Koninklijk Museum voor Midden- Afrika
Persdossier
CONGO NATUUR & CULTUUR 23 november 2004 – 9 oktober 2005 EEN TENTOONSTELLING ONDER DE HOGE BESCHERMING VAN Z.M. ALBERT II.
Het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika is een wereldcentrum voor onderzoek en verspreiding van kennis over het verleden en heden van samenlevingen en natuurlijke milieus in Afrika en in MiddenAfrika in het bijzonder. De collecties en de kennis over Congo van het KMMA zijn wereldvermaard. Het sensibiliseren van de publieke opinie voor Midden-Afrika en de bijdragen aan duurzame ontwikkeling sluiten volledig aan bij de opdrachtverklaring van het KMMA.
1. Een samenvatting Deze tentoonstelling Congo. Natuur & cultuur brengt de enorme diversiteit van natuur en cultuur in Congo in beeld. Centraal staan de dynamische linken tussen het milieu en de manieren waarop samenlevingen daarop inspelen. Congo. Natuur & cultuur is een multidisciplinaire tentoonstelling die de bezoeker informatie biedt over de meer dan 200 Congolese talen, de uitzonderlijk rijke biodiversiteit en geodiversiteit, de nationale parken en het economische en symbolische gebruik van de natuur in Congo. Een boeiende kennismaking met een uniek erfgoed! Vijf thema’s vormen de rode draad van deze tentoonstelling: Congo bezit een uitzonderlijke rijke biodiversiteit. Geen enkel ander Afrikaans land bezit een dergelijke variëteit aan dieren en planten. Een groot deel van deze diersoorten komt bovendien uitsluitend in Congo voor. De Okapi en de Bonobo zijn de bekendste, ze zijn ondertussen de ambassadeurs voor de bescherming van hun leefgebied. De Congolese ondergrond is zeer rijk aan ertsen en mineralen. In het regenwoud groeien boom-soorten waarvan het hout bijzonder gegeerd is. De inkomsten uit bosontginning en mijnbouw zijn cruciaal voor de Congolese economie. Hoe is een verantwoorde economische exploitatie van de natuur mogelijk? De mens heeft de natuur nodig om te overleven. De natuur is een bron voor voedsel en medicijnen. Vruchten, insecten en paddestoelen kunnen verzameld worden in de natuur. De jacht en de visvangst zorgen voor een eiwitrijk voeding. Ook in de tradionele geneeskunde wordt een beroep gedaan op planten die in het wild leven. Woorden voor natuur en cultuur. In Congo worden meer dan 200 talen gesproken. Op nationaal vlak vereenvoudigen de nationale talen Tsiluba, Kikongo, Lingala en Kiswahili de communicatie. Toch is de verfijnde kennis over de natuurlijke omgeving vooral vervat in de lokale talen. De mens maakt ook gebruik van elementen uit de natuur voor symbolische doeleinden. Dierlijke en plantaardige materialen worden in specifieke contexten gebruikt omdat ze bepaalde ideeën uitdrukken of versterken. De luipaard bijvoorbeeld geldt als een sterk symbool van hoofdmanschap en politieke macht. Om een eerste verband te leggen tussen de diverse aspecten uit de natuur en cultuur van het land werd gekozen voor tien grote kaarten en twee foto-mozaïeken die speciaal samengesteld werden voor de tentoonstelling. Een korte videopresentatie wil de complexiteit van diverse in elkaar overvloeiende en met elkaar ruimtelijk verbonden aspecten oproepen naar analogie met de technologie van Geografische Informatiesystemen (GIS). De techniek berust op het principe van de opeenstapeling van een onbeperkt aantal van informatielagen met relevantie voor een welbepaalde locatie. Omdat culturele creativiteit moeilijk geografisch vast te pinnen is, werd hier gekozen voor foto-mozaïeken.
