Mineralen zoeken in Winterswijk door: Guus Ritte, Walter de Haan en Hans Toetenel Inleiding Op de laatste les van onze determinatiecursus werd door één van de cursisten een voorstel gedaan om een dag zoekervaring aan de cursus toe te voegen. Met algemene stemmen werd dit voorstel aangenomen en besproken. Omdat er in Nederland maar weinig mogelijkheden zijn om daadwerkelijk stenen te zoeken, viel de keus op de Winterswijkse steengroeve, die zowel voor mineralogen als voor geologen en natuurlijk ook voor de fossielenzoekers een zeer interessant gebied is. Deze groeve staat nog steeds bekend om zijn goede vondsten van schelpen, fossielen en mineralen. Om zo’n dag goed te laten verlopen moest er eerst informatie worden ingewonnen en een programma worden opgesteld. Hiervoor werd contact opgenomen met de VVV/ANWB te Winterswijk. Deze instantie regelt namelijk het bezoek aan de groeve en kan alleen schriftelijk worden aangevraagd. In principe is de toegang gratis maar een vrijwillige bijdrage is welkom. De groeve is beperkt geopend en wel op iedere eerste zaterdag van de maanden april tot en met november van 9.00 - 16.30 uur. Met het invullen van een formulier (voor elke deelnemer) en deze uiterlijk één week voor de bezoekdatum terug te sturen naar de VVV was de aanmelding een feit en konden wij de groeve bezoeken. De excursie Op 5 juni jl. zijn we met 14 personen, verdeeld over een aantal auto’s, op eigen gelegenheid naar de groeve gegaan. Degenen die geen eigen vervoer hadden, kregen een lift van een autobezitter. Nu is het ook mogelijk om het bezoek aan de groeve te combineren met een bezoek aan het museum Freriks in Winterswijk. Er wordt daar uitleg gegeven over het ontstaan van de groeve en de toepassingen van het gedolven materiaal. Er zijn allerlei vondsten te bewonderen zoals zwerfkeien uit de ijstijden, fossiele pootafdrukken en ook andere onderdelen van uitgestorven planten en diersoorten. Natuurlijk ook de mineralen en schelpen die er in de loop der jaren zijn gevonden, waaronder het zogenaamde ‘Winterswijkse goud’, zoals men het gevonden pyriet noemt. Het is heel interessant om daar eens een kijkje te nemen, maar na de uitgebreide informatie die onze cursisten op de cursus al hadden gekregen, durfden wij het museum over te slaan, om zodoende meer tijd in de groeve te kunnen doorbrengen. Om 10.45 uur was het hele stel in Winterswijk gearriveerd en na eerst de meegebrachte koffie te hebben genuttigd, zijn we gewapend met een goed humeur, rugzak en proviand de groeve ingegaan. Niet te vergeten de paraplu, want het regende die dag behoorlijk. Gelukkig hadden wij de deelnemers geadviseerd om regenkleding en laarzen mee te nemen en dat was hard nodig, want we zijn de groeve niet in gelopen maar gegleden. De kalksteen was glibberig geworden door het vele regenwater en dat bemoeilijkte het lopen. Het zoekmateriaal Om met enig succes te zoeken en te vinden, dient men het juiste gereedschap mee te nemen. Een goede geologenhamer en een steenbeitel zijn onontbeerlijk. Ook een helm en een veiligheidsbril zijn geen overbodige attributen. De helm is men zelfs verplicht om te dragen. Zoals wij ook hebben ondervonden is goed schoeisel noodzakelijk. Door de regenbuien die gedurende de ochtend vielen, was de bodem van de groeve doorweekt en kwamen de laarzen en regenkleding dus goed van pas. Voor fossielzoekers die de leivormige platen willen splijten, is een brede, platte beitel met een kunststof of houten hamer het meest geschikt. Tip: Meegenomen kalkplaten die eenmaal droog zijn, laten zich niet meer splijten, dus vochtig houden of ter plaatse bewerken. Ten slotte nog een goede loep, schrijfgereedschap en wat verpakkingsmateriaal, dan kan de dag, ondanks de regen, niet meer stuk. Het ontstaan van de Muschelkalk Winterswijk neemt in Nederland op het gebied van de geologie een bijzondere plaats in. Nergens komen zoveel afzettingen uit verschillende geologische tijdperken aan de oppervlakte. Eén van deze afzettingen is de Muschelkalk. Om een idee te krijgen van de ouderdom van de kalksteen zullen we eens kijken naar de vormingsgeschiedenis van de Muschelkalk in de aardgeschiedenis. De aardgeschiedenis wordt verdeeld in verschillende delen. Men weet niet precies hoe lang geleden de aarde is gevormd. Het geboortejaar van de aarde, het jaar 0, kan dus niet exact worden aangegeven. Ze is in ieder geval zo’n 4 miljard jaar oud. Omdat het geboortejaar niet precies bekend is, worden de tijdperken in de aardse geschiedenis niet gerelateerd aan het tijdstip van het ontstaan van de aarde, maar aan het huidige tijdstip in de aardgeschiedenis. Er wordt dus aangegeven hoe lang geleden de tijdperken hebben plaatsgevonden.
