Kinderen met autisme in het verkeer Een praktisch handwijzer voor ouders, leerkrachten en begeleiders van kinderen met autisme.
In deze handleiding gebruiken we de term “autisme” waarmee we tevens doelen op de diagnose PDD-NOS en syndroom van Asperger. We gaan uit van kinderen met een gemiddeld intelligentieniveau. Omwille van de leesbaarheid is gekozen om consequent de mannelijke vorm te gebruiken. Daar waar we het hebben over “hij” moet dus eigenlijk “hij/zij” gelezen worden.
2
Inleiding Kinderen met autisme leren en denken anders dan mensen zonder deze diagnose. Autisme zegt echter niets over hoe slim een kind is, of hij vrienden zal hebben en dus ook niet of een kind met autisme veilig aan het verkeer kan deelnemen. Ieder kind is anders, met eigen uitdagingen en eigen vaardigheden. Autisme zegt wel iets over hoe informatie wordt verwerkt en toegepast. Dit kan gevolgen hebben voor het juist inschatten van verkeerssituaties. Acties van andere verkeersdeelnemers moeten juist geïnterpreteerd worden. Eigen gedrag moet hier vlotjes op afgestemd worden. Dit zijn zaken die heel belangrijk zijn in het verkeer. Voor veel ouders is deelname van hun kind met autisme aan het verkeer dan ook een extra zorg. Heeft mijn kind wel voldoende overzicht om veilig en zelfstandig aan het verkeer deel te nemen? Het praktisch Verkeersexamen in groep 8 is een goed moment om deze vaardigheden te toetsen. Maar daar gaat wel heel wat oefening aan vooraf. Met een goede begeleiding staat het kind sterker en met meer zelfvertrouwen voor deze uitdaging. De essentie van de begeleiding van kinderen met autisme zit hem in het zo duidelijk en concreet mogelijk zijn, stap voor stap. Maar ook veel oefenen met verschillende situaties. Wij hopen van harte dat deze handwijzer bijdraagt aan het veilig en plezierig deelnemen in het verkeer voor iedereen….met of zonder autisme!
3
Wat is autisme? Veel mensen hebben een vaag beeld over autisme, voornamelijk gevoed door de media met de nodige vooroordelen en misvattingen. Autisme is echter niet eenvoudig te omschrijven en uit zich bovendien bij iedereen anders. Daarom eerst even in het kort; wat is autisme nou eigenlijk? De hersenen van mensen met autisme verwerken informatie op een iets andere manier. Autisme wordt dan ook wel eens een ‘informatieverwerkingsstoornis’ genoemd. De hersenen kijken bijvoorbeeld meer naar vorm en kleur en minder naar betekenis. Dit betekent dat iemand met autisme informatie anders begrijpt. Veel van wat zij zien, horen, voelen en ruiken wordt anders waargenomen of beleefd dan bij iemand zonder autisme.
4
Het grootste probleem voor iemand met autisme is om direct te begrijpen wat de essentie van iets is. Wat betekent dit wat ik nu zie? Zij hebben meer tijd nodig om informatie op een juiste manier te kunnen interpreteren. Hierdoor is het omgaan met anderen lastiger; probeer al die complexe handelingen, uitspraken, gezichtsuitdrukkingen en dubbele boodschappen maar eens goed samen te brengen als je hersenen dit niet spontaan voor je doen. In verkeerssituaties moet je bovendien in staat zijn om niet alleen te begrijpen wat de ander van plan is, maar er ook nog eens juist op weten te reageren. Door de andere manier van informatie verwerken is het voor iemand met autisme moeilijker om het geheel ‘ineens’ te overzien. Doordat de essentie van wat hij ziet of meemaakt niet spontaan duidelijk wordt, moeten zijn hersenen hiervoor heel hard werken. Dat kost extra tijd en energie. Geen wonder dat kinderen met autisme soms sneller moe zijn en even met rust gelaten willen worden.
Tip: wacht 10 tellen voordat je een kind met autisme een nieuwe vraag stelt!
5
Maar er speelt nog iets mee; voor mensen met autisme zijn de dingen die je ziet, precies datgene wat je ziet. Een rood stoplicht is een rood stoplicht, niets meer, en niets minder. Maar in onze wereld zijn de dingen niet altijd wat ze lijken. Een waarneming kan veel verschillende betekenissen hebben: Een rood voetgangerslicht betekent soms dat je niet mag oversteken, vooral in de context waarin je nog niet begonnen bent met het oversteken van de weg. In een andere context echter, bijvoorbeeld als je al halverwege het zebrapad bent, betekent diezelfde waarneming juist het tegenovergestelde: loop door (en liefst zelfs wat sneller want de auto’s komen eraan!). Maar wat te doen als een politieagent de zaken regelt?