2. De tentoonstelling in vogelvlucht R IJKE BIODIVERSITEIT Congo bezit een uitzonderlijk rijke biodiversiteit. Geen enkel ander Afrikaans land telt zoveel planten en dieren. Deze diversiteit wordt onder andere verklaard door de veelheid van vegetatietypes in Congo: tropisch woud, droog bos, savannes, mangroven, moerasvegetaties met talrijke en vaak brede rivieren, meren, bergen en vulkanen. Wetenschappers identificeerden in Congo reeds 11.000 soorten planten, 409 soorten zoogdieren, 1.086 soorten vogels, 1.069 soorten vissen en 152 soorten reptielen. Bovendien zijn vele hiervan endemisch: ze komen enkel voor in Congo. Als hun biotoop bedreigd wordt, staat ook hun voortbestaan op de helling. Bekendste voorbeelden zijn de Bonobo en de Okapi. Maar ook de Congopauw en de watercivetkat komen in deze tentoonstelling aan bod.
De Okapi is het enige levende dier dat verwant is met de giraf. Alleen in het vochtige Ituri-woud komt hij in het wild voor. Het is een schuw nachtdier dat meestal alleen leeft. Niet verwonderlijk dus dat de okapi in het Lingala ndúmbá genoemd wordt wat onder andere, vrijgezel of juffrouw betekent. Als herbivoor kiest de okapi voor een gevarieerd menu van bladeren, gras, scheuten en vruchten die hij met zijn lange, plakkerige tong van de bomen rukt. In tegenstelling tot de giraf die in de weidse savanne leeft, heeft de okapi veel minder scherpe ogen. Hij is in de dichte jungle vooral afhankelijk van zijn buitengewone gehoor en reukzin. Henry Morton Stanley schreef in zijn boek ‘In Darkest Africa’ van 1890 over een merkwaardig ‘ezelachtig’ dier in het Ituri-woud. De Mbuti-pygmeeën noemden dit voor de westerse wetenschap onbekende zoogdier o’api. Harry Johnston besloot in 1899 om het dier op te sporen in Congo. Ter plaatse vertelden de Mbuti hem meer over de mysterieuze donkerbruine o’api met gestreepte poten. Hij bemachtigde slechts twee stroken van gestreepte okapihuid die hij in 1900 naar de Zoological Society of London stuurde. Op basis van deze huid identificeerde P.L. Sclater het hoefdier en gaf hij het de wetenschappelijke naam Okapia johnstoni. De Congopauw is de grootste hoenderachtige in het Afrikaanse woud. Het is een zeldzame vogel waarvan het aantal blijft afnemen door jacht en de vernietiging van zijn habitat, het laaglandregenwoud. Recente studies tonen aan dat de vogel nog voorkomt in het Maïko Nationaal Park en de omliggende wouden, en in het Salonga Nationaal Park. In 1913 zag de Amerikaanse ornitholoog James P. Chapin een voor hem totaal onbekende veer op een hoofdtooi in de Ituri-streek. Terug thuis bleven zijn pogingen om te achterhalen van welke vogel de veer kwam, zonder succes. In 1936 bezocht hij het huidige Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, en herkende de veer in het verenkleed van een opgezette vrouwelijke vogel. Verder onderzoek deed hem besluiten dat het ging om een nieuwe vogelsoort die hij Afropavo congensis Chapin doopte. In 1937 observeerde Chapin voor het eerst levende Congopauwen in het Congolese regenwoud. Hij vernam dat de lokale bevolking soms jacht maakte op deze schuwe vogel, die dus niet voor iedereen een ontdekking was. Binnen een diergroep zoals de kevers is de variatie aan kleuren, grootte en soorten enorm. Hoe meer ondersoorten er binnen één soort voorkomen, hoe groter de bijdrage tot de biodiversiteit. Elke ondersoort leeft immers in een specifieke regio en draagt bij tot de biologische rijkdom van een land.
GRONDSTOFFEN De Congolese ondergrond is zeer rijk aan delfstoffen zoals goud, kobalt, tin, coltan, germanium, diamant, zilver, koper enz. De ondergrond bevat ook allerhande industriële mineralen en gesteenten waaronder talk, kaoliniet, kwartszand, kalk, steenkool, petroleum. De vorming van delfstoffen is het gevolg van specifieke geologische processen. Een van de belangrijkste processen is de gebergtevorming.