Ouderdom in miljoenen jaren
Periode
Tijdvak
Systeem - 195 -
Tijd Serie
Etage
Jura Boven Trias
Rhät Keuper
Midden Trias
Muschelkalk
Onder Trias
Röt Bontzandsteen
- 208 Trias - 219- 230 Perm Tabel 1: de Trias periode in het Mesozoïcum
De aardgeschiedenis wordt verdeeld in een aantal hoofdtijdvakken (era’s), die verder worden verdeeld in periodes, tijdvakken en tijden (de geochronologie). De gesteenten die in een bepaalde era zijn gevormd, worden onderverdeeld in systemen, series en etages (chronostratigrafie). De eerste drie era’s zijn het Kenozoïcum (begint zo’n 67 miljoen jaar geleden en loopt tot het heden), het Mesozoïcum (begint zo’n 230 jaar geleden en loopt tot 67 miljoen jaar geleden) en het Paleozoïcum (betekent ‘het oude leven’ en begint 570 miljoen jaar geleden en loopt tot 230 miljoen jaar geleden). De grenzen van de tijdvakken en perioden worden meestal bepaald door duidelijke veranderingen in de stratigrafie. De periode waarin de gesteenten zijn gevormd in de Winterswijkse steen- en kalkgroeven is de Triasperiode. Deze periode vormt de eerste van het Mesozoïcum tijdvak, dat vervolgens nog de Jura- en Krijtperioden bevat. De Triasperiode is verder verdeeld in drie delen, het Onder-, Midden- en Boven-Trias.
Figuur 1: De Zechtstein zee aan het eind van het PERM
Voor een goed beeld van de wordingsgeschiedenis van de gesteenten in de groeve, moeten we onze waarneming beginnen tijdens het eind van het Perm (zie figuur 1). Met de terugtrekking van de Zechsteinzee aan het einde van de Permperiode laat men in het algemeen het Mesozoïcum beginnen. Het warme, woestijnachtige klimaat dat het Zechtstein kenmerkte, duurde aan het begin van het Trias nog voort. In het begin van het Trias (het Onder-Triastijdvak) worden er Bontzandsteenafzettingen gevormd. In het laatste deel van de Bontzandsteentijd drong de zee weer even binnen en kon Rötzout in de Bovenzandsteen worden afgezet. In de ondiepe wateren ontstonden gips en anhydriet. Het oudste deel van de zogenaamde mozaïekvloer van Winterswijk is de Bontzandsteen. Van de drie onderdelen (OnderBontzandsteen, Midden-Bontzandsteen en Boven-Bontzandsteen of Röt) waaruit de Bontzandsteen is samengesteld, komt het Röt aan het oppervlak voor. Bij de verschillende diepboringen zijn alle bovengenoemde afzettingen aangetroffen. De dikte van het pakket is op de verschillende plaatsen nogal uiteenlopend, vooral als resultaat van tektonische bewegingen, gevolgd door verwerings- en erosieprocessen.
