KIJK zo kan t wel! OVER CASEMANAGEMENT EN DRAAGVLAKVERSTERKING Fontys hogescholen en christelijke hogeschool Windesheim
Over het ESF-EQUALproject ‘Kijk zo kan ’t wel!’
UIT ONDERZOEK BLIJKT DAT STUDENTEN MET FUNCTIEBEPERKINGEN IN HET HOGER ONDERWIJS RUIM TWEE MAAL MEER KANS HEBBEN OM TIJDENS DE EERSTE TWEE JAREN VAN HUN STUDIE UIT TE VALLEN DAN STUDENTEN ZONDER FUNCTIEBEPERKING (UITVALPERCENTAGES 47% VERSUS 22%).1 DEZE STUDENTEN MET FUNCTIEBEPERKINGEN VERLATEN HET HOGER ONDERWIJS ZONDER DIPLOMA EN HEBBEN ZO EEN EXTRA ONGUNSTIGE UITGANGSPOSITIE OP DE ARBEIDSMARKT. DE KANS DAT ZIJ NIET AAN HET WERK KOMEN EN ALS GEVOLG DAARVAN EEN BEROEP (BLIJVEN) DOEN OP EEN WAJONG-UITKERING EN/OF WAO-/ BIJSTANDUITKERING IS REËEL.
Deze bevindingen waren voor handicap + studie, expertisecentrum voor onderwijs en handicap, aanleiding om het ESF-EQUAL-project
2
‘Kijk zo
kan ‘t wel!’ te starten. In het kader van dit project is een kwalitatief onderzoek naar de oorzaken van voortijdige studie-uitval onder studenten met een functiebeperking uitgevoerd en is een vijftal mogelijke oplossingen getest in de vorm van pilots.
Vier partners In dit project ‘Kijk zo kan ’t wel!’ heeft handicap + studie samengewerkt met vier partners: Christelijke Hogeschool Windesheim, Hogeschool INHOLLAND, Saxion Hogescholen en Fontys Hogescholen. De partners hebben elk zelfstandig gewerkt aan verschillende pilots. De werkverdeling
1 De Graaf e.a. ‘Nadere analyses studentenmonitor 2002; studeren met een handicap en Studieverloop in het algemeen’, Beleidsgerichte studies Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek 101, SCOKohnstamm Instituut en Stichting voor Economische Onderzoek, november 2003.
en korte inhoud van de pilots zijn als volgt: Pilot 1: Beroepskwalificaties en handicap, door Hogeschool INHOLLAND In deze pilot is de mogelijke relatie tussen de aanwezigheid van een functiebeperking en via gekozen opleidingen te bereiken competenties voor studenten in het hoger onderwijs onder de loep genomen. Om in aanmerking te komen voor diplomering dient een student aan alle door
2 ESF-EQUAL is het programma van de Europese Unie dat is gericht op het creëren van gelijke kansen en het bestrijden van discriminatie op de arbeidsmarkt.
de opleiding gestelde vereisten voor het betreffende beroepsprofiel te voldoen. Voor studenten met functiebeperkingen kan dit barrières oproepen. Bezien wordt in hoeverre er ruimte kan zijn voor mogelijke oplossingen. De opbrengsten van deze pilot zijn gebundeld in een rapport. Dit rapport is op te vragen bij INHOLLAND, Ben Steltman (projectleider),
[email protected].
3
Pilot 2: Alternatieve leerroutes, door Saxion Hogescholen. Nagegaan is hoe het inzetten van alternatieve leerroutes oplossingen kan bieden voor het voorkomen van voortijdige studie-uitval. Dit behelst het creëren van ruimte voor studenten met een functiebeperking om de eindkwalificaties van een hbo-opleiding te kunnen bereiken via een op hun specifieke situatie toegesneden leerroute, met extra ondersteuning. In de pilot zijn mogelijkheden verkend en is voorbeeldmateriaal verzameld. Het eindrapport (met bijbehorende cd-rom) is op te vragen bij Saxion Hogescholen, Ilse-Marie Hambruch (projectleider),
[email protected]. Pilot 3: Digitale Studiemaatjes, door handicap + studie m.m.v. de overige vier partnerinstellingen. Via een speciaal daartoe ingerichte website kan een student met een handicap in contact komen met een digitaal studiemaatje en wel op een laagdrempelige en doelgerichte manier om nadere informatie te vragen die van belang is voor succesvol studeren met de handicap. Dat is de opzet van deze pilot. De aanpak en resultaten van deze pilot zijn beschreven in een verslag, dat is op te vragen bij handicap + studie, Jan Westgeest (projectleider),
[email protected] Pilot 4: Casemanagement door Fontys Hogescholen in samenwerking met Christelijke Hogeschool Windesheim. Het steeds opnieuw moeten regelen van allerhande zaken om goed te kunnen studeren kost nogal wat studenten met een functiebeperking veel energie, die beter aan de studie zelf besteed zou kunnen worden. In deze pilot is ervaring opgedaan met het inzetten van casemanagers die het regelen van allerlei randvoorwaarden om te kunnen studeren van de studenten overnamen. De uitkomsten van deze pilot zijn gebundeld in een eindverslag met dvd (gecombineerd met het eindverslag van pilot 5), op te vragen bij Fontys Hogescholen, Chris van Ommeren (projectleider),
[email protected]. Pilot 5: Draagvlakverbreding door Christelijke Hogeschool Windesheim in samenwerking met Fontys Hogescholen. In deze pilot is gewerkt aan het wegnemen van onbegrip en aan het bevorderen van een adequate bejegening van studenten met functiebeperkingen door de docenten/medewerkers aan de onderwijsinstelling. De bevindingen uit deze pilot zijn beschreven in een eindverslag (gecombineerd met het eindverslag van pilot 4) dat is op te vragen bij Christelijke Hogeschool Windesheim, Jacqueline van Lieshout (projectleider),
[email protected] Het project ‘Kijk zo kan ‘t wel!’ startte in november 2005 en is afgerond in december 2007.
4
5
Inhoud 1. Casemanagement en draagvlakversterking 2. Pilot Casemanagement Verkenning van het begrip casemanagement Ervaringen van de casemanager Soorten acties per functiebeperking De geïnvesteerde tijd per case Minder uitval, beter studierendement en meer studievreugde Opsporen onzichtbare studenten Ervaringen van studenten: - Enquête opleiding ICT Fontys - Interviews Windesheim - Video-opnamen (zie bijgevoegde DVD) opleiding Pedagogiek Fontys Ervaringen met het onderhouden van een intern- en extern netwerk Eindconclusies en aanbevelingen
3. Pilot Draagvlakversterking Inleiding Verloop van de pilot Resultaten Conclusie
4. Bijlagen: Voorbeeld van een inschrijfformulier Logboek, definitieve versie Logboek concepten Toelichting beperkingen, gehanteerde begrippenlijst Deelnemende studenten Fontys Deelnemende studenten Windesheim
HOOFDSTUK 1 PAG. 08
HOOFDSTUK 2
HOOFDSTUK 3
HOOFDSTUK 4
PAG. 10
PAG. 38
PAG. 42
7
1 Casemanagement en DRAAGvlakversterking
8
TIJDENS HET WERKEN AAN DE PILOTS CASEMANAGEMENT EN DRAAGVLAKVERSTERKING BLEEK DAT BEIDE PILOTS VEEL MET ELKAAR TE MAKEN HEBBEN. CASEMANAGEMENT KAN EEN BIJDRAGE LEVEREN AAN DRAAGVLAKVERSTERKING. GOED BESCHOUWD DRAAGT NATUURLIJK ELKE GERICHTE ACTIE VOOR STUDEREN MET EEN FUNCTIEBEPERKING BIJ AAN DRAAGVLAKVERSTERKING, IN DE ZIN VAN AGENDASETTING EN WETEN WAAR “ABRAHAM DE MOSTERD HAALT”.
Casemanagers zijn niet alleen actief in de begeleiding van studenten, zij zijn ook actief in de opleiding, hebben met veel collega’s binnen en buiten het onderwijs contact. Dat maakte het denkbaar dat met name casemanagement een belangrijke rol zou kunnen spelen bij het versterken van de sensibiliteit onder docenten en begeleiders voor het thema studeren met een functiebeperking en daarmee aan draagvlakversterking. Aangezien de resultaten van case management en draagvlakversterking uiteindelijk met elkaar te vervlechten zijn hebben we voor dit verslag ervoor gekozen om de twee projecten samen te beschrijven.
9
2 PILOT Casemanagement
IN DEZE PILOT WAS DE ALGEMENE DOELSTELLING: BETER INZICHT KRIJGEN IN DE OORZAKEN VAN- EN HET ZOVEEL MOGELIJK VOORKOMEN VAN VROEGTIJDIGE STUDIE-UITVAL EN STUDIEVERTRAGING BIJ STUDENTEN MET EEN FUNCTIEBEPERKING EN DAARBIJ ERVARING OP DOEN MET CASEMANAGEMENT GEDURENDE 2 STUDIEJAREN(2005-2007). Beoogde resultaten 1. Ervaringen opdoen met het werken in een nieuwe rol 2. Inschatting van de geïnvesteerde tijd per case 3. De soorten acties per beperking 4. Minder uitval, beter studierendement en meer studievreugde bij deelnemers (ervaringen) 5. Format voor logboeken en analyse van gegevens 6. Het opsporen van “onzichtbare”, zich niet kenbaar makende studenten 7. Ervaringen met het onderhouden van een intern- en extern netwerk 8. Aanbevelingen ten aanzien van de begeleidingsketen in de instelling
Uitwerking van de pilot Het uitgangspunt was om per hogeschool 8 studenten (4 - 1e jaars en 4 - 2e jaars) te volgen. In toaal zou dat neerkomen op 32 studenten. In de praktijk bleek dat niet volledig te realiseren vanwege beschikbaarheid van studenten, zodat er voor gekozen is om ook 3e jaars studenten te betrekken. Bij de start van het cursusjaar 2005 – 2006 is aan de studenten met een functiebeperking informatie over dit project gegeven in de vorm van een leeswijzer of zijn de studenten rechtstreeks benaderd. Hierbij is getracht zoveel mogelijk studenten met verschillende functiebeperkingen in de groep op te nemen. Deelname gebeurde op vrijwillige basis. Een deel van de studenten die in het eerste projectjaar deelnamen kon in het tweede projectjaar zelfstandig verder. De opengevallen plekken zijn opgevuld met nieuwe studenten uit het eerste of tweede jaar die behoefte hadden aan intensieve begeleiding. Ook zij werden vooraf geïnformeerd over de doelen van het project en de vrijwillige deelname. In totaal hebben 50 studenten meegedaan.
11
De studenten zijn opgrond van drie categorieën ingedeeld om inzicht te verkrijgen of er specifieke vragen uit voortkomen: - Een psychische beperking - Een lichamelijke beperking - Leerstoornissen Soms was er sprake van meerdere beperkingen maar is de student op 1 beperking in onderstaande tabel opgenomen: PSYCHISCHE
LICHAMELIJKE BEPERKINGEN
Borderline
Obsessief/compulsief
Gilles de la Tourette
Autistieform
Depressief
ADHD/ADD
X-ald\Aldison (stofwis. ziekte)
NAH Slechtziend/verlamd
Retro patellaire chondromalacie
Astma
ME/Fybromyalgie
Osteagenesa inperfecta (broze botten)
Bewegingsbeperking
Posttraumatisch dystrofie CRPS
Slechthorend/doof
Slecht ziend
Diabetes
Hartpro blemen
BEPERKINGEN
Psychische problemen/Psychotisch
Overzicht van deelnemende studenten
Fontys scholen
2
0
0
0
3
0
0
1
0
1
1
2
0
2
1
0
0
1
0
Windesheim scholen
4
3
2
1
1
1
6
0
2
0
1
1
1
1
1
2
1
0
1
Totaal
6
3
2
1
4
1
6
1
2
1
2
3
1
3
2
2
1
1
1
Allochtoon
autochtoon
Totaal aantal studenten
0
18
18
Fontys scholen
3
14
18
1
31
32
Windesheim scholen
23
27
1
49
50
Totaal
7
23
20
leerstoornissen
9
Lichamelijk
9
Psychisch
4
Dyslexie
Vrouw
TOTAALGEGEVENS
Man/vrouw
LEERSTOORNISSEN
7
Zie gedetailleerde tabellen in de bijlagen.
12
Verkenning van het begrip casemanagement Een zoektocht naar een definiëring van Casemanagement levert allereerst resultaten op uit de disciplines van welzijn/zorg en van re-integratie. Casemanagement is een Engels woord voor het oplossen van problemen op het gebied van werk of gezondheid, waarbij (veel) personen hun werkzaamheden op elkaar moeten afstemmen, en iemand die met de daarvoor benodigde vaardigheden erop let of dat ook gebeurt. De kern in de omschrijvingen is3: - Er is sprake van een case, d.w.z. een cliënt(student) of een cliëntsysteem (groep studenten).
3 Casemanagement, Van Riet en Wouters 2003, pagina 26-27.
- Er moet gemanaged worden; er moet iets geregeld, gecoördineerd of georganiseerd worden. - Het casemanagementtraject wordt alleen toegepast in geval van complexe problematiek of continuïteitsproblematiek. - De positie van de casemanager tegenover de hulpvrager en hulpverlener dient een onafhankelijke te zijn. - Casemanagement is geen beroepgebonden activiteit. Globaal zijn drie vormen van casemanagement te onderscheiden4. 1. Het ‘coördinatie- of makelaarsmodel’ (regelen en coördineren van hulp); voor deze vorm van casemanagement wordt ook wel de term zorgcoör-
4 Transact 2005, Handreiking Casemanagement, Landelijk expertisecentrum, Utrecht
dinatie gebruikt. 2. Het ‘coördinatie-plus model’ (regelen en coördineren van hulp plus directe begeleiding,belangenbehartiging of motivering van cliënten). 3. Het ‘intensieve model’ (regelen en coördineren van hulp alsmede veel directe bemoeienis van de casemanager met de cliënt, bijvoorbeeld in de vorm van dagelijks contact, training van vaardigheden van de cliënt en ondersteuning bij het ontwikkelen en onderhouden van een sociaal netwerk). In de huidige (school)praktijk is casemanagement soms een rol, een onderdeel van het werk van een medewerker, soms ook wordt iemand vrijgemaakt voor de functie van casemanager. De inhoud van het casemanagement in het onderzoek blijkt soms zeer vraag- en cliëntgericht (de casemanager als belangenbehartiger van de cliënt, student) en soms meer aanbodgericht. Behalve de vraag van de student kan ook het niveau van ontwikkeling van de school bepalend zijn voor de mogelijkheid van uitvoering van een van de drie bovenstaande modellen.
