Kleine zelfhelpgids voor de hoogleraar aan deze universiteit
Openbare les ter gelegenheid van het afscheid als gewoon hoogleraar sociale wetenschappen in het bijzonder arbeid en organisatie aan de Open universiteit gegeven op 11 juni 2010
door
J. von Grumbkow
Kleine zelfhelpgids voor de hoogleraar aan deze universiteit
1
Colofon ISBN 978 90 358 1676 3 © Copyright J. von Grumbkow, 2010 Omslagontwerp en lay-out Sandra Daems en Annette Bouwels, creatief en eigenzinnig Redactie Jan Hendriks, streng maar dienstbaar Drukwerk Océ Business Services Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier zonder voorafgaande toestemming van de copyrighthouder.
2
Afscheidsrede J. von Grumbkow
Kleine zelfhelpgids voor de hoogleraar aan deze universiteit* J. von Grumbkow
Dames en heren, In deze openbare les behandel ik enkele oude vragen. Ik kwam ze tegen toen ik nog student was in Leiden en in Groningen. De vragen zijn oud én actueel. Toen ik studeerde in Leiden, deed ik met twee andere studenten het eerste experiment uit mijn academische leven. Het werd begeleid door Charles Vlek die later hoogleraar in Groningen werd. We maakten een apparaat en deden een proef over ‘subliminale waarneming’. Dat is waarneming die valt onder de waarnemingsdrempel van het bewustzijn. Toon je iemand een paar milliseconden bepaalde woorden, dan is deze zich niet bewust van die woorden; ze beïnvloeden mogelijk wel het gedrag. Al Gore, de tegenkandidaat van oud-president Bush, werd in tv-spotjes getoond met korte flitsen van het woord ‘rat’. De verwachting was dat de kiezers Al Gore zouden verbinden met ratten. Later is Bush hierover geïnterviewd. Hij was waarschijnlijk onschuldig, want hij wist niet wat subliminaal was en kon het woord ‘subliminal’ zelfs niet uitspreken.1 Uit ons experiment kwam niets. Dat was de start van een loopbaan met veel onderzoek waar eveneens niets uitkwam. Als dat gebeurt, is het onpubliceerbaar. Zonder publicaties valt er weinig te vieren. Op het mededelingenbord bij ons op de faculteit, hangen trots de eerste pagina’s van de nieuwe artikelen. Als dat gebeurt, dan is het onderzoek pas geslaagd en wordt er een vlaai aangesneden.
*
Openbare les uitgesproken op 11 juni 2010 (met uitzondering van de vragen 8 en 9). De zelfhelpstellingen staan in de noten en margeteksten. Over verschillende vragen heb ik van gedachten kunnen wisselen met collega’s. Deze heb ik op een eerder moment bedankt en zij blijven verder ongenoemd. De gedrukte versie is inhoudelijk afgesloten op 18 mei 2010. Als instellingsnaam is de oude spelling genomen (‘Open universiteit’ met als afkorting ‘Ou’) want de spelling verandert om de paar jaar.
Kleine zelfhelpgids voor de hoogleraar aan deze universiteit
Tentamen bij de professor In de jaren zestig hadden de hoogleraren een ongebreidelde macht. Een hoogleraar die zijn bril thuis had laten liggen, stuurde rustig een wetenschappelijk medewerker op de fiets de stromende regen in, om deze aan de andere kant van de stad te gaan halen. Van een andere hoogleraar was bekend dat hij de hbs eigenlijk geen geschikte basis vond voor de studie psychologie. Bij de tentamens vroeg hij eerst naar de vooropleiding om vervolgens de gymnasiasten gemakkelijker te laten passeren dan de hbs’ers (Leidraad, april 2003). Als oud-hbs’er deed ik thuis bij de professor tentamen. Op tijd en met een knellende stropdas stond ik voor de deur. Ik stelde mij voor aan ‘Mevrouw de professor’ die in de stille huiskamer een kopje thee bracht op een bibberig dienblad met zilveren kannetjes en tangetjes. Zij bleek de dienstmeid te zijn. De professor keek mij vanuit zijn leunstoel peinzend aan en formuleerde een vraag over het ‘zijnde’. Het ‘zijnde’ ? Meekijken naar jezelf In mijn herinnering zat prof. Van de Geer (1926-2008) in Stanford een boek over multivariate analyse te schrijven. Zijn op de band opgenomen colleges Statistiek werden in Leiden afgespeeld op een grote zwart-wit-tv met 25 studenten ervoor. Tussen de diagonale strepen zag je Van de Geers hand met een krijtje formules wegstrepen en hoorde je hem mompelen. Soms spoelde een assistent de band door. Later in het collegejaar ben ik nog eens gaan kijken. Van de Geer was terug. Dezelfde band werd nog steeds afgespeeld. Van de Geer stond in de hoek van de ruimte geïnteresseerd mee te kijken. ’s Morgens jagen, ’s middags vissen Op de Ou zijn wat (kleine) cursussen gratis, als late erfenis van Ou-voorzitter Wöltgens die bij zijn afscheid (2005) een betoog hield om een oud socialistisch ideaal waar te maken: vrij en kosteloos onderwijs voor allen. 3
’s Morgens jagen, ’s middags vissen en ’s avonds, na de tv en de borrel, voor iedereen een gratis cursus. Minister Van der Hoeven zei bij Wöltgens’ afscheid: ‘Met deze Persoonlijke Standaard Uitrusting (PSU), bestaande uit een fles heerlijke wijn, je favoriete sigaar én een praktisch heupflesje, kun je de toekomst vrolijk tegemoet zien.’ (In 2001 bood Henk van der Molen tijdens zijn Ou-afscheidscollege hem ook al een doos dikke sigaren aan.) De dageraad van het klassenloze paradijs met levenslang gratis leren, met veel PSU en sigaren, zou in de ontvolkte Oostelijke Mijnstreek gloren. In ‘Die deutsche Ideologie’ schreef Marx blijmoedig dat hij ’s morgens zou kunnen jagen, ’s middags vissen, en ’s avonds veeboer kon zijn. Hij zou na het eten kritieken schrijven, zonder ooit jager, visser of veeboer te worden. Dus alleen kritieken schrijven als vrijgestelde, zonder beroep. Op wie of wat zouden Marx en Wöltgens (de intellectueel van zijn partij) in het paradijs nog kritiek moeten leveren? Het antwoord kwam tijdens Mao’s culturele revolutie. Kritiek kwam op intellectuelen die een leven lang wilden leren. In plaats daarvan mochten ze de Oostelijke Chinese Mijnstreek herbevolken. Dan maar liever een vrijgestelde met een PSU. Gratis levert geld op Met € 650.000 subsidie en enig zweet van docenten en stafleden, waarvan tijd en kosten sinds jaar en dag niet geregistreerd worden, zijn zo’n 24 leuke gratis cursussen van circa 25 uur door de Ou op het web gezet. Veel mensen waren nieuwsgierig naar die 24 gratis cursussen: 750.000. De helft keek ten minste twee minuten. Die mensen worden ‘gebruikers’ genoemd. Van die gebruikers hebben 32 mensen een toets afgelegd: 32 van de 375.000. Onderwijskundig geen doorslaand succes. Een uit de hand gelopen promotiecampagne voor enthousiaste bestuurders? Nee hoor, het is een interessant experiment om voor zes tot acht ton 24 minicursussen aan een bestand van 13.000 cursussen (die reeds op het web zijn) toe te voegen en om vervolgens 32 serieuze tentamendeelnemers over te houden. Gratis cursus4
Vraag 1 Waarom moeten onderwijs en onderzoek verbonden zijn? Achteraf gezien hadden we van ons eerste experiment een rommeltje gemaakt. In het onderwijs zie je hoe moeilijk het is om studenten goed onderzoek aan te leren. Het verschil tussen wetenschap en pseudowetenschap zit in het formuleren en operationaliseren van toetsbare hypothesen. Grafologie, gelaatskunde, handoplegging, telepathie, gebedsgenezing, het is allemaal ontoetsbaar. Pseudowetenschappelijke opvattingen blijven natuurlijk altijd bestaan, maar een student hoeft voor mij geen activistisch scepticus te worden die allerlei pseudowetenschappelijke onzin gaat bestrijden. Het is voldoende als een student een sceptische houding heeft en kan zien of een hypothese of idee onderzoekbaar is. De grens tussen wetenschap en pseudowetenschap zit in een sceptische houding en in het goed kunnen formuleren van onderzoeksvragen. Dat is een reden waarom onderzoek en onderwijs verbonden moeten zijn. Onderwijs geven is kritische, onderzoekbare vragen stellen en deze proberen te beantwoorden door onderzoek te doen. Onderwijs is gezamenlijk onderzoek doen. Onderzoek doen is gezamenlijk leren. Echte kennisoverdracht vindt plaats als je samen met studenten alle fasen van het onderzoek doet en wel in het vakgebied waarin ze afstuderen, zoals ik indertijd in Leiden mocht ervaren met dat mislukte experiment over subliminale waarneming. Onderzoek moet je zo vroeg mogelijk in de studie doen, dus in de bachelorfase, zoals de commissie Veerman twee maanden geleden nog betoogde. Studenten rechten moeten juridisch onderzoek doen. Studenten cultuurwetenschappen moeten cultuurwetenschappelijk onderzoek doen. Dus, geen praktijkgedreven onderzoek, geen breed universitair onderzoeksthema, maar aansluiten bij de ‘state of the art’ van de eigen discipline. Dit is het antwoord op de vraag waarom onderwijs en onderzoek verbonden moeten zijn. Het is een vraag die sommige studenten stellen. Het is een antwoord dat sommige bestuurders niet zint. Maar de vraag is oud én actueel.2 Vraag 2 Waarom moet er in een opleiding een methodenpluralisme zijn? Het belangrijkste dat de wetenschap ons leert is de wetenschappelijke methode. ‘De’ wetenschappelijke methode betekent niet dat er maar één methode zou zijn. Elk onderzoeksgebied kent een me-
Afscheidsrede J. von Grumbkow
thodenpluralisme: beschrijvend onderzoek, naast correlationeel en experimenteel onderzoek. Studenten vragen altijd: welke methode moet ik gebruiken? De keuze voor de methode wordt bepaald door het onderzoeksprobleem en is tot op zekere hoogte pragmatisch. Ik kwam het methodenpluralisme voor het eerst tegen tijdens mijn opleiding in Leiden. Ik deed experimenten, maar kreeg ook les van de professor Chorus. Professor Chorus (1909-1998) hield niet van experimenteel onderzoek. Hij noemde het ‘rattenpsychologie’. De mathematische psychologie was voor hem ‘getallenmagie’. Chorus legde nadruk op het gezonde verstand. Je moest je gezonde verstand gebruiken. Hij gaf werkgroepen over bekende schrijvers. Chorus meende dat je veel kon leren uit romans. Dat is waar, maar kennis van de literatuur maakt iemand nog niet tot een psycholoog. Ik was niet naar Leiden gekomen om literatuur te studeren. Dat zei mijn gezonde verstand.3 Zoals de meeste hoogleraren toen, werkte hij meestal thuis. Zijn huis stond op het terrein van de Jelgersmakliniek. Het hoofd van die kliniek was professor Bastiaans.4 Bastiaans (1917-1997) was een psychiater met landelijke bekendheid door zijn lsd-behandeling van overlevenden van concentratiekampen. Bastiaans probeerde zijn collega Chorus tevergeefs van het terrein en uit dat mooie huis te krijgen. Chorus noemde zijn hond vervolgens Bas. Bij het uitlaten in de tuin van de kliniek, in de buurt van de werkkamer van Bastiaans, riep hij zijn hond Bas regelmatig tot de orde: Koest Bas! Hier Bas! Toen leek het mij erg leuk om in de wetenschap te blijven. Ik ben daarin niet teleurgesteld. Ik moet bekennen dat ik met veel plezier mijn steentje heb bijgedragen aan al de academische plagerijen. Het methodenpluralisme in Leiden was het toevallige gevolg van elkaar venijnig dwarszitten. De vraag was daar: wie heeft de kennis in pacht? Die vraag hoort thuis in de kennisleer. Die vraag kun je niet vanuit de psychologische methoden zelf beantwoorden. De verschillen in Leiden gingen dus dieper. Aan de ene kant belandde ik in de fenomenologie of moest ik mijn gezond verstand gebruiken. Aan de andere kant werd ik getraind in de empirisch-analytische benadering, de methode uit de logisch-positivistische filosofie. Volgens die filosofie zijn er veel wetenschappen, maar is er slechts één methodologie. Die kreeg ik aangereikt met het boek Methodologie van Adriaan de Groot (1914-2006). De methode had één doel: het verklaren, het voorspellen en het beheersen van de werkelijkheid. De Groot schreef: Als ik iets weet, kan ik iets voorspellen. Weet ik niets, dan kan ik niets voorspellen.
Kleine zelfhelpgids voor de hoogleraar aan deze universiteit
sen in die vorm zullen verdwijnen, want financieel krankjorem. Gratis wordt onderdeel van een ‘verdienmodel’ door rond die gratis cursussen betaalde diensten te zetten. Diensten hebben de toekomst. Cursussen zijn minder onderscheidend geworden. Je onderscheidt je door dienstverlening, door hoe je de student benadert en zo bijdraagt aan zijn of haar ontwikkeling. Zelfhelp: Investeer in excellente (digitale) begeleiding. Bron: R. Schuwer: Zicht op opener: resultaten en effecten van een experiment met open educational resources. Heerlen: OU (2008). Een klein slokje bier Gratis Ou-cursussen dienen om mensen te ‘verleiden’ om betaald te gaan studeren. Geef ze een gratis biertje en ze zetten het op een drinken. Psychologie heeft maar liefst drie gratis cursussen. Vraag je de studenten of ze er iets voor willen betalen, dan zegt een meerderheid: ‘Ja, dág!’ Dat hadden psychologen kunnen weten. Pas als je mensen laat betalen, denken ze na over hun beslissing ‘om ook eens een academisch studietje te proberen’. Na het jagen en het vissen, gaan ze niet een cursus uitproberen als de prijs ten koste gaat van hun PSU (Persoonlijke Standaard Uitrusting om het zingen van schlagers en bierliederen te bevorderen). Individuele keuzen kun je beïnvloeden door kosten in rekening te brengen. Het ‘verdienmodel’ is inmiddels: een klein slokje bier en dan het volle pond betalen, incl. alle kosten van dat slokje, plus alle kosten van al de gratis biertjes die anderen hebben gedronken zonder iets te hebben betaald. Bron: Uit onderzoek van de faculteit Psychologie: 16% van de 1058 bezoekers van gratis cursussen wil iets betalen voor tentamen doen. Begeleiding willen ze liever niet betalen. Bij jongeren onder de 35 jaar is de bereidheid om te betalen het geringst. Dozenschuivers en dienstenschuivers Aan producten (ontwikkeling en productie cursusmateriaal) valt minder te verdienen dan aan de dienstverlening (begeleiding) rond die producten. 5
IBM haalt nu meer dan de helft van haar omzet uit aanvullende diensten. Océ verdient meer aan het onderhoud van printers dan aan de verkoop ervan. Maar let op: volgens Ericsson kun je alleen diensten leveren als je de producten goed begrijpt. Oufaculteiten zijn in een aantal jaren getransformeerd van cursusmakers (productiegericht) naar hoogwaardige begeleidingsgerichte ‘leernetwerken’ (communities of practice). Cursussen (of delen ervan) zijn extern in te kopen. Als je de begeleidingsexpertise voor die leernetwerken ook door uitbesteding gaat inkopen, dan hoef je alleen maar een bestuur over te houden dat met dozen (cursussen) en diensten (begeleiding) schuift. Lekker goedkoop, zolang bestuurlijk werk maar niet te veel ‘schuift’. Een vergeten vraag Bij het derde Ou-lustrum (1999) vroeg Ou-hoogleraar Henk de Wolf zich af wat goedkoper, efficiënter en effectiever is: de Ou in de lucht houden of alle Ou-middelen als vouchers aan iedereen beschikbaar stellen. Een ieder kan dan zelf een cursus kopen via het portaal van een netwerkuniversiteit. Dit is Leven lang leren in optima forma: een Ou zonder wetenschappelijk personeel. In 2002 startte in Zweden de Netwerkuniversiteit met een budget van 470 miljoen kronen (circa 50 miljoen euro) en met circa 35 universiteiten. In 2007 zijn er 3000 cursussen en ongeveer 80 programma’s. De overheid betaalt de universiteiten voor elke succesvolle cursusafronding. Het geld gaat direct naar de deelnemende universiteit. Het netwerk kent geen academische staf en geen onderwijskundigen. Het is een portaal. Het incentivesysteem prikkelt de universiteiten om hun cursussen via de netwerkuniversiteit online te zetten. Langs die weg certificeert de universiteit en ontvangt direct het geld. Het is dus mogelijk om een netwerkuniversiteit samen met een Netwerk Open Hogeschool (NOH) op te zetten, zonder eigen opleidingen en zonder academici en met een beperkt aantal onderwijskundigen. De NOH
6
De positivistische werkwijze en de empirische cyclus die ik toen en door de experimenten van Charles Vlek leerde, werd de succesvolle praktijk met veel vlaaien. Mijn collega’s en ik zijn in de positivistische werkwijze getraind, maar een dieper begrip van de betrekkelijkheid van de methoden, krijg je door confrontatie met een pluralisme aan methoden. Vraag 3 Wat bevordert in de wetenschap de creativiteit? In Leiden was een andere hoogleraar, prof. J. H. van den Berg, die precies vandaag 96 is geworden. Van den Berg was hoogleraar Fenomenologische methode en deskundige in een zelfbedachte wetenschap, genaamd de ‘Metabletica’. Van den Berg was een steile calvinist. Professor Chorus was rooms. Zij hadden zich verschanst in hun eigen instituten. In die tijd fietste je op en neer van de Hooigracht naar het Rapenburg en de Rijnsburgerweg, naar al die instituten die opgetrokken waren rond hun leerstoelen. Later werd John van de Geer (1926-2008) benoemd en toen begon de experimentele revolutie pas echt. Ze zaten elkaar daar goed dwars. Dat dwarszitten heeft ook iets moois. Het bijzondere van een universiteit is dat er open competitie en enige anarchie heerst. Je proeft als student meteen de academische vrijheid. Die combinatie van anarchie, competitie en vrijheid bevordert de creativiteit. Sommige studenten vinden het maar een rommeltje, terwijl het juist de bedoeling is dat de studenten er een schepje bovenop leggen. Bestuurders en magistraten vinden het natuurlijk niks. Het vertraagt de studie. Voor je het weet, gaat iedereen levenslang studeren en bederf je de jeugd. Lang geleden hebben de magistraten een docent, omdat hij de jeugd bedierf, te pakken genomen. Die docent was Socrates. Socrates bedierf de jeugd. Op dat punt is er dus weinig nieuws onder de zon. Mijn vraag is dus oud én actueel. Ik hoop dat mijn antwoord een troost is voor de nieuwe hoogleraren en de docenten. Dames en heren, bederf de student door competitie, creativiteit en vrijheid! Voor de metableticus professor Van den Berg was ‘een metabletisch moment’ een intrigerende gebeurtenis, die je pas begrijpt als je deze gebeurtenis in een verband brengt met andere, gelijktijdig voorkomende, synchrone gebeurtenissen. Zijn wetenschap was gebaseerd op synchroniciteit, een begrip dat ook de Zwitserse psychiater Jung gebruikte. Astrologie kun je met het principe van synchroniciteit ver-
Afscheidsrede J. von Grumbkow
klaren. Uit de stand van de planeten is, volgens Jung, af te lezen wat op aarde gebeurt.5 Professor Van den Berg leerde ons dat de werkelijkheid ontstaat uit onze steeds veranderende waarneming. ‘Zijn is waargenomen worden.’ De evolutietheorie noemde Van den Berg een soort geloof. Hij zou nu onder de vlag van het creationisme geschaard worden. Hij zei: ‘Er zit een Geest achter, die al die veranderingen verwekt.’6 De natuur zou bestaan uit vingerwijzingen van het Opperwezen. Die aanwijzingen moet de mens zien te interpreteren en daarvoor doen we dus aan wetenschap. Tegelijk leerde ik in Leiden dat de psychologie als wetenschap pas mogelijk is, als we ervan uitgaan dat mensen onderworpen zijn aan aardse (en dus niet aan buitenaardse) wetten. Ik werd dus ingevoerd in de pseudowetenschappen, maar onder de leesstof vielen ook De Groot en de filosoof Karl Popper (1902-1994). Ik vond het toen prachtig en nog steeds kan het me niet gek genoeg zijn. Vraag 4 Is er niets nieuws onder het zonnetje van de academische verhoudingen? Bij Van den Berg deed ik tentamen. Hoogleraren gaf je pas een hand als zij zelf het initiatief namen. Ik herinner mij dat hij mij een stoel wees. Zwijgend schoof hij mij over zijn bureau een oud kaartenbakje toe, waaruit ik drie kaarten moest trekken. Ik had gehoord dat dat een onderdeel was van het ritueel. Ik was verrast dat het klopte. De werkelijkheid bleek dus meer wetmatig dan zijn metabletica ons leerde. Van den Berg had nog steeds niks gezegd. Dus ik stak van wal. Ondertussen zocht ik zenuwachtig naar de synchroniciteit tussen die drie kaartjes. Ik kan mij niet herinneren dat hij iets heeft gezegd. Toen ik sprak, keek hij steeds op zijn horloge. Een paar dagen later kreeg ik mijn tentamenbriefje. Elk cijfer tussen 0 en 10 zou mogelijk zijn. Het was een zesje. De sterren en de hemellichamen waren mij op de tentamendag gunstig gezind geweest. Ik was weggekomen met dat zesje, omdat een medestudent mij had gezegd dat ik de bekende fenomenologische trefwoorden door mijn antwoorden moest rijgen. Daar was ik blijkbaar een beetje in geslaagd, hoewel ik er weinig van begreep.7 Nu is de docent die een tentamen afneemt een pc, even zwijgzaam als mijn hoogleraar van toen. De vragen verschijnen volgens toeval
Kleine zelfhelpgids voor de hoogleraar aan deze universiteit
geeft een belangwekkend antwoord op de inmiddels vergeten vraag van Henk de Wolf van tien jaar geleden. De NOH zou net als het Zweedse model de Ou tot een echt goedkope voorziening voor Leven lang leren kunnen maken door met dozen (cursussen) en service (begeleiding) te schuiven. In Zweden bestaat een vrij aardig geslaagd praktijkvoorbeeld dat, qua programma’s en cursussen, inmiddels een factor tien groter is dan de Ou. Vooralsnog zijn de weerstand tegen onderwijsexperimenten en het belang van de werkgelegenheid in de Oostelijke Mijnstreek sterker. Bronnen: H. de Wolf: Beeld van een instelling in de voorhoede van de onderwijsvernieuwing (Heerlen: Ou, 1999). Christie, M.F., & Jurado, R.G.: UKeU and Sweden’s net university. Intern. Conf. Engineering Education & Research 2-7-2007, Melbourne, Australia. Gedownload januari 2008. De pols van de decaan De Ou-ondernemingsraad, met een meerderheid van niet-wetenschappers, bewaakt de kwaliteit van de scripties. Een citaat uit de OR-notulen: ‘Uit een brief van de medewerkers blijkt dat alleen nog maar gepromoveerden of medewerkers die promoveren scripties mogen begeleiden. Hieruit blijkt dat dhr von Grumbkow vooruit loopt op de kwalitatieve reorganisatie van het wetenschappelijk personeel. De OR zal een vinger aan de pols houden!’ Ach... wat is plagiaat? René Diekstra beklaagt zich in het Leidse universiteitsblad Mare (2003) over het Ou-benoemingsbeleid: ‘Zo werd ik door de benoemingscommissie voorgedragen voor een leerstoel psychologie aan de Open Universiteit. De academische cultuur leek me daar wat minder verstard. Maar de hoogleraar (...) heeft hemel en aarde bewogen om de commissie terug te fluiten. Blijkbaar ziet een groep psychologen mij als bedreiging.’ Op de valreep werd Diekstra’s benoeming als decaan onder druk van de faculteit tegengehouden. (Ik hoor in de commissie nog: ‘Ach, wat is plagiaat?’)
7
Gerda Smets werd als hoogleraardirecteur op de valreep wél benoemd (1996). Haar reputatie als letterdievegge was haar vooruit gesneld, maar de benoemingscommissie zette door. Frank van Kolfschoten had vier jaar eerder vragen gesteld. Smets weigerde te antwoorden. Zij overwoog een proces wegens laster als hij over de kwestie zou publiceren. Hij publiceerde maar er gebeurde niets. Smets kwam. Was het toeval dat de altijd vrolijke Kasper Boon en de gewetensvolle Fred Mulder het even later voor gezien hielden? Bronnen: Diekstra: Doorgaan met de middelvinger omhoog (Mare 8-52003). Frank van Kolfschoten: Valse vooruitgang (Amsterdam, 1992). Etalageprofessor als pr-stunt In ijltempo benoemt de Ou mensen uit bedrijfsleven en advieswereld tot hoogleraar (etalageprofessor). Een aantal heeft nimmer een artikel in een peer reviewed tijdschrift geschreven. Dat hoeft ook niet want ze werken vrijwel voor niets (flexprofessor). Een enkeling zou beloond worden naar het aantal promoties dat hij aflevert. De titel van hoogleraar is goed voor de eigen business. Dus kun je gratis werken. Decaan Willems Koops: ‘Het titelfetisjisme vind ik stuitend.’ Vincent Icke over de verdiensten van prof. Wubbo Okkels: ‘Die heeft zich als een zak zout rond de aarde laten slepen. Leuk voor Ockels, maar om de man nou hoogleraar ruimtevaart te maken in Delft? Het betreft hier een pr-stunt.’ Als je een gewone leerstoel niet wil betalen en de etalage moet stofferen, dan moet je niet zeuren over verlaging van benoemingscriteria. Bron: E. Brandt: Groene Amsterdammer, 28-02-1996.
op het scherm, zoals toen uit dat kaartenbakje. De student antwoordt door toetsen in te drukken. Is het afgelopen, dan trekt de student de deur achter zich dicht. De student snapt, net zo min als ik toentertijd, waar dat cijfer vandaan komt. Is er dan niets nieuws onder de zon? Ja, nu geef je elkaar gewoon een hand. Of de student roept ‘hoi!’ In die veertig jaar is het allemaal informeler geworden, meer zakelijk, maar even chaotisch. Voor dat laatste hoef je geen moeite te doen. Dus het antwoord op de vraag of er nieuws onder de zon is, luidt: ja en nee. Vraag 5 Waarom moet wetenschapsfilosofie onderdeel zijn van de psychologie (en van andere academische opleidingen)? De discussie van toen over de natuurwetenschappelijke en de interpretatieve, hermeneutische benadering, speelt tot de dag van vandaag. Het verzet tegen het positivisme en tegen het monopolie van de causale verklaring kwam ik later weer tegen in het sociaal constructionisme van professor Gergen in Tilburg. De werkelijkheid zou een linguïstisch idealisme zijn. Wat dat is, vertolkte oud-president Richard Nixon heel duidelijk. Nixon zei: ‘Alleen waarover gesproken wordt, bestaat. Niets heeft werkelijkheid, totdat erover gesproken wordt.’ Iets bestaat dus als de media er lucht van krijgen.8 Deze universiteit had vorig jaar, en ook zes jaar geleden, een aantal erepromoties. Daarover stond vrijwel niets in de pers. Daaruit kun je concluderen dat deze universiteit niet bestaat. Ik begin langzaam te vermoeden dat die Richard Nixon nog zo gek niet was. Een bericht moet een pakkende boodschap zijn, liefst korter dan één minuut. Zoals de soundbite een ‘Leven lang leuteren’. Daarmee kwam deze universiteit wél in de pers. Ik denk, omdat van deze leus ook minder diplomatieke varianten bestaan. Op die leus, ‘een Leven lang leuteren’, kom ik terug.
Organisatiemodel: leerkrukjes en nepotisme Bijzondere hoogleraren hebben doorgaans een kleine aanstelling (‘leerkrukjes’). Hun invloed is nihil, want bij leerkrukjes past een organisatiemodel met personeel dat weinig kost, dat nauwelijks aanwezig is en dat alles best vindt. Dat soort personeel maakt ambtelijke sturing makkelijk.
