KLEURRIJKE KLANTEN De opvang van anderstaligen in de ondernemersopleiding
Wim Bruylant en Tineke Padmos
Onderzoeksverslag in het kader van het project Etnisch ondernemen: bedrijfsbeheer voor allochtonen in een gestructureerde omgeving
Centrum voor Taal en Migratie/Steunpunt NT2 , Leuven 2001
2
‘Niet het onderwerp is moeilijk, maar de cursus’ allochtone cursist in Oostende
‘Ik heb goed Nederlands geleerd, omdat de studenten graag met mij babbelen’ etnisch ondernemer in Leuven
‘Ze snakken gewoon naar concrete voorbeelden’ tolk in de ondernemersopleiding in Antwerpen
3
Leeswijzer Dit onderzoeksrapport doet verslag van het vooronderzoek dat in de tweede helft van 2001 gehouden werd in het kader van het ESF-project Etnisch
ondernemen.
Bedrijfsbeheer
voor
allochtonen
in
een
gestructureerde omgeving. Opdrachtgever voor het project is het Vlaams Instituut voor Zelfstandig ondernemen (VIZO). Het Centrum voor Taal en Migratie/Steunpunt NT2 voert het project uit. Het eerste hoofdstuk vertelt de voorgeschiedenis van het project en schetst een beeld van de kleurrijke groep waar het om draait: allochtone, anderstalige (aspirant-)ondernemers die aankloppen bij één van de VIZOcentra om een opleiding bedrijfsbeheer te volgen. De opzet van het project is het onderwerp van het tweede hoofdstuk. Het biedt inzicht in de aanpak van een geïntegreerde opleiding: hoe bereid je anderstaligen het beste voor op een vakopleiding in het Nederlands en kun je tegelijkertijd hun taalvaardigheid zo trainen dat ze later sterker in de markt staan? Het derde hoofdstuk bespreekt de drempels die anderstalige cursisten kunnen ervaren bij het volgen van de opleiding bedrijfsbeheer. De analyse is gebaseerd op interviews met cursuscoördinatoren, lesgevers, tolken en cursisten, een screening van het cursusmateriaal en observaties in de lessen. Over
de
organisatie
en
implementatie
van
het
project
gaat
het
slothoofdstuk. Het bevat voorstellen voor de samenwerking met in- en externe instellingen die zich inzetten voor het etnisch onderschap of de opleiding van ondernemers in het algemeen.
4
Inhoud
Leeswijzer 1. EEN NIEUW PUBLIEK IN DE ONDERNEMERSOPLEIDING .................... 5 1.1
Het etnisch ondernemerschap.................................................. 5
1.2
De anderstalige cursist ........................................................... 6
1.3
De inzet van tolken ................................................................ 7
1.4
Behoefte aan taalvaardigheid Nederlands .................................. 9
2. TAAL EN VAKKENNIS IN ÉÉN OPLEIDING ...................................... 10 2.1
Opzet van een nieuw project ................................................. 10
2.2
Onderzoek naar taalvaardigheidseisen .................................... 12
2.3
Een schakelcursus als brug.................................................... 14
2.4
Taaltoets voor de anderstalige cursist ..................................... 15
2.5
Toegankelijk cursusmateriaal................................................. 16
2.6
Training voor de docent ........................................................ 16
2.7
Trajectbegeleiding voor cursisten ........................................... 17
3. DE ROL VAN TAAL IN DE ONDERNEMERSOPLEIDING ...................... 18 3.1
Werving en selectie .............................................................. 18
3.2
Informatievoorziening........................................................... 19
3.3
De lessen............................................................................ 20
3.4
Het cursusmateriaal ............................................................. 21
3.5
Het examen ........................................................................ 24
4. ONDERWIJSVERNIEUWING ALS SAMENWERKING .......................... 25 4.1
Inbedding van het project ..................................................... 25
4.2
Beleidsmatige en inhoudelijke ondersteuning ........................... 26
4.3
Planning van het project ....................................................... 28
Literatuurlijst Bijlage: Einddoelen schakeltraject opleiding bedrijfsbeheer
5
1.
EEN NIEUW PUBLIEK IN DE ONDERNEMERSOPLEIDING
Ze komen van ver en willen ondernemer worden in België. OostEuropeanen,
Zuid-Amerikanen,
Afrikanen,
Aziaten,
sinds
de
nieuwe
vestigingswet van 1999 melden ze zich in grote getale bij de VIZO-centra om een ondernemersattest te halen. Hoe vang je cursisten op die niet of nauwelijks Nederlands spreken? Hoe leer je mensen met een andere cultuur van zakendoen de geheimen van het bedrijfsbeheer? In dit hoofdstuk proberen we ons een beeld te vormen van een nieuw opleidingspubliek en gaan we in op de ervaringen tot nu toe met anderstaligen in de ondernemersopleiding.
1.1 Het etnisch ondernemerschap booming
Engeland heeft al een ‘etnic business solutions homepage’. In Nederland
business
kreeg in 1999 voor het eerst een migrant de onderscheiding ‘Ondernemer van het jaar’ en onlangs bleek dat de rijkste Chinees ter wereld een Nederlandse allochtone ondernemer is. De Turkse tapijtverkoper die een fabriek begon en nu 50 Belgen werk bezorgt, is een voorbeeld van een Belgisch
succesverhaal.
Het
Europese
netwerk
Emporium
verzamelt
initiatieven en wetenschappelijk onderzoek rond etnisch ondernemerschap en laat zien hoe de sector bloeit. Overheden brengen activiteiten van allochtone ondernemers in kaart en formuleren de eerste aanzetten tot een beleid. Etnisch ondernemersschap is in Europa geen marginaal verschijnsel van handige nachtwinkeltjes en charmante exotische restaurantjes meer, eerder een booming business die aandacht verdient. maatschappelijke
Niet alleen de groeiende aantallen allochtone ondernemers vallen op. Men
en economische
krijgt steeds meer oog voor de economische en maatschappelijke betekenis
betekenis
van het etnisch ondernemerschap. Het opzetten van een zaak is een aantrekkelijke optie voor wie op de arbeidsmarkt moeilijk zijn weg vindt. Steeds meer migranten zien in het zelfstandig ondernemersschap een mogelijkheid
om
een
inkomen
te
verwerven.
De
maatschappelijke
betekenis van deze ontwikkeling gaat verder dan de oplossing van het werkloosheidsvraagstuk van allochtonen. Etnische ondernemers creëren niches in de markt, ontdekken gaten in het productaanbod en weten in te spelen op de kansen die de economie het kleinbedrijf biedt. Zo leveren ze een groeiende bijdrage aan het nationaal inkomen.
6
echte ondernemers
Daarnaast spelen etnische ondernemers een niet te onderschatten rol in de opbloei van achterstandswijken. Ze functioneren als rolmodel en bieden hun omgeving een ontmoetingsplaats, werkgelegenheid en een goedkoop en gewild pakket aan levensmiddelen en goederen. Etnische bedrijvigheid blijkt een motor voor economische en sociale integratie.(Rath 2000) Dat alles neemt niet weg dat het hier om echte ondernemers gaat. Uit recent onderzoek door de K.U. Leuven (Lambrecht e.a. 1999) blijkt dat voor 70% van de geïnterviewde ondernemers de drang tot ondernemen het belangrijkste motief is voor het starten van een zaak. Bijna 40 % meldt het uitbouwen van een etnische infrastructuur als reden, terwijl maar 22% ondernemen als een uitweg voor werkloosheid ziet. Bij minder dan 15% van de ondervraagden gaat het om ondernemers die al in hun land van herkomst ondernemer waren, maar in België meer mogelijkheden zagen voor de uitbouw van hun zaak.
hoge uitval starters
Al stroomt er echt ondernemersbloed door hun aderen, het aandeel van allochtonen in de opleiding bedrijfsbeheer is nog steeds laag. En dat is spijtig, want juist deze groep kan profiteren van een opleiding door specialisten uit de praktijk van marketing, boekhouding, ondernemersrecht en bedrijfsmanagement. Etnische ondernemers beschikken meestal over een goed uitgebouwd netwerk in de eigen groep, maar hebben weinig kennis
over
hun
afzetmogelijkheden
en
een
beperkte
toegang
tot
adviesorganen, kapitaalverstrekkers en toeleveranciers. Onbekendheid met locatiekeuze en wet- en regelgeving levert onnodige problemen op. Bedrijfsideeën zijn vaak geïnspireerd op succesvolle initiatieven van landgenoten, waardoor de onderlinge concurrentie moordend kan zijn. Een beperkte taalvaardigheid in het Nederlands verhindert een uitbouw van de zaak naar de autochtone markt. Dat zorgt voor een hoge uitval onder allochtone starters. Een betere voorbereiding op het ondernemerschap zou dat kunnen voorkomen.
1.2 De anderstalige cursist opleiding niet vanzelfsprekend
Hoe raadzaam het volgen van een opleiding voor etnische starters ook is, voor de betrokkenen zelf is het geen vanzelfsprekendheid. Zij willen vooral snel aan de slag en denken niet in termen van cursussen en bijscholingen volgen om vooruit te komen. Of nog erger: ze hebben in hun land van herkomst met opluchting de schoolbanken verlaten en associëren een opleiding volgen met iets negatiefs. Het merendeel is bovendien niet hoog opgeleid en heeft geen ervaring met het lezen van theoretische teksten. De abstracte weergave van theorie in grafieken, tabellen en schema’s is hen soms vreemd. Het zijn drempels waar we rekening mee moeten houden wanneer
we
de
resultaten
ondernemersopleiding beoordelen.
van
allochtone
cursisten
in
de
7
geringe
VIZO hield in 1998 in het kader van het ESF-Project T& Topics een
slaagkans
kleinschalig onderzoek naar anderstaligen in de opleidingen. Toen bleek dat bijna een kwart van de VIZO-centra te maken heeft met een groot aantal taalzwakke cursisten, waaronder zowel anders- als Nederlandstaligen. Met andere woorden: veel cursisten hebben problemen met begrijpen of spreken of schrijven (of een combinatie hiervan) van het Nederlands. Uit cijfers van verschillende centra bleek de slaagkans van Turken en Marokkanen op 20% te liggen, bij een globaal slaagpercentage van bijna 90%.
Bovendien
haakten
veel
allochtone
deelnemers
voortijdig
af.
