Processieweg 4 1860 Meise Tel : 02/2693352
[email protected]
www.schooltjevanoppem.be
Kroniek van het Montessori-onderwijs in ’t Schooltje van Oppem
DE MONTESSORISCHOOL IN OPPEM
't Schooltje van Oppem is een van de weinige scholen in Vlaanderen die te werk gaat volgens de visie van Maria Montessori, een Italiaanse opvoedkundige. Zij was de voorloopster van kindgerichte scholen en kindgericht onderwijs.
WIE EN WAT ZIJN WIJ ? Elk kind heeft periodes waarin het zeer gevoelig is om bepaalde dingen te leren. Tijdens deze gevoelige periodes leert het gemakkelijk en snel. Buiten deze periodes gaat het veel moeizamer. Elk kind heeft bovendien een eigen ritme. Dit eigen ritme houdt zowel het tempo in waarmee kinderen dingen leren, als de hoeveelheid leerstof die zij kunnen verwerken. Sommige kinderen wensen reeds te leren lezen gedurende de derde kleuterklas, anderen zijn hier pas aan toe op het einde van wat traditioneel het eerste studiejaar genoemd wordt.
De aanpak in de Montessorischool respecteert deze verschillen omdat individueel leren dit onderscheid mogelijk maakt. U mag verwachten dat uw kind zich goed voelt in deze school, juist omdat zijn/haar tempo gerespecteerd wordt. Wat we niet kunnen is de specifieke mogelijkheden van uw kind veranderen (van een traag kind maken we geen vluggerd, maar een vluggerd wordt ook niet afgeremd). Dingen die kinderen leren zijn leerinhouden... Kennis is een leerinhoud (voorbeeld: wie was Karel de Grote ?), maar ook inzichten (voorbeeld: inzien waarom voorwerpen naar beneden vallen) en methoden (voorbeeld: informatie kunnen opzoeken in een woordenboek) zijn leerinhouden. Voor ons zijn attitudes (voorbeeld: nauwkeurig kunnen werken) nog het belangrijkst van allemaal. Kijk maar naar de tien Montessoriregels. Het is belangrijker dat onze kinderen zich als mens kunnen ontwikkelen dan dat zij allerlei feiten, welke later toch weinig bruikbaar zijn, kunnen opdreunen.
U mag verwachten dat uw kind andere dingen leert. Dingen die later, in de humaniora en verder, belangrijk zijn en die de nodige creativiteit in uw kind stimuleren. U mag verwachten dat uw kind veel weet, maar vooral dat zijn/haar houding rijper is door in onze school te leren leren. Wel respecteren wij het leerplan van het katholiek onderwijs. Dit betekent dat kinderen in onze school dezelfde leerinhouden verwerken als in een andere school, alleen op een andere manier en op een eigen individueel ritme.
INDIVIDUEEL LEREN ? De Montessorischool beschikt over een uitgebreid gamma van handelingsmateriaal speciaal ontworpen voor dit soort onderwijs. Dit materiaal biedt aan onze kinderen de nodige uitdaging om te leren. Elk kind kan dit materiaal individueel gebruiken. Leren gebeurt met schokken, wat pedagogen inzichtssprongen noemen. Bij deze sprongen is het Montessorimateriaal van essentieel belang. Te meer omdat het materiaal zelf de gemaakte fouten corrigeert.
Van in de onderbouw leren de kinderen met dit materiaal werken en leren zo al doende. Montessori stelde vast dat kinderen net zo lang een activiteit herhalen tot ze die volledig onder de knie hebben. Pas dan krijgen ze interesse in iets anders. Gebruikmakend van hun mogelijkheden wordt van de kinderen een zekere hoeveelheid activiteiten verwacht per dag. In principe mogen zij kiezen op welk moment zij aan wat werken. Onze leerkrachten begeleiden de kinderen hierbij. Zij zijn hiertoe speciaal opgeleid. Zij volgden een langdurige cursus in Nederland en behaalden allen het getuigschrift. De leerkrachten zijn het materiaal bij uitstek. Zij observeren de kinderen, begeleiden hen bij het werk en helpen de kinderen de inzichten onder woorden te brengen. De leerkracht heeft als taak aan elk kind die leerstof aan te bieden waar het aan toe is, zodat ieder zijn eigen tempo kan volgen. Wij menen dat verder werken op basis van slechte of onvoldoende inzichten verkeerd is. Tot echt inzicht verworven is blijft het kind werken met het gepaste materiaal. Dit vermijdt veel frustratie. Uiteraard hebben we ook nog oog voor groepswerk. Een aantal activiteiten gebeuren in groepjes of in klassikaal verband. Voor sommige leerinhouden (bijvoorbeeld Frans) bestaat voorlopig geen goed individueel materiaal. Om deze leermethodes te realiseren is een goed klimaat tussen de leerlingen echt belangrijk. Omdat de kinderen hun werk mogen kiezen, mogen ze ook door de klas lopen om hun werkjes te pakken of om met andere kinderen te
werken. Er wordt hen geleerd rustig te zijn en de anderen niet te storen bij hun werk. Kinderen helpen mekaar, de wijze waarop de “bouwen” samengesteld zijn, namelijk kinderen van verschillende leeftijden, speelt hier op in. De jongeren leren van de ouderen en de ouderen helpen de jongeren.In plaats van de concurrentie aan te scherpen willen we zo het elkaar helpend karakter aanmoedigen.