Volgens het sociaal constructionisme is de werkelijkheid een sociale constructie. Door informatie in de pers over bijvoorbeeld psychische stoornissen gaan mensen zich omschrijven in termen van deze stoornissen. Vervolgens komen er meer beroepen in de geestelijke gezondheidzorg en wordt de maatschappij zieker. Volgens professor Gergen moet je een theorie beoordelen op wat zij veroorzaakt en niet op de juistheid van de theorie. Zijn denkwijze relativeert de resultaten van empirisch-analytisch onderzoek en relativeert de algemeenheid van wetenschappelijke
8
Afscheidsrede J. von Grumbkow
uitspraken. Dergelijke controverses, die tot de dag van vandaag duren, maken dat wetenschapsfilosofie onderdeel moet blijven van de psychologie. Dat is hier op deze universiteit gelukkig het geval. Naar mijn mening moet wetenschapsfilosofie ook deel uitmaken van andere academische opleidingen. Ambiguïteit, paradoxen, tegenspraak en methodenpluralisme zijn vruchtbaarder dan conformisme. Daarmee heb ik mijn reactie op de vraag naar de plaats van de wetenschapsfilosofie in het programma gegeven. Vraag 6 Hoe universitaire stromingen herkennen? Na Leiden volgde Groningen. In Groningen deed ik experimenten naar de gevolgen van onrechtvaardigheid op de arbeidsprestatie. De experimenten waren een idee van mijn hoogleraar Henk Wilke.9 Het was het begin van de jaren zeventig. Het instituut aan de Kraneweg was bevolkt met een militante groep studenten die vond dat dergelijk onderzoek ten nadele zou zijn van de werkende klasse en deze klasse zou misleiden. Met activisten als Ton Regtien, voerden deze studenten acties in de strokartonindustrie in Oost-Groningen en studeerden daarmee af. Mijn experiment werd in een plenaire vergadering doorgelicht met behulp van het historisch materialisme van Karl Marx. Dat was daar de gewoonte, maar ik maakte mij doorgaans niet veel zorgen want meestal eindigden de vergaderingen met een solidariteitsverklaring aan de arbeiders in een ver land. Maar dit keer liep het mis. Ik was van de regen in de drup gekomen. Van de fenomenologie in het marxisme. Van het illusionisme in het reëel bestaande socialisme. Mijn experiment moest ik zo’n beetje in het geheim gaan uitvoeren. Die periode liep snel af omdat de werkgelegenheid inzakte en het zogenoemde no-nonsense denken opkwam. Japan werd ons nieuwe gidsland, met veel nadruk op kwaliteit. Je zat niet meer onder de knoet van de vakbondsbaas, maar onder die van de kwaliteitscontroleur. Dat is tot de dag van vandaag zo gebleven met veel visitaties naar de kwaliteit. Iets waaraan ik zelf fanatiek meedoe. In Groningen was naast de empirisch-wetenschappelijke en de marxistische stroming ook nog een kleine derde stroming om tot ‘zelfontdekking’ te komen. In het marxisme ging het om de uitwendige revolutie. Hier ging het om de inwendige revolutie. In Groningen klonk dus ook de herkenningsmelodie van het ik-tijdperk. Er werden cursussen gegeven over organisatieontwikkeling en sensitivitytraining. Nu heet het ‘Change Management’ want dat verkoopt beter. Je Kleine zelfhelpgids voor de hoogleraar aan deze universiteit
Hun inbedding in netwerken met andere prestige-indices vermindert gedoe met wetenschappelijke netwerken en visitaties. Nog een voordeel: ‘Titulaire feestneuzen’ (Chris Lorenz) bevorderen hbo-ïsering en ontacademisering. Toch is niet iedereen het daarmee eens. Een aanbeveling van een oud-hoofddocent Rechtswetenschappen van de Ou (nov. 2009): ‘Ik zou het een lief ding waard vinden als het nepotisme eens zou verdwijnen.’ De faculteit Psychologie kon dit organisatiemodel ontlopen (in elk geval tot juni 2010). Als benoemingen gericht zijn op het binnenhalen van goedkope arbeidskrachten, binding aan niet-academische netwerken en andere organisatiemodellen, dan is de vraag wie of wat het leerstoelen- en benoemingsbeleid drijft. Bron: E. Brandt, op. cit. Erebegraafplaats van de wetenschap Eind vorig jaar kreeg een van onze onderzoekers een mooi idee over de relatie tussen cortisol, subjectieve stress en de prestaties van het werkgeheugen. Hij toetste zijn idee aan data die hij eerder had gepubliceerd. Deze onderzoeker, John Taverniers, zocht naar extra databestanden met vergelijkbare variabelen om te hergebruiken. Dat is zoeken naar een speld in een hooiberg. Dat moet je de computer laten doen. Maar wetenschappelijke kennis is niet goed opgeslagen. De conclusie was dat hij zelf nieuw onderzoek zou moeten doen. Dat zou maanden kosten, terwijl deze bestanden waarschijnlijk op ‘de erebegraafplaats van de wetenschap liggen begraven’.Een artikel is ‘een staatsbegrafenis voor wetenschappelijke resultaten’ (Van Harmelen, 2009). Conclusie: standaarden voor data-representatie moeten verder ontwikkeld worden. Bronnen: John Taverniers et al: Multiple mediation analysis. EARLI SIG meeting (June 3-5, 2010, Zurich); Frank van Harmelen: Web en wetenschap (VU: Diesrede, 2009).
9
Bijklussende hoogleraren In de trein terug naar Tilburg, maakten we de enveloppen open die ons tijdens een diner waren overhandigd als afsluiting van een bedrijfsonderzoek. In mijn envelop zat, net als in die van een andere wetenschappelijk medewerker eerste klasse, 2500 gulden (meer dan een maandsalaris). De oudere hoofdmedewerker die achteloos met zijn (dikkere) envelop speelde, zei: ‘Het staat waarschijnlijk niet in de boeken, maar je moet het wel aan de belasting opgeven.’ Dit was voordat bijklussende hoogleraren in de pers verschenen. Nevenwerkzaamheden gaan over geld, maar dat is het probleem niet. Leidinggeven en wetenschap vragen concentratie. Intensief aandacht op iets kunnen vestigen is moeilijk. Het is onbegrijpelijk dat hoogleraren en bestuurders nevenwerkzaamheden doen die weinig te maken hebben met de vooruitgang en verspreiding van wetenschap. De klusjes dienen de eigen portemonnee, het individuele prestige en versluieren mogelijk een latente afkeer van wetenschap. Nevenwerkzaamheden Hoogleraren zijn verplicht hun nevenwerkzaamheden te publiceren. De mijne staan al jaren op het Ou-intranet (tot 11 juni 2010): ‘Onbezoldigd assistent-hoeder van twee geiten, vijf kippen en vier konijnen. Adviseur (boven balkenendenorm) voor zinloze adviezen. Voorzitter van de Commissie voor het vergroten van problemen (CVP).’ Dat ik er nooit wat over heb gehoord, doet vermoeden dat deze werkzaamheden geacht worden te behoren bij een normale taakuitoefening van een hoogleraar.
ziet deze stroming ook terug in de ‘positieve psychologie’ en in studies naar ‘bevlogenheid’.10 In de faculteit Psychologie doen we ook aan wat positieve psychologie en aan bevlogenheid. Het aardige van de positieve psychologie is, dat je altijd wel een docent hebt die blij, euforisch en op pantoffeltjes door de gangen van de faculteit huppelt. Ik werd dus ingevoerd in de empirisch-wetenschappelijke methode, in de fenomenologie, in het marxisme en in de humanistische methoden. Later kwam het marktdenken eroverheen, met meer aandacht voor de klant of voor de student. Het voert te ver om op dit moment op het marktdenken in te gaan, maar het heeft weinig te maken met aandacht voor de klant of voor de student. Ik heb als arbeids- en organisatiepsycholoog een eenvoudig trucje bedacht, hoe je in een instelling het marktdenken kunt herkennen. Als bestuurders met gewichtige gezichten beweren dat ze ‘ondernemer’ zijn, en dus op internationaal niveau moeten worden betaald,11 als u dat hoort, dan moet u denken: ha, hier hebben we het marktdenken! Dus stromingen herken je door te kijken naar bevlogen mensen en naar hun eigenbelang (marxisten, creationisten, humanisten, marktdenkers en niet te vergeten de citatietellers uit de impactscore-industrie). Dit wil ik graag de nieuwe hoogleraren en docenten meegeven. Vraag 7 Hoe ontrekken aan politiek en bestuurlijk hobbyisme?
Niets in of niets aan het handje? Bij zijn eerste oratie aan de Ou (1994) verhaalde Henk van der Molen over de kennismaking met het College van Bestuur. Hij vroeg hoe de financiële situatie was. ‘Niets aan het handje’, zei collegelid Hans Krosse met stalen
Even terug naar Groningen. Mijn promotiebegeleider van toen ben ik nog steeds dankbaar dat hij zijn experimenten gewoon uitvoerde. Dat was een les die ik leerde en steeds hoop over te dragen: onttrek je aan een context die de academische vrijheid belemmert. Het maakt niet uit wie met de ideologische knuppel zwaait: protesterende studenten, bestuurders met commerciële vergezichten, de ondernemingsraad, de faculteitsraad. Wat betreft die academische vrijheid, heb ik altijd makkelijk praten gehad. Er zijn landen waar wetenschappers het nog steeds erg moeilijk hebben. Maar… geachte studenten, als u kunt uitleggen waarom iets wetenschappelijk interessant is, dan moet u het gewoon doen. Dat is het antwoord op de vraag hoe je je onttrekt aan politiek en bestuurlijk hobbyisme.
10
Afscheidsrede J. von Grumbkow
Vraag 8 Empirisme of rationalisme? Aan de universiteit van Tilburg, een paar jaar nadat deze universiteit even de Karl Marx Universiteit heette, was ik proefleider bij de experimenten van Jef Syroit. Tilburg had een modern laboratorium en Syroit experimenteerde met reactietijden. De menselijke motivatie is daarmee beter vast te stellen dan met de experimentele taken die ik toen gebruikte. Na afloop van zijn experimenten zagen we toevallig dat proefpersonen die te hoog betaald waren, vrijwillig een deel van hun loon afstonden aan proefpersonen die te laag betaald waren. Die spontane gulheid hadden Henk Wilke en ik al eerder in Groningen gezien. Het afgelopen jaar gebeurde hetzelfde, toen directeuren van grote bedrijven hun bonus teruggaven. Ik ben dat in het hoger onderwijs nog niet tegengekomen, maar misschien zijn die bonussen minder groot of meer terecht. Was die teruggave uit gevoelens van rechtvaardigheid, kwam het door de sociale druk of hadden de ontvangers zo veel dat het toch allemaal niets uitmaakt? Door in experimenten gedragswaarnemingen te doen, zagen we een samenhang tussen gevoelens van rechtvaardigheid en sociale druk. Gedragswaarnemingen (als empirisch element) zijn dus belangrijk. Waarnemingen zijn naturalistisch en leiden tot oordelen die inductief, op basis van deze waarnemingen, worden verkregen. Experimenten zijn wat anders. Die zijn rationeel van karakter en zijn zelf deductieve afleidingen uit hypothesen. Neem je waar, dan probeer je vooropgestelde ideeën tussen haakjes te zetten, de feiten voor zich te laten spreken, en dus inductief te werk te gaan. Maar je kunt de feiten niet voor zich laten spreken, omdat feiten bepaalde interpretaties impliceren. Door je dit te realiseren, ontsnap je aan het dogmatische van het empirisme en van het rationalisme. Het belangrijkste wat ik toen als onderzoeker leerde, is dat je een brug moet slaan tussen empirisme en rationalisme. Wetenschap is geen zuivere ratio of zuivere empirie, maar een combinatie van beide. Eigenlijk was dat niet anders, dan dat ik langs een omweg uitkwam bij de visie van een groot wijsgeer, Immanuel Kant. Het antwoord op de vraag ‘empirisme of rationalisme’ is dus: beide.12
gezicht. Van der Molen zat nog niet koud op zijn leerstoel of hij staarde in een financieel gat. Van der Molen blijft beweren dat Krosse gezegd moet hebben ‘Niets aan het handje’ in plaats van ‘Niets ín het handje’. Bij zijn tweede oratie in Groningen kreeg Van der Molen een combi-toga voor gebruik in Groningen en op de Ou, vervaardigd door carnavalkleermaakster Marjan Specker. De Erasmus Universiteit Rotterdam waar Van der Molen zijn derde oratie hield, vond dat hij een Rotterdamse toga moest aanschaffen. Een toga kost een aardige duit, maar die van Rotterdam heeft een vrolijke kleur met sjerp. Van der Molen kocht hem want die toga is goed te gebruiken bij bezoek aan de Kuip. Een paar jaar later kregen we een kijkje in Krosses gevulde hand (inmiddels Gemeente Rotterdam): ‘Bij mijn aanstelling is afgesproken dat ik 1100 gulden per maand kon spenderen aan het huren van een pied-à-terre, waar ik gemiddeld drie keer per week bleef slapen. Ik heb er zelf niets aan betaald, de dienst heeft er zo’n 50.000 tot 60.000 gulden in gestoken.’ Hoe zit het dan met dat fitnessapparaat? Hoort dat ook tot de standaarduitrusting van een dienstwoning annex kantoor van de sociale dienst? ‘Ik heb op een gegeven moment een roeiapparaat besteld om in conditie te blijven. De dienst heeft die ook betaald, maar wel met de mondelinge afspraak dat ik het ding bij mijn vertrek zou meenemen en alsnog betalen.’ Conclusie van burgemeesterwatcher Korsten op de affaire Krosse: ‘Hij dacht dat zijn handelen wel kon in de Rotterdamse ‘snelle’ cultuur. Hij is mogelijk ietwat verblind geraakt.’ Bronnen: Trouw (24-2-1997); A. Korsten: In opspraak komen en je dan rehabiliteren: hoe? (Binnenlands Bestuur).
In de jaren zestig en zeventig was ik bezig om gedrag te observeren en vast te leggen. Inmiddels vervangen zelfrapportages gedrags-
Gediplomeerd maatschappijverbeteraar In de jaren tachtig groeide in Amsterdam de andragologie. Een groei vergelijkbaar met communicatiewetenschappen nu. De studenten werden gediplomeerd maatschappijverande-
Kleine zelfhelpgids voor de hoogleraar aan deze universiteit
11
Vraag 9 Gedragsobservatie of zelfrapportages?
raar. Zoals een christen op zondagmorgen ter kerke ging, gingen de studenten demonstreren. Na afloop liepen ze gelouterd naar huis (Hartgers, 2009). De opleiding werd opgeheven. De 940 studenten die Andragologie volgden, konden afstuderen. Einde verhaal. Wat liep mis? Het vooruitgangsgeloof was verminderd. De samenleving werd minder zorgzaam. Dat vroeg om beheersbaarheid en visitatiecommissies. Een opleiding die zich laat meevoeren door politieke ambities van hoogleraren en bestuurders belandt later, als de wind uit een andere hoek waait, op de grond met een hoop studenten tussen de scherven. Zelfhelp: Laat je meevoeren door wetenschappelijke wind. Dan blijft je kop lekker fris. Bron: Hartgers, R.: Geboren uit engagement. Folia, 2009, 11, pp. 19 – 21. Geheime liefde Onderzoek en onderwijs werden in de jaren tachtig gescheiden. Als je financiert op grond van het aantal studenten en niet op grond van de kwaliteit van het onderzoek, dan is de richting van het onderzoek niet met geld te sturen. Van Kemenade schrapte voor de Ou het onderzoek. Wetenschappers moesten hun vak bijhouden en niet ontwikkelen. Had Darwin zijn vak slechts bijgehouden en niet ontwikkeld, dan was hij niet verder gekomen dan de kennis van zijn tijd. Hij zou slechts het bestaande hebben doorgegeven. De scheiding op de Ou tussen onderwijs en onderzoek was nog niet uitgesproken of de twee geliefden lagen alweer in elkaars armen, al was het maar een uurtje en hielden ze het geheim. Bron: Verkuylen, C.: De maakbare universiteit. Heerlen: Ou,1994, p. 94.
waarnemingen. In de negentiende eeuw hielden psychologen zich voornamelijk bezig met zelfrapportages (introspectie). De belangrijkste ontwikkeling in de twintigste eeuw is de verschuiving van zelfrapportages naar gedragsobservaties. Empirische artikelen over gedrag zijn vanaf de jaren tachtig echter weer sterk afgenomen. De meeste artikelen bevatten hypothetische scenario’s en introspectieve zelfbeoordelingsvragenlijsten. We zijn kennelijk terug bij de introspectie. Het nadeel van deze benadering is, dat je niet weet of mensen doen wat zij zeggen gewoonlijk te doen of te gaan doen. Mensen kennen niet de echte oorzaken van hun gedrag. Als ze de redenen van het eigen gedrag analyseren, dan misleiden mensen vaak zichzelf. Het probleem is dat als je een artikel indient met alleen gedrag, de redacteur vraagt: waarom heb je niet naar de innerlijke processen gekeken? Als je alleen innerlijke processen rapporteert, dan wordt niet gevraagd wat de implicaties zijn van deze processen voor het gedrag. Ik vind het altijd mooi als een artikel zowel directe gedragsobservaties bevat als de innerlijke processen die geïntegreerd zijn met dit gedrag. Dat betekent voor de gedragswetenschappen en voor de sociale wetenschappen dat er aandacht moet blijven voor gedragsobservatie in de opleiding.13 Vraag 10 Is het mogelijk om de psychologie te reduceren tot de natuurwetenschappen? Toen ik in 1986 aan deze universiteit benoemd werd, moest er binnen de brede sociale wetenschappen een opleiding arbeid en organisatie komen. Sociologische en psychologische aspecten moesten geïntegreerd worden. Ik stuitte toen voor het eerst op het probleem van de reductie van de wetenschappen. Sociologische begrippen zijn niet te reduceren tot psychologische begrippen.
Voor verkeerde banen opleiden Moeten universitaire opleidingen reageren op de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt of op die uit de wetenschap? Een goede opleiding incorporeert turbulente wetenschappelijke ontwikkelingen. Net als modeontwerpers lopen goede weten-
Het reductieprobleem doet zich ook voor als je van het psychologische niveau afdaalt naar een meer elementair niveau. De cognitieve neurowetenschappen zijn zo’n meer elementair niveau. De cognitieve neurowetenschappen doen onderzoek naar het zenuwstelsel en proberen de biologische basis van gedrag te begrijpen. De neuro-ergonomie tracht door kennis over het functioneren van de hersenen de werkplek te verbeteren. Door de neurowetenschappen kan men beter inzicht krijgen in stress en in leren op het werk. De neurowetenschappen horen bij de snelst groeiende wetenschapsgebieden.14
12
Afscheidsrede J. von Grumbkow
Met name het fMRI-apparaat is populair. Ook in mijn vakgebied, de arbeids- en organisatiepsychologie, neemt de populariteit van dit instrument toe. Het is een apparaat om de activiteit van de hersenen zichtbaar te maken met behulp van een hersenscan. Een hoogleraar salesmanagement verwacht dat binnen vijf jaar de werkgevers hun sollicitanten gaan testen met een hersenscan. In actualiteitenprogramma’s in Nederland en in Vlaanderen zei hij, dat hij met deze techniek had kunnen zien dat de bekende bankier Rijkman Groenink van ABN/Amro te veel met zichzelf bezig was. Volgens hem was deze bankier waarschijnlijk licht autistisch. Ook had hij de bekende Amerikaanse beleggingsfraudeur Bernard Madoff met deze scanner kunnen ontmaskeren. Je kunt met de scanner nagaan wat mensen echt denken en doen. U zult denken ‘ach, het is maar een hoogleraar salesmanagement’, maar toch… Als je zoiets met stelligheid in de media beweert, dan weet niemand meer wat wetenschap is en wat pseudowetenschap. Het interpreteren van fMRI-onderzoek is niet zo gemakkelijk als men denkt. Er is een drempelbepaling nodig. Je moet het signaal detecteren te midden van heel veel ruis. Je moet veel waarnemingen optellen en middelen voordat je wat hebt. fMRI-uitslagen zijn gebaseerd op complexe beslissingen.15 Maar ik ben sceptisch om een andere reden. Onze gedachten en ons gedrag kunnen niet door inzicht in de hersenen worden verklaard. Mentale processen en hersenen kun je niet tot elkaar te reduceren. Gedrag wordt niet door hersenen geproduceerd, maar wordt door hersenen mogelijk gemaakt. Een oud-hoogleraar biologische psychiatrie van Groningen, die als de dichter Rutger Kopland bekendstaat, zei het ongeveer als volgt. Het geloof dat gedrag door onze hersenen wordt geproduceerd, verschilt niet van het geloof, dat het de hoorn van de telefoon is, die tot ons spreekt. Het geluid wordt niet door de telefoonhoorn gemaakt, maar wordt door de hoorn mogelijk gemaakt. Gedrag wordt door hersenen mogelijk gemaakt. Hersenen zijn noodzakelijke voorwaarden voor gedrag, maar ze zijn niet voldoende voorwaarden. Hersenen en bewustzijn kunnen niet onafhankelijk van elkaar bestaan. Het één kan niet zonder het ander. Als het geen twee entiteiten zijn, bestaat er ook geen interactie tussen het fysische en het mentale. De vraag naar de causaliteit van het één tot het ander gaat daardoor niet op. Je kunt ze niet tot elkaar herleiden.
schappers een paar seizoenen voor. Vergelijk je de onderwijsvisitaties (met 6 of 12 jaar verschil), dan zie je hoe het onderwijsprogramma meegegaan is met de wetenschappelijke ontwikkelingen. Juist daardoor is de student in staat de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt te volgen. Wat te doen met arbeidsmarktgegevens? De lijst van de ‘verwachte’ top 10-banen van tien jaar geleden verschilt enorm met de top 10-banen van nu. Als we ons toen hadden laten leiden door de ‘verwachte’ ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, dan hadden we de studenten voor de verkeerde banen opgeleid. Zelfhelp: Opleiding, volg de wetenschappelijke ontwikkelingen en de beste studenten stromen toe! Van paradigma veranderen Roos Vonk zei bij haar oratie (2002): ‘Als een paradigma eenmaal werkt, dan houd je je adem in bij vervolgonderzoek. Niks veranderen, anders werkt het niet meer.’ Ons prestatieonderzoek (Henk Wilke, Herman Steensma, Jef Syroit) met ingewikkelde prestatiemetingen leverde weinig op. We veranderden van paradigma. We onderzochten niet meer hoe proefpersonen presteerden, maar hoe ze beloningen verdeelden tussen fictieve anderen in het vacuüm van een virtueel laboratorium (dus met vragenlijsten). Je kijkt dan niet meer naar gedrag. De resultaten konden we gemakkelijk publiceren. Dat bleven we dus een tijdje doen. We verlieten het meer interessante maar ingewikkelder prestatieparadigma. Onderzoek loopt dood als het onpubliceerbaar blijft. Conclusie: het is even jammer als begrijpelijk dat vragenlijsten een hoge vlucht nemen ten koste van gedragsobservaties.
Het is verleidelijk om de psychologie te reduceren tot de natuurwetenschappen. Dat komt omdat complexe systemen uit eenvoudige
Wat is een goed onderzoeksthema? Studenten vragen vaak naar een goed thema voor hun onderzoek. Een thema gaat leven met een goede docent. De meester-gezelrelatie is belangrijk, maar een thema raakt je het meest. Ik weet niet wat het belangrijkste is: een thema of een docent. Soms denk ik: een enthousiaste docent is altijd wel te vinden, maar het één kan niet
Kleine zelfhelpgids voor de hoogleraar aan deze universiteit
13
zonder het ander. Zelfhelp: Voor een afstandsuniversiteit moeten ‘leernetwerken’ (communities of practice) voor het contact zorgen want afstand is ‘second best’. U kunt het doen zoals wij zeggen Wat is marktwerking en vraagsturing? Als de student te horen krijgt: ‘U kunt het doen zoals wij zeggen hoe u het moet doen, anders moet u bijbetalen’, dan is niet sprake van de macht van de student maar die van de universiteit. Een commerciële benadering moet gevolgen hebben voor de studentgerichtheid en daarmee voor de interne organisatie. Dat wil zeggen: outputgerichte sturing in plaats van sturing op input en op processen, en integraal management op facultair of opleidingsniveau. Zolang de interne organisatie niet aangepast is, zijn ‘markt en taak’ moeilijk samen te brengen. De Ou kan alleen concurrerend zijn als zij met subsidies de prijs van haar negotie drukt. Markt is iets anders dan het volgen van trends. Je moet durven zeggen waar de commercie wel en waar deze niet werkt. Toch is het moeilijk om van commerciële ervaringen te leren, want ‘leren door ervaring’ werkt alleen als mislukkingen worden gestraft en successen beloond. De wachtkamer van Baumol Als gezegd wordt: ‘studenten meer centraal’ is ‘meer contact’, dan ben je gefopt. William Baumol zou dat veertig jaar geleden gezegd kunnen hebben. Een kapper knipt niet sneller dan veertig jaar geleden. Mozarts strijkkwartetten kun je niet spelen met minder strijkers. Diensten zoals onderwijs worden duurder, terwijl spullen in prijs dalen (pc’s, auto’s). Dat onderwijs niet in prijs daalt, komt doordat de onderwijslonen de lonen van de marktsector volgen, terwijl de productiviteit, net zoals van de kapper en de musicus, achterblijft bij de productiviteitsgroei in de marktsector. Jaarlijks volgen honderden studenten de Ou-cursus Sociale psychologie. De docent moet in een beperkt aantal onderwijsuren van alles bijhouden. Voor een individuele student reste-
14
elementen zijn ontstaan. Reduceer je, dan zoek je naar de eenheid van wetmatigheden. Je probeert een nomologische unificatie te bereiken. Je probeert dan een stelsel van wetten uit de psychologie te verklaren uit een stelsel van wetten uit de natuurwetenschappen. Stel dat je een psychologische eigenschap van de oud-bankier Rijkman Groenink kunt verklaren uit wetmatigheden van cellen uit zijn centrale zenuwstelsel. Die cellen bestaan uit moleculen. Moleculen bestaan uit atomen. Atomen kun je zichtbaar maken met een bepaalde microscoop, de Scanning Tunneling Microscope, waarvoor Heinrich Rohrer in 1986 de Nobelprijs kreeg. We zouden het hoofd van onze ‘arme’ bankier dus onder die bijzondere microscoop moeten leggen. Maar dan zijn we er nog niet.16 Vraag 11 Is er een pragmatische oplossing voor het probleem om gebieden tot elkaar te reduceren? Reduceer je, dan zijn er geen redenen om op een bepaald verklaringsniveau te stoppen. Atomen bestaan uit subatomaire deeltjes (quarks). Het zijn die deeltjes die het doen. In plaats van onze arme man in een scanner of onder de microscoop van Rohrer te leggen, moeten we dus afreizen naar de deeltjesversneller bij Genève. Daar staat het grootste apparaat dat de mensheid ooit heeft gebouwd. Als dat gebeurt, dan heb ik misschien eindelijk de bevestiging dat ik in Leiden en Groningen het verkeerde vak heb geleerd. Heb je eenmaal inzicht in deze microprocessen, dan moet je vervolgens terug naar het eerdere hogere niveau. Van microprocessen naar macroprocessen is even ingewikkeld. Je kunt namelijk niet zeggen, dat door de inwerking van het licht op een fotografische plaat zich uit die plaat langzaam een heel fototoestel heeft ontwikkeld. Het is knap als je dat kunt. Dat lukt alleen met de metabletica van professor Van den Berg. U begrijpt dat ik, toen ik hier benoemd werd in 1986, het lastig vond om in het onderwijsprogramma de psychologie en de sociologie te integreren. Het gaat om verschillende beschrijvingsniveaus. De praktijk is dat je de psychologie en de sociologie gewoon naast elkaar behandelt. Het bewustzijn, dus mentale activiteiten, de inhoud van gedachten, zijn alleen toegankelijk via het subjectieve: dus door het stellen van vragen en door gedragswaarnemingen te doen (met het eerder genoemde probleem van misleiding). Hersenactiviteiten en hormonale activiteiten zijn niet als enige metingen te gebruiken als je psychoAfscheidsrede J. von Grumbkow
logische fenomenen wilt vastleggen. Het is pragmatisch om de verschillende beschrijvingniveaus te behouden. Dit wil zeggen: het psychologische niveau van de dagelijkse taal en de technische taal van de neurowetenschappen. U moet ze beide kennen.17 Daarom, geachte studenten, moet u thuis zijn in de relevantie van de neurowetenschappen voor de psychologie, maar ook in de wetenschapsfilosofische discussies over de pogingen om stelsels van wetmatigheden met elkaar in verband te brengen. Vraag 12 Hoe kan een discipline (zoals psychologie) bijdragen aan de oplossing van maatschappelijke kwesties? Mijn antwoord is: door een multidisciplinaire aanpak, vanuit de kracht van de eigen discipline. Als illustratie kom ik bij het thema Leven lang leren (LLL). Waarom? Een psychologische analyse levert altijd wel een kleine verrassing op. Het brein gaat na het dertigste levensjaar minder goed functioneren. Maar … onze hersenen zijn plastisch. Hersenen hebben het vermogen om zich aan te passen. Plasticiteit neemt echter af met de leeftijd. Gebruik je hersenen, want anders raak je ze kwijt. Onderzoekers van de universiteit van Regensburg vergeleken de MRI-scans van twee groepen volwassenen. De ene groep volgde een cursus jongleren. De controlegroep volgde deze cursus niet. Het bleek dat bij degenen die jongleerden het functioneren van de grijze massa in bepaalde delen van hun hersenen verbeterde, om het eventjes plastisch te zeggen.18
ren een of twee minuutjes om mails te beantwoorden en te bellen. Succes in afstandsonderwijs (meer studenten) verergert de ziekte van Baumol. Bij een gelijkblijvend aantal kappers wordt een dubbel aantal studenten nog maar half geknipt. Automatiseren schiet niet op. Het leidt tot wachttijden en ‘ronddolen in een dwaaltuin’. Dat blijkt uit een ‘Mystery shoppingonderzoek’ (2006) als je via de Ouwebsite informatie vraagt. Komt je vraag niet exact overeen met het aanbod, dan ga je van het kastje naar de muur. De Ou is volgens dit onderzoek de enige (!) die de student in de wacht zet, geen persoonlijke gegevens vraagt en niet terugbelt. Psychologie hanteert al lange tijd ‘wachtlijsten’. Bestuurlijk mag je dat zo niet noemen, want dan leg je het probleem terug waar het veroorzaakt wordt: bij de instantie die de kappers verdeelt en dus Baumols wachtkamer vult. Bronnen: Baumol, W.: Macroeconomics of unbalanced growth (Am. Econ. Rev, 1967, 57, pp. 415-426) en Onderzoek Mystery shopping Belangstellenden (2006) waarin de prestaties van de Ou zijn vergeleken met LOI, NCOI, ISBW, NTI, De Baak, Schouten & Nelissen.
Maar let op: het meeste leerresultaat boeken mensen níét als ze oud zijn, maar als ze jong zijn. Eigenlijk als ze heel jong zijn. De hersenontwikkeling van jonge kinderen bepaalt hun verdere levensloop.