13
Welke vorm van casemanagement dus gevraagd wordt en/of wenselijk is en/of haalbaar is, hangt van meerdere factoren af: 1. de inschatting van de casemanager van de vraag van de student 2. de inschatting van de persoonlijke ontwikkeling van de student als adolescent/jong volwassene met een eigen verantwoordelijkheid, 3. maar wordt ook bepaald door de mogelijkheden die de casemanager krijgt vanuit zijn school en dus de keuze voor de vorm van het casemanagement en de mate van begeleiding. De ontwikkelingsfase van de school speelt hierbij een rol.
Ervaringen van de casemanager De casemanager (lees decaan of SLB-er) blijkt in het onderzoek iemand te zijn die oprecht geïnteresseerd is in de student en bereid is het maximale haalbare uit de student en/of organisatie te halen door begeleiding en ondersteuning. Er is sprake van betrokkenheid; iemand die het aandurft om het recht van de student te vertalen in mogelijkheden en die binnen de organisatie uit te werken, ook daar waar dat nog niet gedragen wordt door teams of individuen. Casemanagement integreert individuele begeleiding en draagvlakversterking en is in die zin een verzwaring van het reguliere werk van decaan of SLB-er. De verzwaring zit voornamelijk in het grotere aantal contacten, de intensiviteit van de begeleiding en de complexiteit van de problematiek. Elke case is weer anders en vraagt andere interventies en acties, maar wat opvallend hetzelfde blijkt te zijn is de intensiviteit en de pro-activiteit die gevraagd wordt. In hun rol als casemanager zijn decanen en SLB-ers proactiever dan gebruikelijk is voor hen, bijvoorbeeld in de zin van volharden in contact zoeken als de student daar geen initiatief in neemt of als dat contact zonder opgaaf van reden verbroken wordt. Daarnaast zijn zij zich nog meer dan gebruikelijk bewust van de noodzaak om het netwerk van betrokkenen (opleidingsteam, begeleiders, management) op de opleiding EN daarbuiten (eerste- en tweedelijns zorg) in kaart te brengen en zo nodig te raadplegen. Wat opvalt is dat door de grote verscheidenheid aan casuïstiek, casemanagers buitengewoon sterk moeten zijn in ‘situationeel coachen’ (= sensitief op verschillen maar zonder ze te benadrukken, individuele studenten met maatwerk zodanig begeleiden dat de leef, leer en werkwereld van deze studenten bijdraagt aan succesvol studeren). De start van het Competentie Gericht Opleiden (CGO) als grootschalige operatie van onderwijsvernieuwing tijdens de projectjaren heeft veel activiteiten met zich meegebracht. Dit ging voor de studenten soms gepaard met strubbelingen en onduidelijkheden. Door de reguliere bege-
14
leiding van de SLB-ers en de extra begeleiding vanuit het casemanagement werden vragen en zorgpunten tijdig gesignaleerd en opgelost.
Positie Zowel de studentendecanen als SLB-ers van beide Hogescholen hebben met zeer veel elan gewerkt in een voor hen nieuwe rol. De bezetting van de rol van casemanager was verschillend op beide instellingen. Op hogeschool Windesheim waren het de twee studentendecanen van de betrokken Schools die de taak van casemanager op zich namen, ingegeven door het feit dat zij over de meeste kennis en ervaring beschikten. Bij Fontys Pedagogiek was het de studieadviseur (als direct uitvoerende) in samenwerking met de studentendecaan en bij Fontys ICT de SLB-er, eveneens in samenwerking met de studentendecaan. De decanen van Windesheim voerden de begeleiding uit en onderhielden nauwe contacten met docenten en SLB-ers in de eerste lijn. Bij de opleiding Pedagogiek was de studieadviseur zowel zelf betrokken in de begeleiding als coördinator van andere SLB-ers in zijn opleiding. De casemanager bij de opleiding Fontys ICT vervulde gedurende het project als het ware ook een ‘dubbelfunctie’: als SLB-er begeleidde zij zelf een groep studenten en als casemanager onderhield zij de noodzakelijke contacten met de overige betrokken SLB-ers, zorgde voor afstemming met het studentendecanaat en de projectgroep. De ervaring van beide instellingen na twee jaar is dat de grenzen tussen casemanager, SLB-er (eerstelijn) en studentendecaan, studenten psycholoog of adviseur loopbaanbegeleiding (tweede lijn) steeds meer zijn vervaagd en eigenlijk zijn vervangen door gedeelde aandacht voor het belang van de student. Overigens zonder daarbij ieders onderscheiden eigen rol en positie te ontkennen. Hetzelfde geldt voor de relatie met de betrokken SLB-ers. Periodiek ontstonden bilaterale contacten tussen SLB-ers en studentendecanaat naar aanleiding van overstijgende hulpvragen of informatiebehoefte. Een enkele keer werd een gemeenschappelijk overleg gepland.
De ervaringen van de casemanagers zijn samengevat in een aantal do’s en don’ts: Do’s 1. Zorg dat je bekend bent met de inhouden en het curriculum van de opleiding van de student en dat je ervaringsdeskundige daarin bent. 2. Zorg dat je betrokken bent bij de voorlichting aan aankomende studenten. 3. Wees pro-actief. Spreek studenten aan, bel of mail ze achterna. 4. Wees een spin in het web: combineer in je rol activiteiten die gericht zijn op zowel begeleiding, als advisering als draagvlakversterking.
15
5. Werk samen met docenten en begeleiders(o.m./ studentendecaan/ psycholoog) in de opleiding. 6. Wees de luis in de pels van het management. 7. Wees expliciet over je rol, je functie, je verantwoordelijkheden in de begeleidingsketen naar studenten en docenten. 8. Maak verwijzingsformats naar alle andere betrokkenen in de begeleidingsketen EN neem mogelijke externe eerste en tweede- lijns hulpverlening er ook in op. 9. Zorg voor teamleren door ervaringen en deskundigheid te delen in het opleidingsteam. 10. Zorg voor hands-on collegiale consultatie. Don’ts Word niet ongeduldig of gefrustreerd. 1. Voorkom heldengedrag. 2. Stap niet in een vader of moederrol. 3. Neem de verantwoordelijkheid van de student niet over. 4. Word niet de absolute expert, maar werk aan kennisdeling.
De geïnvesteerde tijd per case De geïnvesteerde tijd per case is afhankelijk van vele factoren. De aard en zwaarte van de beperking, de fase van de begeleiding/behandeling, de fase in de studie, de persoonlijkheid van de student, zijn/haar thuissituatie, het sociale netwerk waarin hij/zij verkeert en de klik met de begeleider bepaalt de frequentie en de duur van het contact. Op basis van al deze factoren samen is de begeleiding intensiever, de frequentie van het aantal contactmomenten en de duur ervan hoger. Helaas is er geen kengetal in aantal uren te geven door de verscheidenheid van de eerder genoemde factoren, maar de SLB-ers gaven allemaal aan dat de geïnvesteerde tijd uit gaat boven het reguliere aantal uren dat men buiten het project ter beschikking heeft. Eindelijk kon men de hulp geven die noodzakelijk was. De geïnvesteerde tijd per case varieerde van dagelijks, wekelijks, tot op afroep.
16
UITSPRAKEN VAN DEELNEMENDE STUDENTEN: HOE MIJN TOEKOMST ERUIT ZIET, QUA ONTWIKKELING VAN DEZE AANDOENING IS ONZEKER. IK PROBEER ALLES ERUIT TE HALEN WAT ERIN ZIT. IK BEN POSITIEF. ER ZIJN NATUURLIJK OOK DAGEN DAT IK HET MINDER ZONNIG IN ZIE, MAAR DAN STAAN ER GELUKKIG LIEVE FAMILIELEDEN EN VRIENDEN KLAAR, WAARDOOR IK WEER SNEL OVER DAT VERVELENDE GEVOEL HEEN BEN! L. N. JULI 2007
JE KUNT ZEGGEN: IK HEB EEN BEPERKING EN DAARNAAST MIJN LEVEN. JE KUNT OOK ZEGGEN: IK HEB MIJN LEVEN EN IK BEN IK EN DAARNAAST HEB IK EEN BEPERKING. E. H. JULI 2007
17
Soorten acties per functiebeperking Veel studenten met functiebeperkingen lopen tegen dezelfde type studiebeperkingen op: energie en vermoeidheidproblemen, concentratie, pijn, beperking in beweging en de afgeleide problematiek daarvan. In deze pilot is echter gekeken naar specifieke vragen per functiebeperking. Bij alle oplossingen is het van groot belang de communicatie intern goed uit te voeren door het tijdig verstrekken van informatie aan relevante personen en/of zonodig door te verwijzen. Daarnaast geldt voor alle studenten dat, met name voor stages, aanpassingen mogelijk moeten zijn. Afhankelijk van de beperking kan gedacht worden aan kortere werkdagen, aangepaste taken, ondersteunende begeleiding, enz. In onderstaande opsomming zijn de acties ontleend aan de analyse van de logboeken: Autisme: het aanbrengen van structuren en het maken van concrete afspraken met een korte doorlooptijd, veel overleg, het scheppen van duidelijkheid. Planning speelt een grote rol. Persoonlijke problemen spelen vooral een rol bij autisme; in zo’n situatie is professionele thuisbegeleiding ook belangrijk. - Individuele begeleiding bij het opstellen en volgen van een aangepasteen haalbare studieplanning. Belangrijk aandachtspunt: het organiseren van een laagdrempelig aanspreekpunt en het vastleggen van vaste tussentijdse evaluatiemomenten (studievoortgang, knelpunten e.d.) met een vaste studieloopbaanbegeleider. - Het vastleggen van een afwezigheidsregeling indien het volgen van onderwijsactiviteiten (lessen, colleges, tentamens e.d.) zou leiden tot (te) lange studiedagen in verband met een lange reisafstand. Belangrijk aandachtspunt: het aanbieden van mogelijkheden voor herkansingen op gunstige (= haalbare) tijdstippen. - Het toepassen van flexibele (= verruiming van) inleverdata/deadlines in verband met het afronden van studieonderdelen (projectverslagen, portfolio e.d.). - In direct overleg met de betrokken docent/studieloopbaanbegeleider aanbieden van herkansingen op gunstige (= haalbare) tijdstippen. - Met betrekking tot projectgroepen/werkgroepen: het tijdig- en in overleg met de betrokken docent/studieloopbaanbegeleider informeren van medestudenten over de functiebeperking. - Extra toets-/tentamentijd. - Het tijdig en waar mogelijk, b.v. aan onderwijsleersituaties, beschikbaar stellen van onderwijsmateriaal zoals PowerPoint Presentaties, samenvattingen, afdrukken transparanten, overzichten e.d. - Het waar mogelijk vervangen van onderwijsleersituaties zoals colleges
18
door het aanbieden van alternatieve onderwijsvormen zoals begeleide zelfstudie, e-mailcontacten alsook telefonische contacten ten behoeve van het beantwoorden van studievragen. Hieronder valt ook het vervangen van schriftelijke opdrachten door mondelinge of omgekeerd. - Het in overleg met de betrokken SLB-er bieden van hulp bij de werkzaamheden t.b.v. projectgroepen alsook het duidelijk afbakenen en vastleggen van taken/rollen in projectgroepen. - Het waar mogelijk voorzien in een aangepaste uitvoering van practica. Bijvoorbeeld door het organiseren van samenwerking met een medestudent (‘vast studiemaatje’) gedurende de uitvoering van de opdracht. - Het vastleggen van een meewerkende i.p.v. een leidinggevende rol t.b.v. project- en werkgroepen. In het bijzonder gaat het hierbij om het voorkomen van problemen bij het organiseren van werk-en taakverdelingen. - Het gebruiken van een (eigen) laptop tijdens situaties (colleges, lessen, eventueel tentamens) waarin langdurig en geconcentreerd schrijven (aantekeningen maken, antwoorden noteren) aan de orde is. - Het beschikbaar stellen van een aangepaste bureaustoel t.b.v. situaties (met name in collegezalen), waarin de student zijn lichaamshouding regelmatig moet veranderen i.v.m. overprikkeling. - Het in overleg met de betrokken SLB-er duidelijk afbakenen en vastleggen van taken/rollen in project- en werkgroepen. - Het beschikbaar stellen van een toegankelijke- en herkenbare prikkelarme ruimte. X-ald\Addison: aangepaste studieplanning, evaluaties, overleg met docenten. Tijdgebrek / vermoeidheid speelt bij X-ald\Addison een belangrijke rol. De betreffende student kon maximaal 6 uren actief zijn op een dag. Hierdoor ontstaat vanzelf tijdgebrek bij het uitvoeren van onderwijsverplichtingen. De oplossing: het opstellen, uitvoeren en bewaken van een aangepaste studieplanning. De planning werd vervolgens per twee weken (in elk geval voldoende vaak) geëvalueerd. Bij andere studenten speelt tijdgebrek / vermoeidheid geen relevante rol. Planning speelt bij zowel autisme als bij X-ald\Addison een zeer belangrijke rol. ADHD: coaching (bemoedigen en plannen en structureren), tentamenplanning maken, nulmeting(waar sta ik en waar moet ik naar toe?), tentamenvoorzieningen, (zeer) intensieve begeleiding, strak schema van ontmoetingen, planning speelt ook hier een zeer belangrijke rol. Bewegingsbeperking (Disfunctionerende linkerarm): bij student met een disfunctionerende linkerarm speelde het ontbreken van een voldoende pijnprikkel een rol. Hij heeft soms te laat in de gaten dat hij bijvoorbeeld zijn arm overbelast. De beperking speelde verder nauwelijks een rol bij de studie.