Uitzonderingen zijn er natuurlijk. Legendarisch is de Vietnamese mevrouw die, gewapend met een minimale taalvaardigheid, dankzij een heroïsche gedrevenheid toch het attest bedrijfsbeheer haalde en daarmee de sluiting van haar loempiabedrijfje wist te voorkomen. VIZO zag in de cijfers in elk geval aanleiding voor een diepgaander onderzoek naar de oorzaken van de hoge uitval van anderstalige cursisten. Ook vanuit de Stad Gent kwam de vraag naar een aanpak van het taalvaardigheidsprobleem van etnische ondernemers. te hoge
Het Centrum voor Taal en Migratie/Steunpunt NT2 (Steunpunt) kreeg in
taalvaardigheids-
1999 opdracht een casestudy uit te voeren bij het Antwerps Centrum voor
eisen
Beroepsopleiding
en
Beroepsvolmaking
(Acebe).
Interviews
met
de
directeur, lesgevers en cursisten, observaties in de lessen en enquêtes bij de overige VIZO-centra gaven een beter beeld van de problemen die anderstaligen in de ondernemersopleiding ondervinden (Devliegher 2000). De belangrijkste punten: •
mond-aan-mond reclame en informatie van culturele organisaties bereikt de anderstalige cursisten het best
•
de groep anderstalige cursisten is zeer heterogeen wat betreft scholingsgraad, vaardigheid in het Nederlands en land van herkomst
•
anderstalige cursisten hebben grote moeite de theorie te begrijpen en te vertalen naar de praktijk
•
anderstaligen maken weinig notities en stellen zelden vragen
•
schriftelijke examens zijn een belangrijk struikelblok
•
de hoge taalvaardigheidseisen die de opleiding stelt, zijn ook een probleem voor allochtonen van de tweede generatie en taalzwakke autochtone cursisten (bij sommige centra betekent dit dat de helft van de cursisten het taalniveau niet aankan)
1.3 De inzet van tolken grote toeloop
Om aan de problemen van anderstalige cursisten tegemoet te komen zette VIZO vanaf 1999 samen met lokale partners die actief zijn rond etnisch
8
ondernemen in vier VIZO-centra cursussen bedrijfsbeheer met een tolk op, de zogenaamde omkaderende cursussen bedrijfsbeheer Dat was hard nodig, want veel ondernemers dreigden hun zaak te moeten sluiten, omdat ze
niet
over
een
attest
bedrijfsbeheer
beschikten
en
onvoldoende
taalvaardig waren om de Nederlandstalige cursus te volgen. Ook stond er een volgende generatie allochtonen te trappelen om een zaak van de grond te tillen. De toeloop naar de cursussen bevestigde hoe groot de nood onder allochtonen is en hoe goed de werving via hun eigen organisaties werkt. meerwaarde tolk
In de omkaderende cursussen bedrijfsbeheer geeft de docent steeds ongeveer vijf minuten les in het Nederlands, waarna de tolk vertaalt. Ook bij vragen van de cursist aan de lesgever bemiddelt de tolk. In de Turkse en Arabische groepen gaat de tolk verder dan vertalen. Hij geeft regelmatig verschillen aan tussen de situatie in België en het land van herkomst
van
de
cursisten.
Dat
geeft
een
meerwaarde
aan
de
aanwezigheid van de tolk. Bij de lessen met een Engelstalige tolk is dit minder het geval, omdat daar de cursisten uit verschillende culturen afkomstig zijn. De schriftelijke examens worden in het Nederlands afgelegd of geïntegreerd in het ondernemingsplan. Het ondernemingsplan moet ook in het Nederlands geschreven worden, maar daarbij is hulp van buiten (vrienden, familie, de boekhouder) toegestaan. Uit de ervaringen van lesgevers, tolken, cursuscoördinatoren en cursisten (Evaluerend onderzoek ABM 2001) blijkt het volgende: inhoudelijk toegankelijk
Voordelen: •
de speciaal op allochtonen gerichte werving bereikt een groot deel van de doelgroep
•
de tolk maakt de inhoud van de lessen en het examen toegankelijk voor anderstaligen
•
de cursisten zijn gemotiveerd en de cursus leidt tot een hoog slaagpercentage
•
de cursus leidt tot enige verbetering van het Nederlands
•
de cursisten voelen zich beter op hun gemak tussen land- of lotgenoten dan in de gewone cursus
•
cursisten stellen meer vragen en maken meer notities dan in de gewone cursus
geringe
Nadelen:
verbetering
•
de aanwezigheid van een tolk vertraagt het lesverloop
•
de cursus met tolk biedt geen oplossing voor allochtonen die niet het
Nederlands
Turks, Arabisch, Engels (of Russisch in sommige centra) beheersen •
het
schriftelijk
examen
blijft
een
probleem
en
van
een
ondernemingsplan dat door anderen wordt opgesteld, gaat een gering leereffect uit
9
•
de verbetering van het Nederlands beperkt zich tot het aanleren van beroepswoorden en vaktermen, maar leidt niet tot beter luisteren, lezen, spreken of schrijven (de cursisten geven zelf aan dat ze taallessen Nederlands willen gaan volgen)
•
het schriftelijk cursusmateriaal blijft ontoegankelijk voor de cursisten
•
het is een dure oplossing en de financiering op lange termijn is niet gegarandeerd
1.4 Behoefte aan taalvaardigheid Nederlands belangstelling
Opvallend is dat de cursisten van de omkaderende cursussen enerzijds erg
voor cursus
dankbaar zijn voor een onderwijsaanbod in hun eigen taal (of een andere
Nederlands
vreemde taal die zij goed beheersen), maar anderzijds ook doordrongen zijn van het besef dat zij Nederlands moeten leren om een succesvolle onderneming uit te bouwen. Zij denken het Nederlands nodig te hebben voor hun contacten met autochtone klanten en leveranciers. Voor het merendeel van de cursisten staat het volgen van een cursus Nederlands die past bij hun behoeftes dan ook hoog op het verlanglijstje.
taalvaardigheid
De gangbare etnische ondernemerspraktijk blijkt ook te pleiten voor een
sleutel tot succes
goede taalvaardigheid in het Nederlands van allochtone starters. Volgens het onderzoek van de K.U. Leuven (Lambrecht e.a. 2001) hebben vrijwel alle etnische ondernemers zowel allochtone als autochtone klanten. Slechts 15% van de zaken heeft minder dan een kwart autochtonen als klant en ongeveer 25% heeft minder dan een kwart allochtonen als klant. Slechts 17 van de 233 ondervraagden mikt alleen op de allochtone markt. Hetzelfde geldt voor de leveranciers. Ongeveer de helft heeft zowel autochtone als allochtone leveranciers. Slechts 1 op 8 heeft enkel allochtonen als leverancier. Wanneer de ondernemers gevraagd wordt naar de sleutels tot succesvol ondernemen als migrant in België, komt taalvaardigheid op de derde plaats, na hard werken en flexibel zijn.
taalonderwijs combineren met ondernemersopleiding
Het evaluatierapport van de omkaderende cursussen ziet de oplossing in een
combinatie
van
de
ondernemersopleiding
met
taalonderwijs:
‘Opmerkelijk is dat bijna alle cursisten uitdrukkelijk vragende partij zijn voor een cursus Nederlands (o.w.v. klanten, leveranciers, enz. ). Ofwel zou er voor aanvang van de cursus een basiscursus Nederlands gegeven moeten worden, en daarna een cursus Nederlands vakjargon. Ofwel zou de cursus parallel kunnen lopen aan deze cursus.’
10
2. TAAL EN VAKKENNIS IN ÉÉN OPLEIDING
Waarom spreekt de ene buitenlander al na korte tijd een aardig mondje Nederlands, terwijl de andere er zelfs na jaren niet in slaagt zich in die taal te redden? Het verschil zit meestal niet in onwil of een gebrek aan capaciteit om Nederlands te leren. Een gerichte opleiding Nederlands, veel taalaanbod én het idee dat je iets in een land kunt bereiken, zijn het geheim. Daarom leren allochtone kinderen die Nederlandstalig onderwijs volgen veel sneller Nederlands dan hun ouders. De kinderen krijgen vijf dagen per week een taalbad, terwijl hun ouders vaak nauwelijks contact hebben met Nederlandssprekenden. Het is precies dit inzicht in taalleren dat VIZO wil benutten in een nieuw project voor anderstaligen dat taal- en vakopleiding in de cursus bedrijfsbeheer combineert.
2.1 Opzet van een nieuw project toevoeging
Het onderzoek van het Steunpunt bij Acebe in Antwerpen signaleerde niet
taaltraject
alleen problemen, maar stelde ook een oplossing voor. Een taaltraject gecombineerd met activiteiten om de opleiding toegankelijker te maken zou
een
adequate
opvang
van
anderstaligen
mogelijk
maken
en
tegelijkertijd hun taalvaardigheid in het Nederlands verbeteren. VIZO vond deze suggestie het uitwerken waard en vroeg een projectsubsidie aan bij het Europees Sociaal Fonds, dat een hoogstaande opleiding en begeleiding voor starters als zwaartepunt hanteert binnen de doelstelling 'Stimuleren en ondersteunen van potentiële starters en verantwoord ondernemerschap' (doelstelling 3 - zwaartepunt 3). educatieve
Samen met het Steunpunt werkte VIZO een projectvoorstel uit onder de
redzaamheid
titel
'Etnisch
gestructureerde
ondernemen: omgeving'.
bedrijfsbeheer
voor
Het
Sociaal
Europees
allochtonen Fonds
in
kende
een de
gevraagde subsidie toe en het project ging in mei 2001 van start. Doelstelling is de ontwikkeling van een taaltraject gericht op de educatieve redzaamheid van anderstaligen in een ondernemersopleiding. Nieuwkomers zonder enige kennis van het Nederlands behoren niet tot de doelgroep. De taak om algemene basiscursussen Nederlands te verzorgen ligt bij de Centra voor Basiseducatie of de CVO's. Of iemand beschikt over een basisniveau Nederlands kan eenvoudig vastgesteld worden met de TOBAtoets (Toets Basistaalvaardigheid Anderstalige Volwassenen) die het Steunpunt ontwikkelde voor de VDAB.
