CEES DEKKER:
‘Leven maak je samen’
JACQUES VAN MARKEN
De sociale ingenieur
DELFT Nr. 3 INTEGRAAL
OKT 2015
JAARGANG
32
VERDEDIGING TEGEN ORKANEN
Klimaat THEMA
Deltaplan voor Texas
NR3 OKTOBER 2015
Cover: Mensen leven langer en gezonder in een goed microklimaat. Een voorbeeld is de Delftse Proeftuin in de spoorzone. De tuin wordt door vrijwilligers onderhouden, samen met beheerder Marijtje Mulder. ( www.groenkracht.nl ) Foto: Sam Rentmeester
REDACTIONEEL
Frank Nuijens
Klimaat
Op de klimaattop die eind november in Parijs plaatsvindt, praten politici over het rapport van het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change). Delft Integraal onderzoekt welke Delftse wetenschappers hieraan hebben bijgedragen, maar ook welk onderzoek op de campus ons in de toekomst zou kunnen beschermen tegen de elementen die door klimaatverandering worden aangewakkerd. Is de taak van de ingenieur afgerond als de technologie is ontwikkeld? Thomas Stocker, Zwitserse wetenschapper en op het moment van schrijven kandidaat voor het voorzitterschap van de IPCC, liet in september in een interview met het Science and Development Network (scidev. net) weten dat een van zijn drie prioriteiten voor de toekomst is om de communicatie tussen
KORT DELFTS 04 PERSOONLIJK 24
wetenschappers en beleidsmakers te verbeteren. Communicatie over complexe en interdisciplinaire onderwerpen als klimaatverandering moet volgens hem voor iedereen te begrijpen zijn. “De beste ambassadeurs voor het communiceren van wetenschappelijke bevindingen zijn wetenschappers zelf”, zegt hij. Prof. Patricia Osseweijer, hoogleraar wetenschapscommunicatie en hoofd van de onderzoeksgroep biotechnologie en samenleving, zal zich hierin kunnen vinden: “De taak van een universiteit gaat verder dan het verwerven van kennis. Het gaat ook om het brengen van die kennis naar waar ze nodig is. Sterker nog, ik denk dat wetenschappers bij uitstek in staat zijn om die koppeling te leggen.”
NA DELFT
Henk Wapstra
25
HET PATENT 30 COLUMN
Tonie Mudde
31
HORA EST 34 DE ZAAK
Calender42
35
NORTHERNLIGHT App Rijksmuseum
36
ALUMNINIEUWS 38
Frank Nuijens, hoofdredacteur
LAB
ECTM Dimes
40
pagina 07
COLOFON
Thema Klimaat
FOTO: SAM RENTMEESTER
2
Coverfoto Sam Rentmeester Redactie Frank Nuijens (hoofdredacteur), Dorine van Gorp, Katja Wijnands (eindredactie), Saskia Bonger, Tomas van Dijk, Sam Rentmeester (beeldredacteur), Connie van Uffelen, Jos Wassink Telefoon (015) 278 4848, e-mail
[email protected] Medewerkers aan dit nummer Jorinde Benner, Natalie Carr, Anne Blair Gould, Auke Herrema, Desiree Hoving, Christian Jongeneel, Tonie Mudde, Stephan Timmers. Ontwerp Jelle Hoogendam Vormgeving Liesbeth van Dam Druk MediaCenter Rotterdam Abonnementsadministratie
[email protected] Advertentie H&J Uitgevers, (010) 451 5510
3
20 Interview Cees Dekker ‘We kunnen op termijn een levende synthetische cel produceren’
26 Kwetsbaar Texas Delfts Deltaplan helpt
32
20
Jacques van Marken
De sociale ingenieur
26
4
NR3 OKTOBER 2015
KORT DELFTS
600.000 Meer dan 600 duizend mensen van over de hele wereld schreven zich al in voor een Delftse massive open online course (mooc). De TU biedt op dit moment twintig van deze gratis online cursussen over uiteenlopende onderwerpen. De eerste mooc
startte in 2013 en ging over zonne-energie. Voor die cursus schreven zich inmiddels al ruim honderdduizend mensen in. Vanaf deze zomer biedt de TU de mooc pre-university calculus aan om de wiskundekennis van vwo-leerlingen op te frissen.
Bacterieprinter
E
en uit K’NEX speelgoed opgebouwde printer voor biofilms oogstte veel waardering op de iGEM Jamboree die van 25-28 september in Boston plaatsvond. TU-team Project Biolink was een van de meer dan 250 teams die meededen aan de finale van de International Genetically Engineered Machine (iGEM)competitie voor universiteitsteams. De acht studenten wonnen de overall prijs voor nietafgestudeerden en drie speciale prijzen waaronder die voor de beste hardware: de printer. Dat apparaat stelt onderzoekers in staat om op gecontroleerde wijze lagen bacteriën (biofilms) te maken die in de vorm van aanslag, aangroei en tandplak moeilijk te bestrijden zijn. delta.tudelft.nl/30485
Afstandsbediening vanuit de ruimte
FOTO: SAM RENTMEESTER
5
Einsteins ongelijk Het experiment van prof.dr.ir. Ronald Hanson en zijn medewerkers is de laatste nagel in de doodskist van lokaliteit en realisme als basis voor de fysica. In plaats daarvan heerst de quantumfysica. Hansons artikel stond eind september in afwachting van publicatie op de website arXiv.org. Het beschrijft een experiment waarbij twee elektronspins in diamantchips op grote afstand verstrengeld worden. De een stond in het natuurkundegebouw, de ander bij de kernreactor. Halverwege, in het gebouw van elektrotechniek, kwamen de lichtpulsjes samen. Uit een lange reeks van meer dan tweehonderd metingen bleek onomstotelijk dat een meting aan één van de elektronen onmiddellijk effect had op het andere. Dat niet-lokale effect verwierp Einstein met de term spukhafte Fernwirkung. delta.tudelft.nl/30435
Rembrandts oude man Een wagentje bij ESA in Noordwijk werd op 7 september vanuit het internationale ruimtestation ISS bestuurd door astronaut Andreas Mogensen. Het karretje reed tussen obstakels door en stak een pen in een nauw passend gat. De speling was 150 micrometer, eenzesde van een menselijke haar. Het project Interact werd geleid door dr.ing. André Schiele, onderzoeker bij biomechanical engineering (faculteit 3mE) en oprichter van het ESA Telerobotics and Haptics Laboratory. De uitdaging is om besturing op gevoel (haptisch) mogelijk te maken ondanks de afstand van 144 duizend kilometer en bijna een seconde vertraging. delta.tudelft.nl/30368
Kunsthistorici wisten al sinds 1968 dat er een ander schilderij schuilging onder Rembrandts schilderij ‘Oude man in militair uniform’. Het schilderij dat in het Getty Museum in Los Angeles hangt werd opnieuw gescand met een mobiele XRF-scanner (rontgen fluorescentie) die informatie oplevert over de chemische samenstelling van verborgen lagen. Samen met andere onderzoeken stelde die XRF-scan onderzoekers prof. Joris Dik en medewerkers bij 3mE en het Getty Museum in staat om nu ook de kleuren te reconstrueren van het overgeschilderde portret. delta.tudelft.nl/30356
Breinbus on tour Onderzoekers van de VU en TU Delft hebben een bus ingericht om hersenmetingen te doen bij patiënten die een beroerte hebben gehad. Met de bus zoeken ze de patiënten op in revalidatiecentra, verpleegtehuizen of gewoon thuis. De bus is uitgerust met EEG (elektroencefalogram) -apparatuur die de activiteit in de hersenen meet en een robotgestuurde joystick. Onderzoekers willen zien hoe de hersengolven veranderen tijdens het herstel bij bepaalde motorische taken. Vanuit de TU leidt prof.dr. Frans van der Helm (biorobotics bij 3mE) het onderzoek, dat bekend staat onder de naam 4D-EEG. delta.tudelft.nl/30248
6
NR3 OKTOBER 2015
Gaswinning met zeep Gaswinning kan beter door zeep te injecteren in de grond. Tot die conclusie komt dr.ir. Dries van Nimwegen (TNW) die op 15 juni zijn proefschrift ‘The Effect of Surfactants on Gas-Liquid Pipe Flows’ verdedigde. Het onderzoek is niet aan dovemansoren gericht. De Nederlandse Aardoliemaatschappij (NAM) is van plan om vanaf nu zeep te injecteren in gaswinningsputten in de Noordzee. Ze hoopt de productie daardoor te verhogen met vijf à vijftien procent. De opbrengst van deze putten valt tegen doordat de druk door de jaren heen is ingezakt. Door zeep te injecteren gaat het water bruisen en komt het samen met het gas naar het oppervlak. delta.tudelft.nl/30004
Lekker slapen Samen met de Universiteit Utrecht en de Universiteit van Amsterdam heeft Corine Horsch, promovendus interactive intelligence (EWI), een interactieve app ontwikkeld om chronische slaapproblemen tegen te gaan. Het is een virtuele coach die advies geeft over hoe je je gedrag kunt aanpassen. “Ik bestudeer de therapietrouw: je kunt nog zoiets moois maken maar als mensen het niet gebruiken omdat ze het niet realistisch vinden, dan heb je er niets aan. In onze app zit ingebouwd dat je kunt ‘onderhandelen’ met de coach. Als je de geadviseerde tijden echt niet ziet zitten, kan de coach een soepeler programma maken.” Horsch zoekt nog deelnemers voor haar onderzoek ikgalekkerslapen.nl
4.051 Goud voor dreamteams Met een indrukwekkende puntenscore wonnen de studenten van het Formula Student Team zowel goud op Silverstone in Groot-Brittannië als op Hockenheim in Duitsland. Met de elektrische racewagen DUT15 waren ze op beide circuits overall de beste. Ook het studententeam van de mensaangedreven onderzeeër Wasub5 haalde deze zomer goud: zijn snelheid van 13,7 kilometer per uur (km/u) op de International Submarine Races in Maryland (Verenigde Staten) was goed voor het nieuwe wereldrecord. Het Human Power team van de ligfiets Velox, dat in september probeerde het eigen wereldsnelheidsrecord uit 2013 in Nevada (133,78 km/u) te verbeteren, was helaas minder fortuinlijk. De fiets crashte meerdere malen waardoor het team moest opgeven. Het Canadese AeroVelo wist met een snelheid van 139,5 km/u het record uit Delftse handen te nemen.
In het nieuwe studiejaar verwelkomde de TU Delft 4.051 nieuwe eerstejaars. Dit aantal betrof zowel kersverse eerstejaars als omzwaaiers en herinschrijvers. Dat is een groei van acht procent ten opzichte van het jaar ervoor. Ook het aantal masterstudenten dat voor het eerst voor Delft koos, groeide; met 34 procent zelfs heel fors. Daarnaast wisten 1.550 buitenlandse studenten uit 80 landen de weg naar de TU te vinden. Voor de Owee kwamen zo’n 2.800 eerstejaars naar Delft. Onder het motto ‘Dit is jouw moment’ maakten ze in vijf dagen tijd intensief kennis met Delft.
7
Zoutstad
FOTO: SAM RENTMEESTER
klimaat
Als woestijnen aan zee liggen, kun je met behulp van zonne-energie van zout water zoet water maken voor bijvoorbeeld irrigatie. Dat idee is niet nieuw. Met het zout dat overblijft, kun je bouwen, bedacht bouwkundeafstudeerder Eric Geboers. Hij kocht een pak zout en zette zijn oven aan. “In het begin werden het slappe koekjes , maar nu heb ik vrij sterke staafjes. Qua eigenschappen komt het overeen met ongewapend beton, zoals de Romeinen dat gebruikten. Dat materiaal is niet goed bestand tegen trekkrachten, maar wel tegen drukkrachten. Daarom kun je er alleen bogen mee bouwen.” De schaalmodellen die Geboers vervolgens
in elkaar zette, hebben door hun welvingen een exotisch uiterlijk. Hij maakte ze met een coating waterafstotend. De alumnus verwacht op termijn twee lagen hoog te kunnen bouwen. Maar eerst moet hij verder testen, om kinderziektes te overwinnen. Geboers won daarvoor al wat kapitaal door te scoren binnen de ‘Science of Future Cities Competition’ en de ‘Challenge Stad van de toekomst’. “Ik zoek fondsen zodat ik een klein zouten paviljoentje kan bouwen aan de Nederlandse kust”, vertelt hij. Voor het echte werk moet Geboers uiteindelijk in de woestijn zijn. “In Nederland zijn betere alternatieven voor duurzaam bouwen.” SB
8
NR3 OKTOBER 2015
klimaat
TEKST: JOS WASSINK FOTO: FOTO: EPA/STEPHEN MORRISON
Bijdragen aan de klimaattop Op de klimaattop in Parijs praten politici over het rapport van het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change). Hierin nemen duizenden wetenschappers wereldwijd het klimaat de maat. Ook Delftse onderzoekers droegen er aan bij.
