Klimaatatelier Winterswijk
1
Inhoudsopgave 1- Introductie ............................................................................................................................... 3 2 - Klimaatverandering in Winterswijk .......................................................................................... 4 2.1 – Klimaatscenarios......................................................................................................................... 4 2.2 – Stijgende temperaturen ............................................................................................................. 4 2.2 – Wateroverlast en droogte .......................................................................................................... 5 3 – Ambities en gidsmodellen ....................................................................................................... 6 4 – Schetsen aan een klimaatbestendige wijk ................................................................................ 7 4.1 - Schets voor Winterswijk .............................................................................................................. 8 4.2 – Schets voor de spoorzone .......................................................................................................... 9 4.2 – Schets voor het WVC terrein .................................................................................................... 11 Discussie en conclusies ............................................................................................................... 13 Bijlage A – Klimaatverandering in Winterswijk ............................................................................ 14 A.1 - Klimaatscenarios ....................................................................................................................... 14 A.2 – Stijgende temperaturen ........................................................................................................... 15 A.3 – Toenemende wateroverlast en droogte .................................................................................. 18 Bijlage B – Lagenbenadering en gidsmodellen ............................................................................. 22
2
1- Introductie De Provincie Gelderland wil vanuit haar klimaatprogramma klimaatbestendigheid stimuleren. Naast aandacht voor klimaatverandering in provinciaal beleid wordt ook actief richting regio’s en gemeenten gewezen op het belang van klimaatadaptatie. In 2010 is hiertoe een klimaatatelier georganiseerd voor vier Gelderse regio’s van samenwerkende gemeenten. Tijdens dit klimaatatelier kwam de behoefte naar voren om degelijke ateliers ook op gemeentelijk niveau te organiseren. Deze behoefte is door een aantal gemeentes waaronder de gemeente Winterswijk, geuit. Een atelier op gemeentelijk niveau helpt klimaatverandering breed binnen de organisatie geagendeerd te krijgen en partners en collega’s mee te krijgen in het belang van lange termijn adaptatie. In de gemeentelijke structuurvisie worden keuzes gemaakt omtrent ruimtelijke vraagstukken als woningbouw, mobiliteit, waterveiligheid, regionale watersystemen, landbouw, recreatie en natuur. Om deze beslissingen en plannen ook in de toekomst houdbaar te kunnen laten zijn is het belangrijk om klimaatverandering vroeg in het plan proces mee te nemen. In het klimaatatelier is samen met medewerkers van de gemeente besproken hoe het klimaat zich kan ontwikkelen in de komende decennia, en wat voor een gevolgen dit heeft voor Winterswijk. In dit kader zijn relevante klimaateffecten onderzocht en is bekeken hoe dit raakt aan beleidsplannen en projecten en welke kansen daarbij benut kunnen worden. Vervolgens is er gebrainstormd over een klimaatbestendige toekomst en zijn er ontwerpen gemaakt voor de herontwikkeling van de Spoorzone nabij het centrum van de stad. Eind negentiende, begin twintigste eeuw was Winterswijk een belangrijk knooppunt in het spoornetwerk van Nederland. Vooral het vervoer van goederen zoals hout en kolen voor de textielfabrieken in de regio vond via dit knooppunt plaats. In de spoorzone ontwikkelde zich allerlei industriële activiteiten. Nu Winterswijk zijn centrale punt in het spoornetwerk heeft verloren (Lautenbach, 2008), biedt het grote rangeerterrein in de nabijheid van het centrum unieke ontwikkelingsperspectieven. Binnen het gebied zijn plannen om een school met sportvoorzieningen en
woon-
en
werkfuncties
te
realiseren in een parkachtige setting. Tijdens het klimaatatelier wordt de ontwikkelingen in de spoorzone als casestudy
gebruikt.
casestudy
is
Als
gekozen
tweede voor
de
ontwikkeling van het terrein van voetbalclub WVC Winterswijk. Het terrein gaat bebouwd worden, de vraag is alleen hoe. De hoofdvraag tijdens dit atelier is hoe ruimtelijke structuren kunnen worden aangelegd
3
of veranderd, dat ze de robuuste genoeg zijn met betrekking tot klimaatveranderingen en ook kansen kunnen benutten? Dit rapport beschrijft de verschillende stappen die zijn gezet tijdens het atelier. Ten eerste is de urgentie van het probleem bepaald: welke klimaatseffecten hebben welke gevolgen voor de gemeente Winterswijk? Vervolgens is de ambitie voor de inrichting van de groenblauwe ruimte bepaald. Als laatste stap is met behulp van de gidsmodellen geschetst aan een klimaatbestendige inrichting van de spoorzone en het WVC voetbalterrein.
