Een goede klimtechniek helpt kracht te besparen! • Om te voorkomen dat men gedurende een lange route teveel kracht verliest en uitgeput raakt, is het belangrijk om een goede klimtechniek te hebben. Aangezien de beenkracht ongeveer vier keer zo groot is als de armkracht, is het voordelig om zoveel mogelijk met de benen te werken. Dit vereist echter goed voetenwerk: men moet in staat zijn de voet ook op kleine opstapjes, uitsteeksels, inkepingen, etc. te plaatsen, zonder weg te slippen. Daar komt uiteraard goed schoeisel en enige oefening aan te pas, omdat het precies en ‘gevoelig’ plaatsen van de voet nog niet zo eenvoudig is. Ook het klimmen waarbij gebruik wordt gemaakt van wrijving moet geoefend worden. Dit omdat (vooral beginnende ) klimmers vaak niet gewend zijn om grip te verkrijgen op een schijnbaar glad rotsoppervlak. • Ook het klimmen met behulp van de metalen opstapjes en pinnen vraagt om oefening. Deze opstapjes zijn vaak glad en klein en vereisen daarom een goed evenwichtsgevoel.
Klimtechniek ‘Slim’ klimmen om kracht te besparen © Copyright 50NB / Klimwinkel.nl / Klettersteigshop.nl ism OeAV
Het grijpen en vasthouden moet zoveel mogelijk met gestrekte armen gedaan worden, omdat dit veel kracht bespaart. • Omdat de armkracht beperkt is, is het van essentieel belang dat de handen en armen goed gebruikt worden. Dit geldt vooral voor lange routes, die wellicht loodrechte of zelfs overhangende rotspassages bevatten. Wie een dergelijke route wil volgen, moet beschikken over de nodige arm- en vingerkracht (vergeet hierbij niet dat ook de karabiners nog moeten worden aan- en uitgeklikt). Bij betrekkelijk eenvoudige passages, is het het beste als de armen gebruikt worden om het evenwicht te bewaren, terwijl de benen voor de opwaartse beweging zorgen. • Voor het vasthouden geldt als grondregel de ‘zachte greep’. Dit betekent dat een greep, de staalkabel of een pin slechts zo stevig vastgehouden hoeft te worden als noodzakelijk. Beginners hebben vaak de neiging zich zo stevig aan de grepen vast te klampen dat het bijna de indruk wekt dat ze de pinnen willen ombuigen of de rots willen afbreken. • Een ander aandachtspunt betreft de positie van de armen. Deze moeten steeds gestrekt zijn, omdat men met gebogen armen veel meer spierkracht verbruikt. • In principe zijn bij het grijpen pinnen, haken of goede grepen in de rots te verkiezen boven de staalkabel. Het vasthouden van de kabel kost namelijk veel krachtsinspanning (behalve bij traversen).
Klimtechniek Vasthouden met ‘zachte greep’ en gestrekte armen © Copyright 50NB / Klimwinkel.nl / Klettersteigshop.nl ism OeAV
Door regelmatig (gemakkelijke) klettersteigroutes te klimmen, leert men economischer en gestroomlijnder bewegen. • Als het grijpen en het klimmen goed op elkaar afgestemd zijn, is er sprake van een economische bewegingsopbouw. Het evenwicht wordt daarbij met de armen gehouden, het omhoog bewegen gebeurt vanuit benen. • Het is niet economisch om in één keer te veel te willen stijgen. Hierdoor ontstaat er meer afstand tussen de wand en het lichaam, waardoor de armen veel meer worden belast. Ook te hoog grijpen is niet ideaal, omdat men in overstrekte positie geen kracht kan ontwikkelen. • Bij het staan moet men proberen het bekken zo dicht mogelijk tegen de wand te drukken, zodat het bovenlichaam vrij is en de druk op de voeten sterker wordt. • De techniek kan het beste worden verbeterd wanneer men zoveel mogelijk (ook gemakkelijke) klettersteigroutes klimt. Hierdoor ontwikkelt de klimmer gevoel voor de juiste manier van bewegen, en leert hij beter in te schatten langs welke weg een bepaalde passage het gemakkelijkst te beklimmen is.
