt nog moeilijk contacten met nieuwe mensen.
Het verdwaalde ik: angst, controleverlies, identiteitsverlies De geheugenstoornissen nemen toe. De persoon met dementie kan zijn situatie niet meer beschrijven. Hij keert stilaan terug naar het verleden en leeft in een eigen wereld. Het gevoel van onveiligheid krijgt de overhand en de angst neemt toe. De desoriëntatie in tijd en ruimte wordt groter. De persoon met dementie wordt onrustig. Hij wil naar huis, naar zijn ouders,… .
Het verborgen ik Het lijkt alsof de persoon met dementie in een eigen, innerlijke, tijdloze wereld leeft waarin hij niemand nodig heeft en niemand toelaat. Toch is in deze fase contact met de persoon met dementie nog wel mogelijk, maar enkel met maat. Dit kan bv. via rituelen, herinneringen, herkenbare stukjes verleden.
Het verzonken ik: isolatie De persoon met dementie raakt meer en meer geïsoleerd en verliest het contact met zijn omgeving. Hij leeft volledig in het verleden. Vertrouwde personen worden vreemden. De persoon met dementie reageert niet meer op woorden en zinnen die tegen hem gezegd worden, wel nog op non-verbale communicatie. Er treden decorumverlies, seksueel ontremd gedrag en zeer ernstige geheugenstoornissen op.
31
Hoofdstuk II: De doelgroep
2.2.2
De ziekte van Parkinson
1
- Omschrijving
James Parkinson, een Engelse arts, heeft de ziekte voor het eerst beschreven. In 1817 noemde hij de ziekte de “shaking palsy”. Hij beschreef dit als een ziekte waarbij verlammingen voorkwamen, beven in rusttoestand en een voorovergebogen houding. Later werden de door hem beschreven symptomen de ziekte van Parkinson genoemd en kwam men er achter dat er geen sprake was van verlammingen, maar van storingen in de manier van bewegen.
De ziekte van Parkinson is een progressieve ziekte. Het is een aandoening van het centrale zenuwstelsel waarbij er een storing optreedt in de verbinding tussen de hersenen en de spieren. Ons zenuwstelsel bestaat uit miljarden neuronen (zenuwcellen) die allemaal in contact met elkaar staan. Elke neuron ontvangt prikkels en geeft deze door. Op die manier worden verschillende functies van ons lichaam bestuurd. Het contact tussen de zenuwcellen vindt plaats met behulp van chemische stoffen, neurotransmitters genaamd. Eén van deze neurotransmitters is dopamine. Dopamine komt vooral voor in hersengebieden die de motoriek sturen. Mensen met de ziekte van Parkinson hebben steeds minder dopamine, waardoor bewegen moeilijker wordt. Bij de ziekte van Parkinson is niet alleen de zenuwbesturing van de spieren aangestast, maar ook deze van de huid en diverse inwendige organen.
- Symptomen
Rigiditeit De stijfheid of hypertonie uit zich in een verhoogde rusttonus, bij passieve bewegingen door de onderzoeker is een weerstand te voelen over de ganse uitslag van de beweging of gedeeltelijk (tandradfenomeen). De patiënt beleeft deze spierrigiditeit subjectief als stijve spieren of knagende hoofd-, rug-, borst- of nekpijn. Flexiecontracturen kunnen zich ontwikkelen.
Tremor De tremor of beving begint meestal in één arm, breidt uit over beide armen en is later ook aanwezig ter hoogte van de voeten, het hoofd en gegeneraliseerd. De tremor komt vooral voor in rust en verdwijnt bij het actief mobiliseren van de spieren. Hij neemt toe bij stress, emoties en is tijdens de slaap afwezig.
1
Drs. BRAAM, W., Drs. BRUNT, E., De ziekte van Parkinson, serie Spreekuur Thuis, 5de druk, Inmerc, 2002, 93 blz. DE GROOTE, D., Neurologie, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, opleiding ergotherapie, Kortrijk, 2003-2004, 79 blz.
Hoofdstuk II: De doelgroep
32
Hypokinesie Het eerste symptoom van hypokinesie of bewegingsarmoede is het verminderd meebewegen van de armen. Er is een traagheid van willekeurige bewegingen en een stoornis in de automatische motoriek.
Loopstoornis: steeds kleinere pasjes, moeilijk draaien. Gelaat: verminderde mimiek, minder oogknipperen, ogen iets wijder open. Men spreekt van een ‘pokerface’. Dit zorgt vaak voor communicatieproblemen. Spraak: traag, monotoon, zwakke stem, dysartrie (niet goed articuleren) Houding: voorovergebogen, houterig, geen armbewegingen
Verstoorde werking van talg- en zweetklieren Toegenomen productie van huidsmeer waardoor vooral de gezichtshuid opvallend vet kan zijn. Er kunnen ook klachten zijn van toegenomen transpiratie (vooral ’s nachts) of een afgenomen of geheel afwezige transpiratie.
Verlies van houdingsreflexen, valneiging Moeite met kauwen en slikken, toegenomen speekselvloed Mictieproblemen en constipatie Lage bloeddruk bij opstaan Verstoorde werking van oogspieren - Behandeling
De ziekte van Parkinson is niet te genezen en de behandeling is dan ook gericht op het verminderen en verlichten van de klachten. Meestal start de behandeling met medicijnen en daarnaast eventueel oefeningen om de lichaamscoördinatie zoveel mogelijk te stimuleren. Om een optimaal resultaat te bereiken met zo min mogelijk nevenwerkingen wordt meestal een combinatie van medicijnen gegeven.
33
Hoofdstuk II: De doelgroep
2.2.3
Artrose
1
Arthrosis deformans of artrose is de meest voorkomende gewrichtsafwijking waarbij het kraakbeen tussen twee botdelen van een gewricht langzaam achteruitgaat. Meestal wordt één gewricht aangetast, soms meerdere. De kans op de aandoening neemt toe met de leeftijd. Op de leeftijd van 50 jaar heeft 50 % van de mensen artrose. Dit is echter niet altijd klinisch merkbaar.
Door toename van water in het gewrichtskraakbeen wordt dit week op de belaste plaatsen (chondromalacia), waardoor het minder weerstand heeft tegen druk. Het wordt dunner en scheurt. Het ontblote subchondrale bot (zie figuur 2) wordt sclerotisch. Het weefsel wordt dus harder en kan de schokken, doorgegeven door het kraakbeen, minder verdragen en barst.
Figuur 2: Subchondraal bot.
Er ontstaan subchondrale cysten die al dan niet communiceren met het oppervlak en gevuld worden met synoviaal vocht 2. De subchondrale cysten groeien aan tot geoden of uithollingen. Aan de randen van de gewrichtsoppervlakken groeien osteofyten aan. Dit zijn beenderige aangroeisels. De losse kraakbeenflarden geven ontstekingsreacties in de synovia 3. De hypertrofie of toename in omvang van de synovia leidt tot fibrose
4
en retractie of samentrekking van het gewrichtskapsel.
- Oorzaak
Primair wordt artrose veroorzaakt door een overbelasting van het gewricht (arbeid, sport, zwaarlijvigheid, …) of door een erfelijke predispositie. Secundair ontstaat artrose ten gevolge van een aangeboren afwijking, een ontsteking of een trauma waardoor er incongruente gewrichtsoppervlakken zijn.
1
DE GROOTE, D., Pathologie van het bewegingsstelsel, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, opleiding ergotherapie, Kortrijk, 2003-2004, 68 blz. http://www.eorthopod.com 2 Slijmerige vloeistof die door de gewrichtsslijmvliezen wordt afgescheiden. 3 Slijmvliesbekleding van de gewrichten. 4 Woekering van bindweefsel.
34
Hoofdstuk II: De doelgroep
- Symptomen
De pijn neemt af in rust en neemt toe bij belasting. Hij zal later continu aanwezig zijn. De stijfheid doet zich voornamelijk ‘s morgens voor en na lang stilzitten. Er ontstaat spieratrofie door het gewricht te sparen. In een gevorderd stadium is er een misvorming van het gewricht, bothypertrofie (bottoename), subluxatie (gewrichten verschuiven) en bewegingsbeperking.
2.2.4
Het syndroom van Korsakoff
1
Het syndroom van Korsakoff is een aandoening waarbij een gedeelte van de hersenen worden aangetast, maar waarbij niet alle geheugenfuncties even ernstig zijn aangedaan. Er ontstaat geheugenverlies en de patiënt verliest vooral het vermogen om iets nieuws te leren, terwijl vaak ook het begrip van tijd gestoord raakt. Het gedrag van de patiënt verandert en hij/zij kan niet meer voor zichzelf zorgen. De oorzaak van de aandoening is langdurig alcoholmisbruik, vaak in combinatie met slechte eetgewoonten. Hierdoor kunnen naast het syndroom van Korsakoff nog andere afwijkingen ontstaan aan organen als hart, lever, alvleesklier of aan het zenuwstelsel met als gevolg stoornissen in spraak, beweging, gevoel en gezichtsvermogen.
- Wernicke-syndroom
De eerste fase wordt gekenmerkt door het Wernicke syndroom. Dit wordt uitgelokt door een vitamine B1 tekort. Met alcoholonthouding en een behandeling met hoge dosis vitamine B1 is herstel mogelijk. 25% herstelt niet en houdt echter het syndroom van Korsakoff over.
Symptomen Typsiche tekens: -
Verwardheid met gestoord recent geheugen
-
Oogbewegingsstoornissen
-
Gangstoornis door evenwichtsstoornis
Atypische tekens 2: -
Coma
-
Hypotensie
-
Hypothermie
-
Plotse dood
1
2
ARTS, N.J.M., Het syndroom van Korsakov: ontstaan en geheugenstoornissen, Patient care/ neuropsychiatrie & gedragsneurologie, overdruk, 2004, augustus, 9 blz. CLARISSE, C., Het syndroom van Korsakow, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, opleiding ergotherapie, Kortrijk, 2004-2005, 7 blz. http://www.korsakovsyndroom.nl Afwijkend van het gemiddelde
35
Hoofdstuk II: De doelgroep
- Syndroom van Korsakoff
Werking van het geheugen Informatie wordt enkele seconden vastgehouden in het zintuiglijke geheugen, totdat ze kan worden bewerkt in het korte termijngeheugen, waarin de informatie enkele minuten kan worden vastgehouden. Het lange termijngeheugen is bestemd voor een langduriger opslag van de gegevens. Het expliciet geheugen bevat bewust toegankelijke informatie, zoals kennis en herinneringen. Het impliciete geheugen is niet bewust toegankelijk en bevat vooral motorprogramma’s.
Geheugenstoornissen Ernstige geheugenstoornissen zijn het bekendste kenmerk van het syndroom van Korsakoff, maar niet alle geheugenfuncties zijn bij deze patiënten gestoord. Dat heeft belangrijke consequenties voor hun behandeling: dankzij de intacte geheugenfuncties zijn veel Korsakoffpatiënten nog leeren trainbaar.
Vooral het expliciete geheugen is ernstig gestoord bij het syndroom van Korsakoff. Er bestaat een anterograde amnesie, als gevolg van problemen bij het opslaan en het terughalen van informatie. Er bestaat ook een retrograde amnesie, als gevolg van het verloren gaan van informatie die ooit goed was opgeslagen. Daarnaast spelen gestoorde zoekstrategieën en een verminderd inzicht in de geheugenproblemen een belangrijke rol. Opvallend is verder het optreden van confabulaties, verzonnen verhalen of antwoorden, die leemten in het geheugen vullen.
Patiënten die als gevolg van een herpes encephalitis
1
beschadigingen in de hersenen hebben
opgelopen, weten vaak dat ze ernstige geheugenstoornissen hebben. Bij Korsakoffpatiënten is dit inzicht in het falende geheugen zeer beperkt of afwezig.
De begeleidende taak De 4 K’s als hulpmiddel: -
Kort: bv. slechts één opdracht tegelijk geven en geen samengestelde opdrachten. Oppassen voor non-verbale boodschappen en geen kinderlijke taal gebruiken.
-
Konkreet in woord en beeld: opdrachten mondeling
en met
didactisch materiaal
aanschouwelijk maken. -
Konsekwent:
bv.
steeds
dezelfde
oefeningen
op
dezelfde
manier
laten
éénduidigheid in de boodschap.
-
1
Kontinu: bv. dagschema’s en beginuur en einduur vermelden.
Ontsteking en afsterving (necrose) van hersenweefsel als gevolg van een virusinfectieziekte.
verlopen,
Hoofdstuk II: De doelgroep
36
Kernbegrippen: -
Structurering
-
Activering
-
Geduld en begrip
-
Bekrachtiging
2.3
De mogelijkheden bij de ouderen in een RVT
Als therapeut mag je je niet blind staren op de beperkingen van ouderen in een RVT. Ondanks de belemmeringen die ze ervaren, beschikken de bewoners nog over heel wat mogelijkheden.
Veel ouderen zijn handiger dan iedereen denkt. Ze hebben vaak zelf een oplossing gevonden om problemen te omzeilen of op te lossen en zijn echte doorzetters.
Ook als therapeut kan je kleine aanpassingen aanbrengen aan het materieel en materiaal. Je kan tevens een oplossing bieden door een aangepaste aanpak. Bv. Door een verdikt handvat aan een penseel kan voor een oudere veel meer mogelijk worden. Bv. Door met een klein groepje één kunstwerk te maken kan je alle mogelijkheden van de bewoners optimaal benutten. Je kunt zorgvuldig kiezen welke ouderen je samen laat werken en geeft hen elk een taak die ze aankunnen.
De meeste bewoners kunnen nog eigen keuzes maken. Laat ze daarom zelf kiezen met welke kleuren ze zullen werken, hoe ze een collage vorm zullen geven of hoe ze een beeld zullen boetseren uit een hoopje klei. Als therapeut kan je hen hierin begeleiden, sturen en tips geven. Het is belangrijk te weten dat iedere mens en dus iedere oudere een eigen kijk heeft op wat kunst en creativiteit is. Iedere bewoner geeft dan ook zijn kunstwerk een unieke persoonlijke toets mee.
Ook zwaar dementerende ouderen zijn vaak een doelgroep die onderschat wordt. Deze bewoners kunnen heel gemotiveerd deelnemen aan creatieve activiteiten en er is niet zelden (mits de nodige begeleiding: zie Hoofdstuk IV) een verbluffend resultaat.
2.4
Besluit
De doelgroep van een RVT bestaat uit zorgbehoevende ouderen. Dit zijn doorgaans mensen met heel wat beperkingen. De meest voorkomende problematieken in RVT Home ‘t Hoge zijn deze van dementie, de ziekte van Parkinson, artrose en het syndroom van Korsakoff.
Dementie is een ingewikkeld syndroom. Er zijn verschillende soorten en symptomen. Het dement worden verloopt in fasen. Iedere fase heeft zijn eigen accenten en de oudere met dementie beleeft iedere fase op een andere manier.
Hoofdstuk II: De doelgroep
37
De ziekte van Parkinson is een aandoening van het centrale zenuwstelsel waardoor een storing optreedt in de verbinding tussen hersenen en spieren. De ziekte wordt getypeerd door tal van symptomen en is niet te genezen. De behandeling wordt meestal opgebouwd rond medicijnen. Artrose is een gewrichtsafwijking waarbij het gewrichtskraakbeen verloren gaat en er een verbening van het gewricht plaatsvindt met pijn, bewegingsbeperking en misvorming als gevolg. Het syndroom van Korsakoff is een aandoening waarbij een gedeelte van de hersenen wordt aangetast. Er ontstaat geheugenverlies, een verminderd vermogen om iets nieuws te leren en een gestoord tijdsbegrip. De oorzaak is langdurig alcoholgebruik, vaak in combinatie met slechte eetgewoonten (vitamine B1 tekort).
Naast de beperkingen die de zorgbehoevende oudere ondervindt, beschikt hij nog over heel wat mogelijkheden. Deze mogen we als ergotherapeut zeker niet over het hoofd zien.
Hoofdstuk III: Ouderen, creativiteit en kunst binnen de ergotherapie
Hoofdstuk III: Ouderen, creativiteit en kunst binnen de ergotherapie
38
Hoofdstuk III: Ouderen, creativiteit en kunst binnen de ergotherapie.
3.1
Inleiding
Bewoners van een RVT beschikken over heel wat mogelijkheden en beperkingen en dit heeft ongetwijfeld een grote invloed op hun manier van handelen. Tijdens het uitvoeren van creatieve activiteiten staat het menselijk handelen centraal en is er een duidelijke begeleiding en sturing nodig.
Aangezien de ergotherapeut de mens op alle vlakken van het menselijk handelen benadert (holistische visie), is deze het meest geschikt om dit soort activiteiten te plannen, te organiseren en tot uitvoer te brengen. Het is echter noodzakelijk om hierbij niets over het hoofd te zien en een duidelijk proces te volgen.
Ik koos ervoor om gebruik te maken van het Occupational Performance Process Model of OPPM, een cyclisch proces dat uit zeven fasen bestaat. Het biedt de therapeut een duidelijke structuur en vormt een goede leidraad.
Voor het goede verloop van de creatieve activiteiten is er naast dit proces ook een duidelijk werkplan nodig en is het noodzakelijk om een goede selectie van de deelnemers te maken.
3.2
Doel en werking van de ergotherapie
1
Het doel van ergotherapie is het herstel en het bevorderen van de kwaliteit van leven, specifiek op vlak van het dagdagelijkse functioneren en handelen. De ergotherapeut gaat revaliderend, onderhoudend, ontwikkelingsbevorderend, preventief, palliatief en comfortzorgend te werk en wendt het handelen van de persoon aan als therapeutisch middel.
In de ergotherapie werkt men vanuit een holistische visie. Dit wil zeggen dat er wordt uitgegaan van de biologische, psychologische en sociale eenheid die een mens is, wat zich uit en gevolgen heeft naar het handelen toe. Het handelen wordt immers beïnvloedt door lichamelijke, psychische en sociale factoren. De ergotherapie stelt de persoon in staat betekenisvol te handelen, door de mogelijkheden tot verandering van elk aspect in de relatie ‘persoon-omgeving-activiteit’ te analyseren en aan te pakken.
In de geriatrie komt het accent te liggen op het activeren en onderhouden van de beschikbare energie en de aanwezige capaciteiten tot handelen. Dit is de persoon de kans geven die zaken uit te voeren die hij of zij wil doen, die voor hem of haar belangrijk zijn. Aan de ouderen met beperkte mogelijkheden biedt de ergotherapeut kwaliteitsvolle zorg gericht op het verbeteren van het levenscomfort.
1
WILLEM, G., Basismodule, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, opleiding ergotherapie, Kortrijk, 2002-2003, 67 blz. Kwalitatief onderzoek van het functieprofiel van de ergotherapeut, versie 1-1-2005
Hoofdstuk III: Ouderen, creativiteit en kunst binnen de ergotherapie
3.2.1
Ergotherapie in RVT Home ’t Hoge
39
1
- Algemeen
Samen met de andere teamleden werken de ergotherapeuten aan een optimaal woon-, leef- en zorgklimaat voor de bewoner.
De ergotherapeut stimuleert en begeleidt het handelen van de bewoners op vlak van wonen en ontspanning om te komen tot een zo groot mogelijke zelfstandigheid of comfort wat leidt tot een betere levenskwaliteit.
- Uitgangspunten
1. De ergotherapeuten zien de mens als een handelend wezen. 2. Handelend realiseert en manifesteert de mens zichzelf. 3. Handelend krijgt de mens zicht op zichzelf: zijn mogelijkheden en beperkingen. 4. Handelend krijgt de mens zicht op zijn omgeving. 5. De mens wordt beschouwd als een bio-psycho-sociale eenheid.
- Het verschil met andere disciplines
Ergotherapeuten beschikken over een holistische visie en zijn veel minder medisch gericht. Ze hebben een ruime achtergrond naar ziektebeelden toe en zijn flexibel in hun benaderingen. Ergotherapeuten hebben in hun opleiding leren analyseren. Ze zoeken naar middelen, oplossingen en aanpassingen om de bewoners zich optimaal te laten voelen.
In de ergotherapie werkt men met doelstellingen en is men meer gericht op de ervaring van de bewoners dan op het resultaat. Ergotherapeuten beschikken tevens over een zeer animatieve grondhouding.
- Een animatieve grondhouding
In RVT Home ’t Hoge wordt niet alleen van de ergotherapeuten, maar van ieder personeelslid verwacht dat ze over een animatieve grondhouding beschikken. Met deze houding bedoelt men dat de bewoners centraal staan en er respect is voor iedere bewoner op zich. Er moet ingespeeld worden op wat de bewoners zelf willen, nodig hebben en op wat zij beleven. Er kan hiervoor geïnformeerd worden naar hun levensgeschiedenis en hun interesses. Er moet op een correcte manier gecommuniceerd worden met de bewoners. Lachen en humor gebruiken, zorgen voor sfeer. Als personeelslid moet je de bewoners kunnen stimuleren tot een activiteit, maar moet je ook hun passiviteit kunnen aanvaarden en kunnen zorgen voor comfort.
1
DEWEER, S., e.a., Ergotherapie in RVT Home ’t Hoge, niet-gepubliceerd werk, Kortrijk, 2004, 12 blz.
Hoofdstuk III: Ouderen, creativiteit en kunst binnen de ergotherapie
3.3
Het gehanteerde model
40
1
Om dit project te realiseren, maakte ik gebruik van het Occupational Performance Process Model of OPPM. Dit model bestaat uit zeven stappen die een leidraad vormen doorheen mijn scriptie. Het biedt ergotherapeuten en begeleiders een stevige basis en een duidelijk zicht op het handelen van de bewoner en de factoren die van invloed zijn op dat handelen.
De stappen worden grafisch weergegeven als een cyclisch proces en kunnen individueel aangepast worden.
In de volgende puntjes schets ik eerst kort de geschiedenis van dit model om zo een duidelijk zicht te krijgen op het ontstaan ervan. In punt 3.3.5 krijgt u vervolgens een duidelijk overzicht en de nodige uitleg bij de zeven stappen.