2 - Klimaatverandering in Winterswijk Het klimaat verandert. Stijgende temperaturen zorgen veranderingen in weerspatronen op aarde. Deze verandering heeft gevolgen voor Nederland. Maar wat zijn nou de gevolgen voor een gemeente als Winterswijk? En misschien nog wel belangrijker, wat is er aan te doen? Tijdens het klimaatatelier Winterswijk is gekeken naar de gevolgen van klimaatverandering voor de stad. Onderstaande tekst geeft een overzicht van alle relevante klimaateffecten voor Winterswijk. Voor een gedetailleerdere beschrijving van alle effecten met meer beeldmateriaal, wordt u doorverwezen naar de bijlagen van dit rapport.
2.1 – Klimaatscenarios Het KNMI heeft scenario’s ontwikkeld die een verschillend beeld schetsen over het toekomstig klimaat in Nederland. Dit rapport richt zich op de twee scenario’s die volgens de recente inzichten het meest waarschijnlijk worden geacht. In onderstaande figuren wordt een beeld geschetst van de veranderingen die dit met zich mee kan brengen voor Winterswijk. Voor een uitgebreidere beschrijving zie bijlage A1 aan het einde van dit rapport.
Scenario Beschrijving W - 2 °C temperatuurstijging op aarde in 2050 t.o.v. 1990 - Geen verandering in luchtstromingspatronen West Europa W+ - 2 °C temperatuurstijging op aarde in 2050 t.o.v. 1990 - Winters zachter en natter door meer westenwind - Zomers warmer en droger door meer oostenwind
2.2 – Stijgende temperaturen Een warmere wereld betekent een warmer Nederland. Ook Winterswijk krijgt te maken met mildere winters en warmere zomers.
4
Aantal ijsdagen Winterswijk 12
Aantal tropische dagen Winterswijk Huidig
40
2050
Aantal dagen
Aantal dagen
2050
2100
9
Huidig
6 3
30
2100
20 10 0
0 W
W
W+
W+
Belangrijke gevolgen van stijgende temperaturen voor Winterswijk: Hitte in de stad - Stedelijk gebied absorbeert veel warmte die ‘s nachts langzaam wordt afgegeven. Bij een nachttemperatuur van boven de 20°C treden nadelige effecten op zoals slecht slapen en een groter aantal ongelukken Huidig 2050 W+
Aantal nachten > 20 °C 3 20
Recreatiedruk - Hoe warmer de dagen, hoe groter de behoefte aan verkoelende buitenrecreatie. Mogelijke problemen kunnen gevonden worden in de toegang tot het buitengebied of bijvoorbeeld de uitval van recreatieplassen door (blauw)algen.
2.2 – Wateroverlast en droogte Ondanks dat het nog niet duidelijk is hoe de jaarlijkse neerslagsom zich gaat veranderen is het wel duidelijk dat de extremen in de neerslag gaan toenemen. Het aantal dagen dat het regent neemt af, in combinatie met extreme piekneerslag als het wel regent heeft wateroverlast maar ook droogte tot gevolg. Piekneerslag zomer Scenario 2050 2100 W +27% +54% W+ +10% +20% Belangrijke gevolgen van extremere neerslag en langere periodes van droogte voor Winterswijk: Afvoercapaciteit - Extremen in neerslag nemen toe. Als de afvoercapaciteit van een gebied onvoldoende is kan dit vaker voor wateroverlast zorgen. Zonder aanpassing betekent dit vaker ondergelopen straten en kelders. 5
Neerslagtekort - Grotere periodes van droogte heeft allerlei gevolgen voor landbouw en natuur. In het meest droge scenario (W+) kan het neerslagtekort meer dan verdubbelen en oplopen naar maximaal 385 millimeter in het jaar 2100. Natuurbranden - Door langere periodes van droogte neemt het risico op natuurbranden toe. De kans op een oncontroleerbare natuurbrand op de veluwe wordt nu al geschat op één keer in de 25 jaar. Tijdens de warme en droge zomer van 2003 was het aantal natuurbranden drie keer hoger dan normaal. In het huidige klimaat komt een zomer als in 2003 één keer in de tien jaar voor. In 2100 W+ scenario één keer per twee jaar. Natuur – Als koudeminnende soorten kunnen migreren schuiven ze mee met de veranderende klimaatzones. Als migratie onmogelijk is door barrières kunnen ze lokaal uitsterven. Beken zullen sneller droogvallen tijdens periodes van droogte en sneller buiten hun oevers treden ten tijde van extreme neerslag. Landbouw – Een positief effect is een verlenging van het groeiseizoen. Wel kan wateroverlast vaker optreden en zullen er lange periodes van droogte optreden
3 – Ambities en gidsmodellen Hoe neem je klimaatverandering mee in het planproces om beslissingen en plannen ook in de toekomst houdbaar te kunnen laten zijn? Ondersteuning voor het vaststellen van een ambitie met betrekking tot groenblauwe structuren kan gevonden worden in de lagenbenadering. Met behulp van deze methode kan een gemeente een ambitieniveau bepalen voor de inrichting van de groenblauwe ruimte. Voor een nadere uitwerking van deze lagenbenadering zie bijlage B. Als een ambitie niveau is bepaald kunnen gidsmodellen helpen om heel concreet water, groen, bodem en klimaat te integreren in één ruimtelijke structuur van een plangebied. Voor de verschillende landschapstypen van Nederland zijn er gidsmodellen ontwikkeld. Tijdens het klimaatatelier Winterswijk is gewerkt met het gidsmodel ‘dekzand en beekdal’ waarin de karakteristieken van dit landschapstype zijn meegenomen. Deze testgidsmodellen reiken tot aan het gebiedssturende ambitieniveau, waaraan enkele klimaatsensitieve onderdelen worden toegevoegd. Het gidsmodel is gebruikt als ondersteuning om de groenblauwe structuur integraal mee te kunnen nemen in de planvorming.