H
oe zat het ook weer? De VN klimaattop die van 30 november tot 11 december in Parijs plaatsvindt, is de 21ste jaarlijkse bijeenkomst (‘Conference of Parties’ of ‘COP21’) in het kader van de VN conventie over klimaatverandering (UNFCCC) uit 1992. Politici beraden zich over het voorliggende rapport (Assessment Report) van het IPCC waarvan iedere zes jaar een herziene versie verschijnt met de meest actuele metingen en de nieuwste wetenschappelijke inzichten over broeikaseffect en klimaatverandering. Het huidige rapport is de vijfde in de reeks en wordt daarom aangeduid als AR5. Het bevat drie verschillende delen, samengesteld door werkgroepen. Het eerste deel behandelt de fysische basis van klimaatverandering (op basis van metingen, modellen en projecties). Deel II gaat over de impact van klimaatverandering op ecosystemen, industrie, steden, gezondheid en leefbaarheid. Het laatste deel door werkgroep III is grotendeels gewijd aan strategieën om met klimaatverandering om te gaan door veranderingen door te voeren in energiegebruik, transport, bouw, landbouw en industrie. De meeste Delftse bijdragen zijn terug te vinden bij werkgroep I, met name in hoofdstuk 3 (observaties van oceanen), 4 (observaties van landijs), 7 (wolken en aerosolen) en 13 (zeespiegelverandering). Prof.dr. Pier Siebesma, verbonden aan de afdeling geoscience & remote sensing van de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen (CiTG) en aan het KNMI in De Bilt, leidde van 2010 tot 2014 het Europese onderzoeksprogramma Euclipse waarin naast de TU Delft en het KNMI tien andere Europese universiteiten en onderzoeksinstellingen aan deelnamen. Doel: tot een beter begrip komen van de rol van
wolken bij klimaatverandering. In hoofdstuk 7 over wolken en aerosolen zijn verwijzingen opgenomen naar elf publicaties van het Euclipse-project. Binnen de TU werkten ook prof. Harm Jonker, dr. Stephan de Roode, dr. Johan van der Dussen en dr. Sara dal Gesso aan Euclipse. Dr. Ernst Schrama van de sectie astrodynamics & space missions bij de faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek (L&R) werkte als reviewer mee aan de hoofdstukken 4 over landijs en 13 over zeespiegelverandering. Daarin staan ook een aantal verwijzingen naar artikelen van zijn hand. Als belangrijkste onderzoeksresultaat noemt hij de metingen met de Grace gravitatiesatelliet over de massabalans van landijs op Groenland en Antarctica, die hij samen met zijn toenmalige promovendus dr.ir. Bert Wouters deed (nu werkzaam bij het IMAU, Utrecht). Ze stelden vast dat Groenland 270 gigaton per jaar aan ijs verliest en Antarctica 130 gigaton. Is dat veel? “Het tempo verontrust me wel”, zegt Schrama. “Sinds de Romeinse periode is de zeespiegel met ongeveer zestig centimeter gestegen, terwijl de zeespiegelverandering op dit moment circa dertig centimeter per eeuw bedraagt.” Hoofdstuk 4 over de massabalans van landijs verwijst ook naar het onderzoek van dr.ir Cornelis Slobbe, dr. Pavel Ditmar en dr. Roderik Lindenberg (geoscience & remote sensing bij CiTG). In hun artikel in Geophysics Journal International uit 2009 combineerden ze metingen van ICE-sat (metingen van hoogte van landijs) met die van Grace (meting van massaverandering van landijs). Daardoor konden ze voor het eerst een onderscheid maken tussen volumeveranderingen in sneeuw en ijs op basis van verschillende dichtheden. Daardoor ontstond het beeld
9
De overstroming van de Juba-rivier in Somalië (hier bij het dorpje Jamame) zorgde een aantal jaren geleden voor 120 doden en duizenden daklozen. Afrika moet zich voorbereiden op meer droogtes, overstromingen en cyclonen als gevolg van klimaatveranderingen, zeggen experts.
dat er weliswaar veel sneeuw valt op de gletsjers op Groenland, maar dat het verlies aan ijsmassa per saldo groter is. Dr. Riccardo Riva heeft samen met prof.dr. Bert Vermeersen (geoscience & remote sensing bij CiTG) onderzocht tot hoeveel zeespiegelstijging het afgesmolten landijs leidt. Het water verspreidt zich namelijk allerminst egaal over de aardbol. Hun artikelen worden geciteerd in hoofdstuk 13 van werkgroep I (zeespiegelstijging) en ook in hoofdstuk 23 van werkgroep II over regionale projecties voor Europa. Ze berekenen voor het eind van de 21ste eeuw een stijging van 80 centimeter in Hamburg en Londen (maar een daling van 10 centimeter in Finland). De stijging kan nog een stuk hoger (90 centimeter extra) uitvallen door het afsmelten van de zuidpool, merken ze op. Dr. Miren Vizcaino tot slot schreef mee aan hoofdstuk 13 over zeespiegelverandering en leverde artikelen waaraan in de tekst gerefereerd wordt. Vizcaino is eveneens werkzaam bij de sectie geoscience & remote sensing waar ze met klimaatmodellen het afsmelten van het landijs op Groenland en Antarctica berekent in de komende eeuwen. In de loop van duizenden jaren ziet ze Groenland groen worden. Het geavanceerde
model dat ze gebruikt (Atmosphere-Ocean General Circulation Model) berekent niet alleen de invloed van de omgeving op het ijs, maar ook hoe het afsmeltende ijs de omgeving beïnvloedt. Een voorbeeld daarvan is het
De meeste Delftse bijdragen betreffen observaties van oceanen en landijs, wolken en aerosolen en zeespiegelverandering afzwakken van de warme Golfstroom doordat warm en zout water vanuit de tropen in het hoge noorden minder snel afzinkt door de opwarming ter plaatse en de instroom van zoet smeltwater. In een wereld met een twee maal meer CO2 in de lucht dan voor de industriële revolutie (560 ppm in plaats van 280; we zitten nu op 400 ppm), ziet Vizcaino’s model de Golfstroom de eerst komende 200 jaar verzwakken waarna hij vanaf 2200 weer iets herstelt. De redactie heeft moeite gedaan om alle Delftse bijdragen aan het IPCC-rapport in kaart te brengen, maar kan geen volledigheid claimen.
10
NR3 OKTOBER 2015
klimaat
Kooldioxide gebonden in cement
Dr. Shiva Salek maakte calciumcarbonaat door CO2 te binden.
Als promovenda bij biotechnologie (TNW) ontwikkelde dr. Shiva Salek een proces dat rioolwaterzuivering en binding van CO2 combineert met de groene productie van methaan en cement. Ze ontving er de Lettinga Award voor.
O
mdat Salek de enige was op het congres over anaerobe vergisting (Santiago de Compostella, 2013) die vergisting wist te gebruiken voor de productie van grondstoffen in combinatie met vastlegging van CO2 ontving ze de Lettinga Award ter waarde van 25 duizend euro. Salek werkt nu als product engineer bij Lely Industries in Maassluis. Het broeikasgas kooldioxide (CO2 ) is de belangrijkste drijvende kracht achter de klimaatverandering. Als promovenda ontwikkelde dr. Shiva Salek een proces dat CO2 bindt. De verdere ingrediënten zijn rioolwater en gemalen kalksteen. De eindproducten zijn schoon water, methaan en grondstof voor biocement, kunstmest of vulmateriaal (grout).
In stappen verandert calciumsilicaat (uit kalksteen) door de binding van CO2 in calciumcarbonaat CaCO3. Calciumcarbonaat staat aan de basis van de cementindustrie. Voor de eerste stap, het oplossen van
Calciumcarbonaat staat aan de basis van de cementindustrie het silicaat, is een zure omgeving vereist. De tweede stap, het neerslaan van het calciumcarbonaat heeft juist een alkalische (basische) omgeving nodig. Salek gebruikt organische rotting (anaerobe vergisting) en de productie van vetzuren om een zure omgeving te
maken en het calciumsilicaat op te lossen. Door de productie van methaan verderop in het proces stijgt de pH en slaat het calciumcarbonaat in het basische milieu neer. Omdat Salek de enige was op het congres over anaerobe vergisting (Santiago de Compostella, 2013) die vergisting wist te gebruiken voor de productie van grondstoffen in combinatie met vastlegging van CO2 ontving ze de Lettinga Award ter waarde van 25 duizend euro. Salek werkt nu als product engineer bij Lely Industries in Maassluis. JW Shiva S. Salek et. al., ‘Mineral CO2 sequestration by environmental biotechnological processes’, Trends in Biotechnology, March 2013.
11
Klimaatstarters Een rondje langs start-upbolwerk YesDelft bewijst dat ook jonge ondernemers oplossingen zoeken voor de klimaatproblematiek. Als het aan de oprichters van Nerdalize ligt, zitten niet alleen zij, maar de hele wereld er straks warmpjes bij. En niet omdat de temperatuur van de aarde stijgt, maar juist doordat zij dat duurzaam tegengaan. Dat alles door dezelfde energie twee keer te gebruiken. Hoe? Door gebouwen te verwarmen met computers van reken- en datacentra. Zo hoeven die niet gekoeld te worden, en de bewoners die ze plaatsen niet te stoken. Energieleverancier Eneco ziet er wel brood in, en heeft nu computers in de vorm van een radiator geplaatst bij een testgroep. Aqysta gooit het over een heel andere, bijna middeleeuwse boeg. Eén van de oprichters, Fred Henny - industrieel ontwerper nota bene - vond met zijn vier compagnons het wiel letterlijk nog een keer uit. Hun goedkope Barsha Pump is feitelijk niets meer dan een waterrad voor rivieren, dat water oppompt om naastgelegen boerenland te bewateren. Geen stroom nodig. Ideaal voor arme gebieden zoals Nepal en Indonesië, waar nu tien prototypes in gebruik zijn. Voor henzelf geen lucratieve business; momenteel opereren de ingenieurs nog onder een
subsidie van de Nederlandse overheid. “Daardoor kunnen we onze spiraalpomp, waarop we patent hebben aangevraagd,
proces: de drie - overigens geen Delftse - ingenieurs gebruiken een vijftien jaar lang ontwikkelde techniek van ESA om vervuilende
‘Ideaal voor afgelegen gebieden die kampen met waterschaarste’ technologisch helemaal uitontwikkelen tot een commerciële versie”, aldus Henny, “met eigen handen, overigens.” Zijn Yes
CO2 te onttrekken aan de lucht, en als energie te leveren aan bedrijven. Kassen bijvoorbeeld, of aquaria en duikcentra. Hun filosofie: we hebben CO2
te geven, maak je ‘s werelds grootste afvalstroom opeens duurzaam.” Tel daar drinkbaar zeewater bij op en de Delftse klimaatstart-ups helpen ons dankzij duurzame technologische hoogstandjes straks aan een paradijs dat schoner is dan we ooit hadden kunnen dromen. Elemental Watermakers namelijk, een initiatief van Delftse ingenieurs Sid Vollebregt en Reinoud Feenstra, gebruikt louter zon, wind en waterkracht om zeewater en brak grondwater drinkbaar te maken. “Ideaal voor afgelegen gebieden die kampen met waterschaarste en nauwelijks toegang tot elektriciteit”, denken de oprichters. Daar kan de Klimaattop nog een puntje aan zuigen. Onder het genot van een duurzaam geproduceerd glaasje bubbelwater. JB nerdalize.com aqysta.com giaura.com elementalwatermakers.nl
Delft-collega’s van Giaura (letterlijk: de lucht van de aarde) richtten hún start-up ongeveer tegelijkertijd op, maar zijn al een tikkeltje verder in het
nodig, onder andere om bier, cola en medicijnen te maken. Het bevindt zich nu alleen op de verkeerde plekken. “Door CO2 af te vangen en op de juiste plek weer vrij
12
NR3 OKTOBER 2015
klimaat
TEKST: CHRISTIAN JONGENEEL FOTO’S: SAM RENTMEESTER
Biobrandstof zoekt draagvlak
Promovendus ir. Peter Mooij neemt een algen-sample uit de sloot. Hij onderzoekt de mogelijkheden om biodiesel te winnen uit algen.
Biobrandstoffen, zoals ethanol uit suikerriet en cellulose uit ‘afval’, zijn in principe duurzaam. Er komt bij verbranding ervan geen andere CO2 vrij dan die bij productie is opgenomen. Tegelijkertijd zijn ze controversieel, omdat ze voedselgewassen zouden verdringen of omdat er oerwoud voor gekapt wordt. Voor duurzame energievormen is het alle hens aan dek om klimaatverandering een halt toe te roepen.
13
A
fgelopen zomer lanceerde de Commission on Global Security, Justice and Governance - een denktank onder leiding van de voormalige Amerikaanse minister van buitenlandse zaken Madeleine Albright - een rapport met aanbevelingen waarvan er één voortkomt uit Delfts onderzoek. Het betreft een onderzoek naar efficiënt landgebruik voor biobrandstoffen in ontwikkelingslanden. Een groot struikelblok blijkt een gebrek aan kennis en toegang tot gepatenteerde technologieën. Financier die kennis en patenten uit het Copenhagen Climate Fund, luidt het Delftse voorstel. Goed idee, aldus de commissie. Dit is het soort onderzoek waar prof.dr. Patricia Osseweijer, hoogleraar wetenschapscommunicatie en hoofd van de onderzoeksgroep biotechnologie en samenleving, trots op is. Het koppelt namelijk technologische kennis aan maatschappelijke opgaven. “De taak van een universiteit gaat verder dan het verwerven van kennis”, zegt zij. “Het gaat ook om het brengen van die kennis naar waar ze nodig is. Sterker nog, ik denk dat wetenschappers bij uitstek in staat zijn om die koppeling te leggen.” Sinds 1 september is Osseweijer voor een jaar Distinguished Lorentz Fellow bij het KNAW-instituut NIAS, dat onderzoek op het snijvlak van alfa-, beta- en gammawetenschappen stimuleert. Ze wil het jaar vooral gebruiken om de sense of urgency rondom biobased productie te verhogen. “De EU heeft klimaatdoelen gesteld voor het jaar 2030. Dat moment komt sneller dichterbij dan de doelen.”