11
basisniveau
Het
Nederlands
Nederlands
vertrekpunt
project
volgt als
daarmee
Tweede
de
Taal
trajectstructuur
die
is
voor
vastgelegd
het
door
onderwijs
de
Vlaamse
Onderwijsraad (Visietekst 1999). Uitgangspunt is dat de taal die een anderstalige met een taalvaardigheidsniveau gelijk aan nul in het begin nodig heeft, voor iedereen nagenoeg dezelfde is. Eén basiscursus volstaat voor verschillende behoeftengroepen. In die cursus leren de deelnemers de elementaire taalvaardigheid die nodig is voor het minimaal functioneren binnen de maatschappij. Maar iemand met een basisniveau kan zich nog niet redden in een opleiding of baan waar Nederlands de voertaal is. Het is een opstapniveau naar een vervolgopleiding die specifiek aan de behoeften van de taalleerder tegemoetkomt. Die vervolgopleiding, het zogenaamde schakelniveau, kan een cursus zijn in functie van sociale, professionele of educatieve redzaamheid. Vanaf dit niveau is het van essentieel belang dat het taalaanbod zeer specifiek en zo doelgericht mogelijk is. Taal leer je immers het best in die contexten waar je ze nodig hebt.
brug naar
Het taaltraject dat VIZO wil ontwikkelen, ligt op het schakelniveau: het
ondernemers-
slaat een brug tussen het basisniveau taalvaardigheid en de opleiding
opleiding
bedrijfsbeheer.
Het
eerste
onderdeel
is
een
instroomtoets
die
de
taalvaardigheid van aspirant-cursisten in functie van de opleiding test. Kandidaten die niet slagen kunnen zo gemotiveerd doorverwezen worden naar een schakelcursus. Deze schakelcursus, het tweede onderdeel van het traject, bereidt de cursisten voor op de talige eisen van de opleiding bedrijfsbeheer.
Het
derde
onderdeel
is
de
aanpassing
van
het
cursusmateriaal om de opleiding toegankelijker te maken voor mensen die beperkt taalvaardig zijn. Aanvullende activiteiten zijn het ontwikkelen van een training voor docenten en taalbegeleiding van cursisten. Een anderstalige cursist kan, afhankelijk van zijn taalvaardigheidsniveau, op verschillende momenten instromen in het opleidingstraject van de ondernemersopleiding: Ondernemersopleiding
instroom→
•
aangepast cursusmateriaal
•
training docenten
•
begeleiding van cursisten ↑ VIZO-taaltoets ↑ Schakelcursus
instroom→
↑ TOBA-taaltoets ↑ Basiscursus Nederlands
instroom→
2.2 Onderzoek naar taalvaardigheidseisen communicatieve context vaststellen
Om een taaltraject voor de opleiding bedrijfsbeheer te ontwikkelen moeten we de communicatieve context in de opleiding in kaart brengen. Daarbij zijn vragen belangrijk als: in welke situaties moeten de anderstaligen Nederlands gebruiken, met welke personen spreken ze Nederlands en wat moeten ze in verschillende situaties kunnen met taal? Moeten ze enkel eenvoudige, mondelinge uitleg begrijpen of ook zelfstandig opdrachten uitvoeren? Daarvoor is een onderzoek op de opleidingsvloer noodzakelijk. Het Steunpunt voerde dit in de tweede helft van 2001 uit.
inventaris
De eerste fase van het onderzoek bestond uit een reeks interviews met
taalgebruiks-
cursisten, lesgevers, tolken en cursuscoördinatoren bij meerdere VIZO-
situaties
centra. De tweede fase vulde de analyses van de geïnterviewden aan door observaties in de cursus. Zo kon een inventaris van taalgebruikssituaties worden gemaakt op basis waarvan de talige doelstellingen van het opleidingstraject
zijn
vastgesteld.
Die
dienen
als
leidraad
voor
de
samenstelling van de schakelcursus, de toets en de bewerking van het cursusmateriaal van de opleiding bedrijfsbeheer. De derde fase ordende taalgebruikssituaties naar frequentie en belangrijkheid: de noodzakelijke aspecten eerder dan de bijkomstige, probleemgevallen kregen voorrang op minder problematische situaties. taaltaken
Uiteindelijk doel van het opleidingstraject is niet dat de cursist perfect
vaststellen
Nederlands spreekt of schrijft, maar dat hij die taal functioneel in de cursus bedrijfsbeheer kan gebruiken. Om dit doel van bij het begin goed voor ogen te houden, zijn de doelstellingen geformuleerd in termen van taken als ‘financiële documenten lezen’, 'vragen stellen over het invullen van een handelsformulier',
‘overleggen
met
een
medecursist
over
een
praktijkoefening’ of 'begrijpen van de mondelinge evaluatie van het ondernemingsplan’. Doelstellingen drukken niet uit over welke taalkennis (grammatica, woordenschat) een cursist moet beschikken, maar wat hij met taal moet kunnen. moeilijkheids-
Maar daarmee is nog niets gezegd over de moeilijkheidsgraad van de
graad bepalen
taaltaken. Iets van een bord overschrijven is makkelijker dan een vraag uit het werkboek beantwoorden. Een praatje met een medecursist maken vraagt minder van de cursist dan het ondernemingsplan bespreken met de lesgever. Een concreet voorbeeld van winkelgedrag is beter te begrijpen dan abstracte regelgeving. Daarom zijn de taken verder verfijnd naar de vier vaardigheden, het verwerkingsniveau en de tekstkenmerken. We hanteren hierbij het beschrijvingskader dat door de Vlaamse Onderwijsraad is vastgelegd (Visietekst 1999). Zo kunnen makkelijke en moeilijke taken van elkaar
13
onderscheiden worden, wat een voorwaarde is voor een goede opbouw van een taalcursus. vier
De vier vaardigheden luisteren, spreken, lezen en schrijven van elkaar
vaardigheden
scheiden is kunstmatig, maar nuttig voor het onderzoek. Je kunt er goed mee
scheiden
vaststellen wat een cursist allemaal moet kunnen. Wanneer iemand een gesprek voert, dan komt dat neer op een combinatie van luisteren en spreken. Het invullen van een aankoopfactuur doet een beroep op de lees- en schrijfvaardigheid. De opdeling in vaardigheden houdt niet in dat die ook apart hoeven worden ingeoefend. Het doel is een geïntegreerde methode te ontwerpen, waar alle vier vaardigheden aan bod komen.
verwerkings-
Ook de manier waarop de inhoud van de leerstof wordt verwerkt, is van
niveaus bepalen
belang. We onderscheiden vier niveaus. Het eerste is het kopiërende niveau. Daarvan is sprake wanneer een tekst letterlijk wordt overgenomen zoals bij het voorlezen van een fragment uit het cursusmateriaal of het overnemen van teksten op het bord of een transparant. Meer eisen stelt het beschrijvende niveau, waarbij de cursist de tekst ook moet begrijpen. Voorbeelden zijn het invullen van een formulier, het kunnen volgen van instructies van de lesgever en het antwoord geven op informatieve vragen. Moeilijker wordt het wanneer de cursist verbanden moet leggen, een nieuwe ordening aanbrengen, of iets verkort weergeven. Van dit structurerende niveau is sprake wanneer er vragen over de les moeten worden gesteld of informatie in het handboek opgezocht. Het moeilijkste verwerkingsniveau is het evaluerende. De gevraagde informatie is niet meer in de tekst te vinden. Er wordt van de cursist een eigen inbreng verwacht. De informatie moet worden vergeleken met zijn eigen mening en andere informatiebronnen. Voorbeelden zijn de behandeling van de klacht van een klant en de motivering van de keuze van een ondernemingsvorm.
tekstkenmerken vastleggen
Verder maakt het veel uit hoe de informatie wordt aangeboden. Een lange tekst is moeilijker te verwerken dan een korte. Lange ingewikkelde zinnen zijn moeilijker te bevatten dan eenvoudige. Ook de vertrouwdheid van de cursist met het onderwerp speelt een rol. Een heldere lay-out, passende illustraties, voorspellende inleidingen en herhalende samenvattingen maken een tekst toegankelijker. Concrete voorbeelden zijn makkelijker dan een abstract exposé. Schoolse, formele of wetenschappelijke taal zijn moeilijker te verwerken dan alledaagse. Bij het luisteren spelen spreektempo en articulatie een rol. Een spreker met een accent is moeilijk te verstaan voor iemand die alleen de standaardtaal kent.
minimale
Aan de hand van deze gegevens kan vrij precies worden ingeschat wat
einddoelen
cursisten met taal moeten kunnen. Zo kunnen de minimale einddoelen van
vastleggen
het
taaltraject
vastgelegd
worden.
Ze
geven
weer
over
welke
basistaalvaardigheid de anderstalige cursist moet beschikken om deel te
kunnen
nemen
aan
de
communicatie
op
de
opleidingsvloer.
Een
voorwaarde is wel dat de opleiding daadwerkelijk een inspanning doet om de cursus toegankelijker te maken voor anderstaligen. Daarom is tevens vastgelegd welke eisen de opleiding stelt aan de correctheid van het taalgebruik van de cursisten. Moet er correct Nederlands geschreven worden of is het voldoende wanneer het begrijpelijk is? (Zie bijlage Einddoelen.)
2.3 Een schakelcursus als brug lat niet te hoog
Wanneer een cursist problemen heeft om een opleiding in het Nederlands
leggen
te volgen, lijkt doorverwijzing naar een taalcursus de aangewezen oplossing. In de praktijk blijkt dat zelden de beste remedie. Een algemene taalcursus is prima om de eerste beginselen van een taal te leren, maar het vergt jaren onderwijs wil men een niveau bereiken dat voldoet om een opleiding te kunnen volgen. Dat geldt zeker voor iemand die weinig mogelijkheden heeft om buiten de cursus zijn taalvaardigheid uit te breiden. Een taal leer je pas door ze te gebruiken in situaties waar je taal echt nodig hebt om je doel te bereiken. Taalkennis wordt vaak gezien als hét middel om integratie te bevorderen, maar wanneer de lat te hoog wordt gelegd, leidt dit al gauw tot uitsluiting van opleiding en werk.
taakgericht leren
Daarnaast is motivatie van doorslaggevend belang bij taalonderwijs. Iemand die zo snel mogelijk aan een opleiding wil beginnen, zal nóg een taalcursus vooral als tijdverlies beschouwen. Daarom is het beter een schakelcursus in te richten die cursisten direct voorbereidt op het taalgebruik in een opleiding en die fysiek en inhoudelijk daaraan gelinkt is. Het is uitermate motiverend om taakgericht de taal te leren die je nodig hebt voor het volgen van onderwijs dat je interesseert en de kans biedt om maatschappelijk vooruit te komen. Daar komt nog bij dat zich onmiddellijk daarna in de cursus de ideale mogelijkheid voordoet om het geleerde in de praktijk te oefenen.
optimale
Door
aansluiting bij
schakelcursus inrichten die optimaal aansluit bij de opleiding en zo min
opleiding
de
vaststelling
van
minimale
einddoelen
kunnen
we
een
mogelijk tijdverlies oplevert voor de cursisten. Bij de observaties van het vooronderzoek is authentiek materiaal verzameld, dat gebruikt kan worden in de schakelcursus. Een doordachte selectie van het lesmateriaal en de taalgebruiksituaties die ingeoefend worden, voorziet de cursisten van een taalregister waarop ze kunnen voortbouwen in de opleiding.
niet vooraf
Tot dit taalregister rekenen we niet de vaktaal die in de cursus wordt
vaktaal leren
gebruikt.