6
4 – Schetsen aan een klimaatbestendige wijk Tijdens het klimaatatelier Winterswijk is gekeken naar de klimaatbestendige inrichting van zowel de spoorzone in het centrum van de stad, als het voetbalterrein van WVC in het westen. Voordat in detail is gekeken naar het plangebied, is gekeken naar de samenhang met de omliggende gebieden op een hoger schaalniveau.
7
4.1 - Schets voor Winterswijk Met de informatie over klimaatimpacts in het achterhoofd, is op een kaart van de stad aangegeven waar mogelijke knelpunten op kunnen treden. Ook is er al gekeken naar mogelijke kansen in het gebied. Een integratie van alle problemen en oplossingen op een hoger schaalniveau kan gevonden worden. Er zijn er drie belangrijke knelpunten geïdentificeerd. Ten eerste blijkt dat op een aantal locaties in de stad momenteel wateroverlast op kan treden bij overvloedige neerslag. Ook kan het voorkomen dat beken buiten hun oevers treden als de intensiteit van de buien toeneemt. Een belangrijke adaptatiemaatregel om dit effect tegen te gaan is ingetekend in de schets (1). Door te zorgen voor extra capaciteit in de bovenstroom van de beek is het mogelijk om deels te voorkomen dat waterproblemen worden afgewenteld op het stedelijk gebied. Dit kan bijvoorbeeld door een beek te laten meanderen, te verbreden of eventueel overloopgebieden aan te wijzen. Een tweede belangrijke punt is een het ongemak dat kan optreden als gevolg van lange perioden met hoge temperaturen. Een toenemend aantal hittegolven en het hitte-in-de-stad probleem kan worden aangepakt door het aanleggen van groenstructuren in de stad (5, 6 en 7). Door middel van verdamping en schaduw zorgen groene gebieden voor verkoeling. Ook het watervraagstuk kan deels worden aangepakt met vergroening. Meer groen in je stedelijk gebied, resulteert in een grotere capaciteit om water langer vast te houden, bijvoorbeeld doordat het percentage verharding afneemt. Wateroverlast
tijdens
hevige
piekneerslag kan zo deels gebufferd worden. Op de schets is ook aangegeven dat er moet worden nagedacht over de bereikbaarheid van het buitengebied met
verkoelende
recreatie-
mogelijkheden zoals recreatiegebied ’t Hilgelo in het noorden van de stad of het strandbad in het zuiden.
8
1 = Bovenloopse buffer van beken 2 = Afvoer van overtollig hemelwater 3 = Herstel van oude beek 4 = Opvang van hemelwater op waterpleinen 5 = Beken als groenstructuur in de stad
6 = Spoorzone als dragende groenstructuur 7 = Verbinding van groenzones in de stad 8 = Ontsluiting van stad richting buitengebied 9 = Locatie van spoorzone
4.2 – Schets voor de spoorzone Na identificatie van knelpunten en kansen op een hoog schaalniveau zijn er schetsen gemaakt die dieper ingaan op de inrichting van de spoorzone en het sportterrein van WVC. De verschillende schetsen hadden van de spoorzone veel overeenkomsten. Er is één afbeelding gemaakt waarin belangrijke elementen van de verschillende plannen zijn samengevoegd.