Disciplinaire of algemene opleidingen? Bij algemene opleidingen passen algemene vaardigheden. De studenten komen daar terecht op functies met ‘een academische denk- en werkhouding’ en met mondelinge- en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheden (verkooppraatjes). Een student die geen studiekeuze kan maken, wordt bediend door opleidingen die ‘het ook niet weten’ en die breed inzetbare academici voor ‘open opleidingen’ aanprijzen als een soort universitaire brugklas. Psychologie, maar ook rechten en medicijnen zijn vakken met specifieke vaardigheden, benodigd voor fundamenteel onderzoek. Net als bij rechten en medicijnen is het niet raadzaam om je problemen te laten oplossen door een arts of een jurist ‘met algemene vaardigheden’. Aan beide soorten van opleidingen, algemene en disciplinaire, bestaat
Kleine zelfhelpgids voor de hoogleraar aan deze universiteit
15
Een actieve levensstijl beschermt ons tegen aftakeling. Leren is dus mogelijk tot op hoge leeftijd. Afgelopen december (2009), tijdens de diesrede in Brussel, memoreerde de rector een Vlaams echtpaar dat aan deze universiteit Cultuurwetenschappen had gestudeerd. Meneer was flink in de zeventig, econoom en gepensioneerd. In Vlaanderen zeggen ze ‘op rust’. Na vandaag, dames en heren, ga ik ‘op rust’. Mevrouw was een lerares Frans en Duits, en ook niet meer zo ‘piep’ op het moment dat ze beiden hun studie cultuurwetenschappen met succes afsloten. Studeren houdt je gezond. Je blijft de aftakeling voor. Dat is prachtig.
behoefte. De algemene proberen van twee walletjes te eten maar zijn eigenlijk hbo-opleidingen. De disciplinaire zijn continu bezig zich verder te academiseren. Wat is sneller: staat of markt? In het Ou-gedenkboek (2009) verzucht de voorzitter van de werkgevers: ‘Ach, als er geen Ou was geweest, dan zou de particuliere sector zich op dit terrein hebben ontwikkeld. Het zou misschien allemaal wat sneller zijn gegaan.’ Huis-aan-huisblaadje Op een feestelijke bijeenkomst (1412-1990) in de Rotterdamse Laurenskerk ontving Rob de Way, de eerste Ou-afgestudeerde, zijn bul. Samen met Jan Sloot had ik zijn scriptie begeleid. De pers mocht niets weten om de pijnlijke vraag te voorkomen ‘waar blijven al die duizenden Ouafgestudeerden?’ De Way was een ‘vrij doctoraal’ en dus geen ‘echt’ doctoraal. Twee jaar daarvoor reikte de Ou haar eerste propedeuses uit aan drie studenten Sociale wetenschappen (17-6-1988). In het bedrijfsblad poseren de trotse afgestudeerden samen met mij en Werner Buck (onderkoning van Limburg en toen CvB-voorzitter). De pers mocht er geen lucht van krijgen want alle drie gingen naar een andere universiteit! Eindelijk studeerde in 1992 de eerste echte student Sociale wetenschappen af. Dat was Martin Kempen. Als voorzitter van de examencommissie reikte ik op een feestelijke bijeenkomst in Den Haag de bul uit. Nog steeds moest alles geheim blijven. Toch kreeg het huisaan-huisblaadje van Zoetermeer er lucht van. Het plaatste een berichtje tussen de uitslagen van de handbalvereniging en de aanbiedingen van een meubelzaak. Dat was schrikken. Nederengels De Ou heeft in haar korte bestaan verschillende benamingen gehad. De voorgestelde benaming (april 2010) is een Engelse vorm van het koeterwaals (nederengels):’Open Universiteit in the Netherlands’. ‘Laten we het eens proberen’, zei het bestuur. Inderdaad,
16
Ingrid Schoon, een Engelse collega maar dan in de ontwikkelingspsychologie, heeft de ontwikkelingsgegevens van 30.000 mensen geanalyseerd die in 1958 en 1970 in Engeland waren geboren. Nu zijn deze mensen veertig of vijftig jaar. Wie toen als kind opgroeide in moeilijke omstandigheden, mentaal en fysiek, heeft een ontwikkeling doorgemaakt die nauwelijks te herstellen is. Dat zie je veertig of vijftig jaar later. In zijn algemeenheid kun je zeggen, dat hun cognitieve groei geremd is geweest. Hun behaalde opleidingsniveau is en blijft relatief laag. Ingrid Schoon gebruikt in haar analyses de sociaaleconomische context waarin de volwassene van nu toentertijd kind was. Die context is belangrijk. Je ziet deze terug in het gebruik van onderwijsvoorzieningen. Hogere inkomens hebben meer profijt van onderwijs dan lagere inkomens. Mensen met een hbo- of een wo-diploma nemen drie keer zo veel deel aan Leven lang leren-activiteiten dan laagopgeleiden. Die scheve verhouding is in tien jaar tijd (1995-2005) niet wezenlijk veranderd. Ga je verder terug in de tijd, naar eind jaren zeventig, dan blijken die verschillen in deelname, naar opleidingsniveau gerekend, vrij stabiel te zijn.19 Tijdens een eerdere dies, de verjaardag van deze universiteit van zes jaar geleden (2004), zei een directeur van het Centraal Planbureau dat je onderwijssubsidies moet richten op zwakke groepen. Paul Schnabel van het Sociaal en Cultureel Planbureau zei dat toen ook: richt je op zwakke groepen. Nog geen twee maanden geleden bevestigde de Commissie Veerman dat de lage deelname van studenten uit sociaal zwakkere milieus een zorgelijk punt is en wees naar deze universiteit. Het belang van deze groepen wordt groter naarmate de bekostiging van het hoger onderwijs door de overheid afneemt en deze groepen dus terugvallen op zichzelf.20 Toch richt deze universiteit zich nog amper op deze groepen. ‘Leven lang leren’ is een elitaire zaak geworden. De studie van ons bejaard Vlaams echtpaar komt daarmee in een ander daglicht te staan. Was de subsidiëring van hun studie efficiënt? Was deze sociaal rechtvaardig? Dames en heren, het was noch het een noch het ander. Misschien bleven ze geestelijk vitaal. Misschien deden ze minder beroep op de gezondheidsvoorzieningen. Jongleren had mogelijk hetzelfde effect gehad. Het was in ieder geval goedkoper geweest (voor de Nederlandse staat). De psychologie levert dus altijd wel een aardige verrassing op, zeker als je uitstapjes maakt naar andere vakgebieden. Van de neuropsychologie naar de gezondheidswetenschappen. Van de ontwikkeAfscheidsrede J. von Grumbkow
lingspsychologie naar de sociologie en vervolgens naar de economie. Voor ik de volgende stap zet, eerst iets over die woordspeling een ‘Leven lang leuteren’. De woordspeling ging in een open brief naar belangrijke mensen, want deze universiteit wil graag als dienstencentrum voor ‘Leven lang leren’ op de kaart komen. Ik ga de woordspeling op een andere manier framen. Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in de psychologie van de rechtvaardigheid. Deze universiteit, die zo veel leeftijdsgroepen herbergt (van jong tot oud), heeft te maken met de problematiek van ‘intergenerationele rechtvaardigheid’, rechtvaardigheid tussen generaties. Daarop wil ik de nieuwe hoogleraren en docenten nog even attent maken. Vraag 13 Welke bijdrage levert het wetenschappelijk afstandsonderwijs aan de intergenerationele rechtvaardigheid? James Heckman is een Amerikaans econoom. Heckman combineert drie perspectieven: het neuropsychologische, het sociologische en het economische perspectief. Heckman komt met deze figuur.
wat maakt het uit? Als voorzitter van de examencommissie ontving ik een keer een brief gericht aan de ‘Open Lucht Universiteit van Heerlen’. Open bestel: behoorlijk bestuur Het Nederlands Talen Instituut (NTI) en de Leidse Onderwijs Instellingen (LOI) bieden hbo-bacheloropleidingen aan, die NVAOgeaccrediteerd zijn. Door die accreditatie zijn hun diploma’s gelijkwaardig aan die van de publiekbekostigde hoger-onderwijsinstellingen. De kosten van hun opleidingen zijn voor student en maatschappij relatief laag. De student kan zelfs gewoon studiefinanciering krijgen. LOI en NTI klagen dat het niet past in de Nederlandse verhoudingen, dat inhoudelijk gelijke opleidingen een verschillende bekostiging kennen. Zij krijgen niets, terwijl voor dezelfde (of minder goede) prestaties de hogescholen subsidie vangen. Het principe van behoorlijk bestuur geldt niet voor hen: gelijke behandeling van gelijke gevallen.
Kleine zelfhelpgids voor de hoogleraar aan deze universiteit
17
rate of return to investment in human capital
man capital accumulation with multiple periods and credit constraints. Investments
De organisatie van de LOI Klachten van LOI en NTI over oneigenlijke concurrentie vonden gehoor bij de PvdA die in april 2004 met een motie de regering opdroeg om vorm te geven aan meer concurrentie. De PvdA was aanjager. De VVD (Rutte) voerde uit. Dit leidde tot het ‘Experiment Open Bestel’. Dat loopt tot 2015. Het experiment maakt duidelijk dat sommige commerciële hbo-opleidingen hetzelfde leveren en even goed zijn als (of soms beter dan) gesubsidieerde hbo-opleidingen en de staat en de student minder kosten. De Ou zal de organisatorische vormgeving van NTI en LOI moeten spiegelen aan de hare. Zij heeft daarvoor tot 2015 de tijd. Dus wanneer dit experiment stopt of breder wordt voortgezet. Oud-Ou-hoogleraar en internetwinkelier Martijn Hoogeveen zei zes jaar geleden op het laatste (en enige echte) hooglerarendiner ‘dat de Ou nog wel iets kon leren van de LOI’ (22-4-2004). Zes jaar later worden de marktleiders in het afstandsonderwijs (met hun 200.000 leerlingen), LOI en NTI, zwakjes geïmiteerd (abon-
preschool programs
oppertunity cost of funds
r
schooling job training
preschool
school
post-school
age Figuur: De x-as toont de verschillende leeftijdsfasen. De y-as toont de toegevoegde waarde door te investeren. Hoeveel geld wordt terugverdiend als de samenleving investeert in ‘Human capital’? Noot: Rates of return to investment in human capital as function of age when the investment was initiated. The data were derived from a life cycle model of dynamic hu-
nementen, sobere website) maar de kostbare organisatorische vormgeving van de Ou blijft dezelfde.
were initially set to be equal across all ages. Data represents the cost of the funds. Data
Kruissubsidies: wie is de pineut? Mogelijk zat tijdens mijn ‘openbare les’ een student rechten naast een student informatica. Beiden betalen evenveel, maar eigenlijk verdwijnt een deel van wat de rechtenstudent betaalt als subsidie in de zak van de informaticastudent. Dat geld kan de faculteit Rechten goed gebruiken voor kostenverlaging, voor extra dienstverlening of voor kwaliteitsverbetering. Als de overheid de opleiding informatica maatschappelijk belangrijk vindt, dan moet de overheid deze opleiding extra steunen. Bepaalde maatschappelijke verantwoordelijkheden kun je niet op het individu, in dit geval onze arme rechtenstudent, afwentelen. Mogelijk zaten beide studenten naast Ou-medewerkers die ver van het primaire proces (overhead) werken. Dan zijn beide studenten de pineut, want het meeste van het onderwijsgeld gaat naar de overhead. Het rapport van de Inspectie der Rijksbelastingen (2010) hekelt kruissubsidies. Het is te begrijpen dat ook private instellingen (LOI en NTI) de kolere krijgen van deze kruissubsidiering. Zij zien meer in persoonlijke scholingsbudgetten, leerrechten of onderwijsvouchers (zoiets bestaat in Vlaanderen en wordt, opvallend genoeg, likkebaardend bekeken door de Ou-bestuurders). Studenten zouden die in het niet-bekostigde (maar geaccrediteerde) onderwijs moeten kunnen inwisselen om ook daar kwaliteitsverhoging, prijsverlaging of dienstverlening te bevorderen. Bronnen: Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 012, nr. 20. Leven lang leren. Brief staatssecretarissen OCW en SZW. Beleidsreactie Advies Denktank Leren en Werken (13-102009); Groot, W. & Maassen van den Brink, H.: Werkt het scholingsbudget? UM & UvA (2009); Inspectie der Rijksbelastingen: Brede heroverwegingen (april 2010).
Volume 1, edited by E.A. Hanushek & F. Welch. Elsevier, pp. 698-812). This figure is also
18
Afscheidsrede J. von Grumbkow
and figure are from Cunha, F., Heckman, J., Lochner, L., & Masterov, D.V. : Interpreting the Evidence of Life Cycle Skill Formation (Handbook of the Economics of Education, presented in various OECD-reports.
Op de x-as staat de leeftijd, van jong naar oud. Op de y-as staat de waardetoename als je investeert in mensen. Heckman vroeg zich af: waar zit het meeste voordeel van overheidsprogramma’s? Waar moet je investeren? Het antwoord is: in het hoge begin van deze dalende curve. Op vroege leeftijd investeren leidt tot een hoog rendement. Daarna daalt het rendement. De fysieke, sociale en economische context beïnvloedt de hersenarchitectuur en de neurochemie van het kind. Deze beïnvloeden de ontwikkeling van cognitieve vaardigheden, van taalvaardigheden, van sociale vaardigheden. Later is dat moeilijk te corrigeren met herstelprogramma’s. Vandaar dat dalend verloop van Heckmans curve. Overigens daalt de curve minder snel (maar daalt wel) als de context voor het kind positief is. Investeren in vroege perioden leidt tot betere schoolprestaties, minder schooluitval, minder gedragsproblemen, minder uitkeringen en minder uitgaven voor de reclassering. Zit iemand eenmaal op het havo of het vwo, dan stroomt die wel door. Maar … zie ze daar maar eens te krijgen. Een kopietje van Heckmans curve hing een aantal jaren op mijn werkkamer op deze universiteit. James Heckman kreeg de Nobelprijs voor de economie. Twee jaar geleden gaf hij hier in Nederland een workshop voor ambtenaren van het Ministerie van Financiën. Die vonden het niet leuk dat een Nobelprijswinnaar kwam bevestigen dat ‘Leven lang leren’ een vorm van ‘Lang leven leuteren’ is en dus een leeg concept. Dat de baten van scholing van oudere werknemers bijzonder laag zijn. Toch vonden die ambtenaren het ook interessant. In Heckmans verhaal klinkt namelijk veel efficiency door. U weet: efficiency, dat is ambtelijk jargon voor ‘bezuinigen en de bezem erdoor’.21 Al een jaar of vijf staan de analyses van Heckman in de OECD-rapporten. Je ziet zijn werk ook terugkomen in de programma’s van de ministers voor Jeugd en Gezin en van Wonen, Wijken en Integratie. Dat is te begrijpen. Je kunt niet vroeg genoeg beginnen met aandacht te geven aan zwakke groepen. Leven lang leren heeft een begin. Dat begin ligt vroeg. Daar begint ook het vrij en kritisch denken, dat de
basis is van de wetenschap en van een democratische samenleving waarin kennis een overheersende rol speelt.22 Laten we van Heckmans curve een tijdlijn maken en deze doortrekken naar het jaar 2040. Dan leven we met een generatie met veel niet-blanke jongeren, met een gemiddeld lage of onvoldoende scholing. Hun beroepsloopbaan is wisselend. Hun ouders waren gemiddeld arm. Zij moeten uw pensioen, uw gezondheidszorg, kortom uw welvaart, gaande houden. U weet: nu wordt één 65-plusser, dat ben ik sinds een paar dagen, onderhouden door vijf werkenden. Ik word onderhouden door vijf werkenden. Dank u beleefd! In dat jaar 2040 moeten die vijf werkenden twee 65-plussers onderhouden. Dan ben ik vijfennegentig. Dan valt er weinig te jongleren. Mogelijk ben ik dan naar andere velden gejongleerd. Misschien geeft dat enige verlichting. Als al die 65-plussers, of ze nu uit Vlaanderen of uit Nederland komen, ook nog eens gesubsidieerd gaan leren, dan is Leven lang leren voor de jongste generatie een duur grapje. Ik heb sympathie voor dat Vlaamse echtpaar. Ik vind het aandoenlijk hoe gemotiveerd zij zijn. Dat leeftijd niet telt. Ik gun ze de studie van harte. Maar een universiteit die meerdere generaties herbergt en zelf zo weinig doet aan sociaaleconomisch zwakke groepen, moet bedenken dat zo’n woordspeling als een ‘Leven lang leuteren’ de intergenerationele onrechtvaardigheden in deze samenleving toedekt.23 Daarmee heb ik mijn antwoord gegeven op de vraag naar de bijdrage van het wetenschappelijk afstandsonderwijs aan de intergenerationele rechtvaardigheid. Een oude vraag én een actueel antwoord.
Geforceerd hippe leeromgeving Uit de Ou-website: ‘LEX moet je beleven om te voelen hoe leuk processen in een groep aangekleed en bevorderd kunnen worden. In warme, moderne architectuur en een uitnodigend interieurdesign. Vol multimediale snufjes ter versoepeling, versnelling en veraangenaming van onder andere presentaties, demonstraties, interacties, games, productpresentaties, (tele)conferenties. Voorzien van alle benodigde en gewenste horecafaciliteiten’ (gedownload: 8-52010). LEX staat voor ‘Learning Experience’ en is een luxueus prestigeproject. Het is onderdeel van een grijs gebouw met een klassieke, arcadische entree, een geforceerd hippe leeromgeving, met muren die zacht aanvoelen en dat als bestuursgebouw fungeert. Kosten: pakweg 4 of 6 miljoen (of een schepje meer). De Ou trok een te grote architectonische broek aan. Op het plein bij het gebouw zou een verlichte toren van 30 meter hoogte verrijzen. Zoiets plan je als je jezelf machtiger voelt dan je omgeving. LEX staat grotendeels leeg. Het werd een noodlijdend commercieel centrum voor bedrijfstrainingen, blijvend ten laste van het onderwijs, onderzoek en studenten. Dat op de Ou nog goed onderwijs en onderzoek gedaan wordt, hoort bij de godsbewijzen.
Er hingen nog twee andere A4’tjes op mijn werkkamer. Ze gaan over hetzelfde, maar ze spreken elkaar tegen. Die tegenspraak is aardig te verklaren met de sociale-identiteitstheorie.24 Het ene A4’tje bevat negatief nieuws. Het andere positief nieuws. Eerst het negatieve,
Stenen of mensen? Orbis Medisch Centrum (Sittard) investeerde net als de Ou in stenen en infrastructuur. Vanaf vorig jaar zit Orbis in de financiële problemen. Orbis kondigde een vacaturestop af, niet-verlenging van tijdelijke contracten, reducties in het primaire proces (het leveren van zorg) en noemde dit: ‘Operatie van Innoveren naar Incasseren’. Wat met stenen wordt geïnnoveerd, moet bij patiënten en personeel worden ‘geïncasseerd’, waarvan jaarlijks drie ton naar de bestuurders gaat. Zorg- en onderwijsdiensten verschillen niet veel sinds ze verzelfstandigd zijn. De Ou kent ook een traditie van bezuinigen. Als al die jaren zo veel was bezuinigd als volgens het bestuur moest, dan had hier niemand meer
Kleine zelfhelpgids voor de hoogleraar aan deze universiteit
19
Ik voeg daar iets aan toe. Op afstudeerbijeenkomsten zie ik nauwelijks allochtone studenten van niet-westerse afkomst. Ik heb daar geen gegevens over, maar ik ben bang dat deze universiteit een witte universiteit wordt voor de beter gesitueerden. In de geprinte versie van mijn openbare les heb ik een aantal zelfhelpstellingen geplaatst onder meer hierover. Vraag 14 Hoe functioneert het strategisch management in het wetenschappelijk afstandsonderwijs?
Einde van een superieur product Edubox (elektronische leeromgeving) is een onderwijskundig Ou-product. In 2001 krijgt IT-bedrijf Perot Systems een aantal goedbetaalde klussen van de Ou om Edubox te helpen. De rest van de wereld slaat een andere richting in en werkt gestaag aan Blackboard en WebCT. Met Edubox (‘een superieur product’) treedt deze kleine universiteit Blackboard (‘een inferieur product’) op de internationale arena tegemoet. Koortsachtig wordt gewerkt aan de opschaling van Edubox om meer cursussen operationeel te krijgen. Chronotech en Ordina worden erbij gehaald. Ordina haakt af. Het bewierookte Perot Systems krijgt de zak. De stekker gaat uit Edubox. De Ou zou met Edubox en EML (Educational Modelling Language) gidsland worden. ‘Wij hadden het goed voor elkaar, ons onderwijs was goed, de sociale voorzieningen waren goed en we voelden ons veilig. Het gevoel was: deed de rest van de wereld maar hetzelfde als wij. Dat was onze identiteit’ (Van der Horst). Wij waren dat omdat we er zo veel geld instopten. Dan mag je gidsland zijn. Toen het geld op was, waren we het lachertje van Europa. De middelen waren intussen onttrokken aan onderwijs en onderzoek. Het prestigeobject ging regelrecht in een zwart gat, miljoenen met zich meeslepend. Zonder dat iemand verantwoordelijk is. Blackboard werd de nieuwe leeromgeving (om aangevuld te worden met Moodle, maar dat is een ander tenenkrommend verhaal). In de loop van de tijd verschoof de schuld van afdelingen die niet samenwerken,
20
tweede A4’tje. Slecht nieuws moet je eerst brengen. Daarna, bij het volgende A4’tje, komt het weer in orde. De vraag spits ik toe op de positie van de deeltijdstudent in Nederland. De meeste studenten van deze universiteit zijn deeltijdstudenten.25 Hoe is de positie van de deeltijdstudent? In het wetenschappelijk onderwijs is vanaf 1997-1998 volgens de Onderwijsraad het aantal deeltijdstudenten gegroeid. Tegelijk gingen de universiteiten minder deeltijdopleidingen op bachelorniveau aanbieden. Wettelijk hoeven universiteiten namelijk geen deeltijdonderwijs te geven (organisatorisch zijn deeltijdopleidingen ingewikkeld). Er kwamen dus minder deeltijdopleidingen. Dat is een belangrijke reden dat Leven lang leren in Nederland ondermaats werkt. Dat zegt de OESO (Organisatie voor Europese Samenwerking en Ontwikkeling) en dat zegt de Onderwijsraad. De Onderwijsraad adviseert de minister om een aantal universiteiten speciaal te bekostigen voor deeltijdonderwijs, dus voor mensen die slechts een deel van hun tijd een volledige wetenschappelijke opleiding kunnen of willen volgen.
22,0 actieve studenten x 1000 20,0
actieve studenten
gezeten (behalve misschien bestuur en chauffeur). In de praktijk betekent bezuinigen namelijk iets anders: extra parafen, tweede klas reizen, een dikke-truiendag, schrappen van het kerstpakket en ‘last-in-first-out’. Het bestuur wilde stenen. Want: ‘Je moet laten zien dat het goed gaat.’ ‘Geld dat over is, moet je opmaken want anders pakt de minister het af.’ Dat is waar, althans als je geen idee hebt hoe je het universitaire karakter kan versterken.
18,0
16,0
14,0
12,0 1998
2000
2002
2004
2006
2008
2010
Figuur: Ontwikkeling Ou van het aantal actieve studenten (aantal x 1000). Gegevens CBS (2010) (gedownload 4-4-2010). Actieve studenten zijn studenten die zich in een jaar voor een of meer cursussen hebben aangemeld; stand steeds per 1 januari van dat jaar. Procentuele verdeling van de vooropleidingen bleef in de loop van de tien laatste jaren vrijwel gelijk, meer dan de helft had niet eerder een diploma in het hoger onderwijs behaald en maakt gebruik van de tweedekansmogelijkheid. Het percentage mannen is sterker gedaald dan het percentage vrouwen, waardoor sinds 2005 meer vrouwen dan mannen bij de Ou ingeschreven zijn. Circa 20% heeft geen betaald werk en circa 62% heeft betaald werk.
Afscheidsrede J. von Grumbkow
In welke mate heeft deze universiteit, bij uitstek de afstandsuniversiteit voor deeltijders, in de afgelopen tien jaar van deze groeikansen geprofiteerd? Ik heb de CBS-gegevens gedownload. Deze staan in de figuur die als A4’tje op mijn werkkamer hing. Hoe staat het met het aantal actieve studenten? Is er groei? Nee, er is een daling. Tien jaar lang. Hoe komt dat (zie figuur)? Net over de grens bij de Duitse afstandsuniversiteit (FernUniversität) Hagen, hooguit anderhalf uur rijden van hier, nemen de studentenaantallen toe. Aan de Britse open universiteit groeit het aantal bachelorstudenten. Ook elders op de wereld roepen de afstandsuniversiteiten hosanna. Hun studentenaantal groeit.26 Hoe kijk ik vanuit mijn vak, de arbeids- en organisatiepsychologie, daartegenaan? Teruggang is een onvermogen om op veranderingen in de omgeving in te spelen. De teruggang is niet veroorzaakt door marktverzadiging, want elders groeien de deeltijders. Tegelijk daalde het landelijk aanbod van universitaire deeltijdopleidingen om die groei op te vangen. Beide ontwikkelingen (daling en groei) gingen geleidelijk. In zo’n situatie is langetermijnplanning mogelijk. De vraag is dus: waarop was het beleid gericht? Om plannen uit te voeren, moeten er middelen zijn. De jaarrekeningen van deze universiteit tonen dat de reserves die zo’n tien jaar geleden pakweg 32 miljoen euro bedroegen, nu vrijwel op zijn. Er is sprake van een financiële trendbreuk. Een vraag die volgt: kan deze universiteit de problemen zelfstandig oplossen? Dit is een oude vraag die ruim tien jaar geleden ook is gesteld. Ik ga dadelijk op de vraag in.27 Als je middelen investeert, dan moet je in het oog houden in welke behoeften je wil voorzien, om welke afnemers het gaat, en wat de interne en externe mogelijkheden zijn. Deze gegevens moet je terugvoeren naar de essentie van het strategisch management en dat is: omgaan met competitie. Vraag 15 In welke behoeften van welke afnemers wordt voorzien? Nogmaals: de Onderwijsraad constateert dat Nederland onvoldoende voorziet in academische deeltijdopleidingen en dat het aantal deeltijders groeit. Combineren we deze constatering met deze dalende curve, dan is het antwoord dat deze universiteit in weinig behoeften voorziet en dat het aantal afnemers daalt. Toch wordt hier Kleine zelfhelpgids voor de hoogleraar aan deze universiteit
naar weerstand tegen verandering, tot een zwakke aansturing van docenten en medewerkers. Iedereen ‘heeft het gedaan’ en dus niemand. Zo eindigde Edubox in gezamenlijke onschuld en ongemakkelijke zwijgzaamheid. Bronnen: CvB-besluit inzake beëindiging traject Edubox (15-7-2005) en de doofpot van ingehuurde oudmedewerker Eric Willems: Strakke lijnen. Bestuurlijke evaluatie Edubox (Maastricht 23-01-2006). Behoefte aan gezelschap Bezorgdheid over de ingezette hboïsering van de Ou is misschien niet nodig. Er is nationale weerstand tegen grootschalige onderwijsprojecten. Wie zich herinnert hoeveel water door politiek Nederland vloeide voordat de Ou er was, beseft dat er veel moet gebeuren voordat hbo-ïsering van de Ou feit is. Waarom zouden hogescholen zich aansluiten bij de Netwerk Open Hogeschool (NOH) als zij zelf geld kunnen krijgen voor projecten? Het zal de hogescholen niet ontgaan, dat de hbo-ïsering van de Ou slechts een vehikel is om middelen van hun budget af te snoepen. Als mensen een netwerk proberen op te zetten door links en rechts vriendjes te maken, dan hopen ze op hulp van buiten, maar het probleem zit intern. Als iemand een netwerk opzet, denk dan: hij heeft waarschijnlijk behoefte aan gezelschap! Zelfhelp: (a) Samenwerken is alleen mogelijk als er een gezamenlijke doelstelling is. Het is niet ‘rond de tafel zitten en dan komt het in orde’. (b) De andere organisaties moeten de Ou als leider erkennen. (c) Voorkom intern wensdenken en ‘vermijd de hei’. Schaalsprong De Netwerk Open Hogeschool (NOH) is de belangrijkste innovatie van de afgelopen Ou-bestuursperiode. Zij wordt ‘schaalsprong’ genoemd. Leidinggevenden zijn in Australië geweest. Ze hebben gezien hoe een kangoeroe kan springen: grote sprongen met een lege zak.