19
Rolstoel: bespreken van oplossingen m.b.t. toegankelijkheid van gebouw / liften / toilet; extra aandacht wanneer verbouwingen plaatsvinden, zonodig overleg met verantwoordelijken. Partiële dwarslaesie: onderzoek naar instanties voor extra financiële ondersteuning (fondsen). CRPS: complex regionaal pijnsyndroom (posttraumatische dystrofie): Voor de betreffende student, in de rolstoel is gerealiseerd dat er in de hal van het lesgebouw lopers worden gelegd waardoor het voor haar minder pijnlijk is om over de leistenen vloer te moeten rijden. Deze leistenen vloer is erg ongelijk qua structuur. De student geeft aan dat, ondanks haar nieuwe rolstoel, het voortbewegen over deze vloer voor haar nog steeds veel pijn veroorzaakt vanwege het schudden van de rolstoel. Door het plaatsen van de lopers wordt het oppervlak gelijkmatiger waardoor het voor minder pijnlijk is om met haar rolstoel de lift te bereiken. Dyslexie: dyslexieverklaring, tentamentijdverlenging / A3-formaat aanbieden / vergroten van lettertype / extra begeleiding / uitwerking van het dyslexieprotocol / extra begeleiding op spelling door de vakdocent, gebruik van spraaksoftware. Doofheid: tolken bij tentamens, overleg met examencommissie over mogelijke aanpassingen. Fibromyalgie (chronisch benige pijnsyndroom): Voor deze studente is geregeld dat ze bij een tentamen met open vragen een laptop mag gebruiken. De aanvraag hiervoor doet zij zelf via de instituutsstaf. De surveillant brengt een laptop en diskette of memorystick met de tentamenvragen mee. Haar groepsgenoten zijn van haar handicap op de hoogte en weten dat zij de laptop (die soms wel wat geluid veroorzaakt) nodigt heeft om het tentamen te kunnen maken. Wanneer bij een tentamen erg veel schrijfwerk bij komt kijken, mag de student een afspraak maken voor een mondeling tentamen. Hartproblemen: beperkt programma aanbieden, regelmatig afstemmen met interne betrokkenen (casus was complex met aanvullende problematiek). NAH (Niet aangeboren hersenletsel): informatie en advisering docenten uitwerken, periodieke voortgangsgesprekken houden, tentamenverlenging bespreken, afspraken over medicatie maken, verlenging studiefinanciering regelen. Coaching bij planning (handheld geregeld) en voorbereiding (buitenlandse) excursies.
20
Osteogenesa imperfecta: lokaalroostering op de begane grond bewerkstelligen, liftknoppen zijn aangepast. Psychische problematiek: SmF-contract opstellen, verlengde toetstijd aanvragen, veel aandacht geven, betrokkenheid tonen, contact onderhouden, contacten met externen onderhouden, doorverwijzen bij zware psychische problematiek (blijkt zeer moeizaam in deze casus), studiemaatje organiseren, trachten stabiele situatie te creëren. Slechthorendheid: vooral ondersteuning bij realisatie van technische voorzieningen. Verslaving: professionele betrokkenheid tonen, casemanager hielp om de positieve kant van het leven te zien, verwijzing naar verslavingszog realiseren.
Minder uitval, beter studierendement en meer studievreugde In alle gevallen waren studenten blij met de begeleiding die het casemanagement hen bood. Het effect ervan staat of valt echter met de motivatie van de student om te willen studeren, te willen samenwerken, openheid te willen betrachten en het hangt af van de eerder genoemde factoren in hun samenhang. Daarbij moet worden gezegd dat de studie motivatie van studenten met een functiebeperking meestal sterker is dan die van de gemiddelde student. Ten aanzien van studierendement en uitval kunnen we constateren dat casemanagement positief heef bijgedragen aan succesvol studeren. Intensieve- en proactieve begeleiding zorgt ervoor dat studenten met een functiebeperking binnenboord blijven. Casemanagement draagt ertoe bij dat studenten met meer gemak aanspraak konden maken op maatwerk en daarmee makkelijker en met meer succes hebben kunnen studeren. Zelfs van studenten die na een intensieve begeleidingsperiode zelfstandig verder gingen kregen we te horen dat de aandacht, het even kunnen binnenlopen om je verhaal te doen, motiverend werkt. Analyse van de logboeken leert ons dat m.n. voor studenten met een psychische stoornis de noodzakelijke structuur in het onderwijs onvoldoende aanwezig is en dat er niet altijd voldoende intensieve begeleiding op het gebied van studieplanning en organisatie voorhanden is. Alleen met het
21
intensieve model van casemanagement is hier mogelijk een meerwaarde te bereiken in het studieresultaat van deze studenten. Het opleidingscommittent lijkt lager naarmate de handicap minder zichtbaar is of meer complex (bij psychische stoornissen). Bij een fysieke beperking geldt over het algemeen dat het gaat om het op gang brengen van studieritme en tempo en om het regelen van faciliteiten. Vervolgens kunnen deze studenten vaak zelfstandig verder met de opleiding.
Opsporen onzichtbare studenten Verborgen studenten zijn studenten die zich noch bij de start van de studie noch later kenbaar maken. Als studenten zich later in het jaar melden, kunnen begeleiding en faciliteiten niet gegarandeerd worden. Dat betekent dat de studenten die het noodzakelijk vonden zich tijdig bij de opleiding hebben gemeld, bijvoorbeeld door gebruik te maken van het inschrijfformulier. Mogelijk zijn er wel studenten met een beperking zijn geweest die geen begeleiding hebben gekregen, maar onze conclusie is dat er geen aanleiding toe was (de student wist zichzelf te helpen) of er waren motieven bij de student om zich niet bekend te maken. In de intakefase zijn er voldoende mogelijkheden om zich kenbaar te maken: Hoe eerder de beperking bekend is, des te eerder voorzieningen en begeleiding mogelijk zijn. De intake formulieren (zie de bijlage) / intakegesprekken/ informatieoverdracht/docentenoverleg zijn kennelijk voldoende om de behoefte van de student aan begeleiding op te vangen. Bij latere verzoeken om begeleiding wordt de uitwerking wel moeilijker en is niet altijd te garanderen dat de optimale begeleiding gegeven kan worden. Door de gezamenlijke inzet van casemanager, decaan en SLB-er wordt deskundigheid gebundeld. Dit komt de ondersteuning van deze groep studenten ten goede.
Ervaringen van studenten Hierna volgen ervaringen van studenten met casemanagement uit alle betrokken opleidingen. Ze zijn op drie manieren opgetekend:
22
1) Enquête opleiding ICT, Fontys 2) Interviews Windesheim (School of Social Work en School of business & Economics) 3) Video-opnamen opleiding Pedagogiek, Fontys (DVD)
1) Conclusies studenten enquête opleiding ICT, Fontys positieve (belangrijkste) ervaring(-en): - Ik heb goede gesprekken gehad met mijn SLB-er en ben steeds gerustgesteld. - Er bestaat een grote bereidwilligheid om tegemoet te komen aan de wensen van studenten met functiebeperking. - De extra begeleiding met name bij afstuderen was fijn en vooral ook nodig! - De hulp/begeleiding bij knelpunten tijdens mijn stage. - De mogelijkheden om mijn lesprogramma aan te passen, waren voor mij zeer belangrijk. - Ik heb veel duidelijke informatie gekregen door deze begeleiding. - Ik hoefde geen gebruik te maken van extra begeleiding, maar het is wel goed dat dit project er is. Fijn, dat er is gedacht aan studenten met een handicap, dat geeft die studenten meer houvast! negatieve ervaringen: - Ik maakte me eerst nogal zorgen, maar achteraf bleek dat dat voor niets was. - Ik zou zo niet echt iets weten; ik heb hierover echt niets te melden. - Misschien tussentijds wat meer feedback/info geven over de voortgang van het project. studievertraging: - Ik heb sinds dit project geen studievertraging opgelopen. - Studievertraging is pas 1x opgetreden en dat was tijdens mijn behandeling fysiotherapie. - Studievertraging is vooral ontstaan door problemen bij projectgroepen en onduidelijkheden m.b.t. het rooster. Maar dat was beperkt. - Dat kwam door verkeerde inschatting/informatie m.b.t. minor die ik wilde volgen en gelijktijdigheid van twee projecten. - Ja, er is enige vertraging ontstaan, maar dat had echter niets te maken met mijn beperking. verbetersuggesties: - Blijf die vrijwillige melding ‘Studeren met een Handicap’ voor een intake doen! - Jullie (de school) zouden misschien beter/méér rekening kunnen houden met het lesprogramma voor chronisch zieken door bijvoorbeeld de beginen eindtijden aan te passen. - Niet twee projecten gelijktijdig aanbieden.
23
opmerkingen - De ondersteunende en begeleidende medewerkers van Fontys zijn goed bezig. - Ik heb niet echt veel gebruik gemaakt van extra begeleiding en het is op zich allemaal wel goed te doen. - Misschien kunnen speciale bijeenkomsten worden georganiseerd voor studenten met een handicap en kunnen zij hun ervaringen m.b.t. hun handicap met elkaar uitwisselen.
2) Interviews Windesheim (School of Social Work en School of business & Economics) Stefan van Rijs (20 jaar) eerste jaars communicatie Diagnose Osteogenesis Imperfecta (OI) Ik ben 20 jaar en ik ben 1e jaars communicatie student bij Windesheim. Ik woon in Hollandscheveld, een plaats bij Hoogeveen. Ik heb de HAVO afgerond en daarna heb ik hier eerst 1,5 maand Informatica gedaan. Daarmee ben ik gestopt, want dat beviel niet. Vervolgens heb ik een MBO-opleiding Internationale Handel en Groothandel gedaan. En afgelopen jaar ben ik hier gestart met Communicatie. Dus een beetje een omweg. Ziektebeeld in relatie tot beperkingen studeren en werken Ik heb Osteogenesis Imperfecta. De kwaliteit van mijn botten is niet goed genoeg voor mijn skelet. Daar ben ik mee geboren. De lijm die in je botten zit, het bindweefsel dat het bij elkaar houdt, dat is bij mij van slechte kwaliteit. Daarom breek ik snel mijn botten. Dat heeft wel zijn beperkingen. Maar ik kan er goed mee omgaan. Ik zit vanaf mijn 3e of 4e jaar in een rolstoel en daar was ik toen blij mee. Ik kon namelijk niet lopen, ik kroop al die jaren. In het algemeen is de school goed toegankelijk voor rolstoelgebruikers. Maar er zijn een aantal verbeterpunten. Zoals de lift in het C-gebouw, daar zitten de knoppen op hoogte van een persoon die kan staan. In het D&E gebouw hebben ze dat al aangepast. Ik kan gelukkig wel bij de hoge knoppen, omdat ik mijn rolstoel omhoog kan doen. Sommige deuren gaan niet automatisch open. Sommige lokalen zijn onhandig. De gangpaden zijn smal en de deurpost niet breed genoeg. Collegezalen zijn ook vaak onhandig ingedeeld. De nieuwe hoofdingang is goed en de buitendeuren en de loopbrug zijn goed geregeld. De oprijdmogelijkheden voor de rolstoel op de stoep liggen ver uit elkaar. Maar dat vind ik niet erg, ik kan wel een stukje omrijden. Ik ben communicatief erg vaardig en ik heb daardoor nog nooit problemen ondervonden op school, in de omgang met anderen. Begeleiding Windesheim Ik wordt begeleid door een studieloopbaanbegeleider. Zij is op onze School sinds kort aangesteld als casemanager. Verder heb ik gesprekken
24
gehad met de decaan. Toen ik mij voor de 2e keer inschreef bij Windesheim, kreeg ik een brief met een uitnodiging voor een gesprek met de decaan. Dit was bij de 1e aanmelding nog niet zo. Ik had op het inschrijfformulier aangegeven dat ik in een rolstoel zit. Toen heb ik een gesprek gehad met de decaan en voordat het studiejaar zou beginnen, hebben we al doorgesproken of ik mij goed zou kunnen bewegen door de school. Zo heb ik ook een tentamenpas gekregen, die recht geeft op extra tijd, een laptop van school en een plek bij de deur in het lokaal. Dat is allemaal toen al geregeld. Al voor de introductiedag is er met mijn SLB-docent contact opgenomen, die wist er dus al vanaf. Mijn auto kan ik altijd parkeren op een algemene invalidenparkeerplaats. Bij de tentamens blijken de surveillanten reeds van mijn situatie op de hoogte te zijn. Meestal komen ze uit zichzelf naar mij toe of ze nog iets voor mij kunnen betekenen, dat is goed. Het belangrijkste voor mij is geregeld. Het verloopt allemaal prima zo. Na 2 maanden heb ik een evaluatiegesprek gehad met de decaan waarin we een studieovereenkomst hebben opgemaakt. Daarin stond dat ik de aanpassingen op dat moment goed vond en als ik meer nodig zou hebben, dat bij hem zou aangeven. Verder spraken we af dat ik 1x per jaar een gesprek zou hebben. Dat doe ik dan in het vervolg met de casemanager. Ik heb geen studieverlenging nodig. Aan lotgenotencontact binnen Windesheim heb ik geen behoefte. Ik houd ook niet van het woord lotgenoten. Ik zie mijn aandoening niet als een ziekte. Ik ben niet ziek, ik heb een ongemak. Ik wil er niet teveel ophef over maken. Het heeft zijn nadelen maar ook zijn voordelen. Stel er zou iemand in mijn klas zitten die ook in een rolstoel zitten. Dan zou ik daar niet expres bij gaan zitten, omdat ik daarbij zou horen en ik zou mij er ook niet toe aangetrokken voelen. Toekomst Voor volgend jaar heb ik de minor Interne Communicatie gekozen. Later wil ik PR doen. Eerst maar eens stage lopen en mijn opleiding afmaken. Ik wil later liever niet aan de slag in het bedrijfsleven, vanwege de druk en de stress. Ik wil liever werken bij een overheidsinstantie, bij de politie of een ziekenhuis. In het ziekenhuis ben ik natuurlijk bekend en het lijkt mij leuk om daar later te gaan werken. Op het MBO heb ik ook al stage gelopen. Het wordt waarschijnlijk een stageplaats in een grote onderneming of instantie. Bij een klein bedrijf is het gebouw kleiner, de aanpassingen minder voorhanden. Zo werkt het ook bij scholen. Een grote school heeft meer voorzieningen. Daar moet ik rekening mee houden. En daar moet ik dan t.z.t. over praten met de mensen van de stageplek. Dan kunnen ze merken dat ik verder normaal ben, op een klein ongemakje na.