9
1 = Stroomrichting hemelwater 2 = Ondertunneling spoor 3 = Waterelement (natuur/recreatie) 4 = Herstel oude waterloop
5 = Verbinding groenzones met andere delen stad 6 = Recreatiemogelijkheden 7 = Recreatietrein richting buitengebied 8 = Groen wandel/fietspad
In alle ontwerpen is gekozen voor vergroening van de spoorzone. Tijdens de bespreking van de schetsen werd door een deelnemer gemeld dat de kans om een centrum op een dergelijke schaal te vergroenen uniek is en mogelijkheden biedt om vele klimaatseffecten te bufferen. Een grote groene strook door het centrum zou de wateropgave omringende gebied voor een groot deel kunnen aanpakken. Beperkte bestrating zou de infiltratie van het gebied kunnen vergroten. Met de herstel van een oude waterloop biedt de mogelijkheid om ook in dit deel van het centrum, water weer een centrale plek in het centrum te geven. De beek kan een natuurlijke buffer vormen die overvloedig regenwater tijdens piekbuien kan bufferen. Een groot waterelement op het terrein kan een dubbele functie hebben. Naast recreatieve mogelijkheden – zoals een roeibaan – kan ook dit waterlichaam een belangrijke rol spelen in de piekberging van grote hoeveelheden neerslag. Naast het opvangen wan water kan een groene strook ook zorgen voor verkoeling van het stedelijk gebied tijdens warme zomers. De verkoelende werking van groen in de stad wordt voor een groot deel bepaald door de verdamping van de planten en bomen. Een groot waterelement, zoals een grote vijver, kan zorgen voor voldoende water zodat voldoende verdamping – en daarmee de verkoelende werking van het groen – ook tijdens droge perioden kan plaatsvinden. Omdat de behoefte aan buitenrecreatie tijdens warme perioden naar verwachting toe zal nemen, is het belangrijk dat het buitengebied goed toegankelijk is. Door de spoorzone handig in te richten kan 10
het worden omgevormd tot een groene ontsluitingszone richting het buitengebied. Dit kan door bijvoorbeeld de aanleg van een groen wandel/fietspad. Daarnaast kan er gedacht worden aan mogelijkheden aan herstel van een oude spoorlijn ten behoeve van recreatie; zoals bijvoorbeeld is gedaan met de Grenzland-draisine in de grensregio Groesbeek-Kranenburg. Zoals te zien was op de schets op stadsniveau, wordt een groene spoorzone ingebed in groter plan. Om een dragende groen-blauwe structuur te krijgen in de stad, is bedacht de verschillende groenstructuren in de stad met elkaar te verbinden. Deze groene verbindingszones hebben eenzelfde functie als de spoorzone: 1) verkoelende werking zomer door verdamping en schaduw, 2) aanpakken wateropgave door het vergroten van infiltratie in het gebied en de aanleg van waterlementen of wadi’s, 3) het vormen van groene ontsluitingszones in de richting van het buitengebied. Het verbinden van groene zones in de stad – zoals de beek die richting het centrum loopt – helpt om groenblauwe structuren integraal onderdeel van de stad te laten zijn. De groene elementen en waterwegen in de spoorzone kunnen ook een belangrijke plek worden in de stad waar natuurontwikkeling kan plaatsvinden.
4.2 – Schetsen voor het WVC terrein Naast de spoorzone is ook geschetst aan het voetbalveldencomplex WVC, in het westen van Winterswijk. Dit terrein zal worden ontwikkeld met woonhuizen. Naast de klimaatopgave is tijdens het schetsen ook aandacht besteed aan geluidshinder van de aangrenzende provinciale weg ten westen en van het spoor in het zuiden van het ontwikkelingsgebied. Ook is er gekeken naar een eventuele verbinding van het gebied met het verzorgingstehuis in het oosten. Er zijn drie verschillende schetsen gemaakt voor de inrichting van het WVC terrein. Schets 1
11
Bij de eerste schets neemt een groot waterelement een centrale plaats in. Het overtollige regenwater wordt over de straten afgevoerd in de richting van deze vijver. Een deel van de huizen die aan het water grenzen kan worden gebouwd op palen. Zo kan het water zo min mogelijk schade aan bij grote fluctuaties. Door schuine oevers aan te leggen, biedt het waterelement de mogelijkheid voor natuurontwikkeling en daarmee vergroening van de wijk. De huizen zijn gebouwd in een noord-zuid richting om de zonnepanelen op het dak optimaal te kunnen laten werken. Ondertunneling van de provinciale weg biedt twee kansen: 1) Overlast van de weg wordt tegengegaan en 2) het biedt een gemakkelijke verbinding tussen het buitengebied ten westen van de weg en de wijk in het oosten. Zo kan de wijk een brug slaan tussen de stad en het omliggende buitengebied.