Het kind moet dit met behulp van materiaal en leerkracht verwerken. Het kind wordt niets voorgekauwd. Het moet zelf inzichten verwerven. Schrik dus niet als uw kind u straks om uitleg komt vragen. U engageert zich om in de opvoedende relatie met uw kinderen de schoolfilosofie ook te laten doordringen.
U mag verwachten dat uw kind diepgaande inzichten heeft en niet louter truuks kent om allerlei oefeningen op te lossen. Dit in een positief klimaat. Onze school is NIET een opvangcentrum voor kinderen die elders niet kunnen volgen, evenmin is het een school voor kinderen met gedragsproblemen. Individueel leren geschiedt in een rustige geconcentreerde sfeer, leerlingen helpen elkaar hierbij en dit moet echt mogelijk zijn anders komt de wijze waarop geleerd wordt echt in het gedrang. De Montesorrischool is een school voor kinderen die op hun eigen zelfstandig willen en kunnen leren. Wij geloven dat de meeste kinderen dit aankunnen. Zeker kinderen die het gemiddelde tempo van een gewoon lager onderwijs te traag of te vlug vinden. Maar onze school werkt pas dan als de ouders deze wijze van werken ook aanvoelen en doortrekken naar de thuissituatie. Het eigen tempo mag geen goed excuus zijn om de kinderen hun gang te laten gaan en ze te versteken van enige begeleiding. In zekere zin is het voor uw kind moeilijker om bij ons school te lopen. In elke taak die het kind aanpakt steekt immers weer een juist niet gekend punt.
PUNTEN ? Wanneer doet uw kind het goed ? Ons antwoord hierop is dat uw kind het goed doet wanneer het binnen zijn mogelijk-heden leergierig gebruik maakt van het aangeboden materiaal en voortdurend bijleert. Punten zeggen hier weinig. Zeker niet wanneer het indicaties zijn van hoe uw kind het doet in vergelijking met de andere kinderen. Het enige wat telt is dat uw kind zijn/ haar talenten gebruikt en bijleert op zoveel mogelijk vlakken. De leerkrachten observeren voortdurend. Zij weten zeer goed wat het kind kan en niet kan. Ze laten het kind stil staan bij niet verwerkte inzichten, om het dan daarna vooruit te loodsen eens de inzichten verworven zijn. De leerkracht houdt een klasseboek bij waarin de vorderingen van elk kind genoteerd staan. U krijgt de evaluatie van uw kind tijdens de gesprekken met de leerkracht.
U mag verwachten dat de leerkracht uw kind zeer goed kent. Maar leren in onze school kan maar als U samen met de leerkracht de evolutie van uw kind voortdurend in het oog houdt en dus samen bespreekt. Wat niet kan is dat op individuele vraag de Montessori-aanpak veranderd wordt. U kiest voor onze school... Dan kiest U ook om heel dicht samen met de school uw kinderen op te voeden. Dan kiest U ook om samen met ons uw kinderen dagelijks te beluisteren en die omgeving te scheppen waarin ze uitgroeien tot mensen gelukkig in hun vel, betekenend voor hun omgeving.
HET BRENG- EN HAALVERKEER Voorkom verkeersmoeilijkheden! In de Processieweg mag NIET GESTATIONEERD WORDEN. Parkeer steeds reglementair. Er is ook parkeergelegenheid in de Pastoriestraat, aan Het Eiland, … Een eindje lopen is gezond. Bij het brengen van de kinderen kunt u de “knuffelweg gebruiken” : In de Oppemkerkstraat wordt een zone van ongeveer 30 m. parkeervrij gehouden. Deze zone wordt aangeduid met twee verkeersborden (verboden parkeren tussen 8 en 9 uur). In deze zone, ter hoogte van de trapjes rechtover de kerk, kun je aanrijden, stoppen en uw kind(eren) laten uitstappen. Iemand van het team en/of ouders staan klaar om het portier van uw wagen te openen en terug te sluiten. Zorg dat de boekentas in het bereik van uw kind is zodat zij niet de koffer moeten openen. U kan dan onmiddellijk verder rijden (zie schema). Uw kind kan dan veilig het poortje van de school binnenstappen. Parkeer alleen als het echt nodig is! (afspraak met de leerkracht, met jonge kleuters, …) Hoe minder wagens in de schoolomgeving, hoe veiliger! Carpoolen, te voet of met de fiets, de schoolbus in combinatie met de knuffelweg moeten onze schoolomgeving veiliger maken. Bij het halen van de kinderen kan u best eerst uw auto op een veilige plek parkeren en te voet uw kinderen komen halen. Parkeer niet te dicht bij de zebrapaden en het kruispunt, en rij weg via de Pastoriestraat of het bovenste deel van de Oppemkerkstraat. Rij voorzichtig en hou rekening met fietsers en voetgangers. Beschouw de Processieweg als een autoloze wandelstraat voor de kinderen en hun begeleiders.
DE SCHOOLDAG
DE SCHOOLDAG
Voor onderbouw
8.30 uur, de school begint. Gelieve de kinderen op tijd te brengen. 11.40 uur, einde van de voormiddaglessen. 13.05 uur, aanvang van de namiddaglessen. 15.45 uur, einde van de lessen. 's Woendags eindigt de school om 11.40 uur en ’s vrijdag eindigen de lessen om 15 uur. Er is dan een overlegmoment voor de leerkrachten.
