openbaar ministerie jaargang 14 nummer 6
juni 2008
‘Kijk achter de achtbaan’ Harm Brouwer wil op effecten worden afgerekend
06
CEAS-AG’s in het spoor van Posthumus Zoeken naar de zachte kant (secundaire traumatisering)
OPPORTUUN
Hoek van Jan
tijdschrift voor het openbaar ministerie JAARGANG 14 NUMMER 6 juni 2008
Opportuun is het personeels- en relatiemagazine van het Openbaar Ministerie. Het blad wordt gratis verstrekt aan de medewerkers van het OM en andere geïnteresseerden. Het blad verschijnt twaalf keer per jaar. De redactie is verantwoordelijk voor de inhoud van het blad. Aan de in Opportuun verstrekte informatie kunnen geen rechten worden ontleend. Overname van artikelen met bronvermelding is toegestaan. Abonnementenadministratie Wijzigingen? Stuur de adreswikkel met de aangebrachte wijzigingen naar het redactieadres, of mail de wijzigingen, onder vermelding van het nummer op de adreswikkel, naar
[email protected]. Redactieadres Afdeling Communicatie, Parket-Generaal, kamer 5.19, Prins Clauslaan 16, Postbus 20305, 2500 EH Den Haag. Telefoon: 070 – 3399840. Eindredactie Pieter Vermaas, 070 – 3399840 of
[email protected].
Gebeld Altijd hetzelfde. Werkstraf niet gedaan, voorwaarde niet nageleefd. En maar roepen: ik heb nog gebeld, maar er nam niemand op. Ik geloof ze nooit. Of liever: geloofde ze nooit. Utrecht, zonnige dag. Ik wandel naar de vergadering. Ineens is er een stem achter me: ‘meneer!’. Ik droeg een pak, vandaar. Ik kijk om. Een vent van een jaar of 25 vraagt me of ik weet waar nummer 76 is. Mijn ogen glijden langs de huisnummers. Een stukje verder de straat in, lijkt me zo. Ik zeg hem dat en hij loopt met me mee. Zegt dat hij naar de reclassering moet en al te laat is. Vorige keer was hij ook al te laat. Utrecht is volgens hem een rotstad. Hij wijst me op een coffeeshop. Als hij nu weer te laat komt, wordt het ‘een maandje zitten’. De straat blijkt te eindigen met nummer 44. Dat is een advocatenkantoor. Ook handig, als hij straks weer voor moet komen. Dacht ik. Ik zei het niet hardop. Kon niet helemaal inschatten of het wel zijn humor was.
Ik vroeg hem of hij geen telefoonnummer had. Kon hij even bellen dat hij wat later was. De jongeman had wel een nummer en ook een telefoon. Alleen geen beltegoed. Ik besloot een gok te wagen. Vroeg hem het nummer te geven. Dat deed hij. Ik toetste het in op mijn mobieltje en gaf hem het toestel. Niet wegrennen, dacht ik nog. Maar de jongen bleef staan. En bleef zwijgen. Tenslotte kreeg ik mijn telefoon terug. ‘Er neemt niemand op...’ Niet veel later bleek dat hij in de verkeerde straat zocht. Ik hoop dat de reclassering hem zijn vertraging heeft vergeven. Maar het zou kunnen van niet. Dan staat de jongen straks weer voor het Utrechtse hekje. Mocht hij beweren dat hij op een zonnige dag de telefoon van een aardige (hoop ik) meneer heeft geleend en gebeld maar dat er niemand opnam, geloof hem dan maar!
Jan Hoekman
Vaste medewerkers Linda Bregman, Linda van Bruggen, Thea van der Geest, Jan-Willem Grimbergen, Jan Hoekman, Willem Hoogendoorn, Koos Spee. Aan dit nummer werkten verder mee Jeichien de Graaff, Anna Italianer, Sjaak Klunder, Lars Kuipers, Manon Nooteboom, Juriaan Simonis, Gerard Trentelman, Tineke Zwart. Foto omslag Joop Reijngoud Ontwerp Fabrique, Delft Druk Zijlstra Drukwerk, Rijswijk Oplage 7.650
‘OM-karretje op een roetsjbaan: da’s niet mijn insteek’ Harm Brouwer, pag. 8
Juni 2008 Alles afwegende
Rubrieken 6
Met gestrekt been raakte de Sparta-spits B. het onderbeen van Eagles-aanvaller Niels Kokmeijer. ‘Een vervolging was op zijn plaats’, blikken officier Anne-Mechteld van de Kragt en secretarissen Niels Scholtens en Rick Schooff terug op hun voetbalzaak.
Secundaire traumatisering 16 OM’ers moeten tegen een stootje kunnen. Toch worden zij soms geraakt worden door trauma’s in hun zaken, of door werkdruk. In het project Secundaire traumatisering geeft het OM zich zelf een lesje psychologie. ‘Een geuite emotie is een zakkende emotie.’
De Hoek van Jan
2
‘Gebeld’
KortOM
4
WaarOM?
11
Voorwaardelijke invrijheidsstelling
Harm Brouwer
8
‘Natuurlijk was ik opgelucht na het Holleeder-vonnis, ik ben ook maar een mens.’ Toch vind Harm Brouwer het jammer dat het OM vooral op grote individuele zaken wordt beoordeeld. De PG kijkt liever naar de bijdrage die het OM levert aan de bestrijding van de totale criminaliteit.
CEAS-AG’s
12
Zwaar en confronterend vonden ze het soms. Maar echte vijandigheid ontmoetten de advocaten-generaal niet tijdens hun onderzoeksevaluaties van afgesloten strafzaken. Drie AG’s over hun mammoetklus.
Lintjes
18
‘Het heeft Hare Majesteit de Koningin behaagd je te benoemen tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.’ Ex-hoofdofficier Roelie van Rossem-Broos en ex-hoofdadvocaat-generaal Sietze Tempel ontvingen koninklijke onderscheidingen.
Georganiseerde criminaliteit
OMgeslagen
19
Personalia
23
Verkeer
24
Recensie
25
‘Marokkaanse lieverdjes’
20
Criminoloog Henk van de Bunt ziet vaak een heel besluitvormingscircus worden opgetuigd voordat duidelijk is welke bende moet worden aangepakt. ‘Zet restinformatie liever direct in voor nieuwe onderzoeken.’
Internationaal
26
Uitgelicht
27
‘Waarheen, waarvoor’
2e etage
27
AchterOM
28
4
KortOM
Minister-president bezoekt parket Zwolle Minister-president Jan Peter Balkenende bracht op dinsdag 15 en woensdag 16 april een werkbezoek aan Utrecht en Overijssel, waarbij ook het parket in Zwolle werd aangedaan. In een ontspannen sfeer bezocht de premier een drankkeet voor jongeren in Zwartsluis, liet zich bijpraten over de veelplegeraanpak en nam een kijkje bij een taakstrafproject in Zwolle. De minister-president arriveerde dinsdagavond in Zwolle, aansluitend aan zijn bezoek aan het Kanaleneiland in Utrecht. Na een informeel diner, waarbij ook de burgemeesters van Zwolle en Zwartewaterland en de korpschef van de politieregio IJsselland aanwezig waren, bezocht Balkenende een zogenoemde drankkeet in Zwartsluis. Dit bezoek verliep bijzonder ontspannen. Volgens
de premier vormden de jongeren die hier samenkwamen vooral een gezellige vriendengroep. Maar, benadrukte hij, we mogen niet vergeten dat de combinatie jeugd en alcohol ook voor veel problemen zorgt. Tijdens zijn bezoek kreeg hij uitleg over de gezondheidsschade die het op jonge leeftijd gebruiken van alcohol veroorzaakt. Bij zijn korte perspraatje verklaarde Balkenende geschrokken te zijn van deze informatie. Op woensdagochtend arriveerde de minister-president al vroeg op het parket Zwolle. Hier mocht de Reclassering het spits afbijten met een presentatie over taakstraffen en Cognitieve Vaardigheidstraining. Daarna was het de beurt aan officier van justitie Simone van de Werf en parketsecretaris Jan Bennis om het casusoverleg veelplegers voor het voetlicht te brengen. Wat de delegatie trof was dat iedereen enorm betrokken was, maar dat tegelijker-
tijd humor niet werd geschuwd. De stoet vertrok vervolgens naar het werkstrafproject van Natuurmonumenten aan de Vreugderijkerweg in Zwolle. Na afloop van het bezoek stonden Balkenende en de Zwolse hoofdofficier Wilbert Tomesen kort de pers te woord. De minister-president vertelde dat hij met taakgestraften had gesproken, voor wie de taakstraf een harde les was geweest: ‘Zij vertelden dat het een kwestie was van “eens, maar nooit meer”. Maar er zijn natuurlijk ook voorbeelden te noemen van mensen die wel in de fout blijven gaan.’ De premier prees in dit verband de veelpleger-aanpak, waarbij voorwaarden geschapen worden om op het rechte pad te blijven. Hoofdofficier Tomesen voegde hier aan toe dat de ketenaanpak van grote waarde is, omdat het OM de problemen niet alleen kan bestrijden. Tekst: Tineke Zwart
Minister-president Jan Peter Balkenende en hoofdofficier Wilbert Tomesen staan na afloop van het bezoek aan
Hoofdofficier Wilbert Tomesen (staand, links) verwelkomt de
het taakstrafproject bij Natuurmonumenten kort de pers te woord.
delegatie van de minister-president op het parket in Zwolle.
OPPORTUUN
KortOM
Nummer 6 – 2008
Vervroegd wordt voorwaardelijk Vanaf 1 juli 2008 kan een veroordeelde die een vrijheidsstraf van meer dan één jaar opgelegd heeft gekregen, alleen nog onder voorwaarden vervroegd worden vrijgelaten. Op dit moment komt een veroordeelde in aanmerking voor vervroegde vrijlating als tweederde van zijn straf erop zit. Aan die invrijheidstelling zijn geen voorwaarden verbonden. Als de veroordeelde opnieuw een strafbaar feit pleegt, kan de invrijheidstelling niet worden ingetrokken. Met de nieuwe Wet voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) kan dit wél. De voorwaardelijke invrijheidstelling
is één van de maatregelen die het kabinet treft om de recidive terug te dringen. Algemene voorwaarde is dat de veroordeelde tijdens zijn proeftijd niet opnieuw een delict pleegt. Ook kunnen bijzondere voorwaarden worden opgelegd, zoals een alcoholverbod of het volgen van een training. Als de veroordeelde de voorwaarden niet naleeft, kan de invrijheidstelling worden herroepen. De veroordeelde moet dan alsnog de rest van de straf of een deel daarvan uitzitten. Het OM beslist of een gedetineerde in aanmerking komt voor v.i. en of hieraan bij-
zondere voorwaarden worden verbonden. Het OM wordt daarbij geadviseerd door het gevangeniswezen en de reclassering. Het OM kan ook besluiten een vordering tot uitstel, afstel of herroeping van de v.i. voor te leggen aan de rechter. Bij het ressortsparket Arnhem wordt een centrale voorziening v.i. (CVvi) ingericht, die onder meer belast is met het opleggen van de bijzondere voorwaarden. Meer informatie hierover is te lezen op Omtranet, via Organisatie > Implementatie > Projecten. Zie ook de WaarOM op pagina 11 van deze Opportuun.
Optimalisering voorwaardelijke sancties Vier parketten gaan aan de slag met een verscherpte toepassing van bijzondere voorwaarden. Recidive verminderen door meer gebruik te maken van bijzondere voorwaarden in strafproces. Dat is het doel van het project Optimalisering Voorwaardelijke Sancties, waarvoor staatssecretaris van Justitie Nebahat Albayrak op 14 mei in
Zwolle het startschot gaf. Het project draait in de arrondissementen ZwolleLelystad (vestiging Zwolle), Amsterdam, Groningen en Maastricht. Zwolle richt zich op de doelgroep recidiverende geweldplegers; Amsterdam op jong volwassenen; Maastricht op verslaafde veelplegers; Groningen op plegers van huiselijk geweld. De arrondissementen hanteren strakke termijnen. Als de verdachte zich tijdens
de schorsing van de voorlopige hechtenis niet houdt aan de bijzondere voorwaarden, wordt deze binnen een week aangehouden. Worden de bijzondere voorwaarden van een voorwaardelijke straf overtreden, dan volgt binnen een maand een zitting waarop de officier van justitie de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf kan vorderen. Na ruim anderhalf jaar zullen de projecten in de vier arrondissementen worden geëvalueerd.
Scherpere aanpak identiteitsfraude Verdachten en veroordeelden kunnen hun identiteit niet meer verhullen en zich ook niet langer achter de identiteit van een ander verschuilen. Dat beoogt het wetsvoorstel Identiteitsvaststelling dat eind april is ingediend bij de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel Identiteitsvaststelling verruimt daartoe het gebruik van vingerafdrukken en foto’s om de identiteit vast te stellen, en breidt de identificatieplicht uit. De vaststelling van de identiteit begint aan de voorkant van de keten: bij de aanhouding van de verdachte. Volgens het wetsvoorstel worden direct bij de aanhouding digitaal foto’s en vingerafdrukken vastgelegd. Het
gaat om personen die worden verdacht van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis mogelijk is en personen bij wie er twijfel is over de identiteit. Vervolgens wordt op belangrijke momenten in de strafrechtelijke procedure of de tenuitvoerlegging van de straf de identiteit gecontroleerd, bijvoorbeeld bij de insluiting in een penitentiaire inrichting of bij de uitvoering van de taakstraf. Voor het OM betekent dit dat OM-medewerkers moeten gaan controleren of de identiteit van de verdachten goed is vastgesteld. De dossiers bevatten meer gegevens, zoals een foto, een kopie van het identiteitsdocument en het resultaat van de
identiteitsvaststelling door de politie. Voor dit laatste wordt nieuwe apparatuur ontwikkeld. De identiteitsgegevens van verdachten worden vastgelegd onder een strafrechtketennummer (SKN). Het SKN zorgt ervoor dat gegevens van een verdachte of veroordeelde eenvoudiger en trefzekerder kunnen worden opgezocht en uitgewisseld binnen de politieen justitiesystemen.