Schets 2
Decennia lang stond het gebied in het teken van sport. Bij de tweede schets is gewerkt vanuit deze cultuurhistorie. Centraal in de wijk staat een trimbaan en de mogelijkheid tot aanleg van een voetbalveld. In het midden van de wijk ligt een waterelement dat de wateropgave uit het gebied voor een belangrijk deel moet aanpakken. Ondanks dat de verkaveling niet is aangegeven op de schets wordt aangegeven dat er huizen rond deze plas worden aangelegd. De groene structuur langs het spoor die geschetst werd op het hogere schaalniveau wordt de wijk ingetrokken. Hiermee wordt de verbinding met de andere groene zones en het buitengebied verzekerd. Eventuele geluidsoverlast van de provinciale weg wordt voorkomen door de weg af te laten buigen. Door de wijk wordt een fietspad aangelegd met een brug over het water.
12
De laatste groep heeft niet gekozen om verbinding te zoeken met het verzorgingstehuis, maar verplaatst het juist naar elders in de stad. Aan de rand van het ontwikkelingsgebied – langs het spoor en de provinciale weg – wordt een sloot aangelegd die de wateropvang in het gebied verzorgd. Dit watersysteem wordt uitgebreid met een vijver in een park die kan zorgen voor de grote piekberging. Daarnaast moet een relatief grote water/natuurbuffer zorgen voor demping van het lawaai van de weg. Voor het bebouwde gebied is gekozen voor een autoluwe wijk. Aan de rand van het gebied wordt een parkeerplaats aangelegd, waar alle bewoners hun auto kunnen parkeren. Op deze manier blijft de rest van de wijk autovrij. Er is gekozen voor de aanleg van vrijstaande huizen (rondje) of twee-onder-een-kap (vierkantjes).
Discussie en conclusies Tijdens het klimaatatelier is gewerkt om klimaatverandering op een integrale manier mee te nemen in de planvorming. Tijdens de dag is naar voren gekomen dat er enkele klimaatopgaven liggen voor Winterswijk: een wateropgave door overvloedige neerslag en beeksystemen en een warmteopgave. Deze opgaven kunnen gevolgen hebben op het dagelijks leven van de inwoners. In de schetsen zijn verschillende manieren aangegeven hoe deze opgaven kunnen worden aangepakt. Na presentatie van de verschillende schetsen is de balans opgemaakt. Wat heeft het klimaatatelier Winterswijk opgeleverd? Door verschillende deelnemers werd aangegeven dat de ateliers de aanzet hebben gegeven tot een omslag in denken over klimaatverandering. De confrontatie met mogelijke klimaatseffecten in combinatie met het werken aan oplossingen, heeft geholpen om klimaatverandering niet meer te zien als ‘iets waar je toch niets aan kunt doen’. Vooral het denken en werken met behulp van de 13
lagenbenadering en de gidsmodellen is als erg prettig ervaren. Er is aangegeven dat vooral groen vaak een gemarginaliseerd onderwerp is binnen ontwikkelingsplannen. Met behulp van de lagenbenadering en de gidsmodellen is het mogelijk om de groenblauwe structuur drager te laten zijn voor een gebied. Wat wel naar voren komt is dat de benadering die gebruikt wordt tijdens de ateliers goed werkt, maar dat de stap naar het inbedden van de informatie in de eigen werkwijze nog gezet moet worden. Er wordt gewezen op het feit dat er op hoger politiek niveau niet veel mee gebeurt. Belangrijke obstakels zijn (de afwezigheid van) geld en lef. De suggestie wordt gedaan om de gemeenteraad en het college eenzelfde soort klimaatsessie te laten volgen om ze ‘wakker te schudden’. Belangrijke informatie die de ateliers naar een hoger niveau zou kunnen trekken is gegeven om het kostenplaatje in te vullen. Wat zijn de kosten van een maatregel, en wat zijn de baten en op welke termijn spelen deze baten?
Bijlage A – Klimaatverandering in Winterswijk Het klimaat verandert. Stijgende temperaturen zorgen veranderingen in weerspatronen op aarde. Wat voor een gevolgen heeft dit voor Nederland? Of misschien nog belangrijker, wat voor een gevolgen heeft dit voor Winterswijk? Om de effecten van klimaatverandering op een eenduidige manier in beeld te brengen werken provincies samen met de klimaat kennisprogramma’s en onderzoeksinstituten aan de klimaateffectatlas (http://klimaateffectatlas.wur.nl). Inmiddels is informatie beschikbaar over een veelvoud aan gevolgen van klimaatverandering.