De bewegingsopvoeding bij de kleuters wordt gegeven door een gespecialiseerde leerkracht. Zorg voor gemakkelijke kledij. De vier- en de vijfjarigen drage witte turnpantoffels.
HET MIDDAGMAAL leder brengt de eigen boterhammetjes mee. (liefst in een brooddoos!) De kinderen eten samen met de leid(st)er in de eigen klas. Samen eten bevordert het familie- en groepsverband dat wij willen ontwikkelen. ‘s Middags overblijven wordt dan ook sterk aanbevolen. Drank. Elk kind drinkt uit een zelf meegebrachte drinkbeker (Breekbaar ! Dat bevordert de omzichtigheid). Uit milieubewustheid kiezen wij voor drank uit glazen literflessen. Mogen wij de ouders vragen geen kartonnen verpakkinkjes, petflessen of blik mee te geven.
ZWEMMEN Op vrijdag gaan we zwemmen. De vijfjarige kleuters zwemmen iedere vrijdag een halve lestijd. De middenen bovenbouwers zwemmen om de twee weken een hele lestijd. Belangrijk: Geef uw kind twee handdoeken mee: één om zich af te drogen en één (kleinere) om op te staan. Dat voorkomt schimmels. Zwarte badmuts verplicht voor jongens en meisjes. (te koop op school) De vijfjarigen en de nieuwe kinderen krijgen bij de start van het schooljaar een badmuts. Is deze stuk dan kan u via de school een nieuwe kopen aan 4 Euro. Je mag ook zelf één kopen, maar dan wel een zwarte (iedere school in Meise heeft een andere kleur omwille van de herkenbaarheid in het zwembad). In het zwembad van Meise mogen de kinderen alleen een nauwaansluitende zwembroek of badpak zwemmen, niet met een losse zwemshort!
EXTRA-MUROS TURNEN Voor middenbouw en bovenbouw Turnpantoffels, witte t-shirt en donker broekje of gympak zijn verplicht. Steek de turnkledij in de turnzak die ze krijgen in de klas. De turnkledij blijft op school en wordt iedere vakantie meegegevn naar huis. Kinderen groeien. Ook de voetjes ! Controleer regelmatig of de gympantoffels niet te klein geworden zijn !
De leerlingen van middenbouw en bovenbouw trekken er tijdens het derde trimester voor een week op uit. Afwisselend naar zee, Ardennen of Kempen. Bovendien bezoeken alle groepen regelmatig een theater of een museum en treden we af en toe zelf voor het voetlicht met een toneel of een musical.
RAPPORTEN
HET LOGBOEK
De vorderingen van de kinderen worden door de leerkracht bijgehouden. Tweemaal per jaar ontvangt U in middenen bovenbouw een geschreven evaluatie. In de onderbouw krijgt u op het einde van het schooljaar een geschreven evaluatie.
Onderbouw
Het rapport bevat geen cijfergegevens maar wordt in een gesprek met de ouders toegelicht. De rapportering betreft kennisverwerving, werkhouding, creatieve en sociale vaardigheden (de 10 klasregels in de Montessorischool) .
Elk kind mag vrij iets in zijn/haar logboek noteren over wat er vandaag is gebeurd, wat het thuis nog zal doen of over wat op het gemoed heeft gewerkt.
CONTACT OUDERS - SCHOOL Meeleven met het schoolleven van Uw kind is een noodzaak. Wij praten graag met U over uw kind. Na schooltijd houden wij ons steeds ter beschikking voor een gesprek - na afspraak natuurlijk. Tijdens zo’n gesprek kan er wat dieper op de zaken ingegaan worden. Ook is het mogelijk eens een voor- of namiddag door te brengen in de klas. Maak ook dan eerst een afspraak met de leerkracht.
Het logboek of map dient als contact tussen ouders en school. Zo’n dik, stevig boek vind je makkelijker dan een velletje papier ! Alle berichten vindt U in het logboek. En alles wat U aan de juf wil meedelen krijgt er ook zijn plaatsje.
In de midden- en bovenbouw wordt het logboek gebruikt als dagboek: ouders krijgen een overzicht van het verrichte werk.
VOOREN BEWAKING
NASCHOOLSE
Het toezicht gebeurt in samenwerking met Breugelkind. ’s Ochtends is er toezicht vanaf 7.15 uur. Na school tot 17 uur. Er is ook opvang woensdagnamiddag tot 18 uur. Op extra vrije dagen en studiedagen kan u inschrijven voor opvang op school. Kosten: ochtend en avondtoezicht : 1 euro per begonnen halfuur woensdagnamiddag : van 12 tot 13 uur : 1 euro per begonnen half uur. van 13 tot 18 uur : 1 euro per uur. vrije dagen : tot 6 uren 7 euro / langer dan 6 uren 12 euro (maandag 30 september/woensdag 20 november / vrijdag 2 mei / woensdag 4 juni) Laattijdig afhalen van de kinderen : 3 Euro per kwartier.
DE HANDDRUK De kinderen begroeten ‘s morgens en bij het weggaan hun leid(st)er met een handdruk. Dit kadert in de sociale opvoeding die wij de kinderen willen meegeven. Een stel eenvoudige beleefdheidsregels is licht om dragen !