Boekhoudkundige
begrippen
als
aankoop-
en
verkoopfacturenboek, vaste en vlottende activa, juridische termen als commanditaire of coöperatieve vennootschap zijn ook voor de meeste
15
autochtone cursisten vreemd en kunnen in de cursus worden geleerd. Daarom kan de benodigde tijd voor de schakelcursus ook beperkt blijven. Een deel van de cursus kan bovendien buiten de les worden gerealiseerd in de vorm opdrachten, waardoor het aantal lesuren nog kleiner wordt.
2.4 Taaltoets voor de anderstalige cursist voorspellend
Wanneer duidelijk is wat de cursisten met taal moeten kunnen, kan tevens
instrument
een adequate instroomtoets worden ontwikkeld. Dat wil zeggen een toets die meet wat hij moet meten: welke taaltaken een cursist minimaal moet beheersen om in te kunnen stromen in het VIZO-opleidingstraject. Of anders gezegd: een toets die niet bepaalt of een aspirant-cursist ‘goed’ of ‘slecht’ Nederlands kent, maar voorspelt of hij met zijn taalvaardigheid in bepaalde situaties al dan niet uit de voeten zal kunnen.
niet uitsluiten
De toets moet daarnaast aan een aantal voorwaarden voldoen. De
van opleiding
cursisten mogen de toets niet als een drempel ervaren. Het moet hen duidelijk gemaakt worden dat de toets hun deelname aan de opleiding niet in gevaar kan brengen. Bij de evaluatie van de omkaderende cursussen gaven de cursisten aan dat ze schrik hebben voor een inhoudelijke toets die cursisten zou kunnen uitsluiten van deelname. Tegen een taaltest hebben ze daarentegen geen bezwaar, mits die alleen dient voor de plaatsing van cursisten van hetzelfde taalniveau in één groep.
betrouwbaar en
Ook de toets zelf mag geen drempel opwerpen. Heldere instructies en de
objectief
aanwezigheid
van
betrouwbaarheid.
voldoende Er
mogen
items geen
geven
elementen
een
garantie
in
voorkomen
voor die
cultuurbepaald zijn en de manier waarop getoetst wordt, moet de aspirantcursisten vertrouwd zijn. Een standaard scoringssleutel biedt een waarborg voor objectiviteit. En de toets moet snel af te nemen (maximaal 50 minuten) en te corrigeren zijn. Om daar allemaal aan te voldoen is het nodig de toets uitgebreid te testen. verhelderend
Een goede toets werkt voor elke aspirant-cursist verhelderend: cursisten
voor cursisten
die slagen voor de toets weten dat hun taalvaardigheidsniveau voldoende is voor de cursus en kunnen er met een gerust hart aan beginnen, cursisten die niet slagen weten dat de cursus objectief voor hen nog te moeilijk is, maar kunnen gebruik maken van het aanbod een schakelcursus te volgen. Wanneer de toets tijdig afgenomen wordt, kan die cursus nog voor aanvang van de ondernemersopleiding gevolgd worden.
2.5 Toegankelijk cursusmateriaal te abstract taalgebruik
Cursussen worden uiteraard geschreven door vaklui. Als expert zijn zij gewend over hun onderwerp na te denken in de taal van wetenschap en techniek. Daarom staat hun taalgebruik vaak ver af van die van leken. Specialisten zijn geneigd begrippen precies en abstract te definiëren, zoals dat in de wetenschap gewoon is. Maar een leek zal eerst vat op een onderwerp moeten krijgen door concrete voorbeelden. Te abstracte leerstof verpakt in moeilijk taalgebruik blijkt een van de grootste drempels voor allochtonen (én taalzwakke autochtonen) die een cursus willen volgen. Het is taalgebruik dat je niet kunt leren in een taalcursus, maar alleen onder de knie krijgt wanneer je voor je beroep veel vakteksten leest.
niet gewend aan
Een bijkomend probleem is de ‘schooltaal’ waarin vraagstellingen vaak
schooltaal
gesteld zijn. Een cursist die zijn middelbare schooltijd niet in Vlaanderen doorbracht, is daar niet aan gewend. Zo kan het gebeuren dat hij over voldoende kennis beschikt, maar eenvoudigweg niet weet wat voor antwoord er verwacht wordt wanneer de leerkracht vraagt ‘Leg uit’ of Motiveer je antwoord’. Ook zulke taal leer je niet in een taalcursus.
van twee kanten
De opvang van anderstaligen in de ondernemersopleiding kan alleen
werken
succesvol zijn, als er aan twee kanten gewerkt wordt: enerzijds allochtone cursisten beter voorbereiden op de talige eisen van de cursus en anderzijds de cursus zelf optimaal toegankelijk maken voor anderstaligen. De ervaring leert dat cursusmateriaal aangepast kan worden zonder dat aan de inhoud geraakt wordt. Ook minder taalvaardige autochtone cursisten profiteren daarvan.
In
het
volgende
hoofdstuk
gaan
we
dieper
in
op
het
cursusmateriaal en de talige drempels die daarin zijn gesignaleerd. taalvaardigheidseisen opleiding
↓
↓
↓
minimale ----------------------------- einddoelen
↑
↑
↑
taalvaardigheidsniveau cursist
2.6 Training voor de docent belangrijke rol
Als beide partijen een inspanning moeten doen, hoort ook de lesgever in
lesgever
het plaatje thuis. Hij is de belangrijkste betrokkene in het leerproces van de anderstalige en kan zorgen voor een goed communicatieklimaat in de klas. Wanneer hij zich kan verplaatsen in de situatie waarin de anderstalige zich bevindt, kan hij oplossingen bedenken om zijn boodschap goed over te brengen. Hij kan technieken leren om anderstaligen zo bij de les te
17
betrekken dat hun taalvaardigheid de kans krijgt zich te ontwikkelen. Dat vergt een tijdsinvestering, maar die zal lonend zijn. Nu moeten lesgevers zich ook vaak veel moeite getroosten om anderstalige cursisten te helpen die niet goed met de les meekomen. inzicht in taalleren
Inzicht krijgen in het taalleerproces van anderstaligen is de eerste stap. Het is zinnig om te weten dat veel allochtonen nauwelijks gelegenheid hebben om voldoende Nederlands te leren en dat hun gebrekkige taalgebruik meestal niets zegt over onwil, maar meer over het ontbreken van de mogelijkheid om taal te oefenen. De lesgever zal ook inzien dat fouten maken hoort bij het taalleerproces en dat correct Nederlands eisen van
anderstaligen
hen
uitsluit
van
een
opleiding
en
de
kans
op
maatschappelijke integratie ontneemt. Anders gezegd: er mag geen talige drempel worden opgeworpen voor een doelgroep die in de eerste plaats de opleiding volgt om inhoudelijke kennis op te doen. taalgebruik
Hoe de lesgever kan voorkomen dat anderstaligen hem niet begrijpen,
aanpassen
wordt duidelijk wanneer hij beseft wat lastig is voor anderstaligen. Je kunt met weinig moeite je Nederlands aanpassen en technieken toepassen om moeilijke
nieuwe
begrippen
duidelijk
te
maken.
Ontdekken
dat
onverwachte cultuurverschillen soms de communicatie in de weg staan, is een boeiende bezigheid. Dat geldt ook voor de kennismaking met werkvormen die bij anderstaligen het gesprek op gang brengen.
2.7 Trajectbegeleiding voor cursisten problemen
Hoe goed je een opleidingstraject voor anderstaligen ook voorbereidt, er
tijdens de rit
kunnen altijd onvoorziene obstakels opduiken, die alleen tijdens de rit op te
oplossen
lossen zijn. Terwijl de cursist het hele opleidingstraject van inschrijving tot eindbeoordeling
doorloopt,
kunnen
er
zich
specifieke
taalproblemen
voordoen die leiden tot onnodig achterop raken of in het ergste geval afhaken van de cursist. Het doel van de toets kan niet goed overgekomen zijn, de cursist kan moeite hebben met terminologie of berekeningswijzen die hem vreemd zijn, hij begrijpt een belangrijke vraagstelling niet of de betekenis van de evaluatie van zijn werkstuk is niet goed tot hem doorgedrongen. extra begeleiding
Bij het project met omkaderende cursussen werd dit probleem ook onderkend. Daarom waren er speciale begeleidingsuren voorzien waarop cursisten terecht konden met individuele problemen. Voor ons project zou een vergelijkbare trajectbegeleiding vruchten kunnen afwerpen. Niet alleen om de cursisten tijdig bij te kunnen sturen, maar ook om onnodig oponthoud tijdens de lessen te voorkomen. Bovendien is trajectbegeleiding een prima instrument voor tussentijdse evaluatie van het project.
3.
DE ROL VAN TAAL IN DE ONDERNEMERSOPLEIDING
Een werkstuk dat is gedraaid in een zelfcentrerende drieklauwplaat en dat wordt losgemaakt, kan niet meer slingervrij worden ingespannen. Doe je dat toch dan draai je een excentrisch werkstuk, de hartlijnen van de diameter liggen dan niet meer op dezelfde lijn. Wie dit fragment uit een cursus van een beroepsopleiding niet begrijpt, kan zich voorstellen hoe moeilijk zulke weinig alledaagse taal met vaktermen wel niet is voor een anderstalige. Daarover gaat het in dit hoofdstuk. We bekijken de rol van taal in de ondernemersopleiding en proberen op basis van
het
onderzoek
in
de
VIZO-centra
en
de
analyse
van
het
cursusmateriaal zicht te krijgen op talige drempels voor anderstaligen.