Suikerriet
Veel van de controverses rondom biobrandstoffen zijn onnodig, stelt Osseweijer: “Uit berekeningen blijkt dat het in beginsel mogelijk is om biomassa duurzaam te produceren, dus zonder dat het ten koste gaat van na-
tuur en voedselproductie. De grootste hindernis vormen instabiele politiek en oorlog. Ook het op fossiele grondstoffen gebaseerde financiële systeem zit in de weg.” Niet de minste hindernissen, erkent Osseweijer. Biobrandstoffen hebben een lange weg te gaan, maar er zijn goede voorbeelden. Ze noemt Brazilië, dat in veertig jaar een infrastructuur heeft opgebouwd voor ethanol uit suikerriet, dat tot een kwart van het volume wordt bijgemengd in benzine. “Dat suikerriet beslaat vier procent van het totale landbouwareaal, ver weg van de Amazone. De ethanol is bovendien goedkoper dan benzine.”
Cellulose
De potentie wordt verre van volledig benut, maar het lukt steeds beter om brandstof te maken uit cellulose, lange vezels die zich moeilijk laten afbreken. Wereldwijd staan er momenteel vijf fabrieken die cellulose omzetten in ethanol. Het Nederlandse DSM bezit een daarvan, in Emmetsburg, Iowa, waar de maisproductie veel restafval oplevert. De bijzondere gist die in staat is zowel C5- als C6-suikers af te breken, is van Delftse oorsprong. De fabriek is een van de voorbeelden van fundamenteel TU-onderzoek aan
voorbeeld van hoe je kennis van fundamentele biotechnologie, processen en marktwerking bij elkaar brengt”, zegt prof.dr.ir. Luuk van der Wielen, hoogleraar biobased economy.
Mayonaise
Van der Wielen realiseerde zich tien jaar geleden, toen het eerste fundamentele onderzoek naar brandstof uit biomassa resultaten afwierp, dat het opschalen van de productie een grote uitdaging zou zijn. “In biomassa zit per definitie veel water, terwijl je wilt aansluiten bij bestaande brandstoffen en verbrandingsmotoren, die zich met water slecht verdragen”, legt hij uit. “Je zou denken dat olie vanzelf op het water drijft, maar in de praktijk krijg je vaak een soort mayonaise, waar je de olie uit moet halen.” Om de concurrentie met aardolie aan te gaan zullen dergelijke processen realiseerbaar moeten zijn zonder de subsidies waarmee ze starten. Van der Wielen houdt zich dan ook bezig met de ontwikkeling van scenario’s: valt een proces binnen Nederland rendabel te krijgen, zo nee, kan het anders? Een voorbeeld: onlangs verscheen een boekje, ‘Redefinery’, dat aan de hand van een groot aantal studies aantoont dat het haalbaar is om in Nederland
‘Mensen geloven het niet zomaar als je zegt dat iets een goede ontwikkeling is. Je moet de waarden waarop ze hun mening baseren kennen en erkennen’ micro-organismen dat het tot grootschalige productie geschopt heeft. Ook bij de tussenstadia is de universiteit regelmatig betrokken. Neem bijvoorbeeld de installatie bij de Bioprocess Pilot Facility in Delft, waarmee de universitaire spin-off Delft Advanced Biorenewables (DAB) bestudeert hoe de omzetting en scheiding van olie uit biomassa het best opgeschaald kunnen worden. “Ook dat is een mooi
biokerosine te gaan gebruiken in de luchtvaart. Voorwaarde is alleen de beschikbaarheid van voldoende hoeveelheden duurzaam geproduceerde biomassa. “Onze scenario’s voor de luchtvaartsector worden door die sector zelf gedragen”, vertelt Van der Wielen. Lees verder op pagina 14 >>
14
NR3 OKTOBER 2015
klimaat
“Ze hebben hun weg gevonden naar het energieakkoord en zijn door het kabinet omarmd. Als alles goed gaat zullen ze een plek krijgen in het regeringsbeleid.”
Vette algen
Terwijl Van der Wielen zich op het commercialiseren van processen richt, gaat het fundamentele onderzoek naar nieuwe brandstoffen door. Promovendus ir. Peter Mooij bijvoorbeeld, onderzoekt de mogelijkheden om biodiesel te winnen uit algen. Die kunnen namelijk groeien in zout water, zodat er geen kostbare landbouwgrond of zoet water voor hoeft te worden opgeofferd. “Algen kunnen net als mensen energie op twee manieren opslaan: als zetmeel en als vet”, vertelt Mooij. “We zoeken naar een recept om de natuur de beste algen te laten selecteren. Door ze bijvoorbeeld regelmatig aan een koude nacht bloot te stellen, kun je algen aanmoedigen om energie op te slaan. We hebben inmiddels een stabiele methode, maar de algen slaan de energie vooral op in de vorm van zetmeel.” Mooij zoekt verder naar algen die vooral vet opslaan. Een mogelijkheid daarvoor zou zijn ze te selecteren op gewicht. Olie is lichter dan zetmeel: schep telkens de bovenste laag uit een vat en kweek daarmee verder. Naast
die praktische insteek buigt Mooij zich over de vraag waarom algen überhaupt vet aanmaken. Die vraag is lastiger te beantwoorden, maar leidt wel naar kennis die algen trefzekerder in de richting van oliefabriekjes stuurt.
Draagvlak
Aan technologische mogelijkheden, van plausibele scenario’s tot vette algen, is dus geen gebrek. “Maar uiteindelijk gaat het erom dat het maatschappelijke draagvlak sterker wordt”, zegt Osseweijer. “Mensen geloven het niet zomaar als je zegt dat iets een goede ontwikkeling is. Je moet de waarden waarop ze hun mening baseren kennen en erkennen. Vervolgens moet je laten zien dat een technologie aan die waarden kan bijdragen. Ik wil graag onderzoeken hoe dit voor biobased
(niet alleen voor biobrandstof ) verder te verkennen. Onlangs nog werd een overeenkomst getekend die in de komende jaren tot honderd extra promotieplaatsen leidt. Dat is een aanzienlijke, maar broodnodige uitbreiding van de onderzoekscapaciteit. Osseweijer verwijst naar een onlangs uitgebracht rapport van de Scientific Committee of Problems on the Environment (SCOPE), dat de onderzoeksbehoefte in kaart brengt: “Het huidige wereldwijde biomassagebruik staat voor circa tien procent van het mondiale energiegebruik. Daarvan wordt ongeveer tweederde opgestookt in arme gebieden, voornamelijk voor houtvuur om op te koken. Het is een erg inefficiënte en ongezonde manier van gebruik, waar wel degelijk alternatieven voor bestaat, maar die raken
‘Instabiele politiek en oorlog vormen de grootste hindernissen. Ook het op fossiele grondstoffen gebaseerde financiële systeem zit in de weg’ producten uitpakt, onder meer door in januari een workshop te organiseren met experts uit diverse velden.” Zij kijkt daarbij nadrukkelijk verder dan Nederland. De TU Delft werkt onder meer samen met enkele Braziliaanse universiteiten en het bedrijfsleven om de mogelijkheden van biomassa
nauwelijks ingebed. In principe is het mogelijk om op het bestaande land zowel een hogere voedselproductie als duurzame energievoorziening te realiseren, maar er zijn nog veel gaten in onze kennis te dichten voor we zover zijn.” <<
Bij de Bioprocess Pilot Facility in Delft bestudeert TU-spin-off Delft Advanced Biorenewables (DAB) hoe de omzetting en scheiding van olie uit biomassa het best opgeschaald kunnen worden.
15
Zeespiegelstijging mogelijk ruim twee maal sneller De stijging van het zeewater kon deze eeuw wel eens een stuk hoger uitvallen dan waar het IPCC-rapport vanuit gaat. Dat schrijven Riccardo Riva en collega’s in een recent artikel in Climate Research.
D
r. Riccardo Riva is universitair docent bij de afdeling geoscience and remote sensing (faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen) en bij het TU Delft Climate Institute. Afgelopen zomer publiceerde hij samen met collega’s uit Kopenhagen, Liverpool en Bejing een artikel in Climate Research over de verwachte zeespiegelstijgingen in de 21ste eeuw in Noord-Europa. Dat er zeespiegelstijging plaats zal vinden lijdt geen twijfel : gletsjers smelten versneld af, de massa landijs op Groenland en de Zuidpool slinkt en stroomt in zee en het volume van de wereldzeeën neemt toe door de opwarming van het water. Al die bijdragen bij elkaar opgeteld, levert een globaal gemiddelde zeespiegelstijging op. Alleen verspreidt het water zich niet egaal over de globe. Lokale effecten als het opveren van continenten die in de IJstijd met ijs bedekt waren kunnen oplopen tot een meter zeespie-
geldáling per jaar. Ook neemt door het afsmelten van landijs de lokale gravitatie af waardoor het afsmelten van landijs op Groenland tot een lokale zeespiegeldaling zal leiden die tot in Noorwegen en Ierland merkbaar zal zijn. Zulke factoren bepalen de lokale zeespiegelstijging. Het business-as-usual scenario van het klimaatrapport (Assessment Report 5) van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) nemen de
Bij de zeespiegelstijging verspreidt het water zich niet egaal over de globe onderzoekers als referentie. Dat scenario gaat uit van een nauwelijks geremde CO2-uitstoot en een gestage economische groei waardoor de gemiddelde temperatuur aan het eind van de eeuw vijf graden Celsius hoger ligt dan voor de industriële revolutie. Voor steden rond de Noordzee (van Londen tot
Hamburg) betekent dat een stijging van tachtig centimeter aan het eind van deze eeuw. Maar er is ook een kans dat daar 95 centimeter extra bijkomt, stellen de onderzoekers. Die extra stijging komt voor rekening van afsmeltend ijs op de Zuidpool. Riva en collega’s wijzen er op dat andere studies laten zien dat gletsjers op Antarctica versneld afsmelten en daarbij ook hun omgeving meeslepen. Vandaar hun uitspraak dat tachtig centimeter stijging weliswaar het meest waarschijnlijk is, maar dat er een flinke kans is dat het water meer dan dubbel zo snel stijgt. Na 2100 zal het water nog verder stijgen, en ook sneller. De onderzoekers raden aan daar rekening mee te houden bij aanpassingen op klimaatverandering. JW J
Waslak Grinsted, Svetlana Jevrejeva, Riccardo Riva, Dorthe Dahl-Jensen, ‘Sea level rise projections for northern Europe under RCP8.5’, Climate Research, 17 juni 2015
16
NR3 OKTOBER 2015
klimaat
TEKST: ANNE BLAIR GOULD
Gezond & gelukkig in Mensen leven langer en gezonder in een goed microklimaat. Daarom zou dit een grotere rol moeten spelen in het ontwerpproces van steden, vinden bouwkundigen.
M
ensen in de stad moeten weten hoeveel gezonder en gelukkiger ze zouden zijn met een beter microklimaat”, aldus dr. Marjolein Pijpers-van Esch (Bouwkunde). Met microklimaat bedoelt Pijpers het kleinschalige klimaat van straten, tuinen en pleinen, dat wordt beïnvloed door factoren als zonnestraling, geluid, daglicht, luchtkwaliteit en wind. “Natuurlijk hangt microklimaat samen met regionaal klimaat, maar ook fysieke elementen als gebouwen, bestrating en planten spelen een grote rol”, licht Pijpers toe. De meeste mensen beseffen niet hoe groot het effect van microklimaat op hun gezondheid is. In juli 2006 overleden in Nederland duizend mensen tijdens een hittegolf. Daarmee kwam ons land dat jaar in de top vijf-landen van de wereld die het meest te lijden hadden gehad van klimatologische omstandigheden. Steden zijn extra warm en het huidige
stadsontwerp verergert volgens Pijpers de situatie: “Met minder zicht op de hemel is het moeilijker om warmte kwijt te raken, het waait minder vanwege de gebouwen, we produceren zelf warmte met auto’s, computers en fabrieken en door onze airconditioning wordt het binnen koeler maar buiten warmer. Het is een soort vicieuze cirkel.”
Natuurlijke systemen
Hoe kunnen stadsontwerpers rekening houden met de opwarming van de aarde? Pijpers: “Er is veel te winnen met oriëntatie en afstanden tussen gebouwen in relatie tot zon en wind.” De oriëntatie moet oost-west zijn, met een hoek van minstens vijftien graden, afhankelijk van de verhouding tussen hoogte en breedte van de straat. Als je de afstanden goed berekent, is er ’s middags geen temperatuurpiek. “Het hoeft niet meer te kosten, je moet er
‘Je kunt met weinig veel doen’ gewoon rekening mee houden.” Pijpers vindt dat stadsontwerpers meer natuurlijke systemen moeten gebruiken: “Groen en water hebben geen nadelen. Bomen geven schaduw op bijvoorbeeld pleinen, en zorgen voor extra verkoeling door hun transpiratie. En in de winter houden ze de wind tegen.” In stadsontwerp gaat het niet alleen om microklimaat. Je kunt het aanpak-
17
de stad ken in combinatie met kwesties als duurzaamheid en het vasthouden van water: “Dat is een groot probleem in Nederland,” zegt Pijpers, “maar planten helpen water vasthouden én zijn goed voor het lokale microklimaat.” Ze heeft twee boodschappen voor stadsontwerpers: “Één: besef je invloed op het microklimaat. Twee: het is mooi dat je met weinig veel kunt doen, dus gebruik die invloed.” Maar iedereen kan bijdragen. Pijpers: “We moeten weer aan die kleine, slimme dingen gaan denken, zoals isolatie, zonnepanelen, daken wit schilderen, reflecterend dakbedekkingsmateriaal, geen tegels maar gras in de tuin, en tuinen op het dak. Al die dingen helpen.”