Meer informatie hierover is te lezen op de Omtranetsite van het project Integer persoonsbeeld, via Organisatie > Projecten.
5
6
‘Een soort kickbokssprong’ Zware mishandeling op het voetbalveld De destijds voor Sparta spelende voetballer Rachid B. is terecht veroordeeld wegens zware mishandeling. Zijn actie op 17 december 2004 waardoor Go Ahead Eagles-speler Niels Kokmeijer zwaar gewond raakte, was een flagrante overtreding van de spelregels van het voetbalspel. Dat is weliswaar een contactsport, maar gevaarlijke gedragingen die in strijd zijn met de regels, kunnen wel degelijk leiden tot vervolging en veroordeling wegens zware mishandeling. Met deze uitspraak van de Hoge Raad op 22 april is de veroordeling van B. tot een half jaar celstraf voorwaardelijk definitief geworden. Iedereen kent de beelden wel van de wedstrijd Sparta-Go Ahead Eagles van 17 december 2004. In de 83e minuut van de wedstrijd, de stand is 2-2, windt Spartaan Rachid B. zich duidelijk op over een niet gegeven strafschop. Meteen daarna rent hij snel naar Niels Kokmeijer, die beide doelpunten voor Go Ahead voor zijn rekening heeft genomen. Schuin van achter komt Rachid ongeveer een halve meter boven de grond vliegend, met gestrekt been vol op het onderbeen van Kokmeijer in. Die valt, en zijn onderbeen zwaait op een heel rare misselijkmakende manier achter hem aan. Meteen is duidelijk dat hij zwaar geblesseerd is, de Spartaan krijgt een rode kaart en wordt van het veld gestuurd. Twee operaties en drie dagen later doet Kokmeijer bij de politie in Rotterdam aangifte van zware mishandeling. ‘En dat doen profvoetballers nóóit, zo bleek uit de schaarse literatuur’, zegt Anne-Mechteld van de Kragt. Zij had piket, en kreeg daarmee deze zaak in haar schoot geworpen. ‘Kokmeijer was niet wraakzuchtig, zo bleek in de gesprekken die ik met hem heb gehad. Hij vond gewoonweg dat dit op de voetbalvelden niet kan, dat dit voor de sport heel erg was. Dat dit veel en veel te ver ging. Daarom deed hij aangifte.’
De politie pakte de zaak voortvarend op. En al snel bleek uit de verhalen van getuigen dat eigenlijk iedereen vond dat dit niet kon. ‘De politie heeft heel goed werk gedaan. Voortvarend werden alle getuigen, onder wie spelers, scheidsrechter en andere officials gehoord. Ook de politie vond een vervolging op zijn plaats.’ Van de Kragt: ‘En toen moesten we hier de afweging maken waarvóór we dan gingen vervolgen. De secretarissen Niels Scholtens en Rick Schooff en ik vonden dat dat alleen voor de zware mishandeling kon zijn. Juridisch gezien de opzetvariant. We wilden geen veroordeling voor de schuldvariant. Dat kon volgens ons in het tuchtrecht afgedaan worden.’ Deze trap met dit gevolg zou, op straat uitgedeeld, zonder meer als zware mishandeling bestempeld zijn, en er zou zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor geëist worden. ‘Maar gold dat ook voor een trap tijdens een voetbalwedstrijd? Het is een contactsport, waar zelfs de spelers ervan uitgaan af en toe geblesseerd te kunnen raken. Wij vonden van wel.’ De officier en secretarissen voelden zich gesteund door ook de KNVB zelf. Die had weliswaar inmiddels de zaak al tuchtrechte-
V.l.n.r. Secretarissen Rick Schooff, Niels Scholtens en officier Anne-Mechteld van de Kragt. Foto: Joop Reijngoud
lijk afgedaan – B. werd voor twaalf wedstrijden waarvan twee voorwaardelijk geschorst – maar verleende alle medewerking. ‘Zo werden we gewezen op de handleiding voor scheidsrechters in het veldvoetbal. Daarin staat gewoon dat “het aanvallen van een tegenstander met gestrekt been zeer gevaarlijk kan zijn”. Het bleek overigens ook uit de verklaringen van de scheidsrechter die de actie omschreef als een aanslag en een vorm van zinloos geweld dat hij in veertien jaar als scheidsrechter niet had meegemaakt. Hij had er het liefst een vúúrrode kaart voor gegeven. De assistent-scheidsrechters en vierde official zeiden dat ook. En bovendien zeiden zij ook dat de Sparta-aanvaller veel te hoog kwam aanvliegen om de bal te kunnen
OPPORTUUN
Alles Afwegende
Nummer 6 – 2008
‘We hebben het op mijn kamer nog eens nagespeeld’ spelen. Alle vier merkten zij de actie aan als gewelddadig.’ Van de Kragt: ‘We kwamen dan ook tot de conclusie dat zware mishandeling bewezen kon worden, ook op een voetbalveld. B. had kunnen weten dat hij met deze actie iemand zwaar had kunnen verwonden. En na overleg met de parketleiding besloten we ook alleen dat ten laste te leggen. Ik heb dat met Kokmeijer ook besproken, en hem ook uitgelegd waarom ik verder niets ten laste heb gelegd. Hij vond dat heel begrijpelijk.’ De vervolgingsbeslissing werd in een persbericht uitgelegd. ‘En toen gingen zich zestien miljoen deskundigen met de zaak bemoeien, want in Nederland heeft iedereen verstand van voetbal!’ Het commentaar in de sportpers was af en toe hilarisch, maar altijd ferm. ‘We werden gesteund, of we waren gek. Er zat niets tussen. Sommige voetballers deden alsof ze vogelvrij waren verklaard. Dat vond ik overdreven. We hebben juist benadrukt dat het ging om de opzéttelijke overtredingen. En als ze zich hierdoor iets meer zouden inhouden, vond ik dat ook niet verkeerd’, aldus Van de Kragt. Voor de zitting in juli 2005 deed zich de vraag voor of er een voetbaldeskundige moest worden opgeroepen. ‘Wij vonden van niet. Ons standpunt was en is dat dergelijk gedrag nergens thuis hoort, en dus ook niet op een voetbalveld.’ Op de zitting werden uitgebreid de beelden getoond van wat de Sparta-spits een sliding noemde. ‘We hebben het op mijn kamer nog eens nagespeeld, en ik heb op de zitting nogmaals geciteerd uit de handleiding voor scheidsrechters. Een sliding is glijden over de grond, de bal voor de voeten van de tegenstander wegschuiven. B. voerde geen sliding uit, maar deed iets dat meer op een kickboks-sprong leek.’
De beelden maakten op de zitting opnieuw veel indruk. ‘De raadsvrouwe van de Spartaan voerde aan dat haar cliënt moest hangen omdat het op tv was geweest. Maar er lag natuurlijk ook een aangifte. En voor al die andere voorbeelden die in de media werden genoemd: als er geen aangifte wordt gedaan, en als het niet op tv is geweest, dan komen wij het natuurlijk ook niet te weten.’ Van de Kragt kwam tot een eis van een half jaar voorwaardelijk, en een taakstraf van tweehonderdveertig uur. ‘Daarbij heb ik uiteraard alle commotie en publiciteit meegenomen, en het feit dat hij ook al tuchtrechtelijk was bestraft. Maar ik vond toch echt dat hij ook een direct gevolg van die trap moest ondervinden, en dus dat hij ook een werkstraf moest krijgen. Laten we wel wezen: in elke andere situatie had dit tot een eis van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geleid.’ De rechtbank legde tweehonderd uur op, naast de voorwaardelijke celstraf. De werkstraf werd door het Hof niet opgelegd, gegeven alle commotie. Met de uitspraak van de Hoge Raad is de straf nu definitief. ‘Hiermee is bevestigd dat er grenzen zijn aan wat er kan op een sportveld. De actie van de voetballer was buitensporig, uitzonderlijk en buiten de regels van het spel, en daarmee wederrechtelijk. Daar ligt een taak voor het OM. Het is nooit de bedoeling geweest dat het OM zich maar met elke overtreding op het voetbalveld wilde bemoeien, zoals het verwijt óók is geweest. Er zou een stormloop aan zaken op ons afkomen door deze vervolging. Maar dat is niet gebeurd.’
Tekst: Jeichien E. de Graaff
7
8
‘Kijk achter de achtbaan’ Brouwer wil op effecten worden afgerekend
Hij snapt het wel: krantenlezers vinden het beeld van een OM-karretje over de achtbaan leuk. Op zaaksniveau klopt dat ook. Maar mag PG Harm Brouwer het ook éven over de macrocijfers hebben? ‘Dan zeg ik: het gaat goed.’ Kalm leunt hij achterover. Relativeert hij de maakbaarheid van de samenleving. Analyseert hij de medialisering van het strafrecht. Maar de gedaantewisseling bij een pratende Harm Brouwer laat nooit lang op zich wachten. Alsof de schrijvende interviewer een massa is die overtuigd moet worden, wiebelt de voorzitter van het College van procureurs-generaal naar het puntje van zijn stoel, de stem omhoog, en de vuist op tafel, als slot van een retorische drieklapper.
‘Ik weet niet of het is ópgevallen’, zegt hij een tikje verongelijkt, ‘maar wat betreft liquidaties is het de laatste tijd behoorlijk stil in Nederland. Dat heeft, denk ik, óók te maken met succesvolle opsporing en vervolging. Ik weet niet of het is ópgevallen, maar Bureau Ontnemingswetgeving van het OM (BOOM) heeft tegen de half miljard euro aan conservatoir beslag gelegd op vermoed crimineel vermogen. Een conservatieve schatting, want de werkelijke waarde van geplukt verdacht
vermogen zou best een miljard kunnen bedragen. Ik weet niet of het is opgevallen, maar de aanpak van de witteboordencriminaliteit door vooral het Functioneel Parket is sterk geïntensiveerd, en met succes. En ik weet niet of het is ópgevallen, maar we zijn druk bezig om mensenhandel aan te pakken, evenzeer met succes.’ Dan volgt de verbale voorzet: ‘Wie heeft die onderwerpen op de kaart gekregen?’ En Brouwer kopt zijn eigen voorzet in: ‘Het OM, dacht ik zo. Op deze manier kan ik nog wel een tijdje doorgaan.’ Het is een dag voor de presentatie van het OM-jaarbericht, en de PG loopt zich warm om te scoren. Bijstelling van het mediabeeld, van de scorebordjournalistiek – dát lijkt de missie. U wilt zeggen: het gaat wél goed met het OM? ‘Als je het zo vraagt, is je veronderstelling dat het niet goed gaat. Alsof er redenen zijn om te vinden dat het niet goed zou gaan. Het mediabeeld, dat volg ik natuurlijk, is dat het op zaaksniveau niet goed gaat. Maar weet je wat ik altijd zo merkwaardig vind? Als je mensen vanuit allerlei organisaties er over bevraagt, dan hoor je niemand dat uitspreken. Dan zegt iedereen tevreden te zijn over het OM. Het finest hour voor de voorzitter van het College van procureursgeneraal is wat dat betreft het moment dat de
OPPORTUUN
Achtbaan
Nummer 6 – 2008
minister van Justitie in de Tweede Kamer het OM-jaarbericht bespreekt. Op dat moment regent het loftuitingen – een groot contrast met het beeld dat je ziet als de Kamer debatteert naar aanleiding van incidenten. De verklaring voor die aandacht voor incidenten zie ik in de medialisering van het strafrecht. “Veiligheid” is in de samenleving sterk verpolitiekt: er worden verwachtingen gewekt, de indruk is ontstaan dat veiligheid een maakbaar begrip is. Maar het ís niet maakbaar. Een democratische samenleving zonder criminaliteit bestaat niet. In essentie is criminaliteitsbestrijding het indammen en zo mogelijk terugdringen van de criminaliteit, tot een voor de samenleving en haar rechtsorde niet bedreigende en beheersbare omvang.’