Waardeloos of waardevol? De waarde van een delfstof voor de mens verandert doorheen de tijd, en is afhankelijk van het gebruik ervan en van de vraag ernaar. Ook de relatieve schaarste en de vindplaats kunnen een rol spelen. Een andere factor is de technologische kennis nodig om de nuttige stof te scheiden van andere materialen. Bovendien kan een schijnbaar waardeloze delfstof later of in andere toepassingen juist zeer waardevol worden. Coltan is een voorbeeld van een dergelijke evolutie. In Congo komen coltanmineralen (columbium en tantalium) bijna altijd samen voor met tinmineralen. Bij de vroegere ontginning van tin werd coltan als waardeloos beschouwd. Het werd samen met andere materialen als afval gedumpt op storthopen naast de mijnen. De tinexploitatie is vandaag stilgevallen, maar door de wereldwijde snelle groei van draagbare electronica is er nu vraag naar tantalium dat uit coltanmineralen gehaald wordt. Nu worden dezelfde mijngebieden opnieuw ontgonnen, onder meer door recyclage van de oude storthopen.
Hout Meer dan de helft van het Afrikaanse regenwoud ligt in Congo. Hout speelt in de lokale economie een belangrijke rol als brand- en grondstof. Tropisch hout wordt eveneens geëxporteerd voor buitenschrijnwerk, meubelmakerij, parketvloeren en industriële toepassingen. Het gaat niet zo goed met de bossen op onze aarde. De ontbossing voor landbouwgronden en de houtkap razen meedogenloos verder. Houtwinning kan nochtans op een duurzame manier gebeuren. Er mag bijvoorbeeld niet meer hout gekapt worden dan de jaarlijkse bijgroei opdat bossen in hun bestaan niet bedreigd worden. Wereldwijd bestaan er heel wat initiatieven gericht op de duurzame productie van hout (b.v. FSC). Ook voor wat Congo betreft, worden heel wat inspanningen geleverd om houtexpoitatie enkel toe te staan wanneer dit gebeurt in het kader van een bosbeheersplan gericht op duurzaamheid. Dit is een keerpunt in de geschiedeinis van de tropische bosexploitatie.
SYMBOLIEK Naast de exploitatie van de natuur voor basisbehoeften, maakt de mens ook gebruik van elementen uit de natuurlijke omgeving voor symbolische doeleinden. Kleuren, planten en dieren krijgen vaak een symbolische waarde en betekenis in de materiële en immateriële cultuur zoals dansen, verhalen, muziek, beelden of maskers. In Midden-Afrika wordt de kleur wit geassocieerd met de wereld van de voorouders, de wereld van de ‘levende’ doden. Contactpunten tussen de wereld van de levenden en die van de doden zijn wit. Rituele voorwerpen zoals maskers en krachtbeelden worden soms met witte klei ingesmeerd om ze met de kracht van de voorouders op te laden. De witte markeringen rond de ogen van de waarzegger laten hem of haar toe te ‘kijken’ in de wereld van de voorouders. Tijdens bepaalde initiatieriten worden ook de lichamen van initiandi volledig wit gekleurd. Rood is de kleur van de waarzeggerij: niet uitgesproken positief of negatief, maar veeleer ambigu. Rood staat voor het onzekere, het onverwachte, het onbepaalde… Vooral rode aarde wordt gebruikt om deze eigenschappen bij personen en objecten symbolisch weer te geven. Ook het rode poeder dat men in heel Centraal-Afrika uit rode houtsoorten (o.a. Pterocarpus tinctorius) raspt, past in deze context. De luipaard is in Centraal-Afrika een belangrijk symbool van hoofdmanschap. Als roofdier wekt de luipaard door zijn kracht en snelheid ontzag op. Als nachtelijke jager zou deze katachtige toegang hebben tot zowel de wereld van de levenden als tot die van de doden. Zijn gevlekte vacht is noch wit, noch zwart, en wijst erop dat hij behoort tot beide werelden. Delen van de luipaard worden gebruikt om de uitzonderlijke kwaliteiten van de hoofdman te symboliseren. Tanden of klauwen van dit roofdier in de hoofdtooi van de hoofdman duiden op de kracht die hem in staat stelt om heksen en vijanden te doden. Op bepaalde rituele voorwerpen heeft men eenvoudigweg met kleurstoffen het gevlekte