Figuur 2: De mozaïekvloer van Winterswijk
Bij een hernieuwde uitbreiding van de zee begint de Muschelkalktijd. In nagenoeg alle boringen die in de oostelijke Achterhoek zijn verricht, werd Muschelkalk aangetroffen. Het betrof dan steeds de OnderMuschelkalk. In het oostelijk deel van de gemeente Winterswijk komt deze Onder-Muschelkalk in een smalle, langgerekte strook aan of bijna aan de oppervlakte. Ten zuiden hiervan bevindt zich de Bontzandsteen, terwijl het kalkpakket uit de Muschelkalk, dat hier een maximale dikte heeft van zo’n 40 meter, onder een hoek van 10 graden in noordnoordwestelijke richting onder de jongere afzettingen wegduikt. In het kaartje van figuur 2 is de mozaïekvloer van dagzomende gesteenten weergegeven in de omgeving van Winterswijk, dat als de grote zwarte vlek in het noordwesten van het kaartje zichtbaar is. Geologie van het groevencomplex Het aanwezige pakket kalksteen kan van beneden naar boven in drie gedeelten worden onderscheiden: de Wellenkalk (1), de kleimergel (2) en de kalkmergel (3). 1. De Wellenkalk is ongeveer elf meter dik. Dit deel wordt zo genoemd omdat er plaatselijk golfribbels in voorkomen, de zogenaamde ‘wellen’. In het Wellenkalkgedeelte komen dolomietbanken voor, waarin het gehalte aan calciummagnesiumcarbonaat – CaMg(CO3)2 – relatief hoog is. Deze banken zijn voor de exploitatie van de groeve belangrijk door het gehalte magnesium. Op ongeveer 180 cm onder de vijfde dolomietbank verandert de grijze kleur van de kalksteen in roodbruin. Deze laag is ca. 30 cm dik. Meteen hieronder volgt weer een laag grijze kalksteen van ca. 3,5 meter met daarin de zesde dolomietlaag, welke weer wordt gevolgd door een roodbruine laag, variërend
van 180 cm tot 220 cm. Hieronder komt weer kalksteen voor. Deze laatste laag is herkenbaar aan de vele geoden met calciet en coelestien en de pyrietkristallen. Deze kalksteenlaag is ongeveer 3 meter dik en wordt weer gevolgd door een roodbruine laag. Deze roodbruine lagen in de kalksteen bestaan uit een mergelige klei, structuurloos en vettig op de laagvlakken. Ze behoren ook tot de Muschelkalkformatie. Het ontstaan kan worden verklaard door plaatselijke regressie van de Muschelkalkzee met klimatologische omstandigheden, vergelijkbaar met de Bontzandsteentijd. De Winterswijkse kalksteen is niet gevormd uit kalkskeletten, d.w.z. in elkaar gedrukte schelpen, maar is een sediment dat is ontstaan uit kalk bevattend rivierwater, dat erosiemateriaal van kalkgebergten uit het binnenland in een ondiepe zee afzette. In de Wellenkalk doen zich enkele opvallende verschijnselen voor: verticaal staande wanden, ontstaan door scheuring (diaklazen); door krimpscheuring ontstane zuilen opgebouwd uit schotels van zeer dunne laagjes goed splijtbare kalksteen en platen met golfribbels. 2. De kleimergel vormt een laag van ruim 3 meter dikte. Ze bestaat uit o.a. twee dolomietbanken gescheiden door een dunnere schalieachtige laag met vrij grote pyrietkristallen. Boven de dolomietbanken bevinden zich enkele schalie- en kleilagen. 