heidsgevoelens. Neemt de criminaliteit af, ja of nee? En daarbinnen: nemen bepaalde vormen toe of af? Uiteindelijk willen we dat onze inspanningen worden beoordeeld op het effect dat ze in de maatschappij teweeg brengen. Het gaat om de effecten van je beleid, en dáár passen dan je zaken in. Maar je moet het niet omdraaien. En op macroniveau zeg ik dan: het gaat goed. Maar ik heb het gevoel dat kranten, tv en radio veel minder geïnteresseerd zijn in de macrotrends dan in afzonderlijke hyperige zaken.’ Je zou bijna zeggen: dan maar geen Jaarbericht plus cijfers verspreiden ‘Ja, maar zo werkt het hier niet. Bovendien, anders kunnen we geen verantwoording
‘Natuurlijk was ik opgelucht na het Holleeder-vonnis’ Wat dacht u eind vorig jaar, direct na het Holleeder-vonnis? ‘Opgelucht was ik. Natuurlijk was ik opgelucht, ik ben ook een mens. Niet opgelucht omdat met dat vonnis een levensideaal in vervulling ging. Maar ik dacht toen wel: Stel dat we die zaak zouden verliezen… Ik weet immers dat het OM vooral op die grote zaken wordt beoordeeld, en niet op de bijdrage die het levert aan de bestrijding van de totale criminaliteit. Ja, in de Telegraaf werd eind vorig jaar het beeld gebruikt van een achtbaan: het OM zat na de zaak van de Hells Angels in een diep dal, maar een dag later, na het Holleedervonnis, roetsjte het OM-karretje al weer omhoog. “Donderdag door de modder, vrijdag op het schild”, schreven John van de Heuvel en Bert Huisjes.’ ‘Op zichzelf klopt dat beeld, tenminste voor wie van zaak naar zaak springt: de meeste zaken, ruim 93 procent, lopen goed af; en soms ga je hard naar beneden. Zo’n OM-karretje op een achtbaan, da’s natuurlijk een leuke beeldspraak voor de lezer. Tegelijkertijd geeft dat niet goed weer wat het effect van onze totale bijdrage is op de criminaliteitsbestrijding. Die roetsjbaan, die dagkoersen – het is niet mijn insteek; mij gaat het om de macrobenadering. Je moet individuele zaken afzetten tegen trends uit slachtofferenquêtes of uit onderzoeken naar onveilig-
afleggen over de bijna een miljoen zaken die het OM in 2007 heeft verwerkt Dat kan alleen in een jaarbericht. Het College moet en wil daarin een evenwichtig totaalbeeld geven.’ ‘Over dat algemene beeld kan ik behoorlijk tevreden zijn. Je kunt trots zijn op dit OM. Trots op de prestaties, landelijk en lokaal. Niet dat we er zijn, zeker niet. In 2007 brachten we bijvoorbeeld 220 “zuivere” discriminatiezaken voor de rechter. In een multietnische samenleving, met haar inherente spanningen op het gebied van integratie is dat aantal te laag. Discriminatiebestrijding in al haar vormen is een randvoorwaarde voor een geslaagd integratiebeleid. Maar als organisatie worden we steeds beter. We leveren een wezenlijke bijdrage aan de criminaliteitsbestrijding én we doen dat in een toenemende samenwerking met andere instanties. In veiligheidshuizen bijvoorbeeld of door middel van wat de programmatische aanpak heet. Te lang hebben we gedacht dat criminaliteitsbestrijding het feestje van alleen politie en OM was. Het lokaal en regionaal bestuur en hun handhavingsinstrumenten dienen complementair te zijn.’ Blikt u eens terug op de afgelopen drie jaar? ‘Toen ik begon aan mijn eerste periode als collegevoorzitter (deze maand start een nieuwe periode van drie jaar – red.) had ik het idee dat we als OM moesten overleven; niet
zozeer extern, maar vooral intern. Het was een majeure operatie waar we voor stonden. Met niet alleen de grootscheepse reorganisatie Het OM Verandert, die de organisatie tot in de haarvaten raakte. Maar ook het introduceren van een nieuw automatiseringssysteem voor de werkprocessen, GPS. Die gelijktijdigheid van HOMV en GPS heeft me altijd grote zorgen gebaard, en ondertussen moesten we “de winkel openhouden” en elk jaar ook nog meer en beter presteren. En verdorie nog aan toe, we zijn er, met vallen en opstaan, in geslaagd. Hulde daarvoor aan alle mensen binnen het OM. Het is werkelijk een prestatie van formaat die ik in de 32 jaar die ik in verschillende organisaties werkzaam ben geweest, nog niet elders heb meegemaakt. Iedereen – College, hoofdofficieren, medezeggenschapsraad, enzovoorts – geloofde erin. Dat maakt het OM tot een heel bijzondere organisatie binnen de rijksdienst. Daar kun je trots op zijn.’ Iedere leider zegt trots te zijn ‘Prima, dan zégt iedere leider dat maar. Maar ík meen het. Noem mij één andere organisatie die dat alles voor elkaar krijgt? Ik ken hem niet.’ Er zijn toch zat organisaties met goede processystemen en digitale dossiers? ‘Dacht je dat? Dat ze net zoiets als GPS hebben? Zonder een voorbeeld te willen noemen: heel veel organisaties verkopen zichzelf zo, om uiteindelijk al dan niet zichtbaar door de mand te vallen. Het logistieke proces van het OM is buitengewoon ingewikkeld, en dus krijg je ook een complex ICT-systeem. Niet alleen het ontwikkelen is dan moeilijk, ook het testen en het implementeren. Daar zitten we nu middenin met een Rechtspraak die uiteindelijk ook mee wil.’ Jij noemt dat HOMV even achteloos in een bijzin, maar wat dacht je van de regionalisering die 1 januari van de kant gaat? Met zijn regio- en lokale parketten, met een versterkte rol voor de regiohoofdofficier, en de landelijke hoofdadvocaat-generaal, alles ter wille van deskundigheidsbevordering en continuïteit. Wat dacht je van de bouw van het Landelijk Parket en het Functioneel Parket, van die van de Centrale Verwerking OM (CVOM), de Dienstverleningsorganisatie OM (DVOM) en het Wetenschappelijk Bureau OM (WBOM)? Mega-prestaties mijns inziens. We zullen daarbij als concern moeten functioneren en tevens overleven. Het gaat om het loslaten van OM-koninkrijkjes, en het regio-
9
10
naliseren is daar ondersteunend voor. Een nieuwe, maar niet de laatste stap naar een organisatie die kwalitatief en kwantitatief beter wil functioneren, alles om de criminaliteit nog beter te bestrijden. En dan heb ik het nog niet eens gehad over het Versterkingsprogramma naar aanleiding van “Schiedam” en al die andere kwaliteitsprogramma’s.’ ‘We hebben het OM op zijn kop gezet en nieuwe ICT geïmplementeerd. En de bestrijding van de criminaliteit geïntensiveerd, met het accent nu op georganiseerde criminaliteit, financieel economische criminaliteit en cybercrime, dat alles op basis van eigen initiatieven. Ik heb een goed gevoel als ik zie hoe het OM als geen ander dat allemaal levert. Tja, en dan worden we afgerekend met een “lijstje van Runderkamp”, waarin de NOSverslaggever louter zaken had opgenomen die voor het OM niet goed waren afgelopen, om vervolgens vraagtekens te plaatsen bij het functioneren en bestaan van het Landelijk Parket. Tegen zo’n versimpeling van criminaliteitsbestrijding is het moeilijk opboksen, alsof het in de zaken waar het hier om ging, alleen om winnen of verliezen ging. Het gaat om het verkrijgen van waarheid, met alle daar bij behorende persoonlijke en sociale nuances van dien. Het is en blijft een zoektocht, waarbij de rechter uiteindelijk beslist. Mijn eerste gedachte was: Ik plaats daar mijn eigen lijstjes tegenover. Maar dan ga je er in mee, dat wilde ik uiteindelijk niet, dat is een dead end.’
Doet dat u pijn? ‘Ja, die scorebordjournalistiek raakt mij. Want ik weet dat de werkelijkheid anders is. Zo’n lijstje doet geen recht aan de duizenden mannen en vrouwen van het OM die dagelijks tot aan hun liezen in de branding van de samenleving staan ten behoeve van een veiliger samenleving. Die het iedere dag weer moeten waarmaken. Ja, het doet soms pijn. Ze verdienen een betere behandeling voor hun inzet en moed. Als kritiek terecht is, en dat komt ook voor, heb ik er geen moeite mee. Maar sommige kritiek mag wel wat meer gewogen zijn.’
‘De scorebordjournalistiek van vandaag raakt mij, ja’ U had vanwege dergelijke kritiek ook kunnen stoppen na drie jaar voorzitterschap van het College? ‘Wat is dit voor onzinnige vraag? Het is een voorrecht om voor het OM te mogen werken. Als ik de komende drie jaar mag volmaken – langer mag wettelijk trouwens niet – is dat overigens wel het maximum.’ Bespeurt u al Harm Brouwer-moeheid? Grijnzend: ‘Ongetwijfeld zullen er, binnen en buiten het OM, mensen denken: “jammer dat ‘ie bijgetekend heeft, hij had moeten gaan”. Ik ken ze overigens niet, maar zo gaat dat nu eenmaal. Hoge bomen vangen veel wind. Ik heb echter net bijgetekend, dit is niet het moment om me over een vertrek te zitten bekommeren. Ik doe het met alles wat ik in me heb en voor het overige is het: graag of niet.’ Hoe zit het met uw vrije tijd? ‘In deze functie is vrije tijd geen werkelijke optie. Het is 24 uur per dag en zeven dagen per week. Het kost me niet echt moeite om dat op te brengen. Ik doe het met veel plezier. Soms veroorloof ik mij de luxe te dagdromen over hoe het bijvoorbeeld zal zijn om samen met Bart Nieuwenhuizen en Fred Teeven een goede rugbywedstrijd te bezoeken. Misschien komt die tijd nog eens echt.’ Tekst: Pieter Vermaas Foto: Joop Reijngoud
OPPORTUUN
Wet v.i.
Nummer 6 – 2008
WaarOM? De Wet voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) ling wordt verleend, maar duurt minstens één jaar. Verder kunnen aan de v.i. bijzondere voorwaarden worden verbondie 1 juli 2008 ingaat, wijzigt de huidige verden. Die voorwaarden kunnen vrijheidsbeperkend zijn (zoals een vroegde invrijheidstelling in een voorwaardecontactverbod), gedragsbeïnvloedend (een therapie) of op zorg lijke invrijheidstelling. Belangrijkste wijziging gericht (opname in een instelling). De bijzondere voorwaarden worden afgestemd op de specifieke omstandigheden van het delict en de is dat veroordeelden tot meer dan een jaar dader. De veroordeelde moet zich bereid verklaren om de voorwaargevangenisstraf na tweederde van hun straf den na te leven. De proeftijd van de bijzondere voorwaarden wordt niet meer simpelweg vrijkomen, maar moeten bepaald door de CVvi, maar kan nooit langer zijn dan de periode waarover de voorwaardelijke invrijheidsstelling wordt verleend. voldoen aan de algemene voorwaarde (geen nieuwe strafbare feiten plegen) en soms ook Wat gebeurt er als een v.i.-gestelde een voorwaarde aan bijzondere voorwaarden (bijvoorbeeld een overtreedt? locatieverbod of het meewerken aan gedragsbeAntwoord ïnvloedende voorwaarden). Als een veroordeelde voorwaardelijk wordt vrijgelaten en hij komt Wat betekent de wet v.i. voor het OM? Antwoord Het OM beslist of een gedetineerde in aanmerking komt voor v.i. en of hieraan bijzondere voorwaarden worden verbonden. Het OM wordt daarbij geadviseerd d oor het gevangeniswezen en de reclassering en door de officier van justitie als de executie-indicator is ingeschakeld. Voor een eenduidige oplegging van bijzondere voorwaarden wordt bij het ressortsparket Arnhem een Centrale Voorziening v.i. (CVvi) ingericht. De CVvi kan ook besluiten dat een vordering tot uitstel of achterwege laten van de v.i. moet worden ingediend bij de rechtbank die in eerste aanleg oordeelde over het feit waarvoor de straf is opgelegd. Als de voorwaarden niet worden nageleefd, kan het OM besluiten een vordering tot herroeping van de v.i. voor te leggen aan de rechter. Als een herroepingsvordering wordt ingediend, kan de v.i.-gestelde ook worden aangehouden, en kan het OM een vordering tot schorsing van de v.i. indienen bij de rechter-commissaris. Bij elke nieuwe zaak dient dus voortaan nagegaan te worden of de verdachte in de proeftijd loopt van de algemene voorwaarde en of die persoon mogelijk nog aan bijzondere voorwaarden moest voldoen. Ook is het van belang bij iedere zaak te overwegen of de executieindicator moet worden ingevuld om later te kunnen adviseren bij het opleggen van bijzondere voorwaarden. Bij elke eis van meer dan één jaar gevangenisstraf is het van belang rekening te houden met de effecten van de nieuwe wet: wat wordt de netto-strafduur?
Wat zijn de voorwaarden? Antwoord Aan de v.i.-regeling is de algemene voorwaarde verbonden dat de veroordeelde niet opnieuw tijdens zijn proeftijd een strafbaar feit begaat. Deze proeftijd gaat in op de dag van de invrijheidstelling. De proeftijd is gelijk aan de periode waarvoor de voorwaardelijke invrijheidstel-
tijdens zijn proeftijd de gestelde voorwaarden niet na, dan volgt idealiter een snelle reactie. Bij het plegen van een nieuw strafbaar feit beslist de officier van justitie of daaraan een vordering tot herroeping van de v.i. wordt verbonden. De behandeling van die vordering geschiedt gelijktijdig met de nieuwe strafzaak, en loopt dus ook mee in hoger beroep. Een schending van de bijzondere voorwaarden wordt door de reclassering gemeld aan de CVvi. Afhankelijk van de ernst van de schending kan de CVvi beslissen de bijzondere voorwaarden te wijzigen, aan te vullen of op te heffen, of een vordering tot herroeping van de v.i. in te dienen. Deze vordering moet worden ingediend bij de rechtbank die in eerste aanleg heeft geoordeeld over het feit waarvoor de straf is opgelegd. Bij deze herroeping kan ook worden besloten de v.i.-gestelde aan te houden en schorsing van de v.i. te vorderen bij de rechter-commissaris.
Hoe wordt gecontroleerd of aan de voorwaarden wordt voldaan? Antwoord De reclassering speelt een belangrijke rol bij het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden. Niet-naleving van de voorwaarden wordt teruggemeld aan de Cvvi. De reclassering zal de v.i.-gestelde ook begeleiden, bijvoorbeeld door hem in een faceto-face gesprek te motiveren en stimuleren tot naleving van de voorwaarden. De CVvi kan ook Elektronisch Toezicht aan de bijzondere voorwaarden verbinden. De reclassering kan hierbij ook contacten met de politie onderhouden. De politie is vanzelfsprekend betrokken bij het toezicht op de naleving van de algemene voorwaarde. De politie kan echter ook ondersteunen in het uitoefenen van de controle op de bijzondere voorwaarden, bijvoorbeeld als een gebiedsverbod is opgelegd.
Meer vragen en antwoorden over de Wet v.i. zijn te vinden op Omtranet, via Organisatie > Implementatie > Projecten > V.I.