De betekenis van wat we waarnemen hangt dus voortdurend af van de context (of situatie) waarin we ze waarnemen. Peter Vermeulen (2009) spreekt in dit verband over ‘contextblindheid’. “Context maakt de wereld voorspelbaar. Wie contextblind is, raakt makkelijker in de war omdat gebeurtenissen en situaties veel minder voorspelbaar zijn”. De betekenissen halen we immers niet uit wat we letterlijk zien, maar uit de context en het grotere geheel.
Tip: zeg precies wat je bedoelt, liefst zo letterlijk mogelijk.
6
Autisme en het verkeer In het verkeer wordt veelvuldig een beroep gedaan op het snel kunnen waarnemen, evalueren, beslissen en handelen. En juist dit proces loopt bij iemand met autisme niet automatisch. Een stukje fietsen wordt daarmee een hele uitdaging. “Ik kijk vooruit waar ik naartoe rij en denk alvast na over de route die ik ga volgen. Ik bedenk welke handelingen ik moet verrichten, in welke volgorde en met welk tempo. Ik voer het vlotjes uit. Ik overzie het grote geheel van het verkeer en schat de verschillende verkeersituaties in. Natuurlijk let ik goed op mijn medeweggebruikers en bedenk wat zij gaan doen. Gelukkig ken ik alle verkeersregels uit mijn hoofd en pas ze op het juiste moment toe. Af en toe gebeurt er iets onverwachts maar daar laat ik me niet door afleiden. Ik fiets, dat gaat vanzelf!” Voor een kind met autisme gaat dit alles niet vanzelf. Het is een pittige uitdaging, maar voor de meeste kinderen zeker geen onmogelijke uitdaging. Het vraagt alleen wel extra begeleiding en oefening waarna de meeste kinderen met een gerust hart los gelaten kunnen worden in het verkeer.
Tip: Hoe meer regels, hoe meer houvast, des te prettiger het kind met autisme zich voelt.
7
Kennis, kennis, kennis! Weten hoe jijzelf, de ander en de wereld in elkaar zit, geeft een gevoel van zekerheid. Maar het kind met autisme is min of meer ‘blind’ voor de context. Je kunt je voorstellen hoe onveilig en onvoorspelbaar het leven is wanneer nieuwe situaties een logische basis missen. Het verkeer met al zijn onverwachte gebeurtenissen en vele ‘uitzonderingen op de regel’ is misschien wel een van de meest onvoorspelbare situaties in het dagelijkse leven. Gelukkig kunnen wij hen hierbij helpen. Zo veel mogelijk kennis over hoe het verkeer in elkaar steekt, zoveel mogelijk feiten over verschillende verkeerssituaties, helpt het kind grip te krijgen op zijn deelname aan het verkeer. Kennis opgeslagen in ons brein Als we nieuwe informatie binnen krijgen, slaan we dit op in onze hersenen. Over allerlei onderwerpen ligt her en der informatie in het brein opgeslagen. Bij iemand zonder autisme wordt die kennis automatisch naar voren gehaald zodra deze ergens op van toepassing is. Bij iemand met autisme niet! Hij moet hier extra moeite voor doen. Hoe vaker hij echter met de kennis ‘geoefend’ heeft en hier regels en uitzonderingen bij heeft gemaakt, hoe gemakkelijker hij deze kennis naar boven kan halen. Wij kunnen hierbij helpen door nieuwe kennis en feiten duidelijk te benoemen, de regels erbij te geven maar ook de aanvullingen en uitzonderingen op een regel te benoemen. Hierbij is het visualiseren, het zichtbaar maken, van nieuwe kennis en feiten van wezenlijk belang. Dit kan door middel van tekeningen, picto’s, geschreven tekst of een zogenaamd ‘leerverhaal’.