3.1 Werving en selectie geen aandacht
De werving van cursisten vindt bij alle VIZO-centra op vergelijkbare wijze
voor
plaats: mailings naar beroepsgroepen, advertenties in de lokale media,
anderstaligen
informatie in het eigen tijdschrift en folders bij instellingen waar aspirantondernemers langs komen als de Kamers van Koophandel en de VDAB. Wie belangstelling voor de ondernemersopleiding heeft, kan meer informatie krijgen op de informatie-avonden van de centra, of aan de balie of telefonisch inlichtingen vragen. Speciale aandacht voor anderstaligen is er niet, behalve wanneer er een omkaderende cursus aangeboden wordt.
inhoud cursus
Men heeft de indruk dat anderstaligen de opleiding weten te vinden, maar
weinig concreet
geeft toe dat niet bekend is of de hele doelgroep bereikt wordt. Aangenomen wordt dat zowel Nederlands- als anderstaligen die de folder lezen
zich
weinig
concreets
bij
de
opleiding
kunnen
voorstellen.
Anderstaligen komen zelden op de informatie-avonden en ze stellen vrijwel nooit vragen. Hoe ze zich precies in moeten schrijven komen anderstaligen meestal te weten door informatie aan de balie te vragen. hulp in vreemde
De inschrijving zelf verloopt nagenoeg probleemloos. Hulp in het Engels of
taal
Frans is overal mogelijk en een enkele baliemedewerker beheerst ook Duits of Spaans. Voor het noteren van persoonlijke gegevens wordt de identiteitskaart
gevraagd.
Het
is
niet
altijd
makkelijk
de
juiste
opleidingsgegevens te achterhalen en de ervaring en motivatie in te vullen, maar men komt er uiteindelijk gezamenlijk wel uit. Na de inschrijving
19
ontvangt de aspirant een examenreglement en wordt hij verzocht een handtekening voor ontvangst te plaatsen. geen
Officieel heeft elk centrum een toelatingscommissie die op grond van de
taalvaardigheids-
inschrijvingsformulieren de cursisten selecteert. De commissie baseert zich
test
op de antwoorden van aspirant-cursisten op de vragen over zijn opleiding, ervaring en motivatie. Weigering van kandidaten werd niet gesignaleerd. De taalvaardigheid van de cursist wordt niet getest, maar wanneer bij de inschrijving blijkt dat hij het Nederlands slecht beheerst, wordt hem gewezen op de problemen die dit bij het volgen van de cursus kan geven. Er wordt informatie over taalcursussen in de buurt verstrekt, maar of daar gebruik van wordt gemaakt, is niet bekend.
speciale werving
Inschrijving en selectie lijken geen drempel voor anderstaligen. Een
voor
speciale werving en inschrijving zijn wel gewenst wanneer centra een
anderstaligen
opleiding met taaltraject gaan aanbieden. De ervaring die de vzw Etnisch Ondernemen opdeed bij de cursussen met tolk, kan als voorbeeld dienen. Zij werven via migrantenorganisaties, de stedelijke integratiedienst of andere veldwerkers. Met huisbezoeken en meertalige folders bereiken zij de kandidaten voor de ondernemersopleiding. De ervaring leert dat infosessies alleen bezocht worden als ze aangekondigd worden als een bijeenkomst rond het opzetten van een zaak en niet als informatie over een opleiding.
3.2 Informatievoorziening Naast een examenreglement krijgen de cursisten een lesrooster. In de eerste les licht de docent deze informatie toe en legt hij de huisregels uit. Meestal geeft hij ook informatie over hoe zijn lessen zijn opgebouwd en hoe en waarover hij gaat examineren. Ook nodigt hij de cursisten uit tot vragenstellen in de les. Lokaal- of leswijzigingen worden aangekondigd in de hal van het centrum. vraag naar lesoverzicht
Het lesrooster levert geen problemen op voor anderstaligen. Ook zijn er geen problemen gesignaleerd rond het examenreglement. De uitleg van de docent over dit formele, moeilijk leesbare document lijkt afdoende. Toch kan men zich afvragen of het geen zin heeft de belangrijkste regels in eenvoudige taal op papier te zetten. Dit zou gecombineerd kunnen worden met informatie over de inhoud van de lessen. De tolken constateerden dat huisregels als de plicht om op tijd te komen en de gsm uit te zetten in de les niet goed tot de cursisten waren doorgedrongen. Verder stelden zij vast dat anderstalige cursisten graag willen weten wat er precies in de lessen gaat gebeuren. Van te voren weten wat er in de les gaat gebeuren, is
belangrijk voor anderstaligen. Ze kunnen zo de uitleg van de lesgever in de juiste context plaatsen.
3.3 De lessen ervaren lesgevers
Vrijwel alle lessen beginnen met een theoretische uitleg van de docent. De aanpak per docent verschilt. De ene begint met de theorie en illustreert dit met voorbeelden, anekdotes en belevenissen uit zijn beroepspraktijk, de andere werkt via het leergesprek waarbij hij de theorie uitlegt aan de hand van voorbeelden die de cursisten zelf aanreiken. De meeste docenten ondersteunen hun betoog door kernwoorden of schema’s op het bord te schrijven of transparanten te tonen. Van andere visuele ondersteuning als dia’s, video’s of het laten zien van objecten is voorzover kon worden nagegaan geen sprake. De meeste docenten hebben jarenlange ervaring in het lesgeven en ze spreken duidelijk en in een niet te hoog tempo. Omdat het merendeel van de cursisten meestal afkomstig is uit dezelfde regio als de docent wordt er nogal eens regionaal getint Vlaams of dialect gesproken.
theorie en
Soms gaat de docent in het tweede deel van de les verder met de theorie,
praktijk
maar meestal worden er opdrachten uitgewerkt. Wanneer de opleiding het accent
legt
bij
de
opstelling
van
een
ondernemersplan
wordt
er
voornamelijk daar aan gewerkt, anders gaat het om oefeningen die horen bij de theorie. De docent loopt rond om cursisten te helpen en behandelt ten slotte klassikaal de opdracht. Soms moeten cursisten naar het bord komen om een berekening uit te voeren. De cursisten werken individueel aan de opdrachten maar overleggen vaak onder elkaar. Van groeps- of paarwerk op initiatief van de docent is geen sprake. nieuwe begrippen
In elke les wordt een groot aantal nieuwe begrippen geïntroduceerd. Dat hoeft op zich geen probleem te zijn, wanneer die begrippen in alledaagse concrete taal worden uitgelegd en aan de hand van voorbeelden geïllustreerd. Anekdotes en grapjes veraangenamen de les, maar zijn voor anderstaligen een probleem, wanneer ze te veel gebruikt worden. Humor in een vreemde taal begrijpen vergt een gevorderde taalkennis. Wanneer de taal van de docent te veel afwijkt van de standaardtaal zal een anderstalige cursist hem meestal niet meer kunnen volgen. Eén van hen merkte op dat het
Nederlands
in
haar
taalcursus
heel
anders
is
dan
in
de
ondernemingsopleiding. In de omkaderende cursussen zijn de cursisten trouwens unaniem in hun lof voor de docenten: ze zijn deskundig en geven goed uitleg. slechte integratie
Anderstaligen stellen meestal weinig of geen vragen en ze worden minder
in de groep
goed in de groep opgenomen dan de Nederlandstaligen. Ze zijn vaak
21
beschaamd om het woord te voeren of zijn niet gewend in een opleidingssituatie
vragen
te
stellen.
Eén
lesgever
meldde
dat
een
anderstalige cursist was afgehaakt, omdat hij vond dat andere cursisten hem belachelijk maakten. Omdat er zo kansen verloren gaan om Nederlands te oefenen en kennis op te doen door met andere starters over de zaak te praten, zal dit een belangrijk aandachtspunt in de schakelcursus zijn. Ook de lesgever kan gesprekken met andere cursisten bevorderen door regelmatig groeps- of paarwerk te integreren in zijn lessen.
3.4 Het cursusmateriaal veelsoortig
De meeste centra maken gebruik van de IEP-cursus. Overal wordt deze
cursusmateriaal
reeks handboeken aangevuld met ander materiaal: een werkboek voor het ondernemingsplan, extra opdrachten, losse kopieën met aanvullende informatie en cursusklappers die deels de IEP-cursus vervangen. De IEPcursus wordt in het ene centrum ook veel intensiever gebruikt dan in het andere. Soms volgt de lesgever de lijn van dit cursusmateriaal trouw, anderen verwijzen er alleen zo nu en dan naar. In het laatste geval zien de lesgevers de cursus vooral als een naslagwerk.
te moeilijk en
Dat er zoveel materiaal naast de IEP-cursus wordt gebruikt, is al een
uitgebreid
signaal dat dit leermiddel niet helemaal voldoet. Vrijwel alle lesgevers en tolken geven aan dat het materiaal te moeilijk en uitgebreid is. Anderstalige cursisten
zijn
dezelfde mening
toegedaan. Volgens de
evaluatie van de omkaderende cursussen beantwoordt de inhoud van de IEP-cursus aan hun verwachtingen, maar vinden ze de handboeken onordelijk, soms moeilijk te begrijpen en onduidelijk. Dat er niet één cursusboek wordt gebruikt, maar een veelheid aan materialen met een wisselende
stijl
en
opzet,
schept
ook
verwarring.
Verschillende
cursuscoördinatoren en lesgevers vinden dat het onderdeel boekhouden in de
cursus
te
uitgebreid
wordt
behandeld.
De deelnemers
aan
de
omkaderende cursussen zijn het daar niet mee eens. Zij willen juist meer aandacht voor boekhouden, omdat ze dan beter hun boekhouder kunnen volgen. Een kritische analyse van de IEP-cursus wijst uit dat dit cursusmateriaal op verschillende punten ook didactisch tekort schiet. Hieronder stippen we enkele punten aan (vergelijk ook Haijer en Meestringa 1995 en Teunissen 1998). lay-out niet
De
uniform
hoofdstukindeling per deel van de reeks: er worden enkele cijfers, een
lay-out
van
de
handboeken
is
niet
uniform.