21
Hoogste score op onzinnigheid De avond van het derde Ou-lustrum was er een bijeenkomst van de hoogleraren bij ons thuis. Vijf hoogleraren staken een speech af die beoordeeld werd op de mate van onzinnigheid. De laagste score op onzinnigheid (dus voor het meest zinnige betoog) en troostprijswinnaar van het boek ‘Lekker vies’ was de onberispelijke diplomaat Henk Peer. Een mooie lage score haalde cheerleader Korsten (‘De academie met een glimlach’). Vervolgens kwam Ben Sloot. De hoogste score behaalde Jan van der Dussen die met aanhang, verlaat binnenrende omdat minister Hermans bij hem had gedineerd. Hermans had weinig trek om met Datema’s genodigden van het derde lustrum een deftig vorkje te prikken, hoorde van de niet-genodigde hoogleraren en was met Van der Dussen naar huis gegaan. In feite had Henk van der Molen met zijn ‘Bermuda driehoek Groningen-HeerlenMaastricht’ de hoogste score, maar de puntentelling was die avond in het ongerede geraakt (27-9-1999). Conform de afspraken De United Kingdom eUniversity (UKeU) was een open netwerk met een nationale infrastructuur. Zij ging van start in 2000. Zij stopte in 2005 en kostte de Britse belastingbetaler 62 miljoen pond. Onder regie van de UKeU waren ruim twintig universiteiten en andere instellingen in een netwerk bij elkaar geveegd. De samenwerking met Sun Microsystems liep dood, zoals de Ou zich verslikte in Perot Systems (zie: Einde van een superieur product). Uiteindelijk kwamen er negenhonderd studenten in plaats van de vele duizenden ‘die zaten te wachten op levenslang leren via e-platforms’, net als de vele duizenden die vanaf 2008 reikhalzend uitzien naar de Netwerk Open Hogeschool (NOH). Een parlementaire behandeling volgde met morele verontwaardiging over de honoraria (£ 180.000) en de exorbitante bonussen (£ 45.000). Deze werden gerechtvaardigd omdat er ‘voldaan was aan afspraken’. De zeven hoofdzondes
22
veel werk verricht. Kennelijk is de strategie op andere zaken gericht dan op de behoefte aan wetenschappelijke opleidingen, en gericht op andere afnemers dan deeltijders.28 Wat zou er gebeurd kunnen zijn? Er is vrij veel gebeurd. Een selectie. Er is een modern bestuursgebouw opgetrokken (2003), hier schuin achter. Er is een mooi vergadercentrum (LEX, The Learning Experience) gemaakt voor bedrijven om in luxe te congresseren. Je kunt daar heerlijk vertoeven, dat is zeker. Maar het is een financieel noodlijdend project dat met gebouw en al miljoenen en miljoenen heeft gekost. Voor de internationale markt is een digitale leeromgeving gemaakt en een taal met de naam EML om de wereld te veroveren. Om het succes van die taal feestelijk te vieren, kregen alle personeelsleden op een dag een vorstelijk stuk taart met veel slagroom. Van die digitale leeromgeving en die taal is nooit meer iets vernomen.29 Het waren experimenten die niets opleverden, want ze kwamen niet voort uit de essentie van strategisch denken, dit wil zeggen: uit de noodzaak om in het Nederlandse afstandsonderwijs concurrerend te zijn ten opzichte van vergelijkbare, maar sterk opkomende aanbieders. Er waren meer projecten. Ook van de faculteiten. Ik ga ze niet noemen, want het moet vandaag wél gezellig blijven. In welke behoeften voorzagen deze projecten? Wie waren de afnemers? Vanuit de sociale-identiteitstheorie zou ik zeggen: het was de behoefte aan zelfbevestiging, aan prestige, aan imagebuilding. De belangrijkste afnemer was dus de instelling zelf. Maar met dit antwoord doe ik geen recht aan deze instelling. Er is een sterke behoefte om academische opleidingen voor afstandstudenten te ontwikkelen. Deze behoefte is er steeds, maar de inzet en de middelen zijn wél onttrokken aan opleidingen waar vraag naar is en onttrokken aan studenten waar deze universiteit zich in het bijzonder op zou moeten richten en waartoe zes jaar geleden de directeuren van het Sociaal en Cultureel Planbureau en het Centraal Planbureau opriepen. Groepen die juist bij de Britse open universiteit de eerste prioriteit hebben. Het is dus uiteindelijk onttrokken aan de studenten zelf.30 Om deze prestigeprojecten en commerciële projecten mogelijk te maken, zijn de opleidingen bewust afgeslankt. Dit is een strategische misser. Andere afstandsuniversiteiten op de wereld hebben hun aanbod aan bachelor- en masteropleidingen juist opgevoerd. Deze universiteit heeft het aantal opleidingen beperkt tot één bachelor en
Afscheidsrede J. von Grumbkow
één masteropleiding per faculteit, met een beperkt aantal cursussen. Zo weinig als hier, is het echt nergens. Heeft deze universiteit iets van de mislukte projecten geleerd? Nee, opnieuw zie je dat deze universiteit zich wil positioneren als ‘voorloper’ en wel ‘door een deel van het werk en materiaal gratis beschikbaar te stellen’. Ze wil ‘haar positie als spin in het web van Leven lang leren waarmaken’, want dit leidt tot ‘reputatieversterking’. Opnieuw gaan middelen en tijd in een innovatieve infrastructuur, in marketingplannen en in onderzoek. Deze universiteit maakt prachtige dingen. Ze doet prachtig onderzoek. Onderzoek van wereldklasse. Maar minister Maria van der Hoeven zei vijf jaar geleden hier in Heerlen dat deze universiteit lijkt op een pedagoog die voorbijgaat aan de behoeften van zijn eigen kinderen. Die kinderen zijn voor mij de studenten en de opleidingen, die zich op deze studenten richten. Hier ligt mijn eerste verklaring voor de dalende curve.31 Het klinkt misschien allemaal wat streng, maar deze afscheidsrede heet niet voor niets ‘een openbare les’. Ik ga naar de tweede verklaring voor de dalende curve. Vraag 16 Hoe voer je strategisch beloningsbeleid? Kan deze universiteit de problemen zelfstandig oplossen? Dezelfde vraag werd tien jaar geleden ook gesteld. Ik hoor in dit gebouw het antwoord nog klinken dat minister Hermans gaf. Het antwoord was negatief. Deze universiteit moest volgens Hermans geleidelijk opgaan in een netwerk van andere instellingen. Deze netwerkorganisatie zou een Digitale Universiteit zijn. De minister stak er enkele tientallen miljoenen in. Een paar jaar later ging dit netwerk ter ziele. Als een Houdini was deze universiteit ontsnapt. Niet veel later rolde uit deze universiteit een nieuw plan.
worden altijd uitbundig gevierd, maar de meest populaire blijft de hebzucht (Marja Brouwers’ Casino). Ook op de Ou worden honoraria van bestuurders gerechtvaardigd omdat ‘het conform de afspraken is die bij het aantreden zijn gemaakt’. Maken toezichthoudende organen prestatieafspraken, beloningsafspraken of helemaal geen afspraken? Waarschijnlijk het laatste, omdat ze niet weten waarover ze afspraken moeten maken. Zelfhelp: Beloningsstructuren moeten geen verschillen tussen ‘wij-zij’ veroorzaken. Dan gaat de rek uit het elastiek en wordt het groepsgevoel ondermijnd. Bron: Samuels, M.: Online bonus, e-ventually. Times Higher Education, 29-8-2003. Tussen de bolides Thonie Wattel zei bij zijn Ou-afscheidrede in Vaalsbroek in 1988 dat de lelijke eenden van de hoogleraren met hulp van onderwijskundigen rijdende werden gehouden. Later werden deze omgebouwd tot terreinwagens. ‘Die moesten zich tussen de bolides van de centrale afdelingen wringen die maar niet vervangen werden door interne bedrijfswagens voor facilitair verkeer.’ Toch kwam Wattel met zijn lelijke eend aardig vooruit. Peter Storm zei: ‘Ik heb je nooit zien hardlopen, en toch was je iedereen voor.’ CHU-er Wattel zou in het eerste kabinet-Van Agt minister van Wetenschapsbeleid worden, toen deze portefeuille op het laatste moment werd geschrapt en hij zijn lelijke eend tussen de bolides moest blijven manoeuvreren.
Met twee verschillen: deze universiteit zou zelf de regie nemen. Zeg maar: de baas zijn. Een tweede verschil is dat deze universiteit zich sterker ging nestelen in de wereld van de hogescholen. Dat plan heet de Netwerk Open Hogeschool. In 2013 moet er (vanuit de Open Educational-infrastructuur), onder regie van deze universiteit, een aanbod komen van vijfentwintig hbo-bacheloropleidingen. Daar steken de zes eigen wo-bacheloropleidingen magertjes bij af. Jaarlijks moeten er ook tienduizend extra hbo-diploma’s door de deelnemende hogescholen worden uitgereikt. Tienduizend! Dat is een schepje
Energiebesparen en dichten Letterkundige Hans van den Bergh sprak in 1988 de nestor van de bedrijfskunde (Wattel) toe met de woorden dat bedrijfskunde goedlopende handelingen zó analyseert dat deze handelingen alleen nog maar door specialisten kunnen worden gedaan. Een letterkundige schrijft gewoon een gedicht. Als hij bedrijfskundige was, zou hij eerst de marktbehoefte aan gedichten peilen: hoeveel lezers zijn er over vijf jaar. Hij zou dit aantal de-
Kleine zelfhelpgids voor de hoogleraar aan deze universiteit
23
len door de papierprijs. Tegen die tijd is zijn zin om dat gedicht te maken verdwenen. Dus bedrijfskunde levert energiebesparing op. Van den Bergh zette indertijd Cultuurwetenschappen op, samen met zijn eerste medewerkers, waaronder Antoine Bodar (priester), Klaas van Berkel (nu hoogleraar Groningen), Michiel Korthals (nu hoogleraar Wageningen), Hans Righart (hoogleraar Utrecht, overleden). Allemaal jonge briljante medewerkers. Geen bedaagde flexprofessoren. Van den Bergh ging vervroegd weg en zag de Ou ‘als een oprisping van het ideaal van kennisspreiding’ dat in de jaren negentig in snel tempo is afgebouwd omdat, volgens hem, het College van Bestuur de eigen ‘core business’ al een tijdlang bestempelde als de verkoop van onderwijs, ‘net als kleding bij V&D’. Bron: HP De Tijd, 27-10-2000. O-team Ik was in de faculteit een tijdje voorzitter van het O-team, het Onderwijsteam voor managementtaken. Op een dag vroeg iemand wat die ‘O’ betekende. O-teamlid Han Roffelsen legde geduldig uit: ‘O betekent, Jasper beslist, en de rest zegt O!’ (1997). Woud van versteende namen Het kerkhof van de netwerken is bezaaid met omgevallen zuilen. In een hoekje ligt de zuil van een Noors netwerk van vier universiteiten (Bedriftsuniversitetet; verlies 2 miljoen euro). In een ander hoekje ligt de zuil van de Scottish Interactive University. Over elkaar heen liggen de zuilen van de California Virtual University (met 1600 cursussen van 95 publieke en private instellingen; verlies 6 miljoen dollar), van de Danish Virtual University (verlies 5 miljoen euro), en van de NKN in Noorwegen (verlies 10 miljoen euro). Een woud van versteende netwerken. Het graf van de goede voornemens ligt altijd open. De 40-60 miljoen euro van de Netwerk Open Hogeschool hoeft niet ter aarde worden besteld, want 10.000 hbo-diploma’s zijn voortijdig naar de hemel opgestegen.
24
meer dan die driehonderd bachelordiploma’s die deze universiteit jaarlijks uitreikt.32 Het is een plan met een probleem. Deze universiteit is op zoek naar veertig tot zestig miljoen om het plan te realiseren en jaarlijks zo’n acht tot twaalf miljoen om alles weer op peil te houden. Meer dan het plan van tien jaar geleden. Het is veel, maar dan heb je ook wat! Deze universiteit maakt inmiddels zelf ook hbo-programma’s. Vanaf 2007 is hard gewerkt aan een hbo-rechten. De opleiding is gereed. Het is een mooie opleiding. De kosten? Meer dan twee miljoen. Anderhalf jaar geleden, tijdens de Dag van het onderwijs, ontving de trotse faculteit van de leiding van deze universiteit de oorkonde Onderwijsproduct van het jaar 2008. Prachtig allemaal, maar ook dit plan heeft een probleem. Tot op heden is niet één student begonnen. Het beste onderwijsproduct van het jaar … zonder één student.33 De reden is dat de minister (Plasterk) meent dat de overheid de kosten van een afstandsopleiding niet voor haar rekening moet nemen als commerciële partijen in dezelfde behoefte voorzien op een kwalitatief even goede wijze. En dat is bij hbo-rechten het geval. Strategisch gezien leek het resultaat concurrentieel. De hbo-opleiding werd echter ontwikkeld met middelen van de overheid en door middelen te onttrekken aan de eigen wetenschappelijke opleiding en dus uiteindelijk aan de wo-studenten.34 Dat inmiddels weer een paar andere dure hbo-programma’s in de steigers staan, is mooi te verklaren vanuit het vakgebied dat ik hier en elders mocht doceren. Zo’n dertig jaar geleden schreef ik een boek met de titel: Beloningen in organisaties. Als ik de kans krijg, citeer ik graag uit eigen werk. Die kans neem ik vandaag weer eens te baat: ‘Wie een beloningssysteem ontwerpt voor plannen, krijgt plannen. De plannen worden uitbundiger naarmate je ze vaker en hoger beloont.’ Voor mijn voeten lag, hier op deze universiteit, een prachtige casus. Die kunnen we in onze nieuwe cursus arbeids- en organisatiepsychologie goed gebruiken. De studenten krijgen een realistische business case voorgelegd: hoe je in een organisatie elkaar bewimpelt en beloont voor plannen en niet voor resultaten. Het is misschien een schrale troost, maar met deze casus krijgen de studenten toch weer iets van hun geld terug. Alle beetjes helpen. De curve daalt doordat de middelen niet worden gestoken in academische opleidingen, maar, zoals een minister van Onderwijs (Plasterk) droogjes zei, in het voorzien van behoeften waarin al voorzien Afscheidsrede J. von Grumbkow
wordt. En dat op een wijze die woorden en geen daden beloont. Dit is de tweede verklaring voor dat A4’tje met die dalende curve: het bestaan van een ceremonieel belonings- en motivatiebeleid dat interne spanningen aanwakkert in plaats van dat het de externe concurrentiekracht vergroot.35 Ook deze verklaring wil ik relativeren. Hoewel de strategische nota’s daar niets over zeggen, zou een doelstelling kunnen zijn: het behoud van de werkgelegenheid in deze probleemregio. Daarin blijkt de universiteit geslaagd. Terwijl de studenten wegbleven en de reserves verdampten, bleef het aantal personeelsleden de afgelopen tien jaar vrij constant.36 Vraag 17 Welke oriëntaties zijn er in het hoger onderwijs?
Bron: Keegan, D. et al.: E-learning Initiatives That did not Reach Targeted Goals. Megatrends Project 2007, NKI Publishing House. Komt er nog een derde wonder? Befaamd brancardier en Ou-voorzitter Bovens was aardig op weg om levenslang te studeren, toen hij na tien jaar, als door een wonder, zijn studie geschiedenis in Nijmegen afsloot. Na enige omzwervingen geschiedde het tweede wonder. Met zijn brancard mocht hij de Ou-pelgrims via een levenslang leerpad naar de virtualiteit gidsen. Wanneer komt op voorspraak van de vrijwel ongeletterde Bernadette Soubirous het derde wonder?
Ten tweede, de daling schrijft deze universiteit toe aan externe oorzaken. Het stuwmeer van tweedekansers zou opgedroogd zijn, maar het aandeel tweedekansstudenten blijft al jaren hetzelfde. Volgens de normaalverdeling blijft er altijd zo’n groep. Ik zie hier nauwelijks niet-westerse allochtonen. Op de Erasmusuniversiteit is nu bijna een kwart van de eerstejaars allochtonen van niet-westerse afkomst. In Delft is het 23% en Wageningen 20%. Nogmaals: ik ben bezorgd dat deze universiteit zich ontwikkelt tot een witte universiteit voor de welvarenden en de welgestelden. Er wordt nog een andere externe oorzaak genoemd. Deze universiteit zou teruglopen door een beperking van de fiscale aftrekbaarheid van studiekosten (2002). Maar deze beperking geldt ook voor andere instellingen. Er wordt geklaagd dat er meer concurrenten zijn gekomen. Deze klacht kun je omdraaien en vervolgens bedenken dat de universiteit zelf minder concurrerend werd. Wijzen op externe oorzaken is volgens mijn vakgebied een vertekening die mensen beschermt tegen de onverdraaglijke gedachte dat ze zelf de oorzaak zijn voor wat ze overkomt.
500 + 3 blijft 500 De Ou timmert sinds 2007 aan 25 hbo-opleidingen. Hbo-rechten is gereed. Dat was al in 2008. Twee jaar later (april 2010) zijn er nog geen studenten, maar die staan te trappelen. Hbo-informatica is gepland voor september 2010. Hbo-bedrijfskunde staat in de steigers. Aldus het Chepsrapport dat eind 2009 door de leiding van de Ou nog op foutjes is gecontroleerd. De Ou verblijdt de wereld van de hogescholen met drie hbodeeltijdprogramma’s. De hbo-wereld heeft al 500 deeltijdbachelors en 500 plus 3 blijft natuurlijk 500, maar ‘wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd’. Gooi 3 spierinkjes uit en 25 kabeljauwen bijten. Het is dus niet erg dat je een paar miljoen aan de academische opleidingen en de studenten onttrekt en ze als spierinkjes in het water werpt. De kost gaat immers voor de baat uit. Oud-decaan Jan Reijntjes, met wie we nog eens in zijn huis aan de rand van de Pyreneeën een lamsbout hebben verorberd, zei bij zijn afscheid (nov. 2005): ‘Willen we een wo-programma of willen we een hbo-programma? Je moet ze niet allebei willen want daar hebben we gewoon de middelen niet voor.’ Reijntjes was nog niet weg of de faculteit ging beide programma’s maken. Door hbo-ïsering geef je je thuismarkt op en laat je Rechten als wetenschappelijk studie verkommeren. Rechten is bij uitstek een wetenschappelijke
Kleine zelfhelpgids voor de hoogleraar aan deze universiteit
25
Waarom zijn al die plannen gericht op een inbedding van deze universiteit in de wereld van de hogescholen ten koste van de inbedding in de academische wereld zelf? Ten eerste, ik heb al gezegd dat hier geen groei van academische deeltijdopleidingen en van deeltijdstudenten wordt verwacht. De Onderwijsraad en de OESO roepen wat anders, maar dat geluid wordt hier niet gehoord. Doordat investeringen worden onttrokken aan de academische opleidingen, kunnen die opleidingen niet veel opleveren. Hun concurrentiekracht neemt af.
studie waarin je moet blijven investeren, want het gaat om fundamentele vragen over eigendom, de rechtstaat, democratie, mensenrechten. Bron: CHEPS: Verkenning marktpositie van de Open Universiteit Nederland. Universiteit van Twente, 2010.
Als je dergelijke vertekeningen blijft koesteren en je wil een rol blijven spelen in het onderwijs, dan kun je alleen nog maar uitwijken naar de beroepsopleidingen van hogescholen. Dat betekent dat je besluit om daar als relatieve nieuwkomer een concurrentieslag met de gevestigde hogescholen aan te gaan.
Hoogste MOT-score Paquita Perez behaalde bij ons thuis de hoogste MOT-score van alle decanen (Managementteam Onderwijs Test-score) met beantwoording van vragen als: (1) Bij welke gelegenheid heeft u gedacht: ik heb mij weer aardig in de nesten gewerkt. Was dat (a) op uw eerste werkdag bij de Ou, (b) na een maand werken of (c) na een jaar werken bij de Ou? (2) Na een vergadering van het MT-Onderwijs, heb ik het gevoel (a) dat ik ouder ben dan ik in feite ben, (b) dat ik jonger ben dan ik in feite ben, (c) ben ik geheel gevoelloos. (3) Het Managementteam van de Ou lijkt het meest op (a) het management van Enron, (b) het verenigingsbestuur van de LPF, (c) het college van B&W van een kleine Limburgse stad met een wankele coalitie. (4) Na elke begrotingsbespreking met het CvB heb ik het vage gevoel wat kwijt of juist wat rijker te zijn? Paquita Perez had intuitief de juiste antwoorden gegeven en won het boek ‘Lekker bekkie’. De decanen Jaap van Marle en Els Boshuizen behaalden die avond de laagste MOT-score en zouden veel moeten leren (19-11-2002).
Voor velen hier lijkt dat idee niet zo gek. Veel stafleden en leidinggevenden hebben voeling met hogescholen. Sommigen komen eruit voort. Zij hebben daar hun referentie. Zij doen geen onderzoek of ze doen hbo-achtig praktijkonderzoek. In die wereld van de hogescholen vinden zij hun bevestiging en hun identiteit. Dat is prima. Het is eervol, maar het geeft aan dat er hier op deze universiteit twee werelden zijn.
Einde binaire stelsel? De scheiding tussen hogescholen en universiteiten (binaire stelsel) zal duren totdat universiteiten en hogescholen in één kwaliteitsrangorde staan, maar daarvoor zullen hogescholen ook aan onderzoek moeten doen. Waar een kwaliteitsrangorde bestaat, zijn de gescheiden schotten verdwenen. Dan is er overlap tussen beide werelden, zoals in enkele andere landen. Een kwaliteitsrangorde heft de scheiding op, want kwaliteit is altijd belangrijker dan het stelsel. Door de BaMa zijn de Europese universiteiten in één klap vergelijkbaar en concurrent geworden, en staan voor de keu-
Hoe levensvatbaar is dus die vrijage van deze universiteit met het hbo? Jaren geleden begeleidde ik een oudere deeltijdstudent. Hij was toen jonger dan ik nu ben. Het was een gedreven man met een wetenschappelijke belangstelling. Hij beschreef de geschiedenis van de scheiding tussen hbo en wo. Hij kende die scheiding als zijn broekzak, want zoals zo veel deeltijdstudenten hier, had hij een bijzondere achtergrond. Hij was voorzitter van de Hbo-raad.38 Ik spreek van het midden van de jaren negentig. De argumenten pro en contra van toen, verschillen nauwelijks van de argumenten van nu. Hogescholen hebben een beroepsgerichte oriëntatie. Universiteiten zijn gericht op wetenschappelijke excellentie, het verleggen van grenzen. Dat is een wereld van verschil.
26
Afscheidsrede J. von Grumbkow
Op dit moment zijn hogescholen in de mode. Dat zullen zij blijven, want zij maken een flinke groei door. Bovendien richten ze zich op onderzoek. Ze ontwikkelen masteropleidingen. De minister wil op hogescholen het Leven lang leren een extra impuls geven. Als hogescholen dienstencentra krijgen op het gebied van Leven lang leren, dan zou voor deze universiteit een graantje mee te pikken zijn. Zes hogescholen kregen eind vorig jaar voor Leven lang leren een forse financiële impuls van zo’n 10 miljoen. Ook onze buren, de Hogeschool Zuyd heeft 2 miljoen gehad. Geen cent van al die ministeriële impuls ging naar deze Leven lang leren universiteit. Ook niet naar haar Netwerk Open Hogeschool. Ook niet naar het Dienstencentrum. Er is hier hoop op erkenning uit de wereld van de hogescholen. Die erkenning is er, maar de buurman zit niet te wachten tot deze universiteit een stukje van de tuin inpikt. De eerste concurrentieslag was hbo-rechten. De tweede was deze Leven lang leren-subsidie. Bij beide slagen had deze universiteit het nakijken. 37
Onze faculteit Psychologie heeft gekozen voor wetenschappelijke excellentie. Sommige andere faculteiten hangen er een beetje tussenin.
ze: kwaliteit of massificatie. In ieder geval zullen ze een profiel uit de Europese U-map moeten kiezen en geen LLL want dat is geen profiel.
Vraag 18 Wat betekent een strategische wending naar de wereld van de hogescholen?
Spiraal naar beneden Een netwerk van vier prestigieuze universiteiten (Stanford, Oxford (UK), Yale, Princeton) speculeerde dat hun 500.000 alumni zaten te wachten op life long learning. Zij vormden in 2000 een netwerk: Allearn (Alliantie for Lifelong Learning). Toen de alumni wegbleven, richtte de alliantie zich op cursussen voor het algemene publiek. Dat liep ook niet. Dus oriënteerde het netwerk zich verder downward en wel op high school students. Zo’n beetje als de Ou doet. De Ou stopt geld en mensen in projecten die beginnen bij hbo en afdalen naar mbo (met AD’s en EVC’s) tot middelbare scholen (Wikiwijs). Allearn stopte in 2006, tijdig en discreet. De universiteiten hielden hun verliezen geheim, maar het heeft waarschijnlijk 12 miljoen dollar gekost. Er hadden zich zeshonderd studenten ingeschreven. Zelfhelp: Een downward-oriëntatie brengt je in een spiraal die eerst moet stoppen voor je weer een beetje upward kunt gaan denken (mits je niet te veel middelen hebt verspild). Bron: Jokivirta, L. (2006): What went wrong with Alllearn? (gedownload: 3-3-2007: www.universitybusiness. com).
Hoe kijk ik vanuit de sociale-identiteitstheorie naar deze vrijage met het hbo? Als het met mensen slecht gaat, dan vergelijken ze zich ‘downward’. Je voelt je beter, als je je vergelijkt met een ander die het slechter heeft. Veel schiet je daar niet mee op, want je wordt alleen beter door opwaarts te vergelijken. In de academische rangorde nemen de hogescholen een lage positie in. De vrijage is dus een vorm van defensief vergelijken. Het is geen echte liefde. Het gaat om de bruidschat van een paar overgebleven dochters. Die downward-oriëntatie is een strategie om middelen te verwerven. Zeg maar, om een stukje van de tuin van de buurman te bemachtigen. Die buurman is natuurlijk niet achterlijk. Dit verklaart waarom deze universiteit een tussenweg zoekt. Er wordt wetenschappelijk onderwijs gegeven en wetenschappelijk onderzoek gedaan, maar met de toevoeging dat deze toegesneden zijn op afstandsopleidingen voor deeltijdstudenten. Juist die bijzondere toevoeging ‘het is afstandsonderwijs’, zou deze universiteit ‘anders’ maken. Daardoor zou je deze universiteit niet kunnen vergelijken met andere universiteiten of andere hogescholen. Met deze strategie maak je je onvergelijkbaar. Door dat te doen, kun je ontsnappen aan evaluaties uit de wereld van de universiteiten maar ook uit de wereld van de hogescholen. Deze universiteit zou in geen van die twee werelden passen. Dit is larie. Het leidt tot een verwrongen zelfbeeld. Het geeft krampachtige interne discussies. Het maakt onduidelijk met wie je je vergelijkt en met wie je uiteindelijk concurreert. Naar buiten geeft het een onbestemde beeldvorming. De toevoeging ‘afstandsuniversiteit’ heeft alleen onderwijskundige betekenis. De toevoeging is krachtig, maar niet krachtiger dan die van andere universiteiten. Elke universiteit heeft iets unieks. Maastricht heeft haar Probleem Gestuurd Onderwijs, maar zij stelt zich daarmee niet buiten het gewone wetenschappelijke kader. De universiteit dient te kiezen voor het studentprofiel uit de Europese multidimensionele classificatie (U-map).
Kleine zelfhelpgids voor de hoogleraar aan deze universiteit
Lekker fris Toen ik in 1986 mijn toga liet aanmeten, kwam kleermaker Schraauwers aan huis. Hij nam de maten op, kwam nog een keer en bezorgde tenslotte het eindproduct. Bij de keuze van de Outoga toonde prof. Willy Luijten-Meijer als mannequin op de catwalk van de vergadertafel de ontwerpen. Het werd ingetogen blauw. De kleermaker werd oud en de tijden veranderden. Toen René Bakker hoogleraar werd, moest hij zijn maten telefonisch doorgeven. Een uur voor de oratie (2003) werd zijn toga bezorgd. Haastig trok hij ’m aan. Even later stond hij te oreren in een te korte toga met korte mouwen. Hij hield van frisse lucht, want hij kwam wel eens fietsend en
27
bezweet bij ons thuis aan. Ik kon hem na de oratie op een ander voordeel wijzen: ‘Je kan nu wennen aan onze bestuurlijke kleermaker om overal de schaar in te zetten. Het gaat hier soms heet aan toe. Jij staat niet zoals wij te puffen in dat warme ding.’ Innovatiever dan de UvA In 2005 schreef Marcel Roes in Folia hoe de UvA het marktaandeel van de Universiteit van Utrecht kon overtreffen. Hij adviseerde: niemand associeert soapsterren met geleerdheid. Dus kies een soapster. Sponsor een popgroep. Creëer met C&A een bijpassende kledinglijn (je kunt beginnen met een rode das). Laat hoogleraren en bestuurders een weblog bijhouden. Verplicht hoogleraren om minstens eenmaal per maand op te draven in een talkshow. Stuur ze ‘s avonds naar café’s om daar college te geven. Biedt collegedictaten aan per sms. Elke honderdste inschrijving een reductie op de cursusprijs. Onze bubble-piercer sloot af met: geld dat over is kan eventueel gebruikt worden ter verbetering van onderwijs en onderzoek. Voor de UvA was dat misschien nieuw, maar de innovaties zijn op de Ou al verder. Stuck in the middle De Ou positioneert zich als een dienstenorganisatie voor Leven lang leren met klusjes die lopen van beroepskeuze en loopbaanadviezen tot Persoonlijke OntwikkelingsPlannen (zgn. ‘Pops’, in mijn vakgebied uit de mode) en competentieprofielen om teams samen te stellen (in mijn vakgebied een verlaten idee). Adviesbureaus bieden hetzelfde op de vrije markt. Vanuit strategisch-managementdenken (Michael Porter) volgt de Ou deze strategie van differentiatie, maar die vraagt om persoonlijke binding van de klant met een gerenommeerd adviesbureau. De Ou heeft geen ‘track record’ als adviesbureau. De vermarkting van zo veel mogelijk cursussen (massa-hbo-ïsering) is de andere Ou-strategie. Dat is weer een strategie van ‘cost leadership’. Dit wil zeggen: veel leveren (gestandaar-
28
Ik zie dus vanuit mijn vakgebied ten minste drie verklaringen voor het A4’tje met de dalende curve. Ten eerste, het onttrekken van middelen aan het onderwijs om de eigen behoefte aan prestige en zelfbevestiging te bevredigen. Ten tweede, een strategisch beleid dat blijft steken in mooie maar kostbare plannen; een beleid waaraan een competitieve visie ontbreekt en dat de verantwoordelijkheid voor de dalende curve aan externe omstandigheden toeschrijft. Ten derde, een identiteit die instabiel is en balanceert tussen downward vergelijken en het liefst onvergelijkbaar willen zijn. In deze drie verklaringen zitten ook de oplossingen besloten. Kort gezegd: investeer in de wetenschappelijke opleidingen, beloon voor resultaten, zoek de oorzaken bij jezelf en kies voor excellent, competitief wetenschappelijk onderwijs en onderzoek, en oriënteer je sterker op de sociaaleconomisch zwakkere milieus. Nu dat laatste A4’tje met het positieve nieuws. Ik hoop dat de nieuwe hoogleraren en docenten daarvan opknappen. Dit A4’tje gaat over de kwaliteit van de opleidingen. Er zijn 14 universiteiten waarvan de kwaliteit gerangschikt is. Bovenaan in kwaliteit staat Wageningen. Op de tweede plaats staat deze universiteit. Het eerste A4’tje zegt dat het slecht gaat. Het tweede dat het goed gaat. Hoe is dat te rijmen? Kennelijk zijn de opleidingen goed, maar stemmen de studenten met hun voeten. Hoe kan dat? Vraag 19 Wat zijn de voorwaarden van een wetenschappelijke opleiding om op niveau te blijven? Ik bepaal mij nu verder tot de opleiding Psychologie. Wat de socialeidentiteitstheorie ons leert, kan mijns inziens ook voor de andere opleidingen van deze universiteit gelden. Ik laat de andere opleidingen buiten beschouwing. Psychologie is hier de grootste opleiding. Gaat het goed met Psychologie, dan gaat het ook goed met deze universiteit. Er zijn in Nederland 11 universitaire opleidingen psychologie. De wetenschappelijke kwaliteit van deze opleidingen psychologie wordt vastgesteld door landelijke visitatiecommissies en door de analyses van de Keuzegidsen. De kwaliteit van de opleiding Psychologie alhier staat in Nederland in de top drie.39
Afscheidsrede J. von Grumbkow
Tabel: De landelijke ‘top-3’ van de 11 universitaire opleidingen Algemene Psychologie (2009-2010). Bron: Keuzegids, 2009, 2010. Overzicht scores van bachelor en master. universiteit
bachelorrang
masterrang
Open universiteit* Rotterdam EUR Maastricht UM
1 2 3***
1** 2 1**
*Open universiteit is op een aantal punten niet goed te vergelijken omdat de andere opleidingen meer specialisatiemogelijkheden hebben en omdat deze opleidingen op meerdere dimensies worden vergeleken. **Open universiteit en Maastricht staan beide op nummer 1. ***De nummers 3 zijn Maastricht en de Radboud Universiteit (Nijmegen).
