Ruimtelijke onderbouwing
Keukenhof, woning Van der Mark GEMEENTE LISSE Gemeente Lisse
GEMEENTEWINKEL Vergunningen
Zaaknummer:
W046650
Ingekomen d.d. : 14-11-2014 Aantal bladen:
Datum: 14 november 2014 Projectnummer: 140440 ID: NL.IMRO.
SAB Postbus 479 6800 AL Arnhem tel: 026 - 357 69 11 fax: 026 - 357 66 11 Projectnummer:
140440
Datum:
november 2014
INHOUD 1
Inleiding
3
1.1 1.2 1.3 1.4
Aanleiding en doelstelling Ligging projectgebied Vigerend bestemmingsplan Leeswijzer
3 3 4 5
2
Bestaande en toekomstige situatie
6
2.1 2.2
Bestaande situatie Toekomstige situatie
6 7
3
Beleid en regelgeving
13
3.1 3.2 3.3 3.4
Inleiding Bovenlokaal beleid Gemeentelijk beleid Conclusie
13 13 14 15
4
Omgevings- en milieuaspecten
16
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10 4.11
Inleiding Bodem Water Archeologie en Cultuurhistorie Externe Veiligheid Bedrijven en milieuzonering Geluid weg- en spoorverkeer Luchtkwaliteit Natuur en Flora & Fauna Kabels en leidingen Verkeer en parkeren
16 16 17 18 20 21 22 23 24 26 27
5
Economische uitvoerbaarheid
28
6
Afweging en conclusie
29
Bijlagen:
Landgoed Kasteel Keukenhof, voorstel bebouwing Suikerkamp; 13-09-2013; Bureau Cees, Advies supervisor Buitenplaats Keukenhof, stedenbouwkundige en landschappelijke uitgangspunten; Amsterdam, 30 oktober 2010; Michiel van Gessel, landschapsarchitect, supervisor Inrichtingsplan Suikerkamp; 10-10-2014; Leo Schoolkate
1 1.1
Inleiding Aanleiding en doelstelling In het kader van de realisatie van een nieuwe entree en de uitbreiding van het parkeerterrein voor de Stichting Internationale Bloemententoonstelling Keukenhof, is besloten om de hier bestaande woning van de familie Van der Mark te amoveren. Elders op het landgoed is een nieuwe locatie voor de woning aangewezen. De nieuwbouw van deze woning is binnen het vigerende bestemmingsplan ‘Keukenhof’ mogelijk gemaakt. Inmiddels is een bouwplan ontwikkeld voor deze nieuwe woning. Deze wijkt echter op twee punten af van de mogelijkheden die het voornoemde bestemmingsplan biedt. Ten eerste ligt de woning niet geheel binnen het aangegeven bestemmings- c.q. bouwvlak en ten tweede bevindt de beoogde tuin zich geheel binnen de bestemming ‘Natuur’. Om deze redenen is om de woning mogelijk te maken een nieuwe ruimtelijke procedure noodzakelijk. Met toepassing van artikel 2.1 eerste lid onder c, in samenhang met artikel 2.12 eerste lid onder a sub 3, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) kan hiervoor een omgevingsvergunning worden verleend. Hiervoor is het opstellen van een ruimtelijke onderbouwing noodzakelijk. Voorliggende ruimtelijke onderbouwing voorziet hierin.
1.2
Ligging projectgebied De locatie is gelegen binnen het Landgoed Keukenhof. Dit landschappelijk waardevolle en karakteristiek gebied van in totaal circa 240 hectare bestaat in hoofdzaak uit twee kerngebieden: de historische buitenplaats rondom het kasteel met fraaie tuinen en de Bloemententoonstelling Keukenhof. Onderhavig projectgebied ligt aansluitend aan de historische buitenplaats ter plaatse van Buitenplaats Suikerkamp welke in gebruik was als kwekerij. Het projectgebied maakt onderdeel uit van het rijksmonument. Het onderstaande kaartbeeld geeft globaal de ligging van de beoogde woning aan.