Zo
verschilt
de
decimale codering of een combinatie van cijfers en letters gebruikt. De paginanummering is anders bij Ondernemersrecht & Commercieel Beleid dan bij Bedrijfsbeheer & Boekhouden. Kolommen wisselen met een paginavullende tekst. Subkoppen zijn soms wel, soms niet onderstreept,
soms genummerd. Opsommingen krijgen streepjes, puntjes of cijfers. Soms wordt naar een ander hoofdstuk verwezen met romeinse cijfers, terwijl de cursus arabische gebruikt. Oefeningen worden zowel ‘oefeningen’ als ‘opdrachten’ genoemd en ze hebben niet overal dezelfde layout. Verder zijn ze in de onderdelen ondernemersrecht en commercieel beleid moeilijk te onderscheiden van andere kadertjes met informatie of checklists. Voorbeelden krijgen soms een kop ‘Ter illustratie’, op andere plaatsen weer niet. Bladzijdenlange opsommingen nodigen weinig uit tot lezen. geen leesaanwijzingen
Terwijl de lay-out eerder zorgt voor een verwarrende overstructurering, zijn er weinig andere middelen gebruikt om de lezer houvast bij het lezen te bieden. De hoofdstukken hebben afwisselend een lange of korte inleiding, soms ontbreekt deze. Lang niet altijd geven de inleidingen een beeld van wat de lezer in het hoofdstuk te wachten staat. Samenvattingen van de leerstof ontbreken, behalve in het onderdeel Ondernemersrecht waar het kadertje ‘Mijn zaak’ de belangrijkste punten die van toepassing zijn op het eigen bedrijf vermeldt. Illustraties komen maar in een paar tekstgedeeltes voor. Ze zijn nogal verschillend van karakter en voegen meestal niet veel toe aan de tekst. Soms is het zelfs onduidelijk wat ze met de tekst te maken hebben.
geen leesaanwijzingen
Afbeeldingen van formulieren zijn niet systematisch van een bijschrift voorzien.
Sommige
schema’s
zijn
niet
verhelderend,
omdat
ze
te
ingewikkeld zijn en veel moeilijke termen bevatten. Een cursist die graag wil weten wat hij moet leren voor het examen, krijgt in de cursus geen aanwijzingen: er wordt geen onderscheid gemaakt tussen leer-, leesstof of naslaginformatie. Een betere opbouw van makkelijke naar moeilijke opdrachten tenslotte zou stimulerend voor het leerproces werken. abstracte en
Alhoewel de cursus veel concrete voorbeelden geeft, is de theorie gesteld
formele taal
in abstracte, formele of schoolse taal. We geven een paar voorbeelden: Winkelgedrag in functie van de aard van het artikel Bepaalde personen zijn volgens de wet onbekwaam om juridische handelingen te stellen. Grosso modo vinden we dan ook drie mogelijke oriëntaties om een prijs vast te stellen. De verlopen periode (maand of kwartaal) wordt afgesloten door een lijn onder de laatste inschrijving en het inschrijven van het uiteindelijke totaal van de periode.
23
wetenschappe-
Vaak worden begrippen uitgelegd door er een wetenschappelijke definitie
lijke definities
van te geven. Enkele voorbeelden: Marketing is het proces van het plannen tot het daadwerkelijke ‘aan de man brengen’ van ideeën, goederen en diensten, met het doel ruilovereenkomsten tot stand te brengen, die individuele en organisatorische objectieven bevredigen. Een
overschrijving
is
een
betalingsopdracht
waarbij
de
rekeninghouder aan zijn bank vraagt een bepaald bedrag van zijn zichtrekening te verminderen (te debiteren) ten voordele van een derde. schoolse
Vraagstellingen zijn meestal nogal schools van taal. Voorbeelden:
vraagstellingen
Geef een aanvaardbare bestemming voor … Welke afschrijvingskost komt in aanmerking voor … Kun je een andere beredenering geven voor … Geef een paar nadelige gevolgen van … Geef een paar mogelijke maatregelen die … verwarrende beeldspraak
Er wordt frequent gebruik gemaakt van beeldspraak. Net als humor is beeldspraak moeilijk te vatten voor anderstaligen. Zeker wanneer het beeld sterk cultureel bepaald is. Voorbeelden: met jou of je product scheep gaan je de kaas van het brood laten eten niet over een nacht ijs gaan een blauwdruk van jezelf maken als de kat van huis is, dansen de muizen
ontoegankelijk
Door een een onduidelijke lay-out, het ontbreken van houvast bij het bestuderen van de tekst en complexe taal is de cursus niet erg toegankelijk voor
anderstaligen.
Dat
er
binnenkort
een
nieuw
handboek
wordt
samengesteld, is een gouden kans om het cursusmateriaal ook geschikt te maken voor deze doelgroep. De redactie zou wel een duidelijke keuze moeten maken tussen een leerboek en een naslagwerk. De herziening van het
cursusmateriaal
kan
ook
benut
worden
om
de
indentificatiemogelijkheden
van
anderstaligen
(en
vrouwen
…)
te
vergroten. Het illustratiemateriaal zou niet meer enkel blanke mannen moeten tonen en ook voorbeelden (en voorbeeldfacturen) van allochtone bedrijven moeten opnemen.
3.5 Het examen schriftelijke
Bij de meeste centra wordt elk cursusonderdeel afgesloten met een
examens
examen. Daarin worden zowel vragen over de leerstof gesteld als
struikelblok
praktische opdrachten gegeven. Het is nu nog onduidelijk of de schriftelijke examens in de nieuwe opzet van de opleiding gehandhaafd blijven. Uit de evaluatie van de tolkencursussen kwam naar voren dat deze examens een belangrijk struikelblok zijn voor anderstalige cursisten. Ze ervaren de vraagstellingen als moeilijk en soms afwijkend van wat er in de cursus behandeld werd. Hun taalvaardigheid schiet vaak tekort. Ook al beheersen ze de taal al redelijk, schrijven is voor hen veel moeilijker dan lezen of spreken. Een onderzoek bij een ondernemersopleiding in Nederland (Offenberg e.a. 1989) stelde eveneens vast dat het schriftelijk examen de grootste drempel is voor het slagen van anderstalige cursisten in de ondernemersopleiding. Veel examens zijn weliswaar open-boekexamens, maar
door
de
ontoegankelijkheid
van
het
cursusmateriaal
kunnen
anderstalige cursisten hier niet van profiteren. eisen
Het ondernemingsplan (of de haalbaarheidsstudie) is nu nog niet bij alle
schrijfvaardigheid
centra, maar zal in het nieuwe curriculum dat vanaf het cursusjaar 2002-
verlagen
2003 ingevoerd wordt - onder de benaming haalbaarheidsstudie- het belangrijkste toetsinstrument worden. De samenstelling ervan is niet simpel voor anderstalige cursisten, maar omdat hulp van vrienden, familie of de boekhouder toegestaan is, zijn problemen met een gebrek aan vaardigheid in het schrijven goed op te lossen. Omdat schrijven voor ondernemers minder essentieel is dan de andere vaardigheden, hoeft de opleiding ook geen hoge eisen aan de schrijfvaardigheid van de cursisten te stellen. Een bespreking van het ondernemingsplan met de cursist kan duidelijk maken of hij zich de inzichten over zijn bedrijfsvoering eigen heeft gemaakt. Een aantal centra werkt met een schriftelijke evaluatie per onderdeel van het plan. Deze evaluatie is op sommige punten nogal abstract. Het is de vraag of een anderstalige cursist uit de voeten kan met opmerkingen
als
‘te
weinig
structuur’.
Voor
dit
probleem
trajectbegeleiding (zie 2.7) een uitkomst kunnen bieden.
zou
de
25
4.
ONDERWIJSVERNIEUWING ALS SAMENWERKING
Aandacht voor etnisch-culturele minderheden is een speerpunt in het strategisch plan van VIZO. Dat vloeit voort uit het akkoord Tewerkstelling Migranten dat de Vlaamse regering en de sociale partners in 1998 ondertekenden. Maar hoe kom je van een strategische doelstelling via een projectvoorstel terecht op de opleidingsvloer? Hoe zorg je dat een papieren plan werkelijkheid wordt? Eén docent stelde terecht dat er van mooie voornemens niets terechtkomt, als er geen inbreng is van onderaf. Hieronder volgt het voorstel voor een aanpak.
4.1 Inbedding van het project aandacht voor PR
Onbekendheid met het project mag geen belemmering zijn om aan het
en voorlichting
project mee te werken. Dat gevaar is groot wanneer de uitvoerder een externe organisatie is. Om het project buiten het bestuurlijke circuit bekend te maken, schreven de uitvoerders al een artikel voor het tijdschrift VIZIE.
Er
zijn
een
korte
en
een
langere
samenvatting
van
het
projectvoorstel gemaakt om aan betrokkenen en belangstellenden te verstrekken. Zowel op de website van VIZO als van het Steunpunt is informatie over het project te vinden. Voor wie meer wil weten is nu dit rapport
beschikbaar.
Voorlichting
en
public
relations
moeten
een
aandachtspunt blijven in het project. externe samenwerking
Rond etnisch ondernemerschap zijn tal van instellingen actief: UNIZO, de vzw Etnisch Ondernemen, gemeentelijke integratiediensten en sinds kort VIABO.
Contact
onderhouden
en
gegevens
uitwisselen
met
deze
organisaties is een tweede aandachtspunt. Voorkomen moet worden dat de verschillende
initiatieven
elkaar
concurrentie
aandoen
en
er
een
ondoorzichtig aanbod voor anderstaligen ontstaat. Anderzijds mogen goede initiatieven elkaar niet wegdrukken. Een regelmatige rapportage in de geëigende overlegorganen en een vertegenwoordiging van de belangrijkste organisaties in de Stuur- en Resonansgroep van het project moet dit voorkomen (zie ook 4.2). interne samenwerking
Ook de samenwerking met andere projecten binnen VIZO kan vruchtbaar zijn.