3.3.1
Maatschappelijke ontwikkelingen
Binnen de gezondheidszorg zijn drie niveau’s te onderscheiden: het macro-, meso- en microniveau.
Tot het macroniveau behoren veranderingen in de samenleving, visie op zorg, financiering, wetgeving en ontwikkelingen binnen de politiek en overheid. Begrippen
die
tot
het
mesoniveau
behoren
zijn
onder
andere
organisatievormen
en
managementprocessen binnen gezondheidsinstellingen, kwaliteitsmanagement en de rol van beroepsverenigingen en zorgverzekeraars. Het microniveau richt zich op de wisselwerking tussen de individuele beroepsbeoefenaar en de cliënt (bewoner). Verandering op één of meerdere van deze niveaus brengt ook verandering met zich mee voor de werkwijze van de zorgaanbieder.
Ook de ergotherapeuten moeten hun werkwijze aanpassen aan de ontwikkelingen binnen de maatschappij en de veranderingen in het gezondheidsstelsel. De zorg wordt vraaggerichter en het ergotherapeutisch proces wordt op een cliëntgerichte wijze vormgegeven
3.3.2
Cliëntgericht werken
Carl Rogers (1939) is de grondlegger van de cliëntgerichte benaderingswijze.
Hij beschreef een benaderingswijze, die gericht is op de beperkingen die de cliënt (bewoner) ervaart. Eén van de kerngedachten die door Rogers is beschreven, is het herkennen en erkennen van de unieke waarden en normen van iedere persoon.
1
www.ergotherapie.nl/leden/copm/copm DUYVEJONCK, R., Client Centered Practice, weergave powerpointpresentatie, Kortrijk, 2002, mei, 13 blz.
Hoofdstuk III: Ouderen, creativiteit en kunst binnen de ergotherapie
41
Vele jaren later heeft Mary Law (1998) een aantal aspecten opgesteld, waaraan moet worden voldaan om de ergotherapeutische behandeling op een cliëntgerichte wijze vorm te geven.
-
Respect voor de cliënt (bewoner), zijn omgeving en zijn keuzes.
-
Verschaffen van informatie, zorgen voor lichamelijk welbevinden en emotionele ondersteuning via persoonsgerichte communicatie.
-
De cliënt de mogelijkheid bieden om te participeren in alle fasen van de ergotherapeutische behandeling.
-
De cliënt (bewoner) en zijn omgeving de uiteindelijke verantwoordelijkheid geven voor de keuzes die worden gemaakt bij de dagelijkse activiteiten en tijdens de behandeling.
-
Leveren van flexibele, op de cliënt (bewoner) afgestemde zorg.
-
De cliënt (bewoner) de mogelijkheid bieden om beperkingen in het dagelijks handelen zelf op te lossen.
-
Accent leggen op de relatie tussen persoon (oudere), omgeving en het handelen.
Kenmerkend voor het op een cliëntgerichte wijze vormgeven van de ergotherapeutische behandeling is de samenwerking tussen cliënt (bewoner) en therapeut.
De doelstellingen van de cliënt (bewoner) zijn de kern van het proces. De therapeut luistert naar en respecteert de standpunten van de cliënt (bewoner) en past zijn interventies hierop aan. De cliënt (bewoner) werkt actief mee.
3.3.3
Implementatie van cliëntgericht werken in Canada.
In 1960 zijn een aantal factoren de aanleiding geweest voor het kritisch bekijken van de Canadese gezondheidszorg.
Een aantal van deze factoren zijn: -
De toename van het aantal chronisch zieken en de behoefte om deze groep een grotere verantwoordelijkheid te geven over hun eigen gezondheid.
-
De technische vooruitgang op het gebied van onderzoek, diagnosestelling en behandeling.
-
De verbetering van de communicatietechnieken, die leidt tot een mondigere en kritischere cliënt (bewoner).
-
Ontwikkelingen in de gezondheidszorg die ervoor zorgen dat de nadruk komt te liggen op het behoud van de gezondheid, preventie van ziekten en een vroegere herkenning van ziekten.
-
De alsmaar stijgende kosten van de gezondheidszorg hebben tot gevolg dat de overheid besluit om de therapeut meer verantwoordelijkheid te geven voor het leveren van kwalitatief goede zorg.
Om als beroepsgroep gehoor te geven aan de vraag naar kwalitatief betere zorg, werd het noodzakelijk gevonden dat er een eenduidige methode voor het vormgeven van de behandeling werd ontwikkeld.
Hoofdstuk III: Ouderen, creativiteit en kunst binnen de ergotherapie
42
3.3.4 Canadian Occupational Performance Model: COPM
Figuur 3: Canadian Occupational Performance Model (Hagedorn, Foundations for practice in occupational therapy, 2001)
In het model worden drie onderdelen onderscheiden: het handelen, de omgeving en de persoon.
- Handelen
Het handelen bestaat uit de onderdelen: zelfredzaamheid, productiviteit en ontspanning.
Zelfredzaamheid Bv. zelfstandig wassen, kleden, eten, verplaatsen, … .
Productiviteit Bv. werk binnenshuis en buitenshuis, lessen volgen, dingen maken… .
Ontspanning Bv. activiteiten binnenshuis en buitenshuis, hobby’s,… .
Hoofdstuk III: Ouderen, creativiteit en kunst binnen de ergotherapie
43
- Persoon
In de driehoek worden de mogelijkheden van de persoon benoemd, bestaande uit fysieke, cognitieve en affectieve componenten.
Fysieke componenten Bv. mobiliteit, verschillende grijpmogelijkheden, zitbalans, … .
Cognitieve componenten Bv. aandacht, concentratie, bevattingsvermogen, perceptie,… .
Affectieve componenten Bv. motivatie, zelfbeeld, stemming,… .
Bovendien is hierin duidelijk de spiritualiteit opgenomen, welke bepalend is bij alle interacties die het individu heeft tijdens het handelen in zijn omgeving.
Spiritualiteit De essentie van het ‘ik’. Het wordt gezien als de persoonlijke ervaring van de betekenis van het dagelijks leven. Bovendien omvat het de beweegredenen van een persoon om tot handelen te komen. Het maakt de mens uniek.
In de verslaggeving van de activiteiten (zie Hoofdstuk VI, punt 6.3) werk ik via het model van Reed en Sanderson. Dit model werd grotendeels verwerkt binnen het COPM en komt ongeveer overeen met de onderdelen handelen en persoon. Voor meer gedetailleerde uitleg bij dit model: zie Bijlage 1.
- Omgeving
De buitenste cirkel, de omgeving, is onderverdeeld in vier onderdelen. Deze zijn: de fysieke omgeving, de culturele omgeving, sociale omgeving en institutionele omgeving.
Fysieke omgeving Het milieu in enge zin. Omvat de compartimenten lucht, water en bodem met hun biologische, fysische en chemische agentia. Bv. milieuvervuiling, geluidsoverlast, voorkomen van ziekteverwekkers, … .
Culturele omgeving Cultuur komt tot uiting in uiteenlopende zaken als reclame, internet, kunst, zinloos geweld, … .
Hoofdstuk III: Ouderen, creativiteit en kunst binnen de ergotherapie
44
Sociale omgeving Alles wat betrekking heeft op de menselijke samenleving. Bv. religie, buurtbeleving, woon- werkomgeving, sociaal-economische status, sociale netwerken, … .
Institutionele omgeving Alles wat betrekking heeft op ‘de instelling, het instituut’ waar de bewoner zich bevindt. Bv. lichtinval, verwarming,… .
Het COPM is een ergotherapeutisch praktijkmodel dat gebruikt kan worden om een duidelijk zicht te krijgen op het handelen van de cliënt (bewoner). Het beschrijft de wisselwerking tussen alle factoren die van invloed zijn op het handelen.
3.3.5
Occupational Performance Process Model: OPPM
In dit punt bespreek ik het eigenlijke model dat ik doorheen mijn scriptie gehanteerd heb. Ik werkte aan de hand van het OPPM omdat de stappen elkaar logisch opvolgen, je zo niets over het hoofd ziet en er ruimte is voor voldoende evaluatie. Het OPPM wordt grafisch weergegeven als een cyclisch proces (zie figuur 4) en bestaat uit 7 fasen (zie figuur 5). Om een duidelijk zicht te krijgen op het praktische gebruik van dit model verwijs ik naar Hoofdstuk VI, punt 6.2.
Figuur 4: Occupational Performance Process Model (Fearing, Law, Clark, Canadian Journal of Occupational Therapy 64, p. 11, 1997)
Hoofdstuk III: Ouderen, creativiteit en kunst binnen de ergotherapie
45
Fasen OPPM
Globale inhoud fasen
Fase 1
Benoemen, valideren en prioriteren van de beperkingen in het handelen zoals de bewoner deze ervaart.
De ergotherapeut stelt al dan niet samen met de bewoner de belangrijkste handelingsbeperkingen productiviteit
en
vast
op
ontspanning
en
het
gebied
zorgt
dat
van hij
zelfredzaamheid, over
een
goede
achtergrondkennis beschikt van de problematiek die zich voordoet.
Bv. Ik zocht informatie op over de problematiek van de bewoners: info over dementie, het syndroom van Korsakoff,… . Via observatie en bevraging kreeg ik zicht op de mogelijkheden en beperkingen van de bewoners.
Fase 2
Selecteren van één of meerdere theoretische kaders.
De ergotherapeut selecteert een theoretisch kader. Het gekozen kader bepaalt de richting waarin gewerkt wordt.
Bv. ergotherapeutische processen om het handelen te begrijpen. Daarvoor gebruikte ik het model van Reed en Sanderson, het COPM en het OPPM.
Fase 3
Analyseren van handelingscomponenten en omgevings- factoren.
De
ergotherapeut
verricht
nader
onderzoek
naar
de
handelingscomponenten en omgevingsfactoren die van invloed zijn op de handelingsbeperkingen.
Bv. Ik keek of er aanpassingen nodig waren in de omgeving en observeerde en bevroeg de handelingen die de bewoners stelden.
Fase 4
Inventariseren van sterke kanten en hulpbronnen van de bewoner en therapeut.
De sterke kanten en hulpbronnen van de bewoner en ergotherapeut, die een bijdrage kunnen leveren aan het proces, worden geïnventariseerd.
Hoofdstuk III: Ouderen, creativiteit en kunst binnen de ergotherapie
Fase 5
46
Opstellen van doelstellingen en maken van een plan.
De ergotherapeut stelt doelstellingen op en maakt een duidelijk werkplan.
Fase 6
Uitvoeren van de
activiteiten
volgens
het
vooraf
opgestelde
werkplan.
De activiteiten worden uitgevoerd, steeds herzien en eventueel aangepast.
Fase 7
Evalueren van het effect van de activiteiten.
Na iedere activiteit wordt een verslag gemaakt en worden zowel de bewoner als de activiteit geëvalueerd.
Figuur 5: Fasen Occupational Performance Process Model (vertaald uit: Enabling occupation: An occupational therapy perspective, 1997, Townsend)
3.4
Een goede voorbereiding
1
Een goede voorbereiding is meer dan noodzakelijk om als begeleider en therapeut te kunnen slagen. Voor een goed verloop van de activiteiten vond ik het zeker aangewezen om een duidelijk werkplan op te stellen. Dit plan omvat wat, wanneer, waar, waarom, met wie en hoe ik alles wil uitwerken. Het vormde een rode draad doorheen het project en ik kon er steeds op terugvallen tijdens het organiseren van de activiteiten.
3.4.1
Het opstellen van een werkplan
In het werkplan worden volgende vragen zeker behandeld: -
Met welke doelgroep wil ik werken?
-
Waarom wil ik met deze groep creatieve activiteiten uitvoeren?
-
Wat zijn de doelstellingen die ik met deze groep wil bereiken?
-
Hoe wil ik deze doelstellingen bereiken?
1
DEWEER, S., Groepsreminiscentie bij ouderen: het verleden herleeft, niet-gepubliceerd eindwerk, Kortrijk, 2003, juni, 117 blz.
Hoofdstuk III: Ouderen, creativiteit en kunst binnen de ergotherapie
47
- De doelgroep
De doelgroep in een RVT zijn zorgbehoevende ouderen. Het is dus belangrijk dat er rekening wordt gehouden met de mogelijkheden, beperkingen en behoeften van deze bewoners.
Bij de voorbereiding van de activiteiten kan het zijn dat je al bepaalde ouderen voor ogen hebt, maar het is een uitdaging om iedereen die interesse heeft in het project de kans te geven om mee te werken.
- Waarom met deze doelgroep creatieve activiteiten uitwerken: motieven
De activiteiten kunnen opgestart worden om verschillende redenen:
Om een probleem op te lossen/ aan te pakken. Er is een goede analyse nodig van het probleem dat zich voordoet. Pas als je dit gedaan hebt, kan je verschillende oplossingen en mogelijkheden zoeken en met elkaar vergelijken. Bv. Het probleem dat zich stelt in RVT Home ‘t Hoge: de gangen zijn kaal. Hier en daar hangt er een oud of vergeeld kunstwerk. Dit komt de huiselijke sfeer en het positieve leefklimaat niet ten goede.
Om bepaalde aanwezige behoeften te bevredigen. Naast het hoofdprobleem komen er ook heel wat diepere behoeften aan bod. Het kan zowel gaan om behoeften die komen vanuit de bewoners als behoeften vanuit het personeel of de directie. Bv. Behoefte aan een aangename, zinvolle en recreatieve dagbesteding. Behoefte aan een positieve leefsfeer/werksfeer en een positief leefklimaat. Behoefte aan een echte thuis. Behoefte aan communicatie, … .
- De doelstellingen
Kunst- en creatieve activiteiten kunnen als middel gebruikt worden om allerlei doelstellingen te bereiken. De doelstellingen kunnen zowel betrekking hebben op één bewoner als op een totale groep.
Er kunnen enkele hoofddoelstellingen opgesteld worden. Deze doelstellingen gelden vaak voor meerdere bewoners en zijn vrij algemeen opgesteld. Ze vormen een basis en het is belangrijk dat deze doelstellingen worden bereikt. Verder kunnen er per oudere enkele persoonlijke doelstellingen geformuleerd worden. Hiervoor moet uitgegaan worden van de mogelijkheden, beperkingen en behoeften van iedere bewoner afzonderlijk. Je kunt kiezen om individueel of in groep aan de doelstellingen te werken.
Hoofdstuk III: Ouderen, creativiteit en kunst binnen de ergotherapie
- Hoe deze doelstellingen bereiken
48
1
Een goede voorbereiding is eveneens noodzakelijk om het mogelijk te maken de opgestelde doelstellingen te bereiken. Er moet vooraf met enkele zaken rekening gehouden worden:
-
Werken we in groep of individueel?
-
Hoe wordt een groep samengesteld?
-
Hoe organiseer ik de activiteiten?
-
Hoe begeleid ik de ouderen?
Werken we in groep of individueel Een groep ontstaat door een behoefte die zich manifesteert in breder verband. Binnen een groep kan geëxperimenteerd worden met nieuwe mogelijkheden en creatieve krachten. Door in groep te werken kan er aan specifieke doelstellingen worden voldaan. Het sociale aspect, de samenwerking tussen de groepsleden is heel belangrijk. Er is echter een duidelijke begeleiding nodig en men mag de individuele noden van de bewoners niet uit het oog verliezen. Als er individueel gewerkt wordt is een goede relatie tussen bewoner en begeleider noodzakelijk. De begeleider kan gemakkelijk inspelen op de individuele behoeften van de bewoner en heeft een duidelijk zicht op wat lukt en niet lukt. Een voordeel van individueel werken is dat de begeleider zijn aandacht niet moet verdelen over verschillende bewoners.
Hoe wordt een groep samengesteld Groepsgrootte: Om creatieve activiteiten uit te werken mag de groep niet te groot zijn. Een kleine groep van ongeveer vier tot maximum zes bewoners is ideaal. Zo kan de begeleider iedereen voldoende aandacht schenken en is de communicatie tussen de bewoners optimaal. In een te grote groep zijn er vaak ouderen die op de achtergrond raken of onvoldoende begeleid worden. De kans bestaat dat de activiteit dan te chaotisch wordt.
Gesloten of open groep: Een gesloten groep is een groep die bestaat uit vaste deelnemers. Tijdens het project/proces worden dan geen andere bewoners tot de groep toegelaten. Een open groep heeft het voordeel dat als er een bewoner bv. bezoek heeft, deze oudere vlug kan vervangen worden.
1
VERFAILLIE, A., Begeleiden van groepen, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, Kortrijk, opleiding ergotherapie, Kortrijk, 2002-2003, 116 blz. REMMERSWAAL, J., Begeleiden van groepen, groepsdynamica in praktijk, 1ste druk, zesde oplage, Bohn Stafleu Van Loghum, Houten/Diegem, 1999, 240 blz.
Hoofdstuk III: Ouderen, creativiteit en kunst binnen de ergotherapie
49
Bestaande of nieuwe groep: Een bestaande groep is bv. een groep bewoners die aan dezelfde tafel zitten. Hierdoor kunnen bepaalde bewoners zich meer op hun gemak voelen binnen de groep (ze kennen elkaar beter) en kan er een beter sociaal contact ontstaan. Een nieuwe groep heeft natuurlijk het voordeel dat de ouderen hun medebewoners beter leren kennen en dit hun sociaal netwerk vergroot.
Enkel mannen of vrouwen of een gemengde groep: De populatie in RVT Home ‘t Hoge bestaat voornamelijk uit vrouwen. Een gemengde groep heeft hier het voordeel dat de communicatie en het contact tussen de beide seksen bevorderd wordt. Een groep kan ook uit enkel mannen of enkel vrouwen bestaan. Ieder individu heeft echter een eigen kijk op creativiteit en kunst. De eigen inbreng is in de creatieve activiteiten belangrijker dan het feit of de groep al dan niet gemengd is.
Hoe worden de activiteiten georganiseerd De ruimte: Er moet gezorgd worden voor een aangename ruimte met voldoende plaats voor de bewoners en het materiaal en materieel dat gebruikt wordt. De ruimte moet voldoende verlicht zijn en de temperatuur en ventilatie moeten kunnen worden geregeld. De ouderen moeten eveneens comfortabele zitplaatsen hebben en een goed overzicht over de ruimte. Het is goed om in een vaste ruimte, op vaste plaatsen te werken. Hierbij kan ook rekening gehouden worden met de wensen van de bewoners. Bv. Een bewoner wil aan zijn tafel blijven zitten, … .
De duur van de activiteiten: De duur van de activiteiten kan al gauw variëren van een uur tot een uur en half. De ergotherapeut moet hier flexibel in zijn en de nodige tijd proberen in te schatten. Het is aangewezen van de bewoners ook de duur van de activiteit mee te delen.
Frequentie, dag en tijdstip: In de voorbereiding van de activiteiten kan hier een duidelijk plan voor opgesteld worden. Bij het vastleggen van de activiteiten moet er rekening worden gehouden met andere therapieën, afspraken en het ‘dagverloop van de bewoner’. Alles kan dan op voorhand op de kalender ingevuld worden. Zo hebben andere personeelsleden en ergotherapeuten een overzicht over het geheel van activiteiten. De activiteiten vinden gemiddeld twee tot drie maal per week plaats. De bewoners worden op voorhand ingelicht over de aard van de activiteiten via het wekelijks ingevuld activiteitenbord.
Hoofdstuk III: Ouderen, creativiteit en kunst binnen de ergotherapie
50
De begeleiding Als de groep uit meer dan vier deelnemers bestaat is het aangewezen dat meerdere therapeuten de groep begeleiden. Iedere bewoner verdient immers voldoende aandacht. De ene ergotherapeut kan dan een meer leidende taak op zich nemen, terwijl een andere therapeut meer aandacht schenkt aan problemen die zich voordoen (begeleidend). Vooral bij ouderen met dementie is het aangewezen om met meerdere ergotherapeuten de activiteit te begeleiden omdat er dan ook hogere eisen worden gesteld. De evaluatie verloopt eveneens gemakkelijker met twee begeleiders.
3.4.2
De selectie van de deelnemers
Om na te gaan wie al dan niet geïnteresseerd is om deel te nemen aan de activiteiten of wie creatief is ingesteld, kan je een vragenlijst opstellen. Via deze vragenlijst of enquête kan je een duidelijk zicht krijgen op elke mogelijke deelnemer. Zowel beperkingen als mogelijkheden worden in kaart gebracht en zo kan de begeleider (samen met de bewoner) beslissen of er beter individueel of in groep wordt gewerkt .
Een enquête kan als volgt opgebouwd worden:
-
Begroeting en introductie De begeleider stelt zichzelf voor en vertelt wat hij zal doen.
-
Uitleg over het project/de activiteiten
1
Duidelijkheid scheppen over de vijf W’s (wie, wat, waarom, waar, wanneer)
-
Informatie verzamelen over de bewoner De verwachtingen van de bewoner, het zicht op eigen mogelijkheden en beperkingen, de interesse van de bewoner, … kan worden bevraagd.
-
Beslissen over deelname De bewoner beslist of hij al dan niet zal meewerken aan de activiteiten.
-
Afspraken Bv. De bewoner wil enkel deelnemen aan schilderactiviteiten, wil individueel werken,… .
In principe kan iedereen deelnemen aan een creatieve activiteit, ongeacht de beperkingen die de bewoner ervaart. Het is aan de ergotherapeut om activiteiten aan te passen of mogelijke oplossingen te zoeken.
1
VERFAILLIE, A., op. cit., blz. 16
Hoofdstuk III: Ouderen, creativiteit en kunst binnen de ergotherapie
3.5
51
Besluit
Het doel van de ergotherapie is mensen van alle leeftijden in staat te stellen zo zelfstandig mogelijk te functioneren of het nodige comfort te bieden. Ergotherapeuten hebben een holistische visie waarbij ze de mens op alle vlakken van het menselijk handelen benaderen. In RVT Home ‘t Hoge acht men deze visie en een animatieve grondhouding zeer belangrijk.