11
12
In het spoor van Frits Posthumus Voorzitters van de drie CEASonderzoekscommissies evalueren hun pionierswerk De mammoetklus van drie advocaten-generaal bij de ressortsparketten Arnhem, Amsterdam en Leeuwarden zit erop. Hun lijvige, minutieuze evaluatierapportages over bekende, allang afgehandelde strafzaken liggen inmiddels bij de Hoge Raad. Hoe (lood)zwaar was de opdracht die de AG’s als voorzitters van de CEAS-onderzoekscommissies aanvaardden? Met welke praktische problemen werden zij geconfronteerd in dit specialistische werk? En hoe stelden collega-opsporingsmensen zich op jegens deze speurders die de onderste steen boven wilden halen? Op geheel eigen wijze geeft het trio OM’ers opening van zaken.
Jan-Willem Grimbergen ‘Ik heb echt geen ethische dilemma’s gevoeld’ Jan-Willem Grimbergen (48), advocaat-generaal bij het ressortsparket Arnhem, leidde de “CEASonderzoekscommissie zaak-Lucia de B.” Hij vormde een driemanschap met Marc Groenhuijsen, hoogleraar strafen strafprocesrecht en victimologie in Tilburg, en Peter Vogelzang, ex-korpschef van de regiopolitie Utrecht. Resultaat evaluatie: de AG bij de Hoge Raad besluit op 2 april snel een vordering tot herziening van de case in te dienen. Anticiperend daarop wordt de tot levenslang veroordeelde verpleegkundige Lucia de B. meteen in voorlopige vrijheid gesteld.
‘Ik heb de combinatie dagelijks werk/CEASonderzoek eerlijk gezegd niet als extra zwaar ervaren. Omdat ik in het eerste halfjaar van 2007 voor vijftig procent werd vrijgesteld van mijn baan in Arnhem – van collega’s kreeg ik dus de helft van het aanbod aan zaken – en dat werd honderd procent nadat de roep om versnelling van het evaluatieonderzoek eenmaal had geklonken. Bleek ik bijvoorbeeld nog ruimte over te hebben zelf alle concepten van ons werkstuk te schrijven…’ ‘Eind oktober 2007 heb ik ook zelf, met ondersteuning van het Parket-Generaal, de persconferentie rond de presentatie gedaan. Pittig, want we kregen met name uit de hoek van de deskundigen stevige kritiek. Moet kunnen, was ingecalculeerd, want wie kaatst… En trouwens heel goed dat er een debat ontstaat rond zo’n importante, opzienbarende zaak. De kracht van ons drieën
school erin dat we volledig achter onze rapportage staan. Ach, en ikzelf heb toch echt niet zo snel een tevreden gevoel.’ Jan-Willem Grimbergen lijkt het prototype van de kalme, bedachtzame mens. Zijn formuleringen en zijn oogopslag stralen een volmaakte rust uit. Bijna permanent. Openhartig vertelt hij over zijn CEASactiviteiten, maar zijn teksten debiteert hij met grote zorgvuldigheid en diplomatie. De voorzitter van de CEASonderzoekscommissie blijkt ook behept met een forse dosis flegma wanneer hij desgevraagd reageert op de veelbesproken onderbreking van de levenslange gevangenisstraf van Lucia de B., de hoofdrolspeelster in zijn evaluatieonderzoek. ‘Een van de gulden regels binnen de CEAS-filosofie is dat de onderzoekers zich niet buigen over de vraag “schuldig of onschuldig?” In die termen wordt ook niet gesproken in ons rapport. En zelf denken in termen van triomf of zo doe ik ook geenszins. Voor ons drieën was de presentatie van ons rapport het eindpunt. Mijn formele betrokkenheid bij de zaak is daarmee opgehouden. En vervolgens heb ik er meer afstand van genomen. Deze zaak volg ik nu als, laten we zeggen, zéér geïnteresseerde krantenlezer.’ Over de hoofdlijnen van zijn speurwerk in de zaak-Lucia de B. (de vrouw kreeg in juli 2006 bij het Hof in Amsterdam levenslang voor onder meer zeven moorden en drie pogingen tot moord op patiënten in Haagse ziekenhuizen) zegt de AG: ‘In de zogenaamde “digoxine-affaire” rond één slachtoffer – een baby – blijkt de dood niet te kunnen worden verklaard door de digoxine die is aangetroffen. Als tweede hebben wij erop aangedrongen nader onderzoek te verrichten naar sterfgevallen en reanimaties op de betreffende afdeling van het kinderziekenhuis in de periode vóórdat mevrouw De B. daar werkte. En verder hebben we uitvoerig gekeken naar de statistieken en nogal wat kanttekeningen geplaatst bij het werk van statistici.’ Grimbergen over zijn CEAS-werk inhoudelijk: ‘Bij voorbaat weet je wat voor een enorme impact zo’n onderzoek voor de betrokkenen heeft. Héél zwaar voor de dame die levenslang heeft maar ook heavy
‘De zaak volg ik nu als geïnteresseerde krantenlezer’
OPPORTUUN
CEAS-AG’s
Nummer 6 – 2008
voor een groot deel van andere betrokken personen… OM- en politiemensen, deskundigen. Ja, ik ben het met Ybo Buruma eens dat je bijvoorbeeld de opsporingsmensen een zware psychologische last oplegt als je hun afgesloten onderzoek opnieuw onder een vergrootglas legt. Ik heb het me zéér goed gerealiseerd: Hoe zou je ’t vinden als een van jóuw zaken, etc. etc.? Aan de ene kant kun je dat zien als een soort motie van wantrouwen, maar anderzijds is het in de kérn toch een uitstekende zaak wanneer je bij twijfels over een veroordeling nog eens superkritisch naar een zaak laat kijken? Zeer complex, deze hele materie. Het kan zijn dat
je forse kritiek levert op collega’s, maar dat kan juist ook helemaal níet het geval zijn.’ En opnieuw nuchtertjes, tegen het flegmatieke aan: ‘U hoeft zich niet het hoofd te breken over de vraag of ik in mijn “CEASperiode” slapeloze nachten heb gehad. Ik héb bij tijd en wijle wel veel slechter geslapen. Ik heb echt geen ethische dilemma’s gevoeld of zo. Ons trio, met zijn secretaris, moest zes essentiële vragen beantwoorden. De consequenties daarvan zouden kunnen zijn dat je kritische, heel krasse dingen zegt over het werk van collega’s. Maar die eerlijke bevindingen kunnen toch voor hetzelfde geld razendpositief voor hen uitvallen?’
Ietje Vermeulen ‘Bij mezelf dacht ik: aan jóu konden ze weleens een goeie hebben…’ Ietje Vermeulen (49), advocaatgeneraal bij het ressortsparket Leeuwarden, was voorzitter van de “CEAS-onderzoekscommissie Enschedese ontuchtzaak” (zaakKnobbe). Naast haar waren in dat team Theo de Roos, hoogleraar strafen strafprocesrecht Tilburg, en Eppo van Hoorn, oud-korpschef van de regiopolitie Brabant-Noord, actief. Resultaat evaluatie: over het medio december 2007 aan het college van PG’s aangeboden rapport zal de procureur-generaal bij de Hoge Raad beslissen of er al dan niet nader opsporingsonderzoek moet worden gedaan.
‘Deze betrekkelijke nouveauté, het CEASonderzoek, heeft in mijn ogen alles te maken met het zogenoemde “magistratelijk denken”. In mijn lange loopbaan heb ik ook weleens gecompliceerde zaken voorgedragen aan de rechter. Ter toetsing, om zijn oordeel te horen. Dat hoort bij het OM-werk, zeer kritisch zijn. Jezelf steeds vragen Heb ik ’t wel goed gedaan? Uit ervaring ken je als aanklager de hectiek en
Foto: Het Hoge Noorden
druk in je werk, het soms in een split second moeten beslissen. En dan kán het gebeuren dat je je jaren later, achterover in een zetel hangend, afvraagt of je oordeel destijds nou wel zo verstandig was… Ik wilde dan ook graag als voorzitter van een onderzoekscommissie fungeren, waarbij ik overigens ook van mijn baas alle ruimte kreeg voor deze exercitie. Wetend dat kritisch zijn in mijn persoonlijkheid zit verankerd, dacht ik bij mezelf: Ze konden aan jou misschien weleens een goeie hebben…’ Confrontatie met mr. Ietje Vermeulen in een restaurant in het Friese land. Haar eerste gedreven, in alle oprechtheid uitgesproken
zinnen zouden de indruk van een immense zelfverzekerdheid en een zeer fier ego kunnen wekken, maar feitelijk contrasteren ze met de algehele appearance van de AG. Zij straalt warmte en een subtiele bescheidenheid uit en is goedlachs. De OM-functionaris viert vakantie, maar wil tussen een wandeling met haar hond en een bezoek aan een tennisduel van haar dochter graag haar “project”, de Enschedese ontuchtzaak, toelichten. Die zaak mondde in 2002 bij het Hof in Arnhem uit in een veroordeling van een vader (acht jaar en tbs), een moeder (vijf jaar) en een zwager (zeven jaar) wegens seksueel misbruik van twee zusjes en een groot aantal buurtkinderen.
13
14
Vermeulen: ‘We komen in ons mammoetonderzoek onder meer tot de conclusie dat bepaalde zaken in het verleden niet goed zijn verwoord, onvoldoende bij de rechters die moesten oordelen bekend zijn gemaakt en/ of niet goed zijn uitgediept, maar ook dat in het dossier daadwerkelijk alle slachtoffers van deze affaire zijn opgesomd. Dat laatste in tegenstelling tot wat professor Crombach beweert in zijn verzoek om een evaluatie van de case. In onze rapportage hebben wij, zeg maar, een aantal onzekerheden tactisch verwoord, permanent met het besef dicht tegen de rol van de rechter aan te zitten.’ ‘Apart en boeiend om samen met twee mensen uit andere disciplines gedurende anderhalf jaar open, pittige, soms zeer lastige en indringende gesprekken te voeren met betrokkenen. Het ligt voor de hand dat dit voor sommige betrokkenen geen gemakkelijke gesprekken zijn geweest. Zwaar ook, negen jaar na de pleegdata van de delicten. De moeder en haar broer hebben hun straf er inmiddels opzitten, terwijl de vader nu wacht op een tbs-behandeling. Ja, met recht zeer confronterende ontmoetingen, maar echt weerstand of vijandigheid bij de ander
‘Eigenlijk zijn we zelfs niet opgelopen tegen negativisme’ hebben we gedurende ons onderzoek als commissie niet ervaren. Eigenlijk zijn we zelfs niet opgelopen tegen negativisme. Ook niet in bijvoorbeeld de langdurige interviews met betrokken zeden-rechercheurs.’ Haar onderzoekscommissie heeft “volledige vrijheid van handelen” gehad en is slechts met twee praktische problemen geconfronteerd. Nummer een: de factor tijd. ‘Halverwege het uitpluizen van de omvangrijke dossiers hebben we om ondersteuning van een cold case-team uit het westen des lands gevraagd. Dat heeft voor ons het complete dossier gedigitaliseerd.’ En nummer twee: de opslagplaatsen van de decimeters dikke dossiermappen. De AG glimlacht schalks als zij dat “harde gegeven” toelicht. ‘Uitermate lastig was het om het dossier van deze zedendelicten echt compleet te krijgen. Gaandeweg ons onderzoek bleken er bijvoorbeeld opeens ergens nog videobanden van de verhoren destijds te liggen. Ik mag dan ook wel con-
cluderen dat de archivering van dossiers bij politie en Openbaar Ministerie bepaald de schoonheidsprijs niet verdient. Met onwil van mensen die wij nodig hadden, had ’t allemaal niets te maken, maar het was bijna aandoenlijk te zien wat een rommelig geheel die archivering is…’ Voordat de advocaat-generaal haar opmer kelijk dikke agenda oppakt om te vertrekken, zegt ze, licht filosofisch, nog over haar werk: ‘Je moet niet bij het OM gaan werken als je niet tegen druk bent bestand. Je zit soms met zeer onorthodoxe werktijden en moet vaak in no time grote beslissingen nemen. Een kunst op zich, maar het blijft mensenwerk. En daar is kritiek op mogelijk… Het is ménselijk dat je het lastig vindt wanneer een zaak van jou onder de loep wordt genomen door een CEAS-commissie. Zou wellicht knikkende knieën kunnen veroorzaken, maar ík zou er, héél eerlijk gezegd, geen moeite mee hebben.’
Ineke van Beuningen ‘Bij níemand hebben we een gebrek aan integriteit geconstateerd’ Ineke van Beuningen (54), advocaat-generaal bij het ressortsparket Amsterdam, zat de ‘CEASonderzoekscommissie zaak-Ina Post’ voor. Tineke Cleiren, hoogleraar straf- en strafprocesrecht in Leiden, en Henk Jansen, ex-hoofdcommissaris van de politie Rotterdam, opereerden aan haar zijde. Resultaat evaluatie: het College van PG’s zendt medio maart 2008 het rapport aan de Hoge Raad teneinde dat in de lopende herzieningsprocedure te kunnen betrekken.