A.1 - Klimaatscenarios Het modelleren van klimaatverandering is erg complex. Hoe kleiner de geografische schaal waarop gewerkt wordt, hoe groter de onzekerheden worden. Het beginpunt voor alle klimaateffecten uit de atlas zijn de klimaatscenario’s van het KNMI. Hierin zijn de twee belangrijkste globale invloeden voor het Nederlandse klimaat opgenomen: temperatuur en luchtstromingspatronen. Door de grote onzekerheden is het lastig precies te voorspellen hoe deze twee variabelen zich zullen gaan ontwikkelen. Daarom zijn in de KNMI scenario’s vier mogelijkheden onderzocht.
14
Figuur 1 – De vier klimaatscenario’s van het KNMI
De globale temperatuur verandert met één of twee graden in combinatie met al dan niet gewijzigde luchtstromingspatronen. Ondanks dat het onduidelijk is hoe het klimaat zich precies veranderd, acht het KNMI het waarschijnlijk dat het klimaat zich binnen deze vier hoekpunten zal ontwikkelen.
Tabel 1 – Toelichting op de KNMI-’06-scenario’s (Bron: KNMI)
G
Toelichting 1 °C temperatuurstijging op aarde in 2050 t.o.v. 1990 geen verandering in luchtstromingspatronen West Europa
G+
1 °C temperatuurstijging op aarde in 2050 t.o.v. 1990 + winters zachter en natter door meer westenwind + zomers warmer en droger door meer oostenwind
W
2 °C temperatuurstijging op aarde in 2050 t.o.v. 1990 geen verandering in luchtstromingspatronen West Europa
W+
2 °C temperatuurstijging op aarde in 2050 t.o.v. 1990 + winters zachter en natter door meer westenwind + zomers warmer en droger door meer oostenwind
Aangezien de kennis over het klimaatsysteem telkens toeneemt is het KNMI is bezig met de ontwikkeling van nieuwe klimaatscenario’s. Uit dit onderzoekt blijkt dat de W en W+ scenario’s waarschijnlijker zijn dan de G en G+ scenario’s. De meeste klimaatseffecten die hieronder gepresenteerd worden richten zich op de twee warme scenario’s.
A.2 – Stijgende temperaturen Een direct gevolg van klimaatverandering is een stijging van de gemiddelde temperatuur. In een gemiddelde zomer in 2100 zal het gemiddeld 1.7°C tot 5.6°C graden warmer zijn dan een gemiddelde zomer zoals wij deze nu kennen. Tabel 2 – De stijging van de gemiddelde zomertemperatuur te opzichte van een gemiddelde zomer in het huidige klimaat
15
Gemiddelde zomer temperatuur KNMI scenario G KNMI scenario G+ KNMI scenario W KNMI scenario W+
2050 +0.9°C +1.4°C +1.7°C +2.8°C
2100 +1.7°C +2.8°C +3.4°C +5.6°C
Een direct gevolg van deze temperatuursstijging is een toename van het aantal tropische dagen, waarbij de temperatuur uitkomt boven de 30 °C. In het meest warme en droge scenario (W+) is de mogelijk dat het aantal tropische dagen per jaar verveelvoudigd tot meer dan een maand per jaar.
Figuur 2 – Het aantal tropische dagen (> in het huidige klimaat en in 2100 in het W+ scenario
Op warme dagen warmt een stad op. Het asfalt, bakstenen en beton absorberen de warmte van de zon. Deze warmte wordt ’s nachts geleidelijk afgegeven waardoor bebouwd gebied maar moeilijk en zeer langzaam afkoelt. Dit wordt het hitte-in-de-stad-probleem of ‘Urban heat island effect’ genoemd. Metingen met bakfietsen met allerlei meetapparatuur hebben aangetoond dat op een warme zomerdag de temperatuur tussen het centrum en het omringende platteland kan oplopen tot wel 8 graden. Over het algemeen wordt aangenomen dat bij een nachttemperatuur van boven de 20°C verschillende negatieve effecten gaan optreden zoals problemen met slapen waardoor overdag de arbeidsproductiviteit achteruit gaat en er meer ongelukken gebeuren.
16
Figuur 3 – Een indicatie van het aantal nachten met een minimum temperatuur van 20 °C in het huidige klimaat en in het W+ scenario 2050
Naast bovengenoemde negatieve effecten is een belangrijk risico van een opwarmende stad dat meer mensen airconditioning installeren. Naast een negatief effect op de stroomconsumptie kunnen de airco’s een stad verder verwarmen door alle hitte die ze produceren. Doordat de gemiddelde temperatuur stijgt en het ook in de steden dag en nacht erg warm kan worden, zullen mensen steeds meer opzoek gaan naar recreatiemogelijkheden. Zo heeft het sociaal en cultureel planbureau in 2005 een duidelijke relatie aangetoond tussen het aantal fietstochten en de temperatuur. Hoe warmer het wordt, hoe meer fietstochten er plaats vinden. Ondanks dat het natuurlijk de vraag is of het aantal fietstochten toe blijft nemen als het nog heter wordt, is het waarschijnlijk dat de druk op recreatiegebieden en recreatiemogelijkheden toeneemt.