Ergotherapeuten moeten hun werkwijze aanpassen aan de ontwikkelingen binnen de maatschappij en
de
veranderingen
in
het
gezondheidsstelsel.
De
zorg
wordt
vraaggerichter
en
het
ergotherapeutisch proces wordt op een cliëntgerichte wijze vorm gegeven. Canada wou gehoor geven aan deze vraag naar kwalitatief betere zorg en men vond het noodzakelijk om een eenduidige methode op te stellen: het COPM. Hieruit ontstond het OPPM, een cyclisch proces dat uit zeven fasen bestaat en dat eveneens op een cliëntgerichte wijze vorm werd gegeven.
Bij de voorbereiding van creatieve activiteiten is het nodig om als ergotherapeut een werkplan op te stellen en ervoor te zorgen dat alle deelnemers duidelijk in kaart worden gebracht.
Hoofdstuk IV: De begeleiding
Hoofdstuk IV: De begeleiding
52
Hoofdstuk IV: De begeleiding
4.1
Inleiding
Het is belangrijk dat de ergotherapeut zeer goed op de hoogte is van de verschillende modellen die voor handen zijn om een probleem op te lossen of iets op te starten. Hiernaast is het van even groot belang dat de therapeut zich ook bewust is van zijn eigen houding, want ieder mens is een open systeem en kan door zijn gedrag en aanpak anderen beïnvloeden.
In dit hoofdstuk bespreek ik de grondhouding waarover een ergotherapeut dient te beschikken met hierbij aansluitend ook een korte uitleg bij het begeleiden van groepen.
Als laatste sta ik stil bij enkele zaken waarmee men rekening moet houden als men dementerende ouderen tijdens een creatieve activiteit begeleidt.
4.2
De grondhouding
1
- Uitgangspunten
De mens is van nature een handelend en lerend wezen. (Arnold Gehlen 1904-1976).
De mens, met zijn minimale uitrusting aan aangeboren en aan zijn omgeving aangepaste instincten, moet zijn omgeving zelf veranderen om zich te kunnen handhaven. Dergelijke doelgerichte veranderingen noemt men handelingen.
Gehlen omschrijft het begrip handeling als volgt: “Een handeling is een doelgerichte verandering in de wereld van objecten waarmee de mens wordt geconfronteerd.”
1
WILLEM, G., op. cit. VERFAILLIE, A., Methodiek en didactiek, niet- gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, opleiding ergotherapie, Kortrijk, 2002-2003, 29 blz. BOSSAERT, BING A., Menselijk handelen, systhematisch behandelen, 1989, blz. 16
Hoofdstuk IV: De begeleiding
53
De vier belangrijkste uitgangspunten (zie ook Hoofdstuk III, punt 3.2.1) van de ergotherapie i.v.m. deze handelingsvisie zijn:
1. Handelend realiseert en manifesteert de mens zichzelf.
2. Door te handelen krijgt de mens zicht op zichzelf: zijn mogelijkheden en beperkingen. Hij leert er ook mee omgaan..
3. Handelend krijgt de mens tevens zicht op het krachtveld tussen hemzelf en zijn omgeving. Hijzelf oefent invloed uit op zijn omgeving, maar ook op zijn milieu (micro, meso en macro) heeft hij invloed (De mens als sociaal wezen).
4. In de ergotherapie wordt de mens als een ‘holon’ beschouwd. Er is een bio-psycho-sociale eenheid. Elk menselijk handelen is bepaald door lichamelijke en psychische factoren die elkaar permanent beïnvloeden.
- Vraagstelling in de ergotherapie
Centraal in de hulpvraag door de oudere gesteld, is: hoe kan mijn handelingsvermogen worden behouden of ontwikkeld?
Deze vraag wordt verbaal of non-verbaal gesteld en kan worden opgedeeld in de volgende deelaspecten (zie ook bijlage 1):
- Het lichamelijk, somatisch, inclusief sensori-motorisch functioneren van de mens. - Het cognitief functioneren van de mens. - Het intra-persoonlijk functioneren van de mens. - Het interpersoonlijk functioneren van de mens. - Wat is de impact op de handelingsgebieden zelfzorg, productiviteit en ontspanning? - Kunnen de leef-, woon- en werkomstandigheden worden aangepast? - Wat is, in het kader van de specifieke omstandigheden, waarin ook begrepen de levensfase, het optimaal handelingsniveau waarnaar gestreefd moet worden? Verwachten we stilstand, achteruitgang of vooruitgang?
Hoofdstuk IV: De begeleiding
54
- Ergotherapie als middel
Het belangrijkste ergotherapeutisch middel is de ergotherapeut zelf. Volgende aspecten zijn van belang:
- Therapeutische relatie: Bv. directief of non-directief. De relatie is gericht op het beter voelen, maken van de oudere.
- Authenticiteit: Jezelf zijn als therapeut.
- Congruentie: In alle situaties herkenbaar zijn.
- Confluentie: Meegaan in de problemen van de oudere.
- De deontologische code respecteren
Als ergotherapeut beschikt men over een gamma aan activiteiten/handelingen. Uiteraard worden al deze activiteiten uitgevoerd in een geconstrueerde situatie, die door de ergotherapeut wordt opgezet.
Die geconstrueerde situatie kan, zoals reeds vermeld: - Directief of non-directief zijn - Gestructureerd of niet gestructureerd zijn - Groepsgericht of individueel gericht zijn - Confronterend of bevestigend, veiligheidsbiedend zijn -…
Hoofdstuk IV: De begeleiding
55
- Ergodienstverlening
Ergodienstverlening is die vorm van dienst verlenen die de gemotiveerde, zinvolle en sociaal aangepaste zelfwerkzaamheid van de dienstvrager stimuleert en begeleidt om de occupationele competentie en het welbevinden van deze dienstvrager in zijn totaliteit en in zijn concrete realiteit te handhaven en te bevorderen middels het hanteren van zijn materiële en hierdoor zijn gehele sociale omwereld.
Verklaring: - Gemotiveerde: motiveren, zelf dingen laten doen. - Zinvolle: zorgen dat wat men doet zinvol is en ook zo ervaren wordt. - Aangepaste zelfwerkzaamheid: de mogelijkheden, tot wat men in staat is. - Begeleidt: de persoon kan dit niet altijd alleen, heeft hulp nodig. - Occupationele competentie: bevoegdheid, recht van spreken en oordelen, recht op eigen mening. - Welbevinden: het zich goed voelen. - Totaliteit: fysisch, psychisch, sociaal. - Concrete realiteit: de situatie waarin men zich bevindt. - Materiële: stoffelijk, wezenlijk, hulpmiddelen,… . - Sociale omwereld: medemensen, menselijke samenleving betreffende.
4.3
Begeleiden van groepen
1
- Begrip groepsprocessen
Een groepsproces kan een aantal losse individuen vormen tot een team met een onvoorstelbare creatieve kracht.
Groepsprocessen zijn een logisch gevolg van de spanning welke er ontstaat wanneer een aantal individuen met elkaar in een sociaal verband worden geconfronteerd. Meerdere mensen samen in een ruimte roepen gevoelens op, die bevorderend en belemmerend kunnen werken. Men moet rekening houden met de anderen en men schept ook verwachtingen tegenover de anderen.
1
REMMERSWAAL, J., op. cit. VERFAILLIE, A., op. cit., blz 3-5
Hoofdstuk IV: De begeleiding
56
Een groep evolueert in zekere zin voorspelbaar en hierdoor is het mogelijk om een aanpak uit te werken. Een groepsproces is een doelgericht proces: iedere groep heeft zijn eigen opgave: spanningen, onzekerheden, vragen oplossen, … . Dit veranderingsproces verloopt niet altijd vloeiend. Er is meestal een schoksgewijze progressie waarbinnen verschillende stadia kunnen opgemerkt worden.
Elk stadium heeft een eigen dynamiek en eigen kenmerken (zie Bijlage 2): - Fase 1: aandacht aan de groep in haar milieu. - Fase 2: aandacht voor de onderlinge relaties in de groep. - Fase 3: aandacht aan de individuele groepsleden.
- Begrip groep
Een groep kan worden gezien als een onderdeel van een veranderingsproces waarin zich een ordening voltrekt van sociale relaties.
Taak groepsleider: - Geduld en vertrouwen in de groep/zicht op totaliteit. - Groep zelf zijn groeiproces laten doormaken. - Meer afgestemd zijn op de manier waarop de groep evolueert dan op de inhoud. - Ondersteunen en verhelderen van de inbreng van de groepsleden.
Verschil leiden – begeleiden: - Leiden: verantwoordelijkheid nemen voor het groepsresultaat. - Begeleiden: de groep helpen de gezamenlijke verantwoordelijkheid te dragen.
Tussen leiden en begeleiden liggen heel wat mogelijkheden en toepassingen naar ergotherapie (belang van groepswerk – teamwerk).
Hoofdstuk IV: De begeleiding
4.4
Begeleiden van activiteiten met demente ouderen
57
1
- Aandachtspunten
Hou rekening met de graad van dementie wanneer u activiteiten plant.
De beleving staat centraal.
Herhaal activiteiten.
Plan activiteiten als de oudere uitgerust is.
Als de demente oudere weerstand biedt, begin dan de activiteit zelf en nodig hem/haar uit mee te doen.
Ondersteun de oudere tijdens de activiteiten. -
Leg spullen voor de activiteit klaar
-
Splits activiteiten op
-
Vereenvoudig de activiteiten
-
Gebruik hulpmiddelen
Tracht creatief te zijn en wees niet bang om te experimenteren. Demente ouderen laten zich gemakkelijk overhalen om activiteiten te doen die nieuw zijn of die ze al lang niet meer gedaan hebben (bv. tekenen, schilderen)
Kies activiteiten met weinig opeenvolgende stappen en begeleid de demente oudere indien nodig bij de verschillende stappen. Vermijd bezigheden waarbij hij/zij moet kiezen, of beslissingen nemen, of waarvoor hij/zij nieuwe technieken moet leren of nieuwe kennis verwerven. Vermijd tevens activiteiten waarbij hij/zij zich gedurende langere tijd op één bepaalde zaak moet concentreren.
Als begeleider mag je niet denken dat activiteiten die je zelf niet zinvol of naïef vindt bijgevolg ook niet geschikt zijn. Daar de capaciteiten van de demente oudere geleidelijk aan afnemen, kan het zelfstandig uitvoeren van een bepaalde activiteit, hoe onbeduidend ook, de enige bron van voldoening zijn die hem/haar rest.
1
Boone, L., niet-gepubliceerd praktijkwerk, Stella Marisinstituut, opleiding jeugd- en gehandicaptenzorg, Kortrijk, 2003-2004
Hoofdstuk IV: De begeleiding
58
Iedereen tracht zich op één of andere manier uit te drukken. Tijdens het verloop van een voortschrijdende ziekte zoals bv. de ziekte van Alzheimer, kan deze wens enorm hevig zijn. Het woord is het beste middel om gevoelens en gedachten uit te drukken, maar vaak is dit middel inadequaat voor een demente oudere. Men moet dus vervangingsmiddelen vinden. Als de demente oudere merkt dat het knutselen, schilderen, … niet meer zo goed gaat als vroeger, kan hij/zij hierdoor gefrustreerd raken. Het heeft geen zin hem/haar hierin tegen te spreken, maar als begeleider kan je wel je appreciatie uitdrukken over het eindresultaat of de gedane moeite.
Het is belangrijk materiaal te gebruiken dat ontworpen werd voor volwassenen. Hetzelfde geldt voor de voorgestelde activiteiten. Zo kan je boetseren voorstellen als een activiteit die door de geneesheer werd aanbevolen om artrose te verzachten, of aandachtig enkele werken van artiesten bekijken vooraleer je met de demente oudere aan een collage begint.
Tenslotte is het belangrijk het doel te bepalen en de demente oudere aan te moedigen terwijl hij/zij werkt. Als begeleider zal je misschien zelf de stap moeten zetten in zijn/haar plaats. Je moet niet proberen de demente oudere nieuwe technieken aan te leren, dit loopt meestal uit op frustratie. De demente oudere boetseerklei of verf voorzetten en wachten tot hij/zij iets produceert, zal waarschijnlijk ook geen enkele effect hebben.
In principe moeten artistieke activiteiten van nabij gevolgd worden. De demente oudere kan de klei verwarren
met
snoep
en
verf,
vernis
of
spoelwater
met
drank.
Behalve
de
nodige
veiligheidsmaatregelen zal u de demente oudere misschien moeten helpen bij het schilderen, het gebruik van een schaar, … .
4.5
Besluit
Als eerste moet een ergotherapeut over een goede grondhouding beschikken. De therapeut moet hierbij kennis hebben van de handelingsvisie en de vier uitgangspunten i.v.m. deze visie. Hij moet zich er eveneens van bewust zijn dat de oudere met een hulpvraag zit. Deze hulpvraag wordt of verbaal, of non-verbaal gesteld.
Het belangrijkste ergotherapeutische middel blijft echter de therapeut zelf. Het is dan ook van belang dat je al therapeut enig inzicht hebt in de term ergodienstverlening.
Bij het begeleiden van groepen heeft de therapeut kennis nodig over groepsprocessen en wat een groep is. Hierbij moet hij een duidelijk verschil kunnen maken tussen leiden en begeleiden.
Het begeleiden van dementerende ouderen tijdens een activiteit vraagt echter ook om een specifieke aanpak. Hierbij is het nodig om met heel wat aandachtspunten rekening te houden.
Praktisch gedeelte
Hoofdstuk V: De voorbereiding
59
Hoofdstuk V: De Voorbereiding
Hoofdstuk V: De voorbereiding.
5.1
Inleiding
De manier waarop je een creatieve, artistieke activiteit begeleidt, is heel belangrijk. Enkel theoretische kennis is niet genoeg. Daarom organiseerde ik doorheen mijn stage meerdere activiteiten om een duidelijk inzicht te krijgen op het begeleiden van individuen en groepen en het effect van creativiteit op ouderen.
In dit hoofdstuk beschrijf ik de voorbereidingen die ik getroffen heb om de activiteiten op een adequate en verantwoorde manier te kunnen uitvoeren. Om een duidelijk beeld te creëren van dit alles geef ik eerst een korte voorstelling van RVT Home ‘t Hoge, gevolgd door het werkplan dat ik heb opgesteld. Dit plan legde ik voor aan de directeur, de verantwoordelijke bewonerszorg en de personeelsleden. Daarna beschrijf ik de gemaakte afspraken binnen en buiten het RVT, de selectie van de deelnemers en de organisatie van de activiteiten. Als laatste formuleerde ik de doelstellingen waaraan we samen wilden werken.
5.2
Voorstelling RVT Home ’t Hoge
1
RVT Home ‘t Hoge werd opgericht in 1980 en ligt aan de rand van de stad Kortrijk. Het biedt woonen leefgelegenheid aan 65 ouderen. De klemtoon ligt op bewonersgerichte zorg met aandacht voor respect en kwaliteit van het individuele leven van elke oudere, het stimuleren van sociale contacten en beweging.
De bewoners verblijven in twee leefgroepen die samengesteld zijn volgens het karakter van de (hoofd)aandoening van de bewoners. In de
leefgroep
‘Klaverblad’
verblijven
fysiek
zorgbehoevende
ouderen
en
de
leefgroep
‘Groenendael’ bestaat uit 12 bewoners met een mentaal of psychisch verval dat zich uit in een dementieel beeld.
De instelling is ingericht als een groot huis (Plattegrond: zie Bijlage 3) dat een familiaal karakter en huiselijke sfeer uitstraalt. Er wordt geprobeerd voor iedere bewoner aanknopingspunten met het vertrouwde leven van vroeger te vinden. Dit uit zich in het vertrouwd inrichten van de kamer, maar ook in het blijven uitvoeren van vertrouwde taken (bv. koken, naaien, …).
1
Users.online.be/homethoge MULLIE, J.-M., e.a., RVT HOME ’T HOGE, Brochure voor studenten ergotherapie, Kortrijk, 11 blz.
Hoofdstuk V: De Voorbereiding
60
Het personeel biedt voor de bewoners een warme en belevingsgerichte zorg aan die steunt op drie grondattitudes: -
Behoud van de nog aanwezige mogelijkheden.
-
Ondersteunen van de beperkingen of onmogelijkheden.
-
Aanbieden van een gerichte psycho – sociale ondersteuning.
Het personeel draagt geen witte schorten. Witte schorten schrikken vaak de ouderen af of creëren een grotere afstand of afhankelijkheid tussen hulpverlener en oudere.
Er wordt eveneens veel aandacht besteed aan het begeleiden van de familieleden. Zowel voor, tijdens als na de opname van de oudere.
RVT Home ’t Hoge levert als instelling een bijdrage tot het fysisch, psychisch en sociaal welbevinden van de oudere.
5.3
Het opstellen van een werkplan
Vooraf heb ik een duidelijk werkplan opgesteld. Dit plan is gebaseerd op de beschrijving in Hoofdstuk III, punt 3.4.1.
Dit waren de vragen die ik in het werkplan behandeld heb: -
Met welke doelgroep wil ik werken?
-
Waarom wil ik met deze doelgroep creatieve activiteiten uitvoeren?
-
Wat zijn de doelstellingen die ik met deze groep wil bereiken?
-
Hoe wil ik deze doelstellingen bereiken?
Tijdens de voorbereidingsfase probeerde ik deze vragen zo goed mogelijk te beantwoorden:
- Met welke doelgroep wil ik werken?
De doelgroep bestaat uit zorgbehoevende ouderen. Het gaat hier om bewoners met dementie, de ziekte van Parkinson, artrose, het syndroom van Korsakoff,… . In RVT Home ’t Hoge verblijven er 65 ouderen waarvan 12 diep dementerende bewoners. Ik wilde iedereen de kans geven om mee te werken aan de activiteiten en stelde daarom een enquête op die verder besproken wordt in punt 5.6.1. Zo wist ik wie geïnteresseerd was om deel te nemen aan de creatieve activiteiten en wat de verschillende problematieken waren.
Hoofdstuk V: De Voorbereiding
61
- Waarom wil ik met deze doelgroep creatieve activiteiten uitwerken: motieven?
De activiteiten kunnen opgestart worden om verschillende redenen. Dit zijn de motieven:
• Opfleuren van de omgeving om de positieve leefsfeer te bevorderen en een positief leefklimaat te scheppen. Van het huis, een thuis maken. • Aanbieden van een zinvolle, recreatieve en aangename dagbesteding. • Onderhouden en stimuleren van de grove en fijne motoriek. • Bewoners zich waardevol en aanvaard laten voelen. Het zelfvertrouwen stimuleren. • Bevorderen van de communicatie en interactie. (ook tussen de verschillende seksen) • Een kans bieden om als begeleider en bewoner elkaar beter te leren kennen. • Ervaring opdoen als begeleider (bv. organisatie, groep of individueel, …).
- Wat zijn de doelstellingen die ik met deze doelgroep wil bereiken?
Het antwoord op deze vraag wordt uitvoerig uitgewerkt in punt 5.8.
- Hoe wil ik deze doelstellingen bereiken?
Groep ↔ individueel Ik koos ervoor om zowel in groep als individueel met de bewoners te werken naargelang hun eigen voorkeur. Voor leefgroep Groenendael nam ik zelf het besluit om met kleine groepjes te werken waarbij iedere bewoner individueel benaderd en begeleid werd. Bij hen werd geen enquête afgenomen.
A.d.h.v. de enquête (zie punt 5.6.1) konden de bewoners van leefgroep Klaverblad hun voorkeur aangeven en werd hierover met hen gepraat (bv. waarom precies deze keuze, is er twijfel, …). Samen met de bewoners werd aan het einde van de enquête een definitief besluit genomen of ze zouden deelnemen aan de creatieve activiteiten en of ze dit in groep of individueel zouden doen.
De individuele activiteiten gingen voornamelijk door op de kamer van de bewoner in kwestie terwijl de groepsactiviteiten plaats vonden in de leefruimtes.
Groepssamenstelling Groepsgrootte: Ik koos voor kleine groepen. Zo zou ik mijn aandacht kunnen verdelen over alle bewoners en de individuele noden niet uit het oog verliezen. De begeleiding zou optimaal zijn en het zou niet uitmonden in een chaos. De groepen bestonden gemiddeld uit vier tot maximum zes bewoners en werden door een ergotherapeute en mijzelf (+ indien nodig een derde persoon) begeleid.
Hoofdstuk V: De Voorbereiding
62
Gesloten of open groep: Werken met een open groep leek mij ideaal. Omdat er geen vastgelegde bezoekuren zijn binnen RVT Home ’t Hoge en de bewoners nog andere therapieën volgen, gebeurde het vaak dat een bewoner niet kon deelnemen aan een activiteit. Deze bewoner kon op die manier altijd gemakkelijk vervangen worden door een geïnteresseerde en enthousiaste medebewoner.
Naast de vastgelegde groep deelnemers zorgde ik er altijd voor dat er één of meerdere ‘reservedeelnemers’ waren.
Bestaande of nieuwe groep: In de leefgroep Klaverblad koos ik ervoor om te starten met nieuwe groepen gevormd uit de acht geïnteresseerde bewoners. De groepen werden sowieso vaak aangepast doordat een bewoner bezoek of therapie had of jammer genoeg overleed. De bewoners hadden geen moeite met het vormen van deze groepen en de sociale contacten werden op deze manier verruimd. In de leefgroep Groenendael werkte ik meestal met een bestaande groep. Namelijk de bewoners (vier tot vijf) die het best te motiveren waren voor de activiteiten.
Enkel mannen of vrouwen of een gemengde groep: De groepen bestonden meestal uit enkel vrouwen, maar doordat er ook een enthousiaste mannelijke bewoner deelnam aan de meeste activiteiten waren er ook gemengde groepen. Dit had echter geen grote invloed op het groepsgebeuren.
Organisatie van de activiteiten De ruimte: Creatieve activiteiten doe je het best in een omgeving die genoeg werkplaats en bewegingsruimte biedt.