Foto: Kick Smeets
OPPORTUUN
CEAS-AG’s
Nummer 6 – 2008
Alles aan de in modieuze crèmetinten gehulde dame aan de vergadertafel van haar kantoor in het Amsterdamse paleis van justitie ademt geestdrift en spontaniteit. Met vuur en verve praat Ineke van Beuningen over het speurwerk dat haar commissie verrichtte in de zaak van bejaardenverzorgster Ina Post, de vrouw die in 1987 door het Haagse gerechtshof tot zes jaar cel werd veroordeeld wegens doodslag op een 89-jarige cliënte van haar uit Leidschendam. Vóór de AG op tafel, recht tot op de millimeter, ligt de lijvige rapportage van de onderzoekscommissie. ‘Of ik met gepaste trots kijk naar ons werkstuk?’ herhaalt zij een vraag aan haar. ‘Eerlijk gezegd ben ik daar nog niet aan toegekomen. Want dag en nacht zijn de drie commissieleden, geholpen door officier van justitie Emmy van der Bijl, secretaris Marleen Bosman en een speciaal samengesteld politieteam, intensief bezig geweest met het CEAS-werk. En de laatste fase woog voor ons allemaal zeer zwaar. Omdat je moet afronden, moet je ineens alle feiten vast zien te houden. Álles moet maar in dat hoofd en, geloof me, dat hoofd was op een gegeven moment zó zwaar…’ Lachend en met theatrale gebaren schetst zij boven haar in de lucht een mensenhoofd van buitenaardse afmetingen. Een druk gesticuleren en een fijnzinnige mimiek accentueren ook enkele uitspraken die de AG erop laat volgen. ‘Ik zie zo’n opdracht om naar het eigen werk van OM en politie te kijken als heel interessant. Ik voel me dan ook bevoorrecht. Toch mooi dat een werkgever zoveel vertrouwen in je stelt? Ik riep dan ook héél hard ja toen ik werd gevraagd. Uitstekend voor je eigen ontwikkeling. Ik durf dat nu wel te zeggen, nu we klaar zijn. Maar ik heb ook geruime tijd met twijfels rondgelopen, hoor. Gaan we dat redden? Gaan we dat redden?’ ‘In de loop van ons megaonderzoek heb ik enkele malen contact gehad met de voorzitters van de twee andere CEASonderzoekscommissies. Was heel goed, dat overleggen, adviseren en logistieke en strategische punten bespreken. Uit de grond van mijn hart zeg ik ook dat we pioniers zijn geweest. Natuurlijk in het spoor van Frits Posthumus, de echte pionier met zijn evaluatie van de Schiedammer parkmoord en medeconstructeur van “Posthumus II”, onder welke vlag wij nu opereren. Deze drie andere commissies hebben gedegen verder gepionierd en ik vind het dan ook uitermate bijzonder dat ik nu gebruikmaak van deze kamer waarin voorheen Frits, de enige die ons daadwerkelijk voort kon helpen, zetelde.
Fantastisch toch?’ Van Beuningen over de essentie van haar bevindingen: ‘Er zitten omissies in het onderzoek in de zaak van mevrouw Post en het zou kunnen dat één daarvan tot een herziening kan leiden. In ons speuren hebben we namelijk niet expliciet kunnen vaststellen wanneer het slachtoffer precies is overleden. Er werd uitgegaan van een tijdstip tussen halfzeven en zeven uur, maar hoogstwaarschijnlijk is de dood enkele uren daarvoor ingetreden. Eén van de bekennende verklaringen van mevrouw Post kan dus niet kloppen.’ ‘We hebben allicht moeilijkheden moeten overwinnen. Meer dan vijftig mensen hebben we geïnterviewd en in zo’n ruim twintig jaar oude zaak vervormen herinneringen of verdwíjnen die zelfs geheel of gedeeltelijk. En er was een dossier voorhanden van slechts twintig centimeter dikte. Veel stukken van politiezijde waren er eenvoudigweg niet… Maar we hebben veel medewerking gehad.
‘Dat sommigen narrig deden kan ik me moeiteloos voorstellen’ Soms wat stroefjes, maar uiteindelijk was men loyaal coöperatief. En dat sommigen weleens wat narrig deden, zich in de verdediging gedrukt voelden, ja, dat kan ik me moeiteloos voorstellen. Je gaat er vanuit dat je prima werk hebt verricht en integer bent geweest, maar dan blijk je foutjes of fouten te hebben gemaakt… Vervelend. Maar bij werkelijk níemand hebben we een gebrek aan integriteit geconstateerd.’ De Amsterdamse advocaat-generaal is van mening dat het OM als organisatie met zoveel macht en met zo’n belangrijke maatschappelijk taak transparant moet blijven en in bepaalde uitzonderlijke gevallen een vorm van evaluatieonderzoeken moet blijven hanteren. ‘Een fenomeen dat uitstekend als een soort veiligheidsklep kan fungeren. Vergelijk het met de medische stand. Iedereen, waar dan ook, kan gewoon fouten maken. Een commissie als de onze moet echter schaars blijven. Ze moet niet te pas en te onpas worden gecreëerd. Want het is scheef en onterecht dat de laatste tijd (vermeende) fouten van het OM zo breed en zwaar aangezet worden geëtaleerd. En ik geloof ook niet in de bewering dat er, bijvoorbeeld, tientallen opsporingsmensen in gewetensnood rondlopen over de “foute” afloop van een vroegere strafzaak. Niet overdrijven, wil ik maar zeggen.’ Tekst: Gerard Trentelman
15
16
Secundaire traumatisering Duiken in de psyche van de officier
Illustratie: Sjaak Klunder
Als je een officier van justitie hoort vragen of hij eigenlijk wel problemen kan oplossen terwijl hij op een hoog limbisch niveau zit, dan weet je dat er iets bijzonders aan de hand is. Toch gaat het over dat soort dingen in de projectgroep Secundaire traumatisering, onderdeel van het Versterkingsprogramma opsporing en vervolging. Het OM geeft zichzelf een lesje psychologie. Een officier van justitie moet tegen een stootje kunnen. Niet tegen de vlakte slaan van een stevig dossier en zonder mopperen flink wat overuren maken. Dat is wel zo’n beetje de heersende mentaliteit binnen het OM. Maar die instelling van “doorgaantot-het-gaatje” heeft een keerzijde. De projectgroep secundaire traumatisering kijkt daarom vooral naar de “zachte kant” van
het OM. Die zachte kant heeft verschillende gezichten: het risico op trauma’s bij OM’ers als gevolg van de zaken waar ze in hun werk tegenaan lopen, maar ook zaken die iedere dag op kantoor spelen. Bijvoorbeeld het luisterend oor voor de officier die ‘s avonds na een megazitting terug op zijn kamer komt, waar de wanden hem aanstaren. Of de vaardigheid van leidinggevenden in het
omgaan met emoties. Eerst maar eens die trauma’s. Ingrijpende ervaringen komen soms jaren later onaangekondigd naar boven. Dan hebben ze jaren in de koelkast gezeten en hup, daar zijn ze weer. Elly Heus, kwaliteitsofficier in Almelo en lid van de projectgroep secundaire traumatisering, maakte dat een keer mee. Ooit verloor ze een broer bij een verkeersongeval. Jaren later voerde ze een slachtoffergesprek met de ouders en het zusje van een jongen die ook was omgekomen in het verkeer. ‘Dat meisje was heel erg geëmotioneerd, en ineens voelde ik me buiten mezelf treden. Ik dacht: mijn gevoel moet me nu niet overspoelen, ik moet nu niet met de ander gaan meehuilen, daar heeft niemand iets aan. Dat was een soort wapening, denk ik. Heel merkwaardig was dat, ik zat ineens naast het gesprek.’ Ze vertelt haar verhaal aan het eind van de middag in het Paleis van Justitie in Arnhem. Eerder die middag hebben zo’n 35 officieren en AG’s van de oostelijke parketten daar bij elkaar gezeten om het eens goed met elkaar over die zachte kant van het OM te hebben. Een ressortsbijeenkomst; afgeschaft rond de eeuwwisseling, maar nu nieuw leven ingeblazen om de verhoudingen binnen het ressort weer wat aan te halen. Leider van die bijeenkomst is psycholoog George Smits van bureau Smits en Beerends, als adviseur verbonden aan de projectgroep secundaire traumatisering. Smits, een kleine man met een expressief gezicht en een melodieuze stem, vertelt een gehoor van zo’n dertig OM’ers hoe het zit met emotie. ‘Emoties hebben we om te overleven, in welbevinden. Er gebeurt iets, we krijgen een emotie en die emotie is een signaal: hee, er gebeurt iets en ik moet nu iets doen. Als het goed is, brengt die emotie dus een bepaald gedrag teweeg, en met dat gedrag bereiken we een doel: welbevinden. Voorbeeld: er breekt brand uit, je wordt bang en je loopt weg.’ Emoties – Smits onderscheidt er vier: boosheid, verdriet, blijdschap en angst. De kunst is dat je ze herkent en er iets mee doet. ‘Als ik boos was, zei mijn moeder altijd: je moet tot tien tellen. Maar dan druk je die boosheid dus weg, en de vraag is of dat verstandig is. Je kunt ook nadenken: waarom ben ik eigenlijk boos, en hoe moet ik daarop reageren.’ De verzamelde officieren en AG’s noteren driftig mee tijdens de uiteenzetting van de psycholoog. Dit is nieuw terrein, er valt iets
OPPORTUUN
Secundaire traumatisering
Nummer 6 – 2008
te leren. Ook als Smits ze vertelt over het limbische systeem: het deel van het brein dat de emoties regelt. ‘Het limbische systeem kun je zien als menselijke software: het slaat herinneringen op, en daar zit ook de traumaverwerking. Als je bijvoorbeeld de Bijlmerramp hebt meegemaakt en je ruikt ooit daarna nog kerosine, dan zul je bang worden. En dat gaat nooit meer over. Dan helpt de ratio, het verstand: als je herkent wat er gebeurt, kun je erop inspelen.’ De hersenen van een OM’er bemoeien zich niet alleen met ingrijpende strafzaken. Ook de dagelijkse praktijk van het parket brengt genoeg emoties met zich mee waarvoor het limbisch systeem verantwoordelijk is. Smits: ‘Menselijk gedrag is maar tot op zekere hoogte probleemoplossend. Mijn computer is stuk, ik schop tegen mijn bureau en ik scheld de secretaresse uit: een typisch voorbeeld van limbisch gedrag.’ Waarmee de psycholoog maar zeggen wil: af en toe is het handig om te kijken waarom mensen heftig reageren. En dat, zegt Smits, is nu juist wat hij vaak mist binnen het OM. ‘Als we het lastig hebben, gaan we doen waar we goed in zijn: overtuigen. Maar zo werkt het niet altijd. Als iemand het moeilijk heeft, kun je ook gewoon zeggen: Goh, vertel eens… Een geuite emotie is een zakkende emotie.’ Dat, zo blijkt, is uit het leven gegrepen. Ernestine Köhne, officier van justitie in Arnhem, vertelt hoe ze te maken kreeg met oplopende werkstress: een gevoel van onbehagen over te veel zaken op het bord. ‘De eerste keer dat ik daar over sprak met mijn leidingggevende was te gehaast, te snel. We hadden het alleen maar over oplossingen en achteraf voelde ik me een zeikerd. Je wilt ook geen pieper zijn. De tweede keer, op een vrijdagmiddag, gebeurde het heel spontaan. We liepe n elkaar tegen het lijf en namen er echt de tijd voor. Daarna hadden we geen oplossing, maar ik had het gevoel dat er naar me geluisterd was en ik voelde me een heel stuk beter.’ Wat het er niet gemakkelijker op maakt, is dat veel organisaties sociaal gewenst gedrag vertonen. Wineke Wichern, raio in Almelo: ‘In een situatie waarin je continu beoordeeld wordt, leer je dat feilloos. Naar mijn leidinggevende stappen en zeggen: “Met dit rooster en onder deze omstandigheden red ik het niet”, dat doe ik dus niet. Dan kan ik beter thuis limbisch worden.’
Schuldgevoel, nog zo’n ding. Officieren en AG’s, zo blijkt, lopen rond met het idee dat de zitting van hun is, en dat ze collega’s in de steek laten als ze een keer “ho” zouden zeggen. ‘Het gevoel van: ja, maar mijn zitting. Terwijl het een organisatieprobleem is, denk je altijd dat je faalt, dat je een collega pakt.’ Dat gevoel raakt aan een wezenlijk kenmerk van het OM, denkt psycholoog Smits. ‘Jullie zijn allemaal solistische individuen, maar je bent ook een team. Als ik naar het OM kijk, zie ik een organisatie die professoneel is ingericht, die heel prestatiegericht is en onder grote druk staat om het nog beter te doen. Maar ook een organisatie die af en toe te voorzichtig is om tegen zijn medewerkers te zeggen: “Hee, gaat het een beetje?”’ Zo stapte Smits de afgelopen maanden af van het idee dat het in de OM-projectgroep secundaire traumatisering enkel om trauma’s zou moeten gaan. ‘Eigenlijk moeten we van die term af, volgens mij. Secundaire traumatisering, dat wil zeggen: je loopt een trauma op door een zaak waar je zelf niet direct bij betrokken bent geweest. Bijvoorbeeld: er
‘We hebben het idee dat de zitting van ons is, en dat we collega’s in de steek laten als we een keer “ho” zouden zeggen’ wordt een kind vermoord en jij, als officier en als vader, kunt daar getraumatiseerd van raken. Maar mijn indruk is dat het binnen het OM maar weinig voorkomt, en voor je het weet krijg je zoiets als met ADHD: als je een verschijnsel gaat labelen, heeft dat het gevaar in zich dat iedereen het krijgt. Uiteindelijk gaat het er vooral om dat je als medewerker naar een leidinggevende kunt stappen om open de zaken te bespreken waar je mee zit. We zijn begonnen bij het extreem, maar we komen terecht bij de basis.’ Tekst: Lars Kuipers De projectgroep secundaire traumatisering komt naar verwachting eind 2008 met een eindproduct waar de OM-organisatie haar voordeel mee kan doen.