25
Op de stageplek van het MBO heb ik erg naar mijn zin gehad. Het was een groothandel in zoetwaren. Maar, het was een klein bedrijf, ik had beperkte ruimte. Het is fijner als ik meer bewegingsvrijheid heb. Wat dat betreft is een ziekenhuis ideaal. Ik denk dat als ik genoeg ruimte heb om mij te bewegen, ik ook beter functioneer in mijn werk. Ik heb logistiek gezien gewoon meer ruimte nodig om inhoudelijk werk te verrichten. Het werkt ook door in mijn contact met collega’s als ik de ruimte heb om hen op te zoeken en dat het niet altijd andersom hoeft te zijn. Ik ben optimistisch van aard en ik zie de toekomst met vertrouwen tegemoet!
Interview met Linda Nieuwenhuis (21 jaar) derde jaars SPH Diagnose posttraumatische spierdystrofie Ik ben 21 jaar en woon in Zeewolde. Ik ben na het eindexamen HAVO gestart met de opleiding Sociaal Pedagogische hulpverlening op Windesheim. Ik ben nu 3e jaars en loop stage bij de crisisopvang in AmsterdamNoord. Dit maakt deel uit van het Leger des Heils. De crisisopvang is voor vrouwen met hun kinderen in Amsterdam-Noord. Ik woon nog thuis, maar heb sinds kort een woning in Amsterdam waar ik verblijf als ik stage loop, het reizen is me te vermoeiend. Ik heb al een baan aangeboden gekregen en dat lijkt me wel wat, ik voel mij erg op mijn plaats in deze functie. Ziektebeeld in relatie tot beperkingen studeren en werken Na een val tijdens een korfbalwedstrijd is er spierdystrofie ontstaan. Ik was toen 17 jaar en ik zat in het eindexamenjaar van de HAVO. Over het ontstaan en de ontwikkeling van deze ziekte is nog weinig bekend. Ik heb deze posttraumatische spierdystrofie in mijn ledematen. Bij mij houdt het in dat ik verkrampingen heb in beide armen en benen, waardoor ik daarin snel functieverlies heb. Dat beperkt mij in het lopen en het gebruik van benen en armen. Ik krijg vaak rode en blauwe plekken op mijn ledematen. Als de verkleuringen hevig zijn, heb ik ook vaak last van aanrakingspijnen. Dat houdt in dat ik de lichtste aanraking, zoals van een veertje, nog niet kan verdragen. Verder heb ik verdikkingen in benen en armen doordat ik vocht vasthoud. In mijn rechterbeen heb ik altijd vocht en dat merk ik ook met lopen. Al met al heb ik chronische pijnklachten en dat is heel vermoeiend. Dat maakt dat ik geen hele dagen kan werken. Mijn lichaam heeft na inspanning steeds tijd nodig om te herstellen. Op mijn 18e ben ik begonnen met de studie aan Windesheim. In het 1e studiejaar heb ik 3 van de 4 blokken kunnen afmaken en toen moest ik geopereerd worden. De verwachting was dat ik na de zomervakantie kon starten met het 2e studiejaar. Dit is niet gelukt, ik heb uiteindelijk één jaar gemist. Na een opname in een revalidatiecentrum heb ik mijn studie opgepakt op het punt waar ik ben gestopt. Dit is steeds in overleg gegaan met de decaan, in haar rol van casemanager en de coördinator van de SPH-
26
opleiding. Met hen maakte ik een planning en afspraken. Er is besloten om het 2e jaar over twee studiejaren uit te smeren. Daarna werd het echt lastig, omdat ik moest solliciteren voor een stageplaats. Helaas werd ik vaak afgewezen op grond van mijn aandoening. Veel stageaanbieders durven de onzekerheid niet aan. Door bemiddeling van een studiegenoot, wiens moeder zorgcoördinator is bij het Leger des Heils, heb ik deze stageplaats gekregen. Zij hebben gekeken naar mijn cijfers en het studieverloop en zij hebben mij de kans wel gegeven. Ze bieden me nu zelfs een baan aan en ik hoop er tijdens mijn stage af te studeren. Alles bij elkaar doe ik een half jaar langer over mijn studie. Bij de crisisopvang werk ik als kinderwerker met veel jonge kinderen en dat valt mij lichamelijk zwaar. Telkens kinderen optillen, dat kan ik niet opbrengen. En als je graag met een klein kind wilt praten, moet je toch door de hurken. Dat kost mij veel moeite. Ik ben nu manieren aan het zoeken waardoor ik toch met de kinderen kan omgaan. Ook het vele lopen is best zwaar, want het is een groot gebouw. Maar, tot nu toe heb ik mij vanwege mijn aandoening nog maar eenmaal moeten afmelden, omdat ik spierkrampen had. Het vraagt vertrouwen en flexibiliteit van de organisatie waar ik werk, gelukkig gaat dat goed. Begeleiding Windesheim Ik word begeleid door de casemanager en de coördinator van de SPHopleiding. Zij maken in overleg met mij een planning. Vooral de casemanager vervult een belangrijke functie. Zij regelt praktische zaken zoals een parkeerplaats en zij bemiddelt bij strubbelingen. Bij haar vind ik altijd een luisterend oor. Verder is het contact met de docenten overwegend goed, waardoor ik ook op hen kan terugvallen. Deze contacten verlopen meestal positief. Vorig jaar was er een studieloopbaanbegeleider voor een bepaald vak die geen rekening wilde houden met mijn functiebeperking, dat was vervelend. De casemanager heeft hierin bemiddeld en dat is opgelost. Inmiddels heb ik veel te stellen met een studiecoördinator van het 3e jaar. Ik heb bijvoorbeeld recht op voorrang bij het solliciteren op stageplaatsen, maar zij werkt op geen enkele manier mee. De casemanager is hier mee bezig geweest, helaas nog zonder succes. Doordat ik op eigen initiatief een stageplaats heb gevonden, is dat probleem nu opgelost. Het traject met die studiecoördinator loopt nog. Aanbod Windesheim aan studenten met een functiebeperking De casemanager heeft mij benaderd voor een maatjesproject. Daar heb ik geen behoefte aan, omdat ik het zelf uiteindelijk wel redelijk. Ik ben wel lid geweest van het studentenplatform SCHIB, dat was leuk. Verder speelt Windesheim met de gedachte om contact met lotgenoten binnen de Hoge-
27
school te bevorderen. Ik heb eens aan een patiëntendag deelgenomen. Dit vond ik niet prettig. Maar misschien is het voor anderen een goed initiatief. Toekomst Hoe mijn toekomst eruit ziet, qua ontwikkeling van deze aandoening is onzeker. Ik probeer alles eruit te halen wat erin zit. Ik ben positief. Er zijn natuurlijk ook dagen dat ik het minder zonnig in zie, maar dan staan er gelukkig lieve familieleden en vrienden klaar, waardoor ik weer snel over dat vervelende gevoel heen ben!
Interview met Nienke Borrel (25 jaar), tweede jaars SPH Diagnose ADHD Ik heb ADHD en ik ben daar op mijn 20e achtergekomen, dat is nu vijf jaar geleden. Ik heb al meerdere opleidingen gedaan en niet afgemaakt. Ik heb geen HAVO gedaan, maar een toelatingsexamen voor het HBO. Nu doe ik de opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening en ik zit in het 2e jaar. Ziektebeeld in relatie tot beperkingen studeren en werken Op de basisschool voelde ik mij een buitenbeentje. Ik weet nog wel dat ik in groep 4 sommen moest maken op de gang. Ik ben heel langzaam, dat komt door alle informatie, dan wil het niet zo snel en daardoor heb ik langer nodig. Als ik destijds medicijnen had gehad, dan had ik naar de HAVO gekund. Ik kon het qua intelligentie wel aan, maar omdat ik dus veel langzamer ben, kon ik het tempo niet aan. Daarom ben ik toen naar de MAVO gegaan. Anders had ik nu misschien wel afgestudeerd kunnen zijn. Maar met een kleine omweg zit ik nu op het goede spoor. Na de MAVO volgde ik een jaar de opleiding voor doktersassistente. Dat bleek niets voor mij te zijn. Ik kwam er in dat jaar achter dat ik de psyche van de mens interessanter vond dan het lichamelijke aspect. Zodoende ben ik Sociaal Pedagogisch Werk gaan doen. Toen ging het niet zo goed met mezelf. Qua school kon ik alles wel redden, omdat ik makkelijk kan leren. Maar, ik deed veel op het laatste moment, was niet zo erg goed bezig met school. Toen ben ik gestopt omdat ik vond ik dat ik er iets aan moest doen. Ik dacht na het tweede studiejaar SPW door te stromen naar het HBO, voor SPH. Ik heb gesprekken met mijn broer gehad, die loopt tegen hetzelfde probleem aan. Hij zei: “straks ben je 30 jaar en heb je bij wijze van spreken een studieschuld en een kind en dan ben je er nog steeds niet uit”. Daarom ben ik dus gestopt met school en naar de GGZ gegaan. Na een aantal intakes stelden zij me voor om groepstherapie te doen. Dat wilde ik niet. Toen ben ik via mijn broer bij een psychiater gekomen, die gespecialiseerd is in ADHD. Die diagnose was ook bij mij snel gesteld. Toen heb ik mijn moeder ook meegenomen, zij was toen 59 jaar, en zij kreeg dezelfde diagnose.
28
UITSPRAKEN OVER CASEMANAGEMENT DEELNEMENDE SLB-ERS EN DECANEN
EEN BEVESTIGING OPNIEUW VAN DE KRACHT EN DE WIL VAN DEZE STUDENTEN OM IETS TE BEREIKEN. DAT HEEFT DIT PROJECT MIJ GEBRACHT. IK BEWONDER HUN DOORZETTINGSVERMOGEN ONDANKS DE KUILEN, WAAR ZE SOMS IN DREIGEN TE VALLEN. ZIJ HEBBEN RECHT OP BEGRIP EN ONDERSTEUNING DOOR DE OPLEIDING. HET IS GEEN KWESTIE VAN UITZONDERINGEN MAKEN MAAR VAN GELIJKE BEHANDELING EN WEGNEMEN VAN BELEMMERINGEN. EEN VAST AANSPREEKPUNT BIJ DE STUDIE GEEFT HOUVAST, ‘NIET WEER ELKE KEER JOUW VERHAAL HOEVEN VERTELLEN’, DE CASE MANAGER DUS. JEANNETTE VAN HOEK, STUDENTENDECAAN, FONTYS HOGESCHOLEN
CASEMANAGEMENT BINNEN HET HOGER ONDERWIJS BETEKENT VOOR DE STUDENT DAT WE HET STUDEREN MET EEN HANDICAP HÉÉL SERIEUS NEMEN. MIJN ERVARING VAN DE AFGELOPEN JAREN IS DAT DEZE STUDENT ER EXTRA HARD VOOR WERKT OM ZIJN BACHELOR GETUIGSCHRIFT TE BEHALEN. BIJ ALLE ASPECTEN BINNEN EN BUITEN DE OPLEIDING BLIJFT DE HANDICAP EEN ROL SPELEN: BIJ COLLEGES, TRAININGEN, STAGES EN COMPETENTIEVERWERVING. IN FEITE ZOUDEN ALLE HOGESCHOLEN EEN CASEMANAGER MOETEN BENOEMEN. DEZE DRAAGT ZEKER BIJ AAN HET WELBEVINDEN VAN DE STUDENT MET EEN HANDICAP. “CASEMANAGEMENT IN HET HOGER ONDERWIJS…… EEN MUST!!” TINI MULDERS, STUDIEADVISEUR FONTYS HOGESCHOOL PEDAGOGIEK
CASEMANAGEMENT HEEFT VOOR MIJ VOORAL TE MAKEN TE MAKEN MET PERSOONSKENMERKEN VAN EEN CASEMANAGER. HET VRAAGT VAAK COMPLEXE- EN INTENSIEVE BEGELEIDING EN DE BEREIDHEID VAN DEZE FUNCTIONARIS ZICH BINNEN EN BUITEN DE SCHOOL IN TE ZETTEN OM STUDENTEN DE MAXIMALE KANSEN TE BIEDEN EN TE REDENEREN IN TERMEN VAN MOGELIJKHEDEN(ONTWIKKELINGSGERICHT) EN NIET VAN O NMOGELIJKHEDEN(STOORNISGERICHT). C.J. VAN OMMEREN, FONTYS OSO, PROJECTLEIDER
29
Ik voel mij op mijn plaats in deze opleiding. Ik weet nog niet precies met welke doelgroepen en in welke setting ik wil werken. Ik kom wel steeds dichterbij wat ik wil. Ik wil graag met mensen werken die op mij lijken, jongeren of jongvolwassenen die het moeilijk hebben. In de psychiatrie misschien, maar niet zo zwaar. In elk geval niet met ouderen, mensen met een verstandelijke handicap of jonge kinderen. Door de stages kom je er steeds meer achter wat bij je past. Studeren is moeilijk voor mij omdat ik chaotisch ben en moeilijk overzicht kan houden. Ik kan bijvoorbeeld moeilijk een samenvatting maken, omdat ik de hoofd- en bijzaken niet goed kan scheiden. En in een les met veel lawaai kan ik mij niet concentreren. Het lijkt allemaal heel veel en ik ben vrij onzeker, dat zie je vaak bij deze “doelgroep”, om het zo maar te noemen. Door de minderwaardigheidsgevoelens, het gebrek aan overzicht en het chaotische kost het meer tijd om dingen te doen. Als ik meer structuur zou hebben zou het beter te doen zijn. De therapie helpt me nu om beter te leren plannen en te structureren. Verder ben ik 10 jaar verslaafd geweest aan blowen en met hulp van verslavingszorg ben ik afgekickt. Ze hebben daar een psychiater, maatschappelijk werk en een ADHD-coach. Daar loop ik nu dus nog steeds bij en ook bij een psychiater. We maken telkens planningen, waarin ook tijd voor mezelf wordt opgenomen. Als de week beter is georganiseerd kan ik mijn dingen sneller doen en houd ik ook eens wat tijd over. Beroepskeuze in relatie tot eigen levensgeschiedenis Ik weet dat ik vanaf mijn 17e à 18e jaar de psyche van de mens heel interessant vind en daar wil ik wat mee doen. Daar gaat mijn hart gewoon naar uit. Dat was dus al zo, voordat mijn eigen diagnose gesteld is. Begeleiding Windesheim Ik weet niet meer precies wanneer ik begeleiding heb aangevraagd. Ik denk wel in het 1e jaar. Ik kwam op een gegeven moment via de lessen van de studieloopbaanbegeleider bij de decaan terecht en ik heb toen in het kader van het project casemanagement begeleiding gekregen. Tijdens een hoorcollege moet je schrijven en luisteren. Maar als ik veel moet schrijven kan ik het niet bijhouden. Het luisteren is dan voor mij onmogelijk. Ik heb met de casemanager afgesproken dat ik de aantekeningen van iemand anders mag kopiëren en dat ik gewoon meeluister. Zij wees mij op ruimtes waar ik rustig kan leren. Ik heb mijn 1e studiejaar mijn propedeuse gehaald met maar 1 herkansing. Met werkstukken maken heb ik veel moeite, met leren niet. Ik leer gewoon door begrijpend te lezen. Ik kan geen samenvatting maken. Heel vaak werden die wel gemaakt en verspreid door leerlingen. Die hulp was er wel, maar die was niet heel erg nodig. De casemanager maakt zaken voor mij overzichtelijk. Dan weet ik waar ik
30
sta en waar ik aan toe ben. Dat vind ik altijd heel fijn. Een tijdje terug had ik een sollicitatiegesprek gehad voor een stage en dat gesprek was niet helemaal goed verlopen. Ik ben dan zelf snel negatief. Zij heeft dat voor mij gerelativeerd waardoor ik er zelf een beter gevoel over had. Dat vond ik heel fijn, ik ga daar altijd met een goed gevoel weer weg. Vorig jaar ben ik tijdelijk gestopt. Ik doe het 2e studiejaar nu voor de helft over. De casemanager heeft mij geholpen met het bekijken van de mogelijkheden en hoe ik het kon organiseren. Daar is dan uitgekomen dat ik een jaar langer studiefinanciering krijg en dat verzoek moest ik laten tekenen door mijn psychiater. Dat heeft zij in overleg met mij allemaal geregeld. Aanbod Windesheim aan studenten met een functiebeperking Ik ben veel ouder dan mijn medestudenten. Doordat ik veel heb meegemaakt en volwassener ben dan zij, klikt het niet echt. Dat vind ik best wel jammer. Het contact op zich is wel leuk, maar zij zijn met heel andere dingen bezig dan ik. Misschien dat een maatjesproject binnen de hogeschool uitkomst biedt als je geen sociaal netwerk hebt binnen de school, want mensen met ADHD zijn spontaan en sociaal. Op grond van de ADHDproblematiek op zich, vind ik het niet nodig om lotgenoten op school te kennen.
