ECO
NIEUWSBRIEF
VAN
E C O N S U LTA N C Y
BV
/ NUMMER 2 /
FEBRUARI
2004
Korenwolf krijgt steeds meer vriendjes. De korenwolf krijgt steeds meer vriendjes. Een kleine greep: de zandhagedis, de zeggekorfslak, de noordse woelmuis, de meervleermuis, de kamsalamander, de rugstreeppad. Deze dieren leggen steeds meer gewicht in de schaal bij verzet tegen nieuwbouwplannen. De korenwolf en zijn vriendjes verhinderen in heel Nederland de aanleg van wegen en gebouwen. De leefgebieden van al deze dieren zijn beschermd. In Limburg doen drie inmiddels bekende verzetsdieren hun werk. Onlangs dook de zeggekorfslak op, slechts enkele millimeters groot. Hij blijkt te leven op een beoogd tracé van snelweg A73. De korenwolf (een met uitsterven bedreigde hamstersoort) sloeg toe bij Heerlen.
Met veel publiciteit voorkwam hij vooralsnog de aanleg van een industrieterrein. In Roermond zorgde de knoflookpad voor een kleiner bedrijventerrein dan de bedoeling was. Niet alleen dieren belanden in de vuurlinie. Ook planten kunnen bouwplannen frustreren.
2
(vervolg van pag 1)
Korenwolf krijgt steeds meer vriendjes. Europese Vogel- en Habitatrichtlijn Met de Vogel- en Habitatrichtlijn levert Nederland een bijdrage aan een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Dit ecologische netwerk draagt de naam Natura 2000. De Vogelrichtlijn richt zich op het beschermen van de in het wild levende vogelsoorten en hun leefmilieu’s; de Habitatrichtlijn is gericht op het instandhouden van natuurlijke en halfnatuurlijke habitats en bescherming van wilde flora en fauna.
orenwolf
Beide gebieden vallen vaak samen. Ze hebben het zwaarste beschermingsregime van alle natuur in Nederland. Daarmee vallen ze automatisch onder de (nog te herziene) Natuurbeschermingswet en de reeds herziene Floraen Faunawet. De Vogel- en Habitatrichtlijn kent een stringent beschermingsregime. Ruimtelijke ingrepen (stadsuitbreiding, aanleg infrastructuur, enz.) in of nabij een Speciale Beschermingszone dienen getoetst te worden op hun (significante) effecten. Voor deze toetsing is een set criteria ontwikkeld, waarmee effecten inzichtelijk gemaakt kunnen worden. Wanneer bij een project significant negatieve effecten zullen optreden, is doorgang alleen mogelijk indien er: • geen alternatieven voor de voorgenomen ingreep zijn; • een dwingende reden van groot openbaar belang is; • mitigerende en compenserende maatregelen worden getroffen.
Flora- en Faunawet Deze wet heeft tot doel in het wild levende planten en dieren te beschermen met het oog op instandhouding van soorten. In alle gevallen waarbij activiteiten worden ontplooid in de ruimtelijke omgeving (zoals bij bouwprojecten, de aanleg van infrastructurele werken en de winning van grondstoffen) én waarbij beschermde planten en dierensoorten in het geding zijn, is het beschermingsregime van de Flora- en Faunawet van toepassing. Dit geldt zowel binnen als buiten natuurterreinen, de EHS (ecologische hoofdstructuur) of andere terreinen die in het kader van het natuurbeleid gelabeld zijn. De Flora- en Faunawet geldt voor heel Nederland en voor elke burger. Terwijl de Natuurbeschermingswet is gericht is op gebiedsbescherming, is de soortenbescherming wettelijk vastgelegd in de (herziene) Flora- en Faunawet. Deze nieuwe Flora- en Faunawet is in april 2002 in werking getreden. In gebieden waar een ruimtelijke ingreep wordt overwogen, moeten gemeenten en projectontwikkelaars rekening houden met soortenbescherming en zijn verplicht tot het doen van inventariserend onderzoek naar de aanwezigheid van natuurwaarden en wettelijk beschermde soorten. Provincies en gemeenten worden geacht de soortspecifieke beschermingsmaatregelen te laten doorwerken in streek- en bestemmingsplannen. De Flora- en Faunawet speelt in vrijwel iedere ruimtelijke ingreep in dit land een rol. Het is daarom van
Beschermde planten en dieren In Nederland komen zo’n 40.000 planten diersoorten voor. Daarvan vallen er ongeveer 1.000 onder de beschermende werking van de Flora- en Faunawet. Doel van die wet is om hun duurzaam voortbestaan te garanderen. Negatieve effecten op de meeste soorten kunnen vermeden worden door de planning van werkzaamheden in bosen natuurterreinen af te stemmen op de periode waarin de soorten het minst kwetsbaar zijn. Behalve een aantal verbodsbepalingen, moet iedereen "voldoende zorg in acht nemen voor de in het wild levende planten en dieren alsmede voor hun directe leefomgeving". In de wet worden strenge beschermde soorten en beschermde soorten onderscheiden. Een overzicht van de lijsten met (streng) beschermde soorten is te vinden op de internetsite van het ministerie van LNV: www.minlnv.nl. Econsultancy bv heeft de expertise in huis om op een heldere wijze over de Flora- en Faunawet te adviseren. Tot de werkzaamheden die Econsultancy bv op dit terrein biedt, behoren het beoordelen van effecten van de betreffende ingreep, advies over mitigerende en compenserende maatregelen en het begeleiden van de ontheffingsaanvraag.