8
Oefenen in het verkeer Gebruik voor iedere nieuwe verkeersregel die aangeleerd moet worden en voor iedere nieuwe vaardigheid onderstaand stappenplan. 1. Concreet maken: Splits iedere verkeersregel op in kleine, concrete (sub)regels. Formuleer de regels vanuit de ik-persoon. 2. Kiezen: kies één of meerdere regels om aan te werken. 3. Visualiseren: maak de verkeersregel zichtbaar. 4. Leren: leer de verkeersregel uit het hoofd. 5. Oefenen: oefen de verkeersregel in de praktijk. 6. Aanvullen: Wordt de regel beheerst? Vul aan met 1 aanvullende regel of uitzondering per keer. Veilig Verkeer Nederland heeft het boekje ‘Zo zit dat met het verkeer’ uitgebracht. Dit boekje is speciaal geschreven voor kinderen. De regels zijn vereenvoudigd uitgelegd. Het boekje is te bestellen via de website van VVN. We zullen hieronder een voorrangsregel uit dit boekje gebruiken om bovenstaande aanpak te verduidelijken. Voorbeeld uit ‘Zo zit dat met het verkeer’, voorgaan-afspraken bij het zebrapad, pagina 18: Deze regel is erg uitgebreid en bestaat uit meerdere regeltjes. We kiezen nu voor de eerste regel. Bekijk maar eens hoe we die regel kunnen vereenvoudigen, uitgewerkt in de zes stappen:
9
Stap 1: Concreet maken • als je wilt oversteken bij het zebrapad mag je voorgaan als het verkeer nog op tijd voor je kan stoppen. Wordt in vereenvoudigde vorm met ik-regels: 1. Als ik wil oversteken bij het zebrapad kijk ik eerst naar links en rechts of er verkeer aan komt. 2. Als er niets aankomt, steek ik rustig over. 3. Als er wel verkeer aankomt, bedenk ik of de bestuurder nog ruim tijd heeft om voor mij te stoppen. 4. Als de bestuurder kan stoppen of zelf al stopt, steek ik rustig over. 5. Als de bestuurder al te dichtbij is en niet meer kan stoppen, wacht ik tot hij voorbij is. Ik begin weer bij punt 1; naar links en rechts kijken. 6. Ik steek altijd pas over als ik zeker weet dat het veilig is.
Stap 2: Kiezen Kies één of meer regels uit, afhankelijk van wat het kind aankan. Bv. ‘Als ik wil oversteken bij het zebrapad kijk ik eerst naar links en rechts of er verkeer aan komt’. In dit geval kan er voor gekozen worden meteen de tweede regel erbij te nemen: ‘Als er niets aankomt, steek ik rustig over’. Maar doe dit niet te snel! Over het algemeen geldt; hoe kleiner het stapje, hoe beter.
10
Stap 3 : Visualiseren Maak de regel visueel zichtbaar; maak een tekening of beeld de situatie uit met legopoppetjes op een (zelfgemaakte) verkeersmat, bekijk een plaatje of filmpje etc.
Stap 4 : Leren Leer de regel uit het hoofd. Herhaal regelmatig en vraag er ook op onverwachte momenten naar.
11
Stap 5: Oefenen Breng de regel in praktijk. Bereid de situatie goed voor zodat de regel ook echt opgaat. Bv. wel oefenen in een rustige straat in een woonwijk, maar nog niet in een drukke doorgaande weg met auto’s. Voorkom zoveel mogelijk om in dit stadium al aanvullende regels en/of uitzonderingen te moeten behandelen.
Stap 6: Aanvullen Wordt de regel door en door beheerst? Kies dan nu een volgende, aanvullende regel zoals ‘Als er wel verkeer aankomt, bedenk ik of de bestuurder nog ruim tijd heeft om voor mij te stoppen’. Doorloop stap 3, 4 en 5 tot de regel weer helemaal wordt beheerst. U kunt voor uitleg ook gebruik maken van de digibordlessen op www.vvn.nl
12
Aarzel niet om nieuwe regels aan te vullen en uitzonderingen te noteren. Dit is helemaal afhankelijk van het kind. Het ene kind heeft namelijk geen enkele moeite om in te schatten of een auto nog kan stoppen. Voor een ander kind is het echter nodig deze regel opnieuw uit te splitsen in kleine deelstapjes. Het maken van een stappenplan vereist maatwerk en is afhankelijk van de kennis die een kind met autisme al heeft over de uit te voeren opdracht. Voor de begeleider is het in eerste instantie nodig om zelf na te gaan uit hoeveel stappen de uit te voeren opdracht bestaat en deze te visualiseren. Maar let op: voor iedere nieuwe regel of uitzondering doorloop je de eerste 5 stappen! Leer alles dus één voor één aan, stap voor stap. Pas als een regel of vaardigheid helemaal wordt beheerst (als kennis in het hoofd én als vaardigheid in de praktijk) ga je door naar stap 6 en voeg je iets nieuws toe.