Klimtechniek Economische bewegingsopbouw © Copyright 50NB / Klimwinkel.nl / Klettersteigshop.nl ism OeAV
Tijdig rusten voor moeilijke gedeelten en vlot doorklimmen helpen het valrisico te minimaliseren. • Vooral bij moeilijke klettersteigroutes is het belangrijk vooruitblikkend en tactisch te klimmen. Dit betekent, dat men rustmogelijkheden gebruikt om zich te herstellen en voor te bereiden op moeilijke passages die nog volgen. Klim (vooral in moeilijke stukken zgn ‘sleutelpassages’) zo vlot mogelijk door – dit spaart kracht en het risico op vallen daalt. Natuurlijk is dit alleen mogelijk als de betreffende passage vrij is en niet bezet door andere klimmers. • Wie onderweg merkt dat een route te hoog gegrepen is, doet er verstandig aan zo snel mogelijk om te keren. Als er geen overhangende gedeelten zijn en als men nog niet al te hoog is, is het dalen vaak zelfs wat gemakkelijker dan het klimmen. De karabiners glijden dan namelijk grotendeels vanzelf mee. Let bij het omkeren bijzonder goed op andere klimmers, die niet in gevaar gebracht of gehinderd mogen worden. • Wie vermoeid raakt, kan zich het beste bijtijds aan een verankering vastmaken om uit te rusten. Doorklimmen verhoogt in deze situatie het risico op een val. Om uit te rusten kan men één been achter de kabel plaatsen, zodat er een comfortabele rustpositie ontstaat.
Klimtechniek Tijdig rusten en dan vlot doorklimmen! © Copyright 50NB / Klimwinkel.nl / Klettersteigshop.nl ism OeAV
In principe is de klimmer steeds dubbel gezekerd – behalve tijdens het omklikken van de karabiners, waarbij hij kort maar aan één karabiner gezekerd is. • De zekeringstechniek van het klettersteigen zorgt ervoor dat men permanent gezekerd is met twee karabiners. Dit natuurlijk met uitzondering van de momenten dat er wordt uit- en aangeklikt. Op deze momenten wordt eerst de bovenste karabiner uitgeklikt en na de verankering weer aangeklikt, en vervolgens de onderste. Dit moet steeds op dezelfde manier gebeuren, omdat anders de beide banden waaraan de karabiners vastzitten, verdraaien. (Een ‘tol’ kan dit eventueel verhinderen, maar niet iedere set is hiermee uitgerust.) • Om te verhinderen dat de beide karabiners in elkaar haken en om het uit- en aanklikken te vergemakkelijken, is het zinvol om de karabiners met één hand aan de zekeringskabel gelijk mee naar boven te schuiven. • Het omklikken zelf moet steeds zo vroeg mogelijk gebeuren, zodat de valhoogte verkleind wordt. Ook ontstaat dan niet het gevaar voorbij de verankering te klimmen.
Zekeringstechniek Behalve bij het omklikken, zijn bij de Y-set steeds de beide karabiners aangeklikt! © Copyright 50NB / Klimwinkel.nl / Klettersteigshop.nl ism OeAV
Wie een foto wil maken, uit wil rusten of zich even vast wil maken bij een moeilijke traverse, kan gebruik maken van een standplaats slinge met karabiner. • Een bijzonder bruikbaar instrument bij de moderne klettersteigset, is een korte derde slinge. In deze, direct achter het schok absorptie systeem aangebrachte slinge, kan een wat grotere (normale) karabiner worden gehangen. Deze vervult de volgende belangrijke functies: op moeilijke passages kan men zich aan deze slinge nog eens extra zekeren om uit te rusten of om een foto te maken. Bij traversen verhindert hij bovendien dat men te ver onder de kabel hangt waardoor het bedienen van de zekeringsbanden niet meer mogelijk is. • Een standplaats slinge is standaard bij moeilijke klettersteigroutes. In sommige gevallen beschikt de set er reeds over, in andere gevallen kan een korte bandslinge (60 cm) aan de set worden bevestigd via een ankersteek. Daarbij moet echter rekening worden gehouden met het feit dat deze slinge uitsluitend geschikt is voor traversen of voor het zekeren tijdens het uitrusten op ladders of ijzeren beugels. De slinge is namelijk absoluut niet geschikt voor het opvangen van een val (zie zekeringstechnische achtergrondLet op: De beide zekeringskarabiners blijven ondanks het gebruik van een standplaats slinge altijd aangeklikt.
Zekeringstechniek Gebruik van een standplaats slinge © Copyright 50NB / Klimwinkel.nl / Klettersteigshop.nl ism OeAV