4e Nationaal Slibcongres 2003. Op 23 oktober 2003 heeft de stichting Klasse 4 haar vierde nationale Slibcongres "Schijn bedriegt?!, met als ondertitel ‘Alternatieven en perspectieven voor de toekomstige minerale grondstoffenvoorziening in Nederland’ met groot succes gehouden. Stichting Klasse 4 is een stichting met een platformfunctie voor discussies over de verwerking van verontreinigd baggerslib. De stichting wil het gebruik en de toepassing van herbruikbare bouwstoffen die deels of geheel uit klasse 4 baggerspecie worden vervaardigd, bevorderen.
libcongres
belang in een vroeg stadium van de planvorming met deze wetgeving rekening te houden. Hierdoor kunnen mogelijke nadelige effecten al binnen het plan worden opgelost (door mitigerende of compenserende maatregelen) en noodzakelijke ontheffingen tijdig worden aangevraagd zodat vertraging in planvorming en uitvoering voorkomen kan worden.
Econsultancy bv is sinds begin 2003 vertegenwoordigd in het bestuur van Stichting Klasse 4, de heer Leo Oost (directeur van Econsultancy bv) vervult sinds enige tijd de functie
van penningmeester. De heer Chrit Schouten (directeur van milieuadviesbureau CSO) heeft tijdens het vierde nationale slibcongres de voorzittershamer overgedragen aan de heer Aldert van der Kooij (als projectmanager milieu, water en technologie werkzaam bij DHV). De heer Jaap Ketel (Ketel Consultancy Agents) was als secretaris verantwoordelijk voor een perfect verlopend congres. Het thema van het slibcongres was deze keer breder dan andere keren, omdat de nationale minerale grondstoffenvoorziening onder sterke druk staat, vanwege milieu- en ruimtelijke overwegingen. Met name is gekeken waar tot bouwstof verwerkte baggerspecie de plaats van de primaire bouwstoffen als zand en grind kan innemen.
Een Duits dorp op de Veluwe. Nabij het gehucht Deelen, gelegen op de Hoge Veluwe, even ten noorden van Arnhem, werd aan het begin van de Tweede Wereldoorlog door de Duitse bezetters een compleet nieuw dorp gebouwd. Verspreid gelegen in de bossen verrezen gebouwen, aangelegd in de zogenaamde "Heimatstil". Deze boerderij-achtige bouwstijl diende echter ter camouflage van het eigenlijk doel van de gebouwen. De "houten" luiken voor de ramen blijken uit bijna één centimeter dik plaatstaal te bestaan. De muren zijn 50 cm dik. De gebouwen die in het "Dorf Deelen" gebouwd werden dienden voor de legering van manschappen van de Luftwaffe. Andere gebouwen deden dienst voor de luchtverkeersleiding, administratie, meteo, etc. van het nabij aangelegde vliegveld.
uits dorp
Het terrein is na de Tweede Wereldoorlog in gebruik genomen door de Koninklijke Luchtmacht. Een groot deel van de gebouwen, die in korte tijd door de Duitse bezetters op het terrein gebouwd zijn, zijn bewaard gebleven en in gebruik genomen. Sinds november 1998 heeft het terrein geen militaire functie meer en wordt het verhuurd. Momenteel worden de voormalige Duitse legeringsgebouwen gebruikt voor de opvang van asielzoekers. Het Ministerie van Defensie is voornemens het 27 ha grote terrein in de toekomst af te stoten. In het kader hiervan heeft Econsultancy bv, in opdracht van de Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen (DGW&T) een historisch onderzoek verricht. Doel van het historisch onderzoek is te komen tot een risico-inschatting op de aanwezigheid van bodemvreemd materiaal op het terrein. Het archiefonderzoek richtte zich niet alleen op het risico op de aanwezigheid van begraven munitie, blindgangers of
ander militair materiaal, maar ook op restanten van gebouwen en (huishoudelijk) afval. Voor de risico-inschatting is een inventarisatie gemaakt van de aanwezige infrastructuur tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hiertoe zijn luchtfoto's uit die tijd bestudeerd. Verder zijn archiefstukken van de Militaire Inlichtingendienst in het centrale Archievendepot van Defensie ingezien. Door het Nederlandse Verzet is gedurende de oorlog informatie verzameld
omtrent het gebruik van het terrein en op kaart gezet. Deze informatie werd gebruikt door het Britse leger. In het Gelders archief werd relevante informatie gevonden omtrent de na-oorlogse periode. Van de opruimwerkzaamheden, vlak na de Tweede Wereldoorlog is een deel van de bestekken bewaard gebleven. Deze bestekken geven een beeld van de destijds uitgevoerde werkzaamheden op het terrein en de werkwijze betreffende de sloop van beschadigde gebouwen. Van alle bestudeerde bronnen zijn de bevindingen samengevat in een rapport. De risico's op de aanwezigheid van bodemvreemd materiaal zijn uitgewerkt aan de hand van 3 risicoklassen voor 3 soorten bodemvreemd materiaal. Op kaartmateriaal is weergegeven voor welke terreindelen de risico's op de aanwezigheid van het bodemvreemd materiaal verhoogd is. De risicokaart wordt door de opdrachtgever gebruikt als handvat voor eventuele te nemen maatregelen, afgestemd op het beoogd toekomstig gebruik van het terrein.