3) Video-opnamen opleiding Pedagogiek, Fontys (zie DVD).
Ervaringen met intern- en extern netwerk De verwachting dat een extern netwerk veelvuldig benut zou moeten worden, is niet voor iedere casemanager uit het project uitgekomen. Op Windesheim is dat netwerk slechts in uitzonderingsgevallen geraadpleegd. In de meeste gevallen leverde de student zelf de nodige informatie. Daar waar de externe hulpverlening wel werd geconsulteerd of ingeschakeld door de casemanager zijn goede ervaringen opgedaan. Niet alle hulpverleners hebben evenveel informatie over het reilen en zeilen in het vernieuwde HBO. De relatie met externe betrokkenen is er dan een van halen en brengen, voor beide zinvol. Binnen de opleiding Fontys ICT worden een aantal nieuwe initiatieven ontwikkeld richting een extern netwerk. Initiatief 1: meer aandacht voor de beperking autisme heeft geleid tot het leggen van directe contacten met enkele gespecialiseerde scholen waar
31
leerlingen met ASS onderwijs volgen. Het komende studiejaar zullen de opleiding ICT, het studentendecanaat en de scholen voor voortgezet onderwijs nauwer samenwerken t.b.v. een ‘warme’ overdracht van leerlingen met ASS die kiezen voor een HBO-opleiding. A: gedurende het studiejaar 2007/2008 wordt een poging ondernomen de competenties zoals geformuleerd t.b.v. opleiding ICT verder in te voeren zodat direct(-er) kan worden aangesloten bij de zogenaamde competentielijsten (in ontwikkeling) zoals gebruikt t.b.v. leerlingen met autisme in het voortgezet onderwijs. B: t.b.v. studenten met autisme aanpassen eerstejaars programmering, zodat meetbare succeservaringen optreden in het belang van studievervolg. Juist voor de doelgroep studenten met een functiebeperking verhogen positieve studieresultaten aan het begin van de opleiding het zelfvertrouwen. Initiatief 2: in samenwerking met het studentendecanaat organiseren van themabijeenkomsten t.b.v. studieloopbaanbegeleiders. Voorbeeld: 02-07 thema autisme. Bijdrage van inhoudsdeskundige en studenten met ASS. Inmiddels hebben ook andere opleidingen interesse hiervoor getoond (zie bijlagen). In het kader van draagvlakverbreding zullen dergelijke themabijeenkomsten komend studiejaar ook binnen andere opleidingen gepland worden. Initiatief 3: mede vanwege de ervaringen met en een groeiende instroom van studenten met ASS, zal binnen het studentendecanaat een verdere specialisatie “speciale onderwijszorg” (intensief auti-traject) plaatsvinden. Binnen de opleiding Pedagogiek is er door de aard van de opleiding en de deskundigheid/ kwalificaties van de docenten veel contact met het werkveld. Diverse soorten ‘zorg’, bijv. Jeugdzorg, opvoedingsondersteuning. gehandicaptenzorg, onderwijs zijn stageverlenende instellingen. Over en weer vindt uitwisseling van kennis, ervaring en informatie plaats. Deze wordt ten dienste van het onderwijs en de student ingezet. Door deze pilot en de aandacht voor studenten met een functiebeperking is het onderwerp intern binnen de Hogeschool Pedagogiek en extern in het werkveld extra op de kaart gezet. Deze ontwikkeling zal de komende jaren bewaakt en gestimuleerd worden. Een van de plannen voor de nabije toekomst is de opzet van een buddy-systeem.
32
Eindconclusies en aanbevelingen Studenten Van de 50 betrokken studenten zijn 10 studenten elders verder gegaan of opnieuw gestart of gestopt met de opleiding. Van deze 10 studenten hadden er 8 een psychische beperking, 1 student een lichamelijke beperking en 1 student een leerstoornis. - 1 student is overgestapt naar een opleiding elders. Deze student is van de opleiding Pedagogiek overgestapt naar de Pabo elders, op grond van eigen initiatief. De opleiding was voor haar te theoretisch. - 1 student is opnieuw begonnen met de opleiding. In het eerste jaar was er sprake van beperkte studievoortgang. Aanvullend persoonlijkheidsonderzoek uitgevoerd om studiemogelijkheden te onderzoeken. Die mogelijkheden bleken wel aanwezig. Extra belastend is het overlijden van een familielid geweest. Toch met positieve instelling 2e jaar gestart. Ondersteuning door thuis/huiswerkbegeleiding. Werkt tentamens via computer uit. - 1 student is op grond van uitstekende studievoortgang overgestapt naar W.O. onderwijs. Het zelfvertrouwen is zo gesterkt dat de stap naar W.O. gemaakt kan worden. - 7 studenten zijn gestopt met de opleiding: 4 studenten op eigen initiatief. 3 studenten op grond van bindend studieadvies of tekort aan studiepunten. - Redenen uitval: studie is te belastend. - Leerervaringen: bij zware psychische problemen is casemanagement heel belangrijk door de behoefte van de student aan persoonlijke contacten. Er is heel veel tijd geïnvesteerd in: - gesprekken, telefoon- en emailcontacten (vb. van een casus: 21 geregistreerde contacten in 1 jaar, buiten de tussentijdse (inloop)contacten). - concrete voorbereidingen (b.v planning en studiemethoden). Afgaan op zelfdiagnose van een student door een casemanager bleek reden voor vertraging. De juiste informatie ontbrak was uiteindelijk aanleiding tot studieopgave. Casemanagement in het HBO? Casemanagement is een noodzakelijke- en adequate toevoeging op de al bestaande vormen van begeleiding in het HBO. Het is een vorm van begeleiding die voor studenten en hun docenten en begeleiders op maat, ondersteunend en ontlastend werkt en het succesvol studeren bevordert. Juist voor de groep studenten met een functiebeperking voorziet casema-
33
nagement in een succesvolle aanpak. Vragen en zorgpunten kunnen tijdig worden gesignaleerd. Hierdoor kunnen studieproblemen worden voorkomen en worden kansen en mogelijkheden van studeren binnen het hoger onderwijs vergroot. Casemanagers werken integrerend op de samenhang in de keten. Zij zijn spin in het web tussen eerste en tweede lijn in. Casemanagementmodellen Alhoewel alle drie vormen van casemanagement zoals eerder beschreven herkenbaar zijn in de logboekbeschrijvingen in dit onderzoek, is het coördinatiemodel(regelen en coördineren van hulp plus directe begeleiding, belangenbehartiging of motivering van cliënten) het meest aan de orde geweest.
Aanbevelingen Op elke School of afdeling zou een casemanager aangewezen moeten worden, opdat de begeleidingsketen wordt versterkt, zowel wat betreft de individuele begeleiding van studenten als wat betreft het werken aan draagvlakverbreding in de betrokken opleidingen. (Het hogeschool management moet hier keuzes in maken. Dit betekent middelen vrijmaken binnen de begroting van de hogeschool om casemanagement te realiseren.) Waar eindigt de rol van de SLB-er en komt de casemanager in beeld? Afhankelijk van het verloop van de ziekte, de beperking of de stoornis, de persoonlijkheid van de student en de fase in de opleiding is de begeleiding intensiever, de frequentie van het aantal contactmomenten en de duur ervan langer. De meest complexe- en intensieve begeleiding kan worden verleend door de casemanager. Dat betekent dat de SlB-er verwijst naar de casemanager als de casuïstiek vanwege zwaarte, duur, complexiteit erom vraagt. Vanuit die begeleidende- en ondersteunende rol is de casemanager van bijzondere betekenis zijn voor het welslagen van het studeren met een handicap binnen het HBO. Casemanagement is een belangrijke functie binnen het HBO. Succesfactoren: - De casemanager moet bekend zijn met de inhouden en het curriculum van de opleiding van de student en moet ervaringsdeskundigheid (= ervaring hebben opgedaan met de begeleiding van studenten) hebben. - De casemanager moet betrokken zijn bij de voorlichting aan aankomende studenten.
34
- De casemanager zoekt naar alternatieven, gaat uit van het mogelijke niet het onmogelijke. - De casemanager bewaakt de voortgang. - Samenwerking met het studentendecanaat ten aanzien van de intakeprocedure van de studenten met een functiebeperking is noodzakelijk. - Samenwerking met andere begeleiders is noodzakelijk (studentenpsycholoog, adviseur studieloopbaanbegeleiding, ICT specialist). - Daartoe is het nodig dat de rollen van all betrokkenen goed zijn omschreven. Wat doet de een wel en de ander juist niet? - Een goede samenwerking met tweedelijn functionaris (studentendecaan en -psycholoog) draagt wezenlijk bij aan studierendement van deze studenten in het hoger onderwijs. (Zie in dit kader ook de do’s en dont’s )
Aanbevelingen ten aanzien van de begeleidingsketen in de instelling School of Business & Economics De SBE heeft al een jaar achter de rug waarin ervaring werd opgedaan met de aanstelling van een casemanager. De titel spreekt studenten en hun docenten/begeleiders aan, roept de juiste verwachtingen op en heeft goed gewerkt. Niet alleen ten aanzien van de begeleiding van studenten, maar ook ten aanzien van sensibilisering, bewustwording en draagvlakverbreding in de opleidingen van de School. De School of Social Work sluit het project af met de aanbeveling om een of twee SLB-ers aan te stellen als case managers. Gedurende het project was de betrokken decaan werkzaam als case manager, zij beschikte in principe over de meeste kennis en ervaring. Toch is nabijheid bij de opleiding een belangrijke reden om de aanbeveling te doen casemanagement in de eerste lijn te plaatsen. Aanbevelingen voor het Servicepunt Diversiteit Windesheim werkte afgelopen jaar in het kader van een landelijk OCW project ‘Terugdringen belemmeringen in het hoger onderwijs voor SmF’, aan een Plan van Aanpak dat drie knelpunten op Windesheim moet oplossen. Een van de oplossingen is een fysiek centraal punt in de organisatie waar de dienstverlening aan studenten met een functiebeperking kan worden geconcentreerd: een servicepunt Diversiteit. Windesheim werkt aan de verbetering van voorlichting, draagvlak en informatievoorziening. Leemtes daarin, die door onderzoeken en enquêtes duidelijk werden, kunnen door zo’n centraal fysiek punt mede worden opgevuld. Toch is een nieuwe structuur op zich niet afdoende. Daarom zijn er ten aanzien van de inrichting van het Servicepunt, op basis van de bevindingen uit pilot 4 en 5, de volgende aanbevelingen:
35
- Creëer een fysiek Servicepunt Diversiteit, om te beginnen voor studenten met een functiebeperking en hun docenten en begeleiders. - Breid het Servicepunt zo snel mogelijk uit naar studenten met andere achtergronden die vragen om speciale aandacht, en hun docenten en begeleiders. - Gebruik het Servicepunt om casemanagement te implementeren (smoel geven aan en coördineren). - Betrek daartoe SLB-ers in de rol van casemanagers bij het Servicepunt, door intervisie en kennisdeling daar te laten plaatsvinden. - Zorg voor 10 geschoolde Windesheim casemanagers, bv. 1 per School, die roulerend in het Servicepunt werkzaam kunnen zijn. Het project Casemanagement heeft er eind december 2007 zeker een (1) opgeleverd. - Laat casemanagers een integrerende rol spelen; dat wil zeggen zorg ervoor dat individuele begeleiding hand in hand gaat met activiteiten op het gebied van kennisdelen, scholen, informeren, preventief werken en draagvlak versterken (expertise verzamelen, delen en in de praktijk brengen opdat er een cultuuromslag kan plaatsvinden). - Betrek naast de SLB-ers als case managers ook decanen, loopbaanadviseurs, ict- specialisten, psychologen, dyslexiespecialisten in het Servicepunt. Ook zij kunnen als casemanager aan de slag. - Zoek de samenwerking met de Schoolteams als het gaat om projecten en andere activiteiten. - Zorg ervoor dat het op te richten Servicepunt een swingend en innovatieve Goede Praktijk is voor de hele populatie (en bedenk daarom om te beginnen samen met studenten een swingende naam). Inrichting van een Steunpunt “Studeren met een handicap”Fontys Hogescholen Fontys formuleert in haar projectplan ”Plan van aanpak terugdringing belemmeringen in het HO voor studenten met een functiebeperking, juli 2006” twee projecten die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn: 1. Verankering van beleid aangaande studenten met een functiebeperking op alle niveaus binnen de organisatie. 2. Ontwikkeling van een duidelijk herkenbare- en doelmatige zorgstructuur. Binnen het tweede project wordt een deelproject onderscheiden dat ernaar streeft om in april 2008 een steunpunt “Studeren met een handicap” op de campus Tilburg operationeel te laten zijn. De ervaringen van dit steunpunt moeten resulteren in een advies tot invoering van meer steunpunten op diverse campussen. De begeleidingsstructuur wordt in drie lijnen voorgesteld: - 1e lijn continuïteit in signalering en begeleiding. - 2e lijn consultatie en voorlichtingsfunctie voor studenten met een
36
functiebeperking en voor SLB-ers. - 3e lijn een expertisecentrum met een diagnostiek- en begeleidingsfunctie. Voor de inrichting van dit steunpunt doen wij de volgende aanbevelingen: - De begeleiding van studenten met een beperking kan de begeleidingsmogelijkheden van een SLB-er overstijgen. Dit is afhankelijk van de problematiek en de inschatting van de begeleidingsbehoefte. De vraag gaat dan uit naar een SLB-er + = een casemanager. - Gebruik het steunpunt om casemanagement te implementeren. - Betrek daartoe SLB-ers in de rol van casemanagers. - Scholing is van groot belang. - Casemanagement vraagt meer tijd, neem dit in de voorwaarden en de uitvoering op. - Gebruik de ervaring van de betrokken casemanagers uit de opleidingen Pedagogiek en ICT uit dit project. Met name voor de start op de campus Tilburg zijn er dus al casemanagers met ervaring. - Laat casemanagers een integrerende rol spelen; dat wil zeggen zorg ervoor dat individuele begeleiding hand in hand gaat met activiteiten op het gebied van kennisdelen, scholen, informeren, preventief werken en draagvlak versterken (expertise verzamelen, delen en in de praktijk brengen zodat er een breed draagvlak ontstaat). - Besteed vooral aandacht aan de rapportage en overdracht. - Zorg dat het steunpunt niet los komt te staan, maar zoek naar samenwerking (investeer) met de teams binnen de scholen. - Betrek naast de SLB-ers als case managers ook decanen, loopbaanadviseurs, ict- specialisten, psychologen, dyslexiespecialisten in het steunpunt. Ook zij kunnen de rol van casemanager op zich nemen.