Tip: Zoek de belangrijkste regels op en werk ze op bovenstaande wijze één voor één uit. Koop hier een speciale map voor met tabbladen. Op deze manier kun je nieuwe regels en aanvullingen makkelijk toevoegen.
13
Voorbeeld uitwerking van een (algemene) verkeersregel: Kennis over: voorgaan Algemene regel: Als je wilt oversteken bij het zebrapad mag je voorgaan als het verkeer nog op tijd voor je kan stoppen. Regel 1: Als ik wil oversteken bij het zebrapad kijk ik eerst naar links en rechts of er verkeer aan komt.
Regel 2: Als er niets aankomt, steek ik over over.
Regel 3: Als er wel verkeer aankomt, bedenk ik of de bestuurder nog ruim tijd heeft om voor mij te stoppen.
14
Regel 4: Als de bestuurder kan stoppen of zelf al stopt, steek ik rustig over.
Regel 5: Als de bestuurder al te dichtbij is en niet meer kan stoppen, wacht ik tot hij voorbij is. Ik begin weer bij regel 1; naar links en rechts kijken.
Regel 6: Ik steek altijd pas over als ik zeker weet dat het veilig is.
15
Duidelijk en voorspelbaar In alle publicaties over autisme, met alle verschillende meningen en theorieën, zijn de deskundigen het over één ding eens; mensen met autisme hebben behoefte aan duidelijkheid en voorspelbaarheid. Voor iemand met autisme komt de wereld chaotisch en wanordelijk over. Hij moet veel moeite doen om daar orde in te scheppen. Als wij hem daarbij helpen gaat dit een heel stuk makkelijker.
Kennis vragen en geven Eigenlijk is het heel eenvoudig; alles wat we meemaken kun je SMART maken; Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden. Je geeft hiermee antwoord op de volgende kennisvragen: 1. Wat willen we bereiken? 2. Hoe pakken we het aan? 3. Wie zijn erbij betrokken? 4. Waar gaan we het doen? 5. Wanneer gebeurt het? 6. Waarom doen we het zo? Geef antwoord op deze 6 kennis-vragen en je geeft het kind de duidelijkheid die hij of zij nodig heeft. Duidelijkheid over de taak of activiteit waar je voor staat, duidelijkheid in tijd, ruimte, plaats en personen. Oftewel: wie, hoe, wat, wanneer, waar en eventueel nog de waarom-vraag. Colette de Bruin heeft dit mooi uitgewerkt voor ouders van kinderen met autisme in haar boek ‘Geef me de 5’. •
Duidelijkheid over de taak -
Wat moet ik doen?
•
Duidelijkheid over de manier waarop -
Hoe moet ik het doen?
•
Duidelijkheid over de tijd -
Wanneer moet ik het doen?
•
Duidelijkheid over de plaats -
Waar vindt het plaats?
•
Duidelijkheid over de personen -
Wie is er bij betrokken?
•
Duidelijkheid over de reden -
Waarom moet ik het zo doen?
16
Deze vragen zouden steeds duidelijk moeten zijn voor het kind wanneer je gaat oefenen in het verkeer. Bij weerstand van het kind tegen een situatie of taak, kun je eerst eens bekijken of alle kennis-vragen glashelder zijn uitgelegd. Het niet willen van het kind (of vermijdingsgedrag) is meestal gelijk aan het niet kunnen van het kind. Hij kan het niet omdat hij niet voldoende overzicht heeft. De kennis-vragen zijn nog niet allemaal beantwoord. Terug naar ons voorbeeld. We gaan de voorrangsregels op een kruispunt oefenen samen met Roos. Roos is 11 jaar en heeft autisme. We melden Roos dat we gaan oefenen op de fiets met inhalen. Maar zij weigert pertinent. De kans is groot dat Roos door haar autisme geen duidelijke voorstelling kan maken van de oefening. Hierdoor heeft zij geen overzicht, weet zij niet wat zij kan verwachten en raakt zij in de war. We geven haar dus eerst de kennis die zij nodig heeft:
17
Roos, We gaan een oefening doen om het inhalen op de fiets te oefenen. (De wat-vraag is beantwoord.) We gaan dat doen op de Molenstraat. (De waar-vraag is beantwoord.) We pakken allebei onze fiets en lopen met de fiets aan de hand naar de Molenstraat. Daar leg ik je precies uit hoe we het inhalen gaan oefenen. (De hoe-vraag is beantwoord.) We doen de oefening met z’n tweeën. (De wie-vraag is beantwoord.) We vertrekken zodra jij mij goed begrepen hebt. (De wanneer-vraag is beantwoord.)