Klimaatbestendige steden Met het onderzoeksprogramma ‘Climate Proof Cities’ is onderzocht hoe Nederlandse steden minder kwetsbaar kunnen worden voor de effecten van klimaatverandering, met name hittestress en wateroverlast. Het onderzoek is uitgevoerd door een consortium van tien universiteiten en onderzoeksinstituten, waaronder de TU Delft. Het rapport, uit oktober 2014, stelt dat Nederlandse steden het beste ‘klimaatbestendig’ kunnen worden gemaakt met kleine, plaatselijke maatregelen, die vaak samen met groot onderhoudswerk kunnen worden uitgevoerd.
Waterzuivering kan nog klimaatvriendelijker Als afvalwater nog beter wordt gezuiverd, komt er minder broeikasgas vrij. Dat zegt Mark van Loosdrecht, hoogleraar milieubiotechnologie en waterzuivering. Hij onderzoekt hoe er minder N20 in de lucht kan komen. N20 is een partydrug, wist je dat?” lacht prof.dr.ir. Mark van Loosdrecht, hoogleraar milieubiotechnologie en waterzuivering. “Het heet ook wel lachgas. Slagroompatronen zijn er bijvoorbeeld mee gevuld.” Zo bezien lijkt lachgas een tamelijk onschuldig gas, voor al uw feesten en partijen. In werkelijkheid is distikstofmonoxide of N2O een broeikasgas dat 320 keer zo sterk is als CO2. Er hoeft dus maar heel weinig van in de lucht te komen om grote effecten te hebben. Als we het klimaat een handje willen helpen, moeten we dus niet alleen focussen op het verminderen van de koolstofdioxideuitstoot, maar er ook voor zorgen dat er minder lachgas de lucht in komt. Met dat laatste houdt Van Loosdrecht zich bezig. Volgens hem kan zeven procent van de wereldwijde opwarming toegeschreven worden aan N2O. Van alle broeikasgassen die uitgestoten worden tijdens de zuivering van afvalwater is soms wel tachtig procent N2O. Hoe zit dat precies? Afvalwater zit van nature vol met stikstofverbindingen, zoals nitraat (NO3 ) en ammonium (NH3 ) , die verwijderd moeten worden. Daarbij komt lachgas (N2O) vrij, maar de vraag is door welke processen dat precies komt. Dat antwoord is te complex, bleek uit een promotieonderzoek in 2010. “Daarom gaan we nu een niveau dieper en focussen we ons in het lab op bacteriën”, zegt Van Loosdrecht. “Het probleem is nu dat N2O door twee groepen bacteriën geproduceerd kan worden. De eerste zet ammonium om in nitraat, de tweede zet nitraat om in stikstofgas (N2 )”. Dat laatste gas is trouwens pas echt onschuldig, want tachtig procent van de lucht die we inademen bestaat eruit. Van Loosdrecht probeert in het lab met zijn bacteriën vast te stellen bij welke condities N2O wordt geproduceerd. Hij is daarom betrokken bij Nora, een vierjarig Europees onderzoeksprogramma voor broeikasemissies. Ook heeft hij een gastonderzoeker uit Spanje die die microbiologische kennis vertaald naar de waterzuivering, om te kijken of de uitstoot van lachgas in de praktijk ook lager wordt. DH
Lachgas is 320 keer zo sterk als koolstofdioxide
18
NR3 OKTOBER 2015
klimaat
Eigen energie eerst Klimaatverandering vraagt om duurzame energiesystemen, maar op dit moment drukken buitenlandse energieleveranciers de Nederlandse uit de markt. “Het beleid van de Europese Unie zou beter gecoördineerd moeten worden.”
D
r.ir. Laurens de Vries, universitair hoofddocent bij de sectie energie & industrie (TBM) kijkt met die woorden vooruit op de klimaattop in Parijs. Hoe die coördinatie beter kan? Dat is precies waarmee zijn onderzoeksgroep zich bezighoudt. “We richten ons vooral op het effect van het CO2en duurzame energiebeleid op investeringen in de energiesector.” Zijn conclusie: landen binnen de Europese Unie (EU) werken elkaar nogal eens tegen als het gaat om duurzaam energiebeleid. “Dat komt doordat landen ieder hun eigen duurzaamheidsdoelen nastreven. Duitsland is op duurzaamheidsgebied bijvoorbeeld veel verder dan Nederland. De stroomprijzen zijn er laag, doordat ruim een kwart van de energie duurzaam wordt opgewekt. Dat leidt ertoe dat Nederland steeds meer Duitse energie importeert. Dat telt alleen níet mee voor onze duurzaamheidsdoelen, maar daardoor worden conventionele Nederlandse bedrijven uit de
effectief verminderen door te handelen in emissieruimte: het recht om een bepaalde hoeveelheid broeikasgassen uit te stoten. Vragers en aanbieders handelen in emissierechten en zo komt een CO2-prijs tot stand. “Door lobbyen, vraaguitval door de economische crisis en ook door meer investeringen in duurzame energie dan verwacht, zijn er teveel CO2-rechten in de
‘Er zijn teveel CO2-rechten in de markt, daardoor voelen grote bedrijven geen druk meer om hun uitstoot te beperken’ markt gedrukt.” Het beleid van de EU speelt daarin een belangrijke rol, zegt hij. “Dat is slecht gecoördineerd.” De CO2-markt, en dan met name de emissiehandel, is het belangrijkste beleidsinstrument van de EU. Het moet de uitstoot van broeikasgassen kosten-
markt”, zegt De Vries. Daardoor voelen grote bedrijven geen druk meer om hun uitstoot te beperken. Elk bedrijf moet weliswaar zoveel emissierechten inleveren als het in tonnen broeikasgas heeft uitgestoten, maar dat doet geen centje pijn op het moment dat er emis-
sieruimte genoeg over blijft. Er is ook goed nieuws, volgens de onderzoeker: “Het Europarlement heeft een voorstel aangenomen voor een stabiliteitsreserve voor CO2-rechten: als er teveel rechten in de markt zijn wordt een deel in de reserve gezet, en als de markt erg krap is worden er rechten uit de reserve vrijgegeven. Ons model liet zien dat de oorspronkelijke versie niet goed werkte. Nadat wij ons onderzoek hierover presenteerden aan de Europese Commissie, is de tijd tussen de constatering dat er teveel rechten zijn en het daadwerkelijk uit de markt halen ervan teruggebracht van twee naar één jaar. Dat verkleint het risico dat de reserve zelf bijdraagt aan het ontstaan van prijsbubbels in de CO2-markt. Al weet ik natuurlijk niet of dat direct is toe te schrijven aan ons onderzoek.” JB
19
Visie Klimaatverandering is een traag proces. De monitoring daarvan moet veiliggesteld worden tegen de waan van de dag, vindt prof.dr.ir. Herman Russchenberg, directeur van het TU Delft Climate Institute.
K
limaatmonitoring klinkt niet erg sexy. Je stuit immers niet elke week op een grote ontdekking. Maar je moet het wel tientallen jaren stug volhouden. De overheid moet garant staan voor de continuïteit van die metingen, maar in praktijk staan de metingen steeds meer onder druk. Een goed voorbeeld is het observatorium in Cabauw waar naast het KNMI, RIVM, TNO en ECN de universiteiten aan deelnemen. De overheid wil weten welke van de metingen daar direct bijdragen tot verificatie van milieubeleid en welke indirect. Directe metingen zoals van temperatuur wil het ministerie wel betalen. Maar indirecte metingen, die duidelijk kunnen maken welke fysische processen bijdragen tot de toekomstige klimaatverandering, komen in gevaar. Er worden nu metingen gedaan door onder meer het KNMI, Rijkswaterstaat, het RIVM, ECN en universiteiten. Het zou goed zijn die metingen te coördineren door de overlap eruit te halen en blinde vlekken in te vullen. De metingen zouden ingericht moeten worden voor de lange termijn door een aantal relevante grootheden te selecteren die je decennia lang meet. Een nieuw instituut, het Klimaat Monitoring Instituut, zou dat kunnen doen. Dat
zou het aanspreekpunt moeten worden voor alle klimaatmetingen. Het hoeft geen fysiek gebouw te zijn. Het gaat om de data en die staan toch ergens in de cloud. Het gaat erom dat zo’n instituut voor veertig jaar of langer garant staat voor de kwaliteit en de beschikbaarheid van data. Alle onderzoeksinstituten moeten toegang hebben tot die data, maar ondernemers ook. Als die er toepassingen mee ontwikkelen die geld opleveren, bijvoorbeeld voor de windparken die nu worden ingericht, dan moet een deel van het geld terugvloeien naar het klimaatinstituut. Zo’n Klimaat Monitoring Instituut zou goed passen in de infrastructuur voor toekomstig onderzoek waar het KNAW onlangs naar vroeg. Je zou heel Nederland qua bodem en atmosfeer in een fijnmazige simulatie kunnen vangen. Het mooist zou zijn om dat te doen in combinatie van een netwerk met sensoren die het model van input kunnen voorzien. Het Klimaat Monitoring Instituut moet de kwaliteit en continuïteit van klimaatdata als oogmerk hebben. De data moeten open access toegankelijk zijn voor iedereen, zodat iedereen ook van dezelfde data uitgaat. Behalve klimaatdata zoals temperatuur en broeikasgasconcentraties kan het instituut ook luchtkwaliteit monitoren. Het instituut genereert big data over het klimaat waar iedereen toegang toe heeft. Dan krijgt het zo op het oog niet zo spannende boekstaven van klimaatgegevens vanzelf ook verrassende toepassingen.” JW
‘Leven maak je samen’
21
Biofysicus professor Cees Dekker had een bijzonder voorjaar. De KNAW benoemde hem tot Akademiehoogleraar, wat geldt als een oeuvreprijs. Daarnaast ontving Dekker uit Brussel een grote onderzoeksbeurs voor het ontwikkelen van kunstmatige celdeling. Dekker (56) richt zich nu op de ontwikkeling van kunstmatig leven. TEKST JOS WASSINK FOTO’S SAM RENTMEESTER
22
NR3 OKTOBER 2015
Wij leerden vroeger op school dat een cel een zakje protoplasma was met een kern. Hoe ziet u de cel na vijftien jaar bionano-onderzoek?
“Na een halve eeuw moleculaire biologie zijn we onder de indruk geraakt van de enorme complexiteit van cellen. Je kunt verschillende metaforen gebruiken. Denk aan een ruimteschip zo groot als een stad met defensiesystemen en poorten naar de buitenwereld. Er zijn energiefabrieken om het leven in stand te houden. Er ligt een bibliotheek aan informatie voor noodgevallen. Er is een tramsysteem om van A naar B te komen, er is een vuilnisophaaldienst en er zijn recyclingfabriekjes. Voor alle functies die in zo’n stad moeten werken, kan ik een eiwitcomplex
‘De mens heeft de opdracht om de natuur te doorgronden en te benutten’ noemen met een soortgelijke functie in de cel. Als bibliotheek fungeert het beroemde DNA waarin alle informatie ligt opgeslagen. Die informatie codeert voor fabrieken die eiwitten aanmaken. Die eiwitten zijn een soort robots die samen dat hele complex laten functioneren. Dat weten we uit een halve eeuw biomoleculair onderzoek. In ons eigen onderzoek van de afgelopen vijftien jaar hebben we een paar van die elementen, zoals het DNA-reparatiemechanisme, uitgelicht en heel precies gemeten hoe het functioneert.”
Valt dat te meten?
“Exact, wij zijn natuurkundigen en we meten krachten, afstanden en energieomzettingen. We meten mechanistische informatie over moleculen in een cel. Zo’n cel is een collectie van enorm veel moleculen die samen een functioneel systeem, een levend systeem vormen. Dat is fascinerend. Als natuurkundigen kunnen we op detailniveau de krachten en energieën meten van al die fysische moleculen qua elasticiteit en torsie bijvoorbeeld. De nieuwe uitdaging wordt: hoe werken die componenten samen voor de grote functionaliteit van de cel zoals celdeling en het proces van metabolisme: voedsel in, energie winnen en afval uitscheiden. Aan de horizon schemert het idee van het zelf maken van een levende cel uit een zeepblaasje dat je vult met de componenten voor een minimale functionaliteit, en dat alles om beter inzicht te krijgen in wat eigenlijk leven is.”
Is zelf leven maken de heilige graal van de synthetische biologie?
“Ja, ik vind dat buitengewoon fascinerend en daar heb ik nu een aantal projecten voor opgestart. Ik richt me op celdeling omdat het een heel fysisch proces is. Bij metabolisme (spijsverbetering, red.) komt veel biochemie kijken. Daar houden collega’s zoals professor Bert Poolman uit Groningen zich mee bezig. In december organiseren we in Delft een workshop met twintig leidende hoogleraren uit Europa om te kijken of we met zijn allen een synthetische cel kunnen bouwen.”