37
3 PILOT Draagvlakversterking
In leiding Het belangrijkste resultaat van de pilot draagvlakversterking was om het draagvlak onder docenten en begeleiders ten aanzien van studeren met een functiebeperking te vergroten. Nog te vaak kwam (en komt) het voor dat docenten en begeleiders niet weten wat er mogelijk is en welke middelen beschikbaar zijn. En nog te vaak kwam het voor dat studenten melden dat zij niet altijd prettig en constructief worden bejegend. Het antwoord hierop was om ervoor te zorgen dat er op beide instellingen beleid en protocollen op het gebied van studeren met een functiebeperking zouden worden ontwikkeld. Met als doel dat er meer bewustzijn en handelingsperspectief onder docenten en begeleiders zou ontstaan. Zodat zij studenten met een functiebeperking in een sfeer van vanzelfsprekendheid zouden kunnen helpen aan maatwerk trajecten in het onderwijs (kwa ritme en tempo) en aan de noodzakelijke faciliteiten en begeleiding. Beleid en protocollen zouden tijdens een studiedag breed onder de aandacht van van medewerkers en studenten worden gebracht.
Verloop van de pilot In de maanden die verstreken tussen het moment van de projectaanvraag en de daadwerkelijke start van de pilot, waren op beide instellingen al nieuwe beleidsinitiatieven genomen. Beide instellingen beschikten in 2005, het eerste projectjaar, reeds over beleid en/of aangepast beleid en waren dat aan het invoeren. Zo werd, buiten het project om het eerste resultaat al snel behaald! Maar, op een aantal terreinen schoot het beleid en de uitvoering ervan nog tekort. Met name als het gaat om voorlichting, informatieverschaffing en bejegening viel, zo bleek uit de Nationale Studenten Enquete 2006, viel nog een wereld te winnen. Vandaar dat met veel enthousiasme voorbereidingen werden getroffen voor allerlei initiatieven ter bevordering van informatieverschaffing en draagvlakverbreding. De meeste van die initiatieven zijn ontstaan buiten de pilot om. Voor Fontys gold dat men is gaan werken met een nieuw protocol voor studenten met dyslexie (protocol, screening, screeningsinstrument, begeleiding, opzet training studenten en ambulatoria en training van studieloopbaanbegeleiders), ontwikkeld buiten het kader van de pilot draagvlakversterking. Maar het gebruik van dit protocol heeft het draagvlak onder docenten en begeleiders ten aanzien van de begeleiding van studenten met een functiebeperking in zijn algemeenheid versterkt. Verder staat op de agenda van beide instellingen het ontwikkelen van een
39
centraal steunpunt voor studenten met een handicap (een steunpunt en een protocol, dat de procedure beschrijft of verfijnt van intake tot en met het vastleggen en realiseren van de afspraken/realisatie van begeleiding, voorzieningen en aanpassingen.) Ook de ontwikkeling van dit steunpunt valt buiten het kader van dit project, maar heeft op management niveau wel draagvlakversterking tot resultaat gehad.
Resultaten van de pilot Studiedag Op Windesheim is vanaf zomer 2006 samengewerkt tussen de studenten van het studentenplatform SCHIB, het studentendecanaat, de Corporate Academy (de leerwerkplaats voor medewerkers) en h+s, aan de organisatie van een studiedag ten behoeve van een groter draagvlak voor de begeleiding van studenten met een functiebeperking. Deze studiedag is uiteindelijk tweemaal uitgesteld en in mei 2007 gehouden. Hoewel het onderwerp Studeren met een Functiebeperking de aandacht van vele slb-ers heeft, bleken bij Windesheim de prioriteiten tijdens de afgelopen twee studiejaren te liggen bij de voorbereidingen en de invoering van het nieuwe onderwijs. De meeste docenten en slb-ers waren in die tijd druk doende nieuw onderwijs te ontwerpen en waren niet beschikbaar voor een studiedag over een bijzondere doelgroep.Onder de titel ‘Als een olievlek…’’ is uiteindelijk een programma samengesteld van een halve dag, bestaande uit diverse ervaringsgerichte workshops, de zogenaamde ‘iedereen heeft wat quiz’ en een film ‘uit het leven gegrepen’, geproduceerd door een student van SCHIB in samenwerking met de opleiding Journalistiek. De dag werd ingeleid door Miss onbeperkt Nederland 2006, Miss Roos Prommenschenkel. Daarna kondigde de vicevoorzitter van het College van Bestuur haar plannen t.b.v. SmF 2007 aan en beantwoorde vragen van de aanwezigen. Studenten lieten vervolgens op luchtige wijze in een quiz zien hoe ‘’het niet moet en wel kan’’. Windesheim breed waren docenten en begeleiders uitgenodigd, zowel via het opleidingsmanagement als via het intranet. De studieloopbaanbegeleiders werden bovendien ook nog uitgenodigd via direct mail. Speciaal voor de voorzitters van de examencommissies werd een workshop aangeboden door h+s. De studiedag werd bezocht door 25 medewerkers; klein maar fijn. Fontys Bij de Fontys opleidingen Pedagogiek en Informatica is in september 2006 een studiedag georganiseerd ten behoeve van de invoering van het dyslexieprotocol. Deze dag werd georganiseerd in een ander kader dan pilot 5. Er was in de maanden daarna geen behoefte noch ruimte bij de opleidingsteams om op het terrein van studeren met een functiebeperking opnieuw een studiedag te organiseren. In november 2007 zal een terugkoppeling van de ervaringen uit het project plaatsvinden in samenhang met de andere in het kader van Studeren met een Handicap.
40
Windesheim training studieloopbaanbegleiding In de pilot van de nieuwe training voor studieloopbaanbegeleiders is oefenmateriaal toegevoegd met casuïstiek van Studeren met een Functiebeperking. Het motto was dat als studieloopbaanbegeleiders wat betreft de coaching kunnen oefenen met casuïstiek uit bijzondere groepen, dat een meerwaarde heeft voor de hele studentenpopulatie. De training studieloopbaanbegeleiding levert deelnemers een Windesheim certificaat op Workshop draagvlakversterking handicap + studie congres 2006 Tijdens het congres van handicap + studie is een workshop aangeboden over draagvlakversterking voor docenten en begeleiders. Studenten van Schib lieten in rollenspellen zien wat er mis kan gaan in de communicatie met hun docenten en begeleiders. Vervolgens gingen de deelnemers van de worskshop in kleine groepen in gesprek over stellingen die te maken hadden met beeldvorming en bejegening.
Conclusie De moeite die het kostte om medewerkers rond het thema Studeren met een functiebeperking en draagvlakversterking bij elkaar te brengen, bracht ons ertoe te zoeken naar manieren waarop het werken aan draagvlakversterking geïntegreerd kon worden in de organisatie. Studiedagen en workshops zijn op zich goede middelen om een thema in een keer breed onder de aandacht te brengen, om nieuwe kennis en ervaring te delen en er gaat een goede signaalfunctie vanuit; zo’n dag kan inspirerend werken voor de bezoekers. Maar, hoe voorkomen we dat het blijft bij een eenmalige, relatief losstaande activiteit van die ene collega die al betrokken is? Het antwoord ligt -denken wij- in een combinatie van dit soort studiedagen met een meer structurele inbedding van de begeleiding in de eerste en de tweede lijn. Het ligt daarom voor de hand om vanuit pilot 5 een aanbeveling te doen naar Pilot 4, casemanagement. In dat kader waren decanen en slb-ers ervaringen aan het verzamelen over het werken als casemanager. Een belangrijke aanbeveling ten aanzien van de invoering van casemanagement vanuit pilot 5 is dat deze een integrerende rol zouden moeten spelen. Casemanagers zouden niet alleen in de begeleiding van studenten moeten voorzien, maar moeten daarnaast ook vanuit hun ervaring en deskundigheid hun collega’s in de opleidingen kunnen informeren, scholen, uitnodigen en aanspreken op een adequate en prettige bejegening van studenten met een functiebeperking. De casemanager als draagvlakversterker! In het tweede projectjaar zijn daarom in de overleggen van pilot 4 m.b.t. casemanagement altijd vragen aan de orde geweest die betrekking hadden op samenwerking met andere begeleiders en met collega docenten, over beïnvloeding van midden en opleidingsmanagement, over bevordering van het gesprek over goede praktijken.
41
4 BIJlagen
Voorbeeld van informatie en een inschrijfformulier
Studeren met een handicap (Fontys studentendecanaat 2007-2008) De laatste maanden, voorafgaand aan het begin van een nieuwe studie, vormen voor alle studenten een spannende periode. Misschien vraag je je van tijd tot tijd af of je inderdaad de juiste studie gekozen hebt: of de studie haalbaar zal zijn en zal voldoen aan je wensen: of je een juist beeld hebt opgebouwd van de beroepsmogelijkheden. Daarnaast word je geconfronteerd met nieuwe procedures en regelingen omtrent inschrijving en studiefinanciering voor het hoger onderwijs. Kortom, die laatste maanden kunnen spannend, maar ook onzeker zijn. Wanneer je een functiebeperking of chronische ziekte hebt, word je ook geconfronteerd met deze vragen, maar is het antwoord misschien nog moeilijker te vinden. In dat geval is het raadzaam om vroegtijdig na te gaan wat de mogelijkheden en beperkingen zijn, die je functiebeperking met zich meebrengt voor de latere beroepsuitoefening en welke aanpassingen in het studieprogramma wenselijk zijn. Wanneer je speciale voorzieningen nodig hebt zal de realisatie hiervan de nodige tijd vergen. Bij een handicap gaat het hier om functiebeperkingen die een vertragende invloed kunnen hebben op je studieverloop, zeker wanneer er geen extra voorzieningen voor worden getroffen. Je kunt hierbij denken aan bijvoorbeeld gezichts,- gehoor en spraakproblemen, rolstoelgebruik, dyslexie, epilepsie, diabetes, psychische stoornissen. Op grond van je ervaringen tijdens eerdere opleidingen, kun jij zelf vaak het best aangeven waar je mogelijkheden en beperkingen liggen en welke onduidelijkheden er zijn. De opleiding kan van haar kant aangeven welke aanpassingen en voorzieningen mogelijk zijn. Tevens kunnen wij (Fontys studentendecanaat) je informeren over speciale regelingen (o.a. studiefinanciering), die voor jou van belang kunnen zijn. Er is bovendien een speciale brochure en “Decaanwijzer” over studeren met een handicap beschikbaar. Je zult begrijpen dat in veel gevallen geen standaardoplossingen voorhanden zijn, maar dat er “maatwerk” moet worden geleverd. Wanneer je denkt dat jouw functiebeperking of ziekte gevolgen zal hebben voor je studievoortgang, of wanneer je vragen hebt, kun je contact met ons opnemen. We bekijken vervolgens samen welke informatie er aan de opleiding doorgegeven moet worden. Wanneer je dit antwoordformulier invult en terugstuurt, zal een van de studentendecanen telefonisch of via e-mail contact met je opnemen. Ook zullen we je in de nabije toekomst op de hoogte houden van recente ontwikkelingen op het terrein van studeren met een handicap binnen Fontys.
43
Antwoordformulier retourneren aan: Fontys Hogescholen Studenten – servicebalie R1 Postbus 347 5600 AH Eindhoven
S.V.P. DUIDELIJK SCHRIJVEN Maak indien nodig een kopie voor jezelf.