Op het gelijkvloers in RVT Home ’t Hoge is er een leefruimte voor de bewoners van de leefgroep Klaverblad. Dit is een grote open ruimte die dienst doet als woonkamer en waarin de bewoners overdag kunnen vertoeven. Hier kon ik makkelijk alle groepsactiviteiten organiseren voor de geïnteresseerde bewoners van deze leefgroep.
De ruimte bevat 13 tafels (zowel grote als kleine) die gemakkelijk tegen elkaar kunnen geschoven worden. Naargelang het aantal deelnemers en de plaats die we nodig hadden voor de activiteit konden we kiezen waar we precies in de ruimte zouden werken. Een belangrijk voordeel was dat we onze plaats in de ruimte gemakkelijk konden aanpassen aan de mogelijkheden en beperkingen van de bewoners. Als bepaalde deelnemers moeite hadden met het zich verplaatsen werd aan hun tafel gewerkt. Ook konden de deelnemers als ze dit wensten op hun eigen stoel of kussen plaatsnemen.
Hoofdstuk V: De Voorbereiding
63
De opstelling in de ruimte (en het nodige materiaal en materieel) werd per activiteit vooraf vastgelegd en een kwartier voor de start van iedere sessie klaargezet zodat de bewoners enkel moesten plaatsnemen en niet nodeloos moesten wachten.
Op het eerste verdiep bevindt zich eveneens een leefruimte voor de diep dementerende ouderen van leefgroep Groenendael. Hier is voldoende plaats voorzien voor de 12 bewoners. Deze ruimte bevat twee grote zeshoekige tafels die uit twee delen bestaan die uit elkaar kunnen gezet worden. Dit was een groot voordeel, want zo kon ik de indeling in de ruimte gemakkelijk veranderen en konden alle deelnemers zo nodig aan één lange tafel zitten.
Beide leefruimtes zijn gezellig ingericht en bieden heel wat mogelijkheden. Er is voldoende verlichting en een goede akoestiek. Er kan muziek afgespeeld worden en er is genoeg ruimte voor de rolstoelgebruikers. De temperatuur en ventilatie kunnen geregeld worden en de stoelen zijn aangenaam, comfortabel en net als de tafels gemakkelijk afwasbaar. De leefruimte op het eerste verdiep kan eveneens afgesloten worden zodat er geen afleiding komt van buitenaf. Vervolgens beschikt iedere bewoner over een eigen kamer (één- of tweepersoons). Deze kamer kan de oudere naar eigen smaak inrichten. Iedere kamer beschikt vanuit het RVT over een tafel. Aan deze tafel kon ik samen met de bewoners individuele activiteiten uitwerken.
De duur van de activiteiten: De creatieve activiteiten werden in het algemeen dagschema ingepast. Dit wil zeggen dat de activiteiten in de voormiddag plaatsvonden van 9.30 uur tot 10.30 uur en in de namiddag van 15.00 uur tot 16.00 uur. Er was steeds een kleine speling mogelijk en sommige activiteiten duurden iets langer dan de aangegeven tijd.
Frequentie, dag en tijdstip: Aangezien het de bedoeling was om overal in het RVT zelfgemaakte kunstwerken te hangen en dit alles in een korte tijdspanne, koos ik ervoor om in het begin ongeveer drie maal per week activiteiten te laten doorgaan. Naarmate de tentoonstelling naderde werd soms iedere dag aan één van de kunstwerken gewerkt. Ik maakte voor mezelf een tijdschema (zie Bijlage 4) op zodat de werken op tijd zouden klaar zijn. Het tijdschema was een voorlopig schema en moest tijdens het project enkele malen bijgeschaafd worden.
Begeleiding Leefgroep Klaverblad: De activiteiten in leefgroep Klaverblad zouden afhankelijk van de grootte van de groep en de moeilijkheidgraad van de activiteit begeleid worden door twee tot drie therapeuten. In samenspraak met de ergotherapeuten zou ik, als laatstejaarsstudente, de leiding nemen over de groep en de begeleiders richtlijnen geven.
64
Hoofdstuk V: De Voorbereiding
Met meerdere personen begeleiden heeft het voordeel dat de individuele noden van de bewoners niet uit het oog verloren worden en dat er beter kan geëvalueerd worden.
Bij de individuele activiteiten, zou ik de oudere alleen begeleiden en zou alles doorgaan op zijn/haar kamer.
Leefgroep Groenendael: De activiteiten in Leefgroep Groenendael gingen door in kleine groepjes (maximum vijf bewoners). Ik besloot samen met de ergotherapeuten dat we deze bewoners, afhankelijk van de grootte van de groep, minstens met twee personen zouden begeleiden omdat iedere bewoner een individuele begeleiding nodig had.
5.4
Voorstelling van het project aan de directeur, de verantwoordelijke bewonerszorg en de personeelsleden
5.4.1
Voorstelling aan de directeur en de verantwoordelijke bewonerszorg
1
Na het opstellen van mijn werkplan had ik al een goed zicht op wat ik wou bereiken. Vooraleer ik mijn project voorstelde in de maandelijkse teamvergadering, had ik een afspraak met de directeur om alles eens grondig door te nemen en om zijn toestemming te krijgen. Deze verwees mij door naar de verantwoordelijke bewonerszorg die mij verder zou begeleiden en de nodige goedkeuring geven.
Volgende zaken werden doorgenomen met de verantwoordelijke bewonerszorg:
- Algemeen
Doel van het project: RVT Home ’t Hoge is ingericht als een groot huis dat een familiaal karakter en huiselijke sfeer voorop stelt. De instelling wil deze sfeer zo optimaal mogelijk houden. Het doel van dit project: samen met de bewoners de gangen opfleuren om zo de huiselijke sfeer te waarborgen, hen een zinvolle dagbesteding te bieden en plezier te laten beleven.
Waarmee moet rekening worden gehouden: -
De mogelijkheden binnen het gebouw moeten nagegaan worden. Er moet o.a. rekening gehouden worden met de brandveiligheid,… .
-
De individuele interesses, mogelijkheden, beperkingen, talenten en kwaliteiten van de bewoners.
-
1
Het budget: bij aankoop van materiaal en materieel.
COOREMAN-MASSIE, D., op. cit.
65
Hoofdstuk V: De Voorbereiding
- Doelstellingen
Hoofddoelen:
-
De bewoners zich waardevol en aanvaard laten voelen. Werken naar fysisch, psychisch en sociaal welbevinden.
-
Opfleuren van de omgeving om de positieve leefsfeer te bevorderen en een positief leefklimaat te scheppen.
-
Streven naar een aangename, zinvolle, recreatieve dagbesteding.
Subdoelen:
-
Activeren en stimuleren van denken, voelen en handelen. •
Stimuleren en behouden van sensorische vaardigheden: zintuigen stimuleren, … .
•
Stimuleren en behouden van motorische vaardigheden: fijne en grove motoriek.
•
Stimuleren en behouden van cognitieve vaardigheden: concentratie, aandacht, visuele en auditieve perceptie, … .
•
Stimuleren
en
behouden
van
coördinatie:
oog-handcoördinatie,
bimanuele
coördinatie, … . -
Behouden, aan bod laten komen en zo verder ontwikkelen van de nog aanwezige mogelijkheden, talenten en kwaliteiten.
-
Opsporen en naar boven laten komen van het ‘leven’ dat in de bewoners zit.
-
Bevorderen van het sociaal contact onder de bewoners. Doorbreken van het isolement.
-
Scheppen van de noodzakelijke ontspanning, zowel individueel als in groep.
-
Kans geven om enigszins nieuwe waarden te beleven of te herbeleven.
- Voorlopige plannen
Welk materiaal en materieel zou ik willen gebruiken: -
Allerlei soorten verf: waterverf, plakkaatverf, olieverf, acrylverf, zijdeverf,…
-
Stiften, kleurpotloden, oliepastelkrijt
-
Wegwerpmateriaal: kurken, papier, zand, …
-
Zijde
-
Lijm
-
Schaar
-
Klei
-
Naald en draad
Voor het werken met klei wou ik graag de hulp inschakelen van vijf vrijwilligers uit het tweede opleidingsjaar ergotherapie.
Hoofdstuk V: De Voorbereiding
66
Rond welke thema’s wil ik werken: -
Bloemen
-
Seizoenen
-
Dieren
-
Mode
-
Abstracte schilderkunst
-
Muziek
-
…
Volgend punt werd ook aangehaald: Het is de bedoeling dat er een tentoonstelling volgt van de gemaakte kunstwerken. Doorheen de activiteiten zou ik foto’s nemen om deze tijdens de tentoonstelling bij de werken te hangen.
De verantwoordelijke bewonerszorg ontving mij hartelijk en luisterde naar mijn plannen en voorstellen.
Ik kreeg enkele algemene opmerkingen over: -
Materiaal en materieel: moet veilig te gebruiken zijn door de bewoners.
-
De kunstwerken mogen niet te zwaar zijn of te veel ruimte in beslag nemen zodat de bewoners zich niet kwetsen.
-
Er mogen geen nagels in de brandvrije deuren geklopt worden.
-
Foto’s nemen mag, maar er moet achteraf toestemming gevraagd worden aan de bewoners en familie om deze uit te hangen tijdens de tentoonstelling (privacy).
5.4.2
Voorstelling van het project in de maandelijkse teamvergadering
Het idee om de omgeving op te fleuren werd vervolgens voorgesteld in de maandelijkse teamvergadering. Dit was noodzakelijk voor de multidisciplinaire samenwerking. Er dienden afspraken gemaakt te worden wie, wanneer, met welke bewoner werkte. Volgende zaken werden aangehaald:
-
Het doel van dit project
-
Het afnemen van interviews (enquête) om een duidelijk zicht te krijgen op de bewoners
-
Het materiaal en materieel dat zou gebruikt worden
-
De thema’s
-
De privacy van de bewoners
-
De tentoonstelling
De personeelsleden reageerden enthousiast en waren allen voor dit project te vinden. Zij hadden wel als opmerking dat er zoveel mogelijk ingekaderd en achter glas moest worden gestopt. Dit zou de duurzaamheid van de kunstwerken bevorderen en ook gemakkelijker zijn voor de mensen van de logistieke dienst.
Hoofdstuk V: De Voorbereiding
5.5
Het maken van de nodige afspraken
5.5.1
De nodige afspraken binnen het RVT
67
- Afspraken met de verantwoordelijke bewonerszorg
Budget De afspraken omtrent de aankoop van materiaal en materieel werden gemaakt met de verantwoordelijke bewonerszorg. Deze stelde voor dat ik al het nodige zelf aankocht. Ik diende alle aankoopbewijzen zorgvuldig bij te houden en af te geven. A.d.h.v. deze bewijzen werd ik terugbetaald door het RVT. Voor grotere aankopen, zoals dure kaders, moest ik toestemming vragen aan de directeur.
Het gebruikte materiaal en materieel en hun vindplaats beschrijf ik kort in punt 5.7.
Klei activiteit Om deze activiteit uit te voeren wou ik beroep doen op vijf studenten van het tweede opleidingsjaar ergotherapie. Er waren hieromtrent duidelijke afspraken nodig.
• Wanneer Donderdag 2 december 2004.
• Duur Van 13.30 uur tot 17.00 uur.
• Aantal deelnemers aan activiteit Vijf bewoners (vijf studenten ergotherapie 2 als begeleiders)
• Verloop van het bezoek Rondleiding doorheen het RVT (door ergotherapeute) Kennismaking met de deelnemers Uitvoeren van de activiteit Drankje + korte evaluatie
Tentoonstelling: Dit gebeurde samen met de ergotherapeute en de verantwoordelijke bewonerszorg. Volgende zaken werden vastgelegd:
• Wanneer Zaterdag 11 december 2004 • Wie uitnodigen Studenten, docenten, familie, personeel, kennissen
Hoofdstuk V: De Voorbereiding
68
• Hoe Uitnodiging opsturen: •
Rondleidingen: 15u en 16u
•
Inschrijven liefst voor 1 december: telefonisch, per fax of inschrijvingsstrookje
Brochure: •
Korte voorstelling van mezelf
•
Korte voorstelling van RVT
•
Korte voorstelling van thema’s
•
Foto’s van en uitleg over gemaakte kunstwerken
Na de rondleiding: drankje en hapje voorzien.
Zelf stond ik in voor het maken van de uitnodiging (zie Bijlage 5) en de brochure (los van dit eindwerk). De verantwoordelijke bewonerszorg zou de uitnodigingen doorsturen naar de familieleden van de bewoners en ik zou de studenten, docenten, personeel en kennissen contacteren. We spraken af om na 1 december de inschrijvingen te bekijken, alles op punt te stellen voor de rondleidingen en nog enkele praktische zaken te regelen.
- Afspraken met technische dienst
Tijdens mijn stageperiode diende ik ook heel wat afspraken te maken met de technische dienst. Er was een nauwe samenwerking nodig, want de technische dienst van het RVT stond in voor:
-
Materiaal en materieel: hout, nagels, plakband, nietjesmachine, … .
-
Het ophangen van de kunstwerken
-
Het maken van kaders
-
Advies en professionele aanpak
- Afspraken en besprekingen met de ergotherapeuten
Samen met mijn begeleidster overliep ik alle bewoners. Zo kreeg ik een beeld van de beperkingen en mogelijkheden van de ouderen en wie er waarschijnlijk wel zou gemotiveerd zijn om deel te nemen aan de activiteiten. We overliepen eveneens samen de enquête.
Ik diende verder een duidelijk tijdschema en plan op te stellen. Dit moest ik later invullen op de kalender zodat iedereen een duidelijk overzicht zou hebben van welke activiteiten ik zou geven en wanneer die zouden plaats vinden. Hierbij moest ik rekening houden met de reeds geplande activiteiten, feestjes, week van de derde leeftijd, … . Er werd eveneens afgesproken dat ik iedere maandag mijn weekplanning zou uithangen en deze samen met de ergotherapeuten zou overlopen.
Hoofdstuk V: De Voorbereiding
69
Verder moest er nagegaan worden welk materiaal en materieel voor handen was en we maakten afspraken over welke zaken ik nog zou aankopen, rond welke thema’s ik zou werken en waar we de kunstwerken zouden ophangen. De algemene afspraken die met de verantwoordelijke bewonerszorg gemaakt werden, werden eveneens overlopen met de ergotherapeuten.
Als laatste spraken we af dat ik de ergotherapeuten telkens persoonlijk hun taak binnen elke activiteit zou uitleggen. Het was de bedoeling dat ik me als leider/begeleider opstelde en dat ik indien ik hulp nodig had hen aansprak om mee te helpen. Daarbij bleef ik over de sturende rol beschikken en moest ik zorgen dat alles op wieltjes verliep.
- Afspraken met andere personeelsleden
De afspraken die gemaakt werden met de andere personeelsleden hadden betrekking op volgende zaken:
-
Wie werkt wanneer, met welke bewoner
-
Wie kan/wil er meehelpen om materiaal en materieel te verzamelen
-
Waar en wanneer kan ik dossiers inkijken
-
Wie is er tijdens de tentoonstelling verantwoordelijk voor de keuken en wie voor de leefruimtes
-
Wie kan meehelpen (drankjes aanbieden, …) tijdens de tentoonstelling
-
Wie is geïnteresseerd om deel te nemen aan de rondleidingen
-
…
5.5.2
Afspraken buiten het RVT
Ook buiten het RVT ben ik op zoek gegaan naar mensen die mij konden helpen bij het vormgeven van dit project.
Na enig zoeken kwam ik terecht bij een kennis die enkele jaren terug afstudeerde aan de hogeschool voor wetenschap en kunst, Sint-Lucas te Gent. Hij beschikte over heel wat kunstboeken, allerlei leuke ideeën, en doordat hij zelf aan verschillende leeftijdsgroepen les geeft, ook over de nodige ervaring.
Vooraleer ik aan mijn stage begon, kwamen we eens samen. We bespraken allerlei thema’s, leuke materialen en verschillende werkmogelijkheden. Hij raadde me aan om op voorhand enkele mogelijkheden uit te pikken en mijn voorkeuren op papier te zetten. Zo kon ik dit lijstje later aanpassen en een overzicht vormen van de activiteiten die ik met de bewoners zou uitvoeren.
70
Hoofdstuk V: De Voorbereiding
5.6
Selectie en voorstelling van de deelnemers
Om een duidelijke selectie van de deelnemers te kunnen maken, stelde ik in samenspraak met de ergotherapeuten een enquête op. De enquête bevatte negen basisvragen en zorgde voor voldoende informatie over elke geïnteresseerde bewoner. Ik kreeg eveneens de kans om de ouderen op deze manier te motiveren en hun vragen te beantwoorden.
5.6.1
De enquête
Ik benaderde elke bewoner van leefgroep Klaverblad individueel. Bij bewoners die moeite hadden met het beantwoorden van vragen en het begrijpen van taal, schakelde ik de hulp in van familieleden. De afname van de enquête gebeurde in een rustige omgeving en ieder gesprek had het zelfde verloop:
-
Ik stelde mezelf voor en legde uit dat ik laatstejaarsstudente was en mijn eindwerk zou maken in het RVT.
-
Ik toonde de enquête en schetste mijn ideeën. Ik vertelde wat de bedoeling was van het project en schepte duidelijkheid over de vijf W’s. (wie, wat, waarom, waar, wanneer)
-
Vervolgens nam ik de enquête af. Dit gebeurde op een rustige manier en ik zorgde voor een duidelijk taalgebruik. De enquête bestond uit deze negen vragen:
(1) Wat vindt u van het idee om de omgeving op te fleuren? (2) Wat deed u vroeger in uw vrije tijd en wat was uw beroep? (2) Wat zijn op dit moment uw interesses, hobby’s, …? (4) Werkt u graag samen met andere bewoners of liever alleen? Met wie werkt u dan het liefst samen? Waarom werkt u liever alleen? (5) Ondervindt u soms hinder of een beperking bij een activiteit dat u wil uitvoeren? Zijn er bepaalde zaken waarvan u denkt dat ze minder goed lukken? (6) Zijn er bepaalde activiteiten die u graag eens zou doen? Zo ja, wat? (7) Wat vindt u belangrijk binnen dit project? Hebt u voorstellen of een bepaalde voorkeur? (8) Zou u willen deelnemen aan het project? (9) Wat geniet dan uw voorkeur? Schilderen
Plakken
Tekenen
Andere
Knippen
-
Na het afnemen van de enquête beslisten we of de bewoner al dan niet zou deelnemen aan de creatieve activiteiten. Hier was er ruimte om bewoners te motiveren en vragen te beantwoorden.
-
Indien de bewoner kleine voorkeuren had (individueel werken, op eigen plaats blijven
Hoofdstuk V: De Voorbereiding
71
zitten, …), werd dit genoteerd en kort besproken.
-
Als laatste bedankte ik iedere bewoner voor de vrijgemaakte tijd en voor de eventuele deelname.
Bij de bewoners van leefgroep Groenendael, nam ik geen enquête af. Samen met de ergotherapeuten en de mensen van de verzorging werd gekeken wie in aanmerking zou komen om deel te nemen. Om zicht te krijgen op de interesses van deze ouderen keek ik hun levensloopfiche in en bevroeg ik enkele familieleden.
5.6.2
Korte voorstelling van enkele deelnemers
In mijn eindwerk bespreek ik vijf deelnemers met verschillende problematieken (zie Hoofdstuk II, punt 2.2). Om de privacy van de bewoners te respecteren, maak ik gebruik van fictieve namen. Ik stelde hen eveneens van in het begin duidelijk dat ik deze activiteiten gaf in functie van mijn eindwerk. Ik ben echter niet zeker of zij dit volledig begrepen, maar ze waren zeker gemotiveerd om deel te nemen.
- Marie
Algemene informatie verkregen door inkijken van het dossier: Geboortedatum: 16/09/1914 Woonplaats: Kortrijk Nationaliteit: Belg Opname: 15/01/2001 Beroep: werkte bij de RTT (nu Belgacom), deed hoofdzakelijk schrijfwerk. Burgerlijke stand: weduwe
Reden opname: vergeetachtigheid en verwaarlozing van zichzelf. 2004: matige dementie en artrose.
Vaardigheden: Sensomotorische functies en vaardigheden Mevrouw stapt zelfstandig, zonder hulpmiddelen. Ze neemt korte, soms aarzelende stappen. Mevrouw is beperkt in de terminale oppositiegreep, de termino-subterminale greep, de subterminolaterale greep en de driepuntsgreep. De palmaire greep en de digito-palmaire greep worden soms bemoeilijkt door de artrose (zie Bijlage 6). Ze ervaart soms problemen met de oog-handcoördinatie en de fixatie met de hulphand. Mevrouw moet hierin begeleid worden.
Hoofdstuk V: De Voorbereiding
72
Cognitieve functies en vaardigheden Er is een afasie of taalstoornis aanwezig. Mevrouw kan niet alle zaken benoemen en begrijpt vaak de betekenis van woorden en zinnen niet meer. Het korte termijngeheugen en de oriëntatie in tijd en plaats zijn gestoord. Mevrouw is vlug afgeleid.
Intrapersoonlijke functies en vaardigheden Mevrouw is altijd gemotiveerd om deel te nemen aan een activiteit. Ze heeft enig besef van haar eigen toenemende beperkingen en kan hierdoor heel triest zijn.
Interpersoonlijke functies en vaardigheden De één-één relatie is sterk verminderd doordat mevrouw niet alles begrijpt en ze vaak dingen herhaalt. Ook de groepsinteractie is hierdoor sterk verminderd.
- Céline
1
Algemene informatie verkregen door inkijken van het dossier: Geboortedatum:
13/09/1918
Geboorteplaats:
Bissegem
Woonplaats:
Bissegem
Nationaliteit:
Belg
Opname:
19/10/2001
Burgerlijke stand:
Weduwe
Diagnose: ziekte van Parkinson, artrotische veranderingen (vooral van rechter heup en knie).