HET PLANTJE We stellen het op prijs dat elk kind van thuis een plantje meebrengt. Het haalt iets van thuis in de klas, het is een doorlopend aspect van zorg voor de omgeving en wekt de interesse voor bloemen en planten en voor de natuur in ‘t algemeen.
SNOEP Geef géén snoep mee met de kinderen a.u.b.
VERJAARDAGEN: HET POTJE VAN DE JUF Verjaardagen vieren we in de klas op het einde van de week, de veertiendaagse of de maand. Het wordt telkens een plezierige namiddag waarin we de jarigen van de voorbije periode in het zonnetje zetten. De leerkracht zorgt voor versiering, drank, verantwoorde versnaperingen enz. Vaak wordt gevraagd dat de mama’s en papa’s hierbij een handje helpen. DE OUDERS GEVEN NIETS MEE OM UIT TE DELEN ! Wel vragen wij om een geldelijke bijdrage te steken in “het potje van de juf” (of de meester). Dat spaarpotje spreekt de leerkracht aan om de verjaardagsfeestjes te bekostigen. Eventuele overschotten in het potje gebruikt de leerkracht om kleine zaken te kopen die specifiek haar klas ten goede komen.
BETALINGEN De betalingen (drank, zwemmen, bijzondere initiatieven, enz.) gebeuren vooraf en per maand. Maandelijks ontvangt U een betaalbrief, die U invult en terug meegeeft met uw kind. Het bedrag schrijft u over op de schoolrekenin na ontvangst van de factuur. Als blijkt dat U teveel betaalde door bijvoorbeeld afwezigheid van Uw kind, verrekent U dat op de betaalbrief van de volgende maand. Remgeld: per volledige schooldag wordt 0,20 euro per kind gerekend voor middagtoezicht . (alleen voor de twee oudste kinderen van het gezin)
BIJ ONGELUKKEN
AFWEZIGHEDEN
Wat doet de school wanneer Uw kind ter plaatse een ongeluk overkomt ?
Voor leerplichtige kinderen (d.i. vanaf de Middenbouw) moeten alle afwezigheden gestaafd worden. - In geval van ziekte is een briefje van vader of moeder vereist. (maximum 4 maal per schooljaar!) Een doktersbriefje is verplicht voor afwezigheden van meer dan 3 dagen. - In geval van schoolverzuim om van te voren gekende redenen verwittig je vooraf de directeur en leerkracht en bezorg je een afwezigheidsbriefje. Uitgebreide regelgeving staat in het schoolreglement.
Bij schaafwonden: verzorging toegediend in de school. - Bij verwikkelingen trachten wij eerst de ouders te bereiken. De kinderen worden dan bij voorkeur door de ouders afgehaald. Indien wij u niet kunnen bereiken gaat een leerkracht met uw kind naar een dokter in de buurt. - Bij een heelkundige ingreep (bijvoorbeeld een beenbreuk) worden de ouders verwittigd, eventueel de 100.
HOOFDLUIS De leerlingen zijn verzekerd tegen ongevallen. Ook vrijwillig(st)ers. De verzekering betaalt evenwel enkel die kosten terug die niet worden gedragen door het ziekenfonds . Kledingstukken vallen niet onder de schoolverzekering.
Wij gaan ervan uit dat de ouders regelmatig de hoofden van de gezinsleden controleren. Wanneer op school bij een bepaald kind hoofdluis wordt vastgesteld, zullen we de betrokken ouders verwittigen. Het kind MOET ONMIDDELLIJK behandeld worden. Het is verboden kinderen met hoofdluis naar school te sturen .
GEVONDEN VOORWERPEN Gemerkte zaken raken minder snel verloren. Zorg dat alles zoveel mogelijk genaamtekend wordt! Voor gevonden voorwerpen geldt het volgende: - alles wordt onder het afdak opgeborgen. - voor de vakanties wordt alles nog eens uitgestald onder het afdak Wat niet wordt meegenomen geven we mee met de volgende kledinginzameling.
INSPECTIE De school wordt regelmatig doorgelicht door inspecteurs aangesteld vanuit het ministerie van onderwijs. Verder vragen wij ook evaluatiebezoeken aan docenten van de Nederlandse Montessorivereniging.
MEDISCH SCHOOLTOEZICHT
BRANDALARM
De school valt onder de bevoegdheid van het Centrum voor leerlingbegeleiding,dienst preventieve gezondheidszorg, Spiegelstraat 1 te 1730 Asse.
Voor de veiligheid van de kinderen houden wij af en toe brandalarm. Als het signaal gaat, verlaten de leerlingen vlug en rustig de klas zonder wat dan ook mee te nemen. Ze begeven zich naar het afgesproken verzamelpunt (achteraan het grasveld).
CLB De school werkt samen met het CLB Noordwest-Brabant, Nieuwstraat 120, 1730 Asse. Tel.02/452.79.95.
SCHOOLBENODIGDHEDEN In het kader van de wetgeving op de kosteloosheid van het basisonderwijs krijgen de kinderen alle materialen die ze nodig hebben ter beschikking in de klas. Deze materialen blijven op school. Bij de start in de middenbouw (groep1) krijgen de kinderen een potlood en vulpen (Lamy) en bij de start in de bovenbouw (groep4) een vulpen (Lamy). Indien de kinderen hun vulpen of potlood verliezen of stuk maken kopen zij zelf een nieuw(e) aan.