atuurontwikkeling
Natuurontwikkeling op agrarische gronden.
De vooronderzoeken vinden in grote meerderheid plaats op agrarische percelen.
Met het oog op een duurzame instandhouding en een optimale ontwikkeling van onze natuur en landelijke gebieden, worden de overeind gebleven natuur- en buitengebieden zoveel mogelijk veilig gesteld. Waar mogelijk worden ze daartoe in beheer genomen en verder ontwikkeld. Dienst Landelijk Gebied (DLG) is een instelling, die zich richt op het behoud, het beheer en de ontwikkeling van natuur en landelijk gebied, onder andere door werving van agrarische gronden. Alvorens DLG een verkoop- of koopovereenkomst aangaat met derden, wordt een bodemkundig vooronderzoek (NVN 5725) uitgevoerd. DLG Limburg heeft in het kader van de herziene "Gedragslijnen inzake bodemverontreinigingen in staatseigendommen", in 2002 Econsultancy bv opdracht verleend om voor de regio’s Noord- en Midden Limburg deze onderzoeken uit te voeren. Het raamcontract met Econsultancy bv is voor
2004 inmiddels verlengd. Nadat Econsultancy bv een aantal vereiste gegevens heeft ontvangen van DLG Limburg, kan het vooronderzoek in gang worden gezet. Aangezien het in de grote meerderheid van de gevallen om agrarische percelen gaat, waar nooit bebouwing heeft plaatsgevonden, richt het vooronderzoek zich vooral op het voorkomen van oude wegen en paden, dempingen, stortingen en ophogingen of afgravingen.
Oud topografisch kaartmateriaal vormt een belangrijke basis van het vooronderzoek. De oudst bruikbare kaart van het onderzoeksgebied is de "Tranchot und v. Müffling kaart". Deze kaart geeft een weergave van de situatie in de periode 1803-1820. Ander historisch kaartmateriaal van de negentiende eeuw dat gebruikt wordt, betreft de periode 1837-1844
Omgeving Baexem jaren ‘50.
Econsultancy bv heeft in de afgelopen jaren op deze manier reeds honderden vooronderzoeken voor DLG uitgevoerd. Uit het advies van Econsultancy bv blijkt of er een bodemonderzoek op analytische grondslag (verkennend bodemonderzoek, NEN 5740) noodzakelijk is, of dat het risico op bodemverontreiniging dermate gering wordt geacht dat verder onderzoek ten behoeve van de verwerving niet noodzakelijk is. Na verwerving van een terrein wordt deze uiteindelijk opnieuw ingericht en adviseert DLG over het (natuur)beheer ervan. Als laatste wordt de grond overgedragen aan een toegewezen beherende instantie of aan een individuele agrariër.
Omgeving Baexem jaren ‘90.
colofo
en 1838-1857. Van de vorige eeuw heeft Econsultancy historisch kaartmateriaal uit de periode 1900-1936 en 1953-heden. De kaartenbestanden per regio beslaan zo'n 15 verschillende kaarten, zodat met het bestuderen van het kaartmateriaal als het ware door de tijd heen gebladerd wordt. Een tweede bron van informatie betreft (historische) luchtfoto's van het gebied. Het internet vormt in deze een toenemende bron van bruikbaar materiaal.
COLOFON Uitgave: Econsultancy bv Verschijning: 4 x per jaar Oplage: 2000 ex. Vestiging Swalmen Rijksweg Noord 39 6071 KS Swalmen Tel. 0475 - 504961 Fax 0475 - 504958 Mail
[email protected] Vestiging Doetinchem Havenstraat 124 7005 AG Doetinchem Tel. 0314 - 365150 Fax 0314 - 365177 Mail
[email protected] Redactie: Edwin Witter Leo Oost S.v.p. artikelen en reacties op de artikelen sturen naar:
[email protected] www.econsultancy.nl Vormgeving en realisatie: Reclame-adviesbureau JE/ES Winterswijk - www.je-es.nl