Figuur 4 – Aantal fietstochten in relatie tot de temperatuur (CVTO, 2005)
Door een toenemende vraag naar recreatie en verkoeling wordt de stad-land relatie steeds belangrijker. Een snelle bereikbaarheid van het buitengebied waar recreatie en verkoeling gevonden kan worden is daarin belangrijk. De Provincie Noord Brabant heeft een schets laten maken over hoe zo’n stad-land relatie eruit zou kunnen zien.
17
Figuur 4 – Een mogelijke uitwerking van een versterkte stad-land relatie.
Door de hogere temperaturen en frequentere hittegolven zal de behoefte aan buitenrecreatie verder toenemen. Samen met een toenemende druk op recreatieplassen, neemt ook het risico op slechte waterkwaliteit toe. Hogere temperaturen en extreme piekneerslag zorgen voor perfecte groeicondities voor (blauw)algen: warm water met veel voedingsstoffen. In deze warme lente en vroege zomer viel één op de tien Nederlandse zwemwateren uit door overmatige algengroei. In de provincie Gelderland liep dit op tot wel één op de vijf.
A.3 – Toenemende wateroverlast en droogte Naast temperatuur zal ook een wijzigend neerslagpatroon vele veranderingen met zich meebrengen in de Winterswijk. Het is de verwachting dat door klimaatverandering de kans op wateroverlast toe zal gaan nemen; zowel overlast door neerslag als door grondwater. Of het gemiddeld natter of droger gaat worden gedurende de zomer maanden, wordt voornamelijk bepaald door de windstromingspatronen. Als de meeste wind uit het westen blijft waaien, zoals in het huidige scenario, bestaat de kans dat de zomermaanden natter gaan worden. Als windpatronen veranderen en meer uit het oosten zullen komen worden de zomermaanden droger.
18
Figuur 6 - Een vergelijking van zomerneerslag tussen het huidige klimaat en 2100 scenario W en W+
Ondanks dat het niet duidelijk is of de totale hoeveelheid neerslag in de zomer toe of af zal nemen in 2050, is het wel duidelijk dat de piekneerslag zal gaan toenemen. De totale hoeveelheid regen die zal gaan vallen komt hierdoor in een kortere tijd naar beneden. Dit betekend dat de kans langere periodes van droogte toe zullen gaan nemen, en dat de kans op zware buien – en daarmee wateroverlast – toe zal gaan nemen.
Tabel 3 – Een verandering in de piekneerslag in de zomer ten opzichte van het huidige klimaat
Piek neerslag zomer KNMI-06 G KNMI-06 G+ KNMI-06 W KNMI-06 W+
2050 +13% +5% +27% +10%
2100 +27% +10% +54% +20%
Zelfs in het huidige klimaat heeft Winterswijk wel eens last van wateroverlast door extreme neerslag waardoor vijvers, straten en zelfs huizen onderwater lopen. De frequentie van een bui wordt vaak gebruikt om de hevigheid van neerslag uit te drukken. Een t=100 bui is een bui die statistisch gezien één keer in de honderd jaar voor komt. Uit deze bui komt meer neerslag in een kortere tijd naar beneden dan bijvoorbeeld een t=10 bui, die wat vaker voor komt. Door klimaatverandering zullen extreme buien toenemen in frequentie. Een t=100 bui in 2050 19
met klimaatverandering, is dan ook veel extremer dan een t=100 bui in huidige klimaatsomstandigheden. Zonder enige aanpassingen aan de afvoercapaciteit van gebieden zal de overlast van dit soort extreme neerslag alleen maar toenemen.
Figuur 6 – De waterdiepte tijdens een bui die statistisch gezien één keer in de honderd jaar voorkomt.
Ondanks dat de modellen die gebruikt worden om de waterdiepte te modelleren erg grof van niveau zijn, geven ze een goed beeld van de trends. Aan figuur 6 goed te zien is dat wateroverlast in de toekomst mogelijk toe kan nemen. Hoe dit specifiek uitpakt voor een stad of zelfs een bepaald gebied of wijk in een stad, kan beter worden bepaald met lokale modellen. Ondanks dat sommige scenario’s over het gekenmerkt worden door een gemiddeld hogere neerslagsom, is er grotere kans op lange droge periodes omdat de neerslag in kortere tijd zal vallen. Zo is te zien dat in het W+ scenario de droogte in Gelderland flink kan toenemen.