Hebt u er als openlijk gelovige geen probleem mee dat de mens leven gaat scheppen?
“Je bent er wel snel mee. Meestal komt dat onderwerp als laatste vraag. Maar nee, ik heb er geen enkel probleem mee. Het is een puur wetenschappelijk gedreven vraag: wat is leven en hoe stel je dat samen uit componenten? En als je me naar een religieuze duiding vraagt, dan zeg ik dat ik het als mijn taak zie de natuur te doorgronden en te gebruiken ten dienste van mijn naaste en tot eer van God. Als daar bij hoort te onderzoeken hoe leven zich vormt uit componenten, dan vind ik dat zinvolle kennis die weer benut kan worden voor andere dingen. Misschien kunnen we een minimaal chassis maken voor fotosynthetische omzetting van energie of het afvangen van broeikasgassen. Ik heb laatst een column geschreven over ‘leven scheppen in het lab’ in een christelijk dagblad. Dat ging precies over deze vraag en ik heb daar weinig kritiek op gehad. Nu was het ook midden in de vakantie.”
Op welke termijn denkt u dat zo’n kunstmatige levende cel bestaat?
“Dat hangt van de definitie van leven af. Als je de minimale kenmerken neemt, zijn dat compartimentalisatie, het gaat om een afgesloten geheel, metabolisme, celdeling en informatie waarmee de cel zichzelf definieert. Die informatie moet voldoende stabiel zijn, maar ook de mogelijkheid hebben om zich aan te passen om evolutie toe te laten. Als je dat als werkdefinitie neemt, dan schat ik dat we wel zo’n tien jaar nodig hebben om een minimaal levend systeem te bouwen.”
Denkt u dat wij dat nog mee zullen maken?
“Ja. Het punt is dat ik denk dat dit metabolisme lastig voor elkaar te krijgen is. De celdeling is ook ingewikkeld, maar daar kan ik wel wat voor be-
23
denken op termijn van vijf of tien jaar. Voor mijn collega Bert Poolman is dat net andersom. Hij vindt de celdeling ingewikkeld, maar over metabolisme heeft hij ideeën om dat op te bouwen met vijf componenten. Dat stemt me optimistisch zodat ik denk dat we met een consortium van wetenschappers op termijn van tien jaar een levende synthetische cel kunnen produceren.”
Dit voorjaar kreeg u zowel een oeuvreprijs van het KNAW als een grote Europese onderzoeksbeurs voor de ontwikkeling van kunstmatige celdeling. Hoe keek u tegen die combinatie aan?
“De oeuvreprijs is een grote eer waar ik erg blij mee ben. Het is een erkenning van mijn wetenschappelijk werk. Daarbij komt een miljoen euro aan vrij besteedbaar onderzoeksgeld. De ERC (European Research Council, red.)-beurs heb ik verworven in competitie van onderzoeksvoorstellen. Daarmee kan ik weer vooruit. Vorig jaar liepen er vijf onderzoekbeurzen af, dus ik was toe aan een nieuwe stap in het onderzoek. Ik ben nu weer aan het werven en heb tientallen sollicitanten rondlopen.”
Hoe komen die mensen u op het spoor?
“Ik heb een website en dit keer heb ik een advertentie geplaatst op Nature Jobs omdat ik zeven posities open had staan. Ik krijg elke dag wel twee tot drie sollicitanten in de mail, het hele jaar door. Ik ben net terug van vakantie en er stonden vijfhonderd e-mails op me te wachten. De helft is spam, maar dan nog. Twee mails per dag is vijfhonderd sollicitanten per jaar waarvan ik er vijf aanneem - dat is best een hoge selectiedrempel.”
Hoe selecteert u die ene procent daaruit?
“Tachtig tot negentig procent klik ik weg nadat ik de e-mail gelezen heb. Die krijgen een keurig bedankbriefje van mijn secretaresse. Van de rest vraag ik referentiebrieven op. Alleen als die heel positief zijn ga ik ermee verder. Dan ga ik eens skypen, dan valt de helft af. Dan komen mensen langs en valt weer de helft af. En dan blijven er een paar over en dat zijn de mensen die het onderzoek doen.”
Wat zijn uw selectiecriteria?
“Ze moeten uitmuntend zijn in hun vak en ik moet ze aardig vinden. Ik ga op mijn intuïtie af omdat het vriendelijke communicatieve mensen moeten zijn die goed met anderen kunnen sa-
menwerken. Ze moeten ook een goede drive hebben en snel en open kunnen discussiëren.”
Rond het jaar 2000 bent u van nano-onderzoek overgestapt naar bionano-onderzoek. Wat was daar de aanleiding voor? “Ik werd voltijds hoogleraar met nog een werkzaam leven van 25 tot 30 jaar voor me. Ik wilde niet eindeloos doorgaan met die nano-buisjes waar we erg succesvol mee waren. De verrassing was er af en ik wilde een andere kant op. Eind jaren negentig was er binnen de Delftse fysicagroep een beweging richting biologie. Mensen zoals Alexander van Oudenaarde, de huidige directeur van het Hubrechtlab, Sander Tans, groepsleider bij het Amolf en hoogleraar in Delft en Tjerk Oosterkamp, hoogleraar in Leiden. Ook Marileen Dogterom, die nu in Delft zit maar toen in Amsterdam. Met deze groep mensen stonden we aan de wieg van de single-molecule biofysica in Nederland. We bedreven biologie op het niveau van enkele moleculen.”
Ze vereenvoudigden de biologie tot de interactie tussen moleculen?
“Ja, uit die complexe stad die een cel is, haalden we telkens één molecuul om mechanistisch uit te zoeken hoe dat werkt. Ik vond het fascinerend om te ontdekken dat er moleculaire motoren bestaan die acties uitvoeren met energie die ze uit verbranding halen. Ik zag ook een relevante ingang omdat we in de jaren dat we met nanokoolstofbuisjes hadden gewerkt nanotech instrumenten hadden ontwikkeld waarmee we direct iets met enkele biomoleculen konden doen. De technologie bood ons dus een brug. Ik wist weinig van biologie en moest dat mezelf eigen maken, maar dat heeft goed uitgepakt. Van daaruit zijn we nu beland bij de samenwerking van moleculen. Het hart van de biologie draait om de interactie van de moleculen die samen het leven maken. Eén molecuul leeft niet, het is de interactie met de eiwitten eromheen die maken dat het een levend systeem is.”
De parallel met de medewerkers op het lab dringt zich op. Ook van hen verwacht u dat ze goed samenwerken. “Dat kun je zeker zo zeggen: in je eentje wordt het niks, pas met z’n allen gaat het leven.” <<
CV Prof.dr. Cees Dekker (1959) is universiteitshoogleraar aan de TU Delft en directeur van het Kavli Institute for Nanoscience Delft (Technische Natuurwetenschappen? Hij studeerde experimentele natuurkunde in Utrecht en kwam in 1993 als universitair hoofddocent naar de TU. Bij zijn benoeming tot Antonie van Leeuwenhoekhoogleraar in 1999 gooide Dekker het roer om en richtte zich op onderzoek van biomoleculen zoals DNA. Inmiddels vijftien jaar later vindt hij het tijd om samen met andere experts over te gaan tot het construeren van een kunstmatige levende cel - een taak die hij in tien jaar tijd haalbaar acht. Daarnaast is Dekker een van de oprichters van het Delft Global Intitiative waarbinnen hij een soort zwangerschaps test wil ontwikkelen voor de diagnose van verwaarloosde tropische ziekten voor ontwikkelingslanden.
PERSOONLIJK
Mr. Victor van der Chijs COLLEGEVOORZITTER UNIVERSITEIT TWENTE
Victor van der Chijs is de nieuwe voorzitter van de federatie van de drie technische universiteiten. Hij volgt oud-TU-collegevoorzitter Dirk Jan van den Berg op. Van der Chijs vindt het ‘van groot belang dat wij het potentieel aan nieuwe ingenieurs voorzien van goed onderwijs’. Hij wil meer investeren in mensen die bijdragen aan wetenschappelijk onderzoek, en innovatiekracht.
Drs. Carolien Gehrels
Prof.dr. Nynke Dekker
Prof.dr. Wiro Niessen
Carolien Gehrels is benoemd tot lid van de raad van toezicht van de TU Delft. De ondernemingsen de studentenraad hadden haar samen met de raad van toezicht voorgedragen. Gehrels werkt sinds een jaar bij advies- en ingenieursbureau Arcadis. Daarvóór was ze namens de Partij van de Arbeid ruim acht jaar wethouder in Amsterdam, met onder meer de portefeuilles Kunst en Cultuur en Economische Zaken.
Nynke Dekker is toegetreden tot de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). De hoogleraar moleculaire biofysica (Technische Natuurwetenschappen) werkt op het snijvlak van natuurkunde en biologie: ze doet onderzoek naar de fysische eigenschappen van biologische moleculen. De nieuwe leden zijn eind september officieel geïnstalleerd. Het lidmaatschap is voor het leven.
Wiro Niessen ontvangt op 5 november de prestigieuze Simon Stevin Meester-prijs van technologiestichting STW. Het bedrag van een half miljoen euro is voor zijn onderzoek naar computersystemen die op basis van duizenden MRI-scans en CT-scans voorspellen welke ziektes iemand krijgt.’Ik geloof niet in een maakbare maatschappij’, zei hij in een interview in Delta. delta.tudelft.nl/30385
LID RAAD VAN TOEZICHT
(Foto: Arcadis)
MOLECULAIRE BIOFYSICA
(Foto: TU Delft)
MEDISCHE BEELDVERWERKING
(Foto: Sam Rentmeester)
(Foto: UT)
Dit zijn de besten
TU
-studenten kiezen elk jaar de beste docent van hun faculteit. Op 26 november wordt uit hun midden de beste docent van de hele universiteit gekozen tijdens de uitreiking van de Best of TU Delft in het Auditorium van de Aula. De docenten van de acht faculteiten zijn
dr.ir. Matthijs Langelaar van Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek & Technische Materiaalwetenschappen (3mE), ir. Frits van Loon, docent landschapsarchitectuur bij Bouwkunde, prof.dr. Giovanni Bertotti, docent bij Civiele Techniek en Geowetenschappen, prof.dr.ir. Wouter Serdijn van Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica, dr.ir. Ianus Keller van
Industrieel Ontwerpen, dr.ir. Alexander in ’t Veld, docent en testvlieger bij Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek, Dr. Jan Anne Annema, docent transportbeleid bij Techniek, Bestuur en Management en tot slot won wiskundedocent van EWI dr.ir. Fokko van de Bult de titel bij Technische Natuurwetenschappen.
25
Als jongetje wilde ir. Henk Wapstra zijn vader opvolgen als timmerman. Iets tastbaars maken. Na het gymnasium werkte hij eerst in de bouw met zijn vader, totdat hij besloot toch te gaan studeren. Hij ‘fietste’ in drie jaar door zijn bachelor werktuigbouwkunde en vond zijn volgende uitdaging in het uitwisselingsprogramma Unitech: een half jaar in het buitenland studeren met een half jaar stage. Wapstra koos voor Chalmers in Zweden en plakte er meteen een half jaar aan vast om in versneld tempo zijn master management and economics of innovation te halen. “Ik dacht: dat kan sneller.” Zijn stage deed hij bij de Zweedse kogellagerfabriek SKF waar hij onderzoek deed naar hybride lagers die vooral geschikt zijn voor zeer koude toepassingen als LNG (Liquefied Natural Gas). “Ik had daarna naar Shell gekund”, zegt Wapstra, “maar ik vond dat ik mijzelf op technisch vlak
‘Van een status quo word ik erg ongemakkelijk’ nog onvoldoende had uitgedaagd.” Terug in Delft voor de master solid-fluid interaction bleek het dreamteam Formula Student een technical manager te zoeken om een raceauto te ontwerpen, bouwen en in
Toen Henk Wapstra in 2011 op de motor vanuit Delft naar Zuid-India reed, ontmoette hij in Iran een Britse agrarisch inspecteur. Ze raakten aan de praat en aan het eind van de avond zei de Brit tegen hem: je bent net een bergbeklimmer, die op de top aangekomen alweer bezig is met de volgende uitdaging. “Dat was de spijker op zijn kop.”
FOTO: SAM RENTMEESTER
Na Delft
competitie te laten rijden. “Technical. Manager. Dat zijn woorden waar ik energie van krijg”, zegt Wapstra. Ondanks zijn gebrek aan managementervaring begon hij gewoon. “Je merkt snel genoeg wat wel en niet werkt.” Hij vond het bijvoorbeeld moeilijk om iedereen in het multidisciplinaire team dezelfde kant op te krijgen. “Soms kijk je om en denk je: shit, ik heb een groot vacuüm achter mij. Een oud gezegde is: ‘Wil je snel, ga alleen. Wil je ver komen, ga samen.’ Het compromis ligt in het midden.”
Naam: Woonplaats: Burgerlijke staat: Opleiding: Vereniging:
Henk Wapstra Bloemendaal Getrouwd, een dochter Werktuigbouwkunde Nee
Het dreamteam was een goede leerschool voor zijn huidige werk bij Shell in Moerdijk, waar hij onderhoudscoördinator is bij de etheenkraker. Leiding geven aan een team, de grote lijnen uitzetten, iedereen aan boord houden: hij leerde het bij Formula Student. Is er al een volgende berg die hij wil beklimmen? “Een grote drijvende LNG-installatie bouwen, dat lijkt me leuk”, zegt Wapstra. “Van een status quo word ik erg ongemakkelijk.” CvU
26
NR3 OKTOBER 2015
Dutchies in Texas Delftse ingenieurs ontwierpen een plan om de inwoners van Houston en omgeving te beschermen tegen overstromingen als gevolg van orkanen.