3. De kalkmergel vormt een laag opgebouwd uit kalksteen, kalkmergel en lagen zeer harde kalksteen. Aan de basis van dit pakket bevindt zich zo’n zeer harde laag, donkerder van kleur en daarom makkelijk te herkennen. Deze laag bevat o.a. loodglans (galeniet). Op het breukvlak zijn duidelijk de zilverachtig glanzende doorsneden van de loodglanskristallen te zien. Ook pyriet komt in deze laag voor, samen met kleine zinkblende kristallen. Boven deze harde laag bevindt zich een dikke laag kalksteen met veel fossielresten. Boven op het gehele Muschelkalkpakket bevindt zich een zandige keileem met veel zwerfstenen. De grenslaag tussen de Muschelkalk en de keileem vertoont enig reliëf met kuilen van ca. 40 cm tot maximaal 1,5 meter. Het lagenpakket van de Muschelkalk vertoont een helling van 10 in noordelijke richting. Het gebruik van de kalksteen Al in 1820 was men op de Scholteplaats Willink in het harde kalksteen doorgedrongen. Van onderzoekingen uit de periode voor 1852 is niets bekend. De bekende Nederlandse geoloog Staring bezocht in 1858 het gebied in Duitsland en zag daar de kalksteengroeve, waaruit het materiaal gehaald werd dat men daar o.a. voor wegverharding gebruikte. Is de kalk zeer hard dan wordt het marmer en kan gepolijst worden. De eigenaar van de Scholteboerderij Willink heeft in 1853 als proef een tegelvloer binnenshuis gemaakt, die een tijdlang goed heeft voldaan. De leem uit de bovenste lagen is geschikt voor steen en pottebakkerijen. De bekende aardewerkindustrie in Makkum verwerkte deze klei ook. Maar de kalksteen is nu het meest belangrijke deel van de winning. De Winterswijkse kalksteen wordt door de N.V. Winterswijkse Steen- en Kalkgroeve ontgonnen. Momenteel zijn er drie groeven. Groeve 1 achter de fabriek is de oudste of eerste steengroeve. De oostelijke is de tweede in volgorde van ingebruikname, terwijl de middelste groeve de derde is die in gebruik is genomen. In deze laatste groeve heeft onze excursie plaatsgevonden. De andere twee groeven zijn niet toegankelijk voor het publiek. Ook zijn ze niet meer zo interessant voor de mineralen- en fossielenverzamelaars; er wordt immers niet meer in gewerkt. In 1932 werd begonnen met ontginning van groeve 1, achter de fabriek, en in 1937 met groeve 2 in het oostelijke gedeelte. Nadat deze was uitgeput is ze in 1990 overgedragen aan Staatsbosbeheer. In 1963 was men al aan de ontginning van de kalksteen in groeve 3 begonnen. In 1935 is men begonnen met de productie van landbouwkalk in de vorm van kunstmest en in 1953 met het leveren van vulstof voor het zgn. ZOAB asfaltbeton. Voor 1940 werd al een productie van 50 tot 60.000 ton kunstmest per jaar bereikt.
Mineralen Naar Nederlandse begrippen wordt er een behoorlijk aantal verschillende mineralen gevonden in de Winterswijkse steengroeven. Hieronder volgt een opsomming van de tot nu toe aangetroffen mineralen.
Sulfiden Pyriet, chemie FeS2; kristalsysteem kubisch; hardheid 6 – 6,5; dichtheid 5 – 5,2; matig splijtbaar; schelpachtige breuk, vaak bros; kleur messing geel, vaak met bonte neventinten; streep groenachtig zwart; metaalglans, ondoorzichtig. Pyriet is een van de meest voorkomende mineralen in Winterswijk. Het is een belangrijk zwavelerts (maar als zodanig niet gebruikt in Winterswijk). Het wordt elders gebruikt voor de bereiding van zwavelzuur (H2SO4). Meestal kristalliseert pyriet uit in kubische kristallen. Soms vormen zich mooie regelmatige