Vaardigheden: Sensomotorische functies en vaardigheden Gevaar voor valpartijen! Mevrouw zakt snel door haar benen. Door de ziekte van Parkinson zet ze korte, snelle pasjes. Voor korte afstanden binnen haar kamer gebruikt ze een loopkader. Voor langere afstanden is er behalve het loopkader ook een begeleider nodig of wordt mevrouw vervoert met een rolwagen. Fijne grepen zoals de terminale oppositiegreep en de subtermino-subterminale greep kunnen voor problemen zorgen. De driepuntsgreep is geen echt probleem, maar mevrouw houdt het schrijfgerief wel krampachtig vast. Aan haar linkerhand ‘kleven’ haar pink en ringvinger samen, waardoor ze ook beperkt is in de grepen met deze hand. Mevrouw is wel rechtshandig.
1
Céline overleed gedurende mijn stageperiode, waardoor het kunstwerk waaraan ze bezig was niet af raakte. Toch koos ik ervoor, in samenspraak met de familie, om het onvoltooide werk tentoon te stellen.
73
Hoofdstuk V: De Voorbereiding
Cognitieve functies en vaardigheden Mevrouw heeft een hoorapparaatje in beide oren. Mevrouw praat soms vlug en daardoor onduidelijk, maar er zijn geen grote problemen. Er is geen taalstoornis aanwezig. Mevrouw is selectief in het uitkiezen van activiteiten.
Intrapersoonlijke functies en vaardigheden Mevrouw is gemotiveerd als de activiteit haar aanspreekt. Ze ziet er graag heel netjes uit.
Interpersoonlijke functies en vaardigheden De één-één relatie zorgt soms voor problemen doordat mevrouw niet goed hoort. Ze sluit zich daardoor ook vlug af. De groepsinteractie is miniem door de slechthorendheid en de ziekte van Parkinson.
Recreatie Vroeger: handwerk en huishoudelijk werk. Nu: Lezen, doet mee aan alle activiteiten als er geen bezoek is.
- Charlotte
Algemene informatie verkregen door inkijken van het dossier: Geboortedatum:
23/05/1913
Woonplaats:
Kortrijk
Nationaliteit:
Belg
Opname:
15/04/1995
Beroep:
Landbouwster
Burgerlijke stand:
Weduwe
Diagnose: seniele dementie, hypotonie
1
, depressieve stemming, polyartrose 2, hartinsufficiëntie.
Vaardigheden: Sensomotorische functies en vaardigheden Mevrouw heeft geen noemenswaardige problemen op sensori-motorisch vlak.
Cognitieve functies en vaardigheden Oriëntatie in tijd en plaats is gestoord. Mevrouw is vlug afgeleid en kan zich moeilijk lang concentreren.
1 2
Verlaagde spanning in spieren. Reumatische aandoening in meerdere gewrichten.
Hoofdstuk V: De Voorbereiding
74
Intrapersoonlijke functies en vaardigheden Mevrouw is niet altijd te motiveren voor een activiteit. Ze is zeer selectief en kordaat in haar keuzes. Mevrouw is eveneens zeer wantrouwig en achterdochtig.
Interpersoonlijke functies en vaardigheden Één-één relatie verloopt tamelijk vlot. Ze praat veel, maar is vlug op de tenen getrapt. Groepsinteractie is er weinig (behalve aan haar tafel tijdens het eten). Mevrouw moet gemotiveerd worden om zich in groep te begeven.
Recreatie Vroeger: werk, tv, kaarten. Nu: Lezen en het boekje van home ’t hoge overschrijven in haar schriftje.
- Célestine
Algemene informatie verkregen door inkijken van het dossier: Geboortedatum:
14/05/1914
Geboorteplaats:
Hingene, Antwerpen
Woonplaats:
Ieper
Nationaliteit:
Belg
Beroep:
Helpen in kruidenierswinkel, na huwelijk huisvrouw
Opname:
14/07/2003
Burgerlijke stand:
Weduwe
Diagnose: CVA na hersenbloeding: rechter hemiparese 1, pijnlijke rechterschouder, dementieel beeld.
9 maart 2004: overplaatsing naar leefgroep Groenendael (ernstige dementie)
Vaardigheden: Sensomotorische functies en vaardigheden Célestine is een bewoonster met ernstige dementie. Mevrouw heeft een rechter hemiparese en zakt daardoor steeds onderuit in haar rolstoel.
Cognitieve functies en vaardigheden Mevrouw zit in de fase van ernstige dementie (zie Hoofdstuk II, punt 2.2.1)
1
Verlamming van één kant van het lichaam
75
Hoofdstuk V: De Voorbereiding
Intrapersoonlijke functies en vaardigheden Moeilijk zicht op te krijgen
Interpersoonlijke functies en vaardigheden Célestine praat weinig of reageert zelden. Ze lacht soms naar de begeleiders als deze haar aanspreken. Groepsinteractie is er niet.
Recreatie Vroeger:
muziek,
TV,
reizen,
eten,
drinken,
gezelschapsspelen,
handwerken,
knutselen,
verzamelen, huishoudelijk werk, in de tuin werken, bloemen verzorgen, … . Nu: mevrouw wordt betrokken bij de activiteiten: stempelen, schilderen, snoezelen, … .
- Jack
Algemene informatie verkregen door inkijken van het dossier: Geboortedatum:
20/10/1922
Geboorteplaats:
Gentbrugge
Woonplaats:
Machelen
Nationaliteit:
Belg
Opname:
13/02/1999
Burgerlijke stand:
Weduwnaar
Diagnose: dementie, diabetes, daling van de zelfredzaamheid, ziekte van Korsakoff.
Vaardigheden: Sensomotorische functies en vaardigheden Er is bewegingsdrang, een motorische onrust aanwezig. Jack verplaatst zich nog overal zelfstandig en heeft hier geen grote problemen mee. Soms staat hij wat onstabieler. Hij heeft geen problemen met handvaardigheid.
Cognitieve functies en vaardigheden Er is een gestoord korte en lange termijngeheugen en er is desoriëntatie in tijd, plaats en persoon. Jack beschikt over een beperkte aandacht en is soms verward. Jack is dement en heeft de nodige sturing nodig.
Intrapersoonlijke functies en vaardigheden Jack is gemakkelijk te motiveren om aan activiteiten deel te nemen. Hij heeft een normaal zelfbeeld. Jack kan soms agressie uiten. Dit komt voornamelijk voor bij veranderingen en dingen die hij niet begrijpt.
Hoofdstuk V: De Voorbereiding
76
Interpersoonlijke functies en vaardigheden Er is spontaan contact in de één-één relatie, maar er is heel weinig groepsinteractie. Jack is rusteloos en heeft uitdrukkingsmoeilijkheden.
Recreatie Vroeger: voorzitter civiele bescherming, voorzitter vereniging Franco-Belge na de oorlog. Nu: werkt mee aan de meeste activiteiten.
5.7 De organisatie van de activiteiten Om alle activiteiten goed te kunnen uitvoeren, was er een degelijke voorbereiding nodig. Iedere week dienden er enkele regelingen getroffen te worden om alles vlot te laten verlopen.
-
Verzamelen van het nodige materiaal en materieel.
-
Wie neemt deel aan welke activiteit? Het opstellen van de groepjes.
-
Zorgen voor een praktische opstelling van de bewoners in de ruimte.
-
Als de activiteiten doorgaan in de voormiddag: afspraak met logistieke dienst om de deelnemers wat later soep te laten drinken.
- Verzamelen van het nodige materieel en materiaal
Om de activiteiten uit te voeren diende ik over het nodige materieel en materiaal te beschikken. Er was veel voor handen in het RVT zelf en de personeelsleden droegen een steentje bij als ik wegwerpmateriaal nodig had. Andere benodigdheden mocht ik zelf aankopen.
Het gebruikte materieel en materiaal en hun vindplaats Reeds aanwezig in het RVT: gekleurd papier, kleurpotloden, allerlei stofjes, plakaatverf, pritt en patex, naald en draad, stiften, crêpepapier, krantenpapier, wol.
Casa en Blokker: doeken, acrylverf, olieverf, stickers (bloemen).
Hobbywinkel Tiny’s te Kortrijk: allerlei stickers, klei (10 kg), zijde, zijdeverf en allesverf.
Hobbywinkel Origami te Ieper: oliepastelkrijt, houtlijm, vernis voor papier en karton.
Droomland te Kuurne: Grote parels, kader voor naaiwerkje
Shoppingcenter Bossaert te Lo-Reninge (Stock): nieuw fietswiel, goedkope kaders voor saxofoon en humor, versiering voor seizoenen
OKAY meubelen: kader voor notenbalk, posters fotografie
Hoofdstuk V: De Voorbereiding
77
Gifi: kaders voor collages en bloementuin
Houthandel Decadt te Vlamertinge: houten latten om kaders van de maken
- Wie neemt deel aan welke activiteit: het opstellen van de groepjes
Per activiteit werd een lijstje van mogelijke deelnemers opgesteld. Ik zorgde ervoor dat elk groepje telkens bestond uit zwakkere en sterkere bewoners zodat ze elkaar indien nodig konden aanvullen en helpen.
- Zorgen voor een praktische opstelling van de bewoners in de ruimte
Naargelang de grootte van de groep deelnemers en de aard van de activiteit bekeek ik op voorhand de mogelijke opstellingen in de ruimte. Daaruit koos ik dan de meest praktische opstelling waarbij ik o.a. rekening hield met deelnemers die zich moeilijk konden verplaatsen of in een rolstoel zaten, plaats voor het nodige materiaal en materieel, plaats voor toeschouwers, voldoende licht, voldoende bewegingsruimte voor begeleiders, … .
- Afspraak met logistieke dienst: deelnemers iets later soep laten drinken
Zowel met de logistieke dienst als met de deelnemers werd afgesproken dat de soep ‘s morgens pas na de activiteit, en dus iets later dan de andere bewoners, zou worden gedronken.
5.8
Doelstellingen per besproken deelnemer
In mijn voorbereiding stelde ik eveneens enkele doelstellingen op die ik belangrijk achtte en met deze mensen wou bereiken.
- Algemene doelstellingen
De positieve leefsfeer bevorderen en een positief leefklimaat scheppen. Een zinvolle, recreatieve en aangename dagbesteding aanbieden. Scheppen van de noodzakelijke ontspanning.
Onderhouden en stimuleren van de grove en fijne motoriek. Aan bod laten komen van de nog aanwezige mogelijkheden, talenten en kwaliteiten.
Bewoners zich waardevol en aanvaard laten voelen. Het zelfvertrouwen stimuleren.
Bevorderen van de communicatie en interactie tussen de bewoners. Een kans bieden om als begeleider en bewoner elkaar beter te leren kennen. Ervaring opdoen als begeleider (organisatie, groep of individueel, …).
Hoofdstuk V: De Voorbereiding
78
- Individuele doelstellingen
Naast de algemene doelstellingen was het mogelijk om voor iedere bewoner op zich enkele doelstellingen op te stellen. Het was dan ook belangrijk om binnen een groepsactiviteit de individuele noden en doelstellingen van de bewoners niet uit het oog te verliezen.
Marie:
• Bevorderen en stimuleren van de fijne handmotoriek en de oog-handcoördinatie. • Bevorderen van de aandacht en concentratie tijdens een activiteit. • Onderhouden van het herkennen en begrijpen van taal. • Stimuleren van het sociaal contact met andere bewoners.
Céline:
• Onderhouden en oefenen van de fijne handmotoriek. • Bevorderen van de aandacht en concentratie tijdens een activiteit. • Bevorderen van het uithoudings- en doorzettingsvermogen. • Sociaal contact bevorderen in de één-één relatie.
Charlotte:
• Onderhouden van de fijne handmotoriek. • Bevorderen en onderhouden van de verstandelijke functies: bv. keuzes maken, zaken benoemen.
Céléstine:
• Activeren van de bewoonster. • Onderhouden en verbeteren van de motoriek van rechterhand en – arm. • Onderhouden en oefenen van de algemene handmotoriek. • Stimuleren van de zintuigen.
Jack:
• Motorische onrust ombuigen in zinvol actief bezig zijn. • Onderhouden van de fijne handmotoriek. • Onderhouden en bevorderen van de communicatie met andere bewoners. • Bevorderen van aandacht en concentratie.
Hoofdstuk V: De Voorbereiding
5.9
79
Besluit
Bij het maken van de nodige voorbereidingen vond ik het belangrijk een duidelijk werkplan op te stellen. Mijn plan omvatte de doelgroep waarmee ik wou werken, de motieven, de doelstellingen en hoe ik deze doelstellingen wou bereiken.
Ik vond het eveneens van belang dat de instelling akkoord ging met het opgestelde werkplan. Naast de directie en de verantwoordelijke bewonerszorg, zorgde ik er ook voor dat alle personeelsleden van dit plan op de hoogte waren.
Vervolgens maakte ik binnen en buiten het RVT enkele afspraken. Dit om zo goed mogelijk voorbereid te zijn op de uitvoering van mijn plan.
Daarna ging ik over tot de selectie van de deelnemers. Omdat ik iedereen een kans wou geven om deel te nemen, stelde ik enkele vragen op in een enquête. Hierdoor kreeg ik een duidelijk beeld van de mogelijkheden en beperkingen en de voorkeuren van de geïnteresseerde bewoners.
Om de bewoners op een vlotte manier te laten deelnemen aan de creatieve activiteiten was er verder heel wat voorbereiding en organisatie nodig. Zo moest ik rekening houden met de opstelling in de ruimte, het aantal deelnemers en het materiaal en materieel.
Als laatste besprak ik de doelstellingen die ik belangrijk achtte en met de deelnemers wou bereiken.
Hoofdstuk VI: De uitvoering
Hoofdstuk VI: De uitvoering
80
Hoofdstuk VI: De uitvoering
6.1
Inleiding
Na het treffen van de nodige voorbereidingen kon ik beginnen met de uitvoering van de activiteiten (zie ook stappen OPPM). De groepsactiviteiten vonden plaats in de leefruimtes van leefgroep Groenendael en van leefgroep Klaverblad. De individuele activiteiten gingen meestal door in de kamers van de bewoners. Bij uitzondering werd de leefruimte van de leefgroep hiervoor gebruikt.
Omdat er te veel activiteiten doorgingen en ik die onmogelijk allemaal kan bespreken, heb ik er tien uitgekozen waaraan de besproken bewoners (zie Hoofdstuk V, punt 5.6.2) deelnamen.
In dit hoofdstuk geef ik eveneens kort de verschillen tussen groepsactiviteiten en individuele activiteiten.
Vervolgens breng ik de evaluatie van de individuele doelstellingen en als afsluiter volgt er een korte uiteenzetting van de tentoonstelling die we van de gemaakte kunstwerken hielden.
6.2
Hoe gebruikte ik het OPPM in de praktijk
Fase 1: Benoemen, valideren en prioriteren van de beperkingen in het handelen zoals de bewoner deze ervaart. Zie Hoofdstuk II, punt 2.2.
Fase 2: Selecteren van één of meerdere theoretische kaders. Zie Hoofdstuk 3, punt 3.3.
Fase 3: Analyseren van handelingscomponenten en omgevingsfactoren. Zie Hoofdstuk III, punt 3.4.1 en Hoofdstuk V, punt 5.3 en punt 5.6.
Fase 4: Inventariseren van sterke kanten en hulpbronnen van de bewoner en therapeut. Zie Hoofdstuk II, punt 2.3 en Hoofdstuk IV.
Fase 5: Opstellen van doelstellingen en maken van een plan. Zie Hoofdstuk III, punt 3.4.1 en Hoofdstuk V, punt 5.3 en punt 5.8.
Fase 6: Uitvoeren van de activiteiten volgens het vooraf opgestelde werkplan. Zie Hoofdstuk VI, punt 6.3.
Fase 7: Evalueren van het effect van de activiteiten. Zie Hoofdstuk VI, punt 6.6 en Algemeen besluit.
Hoofdstuk VI: De uitvoering
6.3
De uitvoering van de activiteiten
6.3.1
Activiteiten Marie
81
- Groepsactiviteit:
Schilderen met plakkaatverf (thema bloemen): 06/10/2004 Materiaal en materieel
Materiaal: Plakkaatverf
Materieel: Penselen Stift Schorten Mengpotjes Schilderdoek op raam Krantenpapier
Opstelling
= Marie
= begeleiders
= bewoners die deelnemen
Aandachtspunten
-
Bewoonster M. zit bij tafelgenote en heeft een goede zithouding.
-
De bewoners hebben geen hinder van elkaar: ze hebben genoeg plaats voor zich om hun mengpotjes en penselen te zetten en hebben een goed overzicht over alles.
-
Er is voldoende bewegingsruimte voor de begeleiders.
Hoofdstuk VI: De uitvoering
82
Omschrijving van de activiteit
-
Iedereen krijgt een schilderdoek waarop een bloem getekend staat.
-
Op het schilderdoek, dat al bevestigd is op een raam, staan de te gebruiken kleuren in potlood geschreven.
-
Eerst wordt de achtergrond geschilderd.
-
Daarna worden de blaadjes van de bloem één voor één geschilderd.
-
Vervolgens volgt het hartje van de bloem.
-
Als laatste worden de omtrekken van de bloem duidelijk aangebracht met een alcoholstift.
Verloop en observatie
Sensori-motorisch: -
Mevrouw deed zelf de schort over haar hoofd. Ze had wel hulp nodig om hem dicht te knopen op de rug.
-
Driepuntsgreep of tridigitale greep: moeilijk omdat het penseel niet dik genoeg was. Mevrouw hield eveneens het penseel te ver naar boven vast waardoor het schilderen moeilijker was.
-
De schilderborstel in de verf dopen gebeurde krampachtig.
-
Bilaterale coördinatie: mevrouw gebruikte haar rechterhand om te schilderen. Het doek tijdens het schilderen met de andere hand fixeren ging moeilijker (kan zijn dat mevrouw het nut ervan niet begreep).
Cognitief: -
Aandacht en concentratie: mevrouw kon zich moeilijk op het doel blijven richten. Als ze de blaadjes van de bloem moest schilderen deed ze dit eerst nauwkeurig, maar na een tijdje verslapte haar aandacht en schilderde ze over de lijnen heen.
-
Bevattingsvermogen: de opdrachten moesten vaak herhaald en voorgetoond worden. Mevrouw leek sommige instructies niet te begrijpen of het gezegde drong niet tot haar door.
Intrapersoonlijk: -
Mevrouw zei dit een leuke activiteit te vinden en lachte vaak.
-
Mevrouw was gemotiveerd om deel te nemen aan de activiteit.
Interpersoonlijk: -
Ze reageerde niet op opmerkingen van toeschouwers en had weinig contact met hen.
-
De relatie met de begeleider was niet optimaal. Mevrouw reageerde soms niet op ‘instructies’.
Hoofdstuk VI: De uitvoering
83
Evaluatie
-
Doordat er veel toeschouwers waren en die overal rond de tafel en schilders gingen zitten, was er geen plaats meer voor de begeleiders. De contactname met de bewoonster was daardoor moeilijker, o.a. oogcontact en het richten van haar aandacht.
-
De activiteit zelf was cognitief en motorisch niet te moeilijk voor de bewoonster. Het resultaat was goed.
Aandachtspunten naar volgende keer
-
Er moet beter gelet worden op de houding van de bewoonster: zit ze niet te ver van tafel, houdt ze penseel goed vast, … .
-
Er kunnen duidelijker afspraken gemaakt worden met de andere begeleiders.
-
Er moet rekening gehouden worden met de plaats van de toeschouwers bij de opstelling.
-
Er kan vooraf gekeken worden voor eventuele aanpassingen aan penselen (bv. verdikte handvaten).
-
Praktische zaken als een pot water om de gebruikte penselen in te zetten niet over het hoofd zien.
- Groepsactiviteit
Schilderen met acrylverf: 15/11/2004 Materiaal en materieel
Materiaal: Acrylverf
Materieel: Kranten en plakband Penselen Schort Water Doek
Opstelling
= begeleider = Marie = bewoners die deelnemen
Hoofdstuk VI: De uitvoering
84
Aandachtspunten
-
De bewoonster heeft een goede zithouding, dicht genoeg aan tafel.
-
Alle materiaal en materieel liggen binnen handbereik en er is een goed overzicht.
-
Er is voldoende plaats voor de begeleiders.
Omschrijving van de activiteit
-
De bewoonster krijgt een doek waarop twee figuren staan getekend.
-
Onder begeleiding worden de figuren geschilderd met acrylverf.
-
De bewoonster wordt aangemoedigd en ondersteund.
Verloop en observatie
Sensori-motorisch: -
Zithouding: mevrouw zat goed rechtop en dicht genoeg bij de tafel.
-
Grepen: mevrouw had problemen met de tridigitale greep. Ze hield het penseel krampachtig vast. Ze fixeerde het doek niet met haar linkerhand, werd hier op gewezen, maar verloor dit telkens weer uit het oog.
-
Oog-handcoördinatie: mevrouw had moeite om niet over de lijnen te schilderen. Als haar werd getoond waar ze precies moest schilderen, schilderde ze onder of boven de aangewezen plek. Haar ogen waren half open en ze staarde vaak voor zich uit.
Cognitief: -
Auditieve perceptie en bevattingsvermogen: mevrouw hoorde mijn opdrachten en ondersteuningen en voerde deze uit. Er was veel herhaling nodig.
-
Aandacht en concentratie: enkele malen moest er bijgestuurd worden, want mevrouw dwaalde soms af en maakte fouten.
Intrapersoonlijk: -
Mevrouw lachte vaak en leek uiteindelijk tevreden met het resultaat.
Interpersoonlijk: -
Er was weinig oogcontact tussen de bewoonster en de begeleider. Als hier uitdrukkelijk om gevraagd werd, deed ze dit uiteindelijk. Vaak keek ze star voor zich uit.
-
Er was soms geen reactie of ze antwoordde heel kort.
Evaluatie
-
Mevrouw kon zich maar kort concentreren, maar door de eenvoudige figuren die ze moest schilderen was er toch een mooi resultaat. De activiteit duurde niet te lang voor de bewoonster.
-
De opstelling was goed en er was voldoende plaats voor de begeleiders.