Zo
werkt
het
ESF-project
Innovatief
Ondernemen
aan
nieuw
cursusmateriaal voor de ondernemersopleiding. Een cd-rom en werkboek
zijn al gereed, de redactie van een nieuw handboek staat binnenkort op het programma. In het licht van wat hiervoor gezegd is over het belang van toegankelijk cursusmateriaal voor anderstalige cursisten, is samenwerking met dit project van groot belang. De aanmaak van twee soorten cursusmateriaal, één voor allochtonen en één voor autochtonen, zou immers onwerkbaar zijn. Allochtonen in een aparte groep plaatsen is ook geen oplossing. Het werken met een heterogene groep maakt juist de meerwaarde van de groep uit: dat bevordert de integratie en de voor het taalleerproces onmisbare interactie tussen autochtonen en allochtonen inbedding in de
Nog belangrijker is de inbedding van het project in de centra. De
centra
begeleiding van de uitvoerders van het project door een resonansgroep waarin zowel lesgevers als cursuscoördinatoren vertegenwoordigd zijn, moet ervoor zorgen dat er optimaal van de deskundigheid in de centra kan worden geprofiteerd. Dat zal voorkomen dat het project los van de lespraktijk komt te staan. Het pilootproject in drie VIZO-centra kan het project nog verder op punt stellen.
4.2 Beleidsmatige en inhoudelijke ondersteuning De opzet van het project en de wenselijkheid van in- en externe inbedding bepalen de taak- en samenstelling van de Stuur- en Resonansgroep die het project in goede banen moeten leiden.
Taak- en samenstelling Stuurgroep De Stuurgroep draagt zorg voor de beleidsmatige begeleiding van het project. Concreet betekent dit dat de Stuurgroep: het project beoordeelt op de toegevoegde waarde voor het etnisch ondernemerschap in Vlaanderen; het project beoordeelt op haalbaarheid in het licht van karakter en cultuur van de doelgroep; voorstellen voor de organisatie en uitvoering van het project beoordeelt op haalbaarheid en inpasbaarheid binnen de bedrijfsstructuur en -cultuur van VIZO; mee bijdraagt aan de acceptatie van het project door de achterban te raadplegen en te informeren;
27
adviseert over de voorlichting en public relations rond het project binnen en buiten VIZO; adviseert over initiatieven om te komen tot een disseminatie van het project buiten VIZO; het project op sleutelmomenten evalueert en voorstellen doet voor koerswijzigingen; voorstellen doet voor de follow up na afloop van het project en voor aanvullende initiatieven; voorstellen doet om een vangnet te creëren voor cursisten die bij de gekozen opzet buiten de boot dreigen te vallen. Samenstelling: pedagogische adviseurs, provinciaal adviseur en adjunct van de directeur VIZO Centraal, directeuren pilootcentra, coördinator allochtoon ondernemen UNIZO, coördinator en uitvoerders Steunpunt NT2 Duur lidmaatschap: in principe gedurende de loop van het project Vergaderfrequentie: vier- tot zesmaal per jaar Coördinatie: VIZO Centraal
Taak- en samenstelling Resonansgroep De Resonansgroep draagt zorg voor de inhoudelijke begeleiding van het project. Concreet betekent dit dat de Resonansgroep:
de bijdrage van het project aan het toegankelijk maken van de cursussen bedrijfsbeheer voor allochtone cursisten beoordeelt;
de haalbaarheid van het project beoordeelt in het licht van de lespraktijk binnen de VIZO-centra;
de conceptversie van de einddoelen van het schakeltraject beoordeelt;
de conceptversies van de schakelcursus en instroomtoets beoordeelt;
adviseert over het toegankelijk maken van het cursusmateriaal
adviseert over geschikte werkvormen in een heterogene groep;
meewerkt aan de tussentijdse en eindevaluatie van het pilootproject;
voorstellen doet voor de opzet van een sensibiliseringsprogramma voor lesgevers;
voorstellen doet voor een individuele aanpak van (taal)problemen, wanneer die zich alsnog mogen voordoen
Samenstelling: provinciaal adviseurs, cursuscoördinatoren en lesgevers pilootcentra, coördinator Etnisch Ondernemen Stebo, uitvoerders Steunpunt NT2 Duur lidmaatschap: in principe gedurende de loop van het project Vergaderfrequentie: vier- tot zesmaal per jaar Coördinatie: Wim Bruylant en Tineke Padmos (Steunpunt NT2)
4.3
Planning van het project
pilootproject als
De toets en het bewerkte cursusmateriaal zullen in het begin van het
testfase
cursusjaar 2002-2003 gereed zijn om in een pilootproject bij drie VIZOcentra uit te testen. In dat jaar zal tevens de schakelcursus worden ontwikkeld en uitgetest. De definitieve versie kan in het cursusjaar 20032004 worden aangeboden. Aanvankelijk zal dat zijn in de vorm van een voortraject (voorschakelend), maar het streven is naar een opzet waarbij de
schakelcursus
in
dezelfde
periode
als
de
opleiding
plaatsvindt
(nevenschakelend). Dit zou de opleidingsperiode van cursisten nog verder kunnen inkorten. Het vooronderzoek en de testfase zullen voldoende gegevens boven water halen om het project te complementeren met de opzet van een sensibiliseringsprogramma voor lesgevers en een individuele aanpak van taalproblemen, wanneer die zich alsnog mogen voordoen. De ontwikkeling van deze onderdelen van het project staat voor 2002-2003 op het programma.
29
LITERATUURLIJST Devlieger,
Mieke,
De
taalvaardigheidsproblematiek
van
anderstalige
cursisten in de VIZO-Ondernemersopleiding. Analyse Restauranthouder Acebe, onderzoek in het kader van het ESF-project T & Topics, Steunpunt NT2, Leuven 2000. Evaluerend onderzoek naar omkaderende cursussen Bedrijfsbeheer voor allochtone ondernemers, Rapport nv Adviesbureau Marketing en Onderzoek in opdracht van VIZO, Brussel 2001. Haijer, Maaike en Theun Meestringa, Schooltaal als struikelblok, Countinho, Bussum 1995. Lambrecht, H, H Verhoeven en A. Martens, Ondernemende allochtonen of allochtone ondernemers? Ondernemers! Een kwantitatief en kwalitatief onderzoek naar allochtone ondernemers in Vlaanderen, Rapport KU Leuven in kader VIONA Arbeidsmarkt programma, Leuven 2001. Offenberg, L.A., E.A Peperkamp en A.F. Westerhuis, Onderzoek naar de toegankelijkheid van ondernemersopleidingen voor etnische minderheden, z.p. 1989. Rath, J. (ed.), Immigrant Business: The Economic, Political and Social Environment, Macmillan Press, Houndsmill, Basingstoke, Hampshire, 2000. Teunissen, Frans, Lesgeven op papier. Effectieve leerteksten schrijven, Bohn Stafleu Van Loghum, Houtem/Diegem 1998 Visietekst en Einddoelen Basisniveau Nederlands Tweede Taal, Vlaamse Onderwijsraad
en
Dienst
voor
Onderwijsontwikkeling,
Brussel
1999.
Toelichting bij de einddoelen schakeltraject opleiding bedrijfsbeheer
•
Het overzicht is opgesteld op basis van observaties in de lessen bedrijfsbeheer en interviews met cursuscoördinatoren, lesgevers en cursisten.
•
Doel van het opleidingstraject is dat de cursist het Nederlands functioneel tijdens de cursus bedrijfsbeheer kan gebruiken.
•
Een voorwaarde is dat er ook van de kant van de opleiding inspanningen worden gedaan om de taalvaardigheidseisen te verlagen.
•
De einddoelen bieden een overzicht van de situaties waarin een cursist taal moet kunnen begrijpen en gebruiken.
•
De situaties zijn om praktische redenen opgedeeld in de vier vaardigheden luisteren, spreken, lezen en schrijven, ook al komen die in werkelijkheid niet altijd gescheiden voor.
•
Binnen de situaties worden vier verwerkingsniveaus onderscheiden met een oplopende moeilijkheidsgraad:
kopiërend:
overnemen van de informatie
beschrijvend:
begrijpen van de informatie
structurerend:
selecteren van de informatie, hoofd- en bijzaken onderscheiden en verbanden ontdekken
evaluerend:
beoordelen van de informatie en/of vergelijken met informatie uit andere bronnen
•
Elke situatie wordt verder verfijnd door een globale weergave van de tekstkenmerken: of de zinnen moeilijk of eenvoudig zijn, het schoolse, formele, vak- of alledaagse taal betreft, de tekst lang of kort is, bepaalt mede de moeilijkheidsgraad van een taaltaak.
•
Voor het beantwoorden van vragen, een veel voorkomende taak, wordt eveneens een hiërarchie van oplopende moeilijkheid gehanteerd: feit- en beschrijfvragen – ordenvragen – verbandvragen – oordeels- en conclusievragen.
•
Voor het productieve taalgebruik (spreken en schrijven) wordt de mate van correctheid vastgesteld en daarmee de minimale eis van taalvaardigheid waaraan de cursist in de gegeven situatie moet voldoen.
1.1.1.1
ESF Project Etnisch Ondernemen
Bedrijfsbeheer voor allochtonen in een gestructureerde omgeving
EINDDOELEN SCHAKELTRAJECT OPLEIDING BEDRIJFSBEHEER
LUISTEREN beschrijvend taak
voorbeeld
1. informatieve en praktische mededelingen van de lesgever begrijpen
•
2. vragen van de lesgever naar persoonlijke gegevens begrijpen
merken
uitleg over lesrooster en huisregels vb. de lesgever legt uit wanneer de lessen doorgaan
eenvoudige zinnen
•
voorstellen van de lesgever
concreet
•
uitleg over de cursusinhoud en het verloop van het examen
korte tekst
•
vragen naar persoonsgegevens van de cursist en zijn/haar vooropleiding vb.de lesgever vraagt de cursist zijn/haar naam
eenvoudige zinnen
•
vragen naar de bestaande/op te richten zaak van de cursist
alledaagse woorden
alledaagse woorden concreet korte tekst
3. vragen van de lesgever naar voorkennis begrijpen
4. mondelinge opdrachten van de lesgever begrijpen
5. mondelinge instructies van de lesgever begrijpen
•
vragen naar algemene kennis van het ondernemen vb. de lesgever vraagt de cursist of hij/zij weet wat je bij de Kamer van Koophandel kan doen
eenvoudige zinnen
•
vragen naar kennis regelgeving (ziektekosten, verzekering, kindergeld)
korte tekst
•
opdrachten om een vraagstelling over de leerstof uit te werken vb. de lesgever leest de opgave van een oefening voor
eenvoudige zinnen
alledaagse woorden concreet
schoolse taal concreet
•
opdrachten om berekeningen te maken op basis van concrete gegevens uit het cursusboek
•
aanwijzingen over het uitvoeren van een opdracht vb. neem de cursus en ga naar pagina 20
eenvoudige zinnen
Aanwijzingen over het lesverloop
concreet
•
korte tekst
schoolse taal
korte tekst 6. vragen en opmerkingen van de lesgever/medecursist in verband met de leerstof begrijpen
•
vragen naar inzicht in de leerstof
eenvoudige zinnen
•
vragen met betrekking tot verwerking van de leerstof
schoolse taal concreet korte tekst
.