kubussen. In de steengroeven kan men ‘het goud der dwazen’, zoals pyriet ook wel wordt genoemd, in verschillende vormen aantreffen. In de eerste plaats als losse, in de kalksteen zittende of daaruit vrijgekomen combinaties van kubussen. Ook komt pyriet voor samen met witte calciet met een band van kleine pyrietkristalletjes. Vrij algemeen zijn de bolvormige pyrietconcreties, die onder de loep bekeken uit duizenden kleine kristalletjes blijken te bestaan. Door de afgeplatte vorm kan men denken dat
men met een fossiel te maken heeft, hetgeen absoluut niet het geval is. Verder zijn er vaak vergroeiingen van kristalvormen te vinden met driehoekige en rechthoekige vlakjes. Wil men een gevonden pyrietkristal van kalksteenresten ontdoen, dan kan dit het veiligst met azijn of verdund azijnzuur gebeuren. De overblijvende pyriet moet goed worden nagespoeld met water en goed gedroogd worden. Wanneer pyriet in een droge omgeving wordt bewaard zullen de kristallen prachtig blijven glanzen. Overigens is een fraai kristal in een matrix van kalksteen wel zo aardig! Marcasiet, chemie FeS2; kristalsysteem orthorhombisch; hardheid 6 – 6,5; dichtheid 5 – 5,2; matig splijtbaar; oneffen breuk, vaak bros; kleur messing geel met groenzweem; metaalglans, ondoorzichtig. Marcasiet vormt samen met pyriet de grondstof voor de zwavelzuurbereiding. Marcasiet valt gemakkelijk uiteen en verandert dan in een zwavelig zuur en in zwavel. Men moet marcasiet in een verzameling apart opbergen. Een veilige conserveringsmethode om dit proces tegen te gaan bestaat niet. Een laklaag of paraffine helpt soms. Vaak valt het pas na jaren uit elkaar. In Winterswijk komt marcasiet minder algemeen voor dan pyriet. De kristallen zijn doorgaans klein – enkele millimeters – en vaak plaatvormig uitgekristalliseerd. De samengroeisels (aggregaten) van marcasietkristallen vertonen een hanekamachtig uiterlijk en zijn vaak in calcietholten ontstaan. Galeniet (loodglans), chemie PbS; kristalsysteem kubisch; hardheid 2,5 – 3; dichtheid 7,2 – 7,6; zeer goed splijtbaar; schelpachtige breuk, bros; kleur loodgrijs met roodachtige zweem; streep grijszwart; metaalglans, dof, opaak. Galeniet is (elders) een belangrijk looderts. In Winterswijk komt galeniet voor in enkele lagen van ongeveer vijf centimeter dik. Op het verse breukvlak zijn de tot enkele millimeters grote, zilverachtig glimmende kristallen goed te zien. De lagen waarin galenietkristallen zijn te vinden, zijn door een enigszins donkere kleur en door de grote hardheid goed van de rest van de afzettingen te onderscheiden. Met azijnzuur kan men de galenietkristallen uit de kalksteen los maken. Sfaleriet (zinkblende), chemie ZnS; kristalsysteem kubisch; hardheid 3,5 – 4; dichtheid 3,9 – 4,2; goed splijtbaar; oneffen breuk, bros; kleur zwart, bruingeel, rood, witachtig; streep bruin, geelwit; diamant- en vetglans, doorzichtig tot opaak. Zinkblende is het belangrijkste zinkerts in de wereld, echter niet in Winterswijk. Het komt hier voor in nog geringere hoeveelheid dan galeniet. Het betreft hier altijd zeer kleine kristallen. Opvallend is dat de lichtbruine zinkblende in gave kristalletjes gevonden kan worden, terwijl de galenietkristallen vrijwel altijd een breukvlak vertonen.