20
Figuur 7 – De droogte in Gelderland neemt toe in het W+ scenario
Toenemende perioden met grote droogte kan allerlei problemen opleveren voor natuur, landbouw en watervraag van het stedelijk groen. Voor bepaalde natuurtypen die in regio Winterswijk, zoals bijvoorbeeld het Korenburgerveen kan een lange periode van droogte tot (onherstelbare) natuurschade kan leiden. Ook kan een hogere temperatuur voor problemen zorgen bij koudeminnende soorten. Door ruimtelijke samenhang tussen natuurgebieden aan te brengen, te vergroten of te versterken krijgen de soorten die zich niet meer kunnen handhaven in het nieuwe klimaat, de mogelijkheid te migreren. Natuurbranden vormen vaak een onderbelicht thema binnen klimaatverandering. Door hoge temperaturen en langere droge periodes drogen de bodem en zeer brandbare strooisellaag snel uit. Uit onderzoek is gebleken dat gemiddeld 40% van de natuurbranden wordt aangestoken – bewust of onbewust. Als door klimaatverandering de recreatiedruk toeneemt, bestaat het risico dat er meer branden ontstaan. Een complicerende factor bij natuurbranden in Nederland is de sterke verwevenheid van verschillende functies. Het bos biedt ruimte voor vele vormen van dagrecreatie, vakantieparken, campings, restaurants en bebouwd gebied. Als er een keer een natuurbrand mocht uitbreken, zijn alle ingrediënten aanwezig om het goed mis te laten gaan. De
afgelopen
voorzichtig
jaren
is men
begonnen
met
onderzoek naar natuurbranden in Nederland. Het blijkt dat de kans op
een
oncontroleerbare
natuurbrand op de Veluwe nu geschat wordt op ongeveer 1:25 jaar (Van Gullik, 2007). In 2003 werd Nederland getroffen door een extreem droge zomer. Het centraal bureau voor de statistiek 21 Figuur 8 – Voor visualisatie van het actuele risico op brandgevaar wordt gebruik gemaakt van een kleurencode. Het risico wordt gecommuniceerd op de website natuurbrandgevaar.nl
heeft becijferd dat het aantal natuurbranden toen drie keer hoger was dan tijdens een normale zomer. Deze laatste statistische gegeven leveren een aanknopingspunt om te kijken wat er in de toekomst met natuurbranden zou kunnen gaan gebeuren onder invloed van klimaatverandering.
Tabel 1 – Een overzicht van de te verwachten frequentie van een droge zomer als in 2003
Klimaat Huidig G+ W+
Frequentie zomer als in 2003 1:10 1:4 1:2
Een droge zomer als in 2003 komt in het huidige klimaat statistisch gezien ongeveer een keer per tien jaar voor. Als het klimaat zich ontwikkeld in de richting 2100 volgens het G+ scenario komt zo’n droge zomer ongeveer één keer in de vier jaar voor. Het klimaat in 2100 volgens het W+ scenario resulteert in een droge zomer die één keer per twee jaar verwacht kan worden. Uit het feit dat in 2003 het risico op natuurbranden enorm steeg, lijkt te volgen dat natuurbranden in de toekomst vaker voor zullen gaan komen.
Bijlage B – Lagenbenadering en gidsmodellen Uit de analyse blijkt dat er enkele klimaatopgaven liggen voor de gemeente Winterswijk. Hoe neem je klimaatverandering nu mee in het planproces om beslissingen en plannen ook in de toekomst houdbaar te kunnen laten zijn? Ondersteuning voor het vaststellen van een ambitie met betrekking tot groenblauwe structuren kan gevonden worden in de lagenbenadering. De keuze voor een ambitieniveau heeft vaak een bestuurlijk karakter. Deze blauwgroene uitwerking van de lagenbenadering geeft richting aan de ambitiekeuze, die liefst op gemeentelijk niveau genomen moet worden.
22
Figuur 9 – De lagenbenadering helpt bij het vaststellen van een ambitie met betrekking tot de groenblauwe inrichting van een gebied
Het schema toont onderaan de ondergrond, startpunt van elk ruimtelijk planproces. Links zijn de bouwstenen van het waterbeleid weergegeven, historisch geordend met behulp van tijdlagen (middenbalk). Rechts staan de bouwstenen van stedelijk groenbeleid (er is ook een variant met landschapsbeleid). Water en groen worden vaak op elkaar afgestemd, zodat ze geen hinder van elkaar hebben. Gezien de complexiteit van toekomst en maatschappij is die werkwijze niet langer toereikend. Bovenaan staan daarom drie niveaus van integratie: gebiedssturend (blauw en groen in één structuur, die alle onderliggende doelen bedient), klimaatsensitief (robuust met betrekking tot klimaatbedreigingen en benutting van economische klimaatkansen) en duurzaam (sluiten van kringlopen).
23