17
18
‘En daarom heeft het Hare Majesteit behaagd...’ Roelie van Rossem-Broos en Sietze Tempel Ridder in de Orde van Oranje-Nassau
Zij ambieerde aanvankelijk het huisartsschap, hij zag notaris als droombaan. Zij is wars van uiterlijk vertoon, hij heeft een reputatie als pechvogel. Maar eind april waren de versierselen voor Roelie van Rossem-Broos en lachte het geluk Sietze Tempel toe. Koninklijke onderscheidingen voor de hoofdofficier en de hoofdadvocaat generaal die inmiddels afscheid hebben genomen van het OM. Foto: parket Assen
Vrijdag 25 april 2008. Aangekomen bij parket Assen denkt Roelie van Rossem-Broos dat ze is uitgenodigd voor een informeel samenzijn met de voormalige hoofdofficieren van het arrondissement. Daar is ook Sietze Tempel, naar Assen gelokt voor een bijeenkomst van de Noordelijke Tolken Commissie. Ze treffen er familie, vrienden en collega’s. Maar ook procureur-generaal Harm Brouwer die even later in zijn toespraken hun verdiensten roemt. En koninklijke onderscheidingen opspelt. Immers, zo horen beiden: ‘Het heeft Hare Majesteit de Koningin behaagd je te benoemen tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.’ Roelie van Rossem, voormalig hoofdofficier Assen, belandde bij toeval in het officiersvak. Huisarts wilde ze worden. Iets concreets betekenen voor mensen. Afwisselend werk. Midden in de samenleving. Maar het OM mag zich gelukkig prijzen dat zij rechten studeer-
de, de opmaat naar een mooie OM-carrière die leidde van officier in Zutphen, plaatsvervangend hoofdofficier in Almelo tot hoofdofficier in Assen. Het OM heeft enorm van haar talenten geprofiteerd, sprak Brouwer. ‘Zo had de OM-commissie Zeden en Huiselijk geweld in jou jarenlang een buitengewoon betrokken voorzitter. Onder jouw inspirerende leiding is het de commissie gelukt om beide onderwerpen hoger op de agenda te krijgen bij OM en politie.’ ‘In je loopbaan heb je precies die dingen gezocht en gevonden die jou zo aanspraken in de gezondheidszorg. Liever voorkomen dan genezen. Je was daarmee een magistraat in de beste betekenis van het woord. Het opbergen van mensen zag je niet als jouw voornaamste taak.’ En terwijl de koninklijke onderscheiding binnen handbereik ligt, zegt Brouwer: ‘Beste Roelie, ik weet dat je wars bent van
uiterlijk vertoon. Maar wat goed is, mag geprezen worden.’ Sietze Tempel, altijd de rust zelve, ging rechten studeren om notaris te worden. Omdat het notariaat bij nader inzien wel erg rustgevend bleek, stortte Tempel zich op het strafrecht. Twijfelend tussen het vak van rechter of dat van officier, koos hij uiteindelijk voor het OM. Het begin van een carrière die voerde langs het officierschap in Groningen, eersteklasser in Middelburg, plaatsvervangend hoofdofficier Assen en uiteindelijk hoofdadvocaat-generaal van ressortsparket Leeuwarden. Tempel deed ook buiten het OM vruchtbaar werk, speechte PG Brouwer. ‘Je was zes jaar lang voorzitter van de sectie OM van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak. Je hebt daarbij de belangen van het OM op voortreffelijke wijze behartigd, zonder polariserend te zijn. Jouw nuchtere en tegelijk menselijke benadering maakte dat je
OPPORTUUN
Nummer 6 – 2008
Omgeslagen
OMgeslagen ‘Opportuun is één grote gemiste kans.’ Volgens Mr.-hoofdredacteur Michiel van Kleef leidt het OM-clublad “aan een ernstige vorm van introspectie”. MR. Magazine voor juristen. Nr. 4 – 2008. ‘Ik meen het serieus: ik win geen zaken. Wij zijn er voor om de waarheid boven tafel te krijgen.’ Hoofdofficier van het Functioneel Parket, René Cramer. NRC Next, 2 mei ‘Ik weet dat ik het zelf nog geen week in de gevangenis uit zou houden.’ Opnieuw hoofdofficier René Cramer. NRC Next ‘Nederland heeft 65 procent van de mondiale markt voor dierenporno in handen.’ Bio-boer en kamerlid Harm-Evert Waalkens (PvdA) tijdens de eerste behandeling van het zogeheten initiatief-Waalkens tegen dierenporno in de Tweede Kamer. NRC, 13 maart ‘Hulpverleners gaan soms helemaal mee in een verzonnen verhaal en geven het laatste zetje om aangifte te doen.’ Commissaris Walter van Kleef, voorzitter van de landelijke Expertgroep Zeden, wil valse aangifte van zedendelicten juridisch aanpakken. Van Kleef schat dat van de ongeveer tienduizend zedenaangiften per jaar er duizend tot vijftienhonderd verzonnen zijn. de Volkskrant 14 april veel gevraagd werd als verbindingsman voor allerhande organisaties, je was bijvoorbeeld jarenlang vice-voorzitter van Indigo, een instelling voor ambulante verslavingszorg.’ ‘Beste Sietze, behalve als vakkundig, betrouwbaar en collegiaal heb je onder jouw collega’s ook een zekere reputatie als opgebouwd als pechvogel. Legendarisch is een door jouw verrichte aanhouding in Leeuwarden, Je nam de verdachte in de Dubbele Nelson omdat hij een vrouw aanviel. Later bleek die vrouw een prostituee die de man van zijn portemonnee had beroofd. Ik zal het over dergelijk leed nu niet hebben, vandaag lacht het geluk jou toe. Sietze, het heeft Hare Majesteit de Koningin behaagd je te benoemen tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Het is mij een eer en genoegen om jou namens haar de bijbehorende versierselen op te spelden.’ Tekst: Pieter Vermaas
‘Met haar fantastische systeem van subsidies voor de zwakste delen van de economie in nieuwe lidstaten neemt de EU de voedingsbodem weg van de georganiseerde misdaad en schaduweconomie.’ Misha Glenny, Brits onderzoeksjournalist en auteur van “McMafia: Crime without Frontiers”. NRC Handelsblad, 19 april. ‘De War on Drugs is al tientallen jaren een grote mislukking. Op ieder ander beleidsterrein zou allang de conclusie zijn getrokken dat het anders moet.’ Opnieuw Misha Glenny. NRC ‘Een deel van het probleem is dat we belastingparadijzen hebben, waar mensen de belasting kunnen ontduiken. Waarom accepteren we dat eigenlijk?’ Wederom Glenny. NRC
19
20
‘Werken in de illegaliteit noopt tot eerlijkheid’ Henk van de Bunt onderzoekt en ontrafelt de georganiseerde criminaliteit De klus is niet geklaard als de rechter vonnist. Waardevolle misdaadinformatie moet ook het lokaal bestuur bereiken en in het geheugen worden opgeslagen, vindt Henk van de Bunt. Interview met een criminoloog die misdaad en mythes onderzoekt en ontrafelt. ‘Wil je werken in de illegaliteit, dan noopt dat paradoxaal genoeg tot eerlijkheid.’
‘Er zijn maar weinig criminologen binnen het OM.’ Foto: Joop Reijngoud
Henk van de Bunt weet het nog goed. In 1994 werd hij gevraagd een lezing te houden op de Politieacademie. ‘Ik was nog een groentje op het gebied van de georganiseerde misdaad, maar ik had de indruk dat ik de politiemensen en de officieren van justitie toch veel kon leren, terwijl zij al jaren in het vak zaten. Eigenlijk vond ik dat heel vreemd en toen dacht ik: wil je kennis bevorderen van mensen dan moet je vooral niet te veel werken met deskundigen van buiten maar dan moet je het leervermogen verbeteren van de mensen die in de praktijk werken. Daaraan willen wij een bijdrage leveren met de monitor. Elk groot dossier is een goudmijntje; er zit veel informatie in over hoe georganiseerde misdaad werkt, maar je moet wel bereid zijn over de grenzen van de individuele casus heen te kijken, om er lering uit te kunnen trekken voor de toekomst.’ Henk van de Bunt, professor in de criminologie aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam, maakt als onderzoeker deel uit van de monitor Georganiseerde Criminaliteit (zie kader). Inmiddels is alweer de derde
OPPORTUUN
Criminoloog
Nummer 6 – 2008
rapportage over de georganiseerde misdaad in Nederland uitgebracht, een onmisbaar document voor wie hierover meer wil weten. Van de Bunt: ‘Wij zijn in de eerste rapportage vooral bezig geweest met het ontrafelen van vooroordelen, het doorprikken van mythes. Etniciteit bijvoorbeeld. Men sprak over de Marokkanen en de Colombianen als aparte eenheden in de georganiseerde criminaliteit. Terwijl wij in de dossiers zagen dat deze criminele organisaties juist etnisch gemixt waren. Een van onze bevindingen was dat criminelen met elkaar zaken doen op basis van vertrouwen, niet op basis van etniciteit. Het is eigenlijk heel paradoxaal: wil je werken in de illegaliteit dan noopt dat tot eerlijkheid, maar eerlijkheid is daar een schaars goed. Je kunt elkaar in legale zaken wat makkelijker belazeren, wanneer je teleurgesteld wordt kan je nog via andere wegen, bijvoorbeeld via de rechter, je gelijk halen. In de misdaad kan dat natuurlijk niet. Als je met elkaar zaken doet, moet je dus wel het vertrouwen hebben dat het goed zit. Wil je die zekerheid hebben, dan moet je elkaar ook kennen, dus doe je zaken met familie of gemeenschappelijke vrienden. Je ziet vaak dat mensen die in de gevangenis hebben gezeten, na het uitzitten van hun straf multi-etnisch verder gaan. Een Nederlander heeft de zus van een Colombiaanse drugdealer in de gevangenis leren kennen en zo is er een uitstekend contact ontstaan met de Colombianen. Men werkt in de georganiseerde criminaliteit dus meestal niet samen op basis van gedeelde etniciteit, maar op basis van de sociale relaties. Maar we zagen ook weer in de dossiers bij de derde rapportage dat mensen die elkaar niet zo goed kennen, bij grote operaties toch verrassend gemakkelijk met elkaar criminele transacties aangingen. Bijvoorbeeld bij ondergronds bankieren en de XTC-handel, zagen we dat er buiten de kring van bekenden zaken werden gedaan, want iemand kan wel betrouwbaar zijn, maar hij moet ook in staat zijn in één week tienduizenden pillen te draaien. Het gaat dus niet alleen om betrouwbaarheid maar ook om vertrouwen in iemands competentie. Dat is interessant voor de politie als je het hebt over infiltratie. Er wordt vaak gezegd “wij komen er niet tussen want nieuwkomers worden volledig doorgelicht”, maar dat hoeft dus niet altijd zo te zijn. Juist dát zien wij als belangrijke bijdrage van de rapportage: dat het tegen gangbare ideeën ingaat.’
Handel Volgens Van de Bunt is de aard van de georganiseerde criminaliteit in Nederland de laatste jaren niet ingrijpend veranderd. Belangrijkste kenmerk blijft nog altijd de handel in verboden goederen. Er zijn variaties in de soort van goederen, maar de handel blijft. Nieuw is de toename van geweld en afpersing. ‘In de eerste twee rapportages troffen we bij bestudering van de dossiers niet veel liquidaties aan, maar vanaf 2003 tot het eind van 2006 zien we wel dat er veel geweld naar voren komt. Verder vind ik die hele afpersingsgeschiedenis ook nieuw. De bekende foto van Endstra en Holleeder op het bankje heeft iedereen op het verkeerde been gezet. Op het moment dat de foto werd gepubliceerd waren ze al geen vrienden meer. De relaties tussen dergelijke personen werd altijd geduid, ook door mij, als voorbeelden van symbiose tussen de onderwereld en de legale sectoren van de samenleving. Dat dergelijke symbiose zou kunnen veranderen in een parasitaire verhouding, in afpersing, was –in elk geval voor mij – verrassend. Het is bekend dat afpersing van winkeliers, makelaars, rijke burgers, een
aanloop. Er is toch vaak een hele bureaucratische besluitvorming ontstaan over de vraag welke zaken moeten worden aangepakt. Voor je begint moet je eigenlijk al weten wat het onderzoek oplevert, terwijl het kenmerk van opsporingsonderzoeken nu juist is dat je niet precies weet wat er inzit. Soms zie je dat pas na twee of drie jaar. Tegelijkertijd zie je ook dat er zaken zijn afgerond en vervolgens gaat dat circus van besluitvorming over de volgende zaak gescheiden van de afgedane zaak voort. Wij zeggen, en politiemensen zeggen dit ook wel: “het is van groot belang de restinformatie die je opdoet gaande de lopende onderzoeken, ook in te zetten voor vervolgonderzoeken.” Probeer toch die rijkdom en die verse kennis die je opdoet uit een lopend onderzoek meteen in te zetten voor andere onderzoeken. Het is heel verstandig je niet zomaar in een zaak te storten. Maar je moet ook niet overdrijven met het willen hebben van zekerheden om verantwoord prioriteiten te gaan stellen.’ Hoewel er in het rapport voorzichtig gesproken wordt over “mogelijke beleidsimplica-
‘Elk groot dossier is een goudmijntje, kijk daarbij over de grenzen van de individuele casus heen’ belangrijke inkomstenbron is van de maffia’s in Italië. Onze georganiseerde criminaliteit, gericht op illegale handel, leek daar ver van af te staan. Het is belangrijk om de ontwikkelingen goed te blijven volgen, om na te gaan of de afpersingsgeschiedenis op zichzelf stond, of een nieuwe fase inluidt in de werkwijze van de georganiseerde criminaliteit in Nederland.’