E
en bundeling van flexibele stormvloedkeringen, dubbele dijken en multifunctionele kustverdedigingswerken. Dat bevat het boek ‘Delft Delta Design’. Dit ‘Deltaplan’ laat zien wat mogelijk is en wil vooral stof bieden tot discussie. “De Texanen moeten er zelf wat mee doen”, zegt prof.dr.ir. Bas Jonkman, hoogleraar waterbouwkunde bij Civiele Techniek en Geowetenschappen (CiTG).
Kwetsbaarheid
De awful calamity van 1900 is nog niet vergeten. Een vloedgolf overspoelde toen havenstad Galveston, waarna er 2 tot 4 meter water stond. Ongeveer achtduizend mensen kwamen om het leven en de haven werd nooit meer wat hij was. Gemiddeld trekt er elke negen jaar een orkaan over het gebied. De meest recente in de serie was Ike in september 2008.
Er wonen zo’n zes miljoen mensen rond de binnenzee Galveston Bay, die zo groot is als het IJsselmeer. In de baai liggen modder- en zandbanken die een rijke voedingsbodem vormen voor vissen. Voor trekvogels is het een belangrijke stop in hun route tussen Noord- en Zuid-Amerika. Dichtbij, in de haven van Houston, is veel petro-
op palen gebouwd. Maar tegen een orkaan zijn ze niet bestand, bleek tijdens orkaan Ike in 2008. “Mensen zijn zich meer bewust geworden van de kwetsbaarheid van het gebied”, zegt Antonia Sebastian MSc., die met een Fulbright-beurs tien maanden in Delft doorbracht op uitwisseling vanuit de Rice Universiteit
‘Texanen hebben een hekel aan de overheid en willen het liefst voor zichzelf zorgen’ chemische industrie gevestigd, vergelijkbaar met Europoort bij Rotterdam. Rond Texas City breidt huisvesting zich zonder veel regie uit in de vorm van een urban sprawl. Van de lage ligging van het gebied en het gebrek aan adequate dijken zijn veel nieuwkomers zich nauwelijks bewust. Op het schiereiland Bolivar tot slot zijn veel (vakantie)huizen vanwege hoog water
in Houston. “Dat begon na Katrina die in 2005 New Orleans verwoestte. Toen een maand later Rita op Houston af koerste, kwamen bij de evacuatie honderd mensen om het leven. Voor de Rice Universiteit was dat de aanleiding voor de instelling van het Sspeed Center (Severe storm prediction, education & evacuation from disasters, red.). Na Ike kreeg het centrum extra geld
27 voor zijn activiteiten.” Ondertussen werkte professor William Merrell van de Texas A&M Universiteit op Galveston aan een plan voor een Ike Dike alias Coastal Spine. Hij wilde de rij van (schier)eilanden een betere kustverdediging geven en de Galveston Bay kunnen afsluiten voor een vloedgolf vanuit de Golf van Mexico.
Texanen
Vanaf 2011 bezochten deze verschillende groepen Texanen de TU Delft. Medewerkers van het Sspeed Center kwamen bij prof.dr.ir. Han Meyer (Bouwkunde) terecht. Meyer is een van de voorzitters van het Delft infrastructures & mobility initiative (Dimi). Hij was als stedenbouwkundige betrokken bij de transformatie van New Orleans na Katrina. Waterbouwprofessor Bas Jonkman kreeg bij CiTG de collega’s van de Texas A&M Universiteit over de vloer. Zij wilden meer weten over de Deltawerken en afsluitbare stormvloedkeringen. Met een hoofdvestiging op Galveston hadden de A&M-onderzoekers meer belangstelling voor een primaire verdedigingslinie tegen de Golf van Mexico dan voor lokale bescherming van de stad Houston met zijn industrie. Uiteindelijk ging de ontwerpstudio Delta Interventions (onder leiding van Han Meyer) samenwerken met afstudeerders bij waterbouwkunde en onderzoekers bij TBM onder wie dr. Baukje Kothuis, dr. Jill Slinger en dr. Scott Cunningham (multi-actor systems). Het boek telt vijftig auteurs, onder wie vijf promovendi, 23 afstudeerders en senior onderzoekers uit Delft en Texas.
Risicomijding
De bewustwording van de kwetsbaarheid voor overstromingen mag gegroeid zijn, voorlopig gaat er vanwege geldgebrek nog geen spade de grond in. Ook het onderzoek is tot nu toe voor het grootste deel onbetaald geweest, dankzij alle afstudeerders. Het culturele verschil tussen Texanen en
LUCHTFOTO VAN EEN VAN DE WEINIGE OVERGEBLEVEN HUIZEN IN GILCHRIST NA ORKAAN IKE. FOTO: JOCELYN AUGUSTINO/FEMA
Nederland speelt een rol, denkt Antonia Sebastian. “Nederlanders vermijden risico’s en hebben vertrouwen in de overheid. In Texas is dat andersom: mensen hebben een hekel aan de overheid en willen het liefst voor zichzelf zorgen.” Het besef dat grote waterbouw gestoeld is op solidariteit breekt maar langzaam door. En dan is er de ijzeren wet van de waterbouw: er komt pas geld na een overstroming. Dat was zo bij Katrina en ooko nadat Sandy New York en New Jersey onder water had gezet kwamen miljarden beschikbaar. Maar
niet bij Ike, die toch voor 25 miljard schade aanrichtte. Anderhalve week na de orkaan eiste de ondergang van de zakenbank Goldman Sachs namelijk alle aandacht van de media op, en Ike werd vergeten. JW Lees verder op pagina 28 Download het boek Delft Delta Design vanuit de Delft repository: bit.ly/ ddd-rapport of vraag een papieren exemplaar aan bij:
[email protected]
Dutchies in Texas 1 Met de afsluiting van Bolivar
Roads is het gevaar voor Houston niet geweken. De binnenzee van de Galveston Bay is zo groot dat daar onder invloed van een orkaan ook gevaarlijk hoog water kan ontstaan. Vandaar dat er een afsluitbare stormvloedkering (navigational surge barrier) gepland is in het Houston Ship Channel. Het betreft een 335 meter lange stalen wand die vanuit het dok links over een rail naar de overkant gerold wordt. Het ontwerp van ir. Martijn Schlepers (Civiele Techniek) steekt elf meter boven het water uit vanwege opstuwing in het kanaal. De beweegbare damwand beschermt voornamelijk het havengebied en de petrochemische industrie daar omheen.
1
2 De oesterriffen maken deel
uit van natuurlijke structuren met een waterbouwkundige functie, als aanvulling op dijken, keringen en kustwerken. Reconstructie van de riffen is een voorbeeld van ‘Building with Nature’ waarbij de natuur ingezet wordt om het risico van overstromingen te beperken. Maar uit het afstudeerwerk van civiel ingenieur Robert de Boer blijkt dat de werking van Oyster Reefs beperkt is. Om oesterbanken in te zetten als golfbrekers moet je ze dicht bij de oever plaatsen en hoog boven het water moeten aanleggen, en dus niet, zoals hier, middenin de baai. Wat wel helpt op deze plaats is de aanleg (opspuiten) van een archipel aan kustmatige eilandjes.
3 Het plan voor Bolivar
Peninsula voorziet in een 43 kilometer lange dijk over het midden van het schiereiland. De eerste schetsontwerpen gaan uit van een dijk-in-duinconcept dat zo goed mogelijk wordt geïntegreerd in de omgeving. Met een hoogte van 5,8 meter boven het gemiddelde zeeniveau is de dijk bestand tegen
5
een stormvloed zoals die eens in de honderd jaar voorkomt en bestand tegen overslag. De bewoners aan de Golfzijde ondervinden geen directe bescherming van de dijk. Wel houdt hij de weg aan de baaizijde van het schiereiland vrij voor evacuatie. Een probleem is dat de bewoners vaak niet willen evacueren omdat ze zich geen voorstelling kunnen maken van wat een orkaan teweeg brengt. Naast dijkenbouw zou er dus voorlichting moeten komen aan kustbewoners.
2
4 Voor het zeegat Bolivar Roads
3
4
tussen Galveston eiland en Bolivar Peninsula is een bijzondere stormvloedkering gepland. De beweegbare deur van de kering is een drijvend caisson van staal of lichtgewicht beton van 220 x 36 x 22 meter (lxhxb). De betonnen versie weegt ruim 70 duizend ton en scharniert om een punt in de nieuw te bouwen pier. In geopende toestand rust de caisson in de pier en is het Houston Ship Channel voor schepen tot 22 meter breed vrij toegankelijk. Bij een naderende orkaan draait de caisson negentig graden en sluit het de toegang tot de baai af. Eenmaal op zijn plaats wordt de caisson gedeeltelijk afgezonken: de betonnen bak blijft drijven en steekt 5,5 meter boven het zeeniveau uit om ook de hoogste golven te kunnen weerstaan.
5 Voor de San Luis Pass is een
stormvloedkering met een hefdeur voorzien waardoor kleinere schepen kunnen varen. Grotere schepen van of naar Houston Harbour gaan door de stormvloedkering bij Bolivar Roads (geel). De gedeeltelijke afsluiting van de San Luis Pass heeft volgens het afstudeerwerk van Maarten Ruijs (Civiele Techniek, 2011) weinig gevolgen voor de stroming en waterstand in Galveston Bay.
30
NR3 OKTOBER 2015
Energiezuinige oscillator
ILLUSTRATIE: STEPHAN TIMMERS
PATENT
Uitvinder: Dr.ir. Massoud Tohidian
G
oedkoper en beter. Zo aangeprezen laat een product zich wel verkopen. Toch stond de praktische toepassing niet centraal tijdens het ontwerpen van zijn extreem kleine, nauwkeurige en energiezuinige oscillator, vertelt dr.ir. Massoud Tohidian. “Voorop stond dat we een nieuw type circuit wilden ontwerpen.” De geboren Iraniër promoveerde in september bij de electronics research group (faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica). Eerder dit jaar richtte hij samen met drie collega’s (onder
COLUMN wie promovendus Amir Reza Ahmadi Mehr) het bedrijf Qualinx op, waarin onder meer Tohidians oscillator-patent is ondergebracht. Waren zijn aanvankelijke drijfveren wetenschappelijk van aard, inmiddels denkt hij een marktklaar product in handen te hebben. Oscillators zijn te vinden in vrijwel alle elektronische instrumenten. Ze genereren de frequenties waarop bijvoorbeeld mobiele telefoons met elkaar communiceren. Tot nu toe konden fabrikanten kiezen uit twee types. De ring-oscillator is klein (bijvoorbeeld 0,01 m2 van de chipoppervlakte) en goedkoop. Deze oscillatoren kennen echter een hoge faseruis, wat ze onnauwkeurig maakt. Het minimaliseren van dit geluid vreet energie, wat maakt dat een batterij snel leeg raakt. Het tweede type is de LCoscillator. Die heeft minder faseruis, maar is groter en duurder. De oscillator van Tohidian kent twee vormen: zeer klein met weinig faseruis en een laag energieverbruik, of even groot als een LC-oscillator, maar nog nauwkeuriger. Tohidian besloot zijn patent niet te verkopen uit praktische overwegingen. “Klanten vertrouwen niet op één prototype alleen. Ze willen precies die eigenschappen zien die zij nodig hebben.” Met Qualinx verwacht hij die te kunnen leveren. SB
31
Boompjes Ik heb een hekel aan loterijen, zeker als ze om de haverklap reclame bij je door de brievenbus gooien, maar van de Green Challenge van de Postcode Loterij word ik altijd vrolijk. Bij dit jaarlijkse evenement presenteren duurzame ondernemers hun nieuwe ideeën. Een jury beloont het beste idee met een half miljoen euro, om het businessplan verder uit te werken. Dit jaar won Jurriaan Ruys van Land Life Company. De Delftse alumnus bedacht een soort couveuse voor jonge bomen en planten. Door bij de beplanting een cocon om de plant te schuiven, stijgen de overlevingskansen in droge gebieden waar normaal niks wil groeien of bloeien. De cocon heeft een waterreservoir en zit vol met schimmels die de plant helpen om groot en sterk te worden. Het geheel is stevig – en beschermt daardoor tegen wind en dieren – maar breekt op den duur ook biologisch af. Briljant! Een andere vondst bij de Green Challenge: eetbare waterflessen, zodat je je fles niet hoeft weg te gooien maar ‘m gewoon kunt verorberen. Nog eentje: melk uit een brouwerij, zodat je er geen dieren voor hoeft te houden. Dat scheelt weer een hoop mest, methaanuitstoot enzovoorts. Elk jaar als ik die Green Challenge voorbij zie komen, denk ik: zolang er dit soort creatieve groene geesten op de wereldbol rondlopen, komt het uiteindelijk wel goed met de mondiale klimaat- en milieucrisis. Om natuurlijk even later weer een bericht te lezen waar de moed van in je schoenen zinkt. Afgelopen voorjaar op nu.nl: ‘Nederland
profiteert van nieuwe handelsroute door smeltend poolijs’. Het Centraal Planbureau rekende uit wat de economische effecten zijn van het smeltende ijs bij de Noordpool. Uitkomst: Nederland profiteert flink als daar schepen kunnen varen. Het zou de route tussen Noordoost-Azië en Noordwest-Europa (die nu via het Suezkanaal loopt) liefst een derde korter maken. Gevolg: kostenbesparing op transport, stijging van de handelsstromen. In de zoektocht naar nieuwe olie- en gasvelden zien onder meer de Russen dat ijs bovendien liever vandaag dan morgen smelten. Daar sta je dan met je bomencouveuse en je eetbare waterfles, terwijl ondertussen wereldmachten en multinationals er keihard belang bij hebben om de planeet zo snel mogelijk naar de ratsmodee te helpen, omdat kortetermijn economische belangen nu eenmaal vrijwel altijd voorrang krijgen. Zullen al die landen er bij de komende klimaattop in Parijs samen in slagen om verder te kijken dan alleen die poen op korte termijn? De voortekenen zijn slecht. Maar dat waren ze voor jonge boompjes in gortdroge gebieden ook. En daarvoor geldt nu: met wat creativiteit, doorzettingsvermogen en geld kan het toch nog goed komen. Ik stel voor om alle deelnemers aan de klimaattop zo’n jong boompje in een bomencouveuse te geven; misschien dat ze het dan gaan snappen.