18
We doen dat omdat iedereen alle verkeersregels moet leren en jij dus ook. Wanneer iedereen zich aan dezelfde regels houdt in het verkeer, gebeuren er geen ongelukken. (De waarom-vraag is beantwoord.)
Afhankelijk van het kind kies je voor bovenstaande stapsgewijze manier van kennis geven of ingekort zoals hieronder. Maar onthoud: alle vragen moeten wel altijd beantwoord worden. Roos, iedereen moet de verkeersregels kennen, dus jij en ik gaan het inhalen op de fiets oefenen, hier om de hoek op de Molenstraat. We pakken allebei onze fiets en lopen er eerst naartoe. Op de Molenstraat leg ik je de oefening precies uit. We gaan als jij mij goed begrepen hebt. Is dat duidelijk voor je? Heb je nog vragen? Let’s go!
19
Tips en Trucs Rust Alles wat je doet en wat er gebeurt in het verkeer, levert voor iemand met autisme een nieuwe stroom aan prikkels op. Het is belangrijk deze extra prikkels tot een minimum te beperken. Op deze manier zorg je ervoor dat er zoveel mogelijk ruimte overblijft voor het eigenlijke leerproces. Daarom: • zorg dat je zelf rustig bent en blijft; • raak het kind niet onnodig aan; • zorg voor routine in de manier van aanpakken; • geef de tijd om de informatie te verwerken; wanneer een antwoord niet meteen wordt gegeven, wacht rustig af en stel niet opnieuw een (andere) vraag; • luisteren en tegelijkertijd fietsen is lastig. Stop daarom zoveel mogelijk als je iets wilt zeggen of uitleggen. Duidelijkheid Als voor een kind met autisme onduidelijk is wat er precies van hem verwacht wordt, zorgt dit voor heel veel onrust in zijn hoofd. Hoe duidelijker, herkenbaarder en rustiger de situatie, hoe minder het autisme hem belemmert. Daarom: • ben zo concreet mogelijk; • behandel een probleem stap voor stap, één ding tegelijk; • spreek in korte, duidelijke zinnen; • leg van tevoren uit wat er gaat gebeuren. Is iets nog niet zeker, vertel het dan nog niet; • vermijd woorden als misschien, eventueel; • herhaal regelmatig, liefst in dezelfde bewoordingen; • bedenk dat ‘druk doen’ en ‘niet luisteren’ meestal een vraag om meer duidelijkheid is; • vertel een kind bij ongewenst gedrag niet wat je niet wil, maar juist wat je wél wil.
20
Non-verbale signalen Een kind met autisme kan uit zichzelf moeilijk non-verbale signalen lezen. Hij heeft waarschijnlijk in de loop van zijn leven al wel het een en ander geleerd (hard praten is boos), maar je moet je realiseren dat dit deels aangeleerd is. Door de moeite om non-verbale signalen automatisch af te lezen en juist te interpreteren kan veel onduidelijkheid bij een kind met autisme ontstaan. Daarom: • neem een neutrale houding aan; • zorg dat je stem en je houding met elkaar in overeenstemming zijn; • emoties zijn onduidelijk, laat deze dus zoveel mogelijk achterwege; • dwing het kind niet tot oogcontact als het dat niet wil. Taal Ook taal kan erg onduidelijk zijn. De dubbele betekenis ontgaat iemand met autisme vaak volledig. Zeker als die niet overeenkomt met het stemgebruik. Daarom: • gebruik nooit sarcasme of cynisme; • praat zo min mogelijk in figuurlijke zin; • gebruik zo min mogelijk open vragen (hoe, waarom); • visualiseer waar mogelijk, dus maak overzichtelijke aantekeningen, verduidelijk met een tekening en/of schrijf de te volgen stappen op papier.