Hoofdstuk VI: De uitvoering
85
Aandachtspunten naar volgende keer
-
Er op letten dat mevrouw haar doek fixeert met haar linkerhand en deze niet op haar schoot blijft liggen.
- Groepsactiviteit
Aangeven en opplakken piepschuimpjes + schilderen (thema seizoenen): 17/11/2004 Materiaal en materieel
Materiaal: Piepschuimpjes Plakkaatverf
Materieel: Lijm Doek Penselen Kranten en plakband Water
Opstelling
= begeleiders = Marie
= bewoners die deelnemen
Aandachtspunten
-
De bewoonster heeft een goede zithouding, dicht genoeg aan tafel.
-
Alle materiaal en materieel liggen binnen handbereik.
-
Er is voldoende plaats voor de begeleider en deze zit dicht bij de bewoonster.
Omschrijving van de activiteit
-
De bewoonster krijgt een zakje met piepschuimpjes.
-
Ze haalt telkens een piepschuimpje uit het zakje en legt deze in de hand van de begeleider.
-
Samen worden de piepschuimpjes één voor één opgekleefd en aangedrukt
Hoofdstuk VI: De uitvoering
86
Verloop en observatie
Sensori-motorisch: -
Zithouding: mevrouw zat goed rechtop en dicht genoeg bij de tafel.
-
Grepen: mevrouw had deze dag minder problemen met de tridigitale greep. Het schilderen ging vlot. Ze had moeite met de subtermino-subterminale greep. De piepschuimpjes glipten vaak uit haar hand.
-
Oog-handcoördinatie: geen probleem. Enkel de beperkte greep zorgde voor problemen.
Cognitief: -
Mevrouw voerde de opdrachten die haar gevraagd werden correct en ijverig uit.
-
Aandacht en concentratie: geen probleem.
Intrapersoonlijk: -
Mevrouw lachte niet veel.
Interpersoonlijk: -
Er was een goed onderling contact tussen de bewoonster en de begeleider.
-
Mevrouw reageerde op opdrachten en begeleiding.
Evaluatie
-
Mevrouw was geconcentreerd en ijverig bezig.
-
De opstelling was goed en er was voldoende plaats voor de begeleiders.
-
Alles lag op een goede plaats.
Aandachtspunten naar volgende keer
-
6.3.2
Bewoonster goed uitleggen wat de bedoeling is, wat we aan het knutselen zijn.
Activiteiten Céline
- Individuele actviteit
Kleuren met oliepastelkrijt (thema bloemen): 08/10/2004 Materiaal en materieel
Materiaal: Oliepastelkrijt
Materieel Zwart blad waarop met wit potlood bloemen getekend staan
Hoofdstuk VI: De uitvoering
87
Opstelling
= begeleider = Céline
Aandachtspunten
-
Mevrouw zit comfortabel, goed recht en dicht genoeg bij de tafel.
-
Er is voldoende verlichting.
-
We werken in de kamer van de bewoonster zodat het rustig is.
-
Mevrouw heeft haar hoorapparaatjes in.
-
Er is een goed overzicht over de tafel en alles ligt binnen handbereik.
Omschrijving van de activiteit
-
Mevrouw krijgt een zwart blad papier waarop in wit potlood grote bloemen staan getekend.
-
Verder worden de oliepastelkrijtjes overzichtelijk en binnen handbereik voor haar gelegd.
-
Mevrouw kiest de kleuren die ze wil gebruiken en kleurt de bloemen (De achtergrond niet).
Verloop en observatie
Sensori-motorisch: -
Zithouding: mevrouw zat goed rechtop en dicht genoeg bij de tafel. Er waren geen problemen.
-
Grepen: Mevrouw had moeite met de driepuntsgreep. Ze hield de krijtjes krampachtig vast.
-
Mevrouw was snel moe en beefde.
Cognitief: -
Auditieve perceptie en bevattingsvermogen: mevrouw hoorde en begreep de mondelinge opdracht duidelijk.
-
Aandacht en concentratie: verminderde even. Dit was te merken aan het feit dat ze even buiten de lijntjes kleurde. Ze zei dat de ziekte van Parkinson haar parten speelde en er werd een korte pauze ingelast. Daarna ging het weer goed.
-
Visuele perceptie: mevrouw had moeite bij het kiezen van de kleuren. Ze dacht dat zwart, bruin was,… .
Hoofdstuk VI: De uitvoering
88
Intrapersoonlijk: -
Mevrouw zei dat het lang geleden was dat ze gekleurd had en dat ze dat niet zo graag deed. Ze zei dat ze veel liever spelletjes speelde.
-
De bewoonster moest gemotiveerd worden om deel te nemen en lachte niet gedurende de activiteit.
Interpersoonlijk: -
Er was een spontane communicatie tussen de begeleider en de bewoonster. De communicatie kwam van beide kanten.
-
Mevrouw zei dat ze enorm zweette en last had van haar ziekte.
Evaluatie
-
Mevrouw deed de activiteit niet graag.
-
De tridigitale greep ging moeilijker, maar is wel doenbaar.
-
Het resultaat mocht er wezen, maar de activiteit moet nog iets verder afgewerkt worden.
-
De bewoonster moest gemotiveerd worden voor dit soort activiteit.
Aandachtspunten naar volgende keer
-
Een activiteit vinden die mevrouw meer aanspreekt en eventueel samenwerken met een andere bewoner om de communicatie te bevorderen.
6.3.3
Activiteiten Charlotte
- Individuele activiteit
Overschrijven gedichten (thema bloemen): 13/10/2004 Materiaal en materieel
Materiaal: Balpen Stift
Materieel: Blad papier met lijntjes Gedichten
Hoofdstuk VI: De uitvoering
89
Opstelling
= Charlotte = begeleider
Aandachtspunten
-
Er is voldoende plaats op de tafel en mevrouw heeft een goed overzicht over alles.
-
Alles ligt binnen handbereik.
-
De voorbeeldgedichtjes zijn duidelijk en groot genoeg uitgeschreven.
-
Mevrouw heeft een goede zithouding en zit dicht genoeg bij de tafel.
Omschrijving van de activiteit
-
Mevrouw krijgt een blad papier met lijntjes (A3 formaat).
-
Daarnaast wordt het uitgeschreven gedicht gelegd zodat mevrouw dit goed kan zien.
-
Het gedicht wordt groot genoeg overgeschreven met een zwarte stift (bedoeling om het gedicht uit te hangen in de gang). De structuur van het gedicht wordt gevolgd.
Verloop en observatie
Sensori-motorisch: -
Driepuntsgreep of tridigitale greep: geen probleem, mevrouw hanteerde het schrijfgerief correct.
-
Bilaterale coördinatie: geen probleem.
-
Mevrouw schrijft altijd heel klein. Het lukte haar niet om groter te schrijven waardoor het geschrift met de stift onduidelijk was. We schakelden over naar balpen en dit lukte wel goed.
Cognitief: -
Aandacht en concentratie: mevrouw was geconcentreerd bezig. Ze snapte niet echt dat ze telkens per (half) zinnetje een nieuwe lijn moest nemen. Ze moest hier enkele malen op gewezen worden. Het gebeurde meerdere malen dat mevrouw een woord uit de vorige zin in haar volgende zin gebruikte omdat ze niet goed mee volgde op haar blad en nog met de vorige zin in haar gedachten zat. Ze zag dit telkens zelf in.
Hoofdstuk VI: De uitvoering
-
90
Bevattingsvermogen: mevrouw begreep de opdracht. Ze had meer moeite met het begrijpen van de structuur van het gedicht: telkens een nieuwe lijn nemen.
Intrapersoonlijk: -
Mevrouw zei dit een leuke activiteit te vinden.
-
Mevrouw was gemotiveerd om deel te nemen aan de activiteit.
Interpersoonlijk: -
Er was een goede wisselwerking tussen de begeleider en de bewoonster. Mevrouw vertelde dat ze heel graag schrijft en leest en praatte hier honderduit over.
Evaluatie
-
Mevrouw vond dit een leuke activiteit. Het was wel jammer dat het niet lukte om groter te schrijven. We hebben dit probleem achteraf bekeken en beslist om het gedicht in te scannen en met de computer te vergroten.
-
De activiteit was anders wel geslaagd.
Aandachtspunten naar volgende keer
-
Balpen i.p.v. stift meenemen.
-
De lijntjes uitgommen zodat je dit niet ziet bij het afdrukken.
- Individuele activiteit
Versieren gedichten (thema bloemen): 15/10/2004 Materiaal en materieel
Materiaal: Zelfklevende bloemetjes Stiften
Materieel: Blad papier waar het gedicht opgeschreven staat
Opstelling
= Charlotte = begeleider
Hoofdstuk VI: De uitvoering
91
Aandachtspunten
-
Er is voldoende plaats op de tafel.
-
Er is een goed overzicht over de materialen waaruit mevrouw kan kiezen.
-
Mevrouw heeft een goede zithouding en zit dicht genoeg bij de tafel.
Omschrijving van de activiteit
-
Mevrouw krijgt het blad papier met haar geschreven gedicht (A3 formaat).
-
Voor haar worden de materialen gelegd waaruit mevrouw kan kiezen.
-
Mevrouw kiest de versiering uit en samen kleven we die op.
Verloop en observatie
Sensori-motorisch: -
De klevertjes moesten worden losgemaakt door de begeleider, maar mevrouw kleefde ze zelf op het blad. Ze nam de klevertjes over met de subtermino-subterminale greep. Ze had hier geen problemen mee.
-
Bilaterale coördinatie: geen probleem.
Cognitief: -
Aandacht en concentratie: mevrouw was geconcentreerd bezig.
-
Bevattingsvermogen: mevrouw begreep de opdracht. Ze had haar tijd nodig bij het uitkiezen van de versiering. Ze wou enkel de stickertjes en niet de stiften gebruiken.
Intrapersoonlijk: -
Mevrouw zei dit een leuke activiteit te vinden.
-
Mevrouw was gemotiveerd om deel te nemen aan de activiteit.
Interpersoonlijk: -
Er was een goede verhouding tussen de begeleider en de bewoonster. Mevrouw vertelde over vroeger en hoe graag ze bloemen ziet, … .
Evaluatie
-
Mevrouw vond dit een leuke activiteit. Het resultaat was geslaagd.
Aandachtspunten naar volgende keer
-
Eventueel meer versiering.
Hoofdstuk VI: De uitvoering
6.3.4
92
Activiteiten Célèstine
- Groepsactiviteit
Stempelen met kurken (thema dieren): 14/10/2004 Materiaal en materieel
Materiaal: Plakkaatverf
Materieel: Kurken Groot paneel met afbeelding van panter Schorten Mengpotjes Krantenpapier
Opstelling
= bewoners die deelnemen
= begeleiders
= Célèstine
Aandachtspunten
-
De afbeelding is groot genoeg.
-
Mevrouw heeft overzicht over alles.
-
Alle materiaal is aanwezig en binnen handbereik. Er zijn voldoende kurken.
Omschrijving van de activiteit
-
Het paneel wordt op de tafel gelegd.
-
De bewoners krijgen elk een kurk en een kleur verf bij zich. (deze kleuren worden gebruikt: geel, oranje en zwart voor de panter en groen voor de achtergrond)
-
De bewoners stempelen met hun kurken in de panter tot deze opgevuld is.
-
Daarna wordt de omgeving er rond in het groen gestempeld.
Hoofdstuk VI: De uitvoering
93
Verloop en observatie
Sensori-motorisch: -
Mevrouw kon de kurk moeilijk vastpakken. Het ging enigszins met de palmaire greep. De kurk werd door de begeleider in de verf gedompeld.
-
Mevrouw kon haar rechterarm niet ver strekken, waardoor ze enkel aan de rand van het blad kon. Het feit dat mevrouw in een rolstoel zit met tafelblad is hiervoor niet optimaal.
Cognitief: -
Bevattingsvermogen: de opdracht moest telkens herhaald worden. Mevrouw begreep niet goed wat er verwacht werd. Er moest telkens gezegd worden dat ze de kurk moest op en neer heffen.
Intrapersoonlijk: -
Mevrouw lachte, vooral als er tegen haar gepraat werd.
Interpersoonlijk: -
Er moest duidelijk en luid gepraat worden en er moest oogcontact zijn zodat mevrouw de opdracht begreep. Zo wist ze ook wie tegen haar praatte en dat het tegen haar was.
-
De relatie met de begeleider was zeer moeilijk. Ze moest telkens gestimuleerd en blijvend begeleid worden.
-
Mevrouw had geen contact met andere bewoners.
Evaluatie
-
Deze activiteit was niet zo goed. Het werkoppervlak was te groot waardoor sommige bewoners moeilijk aan de afbeelding konden.
-
De opstelling van alle bewoners rond de tafel was niet optimaal.
Aandachtspunten naar volgende keer
-
De werktafel moet kleiner en toeschouwers moeten eventueel op de tweede rij geplaatst worden.
-
Er kunnen duidelijker afspraken gemaakt worden met de andere begeleiders.
-
Er moet een concrete selectie gebeuren van de bewoners die toekijken en de bewoners die meedoen.
-
De activiteit moet beter voorbereid worden.
-
Er kan praktischer gewerkt worden!
-
Meer inspelen op de zintuigen met bv. kleuren, het voelen aan materialen,… .
Hoofdstuk VI: De uitvoering
94
- Groepsactiviteit
Schilderen op zijde (thema dieren): 25/11/2004 Materiaal en materieel
Materiaal: Zijdeverf Gutta (contourmiddel) Potlood
Materieel: Zijde (90 op 90 cm) Houten kader om zijde op te spannen Punaises Schorten Krantenpapier Potjes Penselen
Opstelling
= bewoners die deelnemen
= Célèstine
Aandachtspunten
-
De afbeelding is groot genoeg.
-
Alles is aanwezig en binnen handbereik.
-
Er zijn voldoende penselen en potjes verf.
-
C. heeft overzicht over alles.
= begeleiders
Hoofdstuk VI: De uitvoering
95
Voorbereiding door de begeleiding
-
Zijde wordt op doek gespannen met punaises.
-
Tekeningen worden op de achterkant van de zijde aangebracht met potlood.
-
Aan de voorkant komen de tekeningen iets door de zijde en worden ze overtrokken met de gutta.
-
Wachten tot de gutta droog is.
-
Testen met water of de gutta geen vloeistof doorlaat.
Omschrijving van de activiteit
-
Het houten kader waarop de zijde gespannen is wordt op tafel gelegd.
-
C. krijgt een penseel en enkele kleuren zijdeverf bij zich.
-
Ze duwt het penseel in stippen op de zijde, de verf vloeit vanzelf open.
-
Zo worden de tekeningen en de achtergrond samen met de andere deelnemers volledig ingekleurd.
Verloop en observatie
Sensori-motorisch: -
C. kon haar schort zelf niet aandoen en had hier volledige hulp voor nodig.
-
Zithouding: mevrouw zat scheef in haar rolstoel, ze neigde naar de rechterkant. Dit werd gecorrigeerd door de begeleiding. Het tafelblad van de rolstoel werd weggenomen zodat mevrouw dichter bij tafel kon zitten en ook beter bij de tekening kon.
-
C. had moeite met het vasthouden van het penseel. Het ging een beetje met de palmaire greep. Ze werd hierin gestuurd en geholpen door een begeleidster.
-
Mevrouw kon haar rechterarm amper strekken en kon zo moeilijk bij de tekening.
Cognitief: -
Bevattingsvermogen: de opdracht moest telkens herhaald worden. De begeleidster moest telkens zeggen wat C. moest doen en haar hierin helpen. Mevrouw kon niet zelfstandig werken, maar kreeg wel veel zintuiglijke prikkels: stemmen, kleuren, geuren, … .
Intrapersoonlijk: -
Mevrouw glimlachte, vooral als er tegen haar gepraat werd.
Interpersoonlijk: -
De begeleidster hield een duidelijk oogcontact met C. en praatte luid genoeg tegen haar.
-
De relatie met de begeleidster was zeer moeilijk. Ze moest telkens gestimuleerd en blijvend geholpen worden.
-
Mevrouw had geen contact met andere bewoners.
Hoofdstuk VI: De uitvoering
Evaluatie
-
Mevrouw zat dicht genoeg aan tafel, maar had toch nog moeite om te schilderen.
-
C. heeft moeite met de fijnere grepen en moet telkens geholpen en gestuurd worden.
-
Mevrouw lijkt wel te genieten van de activiteit en krijgt heel wat prikkels.
-
De bewoners zaten goed verdeeld en er was voldoende bewegingsruimte voor de begeleiders.
Aandachtspunten naar volgende keer
-
Blijven prikkels aanbieden en blijven betrekken bij activiteiten.
-
Een duidelijke begeleiding bieden met oog voor sociaal contact.
6.3.5
Activiteiten Jack
- Individuele activiteit
Schilderen met plakkaatverf (thema bloemen): 23/11/2004 Materiaal en materieel
Materiaal: Plakkaatverf
Materieel: Penselen Stift Schort Mengpotjes Schilderdoek op raam Krantenpapier
Opstelling
= Jack
= begeleider
96
Hoofdstuk VI: De uitvoering
97
Aandachtspunten
-
Bewoner J. zit dicht genoeg bij de tafel en heeft een goede zithouding.
-
De bewoner heeft een goed overzicht over alles en alles ligt binnen handbereik.
-
Er is voldoende bewegingsruimte.
Omschrijving van de activiteit
-
J. krijgt een schilderdoek waarop een bloem getekend staat.
-
Eerst wordt de achtergrond geschilderd.
-
Daarna worden de blaadjes van de bloem één voor één geschilderd.
-
Vervolgens volgt het hartje van de bloem.
-
Als laatste worden de omtrekken van de bloem duidelijk aangebracht met een alcoholstift.
Verloop en observatie
Sensori-motorisch: -
J. deed zelf de schort over zijn hoofd. Hij had hulp nodig om hem dicht te knopen op de rug.
-
Driepuntsgreep of tridigitale greep: J. had hier geen moeite mee.
-
Bilaterale coördinatie: J. gebruikte zijn linkerhand als hulphand om het doek te fixeren.
-
J. schuifelde af en toe met zijn voeten.
Cognitief: -
Aandacht en concentratie: J. was gedurende de ganse activiteit geconcentreerd bezig en schilderde mooi binnen de lijnen.
-
Bevattingsvermogen: J. begreep de mondelinge opdracht. Er was hier en daar wel wat ondersteuning nodig: bv. tonen wat hij moet schilderen, wat de beste volgorde was, … .
-
J. had moeite bij het kiezen van de kleuren en bij het benoemen ervan. Hij had hier hulp bij nodig: samen benoemen en beslissen.
Intrapersoonlijk: -
J. was heel gemotiveerd om deel te nemen aan de activiteit.
-
Toen ik vroeg of hij dit graag deed, bevestigde hij dit.
Interpersoonlijk: -
J. reageerde op opmerkingen en liet zich vlot begeleiden.
-
J. vertelde zelf heel weinig.
Hoofdstuk VI: De uitvoering
98
Evaluatie
-
De contactname met J. verliep soms wat moeilijker door zijn uitdrukkingsmoeilijkheden, maar hij staat wel open voor sociale contacten.
-
De activiteit zelf was cognitief en motorisch niet te moeilijk voor de bewoner. Het resultaat was goed.
-
J. zei deze activiteit graag te doen en leek heel tevreden.
-
J. was tijdens de activiteit rustig en had geen grote bewegingsdrang (behalve af en toe met voeten schuifelen).
Aandachtspunten naar volgende keer
-
Verder werken op het sociale contact.
-
Verder afleiden van bewegingsdrang.
- Groepsactiviteit
Boetseren (thema: kerst): 02/12/2004 Materiaal en materieel
Materiaal: Chamotteklei (vier kilo per persoon) Water
Materieel: Satéprikkers Schorten Potjes Plastieken onderleggers
Opstelling
= bewoners die deelnemen = Jack
= begeleiders/studenten
Hoofdstuk VI: De uitvoering
99
Aandachtspunten
-
J. zit dicht genoeg aan tafel en heeft een goed overzicht.
-
Er is voldoende plaats (bewegingsruimte) voor de andere bewoners, studenten en begeleiders.
-
Er is een goed overzicht over alles en alle materiaal en materieel ligt binnen handbereik.
Omschrijving van de activiteit
-
J. en alle andere deelnemers krijgen elk vier kilo klei.
-
Ze moeten elk een figuur van de kerststal maken en krijgen hier een eenvoudige tekening van. J. krijgt de opdracht Maria te boetseren.
-
Per bewoner is er een student die hen begeleidt. De student stuurt en helpt indien nodig.
Verloop en observatie
Sensori-motorisch: -
J. deed zelf de schort over zijn hoofd. Hij had hulp nodig om hem dicht te knopen op de rug.
-
Zithouding: J. zat goed rechtop en dicht genoeg aan tafel.
-
J. schuifelde met zijn voeten en stond soms rechtop om te werken. Hij bleef ter plekke en liep niet rond de tafel. Hij had een voorovergebogen houding.
-
J. had geen grote moeite om met de klei te boetseren. Hij had wel hulp nodig van een studente om er echt Maria van te maken.
Cognitief: -
Aandacht en concentratie: J. was geconcentreerd bezig.
-
Bevattingsvermogen: J. had sturing en hulp nodig van een studente. Hij begreep de opdracht niet helemaal.
-
Het was moeilijk voor J. om een beeld van Maria te maken ook al was er een tekening met een voorbeeld.
Intrapersoonlijk: -
J. was gemotiveerd om deel te nemen aan de activiteit.
-
Toen ik vroeg of hij dit graag deed, bevestigde hij dit.
Interpersoonlijk: -
J. reageerde op opmerkingen en liet zich vlot begeleiden door de studente.
-
J. zocht zelf ook contact met de studente en gaf soms opmerkingen.
-
Hij luisterde naar de begeleiding.