Carbonaten Calciet (kalkspaat), chemie CaCO3; kristalsysteem trigonaal; hardheid 3; dichtheid 2,6 – 2,8; zeer goed splijtbaar; schelpachtige breuk, bros; kleur verschillende tinten, wit en kleurloos; witte streep; glasglans, doorzichtig tot ondoorzichtig. Het is niet verrassend dat in de Winterswijkse kalksteen overvloedig calciet voorkomt. Veel ingebed in de kalksteen als kleurloze, doorschijnende, melkwitte of geelachtige aders, klonten en massa’s. Veel minder vaak als goed gekristalliseerde vormen in geodes. Calciet bruist op in koud verdund zoutzuur. Dit in tegenstelling met het volgende mineraal. Dolomiet (bitterspaat), chemie CaMg(CO3)2; kristalsysteem trigonaal; hardheid 3,5 – 4; dichtheid 2,85 – 2,95; goed splijtbaar; schelpachtige breuk, bros; kleur verschillende tinten, witgrijs, kleurloos; witte streep tot lichtgrijs; glasglans, doorzichtig tot doorschijnend. Toepassing in de bouwindustrie, en voor de kunstmestindustrie (magnesium). Dolomiet is een dubbelzout, gevormd uit calciumcarbonaat en magnesiumcarbonaat. De naam bitterspaat is ontleend aan de bittere smaak van de typische magnesiummineralen (bijvoorbeeld epsomiet). Het is net als calciet een gesteentevormend mineraal. Er is zelf een heel gebergte (de Dolomieten in Noord-Italië) naar genoemd. Men kan dolomiet en calciet gemakkelijk van elkaar onderscheiden door de reactie met verdunde zuren. Dolomiet bruist niet op met koud verdund zoutzuur, terwijl calciet dit wel doet. Het bruist pas op als het zoutzuur wordt verwarmd. Het komt in Winterswijk samen met calciet voor in dezelfde verschijningsvormen. De mooiste kristallen vindt men weer in geodes.
Sulfaten Coelestien, chemie SrSO4; kristalsysteem orthorhombisch; hardheid 3 – 3,5; dichtheid 3,9 – 4; goed splijtbaar; schelpachtige breuk, bros, oneffen; kleur blauwachtig, roze tot rood, licht getint, wit en kleurloos; streep wit; glas-, vet- en parelmoerglans, doorzichtig tot doorschijnend. In 1974 vonden twee amateurgeologen een tot dan toe voor de Winterswijkse Muschelkalk onbekend mineraal. Na onderzoek bleek dit het mineraal coelestien te zijn. De laatste jaren komt er van tijd tot tijd in de middelste groeve een coelestienlaag vrij. In de kalksteen kunnen kleine, heldere coelestienkristallen voorkomen. Maar het mooiste coelestien wordt gevonden in de geodes. Veelvuldig komen rose kristallen voor. Erg opvallend zijn de kristallen met fraai gevormde bijkristallen (onder de loep is dit heel mooi te zien). Een enkele keer komt een groot blauw kristal voor. Vaak komt de coelestien samen voor met ondoorzichtige, melkwitte, puntige
en wat gedrongen kristallen. Dit is dan calciet en is gemakkelijk van coelestien te onderscheiden. Coelestien lost vaak in water op, dus goed droog houden is erg belangrijk. Het mineraal wordt gebruikt in de suikerbereidende industrie en bij de bereiding van vuurwerk. In de Winterswijkse steengroeven werden tot 1981 geen fraaie kristalgroepen gevonden. Nu worden er echter vaak mooie geodes aangetroffen. Het mineraal coelestien is het meest spectaculaire mineraal uit de groeve. De vondsten Nu nog onze vondsten vermelden. Het was voor de meeste leden van onze groep een vraag waar en waarna ze moesten zoeken. Nog steeds met de paraplu in de aanslag keken we om ons heen en zagen we al gauw groepjes mensen zitten hakken. Het bleek dat er zowel coelestien als pyriet in overvloed te vinden was en dat is heus niet altijd het geval. De vondsten zijn afhankelijk van de plaats en de diepte waar op dat moment in de groeve wordt gewerkt (zie geologisch overzicht). Mooie grote coelestienkristallen, blauwgrijs van kleur, kwamen uit de geodeachtige knollen tevoorschijn, toen men ze open sloeg. Anderen hadden het geluk om zo maar op de grond mooie coelestien te vinden. De blauwgrijze kleur is volgens zeggen niet houdbaar, maar dat zal de tijd moeten leren. Ben (nota bene de jongste van het gezelschap) vond een heel gave coelestiengeode met zachtroze kristallen. Enthousiast werd er gezocht. Het was inmiddels ook droog geworden en het zonnetje kwam zowaar een beetje door.