De meest recente gegevens tonen dat de bachelor en de master op nummer 1 staan. De eerste plaats van de masteropleiding wordt gedeeld met Maastricht. De hoge score die de masteropleiding krijgt, zie de laatste kolom van deze tabel, komt deze instelling niet altijd goed uit. Academische masters houden zich bezig met disciplinair onderzoek. Dat is hier geen pluspunt.40 Een academisch onderzoeksprofiel is lastig in te passen in de beeldvorming om deze universiteit te transformeren naar een dienstencentrum voor Leven lang leren, zeg maar een soort winkel van Sinkel voor mbo’s, roc’s, middelbare scholen, bibliotheken, enzovoorts.41 De tweede reden is dat enkele andere masteropleidingen op deze universiteit niet dezelfde hoge notering hebben. Die staan op de 4e of op de 8e plaats. Dat is helaas lager. Dus sta je een keer met een gouden plak in je hand, dan kun je hem beter wegstoppen, want een paar andere opleidingen staan lager. Het is het oude liedje van het maaiveld, van nivelleren, dus van downward vergelijken. Pas na aandringen heeft de leiding van de faculteit deze universiteit weten te bewegen om die hoge notering niet subliminaal tussen de schaatsberichten te zetten. Dus het is uiteindelijk weer goed gekomen.42 Die dubbelnotering van de bachelor en de master heeft onze decaan aan de studenten en de stafleden van Psychologie gelukkig via allerlei andere kanalen laten weten. Aan het streven naar prestige, naar zelfbevestiging, naar imagebuilding, doet de faculteit even hard mee. Dat doet ze zeker, maar niet in prestigeprojecten of in hbo-opleidingen, maar door competitief te zijn, door vergelijkbaar te blijven en door zich steeds te ontworstelen aan zaken die de wetenschappelijke vooruitgang hinderen. Hoe? Ik gaf het antwoord bij een eerdere vraag (vraag 7): door het gewoon te doen.
Kleine zelfhelpgids voor de hoogleraar aan deze universiteit
diseerde bulk) tegen lage prijzen. Aan die lage prijzen valt wat af te dingen, want de kosten per studiepunt voor een Ou-student horen bij de hoogste in Nederland. Een bedrijf dat kiest voor beide strategieën (differentiatie én cost leadership) loopt volgens Porter in het midden vast (‘stuck in the middle’), heeft een vage bedrijfscultuur, een tegenstrijdig incentivesysteem (bijv. soms belonen van plannen, soms van resultaten) en kan moeilijk een consistent hrm-beleid voeren. De Ou kiest beide strategieën. Elke universiteit staat voor de keuze: kwaliteit of massificatie. Voor een kleine universiteit zou de keuze gemakkelijk moeten zijn. De grootste muil van de Rijnmond Carrie, columniste bij de Vara, die zichzelf ‘de grootste muil van de Rijnmond’ noemt, opende samen met voorzitter Wöltgens het nieuwe Oustudiecentrum van Rotterdam. Carrie verrichtte de officiële openingshandelingen met een didactische uitleg van het woord ‘niettegenstaande’. Ze vertelde dat een jongetje in de klas zijn vinger opstak. ‘“Nou vooruit dan maar,” zuchtte de juf, “dan mag jij het ook nog even proberen, Jan.” “Mijn broer”, zei Jan, “neemt als hij bij zijn vriendin gaat slapen, altijd een matras mee.” “Ja,” vroeg de juf bemoedigend, “en wat heeft dat met “niettegenstaande” te maken?” “Nou,” zei Jan, “logisch toch, omdat hij niet tegen staande neuken kan.” “Kijk, die logica, dat nuchtere denken, dat vind je terug in de open universiteit. In dít studiecentrum.”’ Met deze didactische uitleg openden Carrie en Wöltgens plechtig het nieuwe Oustudiecentrum van Rotterdam. En dan maar klagen dat de Ou geen aandacht geeft aan de zwakkeren in de samenleving … De plaatselijke koekenbakker Conformisme en gebrek aan kritisch vermogen blijken uit het maandelijkse bombardement van Ou-successen door interne media. Wat is prettiger dan in het personeelsblaadje (His Masters Voice Werkwijzer) te lezen
29
dat de plaatselijke koekenbakker de lekkerste vlaaien bakt? Dan is het ook te begrijpen dat er radiostilte is over externe zeperds die magistraten in hun bijbanen scoren. Gouwe ouwe Het Ou-jaar 2009 werd een feestelijke bewerking van een oud succesnummer: het Jaar van Leven lang leren. Oude hits doen het goed. Leven lang leren was al een keer een Oudiesthema geweest. Dat was in 1996. Cees Datema’s cd-tje werd opnieuw uit de kast gehaald. Het is een rustige dansklassieker voor de oudjes, want je kunt niet echt meebrullen. Gaan we het cd-tje weer opzetten? Keynes: ‘De moeilijkheid is niet het nieuwe te begrijpen maar het oude te vergeten.’
Het antwoord op deze vraag moet dus duidelijk zijn. Profileer je als een afstandsuniversiteit (volgens de Europese multidimensionele classificatie) met de nadruk op universiteit, die een grotere variëteit aan disciplinair en innovatief onderzoek en onderwijs heeft, op de volle breedte van het bachelor-, master- en PhD-niveau. Beperk je daartoe. Je kunt zo goed zijn als je wil, maar als je niet op die wijze investeert en je profileert, dan zoeken de studenten hun heil elders. Studenten studeren niet om deze universiteit tot bloei te brengen. Ze studeren om zichzelf tot bloei te brengen. Als er iets is, dat ik hier steeds geroepen heb, dan is het dat. Vraag 20 Wat moet de kern zijn van de academische beeldvorming?
Angstig beroep In het gedenkboek van het tweede Ou-lustrum staat, dat het opmerkelijk is dat op de Ou ‘geen van de College van Bestuursleden, in tegenstelling tot bijvoorbeeld in Groot-Brittannië, een serieuze reputatie genoot in de academische wereld’ (Verkuylen, 1994, p. 121). Gewenning maakt zelfs het opmerkelijke normaal. Benoemingen horen bij een traditie van politieke benoemingen. Ze horen bij de inbedding in ‘Os Limburg’ om werkgelegenheid veilig te stellen. Het ontbreken van een serieuze academische reputatie verklaart waarom de erepromoties van 2004 en 2009 door de media werden genegeerd. Bij de Ou lopen voorlichting en verkoopreclame door elkaar. Ou-voorlichter is een angstig beroep. De voorlichter krijgt de schuld als hij of zij geen reputaties, cursussen, erepromoties plus de hele santekraam van commerciële diensten aanprijst als wetenschapsvoorlichting. Ik leef mee met de voorlichter. Werkwijzer en Modulair zijn bedrijfsbladen. Voor bedrijfsbladen geldt: wiens brood men eet, diens woord men spreekt. Alleen een universiteit die kracht heeft, kan zich een onafhankelijk blad en onafhankelijke journalistiek veroorloven.
De laatste vraag: wat moet de kern zijn van de academische beeldvorming? Een aantal topsporters kan op deze universiteit gratis studeren. Ze moeten daarvoor meedoen aan de marketing van deze universiteit. Een handjevol deelnemers aan de winterspelen in Vancouver deed dat. Op zich is dat niet eens zo gek. Politici en bestuurders weten al lang dat je stemmen wint als je handen schudt met popsterren en topsporters. Dat is het associatieprincipe van Pavlov (een Nobelprijswinnaar in 1904).
30
Afscheidsrede J. von Grumbkow
In mijn vakgebied bestaat een studie van Robert Cialdini over mensen die zich koesteren in de glorie van anderen. We vereenzelvigen ons graag met een winnaar. Als Roda JC, dat is een voetbalclub, hier wint, dan hoor je hier de mensen roepen: wij hebben gewonnen! Nu wint Roda vrijwel nooit. Dus zou je vaak moeten horen: wij hebben verloren. Dat hoor je nooit. Je hoort: zij hebben verloren. Het is dus zo gek nog niet, dat de bestuurders van deze universiteit topsporters contracteren, als die curve zo vervelend aan het dalen is. Schud je de handen van topsporters, dan kun je ten minste roepen: wij hebben gewonnen. Maar dat legt volgens Cialdini ook een zwakke plek bloot. Leiders van dit soort organisaties, of mensen in het algemeen, verbloemen daarmee dat zij van de prestaties van hun organisatie en van zichzelf geen hoge dunk hebben. Een paar jaar geleden heeft deze universiteit een bejaarde Nederlandse popgroep (uit circa 1979) met de naam The Scene uit de mottenballen gehaald. The Scene schijnt erg beroemd te zijn. Popgroepen en sportlieden trekken aandacht. Voor welke studie trekken ze aandacht? Zegt u het maar! Als ik iemand op de tv hard voorbij zie
schaatsen, dan kom ik echt niet op het idee om Kant erbij te pakken en filosofie te gaan studeren. Pavlov wordt dus verkeerd toegepast. Popsterren moeten Pepsi aanprijzen. Sportlieden moeten sportschoenen aanprijzen. De voetbalbond roept haar leden toch ook niet op dat ze moeten stoppen met voetballen en maar beter kunnen gaan studeren? Als Roda JC of MVV uit Maastricht zo’n oproep aan hun voetballers zouden doen, dan had ik daar wel begrip voor. Het is dus: schoenmaker blijf bij je leest. Welke leest zou dat zijn? De universiteiten van Leiden en Groningen sturen mij als alumnus trouw na al die jaren nog steeds hun informatie. Ik verbaas me iedere keer hoe enthousiast de voorlichting over de wetenschap zelf is. Dan krijg ik heimwee naar mijn studie. Dan krijg ik geen trek in Pepsi of in sportschoenen. Richt de beeldvorming dus op wat die wetenschappers hier doen! Potentiële studenten rennen dan hun nieuwsgierigheid achterna. Niet op sportschoenen, maar sneller en gehaaster. Het gaat om de sociale bewijskracht. Mensen willen overtuigd worden door personen die kennis van zaken hebben. Ze willen aanwezig zijn waar wetenschappelijke vooruitgang is. Dat moet je tonen. De schrijver Elsschot, die zijn leven lang in de marketing doorbracht, zei: ‘Marketing, dat is een rondleiding door de wereld van de gebakken lucht.’ Voorkom dat je in de handen van marketingmensen valt.43 Koester je dus niet in de glorie van anderen, maar in die van jezelf. Ik weet het, het is tegeltjeswijsheid. Maar in de tempel van de wijsheid horen ook een paar tegeltjes. Dat neemt niet weg, dames en heren hoogleraren en docenten, dat wetenschappers ook aan ‘downward comparison’ moeten doen. Niet om zich beter te voelen, maar om te leren hoe het niet moet. Een van onze docenten van de faculteit formuleerde het zo. Zij zei: ‘Identificeer je met toppers en vergelijk je met tobbers.’44 Studenten willen excellent onderwijs.45 Studenten willen uitdaging. Ze willen ambitieus onderwijs en geen downgrading. Waarom zou dat niet gelden voor afstandstudenten? Zet je geld op díe studenten. Upward georiënteerd en prestige zoeken in de wetenschap. Hiermee heb ik antwoord gegeven op mijn laatste vraag. Een heel oud antwoord op een steeds actuele vraag. Niet ‘anders zijn’ maar beter zijn. Ik hoop dat het antwoord tot steun is van de nieuwe hoogleraren en nieuwe docenten die na mij komen.
Kleine zelfhelpgids voor de hoogleraar aan deze universiteit
Buikriemlunch Toen de Ou-traditie van het jaarlijkse hooglerarendiner eindigde, dat was op 22-10-2004 in de Spiegelzaal van Hotel Max, bekende de rector dat het de eerste keer was dat hij na al die jaren bij dit diner aanwezig was. Vrolijke hoogtepunten waren altijd de speeches van Hans van den Bergh, Jan van der Dussen en Rietje van Dam (het eerste vrouwelijk lid van het Rectorencollege sinds 100 jaar). Meestal werd voorkomen dat Arno Korsten het woord nam, want anders werd het eten koud. De rector hield niet van dit soort diners. Hij zou het diner in het vervolg zelf organiseren en het ambtelijk Ou-management laten mee-eten, maar het mocht voorlopig ‘hooglerarendiner’ heten. Als doekje voor het bloeden zou het in buffetvorm zijn. Dan konden de hoogleraren zelf hun bordje volscheppen en hoefden zij de verdeling van de middelen niet over te laten aan het ambtelijk management. Dat er ineens zo veel Ou-management bleek te zijn, was zelfs voor dit management een grote tegenvaller. Dat hoogleraren achteraan moesten aansluiten, lag gezien de verhoudingen voor de hand. Maar dat het vele management zo weinig zou overlaten, had alleen de bescheiden hoogleraar financieel management Arthur Herst verwacht. Om de oude traditie in ere te houden, houden Herst en ik regelmatig ‘een buikriemlunch’. Drie jaar onvoorwaardelijk Volgens geruchten weigerde rector Fred Mulder uit gewetensbezwaar moedig dienst. Dat was lang geleden. Toch werd hij ongewild bevorderd tot officier. Gerd Leers (bekend omdat ‘hij altijd de schijn tegen heeft’) speldde hem onverwacht, namens Hare Majesteit de Koningin, de attributen van de wapenrok op. Kun je een onderscheiding aannemen van een staatshoofd wier levenspad niet langs bijbelse wegen loopt? Ik denk het wel. Ook al gedraagt zij zich niet overeenkomstig Gods woord, zij blijft Zijn dienares. Is aanvaarding hovaardig? Ik denk het niet want op een
31
onderscheiding mag men trots zijn. Jan des Bouvrie heeft even vastgezeten inzake een fraudezaak. Tijdens de persconferentie na zijn vrijlating droeg hij trots de versierselen en stelde van de prins geen kwaad te weten. Het zal lastig worden om het lintje op grond van gewetensbezwaren alsnog kwijt te raken. Dat lukt alleen als je zorgt dat je meer dan drie jaar onvoorwaardelijk krijgt, en dan moet je wel heel veel schijn tegen hebben.
Dames en heren, ik ben bij het einde. Wetenschap en kunst, dat zijn misschien de enige beschaafde dingen die we op deze planeet kunnen doen. Een deel van mijn openbare les ging over curves, over studentenaantallen en over scores. Dus over cijfertjes en getallen. Net als het bruto nationaal product meten cijfers van alles, maar ze vertellen ons niets, maar dan ook niets over de creativiteit, de schoonheid en de moed van de wetenschap. Ze meten dus van alles, maar net niet die dingen die het leven de moeite waard maken.46
Het blijft gesloten en het rookt? Een staaltje van academische marketing: de Nederlandse rockband The Scene en de Open Universiteit hebben sinds voorjaar 2007 een bijzondere band. Het nummer ‘Open’ van The Scene is te horen in de commercials van de Ou. The Scene gaf een concert voor 1000 personen, betaald door de Ou. Zanger Thé Lau van The Scene zei: ‘Toen ik van de Open Universiteit de vraag kreeg om het nummer Open te mogen gebruiken in een commercial, zag ik samenwerking meteen zitten. En het nummer Open past bij deze universiteit.’ In de breed verspreide brochure stond: ‘Vooral de tekst van het refrein “Open moet het zijn” sprak de Ou aan bij de keuze van het nummer.’ Ik heb het refrein beluisterd. Het luidt: Open, open, open moet het zijn. Ik open me voor jou, dus open je voor mij. Maar het blijft gesloten, het rookt, het zwijgt enz. enz. Het lijflied van de Open universiteit: Het blijft gesloten, het rookt, het zwijgt?
Dankwoord Dames en heren, nu het dankwoord… het interessantste deel van deze rede. Ik zat met een hele lijst namen: oh, als ik die maar niet vergeet te noemen. Het zal je toch gebeuren! En even later zat ik weer: maar die, die wil absoluut niet genoemd worden. Die wil niet met mij geassocieerd raken. Het is dus nog even ingewikkeld geweest. Als eerste dank ik de studenten. Het meeste heb ik geleerd van hen en van de promovendi. Dat is hier prima geregeld: wij leren van de studenten en laten ons ervoor betalen. Ik was op deze universiteit de eerste en enige hoogleraar op het terrein van de arbeid en organisatie. Sinds die tijd zijn hier honderden en honderden arbeids- en organisatiepsychologen afgestudeerd en tienduizenden hebben cursussen op dat terrein gevolgd. Kennelijk was dit mijn opdracht.
Liever amateurvoetbal De werkloosheid in de Oostelijke Mijnstreek heeft bij de keuze voor Heerlen als Ou-vestigingsplaats een belangrijke rol gespeeld. Jaren later (2005) zei Wöltgens dat de vijf jaar van zijn Ou-voorzitterschap ‘nadrukkelijk doortrokken is geweest van de missie om de werkgelegenheid te behouden’. Terwijl de reserves verdampten en de studenten massaal wegbleven, groeide het aantal personeelsleden van 713 in 2000 naar 732 bij Wöltgens’ afscheid in 2005. Sinds zijn aantreden transformeert de Ou zich naar een Heerlens werkgele-
Een klein aantal studenten is hier afgestudeerd en ook gepromoveerd. Dat zijn er niet veel, want er bestaat voornamelijk een papieren onderzoeksbeleid. Het heeft deze studenten veel inspanning gekost. De promovendi die hier hun hele opleiding hebben gehad, koester ik in mijn hart. Ik noem er enkelen. Noks Nauta: zij schrijft inmiddels boeken, publiceert internationaal, adviseert in de gezondheidszorg en zingt prachtige liederen van Schubert. Eric Ramaekers: hij is inmiddels bestuurder van enkele grote Vlaamse instituten op het gebied van de sociale zekerheid. Nog steeds werken we samen bij de integratie van kanslozen in Vlaanderen. Eric Ramaekers is overigens ook veehouder. Ab Reitsma begon als lokettist bij de PTT, en net als die anderen, studeerde en promoveerde hij hier. Hij is nu projectleider van een internationale opleiding. Ook hij is veehouder. Het is niet toevallig dat we zelf een kleine veestapel hebben. Voor mij zijn zij de prototypes van de Ou-student. Laat ik niet vergeten André Brouwers. Die leeft zo gezond, dat we ons zorgen maken over zijn gezondheid.
32
Afscheidsrede J. von Grumbkow
Het was een eer om met jullie, en met enkele andere gepromoveerden te mogen samenwerken, zoals Daantje Derks, altijd even vrolijk en enthousiast, en Hans van Buuren, lid van drie muziekgezelschappen en beroepsceremoniemeester. En natuurlijk de copromotores: Welko Tomic, Arjan Bos, Marcel van der Klink. Ik kan niet iedereen noemen, maar ik heb veel van jullie geleerd. Wat is leren? Dat is hijgend achter iemand aanrennen die op een bepaald gebied meer weet en meer kan. Ik hoop de komende jaren nog een tijdje te rennen achter John Taverniers, Gerben Langendijk, Ivo Bernaerts en Brigitte Geenen, en hun copromotores, Joris Van Ruysseveldt, Marius van Dijke, Karin Proost en Jef Syroit. Ik hoop jullie nog wel in te halen … met mijn rollator. De experimentele sociale psychologie heb ik geleerd van Henk Wilke. Na veertig jaar is er nog steeds een goede band met hem en zijn gezin. Ik kwam terecht in de arbeids- en organisatiepsychologie. Dat is mijn vak geworden. Ik heb altijd genoten van de scherpzinnigheid van Paul Bagchus, Tharsi Taillieu en Jef Syroit, bij de uitsmijters van Boerke Mutsaers. Dat geheugen van Jef, gevuld met trivia en grappen, daar worden de faculteit en ik dagelijks vrolijk van. Jef heeft mij veel plezier en steun gegeven in mijn werk. Ik ben decaan geweest en ik heb onder decanen gewerkt. Van Jos Claessen heb ik de kneepjes van het management kunnen afkijken en heb ik gezien hoe je bestuurlijke varkentjes kunt wassen. Van Henk van der Molen leerde ik dat wetenschappelijke kwaliteit altijd bescherming behoeft. Zijn vasthoudendheid, humor en plezier in het leven geven mij tot de dag van vandaag steun en relativering. Kijk ik naar mijn nadagen op deze universiteit, dan heb ik gezien hoe René van Hezewijk het academische klimaat bewaakte. Hij heeft op deze universiteit het vakinhoudelijk onderzoek op de agenda teruggezet. Zijn brede belangstelling en zijn intellectuele en onbaatzuchtige benadering van problemen zijn inspirerend. De lijst van oud-medewerkers van deze faculteit heeft een omvang van meer dan 100 personen. Denk ik terug aan de opbouw van de opleiding Arbeid en organisatie, dan ben ik dank verschuldigd aan Frits Kluytmans, Joris Van Ruysseveldt, Wilfried VanderMeeren, Albert Kampermann, Han Roffelsen en John Gerrichhauzen. In de periode van Henk van de Molen en Lilian Lechner is de psychologie, mede door hen, naar een hoog niveau getild. Dat blijkt uit de tabel die ik zojuist heb getoond. Op de vormgeving van de opleiding daarna, op het onderzoek en de kwaliteit van de wetenschappelijke staf hebben Kleine zelfhelpgids voor de hoogleraar aan deze universiteit
genheidsproject (‘Dienstencentrum’ voor Leven lang leren). Partijgenoot en minister Eberhard van der Laan zei na een werkbezoek in Heerlen dat hij met hoofdpijn en een depressie terugging naar Den Haag. Zouden universiteiten van Leiden of Groningen een klussenbedrijf worden als het tegenzit? De wetenschappers zouden niet depressief worden, maar gaan lopen. Wetenschappers zijn kosmopolitisch. Hun referentie is internationaal met een waardepatroon dat uitgaat van wetenschappelijk prestige. Wetenschappers slaan geen acht op lokale kwesties. De ‘local’ is intern georiënteerd op stabiliteit en werkzekerheid. Een local speelt liever amateurvoetbal in de regio dan internationaal voetbal tegen andere (afstands)universiteiten. Strijdbare sjaal De Masaïkrijgers in Kenia en Tanzania kleuren hun huid rood. Ze wikkelen een rode doek om hun middel om zich te onderscheiden van andere groepen. De rode kleur van de Masaikrijger boezemt de dieren van de savanne angst in. In januari 2010 was er een ritueel van identiteitsvorming, toen iedere Ou-medewerker een strijdbare rode sjaal kreeg. Het potje rode schmink ontbrak. In het broedseizoen hebben meeuwen een rode vlek op hun snavel. De kuikens tikken er tegenaan, waarna de meeuw (Larus michahellis) voedsel uitbraakt. Maak je deze rode vlekken met verf groter, dan maakt dat voor de kuikens niet uit. Maar de partner (m/v) van de bijgeverfde meeuw braakt twee keer zo vaak eten op. Leiderschap is het managen van de identiteitsvorming. Dat kan met een rode doek en een potje verf. Als je het goed doet, dan smaakt zelfs braaksel naar meer. Buitenpromovendi op de Antillen Sinds kort ontvangt de Ou voor elke promotie een financiële beloning. Promotieonderzoek levert geld op. Dus komt er na jaren iets van een ‘promotiebeleid’. Het aantal promoties groeit. De strategie is om buitenpromovendi te werven. Die hoeven niet te worden betaald. Ze leveren wel een promotiepremie op (circa
33
€ 90.000) en vormen een nieuwe route naar de Antillen. Volks-Porsche Oud-decaan Fred Heemstra was een gezellige Brabander die met bretels zijn broek ophield omdat hij steeds met succes probeerde af te vallen. Daardoor paste hij steeds beter in zijn te krappe maar respectabele VoPo (Volks-Porsche, een ‘low cost mid engined sportscar’ en commerciële flop), waarvan het dak lekte en de accessoires ontbraken. Heemstra voerde zijn afslankingsidee zo ver door dat het programma Managementwetenschappen nu met elastieken en bretels bij elkaar gehouden moet worden. Hij had bijzondere accessoires (economie en bestuurskunde) uit Managementwetenschappen gedemonteerd, zodat de Ou bleef zitten met een afgeslankte VoPo als commerciële flop, een leuk collectors item dat Herman van den Bosch elke ochtend door een paar flexprofessoren laat aanduwen. Lak aan informele druk Het Utrechts college vroeg prof. Van der Horst (2006) om zijn afscheidsrede aan te passen want deze gaf aanstoot. Van der Horst paste zijn rede aan want hij wilde met de rede in de facultaire publicatiereeks. Later had hij spijt. Met censuur, met beperking van academische vrijheid of van de vrijheid van meningsuiting, heb ik nooit te maken gehad. Besturen die ik gekend heb, zeggen soms dat het hoort bij ‘de goede omgangsvormen’ om geen vuile was te etaleren, geen onrust te veroorzaken, geen openhartige lastige brieven aan het bestuur te schrijven of de universiteit te hekelen, maar ‘goede omgangsvormen’ erbij halen is onschadelijke informele druk. Wie meent dat wat hij of zij schrijft, bijdraagt aan het beter functioneren van universiteit of wetenschap, moet maling hebben aan informele druk.
34
René van Hezewijk en Lilian Lechner een belangrijk stempel gedrukt. Dat ik afscheid neem op het moment dat zowel de bachelor als de master in Nederland aan de top staan, is bijzonder, maar ik ben mij zeer bewust van de betrekkelijkheid en van het toevallige daarvan. Toen de academische opleidingen hier nog in het centrum van de onderwijsinnovatie stonden, dat is een tijd geleden, hebben in de opleiding Psychologie Gerard van den Boom en Bert Hoogveld een belangrijke rol gespeeld. De faculteit zelf heeft een kleine elite van creatieve mensen: Sandra Daems en Annette Bouwels. Dat zijn prachtige vormgevers. Jan Hendriks, zelf schrijver en uitgever. Harrie Adriaens, die ook nog schildert en gitaar speelt. Marjan Specker, ons wandelend Limburgs Dagblad. Nanda Boers met haar sprankelende toespraakjes, en Monique Verschuren, waar je nooit langs komt zonder in een lachbui te verzeilen. Ik hoop dat deze creatieve ondersteuning blijft waar zij deze universiteit het beste dient. Dat is binnen de faculteit. Alleen de contacten uit de recente jaren kan ik hier noemen. Dit is een recency-effect waarover veel psychologisch onderzoek bestaat. Mijn promovendi uit Tilburg sla ik over. Mijn contacten uit mijn tijd in Groningen, in Tilburg, bij Philips, en bij andere werkgevers, ik sla ze maar over. Maar ze zijn wél belangrijk geweest voor mijn ontwikkeling. Ik was ook praktiserend arbeids- en organisatiepsycholoog. Op een ander moment dan vandaag heb ik reeds afscheid genomen van mijn bedrijfscontacten. Op deze kleine universiteit kom je gemakkelijk in contact met hoogleraren uit andere vakgebieden. Ik ben er graag binnengelopen. Verschillende hoogleraren hebben teksten van mij verbeterd. Het is jammer dat het samenwerkingsverband van hoogleraren in de laatste periode vakkundig de nek is omgedraaid. Vele hoogleraren hebben afscheid genomen zonder afscheidsrede. Ik dank ook de pedel Eveline Vinken. In de jaren die ik hier heb gewerkt, zijn vele medewerkers van deze universiteit, wetenschappelijk en niet-wetenschappelijk, vertrokken. Dat was soms onder enige dwang of na een conflict. Het waren creatieve mensen die elders hun werk met succes hebben voortgezet. Het doet mij bijzonder goed dat vandaag een aantal daarvan aanwezig is. Ik ga ze maar niet noemen. Ik heb wel eens voorgesteld om voor hen, op dat exercitieterrein hierachter, een ‘Monument voor de gevallenen’ op te richten. Met al hun namen erop. Ik heb niet lang
Afscheidsrede J. von Grumbkow
aangedrongen. Anders had ik er zelf ook opgestaan. Het zou mooi geweest zijn. Maar je kan niet alles hebben. Ik ben er bijna. Ik dank het College van Bestuur. Dit college heeft mij weliswaar niet benoemd, maar ik dank het college omdat het mij heeft gedoogd. Het college, maar ook de directeuren en de hoofden van de afdelingen hebben de academische vrijheid gerespecteerd, de vrijheid die nodig is om wetenschap te beoefenen. Wat is wetenschap? Dat was werken in mijn studeerkamer, vaak tot ’s avond laat. Ik zat daar diep in gedachten bij een schemerlamp te lezen, te schrijven en te herschrijven. Als ik dan in die nachtelijke stilte zat te werken, en de deur van mijn studeerkamer ging open, dan stopte alles. Alles stopt, als de geliefde in de deuropening staat. Als de Liefde binnenkomt, dan stopt de Wetenschap.