Luchtfoto met globale aanduiding projectlocatie (groene ster)
SAB
3
1.3
Vigerend bestemmingsplan Het besluitgebied is gelegen binnen het bestemmingsplan ‘Keukenhof’. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad van Lisse d.d. 19 juni 2012.
Uitsnede uit verbeelding vigerend bestemmingsplan ‘Keukenhof’ met in rood de globale projectie van de beoogde situering van de woning en de omvang van het woonperceel
Binnen dit bestemmingsplan heeft de locatie deels de bestemming ‘Wonen’ en deels de bestemming ‘Natuur’. Binnen de bestemming ‘Wonen’ is een woning toegestaan met een maximum bouwhoogte van 12,5 m en een maximale goothoogte van 8 m. Het bouwvlak valt samen met het bestemmingsvlak. In de regels is vastgelegd dat per bouwvlak maximaal één woning is toegestaan. Tevens is sprake van de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’. De gronden zijn hier mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waar2 den. Er is een archeologisch onderzoek benodigd bij bouwplannen groter dan 500 m (en dieper dan 0,3 meter beneden maaiveld). Zie verder paragraaf 4.4.1. De gronden rondom de bestemming ‘Wonen’ hebben de bestemming ‘Natuur’. Deze gronden zijn bestemd voor onder meer behoud, bescherming en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden. Er is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden. Toetsing Onderhavig project is niet geheel passend binnen het vigerende bestemmingsplan, om twee belangrijke redenen: Ten eerste ligt de beoogde woning deels buiten het bestemmingsvlak en bouwvlak van de bestemming ‘Wonen’ en in de bestemming ‘Natuur’. Hier is een woning niet toegestaan.
SAB
4
Ten tweede wordt een deel van de ruimte rondom de nieuwe woning ingericht ten dienste van de woning. Deze gronden liggen geheel binnen de bestemming ‘Natuur’, gebruik van deze gronden ten behoeve van de woning is niet mogelijk. Om voornoemde redenen is besloten tot het voeren van een omgevingsvergunningprocedure met afwijken bestemmingsplan. De nieuwe woning past overigens wel binnen de bepalingen inzake de maatvoering: de gestelde maximale goot- en bouwhoogte, alsmede het maximale bebouwde oppervlak.
1.4
Leeswijzer Deze ruimtelijke onderbouwing is opgebouwd uit de volgende hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de bestaande ruimtelijke en functionele situatie in het projectgebied beschreven. Daarnaast komen in dit hoofdstuk de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen aan bod door middel van een projectbeschrijving. Hoofdstuk 3 gaat in op het relevante ruimtelijke beleid. In hoofdstuk 4 komt de haalbaarheid van het project aan de orde, oftewel de omgevings- en milieuaspecten. In hoofdstuk 5 wordt de economische uitvoerbaarheid besproken. Hoofdstuk 6 bevat ten slotte een conclusie en motivatie van het project.
SAB
5
2 2.1 2.1.1
Bestaande en toekomstige situatie Bestaande situatie Ruimtelijke structuur Landgoed Keukenhof Het landgoed Keukenhof heeft een rijke geschiedenis. Aanvankelijk maakte het deel uit van het landgoed van Slot Teylingen. In de ongerepte bossen en duinen werd in de e 15 eeuw gejaagd en verzameld voor de keuken van het kasteel van Jacoba van Beieren; vandaar de naam ‘Keukenhof’. e In de 17 eeuw ontstond de kleine Buitenplaats Keukenhof met het gelijknamige kase teel. In de eeuwen hierna werd de buitenplaats steeds verder uitgebreid. In de 19 eeuw ondergingen het Kasteel en de Buitenplaats een ingrijpende transformatie. De landschapsarchitecten Zocher en diens zoon richtten het gebied rondom het kasteel opnieuw in als een park in Engelse landschapsstijl. Dit vormt nog altijd de basis van het huidige landgoed Keukenhof. In 1949 werd, onder meer door een groep bollenkwekers, het initiatief genomen voor het houden van de bloemententoonstelling op het landgoed. Dit groeide uit tot een jaarlijks terugkerend evenement, waardoor de Keukenhof het belangrijkste platform is geworden van de Nederlandse bloemsierteeltsector en internationale bekendheid heeft gekregen. Inmiddels is Landgoed Keukenhof in beheer van twee stichtingen; de Stichting Bloemententoonstelling en de Stichting Kasteel Keukenhof.