Pyriet in kalksteen
De in de groeve aanwezige jeugd was pyriet aan het zoeken. Het zogenoemde Winterswijkse goud is juist voor kinderen aantrekkelijk om naar te zoeken, je hebt er immers geen zwaar gereedschap voor nodig, maar wel een beetje zon. Door dezelfde jeugd werden ook wij naar de goede vindplaats gedirigeerd en met een beetje graven kwamen er inderdaad leuke pyrietkristallen tevoorschijn. Zelfs het klapstuk van die dag (volgens de kinderen), een mooi uitgekristalliseerd pyrietkristal dat nog in de kalksteen zat, werd door ons gevonden. Nadat we thuis de vondsten goed bekeken hadden, bleek dat er één enkel stukje met een gaaf galenietkristal tussen zat. Helaas hadden we geen vondsten met sfaleriet meegenomen. De enige fossielenzoeker van de groep was direct al uit het zicht verdwenen en vermaakte zich met het vinden van o.a. pootafdrukken en plantenresten. Hij heeft het naar z’n zin gehad, want we hebben hem de gehele dag niet meer gezien. Ook viel het op dat men fossielen zoekt door de grote kleiachtige platen te splijten. Men weet dan ook precies wat er in deze platen te vinden is en zo hoorden we af en toe een kreet ‘ik heb een poot gevonden’ of de vraag ‘heb jij al een poot te pakken’ of iets van die strekking. Hilariteit bij de mineralenzoekers alom. De groeve biedt nog een bijkomstige verrassing voor de meer petrologisch ingestelde verzamelaar. In het oudste deel van de groeve is een grote storthoop aanwezig, opgebouwd uit de oorspronkelijke deklaag van de groeve. Deze deklaag bestaat uit keileem, met daarin overvloedig de meest mooie overblijfselen uit onze ijstijd! De twee ‘keiologen’ uit de groep waagden zich in deze, wat kleverige storthoop (niet bang zijn voor vieze voeten) en wisten enkele heel interessante vondsten te bemachtigen. Heel mooie rode granieten
(Bornholm?), enkele granodiorieten, heel mooie roze-gele granietporfieren en een heel fraaie pegmatiet, opgebouwd uit decimeters grote beige orthoklazen. Ook vonden zij mooie grote muscovietkristallen, pyroxenen en grote kwartsen. De sfeer was goed, men hielp elkaar waar nodig en van rivaliteit was weinig te bespeuren. Zo tegen vier uur was de zoeklust een beetje over. Alle mineralen werden in de meegebrachte kranten verpakt en in de rugtas gedaan en daarna werd de terugtocht aanvaard. Moe maar voldaan kwamen we bij onze auto waar we ons eerst moesten ontdoen van de bagger die aan schoenen, kleding en handen zat. De meegebrachte jerrycan water en handdoek waren dan ook goud waard. De laatste koffie en limonade werd opgedronken en daarna ging het huiswaarts. Op de terugweg hebben we, op een paar mensen na die een andere richting uit moesten, met het hele stel nog wat gegeten, zodat men zich bij thuiskomst direct in een stoel kon laten vallen, want moe waren we!!! De Winterswijkse groeve is nog steeds een unicum in Nederland. Mineralen zoeken en zoekervaring op doen vlak bij huis! Dit maakt een bezoek aan de groeve zo leerzaam en zo’n zoekexcursie sluit goed aan op onze determinatiecursus. Voor geologen blijft het een interessant gebied. Voor de verzamelaars is het gebodene wat éénzijdig, maar de o.a. aanwezige coelestien maakt een bezoek aan de Winterswijkse groeve zeker de moeite waard. Bronvermelding 1. Winterswijk, Geologie deel 1, Inleiding tot de geologie van Winterswijk, W. Peletier en H.G. Kolstee. Wetenschappelijke mededelingen K.N.N.V. nrs 175. – Juli 1986. 2. Stenen en Mineralen, W. Schumann. Thieme, 1987. 3. De Winterswijkse Steengroeve, W. Peletier. Winterswijk, 2e druk, 1997. 4. Ontdek de Geologie, David McGeary, Charles C. Plummer, Stichting Teleac, Utrecht, Ned. Vertaling 1994.