Studeren met een handicap 2007-2008 Voornaam:
Achternaam:
Straatnaam:
Huisnummer:
Postcode en woonplaats: Geboortedatum: Telefoonnummer: Gekozen opleiding: Lesplaats: Korte omschrijving van de functiebeperking:
44
E-mail adres:
Format voor logboeken Uit een eerste concept is een definitief format ontstaan dat zeer bruikbaar gebleken is als basis voor een analyse van ondermeer het verloop- en de resultaten van de begeleiding. Het vastleggen van de inhoud en bijbehorende acties van de contactmomenten is weliswaar tijdrovend, maar levert wel een kwaliteitsslag op in het werken. Logboek, definitieve versie. Hogeschool: Fontys / Windesheim Casemanager:
A. Algemeen (voorblad) 1. Persoonlijke gegevens student Naam/initialen: Opleiding: Studiejaar:
1e / 2e jaars
Leeftijd:
jaar
Geslacht:
m/v
Etniciteit:
NL / anders, nl.:
Akkoord met deelname?
nee / ja, datum:
Studiecontract SmF?
nee / ja (zo ja, toevoegen als bijlage)
2. Aanleiding Datum 1e contact: Op initiatief van: student / decaan / doorverwijzer, nl. Reden / aanleiding:
3. Achtergrond Voorgeschiedenis:
Diagnose: nee / niet bekend / ja, nl.: - zo ja, door: In behandeling: nee / niet bekend / ja - zo ja, bij.: Sociale uitkering? nee / niet bekend / ja, nl: Wajong / PGB / … )
45
Logboek begeleiding / acties casemanager Blokken kopiëren voor elk gesprek, activiteit of evaluatie, in chronologische volgorde. Minimaal twee keer per jaar tussenevaluatie.
Gesprek / actie Activiteit: begeleidingsgesprek / gesprek op opleiding /....... Datum:
Bestede uren:
Onderwerp / probleem / doel:
Afspraken / resultaten
Overige interne betrokkenen (incl. doorverwijzingen) + betrokkenheid:
Overige externe betrokkenen (incl. doorverwijzingen) + betrokkenheid:
Bijzonderheden, knelpunten, leerervaringen:
Evaluatie Datum: Studievoortgang: (aantal EC / onder, boven, conform verwachtingen of afspraken / bij uitval: reden, datum, soort uitschrijving) - toelichting:
Getroffen regelingen / voorzieningen: - evaluatie:
Knelpunten / bijzonderheden:
Leerervaringen:
46
Concept bij de start
LOGBOEK Look at possibilities! An EQUAL project for students with disabilities in higher education “Kijk, zo kan het wel!” Oktober 2005 Datum:
Plaats:
Inbrenger van het onderwerp:
begeleider
student (aankruisen wat van toepassing is)
Besproken onderwerp/probleem:
Afspraken:
Actie(s) door:
Aanvullende informatie:
Bestede tijd:
min
47
UITSPRAKEN OVER CASEMANAGEMENT DEELNEMENDE SLB-ERS EN DECANEN BIJZONDERE AANDACHT IN HET BELANG VAN EEN BIJZONDERE DOELGROEP… EN DAT DOOR GEZAMENLIJKE BETROKKENHEID EN INZET. EN VOORAL OOK DOOR OPEN COMMUNICATIE, KORTE LIJNEN EN MAATWERK IN BEGELEIDING. EIGENLIJK IS DAT DE KERN VAN SUCCESVOL CASEMANAGEMENT! NICO SCHOEN, STUDENTENDECAAN FONTYS HOGESCHOOL INFORMATICA
“HET IS MOOI OM TE ZIEN DAT CASE MANAGEMENT OP WINDESHEIM GOED BEVALT. VOOR STUDENTEN EN HUN DOCENTEN/BEGELEIDERS IS HET DUIDELIJK DAT CASE MANAGEMENT ER IS VOOR STUDENTEN DIE INTENSIEVE BEGELEIDING VRAGEN EN VOOR CASES WAARBIJ VEEL MENSEN ZIJN BETROKKEN, DIE COMPLEX VAN AARD ZIJN. DE STUDENT MET EEN FUNCTIEBEPERKING WEET ZICH DOOR EEN CASEMANAGER MAXIMAAL ONDERSTEUND. EN DOCENTEN EN STUDIELOOPBAAN BEGELEIDERS VOELEN ZICH GESTEUND EN ONTLAST. ER IS EEN COLLEGA NAAST HEN IN DE EERSTE LIJN, DIE ALLES WEET, HET OVERZICHT HEEFT, WAARMEE ZE KUNNEN SAMENWERKEN EN WAARNAAR ZE ZO NODIG KUNNEN VERWIJZEN. ZOWEL SLB-ERS ALS DECANEN HEBBEN GEDURENDE HET PROJECT EEN KWALITEITSLAG GEMAAKT TEN BEHOEVE VAN HUN DAGELIJKSE WERK. DAT ALLEEN AL IS EEN MOOI RESULTAAT. DE SCHOOL OF BUSINESS & ECONOMICS HEEFT OP BASIS VAN DE POSITIEVE ERVARINGEN VORIG STUDIEJAAR AL EEN CASE MANAGER AANGESTELD. NU WE HET LAATSTE PROJECTJAAR AFRONDEN OVERWEEGT OOK DE SCHOOL OF SOCIAL WORK OM EEN CASE MANAGER TE BENOEMEN. DAT ONDERSTEUN IK NATUURLIJK VAN HARTE! STERKER NOG, IK HEB DE HOGESCHOOL GEADVISEERD OP ELKE SCHOOL EEN CASE MANAGER AAN TE WIJZEN EN DEZE MEDEWERKERS OOK BUITEN HUN SCHOOL EEN ROL TE LATEN VERVULLEN IN HET BEOOGDE SERVICEPUNT STUDEREN MET EEN FUNCTIEBEPERKING. ZO WERKEN WE VERDER AAN DE VERBETERING VAN ONZE BEGELEIDINGSKETEN”. JACQUELINE VAN LIESHOUT, PROJECTLEIDER WINDESHEIM
48
Concept bij de start Uitwerking Fontys Informatica Datum gesprek:
INITIEEL Look at possibilities! An EQUAL project for students with disabilities in higher education “Kijk, zo kan het wel!” Datum: Tijdstip van:
tot:
Nummer:
Instituut:
Geboortedatum:
Geslacht:
Studiejaar: Functiebeperking:
Voorzieningen/faciliteiten: Aanwezig:
Gewenst:
Score tevredenheid (1-10): Toelichting:
Overige zaken:
49
LOGBOEK Look at possibilities! An EQUAL project for students with disabilities in higher education “Kijk, zo kan het wel!” Datum: Tijdstip van: Inbrenger van het onderwerp: Besproken onderwerp/probleem:
Afspraken:
Actie(s) door:
Aanvullende informatie:
50
tot: begeleider
student (aankruisen wat van toepassing is)
Logboek voor de student en de studieloopbaanbegeleider / mentor
LOGBOEK Look at possibilities! An EQUAL project for students with disabilities in higher education “Kijk, zo kan het wel!” Datum: Tijdstip van: Inbrenger van het onderwerp:
tot: begeleider
student (aankruisen wat van toepassing is)
Naam: Besproken onderwerp/probleem:
Afspraken:
Actie(s) door:
Aanvullende informatie:
Handtekening SLB-er / mentor
Handtekening student
d.d.
d.d.
51
5 Uit: Beknopte handleiding DSM IV TR, Swets en Zeitlinger BV LIsse, 2001
Toelichting beperkingen
6 Uit: Zakwoordenboek der Geneeskunde, Drs. A.A.F. Jochems, Drs. F.W.G.M. Joosten, Coelho, 2006
Borderline
5/6
Een psychische aandoening gepaard met onder andere angst, depressiviteit en in de war zijn. Basiskenmerken zijn impulsiviteit en emotionele instabiliteit. Iemand met borderline overdenkt de consequenties van impulsieve daden niet (kan zich uiten in verslaving en/ of criminaliteit). Zwart-wit denken, sterke stemmingswisselingen, moeilijk contact leggen. Het treft meer vrouwen dan mannen. Borderline bestaat in heel veel verschillende vormen en gradaties. Onzichtbaarheid kan tot onbegrip leiden. Persoonlijkheid die wordt gekenmerkt door een voortdurende instabiliteit van stemmingen, relaties en zelfbeeld, tot uiting komend in affectlabiliteit, dreiging met zelfdoding, impulsief gedrag, gebrek aan beheersing van woede, wisselvallige relaties, onzekere identiteit en chronisch gevoel van leegte.
Depressie: 1. Verplaatsing naar beneden, indrukking, indeuking. 2. Stemmingsstoornis, niet het gevolg van het gebruik van een middel of lichamelijke aandoening of een normaal rouwproces, gekenmerkt door: een voort- en langdurende depressieve stemming (of geprikkeldheid bij jongeren), sterk verlies aan interesse voor en het genoegen in bijna alle activiteiten, gewichts(eetlust)toe- of afname, niet kunnen of juist moeten slapen, gejaagd- of geremdheid, vermoeidheid en verlies aan energie, gevoelens van waardeloosheid of schuld en een pessimistische kijk op de eigen gezondheid, situatie of toekomst, denk- en concentratiestoornissen en besluiteloosheid, wanhoopgevoelens en gedachten over suïcide.
Depressie Een sombere stemming, gevoel van leegheid en het verlies van interesse en plezier. Een depressie kan eenmalig voorkomen maar ook periodiek terugkeren. Onzichtbaarheid en stemming kunnen leiden tot onbegrip.
Gilles de la Tourette Het syndroom van Gilles de la Tourette (GTS, ticstoornis) kenmerkt zich door het maken van veelvuldig herhaalde bewegingen en geluiden. Deze handelingen worden tics genoemd. Artsen nemen aan dat GTS veroorzaakt wordt door een verandering in het erfelijke materiaal. Maar de exacte oorzaak is niet bekend. De manier waarop de tics zich uiten verschilt sterk van persoon tot persoon. Enkele van de voorkomende tics zijn bijvoorbeeld: knipperen met de ogen, steeds optrekken van de schouders, hoofd-
52
schudden, grommen, kreten slaken en keelschrapen. De symptomen kunnen vanaf jonge leeftijd beginnen. Na het twintigste jaar kunnen de tics verminderen. Het syndroom van Gilles de la Tourette kan samengaan met andere aandoeningen, zoals ADHD.
Obsessief-compulsieve stoornis De obsessief-compulsieve stoornis (OCS) is een psychische aandoening die in het DSM-IV is gecategoriseerd als angststoornis. De oude naam van de aandoening is dwangneurose. OCS komt in verschillende vormen voor, maar het meest voorkomende kenmerk is een obsessieve drang om bepaalde handelingen uit te voeren, die rituelen worden genoemd. De OCS-patiënt voert deze handelingen (compulsies) uit als reactie op dwangmatige gedachten (obsessies). Voor anderen lijken deze handelingen overbodig en zij hebben ook geen oog voor de details, maar voor de patiënt zijn deze handelingen van vitaal belang en moeten volgens een bepaald patroon worden uitgevoerd om vermeende nadelige gevolgen te voorkomen. Voorbeelden zijn het zeer vaak controleren of een deur gesloten is of het overmatig vaak wassen van de handen (smetvrees, niet te verwarren met de specifieke mysofobie).
Psychose Iemand met een psychose neemt de wereld anders waar dan anderen. Dat kan zich uiten in wanen en/of hallucinaties. Wanen zijn overtuigingen die niet op de werkelijkheid zijn gebaseerd, maar waarin iemand heel sterk gelooft. Meestal neemt de persoon zelf een belangrijke plaats in bij deze waandenkbeelden. Zo kunnen mensen ervan overtuigd raken, dat zij een belangrijke taak hebben te vervullen. Sommige gedachten zijn beangstigend. Iemand kan denken dat anderen kwaad willen doen, of het eten vergiftigen. Hallucinaties zijn ‘zinsbegoochelingen’: iemand hoort, ziet, voelt, ruikt of proeft dingen die anderen niet waarnemen. Het horen van stemmen is de meest voorkomende hallucinatie. Vaak hebben deze stemmen een onprettig karakter. Ze geven bijvoorbeeld commentaar op het doen en laten van iemand. Soms geven ze opdrachten waar iemand zich moeilijk aan kan onttrekken. 1. Algemene term om een psychische stoornis aan te duiden. 2. Term die tegenwoordig in descriptieve zin wordt gebruikt; onder psychose of psychotisch-zijn wordt dan verstaan: een zodanig ernstige stoornis van de psychische functies en/of het gedrag, dat een persoon daardoor niet in staat is de uiterlijke en innerlijke werkelijkheid van elkaar te onderscheiden; het contact met de werkelijkheid is gestoord; de *realiteitstoetsing (reality testing) faalt; kenmerkend voor psychotisch gedrag zijn: wanen, hallucinaties en denkstoornissen.
53
AD(H)D Aandachts- en concentratiestoornissen, vaak gekenmerkt door impulsiviteit en hyperactiviteit. Mede daardoor worden sociale signalen vaak ‘gemist’. Moeite met stilzitten, rusteloos… Varianten: ADD: alleen aandachtsprobleem, zonder impulsiviteit en hyperactiviteit. ADHD: alleen impulsiviteit en hyperactiviteit, zonder aandachtsprobleem. AD/HD: combinatie van aandachtsprobleem met impulsiviteit en hyperactiviteit. Vaak ook sprake van bijkomende psychiatrische stoornissen als depressie, persoonlijkheids-, angst- en dwangmatige stoornissen. Afkorting van attention deficit hyperactivity disorder, syn. ADDH, zie aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit.
Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit: Stoornis bij kinderen vóór het zevende jaar optredend, met symptomen van aandachtstekort en hyperactiviteit-impulsiviteit en niet passend bij het ontwikkelingsniveau; kenmerken zijn o.a. bewegingsonrust, makkelijke afleidbaarheid, moeite met het opvolgen van instructies, moeite met rustig spelen, aan één stuk door praten, het niet op de beurt kunnen wachten, verstoring van andermans bezigheden, dikwijls dingen kwijtraken, dikwijls lichamelijk gevaarlijke dingen doen.
Dyslexie Stoornis gekenmerkt door een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en/of het spellen op woordniveau.