patroon van de luipaard aangebracht. Binnen het Bwami- genootschap van de Lega is de olifant als kuddedier een symbool van harmonieus samenleven. Delen van de olifant zoals het ivoor, de huid, en de staartharen worden verwerkt in initiatievoorwerpen en waardetekens van het hoogste genootschap. Het bwami-initiatiegenootschap bij de Lega is een specifieke variant van een instelling die wijd verspreid is in Oost-Congo en in Oost-Afrika. Het bwami-genootschap is hiërarchisch opgedeeld in verschillende graden. Bwamileden bekleden vaak belangrijke sociale en politieke posities in de maatschappij. Het bwami-initiatiegenootschap bestaat nog steeds. Verschillende rangen worden gesymboliseerd door een bepaald dier. Leden van de hoogste rang of kindi zijn ‘olifantmensen’ en dragen haren van de olifantenstaart op hun hoed. Leden van de yananio of van de lagere rang zijn ‘boomdasmensen’. Ze versieren hun hoofddeksels met de tanden van de boomdas. De boomdas symboliseert als goede klimmer, het opklimmen van de initiandi in de bwami-hiërarchie. Het feit dat mannetjes elkaars nachtelijke geluiden beantwoorden, staat voor de solidariteit tussen de bwami-leden. De boomdas wordt door de Lega beschouwd als de kleine broer van de olifant.
VOEDSEL EN MEDICIJNEN De natuur biedt een heel gamma van voedsel en medicijnen. Mensen verzamelen vruchten, insecten, paddestoelen en honing in de natuur. Voorts zorgen jacht en visvangst voor eiwitrijk voedsel. Door de hoge prijs van vlees en vis in Congo is het vinden van alternatieven als aanvulling van de basisvoeding vaak een uitdaging. Rupsen zijn een ideaal alternatief aangezien hun voedingswaarde evenwichtiger is dan die van kippenvlees. In sommige streken van Congo nemen rupsen 40% van de eiwitinname voor hun rekening. De Luba leven vooral van de landbouw. In het droge seizoen vullen ze hun dieet aan door te jagen. De jacht speelt echter het hele jaar door een grote rol in het sociale en religieuze leven. Beroepsjagers zijn georganiseerd in een jachtgenootschap: Bubinda of Buyanga. Mannen moeten een initiatieritueel ondergaan om lid te worden. Leden van het jachtgenootschap genieten bescherming van de bwanga-geesten. Deze genootschappen verzekerden het succes van de jacht. Iedereen mocht op klein wild jagen, maar de jacht op groot wild was voorbehouden aan de leden van het jachtgenootschap. Zo reguleerden jachtgenootschappen de jacht op groot wild. Tegenwoordig zijn deze genootschappen grotendeels verdwenen. En het groot wild eveneens… In 1988, 1989 en 1993 voerden wetenschappers van de Universiteit van Kisangani tellingen uit op de centrale markt van de stad. Ze wilden weten welke zoogdieren gejaagd en als wild aangeboden werden. In totaal telden ze 43 soorten waaronder acht soorten antilopen, negen soorten meerkatten en de groene baviaan. De meeste dieren stonden toen niet op de lijst van bedreigde soorten. Toch troffen ze soorten aan die in Congo op de lijst staan van volledig beschermde dieren zoals het watermuskusdier, het reuzengordeldier en de chimpansee. Voor de elementaire gezondheidszorg wordt een beroep gedaan op planten die in het wild groeien. De natuurapotheek van de Lélé: Hoofdpijn: neem een beetje poeder van de schors van de Ntotshi (Crossoptarix africana) en voeg negen druppels water toe. Inhaleer ’s morgens en ’s avonds. Diarree: neem het poeder van de schors van de Bwenge (Diospiros crassifera) en los het op in koud water samen met wat witte klei. Drink de oplossing. Deze behandeling is niet aangewezen voor mensen met een lage bloeddruk. Hoest : meng het sap van de bladeren van de Ilulumba (wilde munt) met palmolie en drink op. Voeg er in het geval van astma en bronchitis nog een eierdooier en kaolien aan toe. Reuma: rooster de takjes van de N’ngamba (Hymenocardia acida) in een aardewerken pot en voeg vier insecten toe waarvan de steek erg pijn doet. De pijnlijke lichaamsdelen tatoeëren met dit mengsel.