Besluitvormingscircus De bevindingen uit de rapportages worden vertaald in een aantal aanbevelingen voor de preventie en de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit in Nederland. Een van de aanbevelingen uit de derde rapportage is het verruimen van de mogelijkheid een kort onderzoek te doen zonder al te veel voorafgaande besluitvorming. Een besluitvormingsproces veronderstelt ten onrechte dat je een zaak kunt bevriezen, vindt Van de Bunt. ‘Een onderzoek heeft vaak een lange
ties”, heeft Henk van de Bunt het gevoel dat deze door het OM en de politie wel degelijk ter harte worden genomen. ‘We hebben absoluut geen reden tot klagen, integendeel. Bij de strategie van de korte klap (de mogelijkheid sneller in te grijpen in een opsporingsonderzoek en criminele samenwerkingsverbanden in problemen te brengen door een aantal vitale schakels aan te pakken en/of goederen in beslag te nemen) bijvoorbeeld, voelden wij eerder een soort verlegenheid dat dit zo omarmd werd. Deze rapportage werd ook wel het korte klappen rapport genoemd, maar er stond nog wel meer in dan deze aanbeveling, die eigenlijk heel voorzichtig was geformuleerd. Kennelijk kwamen wij op het goede moment met de juiste tekst. Maar een frisse blik vinden wij belangrijker. Onze rapportages zijn geslaagd als de lezers zelf ook met andere ogen, met een analytische blik, naar hun eigen zaken gaan kijken.’
21
22
‘Zet de rijkdom en verse kennis uit een lopend onderzoek direct in voor andere onderzoeken’ Programmatische aanpak De programmatische aanpak is een meer probleemgerichte aanpak van complexe criminele activiteiten, waar intensief met andere mogelijke opsporingsinstanties wordt samengewerkt. De betrokkenheid van het OM houdt bij deze aanpak niet op bij de strafzaak. Het OM en de politie stellen aan de hand van gegevens die uit het onderzoek naar voren komen een bestuurlijk advies op ten dienste van gemeentes en andere overheidsorganen. Henk van de Bunt is een groot voorstander van deze aanpak. ‘In het verleden is ook wel geprobeerd op het gebied van preventie lessen te trekken uit dossiers, dat kan niet vaak genoeg gebeuren. Sneep (een groot mensenhandelonderzoek met internationale vertakkingen) had van meet af aan de bedoeling via de strafrechtelijke waarheidsvinding een bijdrage te leveren aan de bewustwording van de problematiek bij het overheidsbestuur. Dat is heel goed gelukt. Uiteindelijk gaat het daar ook om. Het is een grote fout om te denken dat de klus geklaard is als de zaak is afgerond. Het gaat er uiteindelijk om dat er een eind komt aan bepaalde misstanden en dat alle betrokkenen leren om deze misstanden voortijdiger te signaleren en in te grijpen. Natuurlijk is het
ook van belang dat de zaak zijn beslag krijgt in een juridische procedure en correct wordt behandeld. Maar een ander doel is toch ook om door middel van strafrechtelijke waarheidsvinding misstanden openbaar te maken en bijvoorbeeld het overheidsbestuur actiemogelijkheden aan te reiken. Als je dat doet heb je je werk goed gedaan. Maar achterover leunen als je zaak tot een vonnis leidt en verder overgaan tot de orde van de dag: dat is iets wat mij niet zo aanspreekt.’ Volgens Van de Bunt zou het OM meer gebruik moeten maken van de wetenschap. ‘Er zijn maar weinig criminologen werkzaam binnen het OM. Als je bijvoorbeeld naar verzekeringsmaatschappijen kijkt, wordt daar veel tijd en aandacht besteed aan de analyse van de bedrijfsgegevens. Eigenlijk loopt justitie, als je het daarmee vergelijkt, flink achter. Wat wij doen in het kader van de Monitor op het gebied van de georganiseerde misdaad zou eigenlijk op alle terreinen moeten plaatsvinden: analyse van de eigen zaken, om te leren en effectiever te kunnen opereren. Het zou idealiter een normaal onderdeel moeten zijn van het werk van het OM.’
Tekst: Anna Italianer
Misdaadmonitor De rapportage Georganiseerde criminaliteit in Nederland vloeit voort uit de Monitor Georganiseerde Criminaliteit, een project dat in 1996, na de publicatie van het rapport-Van Traa, op verzoek van de Tweede Kamer een aanvang heeft genomen. Er zijn inmiddels drie rapportages uitgebracht, in 1998, 2002 en 2007, waarin ten behoeve van het onderzoek in totaal honderdtwintig zaken bestudeerd zijn. Ook werden officieren van justitie, parketmedewerkers, politierechercheurs en andere functionarissen geïnterviewd. Doel van de monitor is de kennis die wordt opgedaan tijdens grootschalige opsporingsonderzoeken zo goed mogelijk te benutten voor het verkrijgen van inzicht in de aard van de georganiseerde criminaliteit in Nederland. Het Monitoronderzoek is een samenwerking tussen de Erasmus-universiteit (criminologie) en het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van Justitie.
24
verkeer
een controle eerder op de dag, maakt evenmin dat oplegging van een sanctie in het onderhavige
Binnen de bebouwde kom ja/nee ?
geval niet geoorloofd is. Volgt bevestiging van de
Gerechtshof Leeuwarden 26 maart 2008
Niet goed leesbaar kenteken
beslissing van de kantonrechter tot ongegrond-
WAHV 07/01656
a) Gerechtshof Leeuwarden 7 april 2008
verklaring van het beroep.
WAHV 08/00070
De bestuurder van het voertuig ontkent niet dat zij de maximumsnelheid heeft overschreden,
De verbalisant zag dat het kenteken niet leesbaar
Huurauto uitgeleend; sanctie ten
maar bestrijdt dat dit binnen de bebouwde kom
was. Door vuil was geen combinatie te lezen. Pas
onrechte opgelegd ?
is geconstateerd. Het bord H2 (gemeentebord)
na staandehouding kon verbalisant de achter-
Gerechtshof Leeuwarden 7 maart 2008
geplaatst na de kruising zou, volgens een uit-
kentekenplaat lezen. De betrokkene ontkent en
WAHV 07/01693
spraak van de rechtbank, niet in overeenstemming met de Uitvoeringsvoorschriften behorende bij
stelt zich op het standpunt dat het kenteken op zichzelf wel degelijk goed leesbaar was, maar niet
De betrokkene was een sanctie opgelegd voor
het Besluit administratieve bepalingen inzake
in het donker en zonder externe lichtbron. Dit zou
overschrijding van de maximumsnelheid. Zij voer-
het wegverkeer (BABW) zijn. Sinds die uitspraak
komen doordat het voertuig is voorzien van ken-
de aan dat zij de auto had gehuurd en ten tijde van
zijn de omstandigheden in die zin gewijzigd,
tekenplaten met opgelegde letters en cijfers. Ook
de gedraging het voertuig in goed vertrouwen had
dat tot aan de kruising borden A1 (50 km) zijn
zou de verbalisant niet de juiste verlichting heb-
uitgeleend aan de heer W. Vervolgens heeft de
geplaatst en na de kruising die borden ontbreken,
ben gevoerd om het kenteken af te kunnen lezen.
heer W. haar vertrouwen beschaamd, zij ontving
zodat volgens de betrokkene de snelheid niet
Het hof overweegt dat niet aannemelijk geacht
nl. acht beschikkingen betreffende verkeersover-
beperkt was tot 50 km/u. het hof overweegt dat
moet worden dat de onleesbaarheid enkel zou
tredingen in die huurperiode. Zij is van mening
uit de beroepschriften van de betrokkene en de
zijn veroorzaakt door het type kentekenplaat en
dat nu zij niet de bestuurder was, déze sanctie
daarbij gevoegde stukken blijkt dat er bij haar
de gebrekkige verlichting van het voertuig van de
op naam van de heer W. had dienen te worden
geen misverstand over bestond dat de kruising
verbalisant. Naar overtuiging van het hof is komen
gesteld. Het hof overweegt -kort samengevat-
nog binnen de door de gemeente vastgestelde
vast te staan dat de gedraging is verricht. Het
dat, gelet op artikelen 5 en 8 WAHV, degene op
grenzen van de bebouwde kom gelegen is,
procesdossier geen het hof geen aanleiding om
wiens naam het kenteken van het desbetreffende
zodat haar reeds op die grond duidelijk kon zijn
te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.
motorvoertuig is ingeschreven, een schriftelijk
dat ter plaatse een maximumsnelheid van 50
Volgt bevestiging van de beslissing van de kanton-
bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst voor
km/u gold. Dat zij meent dat de plaatsing van
rechter tot ongegrondverklaring van het beroep.
een termijn van ten hoogste drie maanden dient
het bord H2 niet in overeenstemming is met de
te overleggen waaruit blijkt wie ten tijde van de
Uitvoeringsvoorschriften BABW doet daaraan
b) Gerechtshof Leeuwarden 26 maart 2008
gedraging de huurder van het motorrijtuig was.
niet af. Immers die voorschriften zijn gericht tot
WAHV 07/01830
Een beroep hierop -een disculpatiegrond- komt
de wegbeheerder. Voor zover de betrokkene
slechts toe aan de kentekenhouder en niet aan
zich op het standpunt stelt dat plaatsing van de
De verbalisant verklaart dat de kentekenplaat aan
de huurder die het motorvoertuig verder verhuurt
borden A1 (50 km) binnen de bebouwde kom in
de achterzijde van de motor volledig horizontaal
of uitleent (vgl. HR 1 februari 200, VR 200/103).
strijd is met het BABW en de daarop gebaseerde
op het spatbord was bevestigd, waardoor deze
Met toepassing van de onder art. 5, resp. 8 WAHV
“Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeers-
slechts door een satelliet kon worden waargeno-
beschreven regeling is de betrokkene in deze zaak
tekens 1991”, overweegt het hof dat dat standpunt
men. De betrokkene ontkent en voert aan dat de
aansprakelijk gesteld. Dit betekent dus dat op de
onjuist is, nu in hoofdstuk II, § 4 onder 3, van de
kentekenplaat goed zichtbaar was. Het voertuig
betrokkene de last is komen te rusten het bedrag
Uitvoeringsvoorschriften BABW is bepaald, dat
is bovendien goedgekeurd door de RDW. Bij een
van de opgelegde sanctie te voldoen. De vraag of
het bord A1 binnen de bebouwde kom mag wor-
eerdere staandehouding op dezelfde dag heeft hij
de betrokkene dat bedrag zou kunnen verhalen op
den geplaatst om zo nodig te herinneren aan de
geen bekeuring ontvangen voor dit feit. Inmiddels
de feitelijke bestuurder ten tijde van de gedraging,
algemene snelheidslimiet van 50 km/u. Volgt ver-
heeft hij de ophanging van de kentekenplaat
valt echter buiten de beoordeling van de rechter
nietiging van de beslissing van de kantonrechter,
aangepast. Aangezien het spatbord van plastic
in deze WAHV-procedure. Voorts heeft de betrok-
wijziging van de beslissing van de OvJ en wijziging
is heeft hij het kenteken gewoon verhangen en
kene gesteld dat de sanctie niet aan haar kan
van de inleidende beschikking.
d.m.v. verhitting het spatbord omgebogen zodat de
worden opgelegd, nu zij de naam van de bestuur-
kentekenbevestiging nu naar de zin van de politie
der van het voertuig kenbaar heeft gemaakt. Voor
Tekst: Koos Spee,
moet zijn. Het hof ziet in hetgeen de betrokkene
zover zij dat grondt op het bepaalde in artikel
Bureau Verkeershandhaving OM.
aanvoert geen reden te twijfelen aan de vaststel-
181, tweede lid, WVW94 overweegt het hof dat de
Voor complete teksten, bel 0346-333310.
ling van de verbalisant. De enkele ontkenning van
betrokkene geen beroep op die bepaling toekomt.
de betrokkene is niet voldoende om aannemelijk
Ingevolge art. 2, eerste lid, laatste volzin WAHV
te maken dat die vaststelling niet juist zou zijn
zijn voorzieningen van strafrechtelijke of strafvor-
geweest. Het hof neemt hierbij in overweging dat
derlijke aard immers uitgesloten. De betrokkene
de door de betrokkene overgelegde foto’s slechts
kan zich dus evenmin van haar aansprakelijkheid
weergeven hoe de kentekenplaat momenteel is
krachtens de WAHV bevrijden met een beroep
bevestigd, maar geen informatie inhouden over
op die WVW-bepaling. Volgt bevestiging van de
de bevestiging ten tijde van de staandehouding.
beslissing van de kantonrechter tot ongegrond-
Dat de betrokkene geen sanctie is opgelegd bij
verklaring van het beroep.
OPPORTUUN
Recensie
Nummer 6 – 2008
‘Als niet goed, geef klap!’ aanzienlijk deel van de Marokkaanse jongeren. In die zin is wat Werdmölder het “eerste taboe” noemt resoluut doorbroken. De feiten laten zich dan ook moeilijk loochenen. Alleen al uit Amsterdam – het belangrijkste onderzoeksterrein van Werdmölder – kennen we de rellen op het August Allebéplein en op het Mercatorplein, de verstoring van de dodenherdenking in 2003 en de verjaging van bewoners uit de Diamantbuurt. Nog troostelozer zijn de algemene cijfers. Van de duizend Nederlandse jongeren die in Marokko zijn geboren, zijn er 18,6 bekend als hardekernverdachte (Van de jongeren met de Nederlandse of de Turkse nationaliteit zijn dat er respectievelijk 2,0 en 3,4 ). Reeds in 1991 stond één op de vijf Marokkaanse Hagenezen bij de politie geregistreerd.