21
Overzicht Iemand met autisme heeft vaak moeite om details in een groter geheel te plaatsen. Als hij in een nieuwe situatie komt, zal hij eerst de details zien en pas later de gehele ruimte (net omgekeerd zoals bij de meeste mensen dus). Door dit detail-denken is hij goed in staat om feitjes te leren, maar deze in het geheel plaatsen lukt vaak minder goed. Daarom: • help hoofd- en bijzaken te onderscheiden; • besef dat verkeersregels kennen niet betekent dat je die ook toe kunt passen; • bij een bekend detail is het kind geneigd meteen te beginnen zonder verder nog op te letten. Wijs het kind daarom op de gehele situatie en laat zoveel mogelijk in eigen woorden het geheel beschrijven. Generaliseren Voor een kind met autisme is het niet vanzelfsprekend dat iets wat op de (brom)fiets geldt ook als voetganger geldt of andersom. Daarom: • controleer of het doorgekomen is dat iets een algemene regel is; • maak heldere, eenduidige afspraken en stel regels vast; • pas de regels toe op verschillende situaties en formuleer uitzonderingen en aanvullingen.
22
Automatiseren Een nieuwe vaardigheid leren is een hele klus. Wanneer een kind met autisme een bepaalde (deel)handeling onder de knie lijkt te hebben, kun je nog wel eens verrast worden wanneer hij het een volgende keer volledig kwijt lijkt te zijn. Dit heeft te maken met het feit dat mensen met autisme er langer over doen om vaardigheden volledig eigen te maken. De automatisering verloopt moeizaam. Daarom: • bouw veel herhaling in; • werk in kleine stapjes; deel een vaardigheid op in kleine deelvaardigheden en leer ze zoveel mogelijk één voor één aan; • nogmaals: herhaal, herhaal en herhaal! De eigen waarheid Soms hebben kinderen met autisme zichzelf een regel of oplossingsstrategie eigen gemaakt. Deze regel kan haaks staan op de algemeen geldende regel. In een gesprek met het kind kan door middel van visualisatie de zich eigen gemaakte regel worden verwijderd, bv. door er een rood kruis op te tekenen en vervolgens de geldende regel te visualiseren. Daarom: • laat het kind in eigen woorden een regel aan je uitleggen; • let goed op fouten die zich herhalen; • verwijder een foute regel door het duidelijk te benoemen én visueel te maken.
23
Samengevat Koop samen een map en oefen elke regel volgens de zes stappen: 1. Concreet maken 2. Kiezen 3. Visualiseren 4. Leren 5. Oefenen 6. Aanvullen Lees gedurende het proces deze handwijzer nog eens door; ben ik wel duidelijk genoeg in mijn communicatie, geef ik steeds antwoord op alle kennisvragen, ga ik niet te snel? Het begeleiden van een kind met autisme is een machtig mooie uitdaging: stap voor stap worden succesjes geboekt. Lukt het even wat minder goed? Besef dan dat je niets kunt overhaasten. Leren en beheersen kost nou eenmaal tijd… Veel succes!
24
Geraadpleegde literatuur De Bruijn, Colette (2005). Geef me de 5. Een praktisch houvast bij de opvoeding en begeleiding van kinderen met autisme Delfos, Martine (2001). Een vreemde wereld. Over autisme, het syndroom van Asperger en PDD-NOS. Notbohm, Ellen (2006). 10 Dingen die je zou moeten weten over kinderen met autisme Roeyers, Herbert (2008). Autisme: alles op een rijtje. Vermeulen, Peter en Degrieck, Steven (2006). Mijn kind heeft autisme. Gids voor ouders, leerkrachten en hulpverleners Vermeulen, Peter (1999). Dit is de titel. Over autistisch denken
Vermeulen, Peter (1998). Brein bedriegt: als autisme niet op autisme lijkt
Vermeulen, Peter (2009). Autisme als contextblindheid. Wing, Lorna (2000), Leven met uw autistische kind: een gids voor ouders en begeleiders Colofon Dit is een uitgave van Veilig Verkeer Nederland Projectleiding: Christel de Heus Inhoud: Inke Brugman, orthopedagoog en eigenaar van Spectrum Brabant Fotografie: Noor van Mierlo Vormgeving: Jan Felen Alle gefotografeerde situaties zijn volledig in scène gezet. VVN Postbus 66, 3800 AB Amersfoort
[email protected] www.vvn.nl Copyright VVN Oktober 2013
25
Veilig Verkeer Nederland Zelfde als cover Stationsstraat 79a, 3811 MH Amersfoort Postbus 66 3800 AB Amersfoort T: 088 524 88 00 F: 088 524 88 99 E:
[email protected]