WOORDEN VOOR NATUUR EN CULTUUR Er zijn maar liefst meer dan 200 lokale talen in Congo alleen. De vier officiële talen: Tshiluba, Kikongo, Lingala en Kiswahili vereenvoudigen de communicatie op nationaal vlak. Toch is de genuanceerde kennis over de natuurlijke omgeving vooral vervat in de lokale talen. Lokale namen duiden vaak op een gedetailleerde kennis over de ecologie en de biologie van dieren en planten.
De woordenschat van een taal beantwoordt aan de behoeften van de mensen die ze spreken. De verscheidenheid van termen voor de oliepalm bij de Mongo illustreert het regionale belang van deze plant. De oliepalm is niet alleen een bron voor olie en palmwijn maar dient ook als materiaal voor het maken van manden en amuletten. Bovendien wordt de oliepalm gebruikt voor medicinale doeleinden. De fijngestampte vruchten worden aangebracht op zweren en de jonge bladeren worden verwerkt in een mengsel tegen gonorroe. De vezels van de vruchten dienen voor een mengsel dat men in een pijp rookt tegen de hoest.
In de dorpen van de Lega in Kivu wordt het ‘spreekwoordenkoord’ tentoongesteld op het dorpsplein. Aan het koord hangen 40 tot 60 voorwerpen. Elk voorwerp stelt één of meer spreekwoorden voor. Mannen, vrouwen en kinderen identificeren de voorwerpen en dragen de spreekwoorden voor. Dit leidt dikwijls tot een debat. Als er aan een spreekwoord wordt getwijfeld, moet de verteller het spreekwoord uitleggen aan de hand van een sprookje. Zo oefenen jongeren zich in het voeren van debatten. De volwassenen volgen deze debatten en komen zo te weten welke jongeren zich onderscheiden door hun kennis over natuur en maatschappij want ‘mutédji ndi huzo wungíwá’, de goede verteller is diegene naar wie men luistert.
3. De catalogus De rijkelijk geïllustreerde catalogus Congo. Natuur en Cultuur in de Democratische Republiek Congo is verkrijgbaar in het Nederlands, het Frans en het Engels. De tentoonstellingscatalogus bevat onder meer 5 bijdragen van de hand van Congolese wetenschappers. KMMA, 2004, 160 pp., € 20 Verkrijgbaar in de Museum Shop of bij de publicatiedienst (
[email protected])
4. Een CD reeks Ter gelegenheid van de opening van deze tentoonstelling heeft het KMMA, in co-editie met Fonti Musicali, de reeks muziek cd’s ‘ Antholologie de la musique Congolaise’ gelanceerd. Deze reeks zal uit 16 volumes bestaan. De eerste twee volumes zijn reeds beschikbaar. Vol.1: Muziek van de Lunda-Katanga, bevat opnamen die gemaakt werden in de provincie Kantanga, de zone Kapanga met als centrale plaats Musumba waar de residentie van de Lundakeizer of Mwant Yaav is gevestigd. Vol. 2: Songs of the Okapi Forest: Mbuti, Nande, and Pakombe, bestaat uit opnamen die gemaakt werden bij drie van de verschillende groepen die het zuidelijke Ituri-gebied bewonen. Verkrijgbaar in de Museum Shop of bij de publicatiedienst (
[email protected]) Kost per volume: € 15
5. Unesco Congo. Natuur & cultuur was reeds in avant-première te zien in het Unesco hoofdkwartier in Parijs. In september 2004 vond een donorconferentie plaats met als doel fondsenwerving voor de bescherming van de vijf Congolese Wereld Erfgoed gebieden: de nationale parken van Salongo, Virunga, Garamba, Kahuzi-Biega en het Okapi dierenreservaat. De tentoonstelling maakte er deel uit van een internationaal gebeuren rond de sensibilisatie voor de enorme diversiteit van natuur en cultuur in Congo.