EERSTE COMMUNIE Voor zevenjarigen (niveau 2de leerjaar); gaat steeds door de eerste zaterdag voor Hemelvaart in ‘t kerkje van Oppem. De voorbereiding gebeurt op school. De betrokken gezinnen worden hierover tijdig geïnformeerd. De plechtige communie (niveau 6de Ij.) is een aangelegenheid van de eigen parochie waarbij de school niet betrokken is.
GESCHEIDEN OUDERS De school handelt in principe met de persoon die het hoederecht heeft over de kinderen. Het is deze persoon die de inschrijvingsformaliteiten vervult, ziekteverzuim meldt enz.
SPEELGOED OP SCHOOL Zwaarden, revolvers, messen of enig ander speelgoed dat gevaarlijk is of bedreigend kan overkomen bij andere kinderen is verboden op school. Ook duur speelgoed of storende gadgets horen niet thuis op school. Toch zien wij wel in dat het opvoedend kan zijn om speelgoed te delen of in gezelschap te gebruiken. Als U vindt dat een bepaald speelgoed het waard is meegenomen te worden naar de klas, overleg dan eerst met leerkracht.
de
De mededelingen van de school worden met de kinderen meegegeven. Het doorgeven van schoolmededelingen aan de ex-partner via de kinderen is in de meeste gevallen geen probleem als het op een volwassen en serene manier werd afgesproken. Een ouder met “recht op toezicht” die geen mededelingen doorgespeeld krijgt, kan die in uitzonderlijke gevallen en mits afspraak met de klasleerkracht opvragen. Op de data van de oudercontacten kunnen wij wegens tijdsgebrek, géén afzonderlijk gesprek én met de vader én met de moeder organiseren.
DE 10 KLASREGELS IN DE MONTESSORISCHOOL 1. Ik ben altijd bezig. 2. Ik laat mij niet door anderen storen. 3. Ik stoor de anderen niet. 4. Ik beëindig wat ik begon. 5. Ik beheers mijzelf. 6. Ik werk met orde. 7. Ik werk net. 8. Ik werk nauwkeurig. 9. Ik vermijd lawaai. 10. Ik ben altijd beleefd.
De resultaten ook op het gebied van lezen en schrijven waren verbluffend. Na een hernieuwde studie filosofie en kinderpsychologie werd ze in 1904 buitengewoon hoogleraar antropologie. In 1907 werd ze gevraagd om de leiding op zich te nemen van een zogenaamd “casa dei bambini”. (“huis der kinderen”) in één van de armste wijken van Rome. Nu kon ze haar ideeën, haar pedagogische “methode” gaan toepassen op gewone kinderen.
Maria Montessori Maria Montessori leefde van 1870 tot 1952. Zij werd geboren in de provincie Ancona in Italië. Na enkele jaren studie natuurkunde, wiskunde en biologie (1890) ging zij over op de studie medicijnen en promoveerde in 1896 tot doctor in de medicijnen. Daarmee was ze de eerste vrouwelijke arts in Italië. Na haar studie specialiseerde ze zich in de psychiatrie en werkte met geestelijk gehandicapte kinderen. Haar kennismaking met de werken van Itard en Séguin op dit gebied leidde tot haar stellingname dat niet langs medische maar langs opvoedkundige weg hulp aan deze kinderen moest worden geboden. Ze gaf hierover een cursus aan onderwijzeressen in Rome. Ook ontwierp ze in navolging van Itard en Séguin allerlei zintuiglijk materiaal voor zwakzinnige kinderen en werkte zelf mee op een nieuw instituut voor zwakzinnigen om dit materiaal uit te proberen.
Ook hier waren de resultaten zo indrukwekkend dat de “Casa dei Bambini” belangstelling trokken van vele opvoeders uit tal van landen. Het was de combinatie van vrijheid, zelfdiscipline, werklust en prestaties van de kinderen die bewondering wekte en al gauw navolging vond in de oprichting van Montessori schooltjes ook buiten Italië. Maria Montessori zèlf gaf vanaf 1909 cursussen en publiceerde over haar methode, haar visie en uitgangspunten. Vanaf deze tijd gaf ze ook lezingen in het buitenland. Dit alles hielp mee om het Montessori-onderwijs te verspreiden. Van 1929 tot 1937 woonde zij in Spanje. Van 1934 tot 1939 en van 1945-1952 was Nederland haar thuisbasis. De oorlogsjaren bracht ze door in India. In deze perioden bleef ze actief betrokken bij de Montessorischolen; ontwierp materialen, werkte aan thema’s als opvoeding en vrede, kosmisch onderwijs, en benadrukte steeds weer haar visie op het kind. Van jongs af aan is in het kind een vitale kracht werkzaam die hem leidt tot activiteiten in, aanpassing aan en omgaan met zijn omgeving. Men kan spreken van een innerlijke wil tot het op steeds voortgaande gebieden veroveren van zelfstandigheid.
Dit uit zich in de eigen activiteiten van het kind die aan die innerlijke wil gehoorzamen.
zijn innerlijk leven en het kind verandert erdoor; hij bouwt aan zijn persoonlijkheid.