1.1.1.1
ESF Project Etnisch Ondernemen
Bedrijfsbeheer voor allochtonen in een gestructureerde omgeving
structurerend 7. mondelinge uiteenzetting van de lesgever begrijpen
•
•
uitleg over de principes van boekhouden, bedrijfsbeheer, commercieel beleid en recht
moeilijke zinnen
praktijkvoorbeelden en anekdotes
abstract en concreet
schoolse taal met vaktermen
lange tekst 8. mondelinge bespreking van een oefening of werkstuk door de lesgever begrijpen
•
bespreking (van een onderdeel van) het ondernemingsplan vb. de lesgever geeft een oordeel over de gekozen ondernemingsvorm
•
bespreking van het examen
•
bespreking van een oefening
eenvoudige zinnen alledaagse woorden met vaktermen concreet korte tekst
SPREKEN beschrijvend 9. antwoorden op vragen van de lesgever naar persoonlijke gegevens begrijpen
•
persoonsgegevens verstrekken vb. de cursist zegt zijn naam
•
informatie over de eigen/op te richten zaak geven
feit- en beschrijfvragen eenvoudige zinnen alledaagse woorden concreet korte tekst vormcorrectheid niet noodzakelijk
10. vragen van de lesgever naar voorkennis beantwoorden
•
•
vragen over eigen kennis van regelgeving in België (vb.ziektekosten, verzekering, kindergeld enz.) beantwoorden
feit- en beschrijfvragen
vragen over eigen kennis van het ondernemen beantwoorden
alledaagse woorden
eenvoudige zinnen
concreet korte tekst vormcorrectheid niet noodzakelijk
1.1.1.1
ESF Project Etnisch Ondernemen
Bedrijfsbeheer voor allochtonen in een gestructureerde omgeving
11. vragen stellen aan de lesgever in verband met de organisatie van het lesverloop
•
vragen over de cursusorganisatie vb. de cursist vraagt of er ook op zaterdag lessen doorgaan
eenvoudige zinnen alledaagse woorden concreet korte tekst vormcorrectheid niet noodzakelijk
12. vragen stellen aan de lesgever/medecursist in verband met de leerstof
13. een informatief telefoongesprek voeren met onbekende volwassenen
•
vragen over een schriftelijke theoretische tekst vb. de cursist vraagt wat er gebeurt als de hypotheek gedurende twee maanden niet wordt betaald
eenvoudige zinnen
•
vragen over een mondelinge uitleg
korte tekst
•
vragen over de instructies voor een oefening
vormcorrectheid niet noodzakelijk
•
vragen over de uitvoering van een oefening
•
informatie opvragen bij overheidsdiensten vb. de cursist informeert bij de stadsdiensten naar het inwonersaantal
eenvoudige zinnen
•
afwezigheid tijdens de les melden
formeel taalgebruik
•
offerte aanvragen bij een leverancier
concreet
alledaagse woorden met vaktermen concreet
Vaste gesprek- en beleefdheidsformules
korte tekst vormcorrectheid niet noodzakelijk
structurerend 14. vragen van de lesgever over de gevolgde werkwijze bij een opdracht beantwoorden
•
•
verslag van informatieverzameling voor het ondernemingsplan vb. de cursist vertelt dat hij in een bestaande zaak prijzen is gaan opnemen verslag van gemaakte stappen in een berekening
ordenvragen eenvoudige zinnen alledaagse woorden met vaktermen concreet korte tekst vormcorrectheid niet noodzakelijk
15. problemen bij de uitvoering van een opdracht tegenover de lesgever formuleren
•
•
problemen bij de uitvoering van een oefening vb. de cursist vraagt of de electriciteitskost een vaste kost is problemen bij het opmaken van het ondernemingsplan
eenvoudige zinnen alledaagse woorden met vaktermen concreet korte tekst vormcorrectheid niet noodzakelijk
16. een informeel gesprek voeren
•
gesprek over de eigen/op te richten zaak
eenvoudige zinnen
•
gesprek over de lesstof
alledaagse woorden concreet korte tekst vormcorrectheid niet noodzakelijk
1.1.1.1
ESF Project Etnisch Ondernemen
Bedrijfsbeheer voor allochtonen in een gestructureerde omgeving
evaluerend 17. vragen van de leerkracht over de motivatie voor gemaakte keuzes en achtergronden van ideeën beantwoorden
•
keuzes en ideeën in het ondernemingsplan (o.a. over de juridische vorm van het bedrijf, productkeuze, vestigingsplaats, beoogde klanten enz.)
complex taalgebruik alledaagse woorden met vaktermen concreet korte tekst vormcorrectheid niet noodzakelijk
LEZEN beschrijvend 18. organisatorische en informatieve documenten over de cursus lezen
19. formulieren lezen
•
inschrijvingsformulier
eenvoudige en complexe zinnen
•
lesrooster
formeel taalgebruik
•
cursusbrochure
abstract en concreet
•
examenreglement
•
betalingsformulieren vb.overschrijvingen, facturen en/of offertes lezen
•
handelsformulieren (inschrijvingsformulier in het handelsregister, BTWaangifteformulier)
•
evaluatieformulier van de docent over het ondernemingsplan
korte en langere tekst eenvoudige en complexe zinnen formeel taalgebruik abstract korte tekst
structurerend 20. informatie opzoeken in het cursusboek
21. informatie opzoeken in externe bronnen
•
ten behoeve van feit- en beschrijfvragen tijdens het open-boekexamen vb. de cursist moet iets weten over arbeidsovereenkomsten en wil dat terugvinden in de cursus
complexe zinnen
•
ten behoeve van oefeningen (bijvoorbeeld de maatsstaf van heffing)
lange tekst
•
gegevens van het NIS ten behoeve van verwerking in het ondernemingsplan vb.demografische gegevens opzoeken
eenvoudige zinnen
•
22. schriftelijke theoretische uitleg in de cursus zelfstandig verwerken
catalogi met prijzen van handelsgoederen, machines en uitrustingen
schoolse en vaktaal abstract en concreet
met name schematische informatie met cijfergegevens gedeeltelijk via internet
•
informatie over concurrenten
korte tekst
•
leerstof voor het examen
complexe zinnen
•
toe te passen theorie op de eigen zaak in het ondernemingsplan
schoolse, formele en vaktaal abstract en concreet lange tekst
1.1.1.1
ESF Project Etnisch Ondernemen
Bedrijfsbeheer voor allochtonen in een gestructureerde omgeving
23. cijfergegevens in tabellen en diagrammen in het cursusboek interpreteren
•
tabellen met financiële gegevens vb. begrijpen van uitgaven en ontvangsten die vermeld worden in het bankboek
•
diagrammen met omzetgegevens
schematische informatie met cijfergegevens vaktaal abstract korte tekst
24. schema’s en tekeningen in de cursus begrijpen
•
schema’s die boekhoudkundige principes verduidelijken vb. schema dat de samenstelling en onderlinge verhouding van de bedrijfskosten, de brutowinst en de omzet weergeeft
•
procedures van aanvragen vergunningen
•
notities en schema’s van de lesgever overnemen
telegramstijl vaktaal abstract korte tekst
SCHRIJVEN kopiërend 25. informatie op het bord of transparanten overnemen
losse woorden, eenvoudige zinnen alledaagse en vaktaal korte tekst vormcorrectheid niet noodzakelijk
beschrijvend 26. formulieren invullen
27. eenvoudige handelsformulieren opstellen
•
inschrijvingsformulier vb. invullen van huidige statuut
•
betalingsformulieren (bestelbon, factuur, leveringsbon)
losse gegevens, eenvoudige zinnen alledaagse woorden korte tekst
•
handelsformulieren (inschrijving in handelsregister, BTW-aangifte)
•
briefpapier ontwerpen
losse woorden en eenvoudige zinnen
•
bestelbon opstellen
formele en vaktaal
•
factuur opstellen
voorbeelden als hulpmiddel
•
creditnota opstellen
•
uitleg bij de vakken bedrijfsbeheer, boekhouden, commercieel beleid en ondernemersrecht noteren
vormcorrectheid noodzakelijk
structurerend 28. notities nemen van mondelinge theoretische uitleg
eenvoudige zinnen schoolse en vaktaal abstract korte tekst vormcorrectheid niet noodzakelijk
1.1.1.1
ESF Project Etnisch Ondernemen
Bedrijfsbeheer voor allochtonen in een gestructureerde omgeving
29. schriftelijk beantwoorden van • vragen over de theoretische uitleg
•
vragen in het werkboek voor het ondernemingsplan vb. een antwoord geven op de vraag hoe men zich moet registreren als een ondernemer
feit- en beschrijf-, orden- en verbandvragen
examenvragen
abstract
eenvoudige zinnen dagelijkse en vaktaal
korte tekst vormcorrectheid niet noodzakelijk 30. een handelsdocument opstellen
•
•
invullen van een handelsdocument vb. een bestelbon, factuur of leveringsbon invullen algemene verkoopsvoorwaarden
complexe zinnen formele taal voorbeelden als hulpmiddel vormcorrectheid noodzakelijk
evaluerend 31. schriftelijk vragen beantwoorden waarvoor eigen kennis en gegevens uit verschillende bronnen worden gecombineerd
•
vragen in het werkboek voor het ondernemingsplan vb.vragen over eigen kwaliteiten en ervaring, analyse doelgroep, marktonderzoek, aan- en verkooppolitiek, omzetprognose
verband- ,oordeel- en conclusievragen eenvoudige en langere, samengestelde zinnen alledaagse woorden met vaktermen korte en langere tekst min of meer correct Nederlands