6. Medewerkers van de tentoonstelling Directeur Guido Gryseels Commissaris Els Cornelissen Algemene Coördinatie Min Dewachter Wetenschappelijke Coördinatie Carla Huysmans Wetenschappelijk Comité: Yvonne Bastin, Hans Beeckman, Max Fernandez, Jos Gansemans, Baudouin Janssens, Erik Kennes, Johan Lavreau, Michel Louette, Jacky Maniacky, Jean Omasombo, Philippe Tréfois, Vicky van Bockhaven, Patricia Van Schuylenbergh, Hein Vanhee Scenografie van de tentoonstelling werd uitgewerkt door Scenography b.v.b.a. Grafisch ontwerp kaarten en panelen: Didier Van Aubel, Benoit Hardy (Afdeling Cartografie KMMA). Concept kaarten: KMMA, Cartografie en Geologie.
7. www.congo2005.be : een speciale website! In 2005 organiseert het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika twee tijdelijke tentoonstellingen die een belangrijke rol spelen in het renovatieproces van het Museum. Met HET GEHEUGEN VAN CONGO. DE KOLONIALE TIJD blikt het Museum terug op zijn oorsprong. De tentoonstelling CONGO. NATUUR & CULTUUR geeft ons alvast een voorsmaak van het Museum van morgen: een interdisciplinair Museum over Afrika, met de nadruk op MiddenAfrika. Meer info over deze twee tentoonstellingen vindt u vanaf 23 november op www.congo2005.be, een nieuwe website van het KMMA.
8. Op het programma in 2005 Het geheugen van Congo. De koloniale tijd Van 4 februari tot 9 oktober 2005 Met deze tentoonstelling levert het Museum een bijdrage tot het bijzonder actuele debat over de koloniale geschiedenis van Congo en België. Weinig gekende objecten, kunstwerken, documenten, films en foto’s maken de bezoeker vertrouwd met deze omstreden periode. Gefilmde interviews van Belgen en Congolezen geven een stem aan het verleden in een levendige confrontatie van herinneringen en emoties. Het geheugen van Congo belicht meer dan één verhaal en brengt aan de hand van specifieke thema’s een bewogen geschiedenis tot leven. Deze tentoonstelling kadert in de festiviteiten van 175 jaar België.
Africa<>Tervuren Zondag 24 april 2005 Deze jaarlijks georganiseerde evenementendag biedt een forum aan hedendaags Afrika. Workshops, theater, film, muziek en dans brengen de collecties van het Museum tot leven. Dit jaar staat de dag helemaal in het teken van Congo.
9. Een aanrader Combinatiebezoek met het Arboretum van Tervuren is uniek in België. Dit openluchtmuseum werd net als het museum opgericht door Leopold II en herbergt een verzameling van 460 boomsoorten, afkomstig uit de gematigde streken van het noordelijk halfrond. Vrij bezoek mogelijk - Voor een geleid bezoek: info bij VVV Tervuren op 02/769 20 81; meer info over daguitstappen en andere bezienswaardigheden op http://www.tervuren.be .
10. Praktische informatie CONGO. NATUUR & CULTUUR PRIJZEN Inbegrepen bij de toegangsprijs van het museum: € 4: volwassenen € 3: senioren en groepstarief € 1,5: jongeren, studenten, werklozen Gratis voor kinderen - 12 jaar (in gezinsverband) OPENINGSUREN Dinsdag tot vrijdag van 10u tot 17u Zaterdag en zondag van 10u tot 18u Gesloten op maandag HOE TE BEREIKEN ? Openbaar vervoer: Met de snelbus: lijn 410 Brussel Noord - Tervuren - Leuven Vanuit het station Brussel Centraal: metro 1B tot Montgomery, vervolgens tram 44 tot aan terminus (Tervuren) Met de wagen: via E 40, afrit Bertem - Tervuren via Ring, afrit Tervuren - Brussel www.congo2005.be www.africamuseum.be KONINKLIJK MUSEUM VOOR MIDDEN-AFRIKA Leuvensesteenweg 13 3080 Tervuren 02/769 52 11
11. Contact persdienst
[email protected] Kristien Opstaele : 02 769 57 08 Sofie Bouillon : 02 769 52 53 Foto’ s beschikbaar op de perspagina van www.congo2005.be