Montessori noemt dit de “spontane activiteit” van het kind. Deze spontane activiteit wordt van binnen uit gestuurd door perioden van verhoogde belangstelling voor bepaalde aspecten van de omgeving: “de gevoelige perioden”. Elk kind heeft deze perioden van verhoogde gevoeligheid en zijn activiteiten op het betreffende gebied bevorderen de ontwikkeling en bevredigen zijn ontwikkelingsbehoefte.
De omgeving speelt een grote rol bij de opbouw van de persoonlijkheid. Ze moet dan ook zodanig zijn dat het kind er van kan profiteren.
Elk kind wil leren, maar afhankelijk van de ontwikkelingsfase waarin het zit, is het terrein waarop het zich richt en de wijze waarop het leert verschillend.
DE ONTWIKKELING VAN HET KIND Volgens Montessori verloopt de ontwikkeling van de mens volgens een bepaald grondplan. Dit grondplan bestaat uit een aantal opeenvolgende fasen die ieder mens doorloopt. Elk van deze ontwikkelingsfasen staat niet op zichzelf maar legt de basis voor de volgende. Een gevolg van deze ziens-wijze is het belang dat Montessori hechtte aan de eerste fase, de eerste ontwikkelingsperiode van 0 tot 6 jaar. Ze onderscheidde daarin 2 subfasen: van 0 tot 3 jaar en van 3 tot 6 jaar. 0 tot 3 jaar Deze is te beschrijven als de periode waarin het kind zich ontwikkelt via zijn ‘absorberende geest’. Hiermee wordt bedoeld de heel speciale wijze waarop het jonge kind informatie opneemt uit zijn omgeving: de indrukken die het kind onbewust opdoet dringen door in
Het kind selecteert uit die omgeving dat wat het nodig heeft om bepaalde functies (praten, lopen, waarnemen, enz.) te ontwikkelen. Dit selectief gericht zijn op bepaalde aspecten van de omgeving weerspiegelt een gevoelige periode van het kind. De taak van de opvoeders is het kind de gelegenheid te geven veel indrukken en ervaringen op te doen. 3 tot 6 jaar Montessori zegt van deze fase dat het kind nu de speciale hulp van de opvoeding op school nodig heeft. Dit is de periode waarin kinderen bewust indrukken opdoen. Het is de ‘gevoelige periode’ voor het opdoen van zintuiglijke ervaringen, voor waarnemingen in de omgeving, voor het leren van woorden en voor oefeningen uit het dagelijks leven. Een kenmerk van het kind is dat het zelf wil handelen en dat het aandacht heeft voor het nauwkeurige verloop van hande-lingen. Het kind herhaalt met plezier vele malen die aangeleerde handelingen vanuit een innerlijke behoefte. Van groot belang is een goed voorbereide omge-ving waarin het kind aan zijn behoefte tot ontwikkeling kan en mag voldoen. 6 tot 12 jaar In deze periode zijn de behoeften van de kinderen veranderd. Ze willen zich nu aansluiten bij anderen, gezamenlijk activiteiten ondernemen.
Hun belang-stelling voor normen, waarden en regels is groot. Ze zijn in de ‘gevoelige periode’ voor het opnemen van kennis en het verkrijgen van inzicht in de cultuur waarin ze leven. Montessori vindt het belangrijk dat kennis en maatschappelijk/sociale ervaringen tegelijkertijd worden verworven. 12 tot 18 jaar Dit is een periode van grote veranderin-gen. Het is volgens Montessori een kwetsbare periode wat betreft gevoelens van eigenwaarde en maatschappelijke aanpassing (te vergelijken met de 1 ste periode). Het onafhankelijkheidsgevoel zou, naar de opvattingen van Montessori verbonden moeten zijn met het vermogen om voor zichzelf te kunnen zorgen (economische onafhankelijkheid). Aan de kinderen van deze leeftijd moet veel eigen-verantwoordelijkheid en zelfstandigheid worden toegestaan.
Door alle periodes heen is er één blijvende gevoeligheid: de gevoeligheid voor de omgeving.
DE INRICHTING ONDERWIJS
VAN
HET
Wil men op school kinderen leren kennen, hoe ze zijn en waar ze behoefte aan hebben, dan is het nodig hen vrijheid te geven. Dat wil zeggen: de school moet vrije ontwikkeling van de werkzaamheden van kinderen toestaan, anders valt er niets waar te nemen, niets te onderzoe-ken, niets te zien aan kinderen . Dit is de eerste keuze van Montessori geweest wat betreft het inrichten van haar onderwijs. Deze vrijheid geeft het kind de mogelijkheid zijn eigen ontwikkelingstempo te bepalen en geeft de leidster de mogelijkheid, via observatie, met haar lesjes aan te sluiten bij de ontwikkelings-behoefte van het kind.