Een Arabisch gezegde luidt:
De jongen van tien is als een gepelde komkommer. De man van twintig maakt vrienden met stommelingen. De man van dertig is als een bloem in de tuin. De man van veertig is op zijn best. In het boek Marokkaanse Lieverdjes gaat het over “gepelde komkommers” van Marokkaanse afkomst die hier in Nederland crimineel worden. Waarom gaan zoveel Marokkaanse jongeren in de fout en welke mogelijkheden zijn er om die trend om te buigen? Voor criminoloog Hans Werdmölder is het al een triomf dat het tegenwoordig überhaupt mogelijk is deze vragen in een boek aan de orde te stellen. Werden tot ver in de jaren negentig verontrustende rapporten over Marokkaanse jeugdbendes nog ambtelijk weggemoffeld, thans wordt alom erkend dat het goed mis is met een
Maar behalve de omvang van de Marokkanencriminaliteit is er volgens Werdmölder nog een ander taboe geweest. Criminologen wilden alle criminaliteit uit ongunstige leefomstandigheden verklaren. Het heeft lang geduurd voordat zij bereid waren te erkennen dat dat niet genoeg was om het buitensporig aandeel van Marokkanen (en ook Antillianen) in de criminaliteitscijfers te verklaren. Er zijn ook culturele en etnische factoren in het spel. Juist die beschrijving van de culturele factoren is de kracht van het boek van Werdmölder. Hoe kan het dat de 18-jarige Khalid in Venlo René Steegmans doodsloeg nadat die hem tot de orde had geroepen omdat hij met zijn scooter bijna een oude vrouw omver had gereden? En hoe kan het dat de ouders van Khalid voor de televisie het gedrag van hun zoon goedpraatten: ‘Maar die ander heeft hem beledigd. Mag hij dan niet vechten?’ Uitvoerig beschrijft Werdmölder het spanningsveld waarbinnen de Marokkaanse jongere zijn weg moet vinden. Thuis draait alles om de façade. In het boek wordt een Marokkaanse vader aangehaald die tegen zijn zoon zegt: ‘je mag alcohol drinken, zolang ik het maar niet zie’. Een verschil van honderdtachtig graden met de Nederlandse
aanpak. De Nederlandse samenleving wordt als slap en feminien gezien. Dat geldt helemaal voor het onderwijs. Veel Marokkaanse ouders doen hun kinderen het liefst op een islamitische school. Niet zozeer uit religieuze overwegingen, maar omdat daar ten minste nog schools en streng les wordt gegeven. Zoals een Marokkaanse ouder de leiding van de school van zijn zoon adviseerde: ‘als niet goed, geef klap’. Werdmölder schetst hoe de Nederlandse samenleving precies het slechtste in de Marokkaanse jongeren naar voren brengt. Correctie door Nederlandse autoriteiten werkt eerder averechts, schrijft Werdmölder. ‘”Ik heb niets met je te maken, ik luister alleen naar Allah en mijn vader”, krijgen agenten in Gouda of in Amsterdam te horen. Juist in dit verzet tegen een gemeenschappelijke tegenstander ontstaat het groepsgevoel.’ De taboes zijn inmiddels doorbroken: de Marokkaanse criminaliteit ís omvangrijk en het belang van cultuur als verklaring wordt erkend. Werdmölder heeft dus een overwinning geboekt op de politieke correctheid. Maar erg zoet zal die overwinning niet smaken. Werdmölder doet aan het eind van zijn boek een deprimerende ronde langs de vele bestaande initiatieven om “Marokkaanse lieverdjes” in het gareel te krijgen. Zelf doet hij ook een aantal aanbevelingen, zoals het verplicht stellen van opvoedingscursussen, het crimineel aansprakelijk maken van ouders voor hun kinderen, het tijdelijk terugsturen naar Marokko als vorm van reintegrative shaming en spreiding van etnische minderheden over wijken. Maar helemaal zeker lijkt ook Werdmölder het niet te weten. Soms gaat men bijna terugverlangen naar het eeuwige optimisme van de politieke correctheid. Recensent: Juriaan Simonis Hans Werdmölder, Marokkaanse Lieverdjes, Balans. Amsterdam. ISBN 90-5018686-6 Het boek is onlangs (verlaat) bekroond met de publicatieprijs 2007 van de Stichting Maatschappij, Veiligheid en Politie.
25
26
INTERNATIONAAL
Uitvoering geschiedt in Nederland via de officier
hulpverzoek de bijbehorende persoons- en zaakge-
van justitie bij het CJIB.
gevens worden opgevraagd.
Nieuwe verdragen Er is een overeenkomstige regeling voor het vergeKaderbesluit inzake de toepassing van het
Verdrag inzake de intensivering van de grens-
lijken van vingerafdrukken. Het is de bedoeling dat
beginsel van wederzijdse erkenning op
overschrijdende samenwerking, in het bij-
het Nederlandse nationale contactpunt hiervoor het
geldelijke sancties
zonder ter bestrijding van het terrorisme, de
Korps landelijke politiediensten wordt.
grensoverschrijdende criminaliteit en de Een leidend beginsel bij recente
illegale migratie (Verdrag van Prüm)
Het zal ook mogelijk worden voor de daartoe bevoegde nationale autoriteiten om rechtstreeks de
EU-Kaderbesluiten op het gebied van internationale strafrechtelijke samenwerking is dat van
Dit verdrag zal binnenkort in werking treden, wan-
gecentraliseerde en geautomatiseerde kentekenre-
“wederzijdse erkenning”.
neer precies is op dit moment nog niet bekend.
gister van de andere lidstaat te raadplegen.
Deelnemende landen zijn op dit moment: België, Wederzijdse erkenning houdt in dat lidstaten
Duitsland, Spanje, Frankrijk, Luxemburg, Oostenrijk
Het verdrag voorziet voorts in de uitwisseling van
elkaars beslissingen erkennen en ten uitvoer
en Nederland.
informatie, waaronder persoonsgegevens, in het kader van grootschalige evenementen met een
leggen als ware het een beslissing van de eigen
grensoverschrijdende uitwerking.
staat. Ingewikkelde (omzettings)procedures horen
De Europese Unie heeft het voornemen dit verdrag
daarmee tot het verleden. Daarnaast zijn nog een
in het juridisch raamwerk van de Europese Unie op
aantal andere kenmerken te noemen van deze
te nemen. Tot die tijd blijft het gelden voor die lan-
Het wordt mogelijk om niet persoonsgebonden
Kaderbesluiten. Zo gelden vaste termijnen voor
den die al zijn aangesloten of zich alsnog aansluiten.
informatie uit te wisselen, al dan niet op verzoek. Gedacht kan worden aan informatie over de bewe-
de procedure. Vindt toezending niet langer plaats via centrale autoriteiten (doorgaans de ministers
Het verdrag bouwt voort op een aantal reeds
ging van groepen voetbalsupporters of demon-
van Justitie) maar rechtstreeks via de justitiële of
bestaande verdragen: de Overeenkomst van
stranten, de transportmiddelen die zij gebruiken
rechterlijke autoriteiten. Ook wordt de toets van
Schengen, het Verdrag tussen Nederland en
of de uitwisseling van kennis en ervaring over een
dubbele strafbaarheid voor een lijst met strafbare
Duitsland inzake grensoverschrijdende politiële
gevolgde aanpak of strategie. Nederland kent op dit
feiten afgeschaft. En bestaat er een algemene
samenwerking en de samenwerking in strafrech-
moment geen regels voor een dergelijke gegevens-
verplichting tot samenwerking tenzij sprake is van
telijke aangelegenheden (Verdrag van Enschede),
uitwisseling.
een van de opgesomde weigeringsgronden. Tot
het Benelux-Verdrag inzake grensoverschrijdend
slot is sprake van een modelformulier dat meege-
politieel optreden en het Verdrag tussen Duitsland
Ook wordt het mogelijk om persoonsgegevens uit te
zonden wordt. Dit laatste maakt het makkelijker
en oostenrijk inzake politiële samenwerking.
wisselen, al dan niet op verzoek. Gedacht kan worden aan onherroepelijke veroordelingen of andere
om een buitenlandse beslissing te begrijpen nu deze qua vorm nogal kan afwijken van wat men in
Doel van dit verdrag is de grensoverschrijdende
feiten die het vermoeden rechtvaardigen dat de
een ander land is gewend.
samenwerking op een aantal terreinen te inten-
betreffende personen tijdens het evenement straf-
siveren zodat grensoverschrijdende criminaliteit,
bare feiten zullen gaan plegen of dat zij een gevaar
Op 1 december 2007 trad het bovengenoemde
terrorisme en illegale migratie beter en effectiever
voor de openbare orde of veiligheid zullen vormen.
Kaderbesluit voor Nederland in werking door
kunnen worden bestreden.
Een voorwaarde voor verstrekking is dat deze in overeenstemming is met het nationale recht van de
middel van de “wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties”. Op basis
Het verdrag voorziet in de vereenvoudiging en ver-
verstrekkende lidstaat. Voor Nederland geldt dat het
van dit kaderbesluit kan een geldelijke sanctie
snelling van de informatie-uitwisseling inzake DNA-
Besluit politieregisters hiervoor zal moeten worden
opgelegd in een lidstaat aan een andere lidstaat
onderzoek, vingerafdrukken en kentekengegevens.
aangepast.
andere lidstaat zijn vaste woon- of verblijfplaats/
Het vergelijken van DNA-gegevens en vingeraf-
De gegevensverstrekking zal geschieden door
c.q. statutaire zetel heeft of beschikt over inkom-
drukken moest tot nu toe geschieden door middel
tussenkomst van een nationaal contactpunt. Voor
sten of vermogen waarop de sanctie kan worden
van een rechtshulpverzoek, dat door de officier van
Nederland zal dit de Dienst Nationale Recherche
verhaald. Er zijn vier verschillende soorten gelde-
justitie werd beoordeeld en werd uitgevoerd met
Informatie van het KLPD zijn.
lijke sancties:
hulp van het NFI. Met de inwerkingtreding van dit
(1) geldboete,
verdrag zal het Nederlandse nationale contactpunt
Tot slot voorziet het verdrag ook in regelingen voor
(2) schadevergoeding aan het slachtoffer,
rechtstreeks, on-line toegang hebben tot de DNA-
het tegengaan van illegale migratie, de inzet van
(3) betaling van een geldbedrag voor een slacht-
profielen in de DNA-databanken van de andere
air marshalls ter voorkoming van terrorisme en
lidstaten. Indien vergelijking van de gegevens een
regelingen voor het gezamenlijk optreden van poli-
hit oplevert kunnen door middel van een rechts-
tiediensten.
worden gezonden, indien de veroordeelde in die
offerfonds en (4) proceskosten.
Tekst: Linda Bregman, Ministerie van Justitie, Afdeling Internationale Rechtshulp in Strafzaken, telefoon 070 – 37 07 468
OPPORTUUN
Uitgelicht
Nummer 4 – 2008
Waarheen, waarvoor? Zaken met getuigen in het buitenland: het blijft lastig. Als ze al te traceren zijn, dan moet er of een rogatoire commissie op pad worden gestuurd om de getuige aan de tand te voelen, of – financieel en qua tijdsbeslag veel voordeliger – er wordt voor de betreffende persoon een retourtje Nederland geregeld. Hij of zij kan dan hier een verklaring af komen leggen. Lastiger wordt het als de getuige niet te vinden is. En als het bewijs daarvan afhankelijk is, ontstaat er een serieus probleem. Een dergelijk geval deed zich onlangs voor bij het Arnhemse hof. Het draaide allemaal om een man en een vrouw, beiden afkomstig uit Bulgarije. Zij zagen wel handel in het benaderen van vrouwen uit hun moederland om in Nederland in de prostitutie te gaan werken. Het voorstel was even simpel als duidelijk: in ruil voor vergoeding van de reis- en verblijfkosten moesten de vrouwen de helft van hetgeen zij met tippelen verdienden inleveren bij onze twee verdachten. Gelet op het verschil in wat in Bulgarije aan loon wordt betaald en wat ze hier konden verdienen voor alle betrokkenen blijkbaar een aanlokkelijk aanbod. Toen de vrouwen werden aangehouden vertelden zij hun verhaal aan de politie.
2e etage
Strip: Linda van Bruggen
Aan de Bulgaarse man en vrouw die hen had aangeworven werd mensenhandel en mensensmokkel tenlastegelegd. Hoewel ze ontkenden, veroordeelde de Utrechtse rechtbank de twee voor beide delicten tot gevangenisstraffen. Bij de eerste behandeling van de zaak bij het Arnhemse hof, begin 2006, werd besloten dat vijf getuigen, allen Bulgaren, moesten worden gehoord. Twee jaar lang werden daartoe pogingen in het werk gesteld, maar zonder resultaat. Waarheen waren zij vertrokken, en waarvoor? Het bleef onduidelijk. In die stand kreeg het hof de zaak in april 2008 opnieuw voorgelegd. Het feit dat de getuigen niet gevonden, en dus niet gehoord konden worden, achtte het hof – de jurisprudentie van de Hoge Raad toepassend – in deze zaak fataal: “De Hoge Raad stelt voorop – in lijn met de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens – dat het gebruik van een belastende verklaring van een getuige, die niet ter terechtzitting is afgelegd, niet in strijd hoeft te zijn met artikel 6 EVRM, mits de verdediging de getuige in enig stadium van het geding heeft kunnen ondervragen. Als de verdediging de gelegenheid daartoe niet heeft gehad, dan mag de getuigenverklaring a charge toch voor het bewijs worden gebruikt
als die verklaring in overwegende mate door andere bewijsmiddelen wordt gesteund (HR 30 november 1999, NJ 2000, 130).” Dat laatste was naar het oordeel van het hof niet het geval: “In onderhavige zaak is de verdediging niet in de gelegenheid geweest om op enigerlei wijze de verklaringen op hun betrouwbaarheid te toetsen en aan de vechten door de personen die de verklaringen hebben afgelegd als getuige te (doen) ondervragen. (...) Voorts bevindt zich in het dossier onvoldoende ander bewijsmateriaal waardoor de verklaringen van deze getuigen zouden kunnen worden ondersteund of waaruit de directe betrokkenheid van de verweten gedragingen kan blijken.” Consequentie derhalve: vrijspraak. Al met al onderstreept dit arrest nog eens het belang van het tijdig – eventueel bij de rechter-commissaris in aanwezigheid van de verdediging – horen van getuigen die op het punt staan naar het buitenland te vertrekken (Hof Arnhem, 22 april 2008, parketnr. 21-6737-04).
Tekst: Jan-Willem Grimbergen Advocaat-generaal ressortparket Arnhem
27