Hoofdstuk VI: De uitvoering
100
Evaluatie
-
J. zocht zelf toenadering, maar bleef moeite hebben met zijn uitdrukkingsmoeilijkheden.
-
De activiteit zelf was motorisch niet te moeilijk voor de bewoner. Cognitief was het iets moeilijker voor J., maar met de begeleiding van de studente verliep dit vlot en het resultaat was goed. Hij kon zich gemakkelijk concentreren op de activiteit.
-
J. was tijdens de activiteit rustig en had geen grote bewegingsdrang (behalve af en toe met voeten schuifelen en rechtstaan tijdens het werken). Hij bleef ter plaatse.
Aandachtspunten naar volgende keer
6.4
-
Verder werken op het sociale contact.
-
Bewegingsdrang verder onderdrukken.
-
Blijven sturen en duidelijk begeleiden als er problemen zijn.
Het verschil tussen de groepsactiviteiten en de individuele activiteiten
Door zowel activiteiten in groep als individueel uit te werken, merkte ik hier een duidelijk verschil in op. Niet alleen vragen groepsactiviteiten veel meer energie en voorbereiding. Er is ook sprake van een totaal andere begeleiding.
Groepsactiviteiten
Individuele activiteiten
• Er zijn indien mogelijk meerdere
• Er is één begeleider.
begeleiders.
• Er moet rekening gehouden worden met toeschouwers en plaats voor de begeleiders.
• Er zijn meestal geen toeschouwers (soms familieleden) en er is voldoende plaats voor de begeleider.
• Er is een goede communicatie nodig tussen de deelnemers onderling, tussen
• Er is een goede communicatie nodig tussen de deelnemer en de begeleider.
de deelnemers en de begeleiders en tussen de begeleiders.
• De activiteit gaat door in de leefruimte. De
• De activiteit gaat door in de kamer
opstelling wordt aangepast aan het aantal
van de deelnemer. We nemen plaats
deelnemers.
aan de vierkante tafel die zich in de kamer bevindt.
Hoofdstuk VI: De uitvoering
• Als begeleider mag je de individuele noden van alle deelnemers niet uit het oog ver-
101
• Als begeleider kan je je volledige aandacht richten op de deelnemer.
liezen. Er moet dus voldoende aandacht zijn voor elke deelnemer.
• Als begeleider moet je een duidelijke leiding geven aan de groep zodat ieder zijn taak
• Als begeleider kan je sturend werken indien nodig.
weet.
• Het werktempo van een deelnemer kan
• De deelnemer bepaalt zijn eigen werktempo.
afhangen van het werktempo van een andere deelnemer of van de hele groep.
- Individuele activiteiten in groep
Naast de gebruikelijke groepsactiviteiten waarbij we samen aan één kunstwerk werkten, werd er ook individueel gewerkt in groep. Dit hield in dat we in groep samenkwamen, maar dat elke bewoner een eigen werk maakte. Het voordeel hiervan was dat er een groepsfeer aanwezig was en dat de oudere zelf kon kiezen hoe hij zijn werk invulde. Hij hoefde geen afspraken te maken met anderen of zich neer te leggen bij andermans keuzes.
- Individuele activiteiten die bijdragen tot een gezamenlijk eindresultaat
Naast de gewone individuele activiteiten met een individueel resultaat, werd er ook individueel gewerkt aan kunstwerken die deel zouden uitmaken van een groter geheel. Zo bestond het uiteindelijke werk uit afzonderlijke stukken die elk op een persoonlijke manier samengesteld waren.
Zelf werkte ik zowel graag met een groep als met één enkele bewoner. Het verloop van een groepsactiviteit kon wel veel inspanning en energie vragen vanuit de begeleiding wegens de nood aan een goede voorbereiding, het zoeken naar een juiste opstelling en het feit dat je rekening moest houden met de individuele noden en de groepsnoden. Het begeleiden van individuele activiteiten had het voordeel dat je als therapeut je volle aandacht op die ene oudere kunt richten.
Hoofdstuk VI: De uitvoering
6.5
De evaluatie van de individuele doelstellingen
Marie:
• De fijne handmotoriek en de oog-handcoördinatie werden zeker bevorderd. Bv. Marie schilderde en kleefde dingen op. Ze leerde haar linkerhand te gebruiken om te ondersteunen. • Marie leerde aandachtig en geconcentreerd bezig zijn tijdens een activiteit. Bv. Marie moest de zelfde kleuren bij elkaar leggen en binnen de lijnen schilderen. • Er werd geoefend op het herkennen en het begrijpen van taal, maar omdat het dementieproces verder vorderde, werd dit na een tijdje moeilijker voor Marie. Bv. Marie moest echt gestuurd worden in haar werk. Ik moest haar dingen voortonen en eventueel haar hand leiden. • Er was tijdens de activiteiten meer contact met andere bewoners dan op andere tijdstippen van de dag. Bv. Als begeleider kon ik er ook energie insteken om het contact wat te sturen tussen de bewoners.
Céline:
• De fijne handmotoriek werd tijdens de activiteiten bij Céline zeker geoefend. Bv. Kleuren en tekenen. • De aandacht en concentratie werden bij Céline bevorderd. Bv. Binnen de lijnen kleuren, dingen natekenen. • Céline leerde langer doorzetten tijdens een activiteit. • Céline zocht gedurende de activiteiten gemakkelijk sociaal contact met de begeleider. Bv. Er was meer tijd en er waren geen storende omgevingsfactoren.
Charlotte:
• De fijne handmotoriek werd bij Charlotte zeker onderhouden. Bv. teksten overschrijven met balpen. • Tijdens de activiteiten werd er ook gewerkt aan de verstandelijke functies. Bv. Charlotte moest keuzes maken, moeilijke zinnen overschrijven en spellen, … .
Célèstine:
• Célèstine werd geactiveerd door deel te nemen aan de activiteiten. Ze werd hierin eveneens goed begeleid. • Tijdens de activiteiten was er aandacht voor de motoriek van rechterarm en –hand. Bv. Meer ondersteunende functie, stempelen onder sturende begeleiding.
102
Hoofdstuk VI: De uitvoering
103
• Ook de algemene handmotoriek werd tijdens de activiteiten onderhouden. Bv. stempelen, schilderen. • De zintuigen werden gestimuleerd. Bv. ruiken aan verf, felle kleuren gebruiken, voelen aan zijde.
Jack:
• Tijdens de activiteiten werd het mogelijk voor Jack om zijn motorische onrust om te buigen in zinvol actief bezig zijn. Bv. Stilzitten en schilderen i.p.v. schuifelen met voeten en rond tafel lopen. • De fijne handmotoriek werd onderhouden. Bv. knippen, schilderen, kleuren, plakken. • Tijdens de activiteiten was er ook sociaal contact met ander bewoners. Bv. Er was ook vlugger contact als er iets moest gedeeld worden of als er moest samengewerkt worden. • Jack slaagde erin geconcentreerder te werken en met aandacht te werken tijdens een activiteit. Bv. We maakten de activiteiten niet te lang voor Jack. Jack was sowieso meestal erg gemotiveerd om deel te nemen aan de creatieve activiteiten.
6.6
De tentoonstelling
De tentoonstelling vond plaats op zaterdag 11 december 2004 in RVT Home ’t Hoge. Om praktische redenen werden de rondleidingen enkel gegeven om 15.00 uur en om 16.00 uur. Alle ingeschreven bezoekers werden hiervan op de hoogte gesteld.
In overleg met mijn begeleiders (ergotherapeuten) en de verantwoordelijke bewonerszorg koos ik er voor om geen foto’s uit te hangen tijdens de tentoonstelling om de privacy van de bewoners en hun familie optimaal te respecteren. De foto’s werden wel ingebundeld en worden nu als herinnering in het RVT bewaard.
Om de vijftig geïnteresseerde bezoekers zo vlot mogelijk rond te leiden, werkten we met vier begeleiders. We verdeelden de bezoekers in vier groepjes van vijf tot acht personen zodat iedereen de kunstwerken goed kon bezichtigen en tegelijkertijd ook de nodige uitleg van de begeleider hoorde. Ik had op voorhand vier verschillende routes uitgestippeld zodat de groepen elkaar niet hinderden en toch de volledige rondleiding kregen. Er werd eveneens rekening gehouden met bezoekers of bewoners die moeilijk de trap konden nemen. Zij konden tijdens de rondleiding de lift nemen en waren ongeveer op hetzelfde tijdstip op de plaats van bestemming als de andere bezoekers. Er moest dus niet gewacht worden op elkaar.
Voor de start van de rondleidingen kreeg iedere bezoeker een brochure. Hierin kon men dan na of tijdens de rondleiding de nodige uitleg vinden bij elk kunstwerk.
Hoofdstuk VI: De uitvoering
104
De brochure vindt u niet in de bijlagen, maar los van dit eindwerk. De twee werken horen echter wel samen.
Als afsluiter was er voor iedereen een (non-alcoholisch) drankje voorzien en kon er nog even rustig worden nagepraat over de rondleidingen en de kunstwerken. Vele bezoekers waren verwonderd over de resultaten en we (begeleiders en bewoners) kregen heel wat positieve feedback. De bewoners waren trots op hun werk.
6.7
Besluit
Doorheen dit project gebruikte ik de verschillende fasen van het OPPM. Dit model was voor mij een duidelijke leidraad en de verschillende stappen zijn logisch te volgen en zorgden dat ik niets over het hoofd zag.
In dit hoofdstuk besprak ik verder de uitvoering van tien activiteiten waaraan de besproken bewoners (Hoofdstuk V, punt 5.6.2) deelnamen.
Tijdens de activiteiten deed ik heel wat ervaring op over het begeleiden van groepen en het begeleiden van individuen. Ik leerde als begeleider veel over mezelf en zag de grote verschillen tussen groepsactiviteiten en individuele activiteiten in. Daardoor leerde ik ook met verschillende zaken rekening te houden.
Na de uitvoering van de activiteiten werden de individuele doelstellingen geëvalueerd en als laatste beschreef ik kort het verloop van de tentoonstelling die we van de gemaakte kunstwerken hielden.
105
Algemeen besluit Conclusies Kunstprojecten en creatieve activiteiten uitwerken met ouderen vraagt duidelijk heel wat organisatie. Als ergotherapeut heb je veel voorbereidingswerk en er moet tevens een goede samenwerking aanwezig zijn met andere personeelsleden en de directie. Ook buitenstaanders kunnen leuke ideeën aanbrengen.
Naast de voorbereiding heb je als therapeut een goed zicht nodig op de mogelijkheden en beperkingen van de deelnemers, maar ook op hun behoeften. Het is belangrijk mensen persoonlijk aan te spreken en tijd te maken voor vragen en bedenkingen, hen te motiveren.
Tijdens het voorbereiden en organiseren van de activiteiten kan je gemakkelijk iets over het hoofd zien. Daarom is het handig om een duidelijke leidraad te hebben. Het model dat ik koos, het OPPM, was voor mij gemakkelijk toepasbaar en zorgde er voor dat ik niets vergat. De stappen binnen het OPPM volgen elkaar ook logisch op en kunnen naar eigen keuze ingevuld worden.
Binnen het OPPM wordt het opstellen van een werkplan zeker belangrijk geacht. Zo heb je voor jezelf en collega’s een duidelijk overzicht waarop je altijd kan terugvallen. Het biedt je de mogelijkheid om algemene en individuele doelstellingen te formuleren en stil te staan bij de persoon, het handelen en de omgeving.
Voor en tijdens de activiteiten is het goed je manier van begeleiden eens te bekijken. Er is immers een groot verschil tussen een groepsactiviteit of een individuele activiteit, tussen demente ouderen of enkel fysiek beperkte ouderen, … . Vergeet niet dat je eigen houding eveneens van grote invloed is.
De uiteindelijke uitvoering van de activiteiten verliep vlot en de resultaten waren prachtig. De bewoners kunnen terecht trots zijn op hun werk.
Evaluatie Het hoofdprobleem dat zich stelde binnen RVT Home ‘t Hoge, namelijk de omgeving die moest opgefleurd worden om de huiselijke sfeer te waarborgen en de bewoners een zinvolle dagbesteding en plezier te bieden, werd zeker bereikt. Zowel bewoners, personeelsleden en familieleden als buitenstaanders en directie waren tevreden met het resultaat en er kwam heel wat positieve feedback.
106
Naast dit probleem werden er zeker ook heel wat dieperliggende behoeftes aangepakt. Volgende algemene doelstellingen werden bereikt:
De positieve leefsfeer bevorderen en een positief leefklimaat scheppen. Een zinvolle, recreatieve en aangename dagbesteding aanbieden. Scheppen van de noodzakelijke ontspanning.
Onderhouden en stimuleren van de grove en fijne motoriek. Aan bod laten komen van de nog aanwezige mogelijkheden, talenten en kwaliteiten.
Bewoners zich waardevol en aanvaard laten voelen. Het zelfvertrouwen stimuleren.
Bevorderen van de communicatie en interactie tussen de bewoners. Een kans bieden om als begeleider en bewoner elkaar beter te leren kennen. Ervaring opdoen als begeleider.
Voor een meer uitgebreide evaluatie van de indivuele doelstellingen verwijs ik naar Hoofdstuk VI, punt 6.7.
Voorstellen en tips Als ergotherapeuten moeten we veel meer kunnen openstaan voor wat creatieve activiteiten te bieden hebben. Dit soort activiteiten zijn immers heel nuttig en er kan aan heel wat doelstellingen worden gewerkt. Het geeft ons eveneens de kans om moeilijkheden op te sporen en aan te pakken.
Om creatieve activiteiten uit te werken is er ook voldoende ruimte en begeleiding nodig. Zorg ervoor dat je kunt rekenen op de hulp van je collega’s, dat er een goede samenwerking is.
Als je creatief bezig wil zijn is het belangrijk dat je over heel wat kleuren beschikt en dat je de bewoner zelf laat bepalen welke kleuren hij kiest. Het staat immers vast dat ouderen kleuren op een andere manier zien en dus andere keuzes maken dan jongere mensen. Het maakt hun kunstwerk persoonlijk en origineel.
Bronvermelding BOEKEN AVELINGH, M., Schilderen, boetseren en tekenen als kunstzinnige therapie, Christofoor, 2002, juli, 96 blz.
BAEYENS, J.-P., VANDEWOUDE, M., PELEMANS W., e.a. Geriatrie, dagelijkse praktijk, Pfizer N.V., 2de editie, 2002, 417 blz. BAGNALL, B., Het complete handboek tekenen en schilderen, 2de druk, Cantecleer bv, De Bilt, 1991, 336 blz.
BOSSAERT, BING A., Menselijk handelen, systhematisch behandelen, 1989, blz. 16 BYTTEBIER, I., Creativiteit. Hoe? Zo!, 2de druk, Lannoo, Tielt, 2002, 280 blz.
COGEVAL, G., Post-Impressionists, engelse vertaling, W.S. Konecky Associates, New York, 1988, 187 blz. COOREMAN-MASSIE, D., ‘Kom een beetje bij mij zitten’, animatie in het rusthuis, 4de druk, Acco, Leuven, 1995, 208 blz. DRS. BRAAM, W., DRS. BRUNT, E., De ziekte van Parkinson, serie Spreekuur Thuis, 5de druk, Inmerc, 2002, 93 blz.
DR. DE COCK, L., Eeuwig jong; ouder van lichaam, jong van geest, Lannoo, Tielt, 2002, 283 blz.
OSTERWOLD, T., Pop Art, Taschen/Librero, Köln, 2003, 240 blz. REMMERSWAAL, J., Begeleiden van groepen, groepsdynamica in praktijk, 1ste druk, zesde oplage, Bohn Stafleu Van Loghum, Houten/Diegem, 1999, 240 blz.
VERDULT, R., Dement worden: een kindertijd in beeld, Intro, Baarn, 1997, 236 blz.
ARTIKELS ARTS, N.J.M., Het syndroom van Korsakov: ontstaan en geheugenstoornissen, Patiënt Care/neuropsychiatrie 1 gedragsneurologie, overdruk, 2004, augustus, 9 blz.
BROCHURES CHRISTELIJKE MUTUALITEIT, Dementie, als je niet meer weet dat je vergeet, brochure, Favorit, Hoboken, 2003, 51 blz.
MULLIE, J.-M., e.a., RVT Home ‘t Hoge, brochure voor studenten ergotherapie, Kortrijk, 11 blz.
INTERNET http://mediatheek.thinkquest.nl/~klb040
http://users.online.be/homethoge
http://www.dementie.be
http://www.eorthopod.com
http://www.ergotherapie.nl/leden/copm/copm
http://www.fimo-frutsels.fol.nl
http://www.korsakovsyndroom.nl
http://www.kunstbus.nl/verklaringen/kunst
http://www.rivm.nl/vtv/object_class/kom_vergrijzing
http://www.vandale.be
EINDWERKEN DEWEER, S., Groepsreminiscentie bij ouderen: het verleden herleeft, niet-gepubliceerd eindwerk, Kortrijk, 2003, juni, 117 blz.
MODELINGE INFORMATIE HERPELS, V., Mondelinge mededeling, Klei-atelier, De Branding, Heule, 2005, februari
CURSUSSEN CLARISSE, C., Het syndroom van Korsakow, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool WestVlaanderen, opleiding ergotherapie, Kortrijk, 2004-2005, 7 blz.
DE GROOTTE, D., Introductie Creatief Denken, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool WestVlaanderen, opleiding ergotherpaie, Kortrijk, 2003-2004, 32 blz.
DE GROOTE, D., Neurologie, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, opleiding ergotherapie, Kortrijk, 2003-2004, 79 blz.
DE GROOTE, D., Pathologie van het beweginsstelsel, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool WestVlaanderen, opleiding ergotherapie, Kortrijk, 2003-2004, 68 blz.
VERFAILLIE, A., Begeleiden van groepen, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, opleiding ergotherapie, 2002-2003, 116 blz.
VERFAILLIE, A., Gerontologie – Geriatrie, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, opleiding ergotherapie, Kortrijk, 2003-2004, 133 blz.
VERFAILLIE, A., Methodiek en didactiek, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, opleiding ergotherapie, Kortrijk, 2002-2003, 29 blz.
WILLEM, G., Basismodule, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, opleiding ergotherapie, Kortrijk, 2002-2003, 67 blz.
NIET-GEPUBLICEERDE WERKEN Boone, L., niet-gepubliceerd praktijkwerk, Stella Marisinstituut, opleiding jeugd- en gehandicaptenzorg, Kortrijk, 2003-2004
DEWEER, S., e .a., Ergotherapie in RVT Home ‘t Hoge, niet-gepubliceerd werk, Kortrijk, 2004, 12 blz.
DUYVEJONCK, R., Client Centered Practice, weergave powerpointpresentatie, Kortrijk, 2002, mei, 13 blz.
Kwalitatief onderzoek van het functieprofiel van de ergotherapeut, versie 1-1-2005
Lijst met figuren Figuur 1: Aantal ouderen in de periode 2000-2050, CBS prognose 2000
10
Figuur 2: Subchondraal bot
32
Figuur 3: Canadian Occuaptional Performance Model
41
Figuur 4: Occupational Performance Process Model
43
Figuur 5: Fasen Occupational Performance Proces Model
44
Bijlagen Bijlage 1: Model van Reed en Sanderson Bijlage 2: Begeleiden van groepen Bijlage 3: Plattegrond Home ‘t Hoge Bijlage 4: Tijdschema Bijlage 5: Uitnodiging Bijlage 6: Verschillende grepen Bijlage 7: Creativiteit Artikel 1 Bijlage 8: Creativiteit Artikel 2 Bijlage 9: Enkele foto’s
Bijlage 1: Het model van Reed en Sanderson
1
HET MODEL VAN HET MENSELIJK HANDELEN Om de complexiteit en de multi-axialiteit van het menselijk handelen te omschrijven, gebruiken de auteurs Reed en Sanderson een schema met drie concentrische cirkels, die elk een andere factor in dit handelen voorstellen.
Monsey
2
onderscheidt in dezelfde orde:
Assesment of Performance components: -
Evaluation of Sensory Integration,
-
Evaluation of Cognitive Function,
-
Evaluation of Social Interaction.
Assesment of Occupational components: -
Evaluation of Family Interaction ;
-
Evaluation of Activities of Daily Living,
-
Evaluation of School/Work,
-
Evaluation of Play, Leisure, Recreation,
-
Evaluation of Temporal Adaptation.
De begrippen uit het model van Reed en Sanderson zouden aldus omschreven kunnen worden in onze Nederlandse taal:
1
2
Reed, K.L. en Sanderson, S.R.,Concepts of Occupational Therapy, Williams en Wilkins Company, Baltimore/ London 1980 Mosey, Anne Cronin, Psychosocial components of occupational therapy, Raven Press, New York, 1986, blz. 319-334
TREFWOORDLIJST REED EN SANDERSON
1
FUNCTIEGEBIEDEN: Sensorisch-motorisch functiegebied
-
Reflexen
-
Spiertonus
-
Mobiliteit
-
Coördinatie
-
Uithoudingsvermogen
-
Fysieke vaardigheden : staan, gaan, lopen, springen, bilaterale bewegingen, manipuleren van voorwerpen, …
-
Prothese/orthese evaluatie
-
Proprioceptie
-
Sensorische status : kwantitatief, kwalitatief
-
Sensorische-motorische status : interactie van de twee functies
-
Evenwicht
-
Tactiele perceptie
-
Auditieve perceptie
-
Visuele perceptie
Sensorische en motorische vaardigheden
-
Balans en evenwicht
-
Kijken en zien
-
Tactiele discriminatie
-
Bilaterale coördinatie
-
Visueel-motorische coördinatie
-
Visueel ruimtelijk bewustzijn
-
Taal- en luistervaardigheden
-
Algemene motorische coördinatie
-
Mobiliteit
-
Fijne motorische coördinatie
-
Handvaardigheid
-
Spierkracht
-
Uithoudingsvermogen
-
Werktolerantie/het aankunnen van werk
1
WILLEM, G., Basismodule, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, opleiding ergotherapie, 2002-2003, 68 blz.