Tonie Mudde is chef Wetenschap bij de Volkskrant. Hij studeerde van 1996 tot 2003 luchtvaart- en ruimtevaarttechniek in Delft.
32
NR3 OKTOBER 2015
TEKST: CONNIE VAN UFFELEN FOTO : ARCHIEF DELFT
De sociale ingenieur Een weldoener met een dubbelleven. Jacques van Marken, oprichter van de Nederlandse Gisten Spiritusfabriek en het Agnetapark, voelde zich één met zijn arbeiders en zorgde als eerste ondernemer in Nederland voor huisvesting en pensioen. TU-alumnus Jan van der Mast werkt aan zijn biografie.
Jacques van Marken en zijn vrouw Agneta.
H
et Agnetapark is er nog. Een grote vijver in de vorm van een gekantelde S vormt het middelpunt en is omgeven door weelderig groen en straatjes met voormalige arbeiderswoningen. Verscholen in een perkje staan de borstbeelden van Agneta en Jacques van Marken, op de plek waar ooit hun villa ‘Rust Roest’ stond. Van Marken is bijna vergeten, hoewel
hij een bijzonder ingenieur was, vertelt Jan van der Mast tijdens een wandeling door het park. Bijzonder, niet alleen omdat Van Marken in 1867 de eerste scheikundig ingenieur was die in Delft afstudeerde, maar ook omdat hij een sociaal bewogen ondernemer werd die de eerste fabriekskolonie in Nederland stichtte. Een bèta én een alfa, met een romantische inborst: hij droomde ervan dichter te worden.
Van Marken had oog voor het leed van de wereld. Hij zat bij het corps en zag arbeiders in armoedige omstandigheden wonen. Hij werd secretaris van de debatclub waarin professor Pekelharing betrokken praatte over de sociale kwestie. Als secretaris van dispuutgezelschap Vrije Studie, haalde Van Marken Multatuli naar Delft. Daarna twijfelde hij of hij wel zou afstuderen. Hij wilde de sociale omstandigheden
33
helpen verbeteren. Hij ontmoette minister mr. P.P. van Bosse die tegen hem zei: “Als jij echt nuttig wil zijn, moet je bakkersgist gaan maken, want de bakkers klagen over een gebrek aan goede gist.” In de laatste twee jaar van zijn studie formuleerde hij een ‘taak’ van de sociale ingenieur. Hij wilde het levensgeluk van arbeiders vergroten en ervoor zorgen dat zij hun lot in eigen handen nemen.
Fabriekskolonie
Twee jaar na zijn afstuderen trouwde hij met Agneta Matthes en richtte hij in Delft de Nederlandse Gist- en Spiritusfabriek op. Hij begon met 35 man. Als eerste in Nederland voerde Van Marken een ondernemingsraad en een pensioenregeling in. Lang voordat ze wettelijk verplicht zijn, kwam hij met werktijdverkorting en vrije dagen voor zijn arbeiders. Om hun ‘dagelijks brood’ ook bij onverwachte gebeurtenissen te waarborgen, regelde hij zelfs een ongevallenverzekering en een ziekenfonds. In 1882 kocht Van Marken vier hectare weiland naast zijn fabriek. Hij stuurde Agneta op pad om te kijken hoe arbeiders wonen. De resultaten overhandigde zij aan de gerenommeerde
Van Marken was bèta én alfa, met een romantische inborst Delftse hoogleraar Bouwkunde Eugen Gugel. Gugel ontwierp een fabriekskolonie naar het voorbeeld van een cité ouvrière voor arbeiders in het Franse Mulhouse. In het groen naast de fabriek verrezen 78 arbeiderswoningen. Vier onder één kap, voor vier gezinnen. Van Marken liet de beroemde Nederlandse tuinarchitect Louis Paul Zocher het park ontwerpen in Engelse landschapsstijl. De bochten van de straatjes volgen
de s-vorm van de vijver, waardoor je het einde van de paadjes niet ziet. Het werd een compleet dorp, met winkels, schooltjes, een ontspanningslokaal (nu partycentrum De Lindenhof ), volkstuintjes, een speeltuin, een kegelbaan en ruimte voor verenigingen. “Het gemeenschapsleven, daar draaide alles om”, zegt Van der Mast over dit eerste Nederlandse tuindorp. “Er ontstonden wel vijftig verenigingen uit deze gemeenschap: gymnastiekvereniging Sparta, een zangvereniging en een harmoniekapel die op zondagochtend concerten speelde in de muziekkiosk. Heel Delft kon komen luisteren.” Gelijkgezinden uit de hele wereld namen in die tijd een kijkje in het park, dat te beschouwen was als een kleine verzorgingsstaat met 350 inwoners. Het derde Internationale Coöperatieve Congres werd na Londen en Parijs in het Agnetapark gehouden. Zeepfabrikant William Lever ontwikkelde na zijn bezoek een soortgelijke fabriekskolonie, het grotere Port Sunlight in Liverpool.
Marken ook de Nederlandsche Oliefabriek, het latere Calvé. In 1891 volgden nog twee bedrijven: de Lijm- en Gelatinefabriek (nu Lijm & Cultuur) en Van Markens Drukkerij (nu Fabrique), waar een twintigtal mensen als maatschap onder meer het personeelsblad De Fabrieksbode drukten.
Verzoening
Sluitstuk van het park was het Gemeenschapsgebouw, waar nu een architectenbureau en een bouwbedrijf huizen. Toen het in 1892 werd geopend door koningin-regentes Emma en prinses Wilhelmina, hield Van Marken er een belangrijke lezing over de verzoening van arbeid en kapitaal. Noodgedwongen door gezondheidsredenen legde Van Marken in 1905 zijn functies neer. Hij overleed op 8 januari 1906. De Harmoniekapel begeleidde de enorme rouwstoet. Van der Mast: “Zonder hem had Delft er heel anders uitgezien. Van Marken heeft de stad wakker gekust.” <<
Geheim pact
De Van Markens gingen tussen de arbeiders wonen, in villa Rust Roest. “Hij wilde geen hiërarchische verhoudingen”, zegt Van der Mast, “ hij zei: ik heb niks voor jullie te verbergen.” Dat had hij ironisch genoeg wel voor zijn kinderloze Agneta. Toen Van Marken in 1886 in een kuuroord herstelt van zenuwpijnen en zij de fabriek runde, opende ze een brief waarin ene Maria Eringaard uit Rotterdam ‘Lieve Jacques’ vroeg waar haar toelage blijft. Een ontmoeting maakte duidelijk dat Van Marken de vader was van Maria’s drie kinderen. De twee vrouwen sloten een pact: ze hielden hun ontmoeting geheim voor Van Marken, die langzaam maar zeker aan de morfine verslaafd raakte. Toen Maria overleed aan tuberculose, vertelde Agneta Van Marken dat ze hun villa wilde laten verbouwen om zijn kinderen op te nemen. Behalve de Gistfabriek richtte Van
De Vara zendt vanaf 9 oktober De Strijd uit, een tiendelige documentairereeks over de arbeidersstrijd. Deel twee handelt over De verheffing en besteedt aandacht aan Van Marken.
Jan van der Mast organiseert literaire wandelingen door het Agnetapark. Meer informatie: www.janvandermast.nl
34
NR3 OKTOBER 2015
HORA EST
‘Hoe realistisch een virtuele omgeving ook is, zolang de trainee weet dat hij of zij zich in een simulator bevindt, zal hij of zij de taken niet waarnemen zoals in een echte omgeving.’ Iris Cohen, ingenieur in interactive intelligence “Zodra trainees weten dat ze zich in een veilige simulator bevinden en er geen of nauwelijks fysieke gevolgen zijn van een verkeerde actie, zullen hun handelingen net wat riskanter zijn dan in de echte wereld. In een van mijn onderzoeken heb ik de prestaties van studenten bij de marine in een simulator geanalyseerd. Dit was een erg realistische ‘high-fidelity’ simulator. We konden subjectief (met een vragenlijst)
TED-lezingen doen je realiseren dat het belangrijk is om uit je comfortabele gebied te komen. Tatiana Kozlova, natuurkundig ingenieur
JianFei Yang, natuurkundig ingenieur
Wiebe de Vries, biomechanisch ingenieur
Toepassing van je vindingen in de praktijk is veel bevredigender dan het verkrijgen van het intellectueel eigendom ervan. Roel Schipper, civiel ingenieur
Een Bishuang Chen, scheikundig ingenieur proefschrift voltooien is niet gemakkelijk, zeker niet met een baby op elke arm. Guangtao Yang, chemisch ingenieur
Utopia ligt aan de horizon. Als ik twee stappen nader, dan trekt hij twee stappen terug. Als ik tien stappen vooruit ga, snelt hij tien stappen vooruit. Ongeacht hoe ver ik ga, ik hem nooit bereiken. Wat is dan het doel van de utopie? Het motiveert ons om vooruit te gaan. (Eduardo Galeano). Saskia Maria Roels, hydrogeoloog
ILLUSTRATIE: AUKE HERREMA
‘Doe wat je wilt’ is de meest verwarrende zin voor studenten uit China die Westerse landen bezoeken.
Fysiek bewegen vermindert mentale vastlopers.
Goede chemici, goede koks
Als energieomzetters hebben brandstofcellen een beter toekomst-perspectief dan lithium-ion batterijen. Jianwei Gao, materiaalkundig ingenieur
en objectief (met hartslagmetingen) zien dat de proefpersonen de situaties als stressvol of spannend ervaarden. Toch waren er momenten waarop een handeling werd uitgevoerd die op een echt schip niet zou voorkomen. Denk hierbij aan onderling giebelen, het voeren van korte privégesprekken, of nonchalance bij fouten die in het echt not done zijn, zoals per ongeluk over een boei heen varen.”
35
DE ZAAK
E
en operatie-assistent moet naar huis vanwege een ziek kind, terwijl er over een paar uur een operatie staat ingepland. De bellijst met mogelijke vervangers telt driehonderd namen. Wie gekwalificeerd is voor deze specifieke ingreep, staat er niet bij. En ook niet wie tijd heeft. Stress in het ziekenhuis. Ander voorbeeld: er is een storm over Nederland getrokken. Verzekeraars worden platgebeld door mensen die schade aan hun woning melden. Schade-experts rijden van hot naar her, terwijl de gedupeerden een middag thuis moeten zitten om hen op te vangen. Kan dat anders? Bij bedrijven die met Calendar42 werken wel, vertelt oprichter en TU-alumnus Michel Boerrigter in zijn kantoor aan de Oude Delft. Zijn bedrijf bouwde een softwareplatform dat planners hun werk uit handen neemt, door real time data te koppelen aan slimme algoritmes. Via bestaande agenda-apps of nieuwe concepten, krijgen de gebruikers daar eenvoudig toegang toe. Het ziekenhuis voert bijvoorbeeld in wanneer de operatie is en aan welke kwalificaties een vervanger moet voldoen. Vervolgens krijgen alle moge-
FOTO: SAM RENTMEESTER
Stressvrij door het leven omdat slimme software je planning regelt. Het klinkt te mooi om waar te zijn. Toch bouwde Calendar42, het bedrijf van TU-alumnus Michel Boerrigter, er een softwareplatform voor dat steeds meer bedrijven gebruiken.
lijke kandidaten een melding op hun telefoon. Hun antwoord is een simpele druk op een knop. De verzekeraar stuurt klanten met schade een e-mail of sms. De verzekerde kiest vervolgens zelf het moment dat de schade-expert langs kan komen. De software plant alle afspraken daarna in. “De agenda van de schadeexpert is daardoor voller, én hij maakt minder kilometers”, vertelt Boerrigter. Volgens hem is er voor iedere planningsvraag een antwoord. Niet voor niets werkt Calendar42 samen met bedrijven uit allerlei marktsegmenten: naast verzekeraars en zorginstellingen bijvoorbeeld overheden en bouwbedrijven. Het bedrijf met veertien mensen in dienst heeft ambities die reiken tot ver over de landsgrenzen. “We zien
Nederland als pilot- en R&D-markt. Hier is een goede infrastructuur, mensen staan open voor nieuwe ideeën en zijn toch kritisch. Werkt een concept hier goed, dan kunnen we het internationaal uitrollen. We zijn al Europees bezig”, aldus Boerrigter. Winst maken doet het bedrijf voorlopig niet. Net als het miljoen euro financiering die Calendar42 afgelopen zomer van investeerders kreeg, gaat alle omzet naar doorontwikkeling van het product. Volgens Boerrigter komt een ondernemer verder door voortdurend zijn aannames te valideren. “Succes heb je door structureel bezig te zijn en door te gaan. Dan maak je een hoop fouten, maar dat kan als je de impact ervan klein houdt. Ik geloof niet in geluk, maar in keihard werken en niet te veel pech hebben.” SB
Naam: Studie: Bedrijf: Opgericht in: Product:
Michel Boerrigter Industrieel ontwerpen Calendar42 2011 Softwareplatform voor real time planning Missie: Een wereld zonder planning Omzet: ‘Daar doe ik geen uitspraken over’ Over vijf jaar: ‘Zo ver kijken we niet, maar waarschijnlijk overgenomen of zelfstandig op de beurs’
36
NR3 OKTOBER 2015
De verhalenvertellers van NorthernLight Ze ontwierpen de dit jaar bekroonde Rijksmuseum app en komen in oktober met wat volgens hen dé nieuwe standaard moet worden voor museum apps. TU-alumni Steven Schaeken en Peter Slavenburg over hun passie voor design en technologie. TEKST CONNIE VAN UFFELEN FOTO SAM RENTMEESTER
Industrieel ontwerpers Steven Schaeken en Peter Slavenburg rolden per ongeluk het vakgebied van de interactieve tentoonstellingen in, en veroveren er nu de wereld mee.