Afscheidsredes: zo gepiept Er zijn weinig Ou-hoogleraren. Ruim twintig hoogleraren hielden geen intreerede. Zo’n dertig hoogleraren vertrokken zonder afscheidsrede. Slechts acht hebben een afscheidsrede gehouden. Terugkijkend op de dag van zijn afscheidsrede, zei Jan van der Dussen dat zijn afscheid een van de hoogtepunten uit zijn loopbaan was. Zijn advies was dus om zo snel mogelijk afscheid te nemen. Hoe? ‘Een functioneringsgesprek aanvragen, dan is het zo gepiept.’
Ik heb gezegd.
Kleine zelfhelpgids voor de hoogleraar aan deze universiteit
35
Noten 1 Subliminale waarneming Het voorbeeld van subliminale perceptie is ontleend aan Dijksterhuis (Het slimme onbewuste, Amsterdam, 2007). 2 Onderwijs verbinden met onderzoek (1) Goed onderzoek leidt niet noodzakelijk tot beter onderwijs. Studenten moet onderzoekservaring geboden worden in de discipline waarin ze afstuderen, ervaren wat academische vrijheid is en waardoor deze vrijheid beperkt wordt, met de onderzoeker als rolmodel (‘onderzoek is onderwijs’). Onderzoek blijft de basis want: ‘Ik heb nog nooit gehoord van baanbrekend onderwijs, wel van baanbrekend onderzoek’ (Asgar Seyed-Gohrab, Leidraad, april 2010). De VSNU (Talent voor de toekomst, febr. 2010) benadrukt dat ba-studenten reeds in hun eerste of tweede jaar intensief betrokken moeten worden bij het facultair onderzoek. Ook Robert Dijkgraaf (voorzitter KNAW) houdt hiervoor een pleidooi (7-8-2009). De Commissie Veerman adviseert om ook in de bachelorfase het onderwijs met het onderzoek te integreren (Cie Veerman: Differentiëren in drievoud, april 2010). Hans van Buuren heeft voor Oufaculteit Psychologie deze integratie in een onderzoekscompetentielijn tot stand gebracht. Zijn uitwerking is door de visitatiecommissies geprezen. Zelfhelp (1): Integreer zo vroeg mogelijk in elke academische opleiding van de Open universiteit het onderzoek met het onderwijs. (2) Door consequent voorspellingen met waarnemingen in een experimentele opzet te verbinden, neem je zelden meer iets voor waar aan. Het geloof in heksen als bron van ellende bleek foutief, met als gevolg dat de meeste mensen niet meer geloven in hekserij. Hekserij werd niet verklaard vanuit een ander fenomeen, maar verdween vanzelf uit het debat (voorbeeld ontleend aan Churchland). Zoals het geloof in een Verlosser, hoef je dat niet te falsifiëren. Het gaat vanzelf weg. Daarom ben ik geen activistisch scepticus. Iedereen mag zijn bijgeloof hebben. Toch dien je door te gaan met experimenteel onderzoek en met het verbinden van onderwijs met onderzoek, want moderne samenlevingen blijven vol occulte praktijken die voortkomen uit menselijke pathologieën en floreren omdat ze bijvoorbeeld doen alsof we nooit doodgaan (John Gray’s Provocations). ‘Geloof degenen die naar de waarheid zoeken; twijfel aan degenen die de waarheid hebben gevonden’ (Gide). 3 Chorus Prof. A.M.J. Chorus (1909-1998) wilde dat de psychologie de maatschappij zou verbeteren in een meer autoritaire richting dan in de jaren zestig gebeurde. Zijn colleges wa-
36
ren overvol. De studenten zaten tot in de vensterbanken. Hij was gewend al orerend zijn gezicht naar buiten te wenden en kon daardoor de moderne jeugd in de vensterbanken niet ontlopen. Chorus was niet voor de verklarende maar voor de begrijpende psychologie. Hij was geen fenomenoloog. Hij behandelde de grote Russen en de Franse moralisten, Anna Karenina, de Gebroeders Karamazov, de Pensées. Een medewerker van Chorus, de sociaal psycholoog Jos Jaspars (1934-1985), later hoogleraar in Nijmegen en Oxford, vulde Chorus’ Grondslagen der sociale psychologie aan met stapels stencils. Het was afwachten waarover het tentamen zou gaan. Dat bleek te gaan over de stencils. Over Chorus staat meer in Dirk van Delft: A.M.J. Chorus: psycholoog met krachtig stempel (NRC Handelsblad, 16-11999) en Bekker, F.J.J. et al.: Kleine keur uit de psychologische geschriften van A. Chorus (Deventer, 1979). 4 Bastiaans Prof. Jan Bastiaans (1917-1997) was een goeroe-psychiater, bekend door de lsd-behandeling van overlevenden van vernietigingskampen. Met een politieke lobby en emotionele chantage vochten hij en zijn aanhangers voor het behoud van de methode. Hij was de opvolger van Carp (1895-1983) die de narcoanalyse in Leiden had geïntroduceerd. Ontleend aan: Wilschut, J.: Tussen psychiatrie en filosofie (Amsterdam: VU, Ac. Proefschrift, 2009). 5 Jung Representatief onderzoek van het SCP (Het beeld van de wetenschap, 2001) toont dat astrologie op de derde plaats komt van disciplines die men zeker als wetenschappelijk beschouwt (na o.a. scheikunde). De verwijzing naar Jung is ontleend aan: Storr, A.: Feet of clay: A study of gurus (London, 1996). 6 Van den Berg Verwijzing naar Van den Bergs (geb. 11-6-1914) creationistische ideeën zijn onder meer ontleend aan: Vranckx: J.H. van den Berg voorziet ingrijpende veranderingen rond 2000 (Gazet van Antwerpen, 23-2-1995). 7 Fenomenologische gedichten Het fenomenologisch begrippenkader kwam van pas toen ik medio jaren zeventig in Tilburg jarenlang, samen met Jef Syroit, voor een hoogleraar en oud-rector (Van Dooren) die zich van dit begrippenkader bediende, namens de vakgroep sinterklaasgedichten maakte. Het kader bevat prachtige rijmwoorden waardoor de fenomenologie gaat leven. De rijmwoorden uit de sinterklaasgedichten werden door de hoogleraar, nadat ze voorgelezen waren, helaas niet meer gebezigd.
8 Wetenschapsleer: relativering De uitspraak van Nixon is ontleend aan: Hacking, I.: The social construction of what? (Cambridge, 1999). De gedachte stamt af van Berkeley’s idealisme. Wetenschapsleer draagt ertoe bij dat de onderzoeker met relativering en bescheidenheid afstand leert nemen van zijn of haar resultaten en werkwijzen, dat hij of zij tolerantie ontwikkelt voor andersdenkenden, dat hij of zij steeds blijft zoeken naar andere onderzoeksinstrumenten en leert discussiëren over het afbakenen van wetenschap van niet-wetenschap (demarcatie). 9 Wilke Henk Wilke was in de jaren zeventig een hoogleraar van een nieuwe generatie, niet zichtbaar politiek geëngageerd en even onverstoorbaar als ambitieus bezig met ‘onderzoek-op-zich’. Hij was op jonge leeftijd (begin 30) hoogleraar experimentele sociale psychologie geworden. Ik herinner mij dat Wilke toen meer gesteund werd door de toenmalige rector van de Groningse Universiteit, Thonie Wattel, dan door het bestuur van zijn faculteit. Wattel zou later op de Ou voorzitter van het College van Hoogleraren worden en liet zich daar evenmin bestuurlijke knollen voor citroenen verkopen. Wilke deed als proefleider mee met onderzoek in het laboratorium en op Groningse en Friese kweekscholen, waar we geduldig naartoe hobbelden, vanuit zijn permanent in verbouwing zijnde boerderij, in een Deux Chevaux, beladen met een extra proefleider, onderzoeksmateriaal, de boodschappen en de spullen om zijn boerderij te verbouwen. Zie: Ellemers, N. et al.: Lof der sociale psychologie (Amsterdam, 2001, p. 37 e.v.). 10 Heilbrengers van de positieve psychologie In 1976 zag prof. Duijker in de ideologie van de zelfontplooiing een revival van de ‘salutaire’ psychologie met de psycholoog als heilbrenger. Brave, naïeve hemelbestormers creëerden vraag op de markt van welzijn en geluk. De meesten kregen de commerciële wind in de zeilen. Van heilbrenger werden zij groepstrainer en organisatieontwikkelaar (Organization development) en later ‘change manager’ (Change management), maar bleven dezelfde verlossers met niet te falsifiëren geloofswaarheden (zie noot 2). 11 Directeurenparadijs De gewichtige gezichten van ondernemende bestuurders die groots en meeslepend willen leven met behoud van het maandsalaris, zijn beschreven in Marjoleine de Vos’ Het directeurenparadijs (NRC Handelsblad, 13-6-2005).
12 Rationalisme en empirisme (1) Met reactietijden is lastig te werken door het optreden van extreme reacties, noodzakelijke (logaritmische) transformaties en vermenging van rechtvaardigheid met sociale vergelijking. In Syroits onderzoek met Jos Sleypen werden op de vragenlijsten geen onrechtvaardigheidseffecten aangetroffen maar wél als gebruikgemaakt werd van non-obtrusive measures in naturalistische settings. Zie: Syroit, J.: Interpersonal injustice: a psychological analysis illustrated with empirical research (Tilburg, 1984). (2) Immanuel Kant: Kritiek van de zuivere rede (vertaling: J. Veenbaas en W. Visser op basis van de edities uit 1781 en 1787, Amsterdam, 2004). Met dank aan Jan van der Dussen voor de mailcorrespondentie over de relatie tussen psychologie en filosofie met betrekking tot de verhouding rationalisme en empirisme, hetgeen ertoe geleid heeft dat deze openbare les met minstens een pagina werd bekort. 13 Waar bleef het gedrag? (1) Deze paragraaf, inclusief de verwijzing naar het redactiebeleid van journals, is gebaseerd op Baumeister, R. F. et al.: Psychology as the science of self-reports and finger movements: whatever happened to actual behavior? Perspectives on Psychological Science (december 2007, pp. 396-403). Zie ook noot 12 (1). (2) Observeerbare en niet observeerbare kenmerken zijn relatieve begrippen. Je boekt vooruitgang door betere methoden en technieken, door nauwkeuriger te observeren en te registreren, en doordat je beter weet waarnaar je moet kijken. We leren studenten dat gedragsevidentie dient om interne processen te begrijpen die aan die gedragsevidentie ten grondslag liggen. Onderzoek van John Taverniers heeft mij weer attent gemaakt op de interessante combinatie van innerlijke processen en gedragsevidentie (Taverniers, J. et al.: High-intensity stress elicits robust cortisol increases (etc), in: Stress, the International Journal on the Biology of Stress, 2010). 14 Neurowetenschappen van organisaties In de A&O-psychologie zijn de neurowetenschappen in opkomst. Omdat de resultaten te algemeen of juist te gedetailleerd zijn, is de toepassing op A&O-gebied, en op een vergelijkbaar toepassingsgebied als de onderwijswetenschappen, in een beginstadium. Mooie discussies over dit punt zijn aan te treffen in: Senior, C. & Butler, M.J.R.: The social cognitive neuroscience of organizations (Boston: Annals of the NAS, 2007, Volume 1118); Harmon-Jones, E. & Winkielman, P. (eds.): Social neurosciences. Integrating social and biological explanations of social behavior (New York, 2007); Parasuraman, R. & Rizzo, M. (eds.): Neuroergonomics: the brain at work (Oxford, 2007); National Research
37
Council: Opportunities in neuroscience for future army applications (Washington, 2009); Jong, T. de, et al.: Explorations in learning and the brain: On the potential of cognitive neuroscience for educational science (NOW, 2008); Kandel, E.R.: In search of memory: the emergence of a new science of mind (New York, 2006).
wereldbeeld is een model van onderliggende causale relaties en is een kwestie van wijsgerige speculatie (Philipse, ibidem). Wat ik indertijd in de opleiding psychologie van Leiden tegenkwam, zo begreep ik toen, was een poging om een wereldbeeld te verenigen met een methodologische eenheid (ontologische en nomologische unificatie).
15 Interpretatie van fMRI-data (1) Over personeelsselectie met de hersenscan: de uitspraken zijn ontleend aan Gazet van Antwerpen (21-2-2009): Werkgevers testen sollicitanten binnenkort via hersenscan. Interview met prof. W. Verbeke in BRT-programma Phara (24-2-2009, http://phara.canvas.be/2009/02/24/ gedownload: 7-1-2010) en in Pauw & Witteman (24-2-2009, http:// pauwenwitteman.vara.nl/ gedownload: 7-1-2010). (2) Over hoe lastig het is om fMRI-gegevens te interpreteren, zie onder meer Lauteslager, M.: Introductie bij het themagedeelte (TvP, 2009, 35, pp. 6-17), en Wolf, T. de & Lauteslager, M. (red.): Nut en onnut van de cognitieve neurowetenschap voor de psychotherapie (TvP, 2009, 35).
18 Jongleren Bron: Draganski, B. et al.: Neuroplasticity: changes in grey matter induced by training (Nature, 2004, 427, pp. 311312).
16 Reductie in de wetenschap (1) De paragraaf over reductie steunt mede op de Leidse Diesrede van Herman Philipse: De samenhang der wetenschappen (8-2-2000). (2) Over de stap van gedrag naar deeltjes, zie de geschiedenis van de Scanning Tunneling Microscope (STM) van Binnig & Rohrer. Deze staat in hun Nobel-lezing: Binnig, G. & Rohrer, H.: Scanning tunneling microscopy (Nobel lecture, 8-12-1986). Discussie en voorbeelden zijn mede ontleend aan Bickle, J.: Reducing mind to molecular pathways (Synthese, 2009, 151, 3, pp. 411-434); Kievit, R.: Gedrag, hersenen en deeltjes (Blind, 2009, 22, 16-11-2009) en Beerling, R.F. et al.: Inleiding tot de wetenschapsleer (Utrecht, 1970). 17 Unificatie (1) Over het integreren van biologie, psychologie en sociologie: het bijzondere van de psychologie is dat zij de complexe interacties tussen biologische, persoonlijke en sociologische determinanten van gedrag probeert te begrijpen en met elkaar in verband probeert te brengen. Is de psychologie daarvoor de wetenschap bij uitstek, zoals Bandura meent? Mijn anti-reductionistisch standpunt en mijn voorkeur voor een methodenpluralisme, die uit de tekst blijken, gaan in tegen een ‘unified science’. Mogelijk worden delen van de psychologie opgenomen in andere disciplines. Bron: Bandura, A.: The changing face of psychology at the dawning of a globalization era (Canadian Psychology, 2001, 42, pp. 12-24). (2) Over ontologische unificatie: net zo min als een nomologische unificatie, is een ontologische unificatie (het streven naar bijv. een biologisch wereldbeeld) mogelijk. Een
38
19 Context, levensloop en onderwijsprofijt (1) Voor het verband tussen de context en de levensloop baseer ik mij onder meer op: Shonkoff, J. & Phillips, D.: From neurons to neighbourhoods (Washington: NAP, 2000); Schoon, I.: Risk and resilience (Cambridge, 2006) en Diewald, M. & Mayer, K. U.: The sociology of the life course and life span psychology (Berlin: DIW, 2008). (2) Voor de verschillen in onderwijsprofijt waarop deze alinea’s steunen (Mattheus-effect) baseer ik mij op Verbon, H.A.A. et al.: Economische theorie van overlappende-generatiemodellen (Den Haag: WRR, 2000); Kuhry, B., & Pommer, E.: Publieke productie en persoonlijk profijt (Den Haag: SCP, 2006) en Herweger in Bijl, R. et al. (red.): De sociale staat van Nederland 2007 (Den Haag: SCP, 2007). 20 Maatschappelijke en individuele baten van onderwijs (1) De oproep aan de Ou om meer aandacht (dus middelen) te besteden aan zwakke groepen, zie Schnabel, P.: Een leven-lang-leren (Ou-diesrede, 25-9-2004). Zes jaar later komt de Commissie Veerman (2010, op. cit., p. 16) met het understatement dat de Ou haar functie voor het tweedekansonderwijs niet goed vervult. Zij noemt dat ‘zorgelijk’. Landelijk liggen de studieresultaten van niet-westerse allochtone studenten laag. OCW rapporteert dat in 2008 12,5% van de wo-studenten niet-westers allochtoon is. Gegevens van de Ou ontbreken in de OCW-rapportages (zie OCW: Kennis in kaart, 2009). Het gaat om een omvangrijke groep die geen bijzondere aandacht van de Ou krijgt. Zelfhelp (2): Richt de Open universiteit met name in op nietwesterse allochtone studenten en studenten uit sociaaleconomisch zwakkere milieus. (2) Een primaire doelstelling van de Britse Open University is om studenten te werven uit de lagere sociaaleconomische groepen. (3) Dirk van Damme gebruikt in zijn Ou-diesrede (4-122009) het OECD-rapport ‘Education at a glance-2009’ en stelt dat de maatschappelijke baten van het hoger onderwijs hoger zijn dan de individuele baten. Van Dammes verhaal geldt niet voor de Nederlandse verhoudingen.
Immers, in het OECD-rapport ontbreken de Nederlandse gegevens. Die gegevens (CPB) laten zien dat de overheid weinig reden heeft om haar investeringen te verhogen. De baten voor het individu zijn in Nederland hoger dan de maatschappelijke baten. Waarom zou onze samenleving het individu niet wat meer laten betalen tot er een evenwichtiger verhouding is? Bronnen: Goudswaard, K.P. & Caminada, C.L.J.: Het belang van scholing (Tijdschrift voor Openbare Financiën, 2009, 41, pp. 45-71) en Damme, D. van: Persuasive reasons to innovate higher education (Diesrede Ou, Brussel, 4-12-2009). De verhouding individueel en sociaal rendement daarentegen is lastiger te bepalen maar de opvatting is wel dat de student meer zal moeten betalen (Bron: Inspectie der Rijksfinanciën: Studeren is investeren; brede heroverwegingen, april 2010, p. 35). 21 Heckmans figuur en analyses (1) Heckmans figuur is van vele sites te downloaden. Ik heb de figuur ontleend aan Cunha, F. et al.: Interpreting the evidence of life cycle skill formation, pp. 698-812, in: Handbook of the economics of education (vol. 1). Eds.: E.A. Hanushek & F. Welch (Elsevier, 2009). (2) De verwijzing dat de context de hersenarchitectuur en de neurochemie van het kind beïnvloedt, zie daarvoor Knudsen, E.I., et al.: Economic, neurobiological, and behavioral perspectives on building America’s future workforce (Washington: NAS, 2006, 103, 27, pp. 10155-10162). (3) De passage over havo en vwo is gebaseerd op Jacobs, B.: Afschaffing basisbeurs vereist inhoudelijke discussie, geen Pavlov-reactie (nrc.next, 18-10-2007 en NRC Handelsblad, 19-10-2007), en Wever, Y.: Het economisch nut van Early Childhood Education and Child Care (Conferentie 23 en 24-10-2006 Amsterdam). (4) Voor het geringe effect van het bijscholen van ouderen baseer ik mij op Heckman, J.: Coping with the accident of birth, the case for early childhood interventions (Den Haag: Workshop Ministerie van Financiën, 26-5-2008); Kuin, I.: Oudere werknemers bijscholen heeft nauwelijks effect (NRC Handelsblad, 28-5-2008) en Onderwijsraad: Een rijk programma voor ieder kind (Den Haag: Onderwijsraad, 2008). (5) De verwijzing naar efficiency is van Herderschêe, G.: Vroeg ingrijpen helpt risicogezin (de Volkskrant, 29-52008). 22 OCW als ministerie van de jeugd OCW noemt zich ‘het ministerie van de jeugd’ en zegt dat Leven lang leren (LLL) ‘iets is voor de sociale partners’. OECD-Pisa-scoresonderzoek toont dat in de eerste 15 jaar geïnvesteerd moet worden om de Pisa-scores te verbeteren. Als onderwijs voor kinderen en tieners goed is, dan is volwasseneneducatie minder nodig (Lex Borg-
hans in nrc.next 24-03-2010). De Ou-populatie wordt geleidelijk ouder. Met name Cultuurwetenschappen trekt een ouder publiek. De groei van ouderen bij Rechtswetenschappen is sterk (Bron: Schlusmans et al, 2009). Bronnen waarop deze alinea’s zijn gebaseerd, zijn rapporten van de OECD: Starting strong II (Paris: OECD, 14-92006); OECD: Understanding the brain (Paris: OECD, 2007); OECD: The high cost of low educational performance (2010); Tweede Kamer (2007), vergaderjaar 2007-2008, 31 001, nr. 52. Programma voor Jeugd en Gezin; Tweede Kamer (2008): Brief Diversiteit in het jeugdbeleid, Den Haag: Programmaministerie Jeugd en Gezin. Kenmerk: DJenG/ AJG-28622509, 11-7-2008. 23 Solidariteit tussen generaties (1) Kees Schuyt trok de genoemde tijdlijn door in Schuyt, K.: Solidariteit tussen generaties en collectieve voorzieningen (Voordracht AVL Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen, Scheveningen, 21-4-2006). Een andere bron is Tweede Kamer (2008): Brief Diversiteit in het jeugdbeleid (Den Haag: Programmaministerie Jeugd en Gezin. Kenmerk: DJenG/AJG-28622509, 11-7-2008). (2) De onderbouwing dat LLL voor de jongste generatie een duur grapje is, is gebaseerd op de analyses van onder meer de econoom Bas Jacobs. Zie Jacobs, B.: De politieke economie van de vergrijzing en het conflict tussen generaties. In: Van den Brink, D., & Heemskerk, F. (red.): De vergrijzing leeft: kansen en keuzen in een verouderende samenleving (Den Haag: SMO, 2006). (3) Subsidies op eigen huis en pensioensparen verzwakken de prikkel om in leren te investeren, aldus economen als Jacobs, Bovenberg, Groot en Maassen van den Brink. De WRR kwam tien jaar geleden met een rapport over ‘overlappende generatiemodellen’. Daarin stond dat vergrijzing afnemende steun voor onderwijs betekent. Meer geld naar oudere generaties betekent minder naar jongere generaties. De ouderen die van de voordelen van vermogensvorming genieten en dat zo willen houden, vormen het grootse deel van het electoraat. Peuters stemmen niet. Bronnen: Jacobs, B., & Bovenberg, L.: De kenniseconomie, menselijk kapitaal, herverdeling en overheidsbeleid (Tijdschrift voor Openbare Financiën, 2005, 37, 1, pp. 3-22); Groot, W., & Maassen van den Brink, H.: Bedrijfsgerelateerde scholing. Werkt de markt? (Cinop en Tier, UM en UvA, 2008); Groot, W., & Maassen van den Brink, H.: Werkt het scholingsbudget? Rapport Denktank Leren en Werken (UvA en UM, 2009) en Verbon, H.A.A. et al.: Economische theorie van overlappende-generatiemodellen (Den Haag: WRR, 2000). (4) Een mogelijke achtergrond van het advies van de Commissie Veerman (op. cit., p. 35: ‘De commissie adviseert de positie van de Ou aan ons bestel aan een meer principiele herbezinning te onderwerpen’) is dat de Ou zich niet
39
richt op de zwakkere groepen, haar overheidsmiddelen steekt in niet-academische diensten, in Open educational resources, in hbo-opleidingen, in gratis cursussen, in onderwijskundig onderzoek zonder toepassing in het onderwijs zelf, en slechts een beperkt gebied van de wetenschap bestrijkt, enzovoorts. 24 Sociale-identiteitstheorie De sociale-identiteitstheorie kent een uitwerking voor organisaties die ik ontleen aan Haslam, S.A.: Psychology of organizations: a social identity approach (2nd edition, London, 2004). De sociale-identiteitstheorie heeft hypothesen opgenomen van de sociale-vergelijkingstheorie. 25 Afstandstudent is deeltijdstudent Ou-afstandstudenten zijn voor het overgrote deel deeltijdstudenten. Een meerderheid van rond 60% (2007-2008) heeft een fulltimebaan naast de Ou-studie (meer dan 35 uur p/w). Een kleine minderheid studeert fulltime en is geen deeltijdstudent. OCW rapporteert dat er sinds 1999 een geleidelijke groei is van het aantal wo-deeltijdstudenten van 25 jaar of ouder, terwijl het aantal wo-deeltijdopleidingen daalde. Daardoor kwam de groep jonger dan 25 jaar steeds minder aan haar trekken en daalde de totale groep qua omvang (OCW: Kennis in kaart 2009, p. 41, figuur 25). In het wo waren in 2008 11.382 deeltijdstudenten (5,2% van het totaal). 26 Groei buitenlandse afstandsuniversiteiten De websites van de FernUniversität Hagen, de Britse Open University en de Canadese Athabasca University (drie afstandsuniversiteiten waarmee de Ou veel contact en overleg heeft) rapporteren een forse studententoename de afgelopen 3 à 4 jaar. Zie ook het Cheps-rapport waarin een ‘Verkenning marktpositie van de Open Universiteit Nederland’ staat (Universiteit van Twente, 2010) en welke verkenning verricht is in opdracht van de Ou. 27 Analyse Ou-jaarrekeningen (1) De OU heeft even in liquiditeitsproblemen verkeerd. Volgens de tabel in ‘Hoe rijk is mijn schoolbestuur’ (http:// www.hoerijkismijnschoolbestuur.nl) bereikte de liquiditeit in 2003 een dieptepunt (half miljoen euro). In de periode dat Wöltgens Ou-bestuursvoorzitter was (van 1-9-2000 tot 1-9-2005, en opgevolgd door Bovens die vanaf 1-1-2003 bestuurslid was) daalden de reserves van bijna 32 miljoen euro (eind 2000) tot nog geen 1,5 miljoen euro (eind 2004) om vervolgens weer wat toe te nemen tot ruim 2,8 miljoen euro in 2008. In 2002 en 2003 kampte de Ou met grote tekorten: 11 miljoen euro in 2002 en 18 miljoen euro in 2003 (tezamen 29 miljoen euro). De solvabiliteit (zoals gebruikt door de universiteiten), die in de jaren 1992-2002 geleide-
40
lijk daalde van 74% naar 42%, daalde in 2005 verder tot 4% om daarna weer iets te stijgen. (2) Sommige projecten bleken kapitalen te kosten zonder dat ze iets opleverden. Ze dienden niet alleen voor prestige en imagebuilding maar kennelijk ook om hooggekwalificeerde stafleden aan het werk te houden (werkgelegenheidsprojecten). Daarin is de Ou geslaagd. In 1988 waren er 714 personeelsleden, in 2000 waren dat er 713 en in 2008 was het aantal gestegen tot 764. Hier geldt een voorbehoud: in verschillende jaarverslagen ontbreken ftegegevens en blijken de gegevens inconsistent. (3) De meeste commerciële avonturen (kosten hoger dan de opbrengsten) zijn afgebouwd, hoewel nieuwe (kleinschalige) steeds opnieuw geïnitieerd worden. De afkoopsom van de leiding van OUB (OU-Bedrijfsopleidingen) was hoog en waarschijnlijk onnodig. Programma’s van de faculteit Managementwetenschappen gingen voor tonnen het schip in. LEX is noodlijdend. Nauwelijks of niets is bekend wat de inspanningen voor de NOH, voor de gratis cursussen, voor de Open educational resources hebben gekost. Ze leverden in ieder geval niets op. Bedrijven die, in tegenstelling tot de Ou, de tucht van de markt voelen, bezinnen zich voor ze een nieuwe commerciële stap zetten. (4) De bedrijfseconoom dr. M. Gugur heeft op mijn verzoek de Ou-jaarrekeningen geanalyseerd. Daarin herkende hij ‘krontjongmuziek’ (om de melodie heen spelen van de begeleidende instrumenten) toen hij in de bestuurstukken zinsneden las ‘dat het keerpunt bereikt is’ en ‘dat de maatregelen vruchten beginnen af te werpen’ (U2006/4514; Strategie OUNL 2006-2009). Gugurs vergelijkend onderzoek liet mij zien dat de cijfers van de andere universiteiten stabieler zijn. Verder ligt de Ou systematisch onder bijvoorbeeld kleine universiteiten als Maastricht en Tilburg. De liquiditeit toont veel fluctuaties. Gugur: ‘Zou de Ou een onderneming zijn geweest, dan zou een bank zich eerst terdege beraden alvorens haar geld te lenen. Dat komt door de fluctuaties en het financieel lagere niveau.’ Met dank aan dr. Gugur. 28 De tien punten waarop laat de Ou het afweten (1) Geen nieuwe bachelors zijn ontwikkeld terwijl daar behoefte aan is. Volgens de Onderwijsraad (2009) en de VSNU (2009) ontbreken in Nederland veel deeltijd wo-bachelors, zoals een deeltijd bachelor biologie, natuurwetenschappen en (enkele richtingen) economie. De Ou biedt deze evenmin. De Ou heeft haar bachelor economie afgeschaft. Dit is de op een na grootste sector in het wo. De Ou wil de wo-bachelors niet uitbreiden, maar wel nieuwe hbo-bachelors introduceren. De Keuzegids Deeltijdstudies-2010 (april 2010) schrijft letterlijk: ‘Wie in deeltijd een universitaire bachelor in de economie of biologie wil halen, heeft anno 2010 dubbele pech.’ Volgt de minister het advies om