Vrijheid op de Montessorischolen is daarmee een middel dat verschillende doelen dient. Van belang voor het kind is dat de gegeven vrijheid leidt tot het in toenemende mate zelfstandig worden. Zelfstandig in het zich kunnen oriënteren in de wereld, zelfstandig in het maken van keuzes en in het kunnen nemen van beslissingen . In ieder kind is de wil tot zelfstandigheid aanwezig. De taak van de opvoeder is deze wil te ondersteunen. Dus geen overbodige hulp, geen onnodige belemmeringen voor de eigen activiteiten. Wèl een omgeving die zo ingericht is dat het kind zich eraan kan ontwikkelen. Want dat ‘zich ontwikkelen’ moet het kind zelf doen. Naar het oordeel van Montessori kan geen ander dat voor hem doen. Opvoeding is in haar ogen zelfopvoeding, gevoed door de omgeving, ondersteund door de opvoeders, maar bewerkstelligd door eigen activiteiten. Ondanks het feit dat kinderen dezelfde ontwikkelingsfase doorlopen, met daarin aanwezige belangstellingsaccenten, is geen kind gelijk aan een ander kind. Kinderen verschillen in ervaring, in tempo, in uithoudingsvermogen, in aanleg, in karakter. Dit leidt ertoe dat de Montessorischolen ervan uitgaan dat ieder kind recht heeft op een individuele benadering. Ook hiertoe is de omgeving ingericht en voorbereid (o.a. door de materialen).
DE VOORBEREIDE OMGEVING Kinderen ontwikkelen zich in voortdurende wisselwerking met de omgeving.
Die omgeving verschaft als het ware het voedsel voor de geest. Daar niet elk voedsel gezond is, is het noodzakelijk de omgeving voor te bereiden. Dit is de taak van de opvoeder. De schoolomgeving: •
Zij moet activerend werken. Dat wil zeggen ze moet de innerlijke werkzaamheid van kinderen stimuleren. Daartoe moet ze afgestemd zijn op de specifieke behoefte van de kinderen in hun ontwikkelingsfase en op het eigene van elk kind. • Als de omgeving optimaal is ingericht zal ze de kinderen activeren tot intensief bezig zijn, tot creativiteit en tot plezier in hun bezigheden. • De school moet de kinderen hulp bieden bij hun concentratie door hen de gelegenheid te geven ongestoord aan eigen gekozen werk bezig te zijn. • Er moet bewegingsvrijheid voor kinderen zijn. Vooral voor jonge kinderen is het van belang dat zij, door middel van die bewegingsvrijheid, zich gecoordineerd leren bewegen en handelend mogen omgaan met materialen. Dit bevordert de ontwikkeling van de intelligentie. • Om deze bewegingsvrijheid tot zijn recht te doen komen moeten voorwerpen in juiste verhouding staan tot de grootte en kracht van de kinderen. Dit geldt zowel voor het meubilair als de materialen voor de oefeningen uit het dagelijks leven (vegers, stoffers, doekjes, schoffels, harken).
• De omgeving moet zodanig zijn dat de kinderen zelfstandig kunnen kiezen en handelen en dat hun wijze van werken vrij kan zijn (op de grond, bij hun tafeltje, alleen of samen): er moet ruimte voor verschillende werkwijzen zijn. • De leerruimte moet niet slechts beperkt zijn tot het lokaal. Ook de ontwikkelingsmogelijkheden buiten het schoollokaal moeten benut worden: de tuin, het park, het plein. (tuinieren, wandelen en spelen). De taak van de school is dan de (werk)activiteit van het kind te combineren met het bijbrengen van kennis over wat het kind belang inboezemt. • Voor de oudere kinderen moet de school die omgeving scheppen die beantwoordt aan hun behoefte zich kennis te verwerven over de samenleving om hen heen. Ook voor hen geldt nog dat de antwoorden op hun vragen verkregen moeten worden uit de omgeving: dus niet via lessen over verschijnselen, maar via waarnemen van verschijnselen. De voorbereide omgeving moet dat waarnemen mogelijk maken (microscoop, rekenkundig materiaal, aquarium, schooltuin, documentatiemateriaal enz.).
HET MONTESSORIMATERIAAL Een belangrijk onderdeel in de leeromgeving van een Montessorischool zijn de leermiddelen, “ontwikkelingsma-teriaal” genoemd. De bedoeling is dat kinderen door het werken met dit materiaal zichzelf ontwikkelen. Daarom is het wel nodig dat er voor iedere ontwikkelingsfase ander materiaal is. Van ontwikkelingsmateriaal heeft Maria Montessori het volgende gezegd: Het ontwikkelingsmateriaal biedt kinderen geen “inhoud” voor de geest, doch de ordening van die “inhoud”. Zij noemt ook een aantal essentiële eigenschappen van het ontwikkelingsmateriaal . Werkzaamheid De materialen moeten de aandacht van het kind trekken, maar wel zodanig dat het de aandacht vasthoudt. Het moet het kind zodanig boeien dat het zich gaat concentreren en er lange tijd mee bezig kan zijn.
• De school moet de oudere kinderen voorbereiden op activiteiten in de maatschappij. De kinderen moeten ook buiten de school ervaringen opdoen. De school moet gelegenheid geven voor en stimulerend werken op het maken van uitstapjes, beroepsoriëntatie, enz. • De school moet de kinderen die ontwikkelingsmaterialen bieden die bij hun ontwikkelingsfase passen.
Het materiaal bevat een controle van de fout in zich. Door het werken met het materiaal verwerven kinderen nieuw inzicht en dit is wat hen interesseert.
De controle van de fout helpt hen hierbij door hen “op de juiste weg” te houden. Als kinderen van jongs af aan gewend zijn zich zelf te corrigeren, wordt hun bewustzijn opgevoed tot waakzaamheid voor het maken van fouten. Dit kan ertoe leiden dat kinderen zich de gewoonte eigen maken hun werk kritisch te bekijken en zonodig te verbeteren. In het begin mechanisch.
is
deze
controle
Van elk type ontwikkelingsmateriaal zijn er slechts een of twee per leergroep aanwezig. Dit is om verschillende redenen belangrijk: sociaal, ze moeten rekening houden met elkaar en wachten of samenwerken. motivatie, ze zien anderen er mee werken. beslissen, het kind moet een keuze maken, het kan lang niet altijd doen wat een ander doet.