Cognitief functiegebied
-
Attentie, concentratie
-
Geheugen
-
Tijdsorganisatie, tijdsplanning
-
Cognitieve stijl
-
Communicatie : verbaal, niet-verbaal
-
Bevattingsvermogen
-
Conceptvorming
-
Integratie van het geleerde, generalisatie
-
Vermogen om te oordelen
-
Probleemoplossend vermogen
Cognitieve vaardigheden
-
Zich iets eigen kunnen maken
-
Zich in iets kunnen verplaatsen
-
Zich op een doel blijven richten
-
Relatie kunnen leggen oorzaak-gevolg
-
Verschillende situaties tegelijkertijd het hoofd kunnen bieden
-
De aandacht kunnen onderbreken zonder de doelstelling uit het oog te verliezen
-
Putten uit ervaringen uit het verleden
-
Gevolgtrekkingen maken
-
Onderscheid maken, overeenkomsten en verschillen zien
-
Onderdelen in verband brengen met het geheel
-
Abstraheren
-
Generaliseren
-
Rangschikken
-
Logische volgorde kunnen aanhouden
-
Redeneren
-
Realistisch kunnen oordelen
-
Alternatieven zien
-
Alternatieven evalueren en beoordelen
-
Keuze maken
-
Organiseren en plannen op grond van een keuze
-
Besluiten trekken
-
Plannen ten uitvoer kunnen brengen
-
Druk van buitenaf kunnen weerstaan
-
Weerbaarheid
-
Haalbare prioriteiten stellen
-
Prioriteiten kunnen aanhouden
Intrapersoonlijk functiegebied
-
Driftleven
-
Objectrelaties
-
Zelfbeeld, concept van eigen identiteit
-
Autonomie, onafhankelijkheid, vermogen tot zelfstandig handelen
-
Verdedinginsmechanismen
-
Realiteitstoetsing
-
Motivatie
-
Competentie
-
Synthese vermogen, vermogen tot integreren (bv. alle levensrollen tot één leven in zijn geheel integreren)
Psychologische vaardigheden
-
Opgewassen zijn tegen tijdsdruk
-
Kunnen omgaan met dubbelzinnnigheid, ambiguïteit
-
Bij afwezigheid van leiding, toch zelf kunnen handelen
-
Toevalligheden accepteren, iets op het spel kunnen zetten
-
Kunnen sublimeren
-
Daadkracht kunnen kanaliseren
-
Gevoelens de baas blijven
-
Gedrag kunnen aapasssen, beschikken over verschillende manieren van reageren
-
Behoeftebevrediging kunnen uitstellen
-
Compromis kunnen sluiten zonder verlies van eigenwaarde
-
Persoonlijke bevrediging kunnen nastreven en ondergaan
-
Kunnen investeren, zich verbinden met externe zaken, personen, gebeurtenissen
-
Eigen vaardigheden, bekwaamheden, beperkingen kunnen onderkennen
-
Toezicht van anderen kunnen aanvaarden
-
Zichzelf van anderen kunnen onderscheiden
-
Haalbare doelen nastreven en verwachtingen koesteren die haalbaar zijn
-
Opgewassen zijn tegen kritiek, succes, falen, concurrentie
-
Beschikken over vertrouwen in eigen kunnen, daadkracht, causatie
-
Zelfrespect, zelfvertrouwen, intrinsieke motivatie
-
Het gevoel hebben autonoom te zijn
-
Zichzelf beschouwen als een zelfstandig handelend persoon
Interpersoonlijk functiegebied
-
Dyadische interactie: de één-één relatie
-
Groepsinteractie
-
Rolgedrag, rolverwachtingen, vaardigheden om rollen te vervullen, …
-
Sociale vaardigheden
Interpersoonlijke/sociale vaardigheden
-
Kunnen omgaan met relaties tussen gelijken
-
Kunnen omgaan met gezag : aanvaarden en hanteren van gezag
-
Het vermogen hebben te ontvangen, te geven, te delen
-
Vertrouwen kunnen schenken
-
Kunnen beantwoorden aan gevoelens en behoeften van anderen
-
Warmte kunnen geven
-
Respect kunnen hebben
-
Redelijke verwachtingen stellen tegeover anderen
-
Kunnen samenwerken in onderlinge afhankelijkheid
-
Leiding kunnen geven
-
Kunnen functioneren als lid van een groep
-
Het vermogen hebben om een positieve respons van anderen te ontlokken
HANDELINGSGEBIEDEN: Zelfredzaamheid
-
Zelfverzorging
-
Dagindeliing
-
Maaltijden
-
Kleding
-
Eigen kamer
-
Communicatie
-
Maatschappelijke participatie
-
Gebruik van geld
Productiviteit
-
School, opleiding
-
Huishoudelijk werk
-
Verzorgen van anderen
-
Klusjes aankunnen
-
Beschut werken
-
Vrijwilligerswerk
-
Loondienst
-
Werkloosheid
Ontspanning
-
Binnenshuis
-
Buitenshuis
Bijlage 2: Begeleiden van groepen
Groepsproces
Voorfase
Fase 1
Fase 2
Fase 3
Centrale thema
Prioriteit
Identiteit
Affectiviteit
Openheid
Behoeften
Sociaal belang
Duidelijkheid
Interpersoonlijke
Zelfrealisatie
m.b.t. de groep
verbondenheid
Stereotypering
Sympathie/
Afweermechanis-
antipathie
men
Uitgangssituatie
Discriminatie
(weerstand en aangrijpingspun t)
Communicatie -
Aard
Signalering
Pseudointeractie
Interactie
Communicatie
-
eenheid
Ideaalbeelden
Cognitieve
Affectieve
Persoonlijke
Wenselijkheden
opvattingen,
ervaringen,
belevingen,
zienswijzen
benaderinswijzen
zijnswijzen
Beïnvloeding -
Vorm
Indoctrinatie
Inwilliging
Identificatie
Internalisatie
-
Effect
Motivatie
Kennis
Vaardigheden
Houdingen
Evenwichtspatro Programma van
Taakstructuur van
Relatiepatroon
Groepsklimaat
nen
de groep
wensen
Doel
Vaststelling beleid
Ontwerpen
Ontwikkelen om-
Vormen van
m.b.t groeps-
trategie m.b.t.
gangsvormen
oriëntaties m.b.t.
vorming
structuur
m.b.t. groeps-
groepsproces
functioneren
Methodiek -
Inhoud
Organisationeel
Structureel
Relationeel
Individueel
Groepsdoel
-
Cohesie
-
-
Relatiepatron-
-
Sociale functie -
-
Samenstelling
-
Rolstructuur
-
Activiteiten
-
Programma
-
Bevoegdheden -
Normen en
en -
procedures
waarde -
Wijze van functioneren
Persoonlijke
Personen in groepsklimaat
-
Procesgebeuren
-
-
Procedure
Zelfregulatie
Beleidsbepaling
Besluitvorming
Evaluatie
Feedback
Agogische
Onderzoeken en
Luisteren en
Observatie,
Zich openstellen
activiteiten
rapporteren
samenvatten
meevoelen,
en eigen beleving
empathie
verwoorden
Agogische functie
Beleidsadviseur
Organisatiedeskun Groepswerkenr
Procesbegeleider
dige
-
Interactionist
-
-
Structuralist
-
Discussieleider -
Catalysator
-
Voorzitter
-
Trainer
Therapeut
-
Facilitator
Bijlage 3: Plattegrond Home ‘t Hoge
Gelijkvloers
Eerste verdieping
Tweede verdieping
Bijlage 4: Tijdschema (Dit schema werd enkele malen bijgeschaafd) Dinsdag 5 oktober Voormiddag: -
Individueel : M.-L. D.C. (Handwerk hond)
Benodigdheden: -
Wol : bruin, zwart, beige, blauw
-
Naald : groot
-
Schaar
-
Lap stof
Woensdag 6 oktober Namiddag: -
Groepsactiviteit : R.D. M.C. A.D. M.B. (Schilderen bloemen)
Benodigdeheden : -
Verf
-
Schorten
-
Penselen
-
Potjes
-
Zwarte alcoholstift
-
Katoenen achtergrond
-
Voorbeeld
Vrijdag 8 oktober Voormiddag : -
Individueel : C.D. (werken met pastelkrijt)
Benodigdheden : -
Gekleurd papier : donker
-
Oliepastelkrijt
Dinsdag 12 oktober Voormiddag: -
Individueel: M.-L. D.C. (handwerk hond)
Woensdag 13 oktober Namiddag : -
Groepsactiviteit : R.D. M.C. e.a. (werken met kroonkurken)
Benodigdheden : -
Kroonkurken
-
Sterke lijm
-
Achtergrond
-
Voorbeeld
Donderdag 14 oktober Namiddag : -
Groepsactiviteit Groenendael (Stempelen met kurken)
Benodigdheden : -
Afbeelding : grote panter
-
Gele, zwarte, oranje, groene verf
-
Schorten, potjes, kranten
-
Ev. Handschoenen
-
Kurken
Vrijdag 15 oktober Voormiddag : -
Individueel : M.N. (Overschrijven gedicht en versieren)
Benodigdheden : -
Stift, balpen, versiering, blad, voorbeeld, gedichten, lijm, schaar
Dinsdag 19 oktober Voormiddag : -
Individueel : V. (Schaap beplakken)
Benodigdheden : -
Watte
-
Lijm
-
Kleurpotloden
-
Schaar
-
Afbeelding
Woensdag 20 oktober Namiddag : -
Groepsactiviteit : M.C. R.D. M.-L. D.C. J.D. (seizoenen : twee uitwerken)
Benodigdheden : -
wegwerpmateriaal
-
Verf, penselen, schorten, kranten, potjes
-
Stift
-
Sterke lijm
Donderdag 21 oktober Thema mode uitwerken
Maandag 25 oktober Namiddag : -
Groepsactiviteit (Twee andere seizoenen)
zie 20 oktober
Dinsdag 26 oktober Voormiddag : -
Individueel : R.D. (collage)
Benodigdheden : -
Prenten
-
Lijm
-
Schaar
Woensdag 27 oktober Namiddag -
Groepsactiviteit Mannen (Werken rond thema sport : de koers)
Donderdag 28 oktober Namiddag -
Groepsactiviteit Groenendael ( zijdeschilderen)
Benodigdheden : -
Zijde
-
Gutta
-
Zijdeverf
-
Penselen, potjes, kranten, schorten
-
Potlood
-
Raam en punaises
Vrijdag 29 oktober Voormiddag : -
Individueel : T.B. (Saxofoon)
HERFSTVAKANTIE LESWEEK 2 WEEK VAN DE DERDE LEEFTIJD
Dinsdag 23 november Voormiddag : -
Indivdueel : M.N. (Gedichten)
Woensdag 24 november Namiddag : -
Groepsactiviteit : M.C. R.D. M.-L. D.C. J.D. (Afwerken seizoenen)
Vrijdag 26 november Voormiddag : -
Individueel : R.D. (Collage)
Dinsdag 30 november Afspreken technische dienst om werken op te hangen
Woensdag 1 december Sinterklaas
Donderdag 2 december Studenten tweede jaar ergotherapei : werken met klei (vijf bewoners)
Vrijdag 3 december Afwerken
Maandag 6 december Afwerking
Woensdag 8 december Afwerking
Vrijdag 10 december Afwerking
Zaterdag 11 december Tentoonstelling
Bijlage 5: Uitnodiging
UITNOD DIGING G Wij nodigen u van harte uit op onze TENTOONSTELLING!!!
Wat precies? Rondleidingen langs de zelfgemaakte kunstwerken van de RVT – bewoners.
Wanneer? Zaterdag 11 december 2004 Rondleidingen om 14u – 15u – 16u
Waar? RVT Home ’t Hoge ’t Hoge 57 8500 Kortrijk
Inschrijven voor 1 december is noodzakelijk en kan per fax, telefoon of door bijgevoegd invulstrookje af te geven aan Dhr. Mullie J.M., Mevr. Verfaillie A. Tel: 056/ 21 85 34 Fax: 056/ 25 76 32
--------------------------------------------------------------------------------------Naam: ___________________________ Graag zou ik de rondleiding volgen van: 14u 15u 16u
Bijlage 6: Verschillende grepen
PINCETGREEP =
TERMINO-TERMINALE (op einde) GREEP
SUBTERMINO-SUBTERMINALE (bijna op einde) GREEP
Duim en wijsvinger
DRIEVINGERTOPPENGREEP = TRI-DIGITALE GREEP
Duim – wijsvinger – middelvinger
SLEUTELGREEP = SUBTERMINO-LATERALE GREEP
PALMAIRE GREEP Alle vingers zijn betrokken Krachtigste greep die er is Kracht duim = kracht andere vingers
DIGITO-PALMAIRE GREEP Bv. Handtas, emmer dragen, …
LATERO-LATERALE GREEP Wijs- en middenvinger Laterale kant
Bijlage 7: Creativiteit Artikel 1
Creativity Delivers Growth to the Aging Brain: A new medical model by Russ Barnes From FOCUS Volume 15, Number 1, January-February 2003 What food most nourishes the human brain? Omega 3 fish oil? Spinach? Ginko extract? Choline supplements? What nourishes the brain far more than any of the above--especially for those in the second half of life--is creativity, or what medical literature calls "a challenging and rich environment." So answers Gene D. Cohen, M.D., Ph.D. whose book, The Creative Age: Awakening Human Potential in the Second Half of Life (Quill, an imprint of HarperCollins, 2001) outlines the science as well as the behavioral strategies that keep an aging brain in fine fettle beyond its years. Creativity Thrives on Limitation Cohen's definition of creativity is simple. The creative spirit thrives on being confronted with limited resources and the challenges such limitation brings. "All contributions to society come about wherever there is something profoundly needed," explains Cohen, a professor at George Washington University. "But often that need cannot easily be met by conventional practices or perceived supply. This limitation forces the brain to meet a challenge, to develop a 'work-around,' to come up with a simple solution born of necessity and creative exertion." To bring into existence something new that is valued by society creates, according to Cohen, "a feeling of mastery and contribution." That, in turn, leads not only to self-esteem within us when we are older, but also brings about compensating regeneration of anatomical brain capacity. Even the mass and weight of the brain may increase as a result of regular creative exertion, a phenomenon scientists call "neurogenesis." The old model of the aging brain portrayed a no-growth rigidity. All the neurons, in that view, are established in a human being by age two. From there it is all downhill, neurons dying off--never to be regenerated again at alarming rates, especially after the age of fifty. While it was believed that the dying cells of other organs such as the liver, pancreas, and skin could be replaced by new ones, the brain cells, once lost it was believed, were gone forever.
The Plasticity of the Aging Brain A new medical model, constructed over the past decade, has changed our understanding of the brain. Contrary to the old view, the word "plasticity" now characterizes the latest understanding of the aging brain. The brain is flexible well into old age and can, like the creative spirit itself, overcome limitations. Cohen illustrates this with an example of a patient in whom stroke damaged part of his frontal lobes. Other parts of his brain compensated and reorganized to take up the slack. The main reason for this flexibility of the brain, even in old age, is that the brain is a communications organ of astounding power. Neurons--100 billion of them in the human brain--are cellular transmitting and receiving stations allowing for 100 trillion original connections among them, referred to as synapses. The organization of the brain in many ways resembles that of the internet where "servers" are decentralized and offer backup redundancy to any part of the network which happens to be temporarily, or even permanently, "down." The brain makes connections among neurons by transmitting messages using neurotransmitters, electrochemical substances such as serotonin and acetylcholine. While total numbers of neurons and the volume of available neurotransmitters may decrease with age, some functional parts of the brain have the capacity to grow in later life. These are the receptor sites known as dendrites--gangly, extending, antenna-like appendages to the neuron that pick up messages from many other neurons. "Neurotransmitters are released and exchanged between the dendrites of neighboring neurons," explains Cohen, "much like squirrels jumping from the branches of one tree to the other. The more dendrites that sprout--and so the more branches that reach out--the richer then is the communication." Creative Behavior Delivers the Brain into Novel Environments Behavior--the behavior of the brain's "owner"--is sometimes as important to healthy mental functioning as are bio-chemical and genetic factors. The new model of the brain requires certain behavioral disciplines. William Greenough, in a 1970's University of Illinois study, documents the growth of dendrites in the brains of older animals as these animals interact with a "novel environment." The study notes that lab animals raised in "enriched environments"--that is, in cages with such playthings as wheels and toys--had thicker cerebral cortexes, larger neurons, and more numerous synapses than did lab animals reared in traditional, sterile laboratory cages. Cohen expands upon the importance of this research for human beings. He makes the case that creativity is a behavioral discipline that makes for the richest, most novel environment possible--at any age. Cohen illustrates the special significance of creativity in older age by referring to Erik Erikson's eight stages of human growth. These stages begin with early childhood and move through adolescence to the last stage, mature adulthood, characterized, according to Erikson, by a conflict between integrity and
despair. Cohen chooses to call this last life stage, occurring sometime after the age of fifty, as "the liberation stage." "After age fifty," Cohen says, "it's time to do the right thing." It was after that age that Mark Twain began saying the things he always wanted to say. George C. Marshall became Chief of Staff U.S. Army at age 59, bringing about victory over the Nazis and then spearheading the Marshall Plan. Michelangelo was appointed architect of St. Peter's in Rome at age seventy-two. These few examples are not so much the exception as they are the rule as many move into older age. Empirical studies support Cohen's understandings. One of them is described by Molly Wagster, Ph.D., Program Director of the Neuropsychology of Aging (Neuroscience and Neuropsychology of Aging Program) of the National Institutes on Aging (NIA) in Bethesda, Maryland. Dr. Wagster reports a correlational study which tracked the engagement older people have with their environment: some with a rich engagement in such activities as reading the newspaper as compared to watching sit-coms on television--and similar comparisons of the effects of rich/less rich activities. The reports which Wagster details (such as Yaakov Stern, N. Scarneas, "Influence of Leisure Activity on Alzheimer's," 2001) show that, over time, older people who engage in richer and more novel activities have a statistically significant lower incidence of Alzheimer's disease than do those who engage in less rich activities. Wagster invokes the folk wisdom: "Use it or lose it." Referring to the health of the brain, creativity, it seems, may be one of the best ways not to lose it. Russ Barnes is a writer, playwright, and consultant who works from Bethesda, Maryland. His web address may be found at home.earthlink.net/~rbarnes7/Bio.htm. Russ may be reached at
[email protected], 301.564.3741, or 5200 Pooks Hill Road, Bethesda, MD 20814.
Bijlage 8: Creativiteit Artikel 2
Creativity may play key role in healthy aging The Associated Press Updated: 6:27 p.m. ET May 3, 2004 Do singing, painting and other pursuits have health benefits? It’s an odd medical meeting that features Rodgers & Hammerstein and brilliantly colored paintings rather than, say, X-rays. What does belting out “Oklahoma” or putting oil to canvas have to do with brain health? Perhaps a lot, when the singers are active 70- and 80-year-olds and the painters are in the throes of dementia. Creativity, some scientists say, may play an important role in healthy aging — conversely, the ill can shed extraordinary light on just how the brain perceives art. “Even though our brains age, it doesn’t diminish our ability to create,” says Dr. Bruce Miller, a behavioral neurologist at the University of California, San Francisco. Are physical benefits real? The big question, as arts projects become more common in retirement and nursing homes, is whether tapping elders’ creativity truly brings them physical health benefits as well as joy. And if so, what works best? The National Institute on Aging and Society for the Arts in Healthcare brought scientists and artists together last month to galvanize interest in research on creativity to find out. Mental decline once was thought inevitable with aging. Scientists now know that’s not true, and the brain continually rewires and adapts itself even in old age. Even dementia “doesn’t wipe out all aspects of creativity,” says Miller. Indeed, some forms release astounding abilities to draw by people who never before did so, providing important clues to where the brain houses creative abilities. Take Jack, a businessman who claimed he’d never even been in an art museum. About the time he noticed problems speaking, he also began compulsively painting canvases full of brightly colored lines.
His painting improved — he even won awards — as the language center of his brain decayed. By the time he painted a stunningly vivid purple and yellow portrait of a parrot, “He no longer knew what a bird was,” recalls Miller. Jack had an illness often confused with Alzheimer’s called “frontotemporal dementia.” It initially spares the parietal lobes important for visual artistry even as it destroys other regions crucial for verbal skills, Miller explains. With Alzheimer’s, in contrast, early damage to visual-artistry areas leaves patients unable to copy simple geometric designs. 'We’re way beyond bingo' So illness can affect creativity — but how does being creative affect healthy elders? Consider the show tune-belting Senior Singers Chorale, who are part of an unusual four-year study. Dr. Gene Cohen of George Washington University is tracking the Arlington, Va.-based chorus and similar arts programs for independent seniors in New York and San Francisco. His theory is that the challenge of learning from professionals — “we’re way beyond bingo” — improves mental, and possibly physical, health. The singers’ average age is 80; the youngest is 65 and the oldest 96. Some have even shown up for weekly rehearsal grieving a spouse’s death, and “afterward they say, ‘I feel better,”’ said chorus director Jeanne Kelly of the Levine School of Music. “It’s emotionally really good for them.” Activities offer more than social support Final study results are due next year, but preliminary data suggest participants get more than support: Compared with their elderly neighbors, they suffer less depression, make about three fewer doctor visits a year, take two fewer medications and have increased their other activities. “We all probably could have told him that to begin with,” laughs Betty Gail Elliott, 73, who joined the chorus with her 84-year-old sister. “When you have interesting things to do, you tend to be more outgoing and have a more positive attitude, and therefore you are more healthy.” In a poem to Cohen and Kelly, she wrote: “Our eyes may be dimmer than they were, our hearing may not be too hot. But friends, you just better believe we make the most of what we’ve got.” Taken together, research like Miller’s and Cohen’s could help arts groups better select projects to offer to different groups of elders.
It even could influence what art decorates their walls: Older people won’t see blues as well as reds. The eye’s light-sensing abilities change with normal aging, says University of California, Los Angeles, neuroscientist Dahlia Zaidel, who flips through masterpieces by an aging Renoir to show that colorperception changes hit just about everyone.
Bijlage 9: Enkele foto’s