andere universiteiten voor deeltijd wo-bachelors extra te financieren (want de Ou laat het afweten), dan is de dubbele pech verdwenen maar lopen de aantallen Ou-studenten verder terug. Bronnen: Onderwijsraad: Middelbaar en hoger onderwijs voor volwassenen (Den Haag, 2009) en VSNU: Studeren aan de universiteit 2009-2010 (Den Haag: VSNU, 2009). Zelfhelp (3a): Vergroot het aantal wetenschappelijke bachelors van de Open universiteit. (2) Verwaarlozing langlopende opleidingen. De Onderwijsraad (2009, op. cit., p. 14) stelt dat de deelnamepercentages van mensen boven de 30 jaar aan lange, kwalificerende opleidingen bedroevend laag is. Het is slechts de helft van het OESO-gemiddelde. De CvB-perspectievennota (U2003/10.235) formuleert haar strategisch langetermijnbeleid in tegengestelde richting: de Ou dient minder en niet meer middelen te steken in langlopende opleidingen. Wat dan bespaard wordt, gaat naar de zakelijke markt en naar losse cursussen. Het eigen Marketing en Communicatie-onderzoek (2004) van de Ou stelt vast dat het merendeel van de belangstellenden juist zoekt naar langlopende opleidingen en een minderheid naar korte cursussen. De CvB-perspectievennota draait dit om: minder investeringen in langlopende opleidingen en meer in korte programma’s, en onderbouwt dit met de paradoxale opdracht dat er ‘minder cursussen’ gemaakt moeten worden ‘zonder dat het aantal studenten afneemt’(!) (CvB, U2003/10.235). Het uitgangspunt van overheidsbekostiging is juist dat de aangeboden opleiding gericht is op het behalen van een diploma dus niet op losse cursussen. Zelfhelp (3b): Investeer in de langlopende opleidingen van de Open universiteit. (3) Geen keuze voor een duidelijk studentprofiel. Het deeltijdonderwijs heeft (volgens de Keuzegids 2009-2010, dec. 2009) niet meer dan een ‘acceptabel’ niveau en kent onvoldoende vernieuwing. De Keuzegids (2009-2010) constateert dat het grootste kwaliteitsprobleem in Nederland ‘de gaten zijn in het aanbod van deeltijdopleidingen. Er zijn hele disciplines waar de universiteiten geen kans zien om deeltijdopleidingen in stand te houden.’ De Keuzegids stelt terecht dat de student dan aangewezen is op LOI, NTI en Ou (maar de Ou laat het afweten). De enige universiteit met een breed aanbod aan deeltijdopleidingen is de UvA, maar die scoort volgens deze Keuzegids ‘bedroevend laag’. De Ou staat weliswaar boven aan de deeltijduniversiteiten, maar scoort slechts ‘acceptabel’. Uit scorevergelijking blijkt dat geen enkele hogeschool, wat betreft deeltijdopleidingen, lager scoort dan de Ou! Een paar maanden later (april 2010) verschijnt de zogenoemde Keuzegids Deeltijdstudies-2010 (april 2010). Hoe rommelig de Keuzegidsen zijn, blijkt uit het feit dat de rangordening nu overhoop is gehaald. Nijmegen staat in december 2009 op de tweede plaats maar zakt in april 2010 naar de onderste regionen. De VU stijgt uit de onderste
regionen naar de vierde plaats. Tilburg staat in december 2009 nergens maar staat nu ineens op de derde plaats. De Ou-jubileumuitgave ‘Een leven lang eigenwijs studeren’ (Schlusmans et al, 2009) erkent dat de afgelopen bestuursperiode onvoldoende vernieuwing van producten en diensten plaatsvond (p. 266). Het ontbreekt aan relatieve targets: op welke meetbare punten de Ou beter wil zijn dan welke aanwijsbare concurrenten. Kies daarvoor voor het ‘Student Profile’ uit de Europese multidimensionele U-mapclassificatie. Er is een internationale trend om hogeronderwijsinstellingen van elkaar te onderscheiden door middel van het Europese U-mapprofiel. De Ou doet daar (nog) niet aan mee (10-5-2010). Aangetekend wordt dat de faculteit Psychologie als enige meedeed met het E-xcellence keurmerk (Cheps: U-map European classification of higher education institutions, 2010, p. 28). Zelfhelp (4): Zorg dat de Open universiteit als deeltijdinstituut bij uitstek een kwaliteitsslag maakt in vergelijking met andere deeltijdinstituten en zorg voor een duidelijk studentprofiel (Student profile uit de Europese multidimensionele U-map). (4) Verwaarlozing van tweedekansers en andere bijzondere groepen. De Ou verklaart de daling van de studenten op een wijze die het gevoerde beleid rechtvaardigt. De Ou stelt aan de ene kant dat het stuwmeer van tweedekansers is opgedroogd (bijvoorbeeld Schlusmans op. cit., p. 166). Dezelfde Ou-publicatie stelt aan de andere kant: ‘Deze categorie studenten blijft procentueel redelijk constant door de jaren heen’ en men ziet kennelijk niet de contradictie (Schlusmans op. cit., p. 172). Het beleid om geen aandacht aan tweedekansgroepen te besteden wordt in diverse beleidsstukken beargumenteerd met de stelling dat deze groepen sterk zijn verminderd. Zij behoeven geen aandacht meer. Een samenleving waarin opleiding in belangrijke mate de sociaaleconomische positie bepaalt, zal mijns inziens altijd, conform de normaalverdeling, een relatief grote groep tweedekansers bezitten. Bovendien kent deze samenleving de problematiek van de minderheden en allochtone studenten. De Commissie Veerman noemt dit een zorgelijk punt. Op de afstudeergesprekken zie ik zelden niet-westerse allochtonen want ze zijn er amper. De Erasmus universiteit kent op dit moment een instroom van bijna 25% niet-westerse allochtonen. In Nederland is 12,5% van de wo-studenten van niet-westers allochtone afkomst. Dit zijn ruim 27. 000 studenten. De Ou lijkt een witte universiteit, gericht op de ‘well to do’, dit wil zeggen: op degenen die het kunnen betalen (zoals het oudere Vlaamse echtpaar uit de rectorale diesrede). De Ou moet zich niet richten op scholieren en startende studenten. Als iets opvallend scoort in het landelijke Ouonderzoek (Bama2B, oktober 2008, p. 18) dan is het hun lage voorkeur voor onlinecursussen bij een andere instelling (dus de Ou). Gratis cursussen zijn voor deze groep als
41
Ou-doelgroep weggegooid geld. In de Brede heroverwegingen (Inspectie der Rijksfinanciën, op. cit., april 2010) spelen gratis cursussen geen rol, net zo min als Open educational resources. Er is juist sprake van grotere financiële verantwoordelijkheid van de scholier en student: hij of zij moet betalen. Zelfhelp (5): Voer geen grootse plannen uit ten laste van opleidingen en studenten. Voorkom dat de Open universiteit zich fixeert op gratis cursussen of op Open educational resources. Zij dient primair aandacht te geven aan haar eigen studenten. (5) Te hoge opleidingskosten voor student en samenleving. De kosten voor de Ou-student per studiepunt behoren tot de hoogste in Nederland (Bron: Student meer centraal: prijsstelling. Heerlen: Ou, feb., 2010). Studenten van dertig jaar of ouder en degenen die al een bachelor of master hebben behaald, betalen waarschijnlijk nog evenveel als elders, maar de kosten per diploma zijn hoog. Het CVOU-rapport (CVOU= Commissie Voorbereiding Open Universiteit) becijferde: ‘De lopende kosten van de Open universiteit zullen in volgroeide toestand fl. 82 miljoen bedragen, dat is fl. 4000 per student per jaar.’ Het creëren van goedkoop onderwijs was ‘wellicht de belangrijkste drijfveer voor het oprichten van de Ou’ (Verkuylen, op. cit., p. 82). De CVOU ging uit van 20.000 diplomastudenten per jaar en 10.000 cursisten. De Onderwijsraad vond dit toentertijd te optimistisch. De CVOU werkte een behoefteonderzoek tegen, want ‘zij twijfelde sterk aan de waarde van een dergelijk onderzoek’ (Verkuylen, op. cit., p. 81). Na 25 jaar zijn er ongeveer 5000 doctoraaldiploma’s afgegeven (incl. ma-diploma’s). Als de gemiddelde rijksbijdrage over 25 jaar (pakweg en laag geschat) fl. 25 miljoen per jaar zou zijn, dan zijn de kosten per diploma, dus excl. losse cursisten (25 x 25/5000) = 125.000 gulden, ware het niet dat de Ou andere, minder kwantificeerbare doelstellingen heeft, heeft gehad of aan zichzelf heeft toegeschreven. Sinds 2000 heeft de Ou tien jaar de tijd gehad te experimenteren met concurrentie en marktwerking. Ten aanzien van gratis cursussen en Open educational resources wordt te weinig gevraagd: (a) wat hebben we eraan, (b) wat doen we ermee en (c) vooral wat zijn de kosten en de opbrengsten? LOI en NTI liggen inmiddels een straatlengte voor. Zolang de interne kosten hoog zijn, wordt de Ou weggeconcurreerd (zie kruissubsidiëring). De Brede heroverweging (Inspectie der Rijksfinanciën, april 2010, op. cit., p.10) stelt een productiviteitskorting van 5% in het vooruitzicht om meer stafleden in het primaire proces te krijgen. Voor de Ou kan dit een aderlating van 2,4 miljoen betekenen. Universiteiten zullen hun overheadcijfers openbaar moeten maken zodat vergelijking mogelijk is. Het Ou-allocatiemodel is hiervoor het enig beschikbare beleidsmodel. Zelfhelp (6a): Breng de studiekosten van de student van de Open universiteit naar een lager niveau dan specifiek aanwijsbare
42
deeltijdopleidingen. Zelfhelp (6b): Voorkom dat de Open universiteit overheidsmiddelen gebruikt om opleidingen en diensten op te zetten die reeds door de particuliere sector worden geleverd en die daar hetzelfde kwalitatieve niveau hebben (zie ook noot 34). Zelfhelp (6c): Commerciële plannen? Maak vooraf analyses van kosten en opbrengsten, als zou de Open universiteit de tucht van de markt voelen. (6) Een bescheiden aantal Ou-diploma’s. De BOU (Britse OU) vierde in 1998 haar 25e verjaardag met 200.000 gediplomeerden. De Ou vierde haar 25e verjaardag met 5000 gediplomeerden (doctoraal- en ma-diploma’s). Dat is een factor 40 kleiner, terwijl Nederland qua inwoneraantal pakweg een factor 3 of 4 kleiner is. Toch zou de Ou op talloze gebieden ’internationaal koploper’ zijn. Zelfhelp (7): Investeer in een diplomagericht beleid zodat de Open universiteit een vergelijking kan doorstaan met de diplomaprestaties van relevante buitenlandse afstandsuniversiteiten en stel relatieve doelen op die haar gelijk of beter doen presteren. (7) Verwaarlozing facultair onderzoek. De gezamenlijke universiteiten hielden in augustus 2009 een conferentie waar als belangrijkste onderwijsconcept voor het ba-onderwijs het undergraduate research genoemd werd. De conclusie was: betrek vanaf het eerste en tweede jaar de ba-studenten bij het facultair onderzoek (zie ook noot 2). Dat blijkt stimulerend voor de inzet van de student (zie: Talent voor de toekomst, VSNU, febr., 2010; zie het pleidooi van Robert Dijkgraaf van de KNAW en Derek Bok van Harvard). Facultair onderzoek kost geld. Het bestuur ziet liever niet dat dit onderzoek zich laat visiteren. Dan kan het nog meer gaan kosten. Het vraagt elke faculteit om akkoord te gaan met het standpunt dat ‘gezien de beperkte financiële middelen’ (die het bestuur zelf beperkt houdt) de faculteit niet in staat is om aan onderzoeksvisitaties mee te doen. De eerste faculteit die akkoord gaat, ondertekent haar bewijs van onvermogen en kan de inventaris in de uitverkoop zetten. Faculteiten moeten voorkomen dat zij contractonderzoek moeten doen om geld voor de normale bedrijfsvoering binnen te halen. Wie contractonderzoek doet kan zich niet beroepen op de academische vrijheid, want dat onderzoek is geen academische activiteit. Dat geldt ook voor onderzoek dat door instituten wordt verricht die niet onder het begrip academisch vallen (bijv. Ruud de Moorcentrum): want wie betaalt, bepaalt. Een onderzoeker die geen trek heeft in contractonderzoek, wordt gezien als een wereldvreemde bewoner van de ivoren toren. Zelfhelp (8): Zorg dat faculteiten van de Open universiteit 20% van hun middelen besteden aan disciplinair onderzoek en stel doelen waarmee haar prestaties vergelijkbaar zijn met die van reguliere universiteiten. (8) Beperkte realisatie van innovatiedoelstellingen. Het tienjarig bestaan van de Ou leverde de volgende balans: ‘De bijdrage van de Ou aan het hoger onderwijs was niet
direct aanwijsbaar’ (Verkuylen, op. cit., p. 308). Recent onderzoek laat zien dat Nederland in e-learning relatief zwak is. Zij staat op ongeveer de dertiende plaats van landen die zich bezighouden met e-learning. Daaraan heeft de Ou, in de jaren die volgden, weinig verbeterd (Bron: Arneberg, P. et al.: The provision of e-learning in the European Union. Leonardo da Vinci Megatrends Project, 2007). De belangrijkste reden waardoor de kracht van de bijzondere ‘toevoeging’ (innovatief afstandsonderwijs) afnam, is de ontmanteling van de oorspronkelijk intensieve samenwerking tussen onderwijskundigen, inhoudsdeskundigen en ict-ers (‘gouden driehoek’). Celstec doet toponderzoek, maar in het eigen afstandsonderwijs weet de Ou daar weinig voordeel uit te halen. Minister Maria van der Hoeven vergeleek in haar diesrede (1-9-2005) de Ou met een pedagoog die prachtig onderzoek doet maar zijn kinderen laat verkommeren. De Ou was de beste toen ze de enige was. Uit zelfgenoegzaamheid werd gedacht dat ze de enige en daarmee de beste zou blijven. Zelfhelp (9a): Versterk het academisch leiderschap van de Open universiteit zodat het in staat zal zijn om wetenschappers en hun organisatieonderdelen samen te brengen en de samenwerking tussen inhoudsdeskundigen, onderwijskundige en ict-ers wordt hersteld. (9) Dat de Ou weinig leert van mislukkingen, toont de kracht waarmee het project Strategie Open Educational Resources (StOER) door de organisatie moet (Ou: StOER, 7-9-2009). Met dit project wil de Ou opnieuw een gooi doen als ‘voorloper’ en wel ‘door een deel van het werk en materiaal gratis beschikbaar te stellen’ en wil ‘haar positie als spin in het web van LLL waarmaken’. Dit project moet leiden tot ‘reputatieversterking van de Ou’, omdat vervolgens de weggebleven studenten binnenstromen en er nieuwe markten opengaan (welke?). Studenten studeren niet bij de Ou om de reputatie van de Ou te versterken. Ze studeren voor zichzelf. Opnieuw worden tijd en middelen onttrokken aan studenten en opleidingen om een nieuwe infrastructuur te maken, om marketingplannen uit te voeren, om innovatief onderzoek te doen en om zichzelf op de borst te kloppen. Zelfhelp (9b): Zet de studenten en de opleidingen van de Open universiteit voorop en laat elke onderwijsinnovatie daaraan dienstbaar zijn. (10) Interne oriëntatie en de ijzeren wet van de oligarchie (Robert Michels). Hoogleraarbenoemingen vinden plaats in kleine bestuurlijke kring. Er is mogelijk een bezorgdheid dat iets buiten het eigen kleine kringetje terechtkomt. Het beleid om bedrijven, instellingen en adviesbureaus te paaien door als goedheiligman met gratis leerstoelen te strooien, is noch een academische noch een commerciële houding en maakt het er, te midden van het kritisch universitaire volkje, niet beter op. Verder: weinig hoogleraren of hoofddocenten zijn betrokken bij strategische discussies over kernkwesties. Zelfhelp (10a): Voorkom in het overleg en
in de beslissingen een interne oriëntatie, zet de ramen open en vermijd de hei. Zelfhelp (10b): Koop geen netwerk door met titels te strooien. 29 Vervangen LLL-label (1) Over de uitspraak: Houd moed. Op 24-5-2000 hield onderwijsminister Hermans in de Ou-gebouwen de toespraak: Geef de moed niet op. De minister zei dat de Ou geen exclusieve rol kan spelen bij het Leven lang leren (LLL). Het begrip LLL was al in 2000 voor bekostiging afgeschreven. De Ou werd er ministerieel met enkele woorden aan herinnerd. Het besluit om 1996 als The Year of Lifelong learning uit te roepen was in Europa al genomen in 1994. De Ou wijdde er in 1996 een diesviering aan. De Nederlandse regering ondersteunde het Europese besluit en kondigde in 1998 een actieprogramma aan. In 2004 geven de ministers van economische zaken en onderwijs hieraan vervolg met een overkoepelend idee. Vanaf dat moment resteert slechts de ambtelijke bevestiging wat er allemaal is besloten, zodat niemand een buil valt, maar dan is de kracht eruit. De KIA-nota’s (het zgn. Innovatieplatform) tonen dat additionele LLL-overheidsmiddelen naar alle aanbieders zullen gaan. Dat zijn er veel. Binnen die groep is de Ou een kleine speler die bij de opstelling of advisering van de KIA-nota’s niet eens betrokken was. Zie Innovatieplatform: Kia foto-2009 (19-4-2010). (2) Over afzien van LLL-bekostiging door de overheid. Hermans zei in 2000 laconiek: ‘De financiering door de overheid ligt niet direct voor de hand.’ Hij zei dat de rol van de Ou bij de onderwijsvernieuwing beperkt is. Het LLL-idee werd koppig doorgezet. Vanaf 24-5-2000 had de Ou 10 jaar de tijd om te experimenteren met vernieuwing en verbreding van het aanbod. Het werden dure jaren. Uiteindelijk gaf de Ou (in 2009) toe ‘dat het Nationaal Actieplan Leven lang leren tot niets heeft geleid’, maar voegde enthousiast toe: ‘Werk aan de winkel voor de Open Universiteit en alle reden om doorbraken te forceren’ (citaten uit Schlusmans et al., 2009, p. 304). Is het een prestatie om zonder enthousiasme te verliezen van de ene mislukking in de andere te stappen? De Commissie Veerman schrijft onomwonden dat Nederland slecht scoort op LLL. Het échec van LLL straalt daarmee af op de Ou. Deze afficheert zich immers al jaren als hét LLL-dienstencentrum. Over enkele jaren moet de Ou het label LLL waarschijnlijk vervangen door een label dat haar terugplaatst binnen de Europese multidimensionele U-map (Student profile) met als kerntaak ‘innovatief universitair afstandsonderwijs’ in het bijzonder gericht op doelgroepen met minder kansen. Lessen van andere organisaties: (a) ontwikkel geen branchvreemde diensten (Nuon), (b) als je een dienst levert, zorg dan dat je het product grondig begrijpt (Ericsson), (c) een gratis cursus is geen dienst. Zelfhelp (11): Vervang het Leven lang
43
leren-label als leidend beginsel van de Open universiteit en richt de Open universiteit op een beperkte aantal specifiek te omschrijven en te evalueren kerntaken. 30 Mission statement Britse Open Universiteit Het mission statement van de Britse Open Universiteit: ‘It promotes educational opportunity and social justice by providing high-quality university education to all who wish to realize their ambitions and fulfil their potential.’ Haar eerste strategische prioriteit: ‘The Open University’s Strategic Priorities 2009/10 are to increase the number and proportion of students from lower socio-economic groups. Increase the proportion of students from ethnic minorities and from lower socio-economic groups who successfully complete their courses’ (http://www.open.ac.uk/ ou-futures/objective-1.shtm, gedownload 4-5-2010). In april 2010 wijst de commissie Veerman op deze bijzondere doelgroep. Zelfhelp (12): Plaats, zoals de Britse Open Universiteit, begrippen als onderwijskansen en sociale rechtvaardigheid in de kernwaarden van de Open universiteit. 31 Waarin de Ou uniek is (1) De Ou heeft een opvallend klein aanbod van opleidingen, namelijk 6 ba- en 7 à 8 ma-programma’s. Het minste aantal van Nederland! Er zijn wel 6 zogenoemde ‘Open bachelorprogramma’s’ maar deze zijn een onbestemd mengsel van bestaande cursussen. Voor het studiejaar 2009-2010 biedt Nederlands kleinste universiteit (Wageningen) circa 20 ba- en 30 ma-opleidingen (gedownload 4-5-2010). De BOU (Britse OU) heeft circa 56 ba-, 50 ma- en 30 research-degreeprogramma’s, Athabasca University circa 60 ba- en 12 ma-programma’s en de FernUniversität Hagen circa 16 ba- en 12 ma-programma’s. Het uitzonderlijk kleine Ou-aanbod maakt de Ou als universitaire instelling uiterst kwetsbaar. De Keuzegids Deeltijdstudies-2010 bevestigt dat het deeltijdaanbod in Nederland beperkt is en dat de Ou zelfs richtingen aanbiedt die landelijk het minst nodig zijn, zoals rechten en psychologie. (2) De Commissie Veerman (op. cit., p. 35) heeft een onjuist beeld van de Ou waar zij stelt dat de achterblijvende onderzoeksbekostiging de Ou heeft belemmerd in het woaanbod. Ten eerste heeft de Ou haar opleidingen bewust afgeslankt. Ten tweede ging de onderzoeksbekostiging naar Celstec (voorheen Otec). Ten derde heeft het bestuur de facultaire onderzoeksmiddelen verder afgeroomd door een ‘instellingsbreed’ LLL-thema te bedenken waaraan de faculteiten verplicht waren een bijdrage te leveren. Ten vierde, zie noot 28 punt 7. (3) De Ou heeft ‘slanke’ opleidingen, dit wil zeggen: opleidingen met uitzonderlijk weinig cursussen. De slogan ‘Naar slanke opleidingen’ is ontleend aan de CvB-perspectievennota uit 2003 (30-9-2003, U2003/10.235). Daarin
44
staat: ‘Daarbij zal relatief minder kunnen worden gestoken in de opleidingen’ en ‘Er is slechts ruimte om per faculteit één bachelor en één mastervariant aan te bieden.’ De nota eindigt met de slogan: ‘Van Variatie naar Slanke Opleidingen.’ Vanaf 2003 werd de afslanking gerealiseerd door te desinvesteren in wo-opleidingen. Dus vanaf 2003 moest het aantal actieve studenten sterker kelderen dan daarvoor, hetgeen mijn inziens bevestigd wordt door de curve. De Ou is uniek door het minste aantal opleidingen en door de meest slanke opleidingen. (4) Alleen door afslanking is realisatie van het project Strategie Open Educational Resources (Ou: StOER, 7-9-2009) mogelijk. Het project dient mede voor imagebuilding en reputatieversterking (zie noot 28-9). De Ou wil zich met dit project opwerpen als ‘voorloper op het gebied van OER’ en ‘haar positie als spin in het web van LLL waarmaken’. De kosten van de imagebuilding kunnen nooit meer zo hoog oplopen als die van Edubox. Er resteren immers nauwelijks middelen. Wat erin gestoken wordt, is grotendeels verloren voor de studenten en voor de opleidingen. 32 Papieren revival van de Ou (1) Het netwerk van de Digitale Universiteit (DU) ging op 1 januari 2007 ter ziele. In november 2007 reanimeerde de Ou met de zogenoemde NOH-nota (2007) een vergelijkbaar DU-netwerkidee en noemde dit het Netwerk Open Hogeschool (NOH). Deze nota stelt dat de NOH jaarlijks 10.000 extra hbo-bachelordiploma’s incl. AD’s (= Associate degrees voor mbo’ers) kan uitreiken. Extra wil zeggen: boven de voorziene autonome groei. In 2008 wordt, zo schrijft de NOH-nota, begonnen met drie opleidingen. Deze zullen starten in 2009 op vier opleidingsplaatsen. In 2009 worden vier nieuwe opleidingen ontwikkeld. In de volgende jaren steeds zes. In 2013 zullen 35.000 studenten de NOH-opleidingen volgen. Dan zijn er, nog steeds volgens deze Ou-nota, 25 opleidingen met onderwijsmaterialen in een Open Educational resources database (OERdatabase) en deze bevat 180.000 uur open leermateriaal (sic!). De geschatte kosten: circa 2 miljoen per opleiding. Het lijkt ‘management by spreadsheet’, want veel is er niet bereikt. (2) De NOH wil een goedbedoelde revival van de Ou als digitale mega-hbo, met daarbinnen een beperkt aantal wo-opleidingen. Veel vergaderuren en capaciteit zijn in dit zwarte gat gezogen. Omdat projectadministraties ontbreken, blijft verborgen hoeveel. Bron: F. Mulder, F. Leijnse & B. Janssen: De Netwerk Open Hogeschool: een stapsgewijze innovatie en schaalsprong in het hbo (Heerlen: Ou). Zelfhelp (13a): Voer discussies over het hoger onderwijs niet binnen de muren van het bestuursgebouw maar op het landelijke niveau.
(3) De Commissie Veerman heeft (officieel) slechts één Ou-hoogleraar geraadpleegd en heeft kennelijk geconcludeerd dat het bestaansrecht van de Ou ten principale ter discussie moest komen. In de Brede heroverwegingen speelt de Ou geen rol. Alleen de voorzitter van het CvB mocht met een reeks anderen aanschuiven bij een hoorzitting (zie Inspectie der Rijksfinanciën, op cit.). Uit de reactie van de Ou op de opvattingen van de Commissie Veerman klonk een verongelijkte toon: ‘We hebben het idee dat in het Nederlandse onderwijsbestel te weinig gebruik gemaakt wordt van de kwaliteiten en de mogelijkheden van de Ou’ en ‘Voortdurend hebben wij ons in de lobby voor LLL geroerd’. De bakker klaagt dat hij zijn best doet maar niemand zijn broodjes eet. Zelfhelp (13b): Zorg voor effectieve bestuurlijke inbedding van de Open universiteit in de wereld van het hoger onderwijs. (4) De andere leden van het netwerk moeten de Ou als leider erkennen. Zij moeten aanvaarden hoe de leider de aansprakelijkheden en de verschillen in kwaliteit en kwaliteitszorg in het netwerk, volgens regels van good governance, vaststelt, aanpast en geaccepteerd krijgt. Zij moeten accepteren hoe de leider de individuele doelstellingen ombuigt naar een gezamenlijke doelstelling (want ‘organisations are more committed to themselves than to the network’). Zelfhelp (13c): Leiderschap in een netwerk, zoals het Netwerk Open Hogeschool, blijkt niet uit papieren plannen en intentieverklaringen, maar uit het vastleggen van een gezamenlijk onderschreven doelstelling van de leden van het netwerk, te samen met een operationele uitwerking. 33 Gekwelde blik De breed verspreide Ou-brochure ‘Open moet het zijn’ (2008), met de gekwelde blik van de zanger van The Scene op het voorblad, kondigt aan dat begin 2009 de eerste open flexibele hbo-opleiding van start gaat. De gekwelde blik is begrijpelijk: de opleiding kwam toen niet. 34 Dure conversie, eigen roem, concurrentievervalsing (1) De Ou-faculteit Rechten heeft het curriculum van de bestaande hbo-rechtenopleiding van de Juridische Hogeschool Avans-Fontys geconverteerd naar afstandsonderwijs en organisatorisch ondergebracht bij de Ou-faculteit. Vanaf september 2008 zouden de eerste studenten instromen. De totale opleiding kostte: € 2.476.418. Bronnen: Zelfevaluatie afstandsopleiding HboRechten. Aanvraag nieuwe opleiding (Heerlen: Faculteit Rechten, versie 21-8-2007) en Zelfevaluatie. Hbo-Rechten Bijlagen (Heerlen: Faculteit Rechten, versie 28-8-2007). (2) Over de geur van eigen roem: deze oorkonde werd uitgereikt door de Ou zelf (4-12-2008) op de ‘Dag van het Onderwijs’. De prijs is niet gebaseerd op externe onafhankelijke waardering (Ou-Jaarverslag 2008, p. 18).