37
M
usea stoffig? Ze bieden voor industrieel ontwerpers juist veel meer mogelijkheden om te innoveren, vinden Steven Schaeken en Peter Slavenburg, oprichters van het creatief ontwerpbureau NorthernLight. Zij rolden per ongeluk het vakgebied van de interactieve tentoonstellingen in en veroveren er nu de wereld mee. “Ik denk dat er geen continent is, waar we niet hebben gezeten”, zegt Schaeken. De industrieel ontwerpers leerden elkaar kennen tijdens een studietrip in Barcelona en werden in 1993 collega’s bij science center Nemo in Amsterdam. Dat was destijds in opbouw en zocht ontwerpers. Aantrekkelijk voor beide heren, want de interactieve opstellingen gingen over wetenschap en technologie. Juist daarom past dit vakgebied ‘ongelooflijk goed’ bij industrieel ontwerpers, vindt Slavenburg,
‘Kruis een architect met een game-designer, en wij rollen eruit’ ondanks het feit dat ze bijna het omgekeerde doen van industrieel ontwerpen. Dat wil zeggen: een plek ontwerpen waar de massa naar toe komt in plaats van een product dat naar de massa gaat. Na de opening van Nemo richtten Schaeken en Slavenburg in 1998 NorthernLight op en deden ze een opdracht voor het bezoekerscentrum van (toen nog) PTT Post, die het bedrijfsproces inzichtelijk wilde maken. Hun vertaling naar een ‘interactieve beleving’ was op dat moment nog weinig bekend in Nederland, maar bleek een vakgebied in opkomst te zijn. Ze gingen aan de slag voor talloze science centers in het buitenland. In eerste instantie door gewoon rond te reizen door Engeland, waar grotere
Met de Rijksmuseum app krijgt de bezoeker via audio en korte filmpjes uitleg over museumstukken.
steden publieksattracties zochten voor de millenniumwisseling. Later kwamen er digitale tentoonstellingen voor musea bij. Voor het Instituut voor Beeld en Geluid bijvoorbeeld, maakten ze in 2004 gebruik van radio frequency identification (rfid) waarmee bezoekers hun bezoek digitaal konden vastleggen. Twee jaar later maakten ze voor museum KelvinGrove in Glasgow gebruik van pda’s, personal digital assistants, de zakcomputers die de voorloper van de smartphones was. Tieners konden er een digitale tour mee maken en hun uitgevoerde opdrachten vastleggen in een persoonlijke eindshow. “Heel ambitieus”, zegt Slavenburg nu. “Op technisch vlak was dat de opmaat naar het gedachtegoed dat je in een museum dingen kon doen met een draagbaar intelligent apparaat, zonder dat je per se hoeft te timmeren.”
Kinderboek
Een multimediale ervaring zonder schermen aan de muur dus. De komst van de smartphones bood nieuwe mogelijkheden. Voor het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden maakte NorthernLight in 2012 een interactief kinderboek voor de iPad. En dit jaar kwam de Rijksmuseum app uit, waarvoor het Delftse Kiss the Frog de techniek deed. Via audio en korte filmpjes
krijgt de bezoeker informatie over museumstukken. Gebruikers kunnen een tour volgen, een collectienummer zoeken en een familiespel doen. Verhalen vertellen staat hierin centraal. “Als je een architect en een game-designer met elkaar kruist, komen wij eruit rollen”, zegt Schaeken. Als ingenieurs konden ze het echter niet laten in de app technologische vernieuwingen te stoppen als fotonavigatie - om mensen in het pand de weg te wijzen - en 3D audio waarbij bezoekers staande voor een winterlandschap schaatsers van links naar rechts voorbij horen schaatsen. De app won meerdere prijzen, onder andere de Heritage in Motion Award.
iBeacons
In oktober lanceert NorthernLight een app voor Museum Volkenkunde in Leiden. De app moet op twaalf punten de nieuwe standaard gaan zetten voor museum apps, vooral met indoornavigatie via iBeacons: kleine kastjes die een signaal uitzenden zodat je je smartphone niet meer hoeft te richten en geen nummer meer hoeft in te typen voor informatie. Dat maakt de weg vrij voor een nieuwe ‘hé, kom hier’- functie, voor als je iemand in een andere zaal een kunstwerk wilt laten zien. Er is al wereldwijd belangstelling voor. <<
38
NR 3 OKTOBER 2015
Alumninieuws UfD IHC-Teamworkprijs voor Binder - Done that! Elk jaar reikt het Universiteitsfonds een prijs uit aan een team dat een innovatieve en unieke prestatie verricht op het gebied van onderwijs of onderzoek aan de TU Delft. In 2015 zijn er drie winnaars gekozen: Binder, Formula Student Team Delft en PLUG. De hoofdprijs, een geldbedrag van €7.500 is gewonnen door Binder – Done that! Deze groep honoursstudenten bedacht een platform om studieboeken makkelijk van elkaar te lenen. Binder speelt in op de steeds populairder wordende deeleconomie. Uber en Peerby zijn hier succesvolle voorbeelden van, en dit is nu overgeslagen naar de studieboekenmarkt. Boeken worden steeds duurder en met het wegvallen van de studiefinanciering zullen ze voor sommige studenten onbetaalbaar worden. Ondanks de digitalisering van boeken, blijven hardcopies populair.
en de LVNL een app ontwikkeld die de briefjes en faxapparaten tussen de verschillende stakeholders op Schiphol vervangt. Formula Student team Delft heeft in de ontwikkeling van hun nieuwe auto – de DUT 14 – flink gewicht kunnen besparen met een nieuw wielontwerp.
Daarom dit platform: studenten met studieboeken in bezit kunnen ze uitlenen tegen een zelf gekozen vergoeding en worden via de app gekoppeld aan studenten die het boek nodig hebben, maar het niet willen of kunnen betalen.
Aanmoedigingsprijzen
PLUG en Formula Student Delft ontvingen beide een aanmoedigingsprijs van €2.500. Team PLUG heeft voor KLM
Wilt u ook talentvolle studenten ondersteunen? Word dan Vriend van de TU Delft! universiteitsfonds. tudelft.nl
TU Delft Career Centre voor Young Alumni
T
wijfel je of je huidige baan wel bij je past, weet je niet goed naar welke volgende loopbaanstap je op zoek bent, of wil je gewoon eens sparren met een onafhankelijk adviseur over je mogelijkheden en hoe je jezelf het beste (op papier) kunt presenteren? Maak dan gebruik van de expertise van de loopbaanadviseurs
van het TU Delft Career Centre. Voor een gering bedrag krijg je persoonlijk advies van loopbaanadviseurs die de TU Delft-opleidingen en arbeidsmarkt goed kennen. Een adviesgesprek duurt een uur - in Nederlands of Engels - en vindt plaats bij het TU Delft Career Centre of in Den Bosch. Alleen bij langdurig verblijf in het buitenland kunnen de
gesprekken gevoerd worden via Skype. anmelden voor een geA sprek in Delft (op maandag- of dinsdagavond) kan via alumniportal.tudelft.nl. Aanmelden voor een gesprek in Den Bosch of via Skype kan door een e-mail te sturen naar
[email protected]
Het TU Delft Career Centre is de officiële loopbaanservice van de TU Delft voor haar studenten, promovendi en recente alumni. In workshops, activiteiten, één- op- één gesprekken en met behulp van digitale tools helpen zij bij het beantwoorden van loopbaanvragen en het trainen van sollicitatievaardigheden. Deze diensten zijn ook beschikbaar voor alumni met die maximaal vijf jaar geleden afgestudeerd zijn.
39
Wie wordt de beste afstudeerder van 2015? Best of tu DeLft 2015
• Bouwkunde: Nadia Remmerswaal ‘TRA Digital Hybrids: Inzet van digitale fabricatie bij het maken van een hybride ontwerp voor ontwikkelingslanden’ • Civiele Techniek en Geowetenschappen: Marcel Mol ‘The effective transport difference. A new concept for morphodynamic model validation’
Best Graduate & Best Lecturer Aula Auditorium TU Delft | 26 nov. | 16.00-18.00 Register at tudelft.nl/bestof
Jaarlijks worden prijzen uitgereikt aan de beste afstudeerders van de acht faculteiten van de TU Delft. Zij worden voorgedragen door de faculteiten en zijn inmiddels bekend. Uit de beste afstudeerders van de faculteiten wordt vervolgens de beste afstudeerder van de universiteit gekozen. Dit jaar vindt de uitreiking plaats op donderdag 26 november, om 16.00 uur in het Auditorium van het Aula Congrescentrum. Alumni zijn van harte welkom, aanmelden kan via universiteitsfonds.tudelft.nl.
• Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica: Vincent Hellendoorn – ‘Empirical Software Linguistics: An Investigation of Code Reviews, Recommendations and Faults’
Energy Alumni Club Ben jij geïnteresseerd in (duurzame) energie en wil je in contact komen met mede-alumni en studenten die deze interesse delen? Meld je dan aan voor de Energy Club van de TU Delft. Na aanmelding word je regelmatig op de hoogte gehouden van evenementen en activiteiten op dit gebied en heb je de mogelijkheid kennis te delen of te halen in het netwerk. Aanmelden kan eenvoudig met je Linkedinprofiel op energyalumnidelft.nl
• Industrieel Ontwerpen: Alec Momont – ‘Drones for good’ • Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek: Tim Visser – ‘System Identification with Multivariate Multiplex Splines’ • Techniek, Bestuur en Management: Tariq Abdul Muhaimin – ‘Electricity Market of the Future: Assessing Economic Feasibility and Regulatory Constraints for Demand Response Aggregator in Europe’ • Technische Natuurwetenschappen: Hanan Al-Kutubi – ‘Synthesis and Characterization of Nanostructured Metal Oxides and Metal-Organic Frameworks’ • Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek en Technische Materiaalwetenschappen: Guido Novati – ‘Bio-inspired locomotion of a rotating cylinder pair’
Alumni activiteiten Op dit moment zijn er nog geen alumni activiteiten gepland, maar op de website worden alle activiteiten gepubliceerd: alumni.tudelft.nl
CONTACT LINKEDIN
Hebt uw tips, ideeën, vragen of opmerkingen voor het alumnibureau? Stuur een e-mail naar:
[email protected] of bel met 015-2789111
Wilt u contact leggen met mede-alumni? Sluit u aan bij de ‘Delft University of Technology – Alumni Linkedin’ groep
Wilt u uw (alumni) gegevens, communicatievoorkeuren wijzigen of aanmelden voor alumni evenementen? Dat kan via de alumniportal www.alumniportal.tudelft.nl
TU Delft’ en steun Talent, Techniek en de TU Delft met uw bijdrage. IBAN Rekening nummer NL48 ABNA 0441 4822 95, stichting UfD, inzake ‘vrienden’. universiteitsfonds.tudelft.nl
UFD VRIENDENFONDS ALUMNIPORTAL Word ‘Vriend van de
40
NR3 OKTOBER 2015
Het lab van...
FOTO: SAM RENTMEESTER
Elektronische componenten, technologie en materialen Het is absoluut de schoonste plek op de campus: de Class 100 cleanroom in het Dimes Technologiecentrum (DTC). Het lab heet zo omdat er slechts honderd stofdeeltjes per kubieke voet rondzweven; in de meeste laboratoria zijn dat tienduizend stofdeeltjes. Bij ECTM kunnen ze ongeveer alles maken wat op een chip past en de focus ligt op microfabricatie. Veel onderzoekers in de groep werken samen met de industrie. Zoals de Servische promovendus Violeta Prodanović, die voor het Nationaal Instituut voor subatomaire fysica (Nikhef) probeert een onderdeel van een fotondetector te bouwen door gebruik te maken van micro-elektromechanische systemen. “Deze detectoren zijn ultrasnel, met een tijdresolutie van een paar picoseconden (een biljoenste van een seconde- red.)”, zegt ze. Samen met de minieme omvang maakt dat ze tot de ideale toepassing in medische beeldtechnieken.” NC