X-ald/ziekte van Addison X-ALD is een relatief zeldzame stofwisselingsziekte, die vooral het zenuwstelsel en bepaalde hormoon producerende cellen van de bijnierschors aantast.De ziekte van Addison staat ook bekend als (primaire) bijnierschorsinsufficiëntie, meestal veroorzaakt door auto-immuniteit (70 - 90% van de gevallen). Enkele veelvoorkomende symptomen: algehele moeheid en zwakte, gewichtsverlies, zouthonger.
Autisme Stoornis gekenmerkt door problemen met het verwerken van informatie (vaak is sprake van overgevoeligheid ten aanzien van nieuwe/afwijkende situaties). Het vermogen tot aanvoelen van sociale interactie/communicatie en flexibiliteit in het denken (weinig verbeelding, intense/enge interesse, vasthouden aan routines, weerstand tegen verandering. Veel voorkomende varianten: stoornis van Asperger (65%), PDD-NOS (20-25%). Een pervasieve ontwikkelingsstoornis, aanvangend vóór het 3e jaar, met ernstige beperkingen in de sociale interacties en communicatie; beperkte, zich herhalende stereotiepe patronen van gedrag, interesse en bezigheden; frequent is er tevens sprake van een verstandelijke handicap.
54
Astma Chronische ontsteking van de luchtwegen, vaak allergische reactie, aanvallen van kortademigheid, moeite met zwaar lichamelijk werk. Gaat dikwijls/ mogelijk gepaard met energietekort. Stress kan van invloed zijn bij het ontstaan van een aanval. Aamborstigheid, benauwdheid; belemmering in de doorgankelijkheid van de kleinere luchtwegen, i.e.z. meestal bedoeld als asthma bronchiale.
Diabetes Chronische ziekte door onvoldoende insuline of niet goed werkende insuline. Met een dieet, tabletten of injecties kunnen diabetici de ziekte in principe de baas blijven, maar dit lukt niet altijd goed. Gaat gepaard met vermoeidheid, concentratieproblemen, transpireren e.a.
Fibromyalgi Vorm van reuma. Reuma is een verzamelnaam voor meer dan 200 verschillende aandoeningen van het bewegingsapparaat. Er zijn drie hoofdgroepen te onderscheiden. Fibromyalgie vormt één van deze hoofdgroepen en heet ook wel ‘weke delen’ reuma, het tast spieren, pezen, slijB&Eurzen en kapsels aan. Gaat gepaard met krachtverlies na inspanning en/of lang in dezelfde houding staan of zitten. Moeheid komt veel voor. Het verloop is wisselend.
ME/CVS CVS staat voor chronische vermoeidheidssyndroom. Het voornaamste kenmerk is een invaliderende vermoeidheid, die zowel door lichamelijke als door geestelijke inspanning verergert. Klachten: concentratieproblemen, geheugen en informatieverwerking, pijn in spieren en gewrichten, problemen met staan, lopen en zitten, overgevoeligheid voor licht en/of geluid, hoofdpijn e.a. De exacte oorzaak is nog onbekend, waarschijnlijk is er sprake van een stoornis in het zenuw- en hormoonstelsel en het afweersysteem.
Posttraumatische dystrofie / CRPS: complex regionaal pijnsyndroom Treedt op na (relatief onschuldige) beschadiging van weefsel, bijvoorbeeld na botbreuk of kneuzing. Treedt voornamelijk op in hand of voet/been. Klachten wisselen in hevigheid: zwellingen, beperkingen in bewegen en (extreme) pijn. Het kan genezen maar dat gebeurt vaak niet. Kan gepaard gaan met verminderde concentratie, afnemen van kracht, (gedeeltelijk) rolstoelge-bonden zijn.
Retro patellaire chondromalacie Kraakbeenverweking achter de knieschijf. Komt vooral bij jonge vrouwen
55
voor. Klachten: zwelling en pijn. Geneest meestal spontaan, in een zeldzaam geval treedt onherstelbare slijtage van het gewricht op.
NLD NLD is een afkorting van de Engelse term Non-verbal Learning Disabilities. Letterlijk vertaald betekent dat ‘non-verbale leerstoornissen’, ofwel: leerstoornissen die betrekking hebben op non-verbale informatie. Op zich kan deze term verwarring geven, omdat studenten met dit beeld verbaal zeer vaardig kunnen overkomen, maar toch problemen kunnen hebben met bepaalde aspecten van taal (in het bijzonder de betekenis en het begrip van talige boodschappen). NLD is een begrip uit de neuropsychologie waarbij het gaat om een specifiek profiel van vaardigheden en tekorten bij de informatieverwerking van zintuiglijke prikkels. De auditieve informatie (het horen) wordt beter verwerkt dan de informatie die via zien en voelen binnenkomen. De problemen uiten zich in de motoriek, het ruimtelijk inzicht, het inzicht in oorzaak-gevolg-relaties, de schoolse vaardigheden bij rekenen en schrijven, het werktempo en het ‘sociale snapvermogen’.
NAH NAH is de afkorting van Niet Aangeboren Hersenletsel. Men spreekt van NAH als er op latere leeftijd, niet bij of kort na de geboorte letsel aan de hersenen ontstaat. Dit letsel kan ontstaan door een oorzaak van buitenaf of door een lichamelijke oorzaak.
Angststoornis Een psychische aandoening die zich kenmerkt door aanwezigheid van pathologische angst. Agorafobie wordt gezien als een onderdeel van verschillende angststoornissen. De naam is afkomstig uit het Grieks: agora betekent markt en fobos betekent vrees. In het Nederlands wordt ook wel de naam pleinvrees gebruikt wanneer men doelt op angst voor open ruimten.
56
UITSPRAKEN OVER CASEMANAGEMENT DEELNEMENDE SLB-ERS EN DECANEN SINDS EEN HALF JAAR BEZIG MET CASEMANAGER HEB IK GELEERD DAT DEZE STUDENTEN ALLE KANSEN MOETEN KRIJGEN DIE ZE VERDIENEN. ALS CASEMANAGER VANUIT DE SCHOOL OF BUSINESS AND ECONOMICS KAN IK DE LIJNEN KORT HOUDEN NAAR STUDENTEN, DOCENTEN EN MANAGEMENT. HEEL VERRIJKEND! HENRIËTTE LAMBERINK, CASEMANAGER WINDESHEIM ZWOLLE
IEDERE STUDENT MOET DE KANS KRIJGEN DE GEWENSTE OPLEIDING SUCCESVOL TE KUNNEN VOLGEN EN AFRONDEN. DEZE STUDENTEN HEBBEN WELLICHT EEN EXTRA STEUNTJE IN DE RUG NODIG, MAAR ZIJN DAAR OOK ZEER DANKBAAR VOOR. GEZIEN DE HUIDIGE ONTWIKKELINGEN ZAL HET IN DE TOEKOMST EEN STEEDS VOORNAMERE ROL GAAN WORDEN EN ZAL DIE BIJ DE SLB-ER KUNNEN KOMEN TE LIGGEN. HET IS DAN OOK BELANGRIJK DAT ZIJ WETEN HOE OM TE GAAN MET DEZE STUDENTEN EN HEN EEN GOEDE BEGELEIDING KUNNEN BIEDEN. DIT PROJECT HEEFT DE SAMENWERKING TUSSEN HET STUDENTENDECANAAT EN ONZE OPLEIDING BIJZONDER GEÏNTENSIVEERD WAT IN DE TOEKOMST ALLEEN MAAR VOORDELEN KAN BIEDEN. YVONNE ULRICH, COÖRDINATOR P-FASE INFORMATICA / ICT MANAGEMENT & SECURITY, FONTYS HOGESCHOOL ICT
HET HEEFT MIJ LEREN KIJKEN NAAR DE PROBLEMATIEK VAN STUDEREN MET EEN FUNCTIEBEPERKING VANUIT HET OOGPUNT VAN EEN CASE MANAGER. STUDENTEN MET EEN COMPLEXE PROBLEMATIEK KOMEN STEEDS VAKER NAAR HET HBO, EN DAAR MOETEN DECANEN EN ANDERE BEGELEIDERS OP INSPELEN. IN DIT PROJECT HEB IK GELEERD DAT STUDENTEN MET EEN FUNCTIEBEPERKING TOT VEEL IN STAAT ZIJN, VEEL DOORZETTINGSVERMOGEN HEBBEN EN DE MOED NIET ZO GAUW OPGEVEN. SOMMIGEN HEBBEN STRUCTUUR NODIG, ANDEREN TENTAMENVOORZIENINGEN OF SPREIDING VAN HET PROGRAMMA, MAAR ALLEMAAL VAREN ZE WEL BIJ PERSOONLIJKE AANDACHT. HET IS NU DE UITDAGING MET DE ERVARINGEN VAN DE AFGELOPEN TWEE JAAR TE GAAN PROBEREN HET BEGELEIDINGSSYSTEEM BINNEN DE SCHOOL (OPLEIDING) ZODANIG TE STRUCTUREREN DAT STUDENTEN DE BEGELEIDING KRIJGEN WAARAAN ZE BEHOEFTE HEBBEN. ROOS STOUTENBEEK, WINDESHEIM ZWOLLE
57
Overzicht studenten – beperkingen Fontys Tilburg – Eindhoven
05 Fon Ped
3
05 Fon Ped
4
05 Fon Ped
5
05 Fon Ped
6
05 Fon Ped
7
05 Fon Ped
8
05 Fon Ped
9
05 Fon Ped 1
ja
ja zv
1
V
ja
ja zv
1
V
ja
ja zv
V
ja
ja zv
V
ja
ja zv
V
ja
ja zv
M ja
ja zv
M ja
ja zv
M ja
ja opn
M ja
ja zv
M ja
ja zv
M ja
ja zv
M ja
ja zv
1 1
1 1
10 05 Fon ICT
1 1
12 05 Fon ICT
1
13 05 Fon ICT
1
14 05 Fon ICT
1
15 05 Fon ICT
1
16 05 Fon ICT
1
NLD
V
Dyslexie
ja nee zve
Hartproblemen
V
Diabetes
ja zv
Slecht ziend
ja
Slechthorend/doof
V
Posttraumatisch dystrofie CRPS
ja zv
Bewegingsbeperking
ja
1
11 05 Fon ICT
Opleidng stoppen (S)/ zelfst. verder ?
Osteagenesa inperfecta (broze botten)
V
ME/Fibromyalgie
Astma
Retro patellaire chondromalacie
NAH Slechtziend/verlamd
X-ald\Aldison (stofwis. ziekte)
ADHD/ADD
Depressief
Autistieform
Gilles de la Tourette
Obsessief/compulsief
Continueren van de begeleiding?
2
Leerstoornissen
Autochtoon
06 Fon Ped 1
Lichamelijk
Man/vrouw
1
Borderline
Psychische problemen/Psychotisch
Psychisch
Opleiding
Hogeschool
Gestart in
Aantal
Algemeen
17 06 Fon ICT
1
M ja
ja zv
18 06 Fon ICT
1
M ja
ja zv
2
0
0
0
2
0
1
1
0
1
S = studie gestaakt
ZV= zet studie voort
Opn= start opnieuw
Ts= tijdelijke stop
1
2
0
2
1
0
0
1
0
4
ZVE= zet studie elders voort
Overzicht studenten – beperkingen Windesheim Zwolle: zie hiernaast > 58
0 9/9 18
19 05 Win Media 1
1
m aut nee zv 1
v aut nee ts
25 05 Win MBE
1
26 05 Win MBE
1 1
28 05 Win MBE
m aut ja
1
29 05 Win MBE
m aut nee s m aut nee zv m aut nee zv
32 05 Win SOC
1
33 05 Win SOC
v aut nee zv
1
v aut ja zv
34 05 Win SOC 35 05 Win SPH 36 05 Win SOC
1
v
1
m aut ja
1
s
v aut nee s 1
v aut ja zv
1
v aut nee zve
40 05 Win SOC
1
v aut ja zv
41 06 Win SOC
1
v aut ja zv
42 06 Win SOC
1
43 06 Win SBE
v aut ja zv
1
44 06 Win SPH
v aut ja zv
1
v aut ja zv
45 06 Win SBE
1
46 06 Win SBE
all ja zv
v aut nee zv
1
38 05 Win SOC 39 05 Win SOC
s
m aut ja zv 1
37 05 Win SOC
v aut nee s m aut nee zv
27 05 Win MBE
1
Opleidng stoppen (S)/ zelfst. verder ?
m aut nee s
1
24 05 Win MBE
1
Continueren van de begeleiding?
v aut nee zv
22 05 Win MBE
30 05 Win MBE
Autochtoon
v aut nee zv
1
21 05 Win Media
31 05 Win MBE
Man/vrouw
m aut nee s 1
20 05 Win Media
23 05 Win MBE
NLD
Dyslexie
Hartproblemen
Diabetes
Slecht ziend
Slechthorend/doof
Posttraumatisch dystrofie CRPS
Bewegingsbeperking
Osteagenesa inperfecta (broze botten)
Leerstoornissen
ME/Fybromyalgie
Astma
Retro patellaire chondromalacie
NAH Slechtziend/verlamd
X-ald\Aldison (stofwis. ziekte)
ADHD/ADD
Depressief
Autistieform
Lichamelijk
Gilles de la Tourette
Obsessief/compulsief
Borderline
Psychische problemen/Psychotisch
Psychisch
Opleiding
Hogeschool
Gestart in
Aantal
Algemeen
m aut ja zv
1
m aut ja zv
47 06 Win SBE
1
v aut ja zv
48 06 Win SBE
1
v aut ja zv
49 06 Win SBE
1
m aut ja zv
50 06 Win SBE
1 4
3
2
1
1
1
6
0
2
0
1
1
1
1
1
2
m aut ja zv 1
0
1
3
0 14/ 1/ 18 31
Colofon Dit is een uitgave in het kader van het ESF-EQUAL-project ‘Kijk zo kan ‘t wel!’. handicap + studie, expertisecentrum voor onderwijs en handicap Postbus 222 3500 AE Utrecht 030 -275 33 00 www.handicap-studie.nl www.onderwijsenhandicap.nl Christelijke hogeschool Windesheim www.windesheim.nl Hogeschool INHOLLAND www.inholland.nl Saxion Hogescholen www.saxion.nl Fontys Hogescholen www.fontys.nl december 2007 Grafisch ontwerp twee PK, Utrecht www.tweepk.nl
60