(3) De concurrentievervalsing leidde tot de volgende reactie van minister Plasterk op de Ou-hbo-rechtenstudie (Stenografisch verslag van de vaste commissie voor OCW op 8-12-2008, vastgesteld 10-12-2008): ‘De nieuwe opleiding is echter om een andere reden na de toets op macrodoelmatigheid afgewezen. De hbo-studie rechten in de vorm van afstandsleren wordt al verzorgd door de LOI en het NTI. Zij doen dat tevens in modulaire vorm. Artikel 6.2 van de WHW stelt dat de nieuwe opleiding wordt beoordeeld in het kader van het geheel van voorzieningen op het gebied van het hoger onderwijs. Daartoe reken ik ook de opleiding hbo-rechten van de aangewezen hogescholen LOI en NTI. Het is natuurlijk niet aanvaardbaar dat de overheid de kosten van een vergelijkbare opleiding bij de Open Universiteit voor haar rekening neemt als er al voorzieningen zijn waarmee in de maatschappelijke behoefte wordt voorzien’. In de hoorzitting klaagde de LOI dat wat de Ou doet strijdig is met de Europese wet- en regelgeving en mededinging. De Ou-leiding wierp slechts tegen dat dit voor haar geen nieuw gezichtspunt was! Het is al vanaf 2009 bekend dat de niet-bekostigde aanbieders betrokken moeten worden bij de doelmatigheidstoets (CDHO, jaarverslag, 2009). (4) Gevolgen voor de faculteit Psychologie. De druk om psychologiedocenten te onttrekken aan de wo-opleiding om in te zetten voor een hbo-psychologie, lijkt het gevolg van de ambitie om de Ou richting hbo te transformeren, terwijl de minister al had besloten om gedurende vijf jaar geen hbo-toegepaste psychologie meer toe te staan (CDHO: Jaarverslag 2009, p. 29). Kennelijk was het weinigen, behalve de minister, opgevallen dat reeds op tien plaatsen in Nederland een hbo-psychologie aangeboden wordt, inclusief die van de geaccrediteerde particuliere aanbieders. Hbo-bedrijfskunde kan de student op 26 hogescholen volgen, waaronder 5 particuliere. Hbo-rechten kan de student op 14 hbo-opleidingen studeren, waaronder de NTI en de LOI. Hbo-informatica kan de student zelfs op 59 opleidingen volgen. Er zijn veel commerciële opleidingen die NVAO-geaccrediteerd zijn. Zij bieden reeds aan wat de Ou nu nog wil gaan opzetten en wat de minister dus ook als ondoelmatig of als valse concurrentie kan beschouwen (gegevens NVAO, gedownload 4-5-2010). Een hogeschool als Fontys heeft tien keer zo veel deeltijd-ba-programma’s en (begin 2010) zelfs vijf keer zoveel ma-programma’s dan de Ou. Fontys reikte in 2008 meer dan vijf keer zoveel madiploma’s uit dan de Ou. Zelfhelp (14): Ontsnap als Open universiteit aan hbo-ïsering. Academiseer en internationaliseer! 35 Gemankeerd strategisch beloningsmanagement (1) Door elkaar de loef af te steken met mooie business cases in steeds moderner en gedetailleerder managementjargon, wordt de interne concurrentie aangewakkerd. Er
45
wordt volgens mij nauwelijks een realistische analyse van externe concurrentiekrachten gedaan, althans met het expliciete doel deze te verslaan. De strategische Ou-nota’s beschrijven in slagzinnen en zonder specifieke doelstellingen hoe de Ou zich in de samenleving graag ‘positioneert’. De eerste strategische nota van 4-12-2000 (‘Met één gezicht naar de samenleving’) zag ‘groeimogelijkheden’ in het Consortium Digitale Universiteit (DU), in commerciële marktactiviteiten waaronder ‘Scholing’, in prijsdifferentiatie, in Edubox en EML. Daarin werd vervolgens geïnvesteerd. De DU stopte. Het directoraat voor de commerciele diensten stopte. Hoe het met Edubox en EML afliep is bekend. Aanwijzingen voor het bestaan van de behoefte aan zelfbevestiging, prestige en imagebuilding staan in de ‘Schets van de OUNL in 2004’ met passages als: ‘Edubox gaat internationaal’ en ‘Op de markt van LLL is de Ou in Nederland pionier, nu is zij internationaal koploper’. Zes jaar later, in april 2010, schrijft het CvB in een ‘open brief’ aan de Commissie Veerman dat de Ou met het OpenEr-project ‘een voortrekkersrol, ook internationaal’ vervult. De Commissie Veerman, de OECD en de Onderwijsraad zouden kunnen repliceren: ‘Koploper in het waarin?’ De ethische drang bleef, want we moeten de inheemse bevolking opvoeden in zelfstandigheid, zelfstandig leren en zelfstandig gebruik van ict. In dezelfde maand staat in het Instellingsplan 2010-2015 (versie 28 april 2010) over het Wikiwijsprogramma: ‘Als dit gerealiseerd wordt, is Nederland het eerste land ter wereld waar een dergelijk nationaal initiatief van de grond komt. Dat zal de wereldwijde ontwikkelingen op dit gebied een belangrijke impuls geven’. De eigen Ou-strategie rond Open educational resources (OER) wordt de hemel in geprezen: ‘De Ou maakt een fundamentele keuze ten aanzien van OER. Deze keuze past in de nationale en mondiale maatschappelijke ontwikkelingen en draagt bij aan het realiseren van de doelstellingen van het Nederlandse onderwijsbeleid’. Voor dit OER-beleid is een nieuwe universiteitsleerstoel gecreëerd. Die leerstoel ‘wordt ondersteund door een groot aantal internationale universiteiten’ en de leerstoel richt zich op ‘de uitbouw met onderzoeksprojecten waarin intensief wordt samengewerkt in een netwerk van een tiental universiteiten uit verschillende werelddelen’. (2) Na ‘Met één gezicht naar de samenleving’ kwamen de CvB-perspectievennota (sept. 2003) gevolgd door het Instellingsplan 2005-2008 (van medio 2005). In dit plan stonden als concretiseringen dat de solvabiliteit minimaal 10% moest zijn (waarvan reeds bekend was dat dit percentage in 2005 gehaald zou worden) en dat per faculteit een reductie moest komen tot één centraal bekostigde bacheloren masteropleiding met 42 modulen per faculteit (een ongespecificeerde reductie ook van mogelijke cash cows). De
46
overige doelstellingen werden ‘kwalitatief’ geformuleerd. Een les die een wetenschapper aan anderen moet leren: als je iets kwalitatiefs schrijft, zoals ‘een beetje meer of veel groter’, vraag dan ‘hoeveel meer of hoeveel groter’. Zelfhelp (15): Waar in de beleidsstukken van de Open universiteit kwalitatieve doelstellingen staan, probeer deze om te zetten in kwantitatieve doelstellingen. (3) Het project van de gratis cursussen (Open Courseware) werd een duur onderwijsproject. Er is nu reeds tegen een miljoen euro gespendeerd zonder rendement, maar ‘gelukkig’ voor de Ou-financiën extern gesubsidieerd. De extra interne kosten blijven verborgen zolang projectadministraties ontbreken. Van dit project hebben volgens mij de opleidingsstudenten tot op heden eerder nadeel dan profijt gehad, want er werd facultaire inzet onttrokken. Toch wordt stug doorgegaan (want ‘too much invested to quit’). Zelfhelp (16): Voer op de Open universiteit projectadministraties in. (4) Faculteiten krijgen targets opgelegd (aantallen studenten, aantallen diploma’s of financiële prestaties, enzovoorts) maar deze staan volgens mij los van een concurrentieel beloningsbeleid. Het al of niet halen van de targets heeft geen gevolgen. Begrotingen worden ‘opgelegd’ zodat niemand verantwoordelijk is voor het al of niet halen ervan. Er bestaat een allocatiemodel dat een reallocatie van middelen aan de hand van concrete prestaties voorstelt, maar dat model gaat haar tweede jaar van vertragende discussierondes in. Faculteiten krijgen leningen van de Ou, maar wie leent geeft alvast een vinger aan de duivel en staat voor altijd bij Mefisto in het krijt. De strategische nota’s zijn menukaarten zonder prijzen. Dat wordt altijd leuk bij het afrekenen! Zelfhelp (17): Voer op de Open universiteit geen symbolisch maar reëel strategisch beloningsmanagement. 36 Ou als werkgelegenheidsproject in de Oostelijke Mijnstreek Terwijl de studenten massaal wegbleven en de reserves schrikbarend verminderden, groeide het aantal medewerkers onbezorgd van 713 (517 fte) in 2000 naar 764 (630 fte) in 2008. (Noot: de Ou-jaarverslagen zijn inconsistent in het weergeven van aantallen en fte’s.) In zijn afscheidsinterview zei Wöltgens dat zijn bestuursperiode doortrokken is geweest van het besef de werkgelegenheid te behouden. Het besef werd beleid. Een werkgelegenheidsproject is een soort oefenproject voor het echte werk. Na Wöltgens’ periode is zijn beleid als werkgelegenheidsproject voortgezet. Daarmee werd interne rust gekocht en externe onrust vermeden. Zoals het orkest doorspeelde toen de Titanic zonk, bleven personeel en bestuur rustig aan hun bureaus doorwerken met het schrijven van business cases, en als de bureaus scheef begonnen te hangen van al het
papier, keken ze elkaar schichtig aan alsof er niets aan de hand was. Zelfhelp (18): Ga na voor welke taken de Open universiteit meer is dan een werkgelegenheidsproject en stel vast wat daarvan de gevolgen zijn. 37 Vissen in de hbo-vijver (1) De Ou rekruteert in het bijzonder uit de doelgroep van 30-jarigen en ouder. De hogescholen worden expliciet geprikkeld om zich nu ook te richten op deze doelgroep. De meeste hbo-mastersdiploma’s worden al behaald door de leeftijdscategorie 45+; een belangrijke rekruteringsbron van de Ou (Bron: Hbo-raad: Feiten en cijfers, febr. 2010). (2) De hogescholen mochten de financiële impuls (€ 10 miljoen) van de minister (eind 2009) gebruiken voor projecten die de Ou zelf, in concurrentie met deze hogescholen, voor eenzelfde doelgroep aan het bedenken en ontwikkelen is, bijvoorbeeld ervaringscertificaten (EVC) en maatwerktrajecten voor werkend leren. De minister gaf met zijn impuls gehoor aan een advies van de Onderwijsraad (eind 2009). De minister ging voorbij aan wat de Ou concurrentieel ontwikkelt, inclusief het NOH-plan voor hogescholen. (3) Dat de Ou buiten spel staat (er was € 10 miljoen voor een tijdelijke stimuleringsregeling LLL op hbo-niveau te verdelen) doet de vraag opkomen of de lijn naar massahbo-ïsering van LLL, gecoördineerd door de Ou, voldoende voeling heeft met de belangrijkste externe stakeholders die in dezelfde vijver vissen. Mijns inziens overschat de Ou haar leiderschap binnen de hbo-wereld om met zo’n plan in deze wereld serieus genomen te worden (zie ook noot 32 (2) en Zelfhelp (12)). Zie: Staatscourant (2009): Tijdelijke stimuleringsregeling Leven Lang Leren in het Hbo 2009. Nr. 15066, 7-10-2009. Voor de financiële toewijzingen waar de Ou buiten viel, zie: Hbo-raad: Subsidies toegekend uit Tijdelijke stimuleringsregeling Leven lang leren (9-1-2010). Zelfhelp (19): Wie, zoals de Open universiteit, grootse plannen heeft met andere instellingen (hogescholen en OpenCourse Instellingen), moet zich afvragen of er voldoende motivatie, middelen en leiderschapskwaliteiten zijn om de individuele doelstellingen van deze instellingen in gezamenlijke doelstellingen om te buigen en vervolgens sturing te geven aan de gezamenlijke doelstellingen en de concrete operaties. (4) De Ou doet een specifiek aanbod aan afgestudeerde hbo’ers om over te stappen naar een wo-master. Wat kost het Vadertje Staat als hbo’ers zo’n aanbod aannemen en overstappen naar een wo-master? De Hbo-raad becijfert dat de belastingbetaler minimaal 53 miljoen euro (!) per jaar goedkoper uit is als de hbo-bachelors naar een hbomaster doorstromen en niet naar een wo-master die de universiteiten bieden. Een maatwerk-verlenging van hbobachelors levert zelfs een krachtiger impuls voor LLL-trajecten dan de standaard hbo-masters. Voor hogescholen
zijn wo-schakelprogramma’s, vanuit het perspectief van LLL, verspilling. De meeste hbo’ers kun je beter beroepsgerichte masters binnen het hbo zelf aanbieden of korte hbo-maatwerkpakketten, aldus de Hbo-raad. De Commissie Veerman ziet in schakelprogramma’s eveneens extra inefficiënties (op. cit., p. 43). Het bericht luidt dus: voorkom verspilling op het gebied van LLL. (Bron: Hbo-raad: Green paper. Den Haag: Hbo-raad, jan. 2009, p. 42). 38 Kemner Convergentie en divergentie: binaire problematiek in het Nederlandse hoger onderwijs (Heerlen: Ou: afstudeerscriptie 1997). Kemner was van 1989-1994 voorzitter Hbo-raad. 39 Toppositie Psychologie en grootste Ou-opleiding (1) De Ou staat met een score van 66 punten landelijk op de tweede plaats met 6 ba-opleidingen. Winnaar Wageningen heeft 6 punten meer dan de Ou maar wel 17 baopleidingen. De Radboud Universiteit Nijmegen heeft één puntje minder dan de Ou (65 punten) maar heeft zes keer zoveel ba-opleidingen die beoordeeld worden (Keuzegids 2009-2010, dec. 2009). (2) De opleiding Psychologie onderscheidt zich van de andere Ou-opleidingen doordat zij de meeste studenten heeft. Tien jaar geleden was Psychologie, te midden van de andere opleidingen, een middenmoter. De stijging van Psychologie binnen de Ou is relatief: de andere opleidingen zijn sterker gedaald dan Psychologie. Niettemin, ook Psychologie daalt fors, terwijl landelijk de studentenaantallen psychologie stijgen. De omvang van de opleiding Psychologie in combinatie met het kleine aantal Ou-opleidingen maakt de Ou uiterst kwetsbaar. (3) De faculteit Psychologie behaalde als eerste in Nederland (en als tweede in Europa) het kwaliteitslabel E-xcellence. E-xcellence is een aanvullend instrument voor de beoordeling van de kwaliteit van e-learning. Het bestaat uit een Europees brede set van benchmarks, onafhankelijk van institutionele of nationale systemen van kwaliteitsbeoordeling. Het keurmerk is opgezet onder auspiciën van EADTU. Het is toegekend door een pool van deskundigen uit 12 Europese instellingen met een belang in elearningontwikkelingen. De Commissie Veerman (april 2010) bepleit dat elke instelling zich profileert en daarop internationaal beoordeeld wordt (U-map). Veel activiteit ten aanzien van dit punt is er (nog) niet binnen de Ou. Zelfhelp (20): Zorg als Open universiteit dat het kwaliteitslabel E-xcellence breder bekend raakt in het Nederlandse hoger onderwijs. Zorg dat alle faculteiten van de Open universiteit dit label behalen.
47
40 Onderzoek en masters zijn geen pluspunt (1) Vijf jaar geleden (2-6-2005) voorspelde het CvB dat de Ou in de toekomst waarschijnlijk niet kan voldoen aan de onderzoeksgerelateerde NVAO-eisen voor het masteronderwijs (Bron: Werkwijzer 2-6-2005). De faculteiten kregen de oproep om andere universiteiten te zoeken zodat deze hen de accreditatie konden leveren. In ruil daarvoor zouden de faculteiten LLL-diensten moeten proberen te verkopen. De onderzoekers van die andere universiteiten zouden een deel van hun onderzoekstijd moeten inruilen tegen een LLL-dienst. Dat gaan ze inderdaad doen als ze maf zijn geworden! Vijf jaar later (in 2010) blijken de faculteiten wel degelijk te voldoen aan de genoemde eisen. Desondanks is de financiële steun aan onderzoek weer verder verminderd. Van de 20% facultaire onderzoekstijd om te voldoen aan de NVAO-eisen, moet nu een deel verplicht gaan naar het instellingsbrede LLL-onderzoek. Daardoor het niet uitgesloten dat de CvB-voorspelling zichzelf waarmaakt en de accreditatie van de masters lastig wordt. Wanneer de eerste Ou-master sneuvelt door het niet voldoen aan de onderzoekseisen, dan zal het een domino-effect hebben op de andere masters. Waarschijnlijk komt de Ou met de schrik vrij en is binnen een aantal jaren het instellingsbrede LLL-onderzoek verdwenen. Steeds meer wordt gezien dat de hogescholen zich sterker gaan profileren in het onderzoek. Zou dan de Ou haar disciplinaire onderzoek moeten afbouwen of elders onderbrengen? Daar komt bij dat LLL in de toekomst geen profilering meer zal leveren (zie U-map, Commissie Veerman en Onderwijsraad). Zelfhelp (21): Onttrek geen onderzoekscapaciteit van de faculteiten van de Open universiteit ten behoeve van Leven lang leren-ideeën. Het bemoeilijkt het accreditatieproces en de accreditatiekansen. (2) In Talent voor de toekomst (VSNU, 2010, ibidem) hebben de universiteiten uitgesproken om ba-studenten vanaf hun eerste of tweede jaar te betrekken bij het facultair onderzoek. De Commissie Veerman meent ook dat bachelorstudenten in contact moeten komen met wo-onderzoek. Zouden de Ou-faculteiten hun accreditatie voor het masteronderzoek bij andere universiteiten moeten gaan halen, zoals het CvB wil, dan zouden ze dat ook moeten doen voor hun bacheloronderzoek. Met andere woorden: stuur niet alleen de Ou-masterstudenten naar andere universiteiten, maar ook de bachelorstudenten. Een Ou-probleem is dat een deel van de staf los moet komen van hbo-achtig praktijkonderzoek en van het schrijven van beleidsnotities en dus terug moet naar wetenschappelijk onderzoek. Zelfhelp (22): Voorkom dat de Open universiteit praktijkonderzoek en beleidsartikelen als wetenschappelijk onderzoek aanmerkt. Verbind daaraan dezelfde consequenties als elke andere universiteit.
48
(3) In 2006 maakte de CvB-voorzitter (Bovens) bekend dat men zou kunnen overwegen om met de publieke financiering van de masters te stoppen en vervolgde: ‘Artsen hebben een master nodig, maar al die juristen en economen toch eigenlijk niet.’ Dat konden de juristen en economen in hun zak steken (Bron: SER-Magazine, juni 2006). Ook Ouhoogleraar Leijnse zegt voorstander te zijn van afschaffing van de bekostiging van masters: ‘Daarvoor kun je best 20 of 25.000 euro lenen.’ (Bron: HO Management 28-2-2010). Bekostigde Ou-masters zullen sterker onder druk komen. Plasterk (Twente, 31-8-2009) zei: ‘Is er zo’n dramatisch verschil tussen fysiotherapie en bedrijfskunde?’ Als bedrijfskunde of managementwetenschappen geen kans ziet haar bama een wetenschappelijke basis te geven, door in de bachelor en in de master het onderwijs en het disciplinair onderzoek te koppelen, dan zal haar master in de bekostiging als eerste sneuvelen. In april 2010 kwamen de ambtelijke werkgroepen (Brede heroverweging) met besparingsvarianten om de master te privatiseren. De studenten moeten mogelijk gemiddeld € 6000 meer betalen boven het wettelijk collegegeld van € 1620. Het Leidse collegegeld voor een tweede masteropleiding is voor het studiejaar 2010/2011 minimaal € 14.200,-. Een stapsgewijze verhoging van het wettelijk collegegeld in de universitaire ba-fase met 50% wordt door de ambtelijke werkgroepen als mogelijkheid genoemd. Ook bachelors gaan steeds meer dezelfde weg. Dat betekent prijsverhogingen voor studenten en/of sterke kostenreducties binnen de Ou zelf. Zelfhelp (23): Houd voor de opstelling van het beleid van de Open universiteit rekening met (ten dele) privatisering van masteropleidingen en van bacheloropleidingen. 41 Zware Ou-agenda De Ou torst, zo staat in alle stukken, een ‘zware agenda’. Dat komt omdat zij, net als een winkel van Sinkel, losse waar (LLL) verhandelt en alles tot prioriteit verheft. De Ou lijkt op een kerststal getroffen door een bom. Een ‘zware agenda’ is een symptoom van crisis; dit wil zeggen: er is weinig tijd en er zijn veel alternatieve oplossingen. Door te gaan zoeken, vermenigvuldig je, zoals in de wetenschap, de hypothesen, de feiten en de betrekkelijke waarheden (S. Everwijn). Kies een eenvoudig profiel, zoals het ‘Student profile’ uit de U-map (ibidem). De VSNU-voorzitter Noorda riep de ‘dertien’ universiteiten op om bij elkaar te gaan zitten om een profiel te kiezen (Science Guide). Hij vergat de veertiende universiteit: de Ou. Waarschijnlijk omdat de Ou koos voor LLL, dus voor het niet-universitaire profiel van meneer Sinkel. Zelfhelp (24): Om te voorkomen dat de Open universiteit zichzelf een steeds ‘zwaardere agenda’ oplegt, dient de universiteit simpelweg prioriteiten te stellen en wel vanuit een eenvoudig competitief profiel.
42 Impression management (1) De Keuzegids met de hoge notering voor Psychologie kwam uit op 15-2-2010 en werd door de decaan intern verspreid (Keuzegids 2009-2010, dec. 2009). Pas op 1-3-2010 en na enig soebatten kwam er een persbericht als mosterd na de maaltijd, want de externe Ou-contacten zijn gecentraliseerd. Later lijkt het een en ander op de Ou-website veranderd naar de datum 17-2-2010. In het Ou-persbericht staat: ‘Bovendien scoort de OU overall voor alle masters een tweede plaats in de ranking van Nederlandse universitaire ma-opleidingen’ (Bron: http://www.ou.nl/eCache/ DEF/2/19/398.html). De Ou zou als masteruniversiteit dus op de 2e plaats staan. Het is maar hoe je het bekijkt. De Keuzegids zelf (versie dec. 2009) schrijft dat Wageningen en Nyenrode bij de top behoren. De Ou staat, zo schrijft de Keuzegids, in de ‘subtop’ samen met de TU Eindhoven en de Hogeschool Utrecht. De Ou staat daarmee op de positie 3, 4 of 5. Van de Ou zijn slechts vijf van de zeven masters beoordeeld. Daarvan staan er twee op de eerste plaats en staan de overige op de tweede, vierde en achtste plaats. Wie zich op een voetstuk plaatst, beklimt tegelijk het schavot. Modulair heeft de werkelijke cijfers pas later (2-5-2010) gegeven. Wat de positie van de Ou als ‘deeltijdinstelling’ betreft, zie noot 28(2). ‘Op welke punten laat de Ou het afweten?’ Het merendeel van de kleine hbo-deeltijdaanbieders scoort nog steeds beter dan de Ou (Keuzegids Deeltijdstudies-2010). Zelfhelp (25): Analyseer waardoor zo veel deeltijdinstellingen (op hogeschoolniveau) hoger scoren dan de Open universiteit, zet concrete stappen om de relatieve positie te verbeteren en evalueer de resultaten. (2) De toppositie is gebaseerd op de Keuzegids die ongeveer 200 ranglijsten heeft. Door gebruik van meerdere dimensies zijn van elke lijst opnieuw ranglijsten te maken, hetgeen ‘impression management’ bevordert. Het blad Business Week publiceert jaarlijks de ‘top 20’ Business schools. Hoe reageren de docenten van deze Business schools als door ranking hun identiteit wordt bedreigd? Het blijkt dat deze docenten zich gaan focussen op categorieën waarop ze hoog scoren (Elsbach, K.D. & Kramer, R. M.: Members’ responses to organizational identity threats. ASQ, 1996 Vol. 41, pp. 442-476). Hoe complexer de rangordeningen hoe minder informatief. De Webometrics’ ‘Ranking Web of World Universities’ rangordent 8000 universiteiten. In Nederland staat de Ou op de veertiende en daarmee op de laatste plaats. In de wereldtop staat de Ou op nummer 1193. Ter vergelijking: de UM staat op 629, UvT op 568, EUR op 558 (gedownload 2-2-2010). Zelfhelp (26): Maak een objectieve analyse van de positie van de Open universiteit in de Keuzegidsen en in de internationale rankings en probeer daarbij te ontsnappen aan impression management.
(3) Rankings spelen bij minimaal een kwart van de studenten een rol bij hun keuzeproces (Scienceguide, 9-112009). Studenten gebruiken eenvoudige vuistregels. Ze letten op de prijs, de kwaliteit van het onderwijs en van de staf en of hun eerdere diploma’s worden erkend. Dat is alles. Ou-onderzoek (Marketing en Communicatie) toont dat 37% van de belangstellenden afhaakt omdat de kosten te hoog zijn, dat de Ou op kosten slechter scoort dan de andere instellingen en de cursusprijs dus zou moeten dalen. Het onderzoek ‘Studentinzicht VII’ (februari 2010) bevestigt dat in vergelijking met de andere universiteiten de kosten voor de student hoog zijn. Het kostenprobleem heeft geen prioriteit. Door de ‘zware Ou-agenda’ heeft alles prioriteit. De Commissie Veerman wil ten behoeve van LLL scholingsrechten invoeren. De Ou-bestuurders willen dat ook en noemen Vlaanderen met haar vouchers gidsland, maar met het huidige kostenpatroon en de ‘zware Ou-agenda’ zullen de studenten hun rechten eerder elders dan bij de Ou inwisselen. Zelfhelp (27): De studiekosten van de studenten van de Open universiteit zijn in verschillende gevallen hoger dan die van vergelijkbare instellingen. Zorg dat de studiekosten dalen. 43 Universitaire marketing (1) Sportberichten of wetenschapsvoorlichting? Met de NOC*NSF is contractueel vastgelegd dat 75 topsporters gratis kunnen studeren, een studiecoach krijgen, een extra tentamenmogelijkheid, aanpassing van tentamenvorm, tentamenplaats en tijdstip en een laptop mogen lenen. Daarvoor moeten zij één keer per jaar meewerken aan een Ou-marketingactiviteit (gedownload 14-2-2010). Aan de andere kant wordt er nauwelijks geïnvesteerd in motiverende en intrigerende wetenschapsvoorlichting over onderzoek en promoties. Werkwijzer en Modulair zijn bedrijfsbladen. De interne en externe marketing van het beleid staan hoger dan de redactionele vrijheid. Waar elders de vuile was achter het intranet hangt, hangt deze op de Ou nergens. Chris Vensters column in Werkwijzer noemt het intranet daarom waarschijnlijk ‘Juichnet’. Een cultuur leer je het beste kennen door naar de communicatiemiddelen te kijken. (2) Een staaltje van universitaire marketingtaal. Vanaf 1-3-2010 heeft de Ou een nieuwe website. In Werkwijzer (maart 2010) stond daarover: ‘De look-and-feel sluit nu aan bij de gerevitaliseerde identity en dat heeft een positief gevoel op onze branding.’ Wat staat hier in vredesnaam? Als naar een normale redacteur (bijvoorbeeld hr. Hernia) wordt geluisterd, zou dit niet gebeurd zijn. Het schiet niet op als de Ou-voorlichting zich blijft richten op sportuitslagen, prentjes van breed lachende personeelsleden en aankondigingen in het Zondagsblad van lezingen in morsige
49
Heerlense ‘wetenschapscafés’. ‘Eet meer fruit’ heeft een andere betekenis als een wetenschapper dat zegt, dan als de groenteboer het roept. De erepromoties van de afgelopen jaren haalden zelfs de regionale pers niet, omdat volgens mij de voorlichting over erepromoties iets te weinig aansluit bij ‘onze gerevitaliseerde look-and-feel van ons positief gevoel van onze branding!’ (3) Hoe reputatie opbouwen? Uit onderzoek van de Ou-afdeling Marketing en Communicatie blijkt: (a) dat de Ou beter moet uitleggen waarom de kwaliteit van het onderwijs hoog is (Nidap, 2006) en (b) dat aanwezigheid van de Ou op grote beurzen ‘misschien niet de primaire doelgroep van de Ou bereikt’, want Ou-studenten lopen niet op beurzen te slenteren (Ou-onderzoek ‘Mystery shopping’, 2006). Uit ‘Studentinzicht VII’ (februari 2010) blijkt dat de Ou slecht scoort op ‘reputatie’ in vergelijking met de andere universiteiten. Universiteiten vestigen zich moeilijk. Bij een universiteit zijn naam en onderzoekstraditie verbonden. De UvA bestaat 122 jaar en vierde in maart 2010 dat zij 15.000 promoties achter de rug had (met nu circa 350 promoties per jaar). De EUR had in 2008 de meest promoties (2,4) per hoogleraar-fte van Nederland. (OCW: Kennis in kaart, 2009). Het CvB kapittelde in haar open brief de Commissie Veerman met de uitroep dat de Ou ‘prima hulp kan bieden (…) voor het bedienen van buitenpromovendi’. In 2008 had de Ou tien promoties (in Nederland 3241 promoties). De Ou had in 2008 gemiddeld 0,3 promoties per hoogleraar-fte. Er is enige groei in promovendi (vooral betaalde aio’s van Celstec). Er zullen vele jaren verstrijken voor er traditie is opgebouwd en voordat de Ou ‘prima hulp kan bieden’, gegeven het onderzoeks- en benoemingenbeleid en haar tien promoties. (4) Omgaan met het kostenprobleem. De Ou scoort in vergelijking met de andere aanbieders slecht op kosten. ‘Studentinzicht VII’ doet de suggestie om de kosten ‘anders te presenteren op de site’. Dit probleem is kennelijk als een presentatieprobleem en niet een reëel kostenprobleem voor studenten. De vraag is daarmee teruggebracht tot de marketingvraag van Elsschot: hoe kun je de student verlakken? (5) Meedoen met sociale netwerken. Andy Warhol zei in 1968 dat iedereen wereldberoemd zal zijn voor 15 minuten. Door de opkomst van reality shows, YouTube en sociale netwerken kan iedereen opstijgen tot de gelederen van de roem en is ‘hero just for one day’ (Bowie). Ook de Ou zit in sociale netwerken. De meeste bloggers en twitteraars zijn goedwillende amateurs die de onderwijswereld tot een Mestreechse stamkroeg terugbrengen. Elke bestuurder, hoogleraar en docent krijgt of koopt ‘15 minutes of fame’. Er is een fascinatie voor beroemde mensen. Ze zijn beroemd door hun beroemdheid. Ze zijn bekend om hun
50
bekendheid. Er worden veel handen geschud en intenties getekend. De Ou-voorlichting biedt meer trivia en goed geconserveerde personeelsleden dan wetenschappelijke informatie. (6) Ou-marketing voor deze kleine universiteit is verbrokkeld met tijdschriften als Modulair, Onderwijsinnovatie, Werkwijzer, Corporate-brochures en met allerlei externe presentaties en eigen websites voor Celstec, RdM-centrum, OpenEr, EVC, NOH enzovoorts. Papieren periodieken hebben minder toekomst dan de kritische journalistiek (verzamelen, selecteren, interpreteren van informatie). (7) Kies een profiel. Neem het ‘Student Profile’ uit de U-map (Commissie Veerman). Prioriteer, laat de zware agenda vallen en kies voor de kerntaak. Dat maakt het voor de Ou-voorlichting makkelijk en helder. Zelfhelp (28): Maak een van het Ou-profiel afgeleid beleid voor (a) marketing, (b) voorlichting, (c) wetenschapsvoorlichting en (d) communicatie. Ontrafel deze vier, scheid ze en leg de prioriteit bij de wetenschapsvoorlichting. 44 Van tobbers en toppers De eerste stelling uit het proefschrift (2004) van psychologie-docente Hinke Groothof is: Zelfhelp (29): Identificeer je met toppers en vergelijk je met tobbers. 45 Streven naar excellentie Het streven naar excellentie en het voorkomen van middelmatigheid en downgrading is de kern van de strategische OCW-nota, die Plasterk naar de Tweede Kamer stuurde (OCW: Het hoogste goed, 2007). Presteren mag weer. In Nederland is het basisniveau goed, maar er zijn geen excellente opleidingen (Zie: Studeren is investeren, ibidem). Zelfhelp (30): Streef naar excellent onderwijs, excellent onderzoek en een excellente integratie van beide! 46 Afsluitend statement Dit statement is een bewerking van een verwijzing naar een lezing (1968) van Robert Kennedy (1925-1968) aan the Universiteit van Kansas.