Later wordt deze verkregen door de geoefende zintuigen waarmee het kind een bepaalde disharmonie kan waarnemen. Nog later kan de fout door verkregen kennis worden opgespoord. Isolatie van de eigenschap Het is belangrijk dat datgene wat het materiaal wil aantonen, duidelijk naar voren komt. Afleidende faktoren worden zoveel mogelijk uitgeschakeld. B.v. voor het leren van de kleuren is er materiaal dat in grootte, vorm en substantie exact gelijk is, maar dat verschilt in kleur. De mogelijkheid dat het kind b.v. de kleur met de vorm zou verwarren wordt daarmee voorkomen. Het materiaal is aantrekkelijk Materiaal en eigenlijk alles in de leeromgeving moet er goed verzorgd en smaakvol uitzien. Het materiaal is voor de kinderen een motief om te gaan werken. Als zij het materiaal overeenkomstig het doel hanteren, ontstaat volgens Montessori een “geestelijke ordening”. Beperking De totale hoeveelheid ontwikkelingsmateriaal per leergroep is beperkt. Een overvloed aan materiaal kan voor het kind verwarrend zijn en hem een ontmoedigd gevoel geven.
Het materiaal heeft een opklimming in moeilijkheid Bij het toenemen van de ontwikkeling is de complexiteit van het materiaal groter. Zo zijn er voor oudere kinderen samenge- stelde materialen nodig die het kind aanzetten tot denken en handelen. Op een gegeven moment heeft het kind het materiaal niet meer nodig als steun en gaat het over tot abstractie.
DE GROEPSSAMENSTELLING In een Montessoriklas zitten kinderen van 3 leeftijden bijeen: in de onderbouw 21/2 - 6 jarigen in de middenbouw 6 - 9 jarigen in de bovenbouw 9 - 12 jarigen Onze Montessorischool kan verheugen in het bestaan van peutergroep, waarin kinderen van - 31/2 jaar naar de inzichten Montessori worden begeleid. De drie-leerjaren-groep volgende voordelen:
heeft
zich een 21/2 van
f. Het bevordert de tolerantie ten opzich-te van elkaar: Het is vanzelfsprekend in de klassegemeenschap dat je van elkaar verschilt, maar even vanzelf-sprekend dat je heel goed met elkaar kunt leven en werken. Juist door de verschillen is er belangstelling voor elkaar en elkaars bezigheden. Elk jaar verandert de groep van samen-stelling: de oudste kinderen vertrekken (naar middenof bovenbouw) en er komen nieuwe iongste kinderen bij.
de
a. Het werkt inspirerend: Jongere kinderen zien oudere kinderen bezig met hun werk, wat leidt tot ideeën over eigen werk. Dit geldt ook omgekeerd. Oudere kinderen pakken weer eens een bepaald werk op, op hun niveau, waar ze de jongeren enthousiast mee bezig zien. b. Het werkt ordenend: De jongere kinderen zien waartoe hun werk leidt en hoe allerlei werk en materiaal uitgevoerd en gehanteerd wordt. c. De kinderen kunnen elkaar helpen: Dit leidt tot zorg voor elkaar, hulpvaardig-heid en een beroep mogen en willen doen op elkaar. d. Men kan meedoen met andere leerjaren: Oudere en jongere kinderen kunnen samenwerken al naar gelang hun belangstelling en niveau. e. De positie die het kind in de groep inneemt variëert: Het ene jaar wordt hij veel geholpen, het andere jaar is hij de helper. Geen kind heeft jaar in jaar uit dezelfde positie.
Deze jongsten komen bij een groep die al bekend is met de gang van zaken en die de nieuwelingen vrij snel wegwijs. kan maken. De vertrekkende-oudsten worden op hun beurt weer jongsten in een nieuwe groep: een heilzame ervaring.
DE LEID(ST)ER Van de Montessori-leid(st)er mag worden verwacht dat zij/hij: - aandacht voor elk kind heeft en het eigene van elk kind respecteert, - met belangstelling de ontwikkeling van het kind volgt en stimuleert, - zorg draagt voor de voorbereide omgeving, - de creativiteit van de kinderen stimuleert, - de uitgangspunten van Montessori deelt (waarvan de belangrijkste: vertrouwen in de mogelijkheden van het kind en in zijn wil tot eigenontwikkeling = zelfopvoeding)
- een veilige sfeer schept in de klas, - door haar houding bijdraagt aan de groeiende zelfstandigheid van kinderen. - door middel van observatie een kind dat werkje of lesje of materiaal kan geven dat een beroep doet op zijn hele persoon (zowel intellectueel als emotioneel, waardoor een grote betrokkenheid ontstaat), - het kind inleidt, op zijn niveau, in de cultuur van zijn samenleving . De belangrijkste voorwaarde voor (elk) goed onderwijs is dat de leid(st)er liefde voor het kind moet voelen. Zonder deze liefde voor ‘het kind als bouwer van de mens’ is geen enkele opvoeding mogelijk.