Topografische kaart met aanduiding ligging projectlocatie
Projectgebied Het projectgebied bevindt zich ter plaatse van de Buitenplaats Suikerkamp, ten noordwesten van het kasteel Keukenhof. In het verleden bevond zich hier het kassencomplex van de kwekerij van het Landgoed, de kassen zijn echter al geamoveerd. De locatie ligt visueel afgescheiden van de buitenplaats, doordat het is ingekapseld door bos.
SAB
6
2.2
Toekomstige situatie Aanleiding Onderhavig project vormt een uitvloeisel van de beoogde herinrichting van Landgoed Keukenhof. Op basis van onder meer het Masterplan Keukenhof 2007 en de Integrale gebiedsvisie Keukenhof 2009, is voor Landgoed Keukenhof een herinrichtingsplan gemaakt, waardoor het gebied duurzaam kan worden beheerd. Deze bestaat enerzijds uit een ingrijpende verbetering van de bereikbaarheid en logistieke structuur van de Bloemententoonstelling en anderzijds uit een economische ontwikkeling (met het accent op de toeristisch-recreatieve ontwikkeling) van het overige Landgoed, met respect voor en herstel en verbetering van de landschappelijke, (cultuur)historische en ecologische waarden. Het vigerende bestemmingsplan ‘Keukenhof’ vormt de weerslag van de herinrichtingsplannen in een planologische regeling, die tot doel heeft de beoogde herinrichtingsplannen mogelijk te maken. Onderdeel van de verbetering van de bereikbaarheid van de Bloemententoonstelling vormt de realisatie van een vernieuwd oostelijk parkeerterrein, inclusief een vernieuwde entree. In het kader hiervan diende echter de hier aanwezige bestaande woning van de familie Van der Mark te worden geamoveerd c.q. verplaatst. Deze verplaatsing van bebouwing is reeds vastgelegd in het voorheen vigerende bestemmingsplan ‘Landelijk gebied 2002’ door middel van een wijzigingsbevoegdheid. In het vigerende bestemmingsplan ‘Keukenhof’ is dit definitief vastgelegd door het verwijderen van de woonbestemming van de bestaande woning en het opnemen van een nieuwe woonbestemming ter plaatse van de beoogde nieuwe locatie van de woning voor de familie Van der Mark. Onderstaande figuur geeft de bestaande en nieuwe locatie van de woning weer.
Figuur beoogde verplaatsing woning binnen herinrichtingsplan Keukenhof
SAB
7
Uitgangspunten nieuwe woning In 2010 zijn door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) stedenbouwkundige 1 en landschappelijke uitgangspunten voor het bouwen van een nieuwe woning in de Suikerkamp opgesteld. Deze uitgangspunten luiden als volgt: de parkstructuur van de buitenplaats Keukenhof is het uitgangspunt bij de situering en het karakter van nieuwbouw op de buitenplaats; de nieuwe woning in de Suikerkamp dient te passen in de sfeer van de voormalige kwekerij en zich te verhouden tot de besloten rechthoekige open ruimte, omsloten door bosschages en watergangen, waarin het is gelegen; de nieuwbouw dient zo compact mogelijk te zijn. Dat betekent een zo gering mogelijke footprint en een simpele, stevige, zelfbewuste hoofdvorm met fraaie verhouding. Bij voorkeur één gebouw; door de rechthoekige vorm van de Suikerkamp ligt het voor de hand bij de nieuwbouw eerder de lengte dan de breedte van de ruimte op te zoeken; de gebogen padenstructuur in het park raakt de zuidoostzijde van de Suikerkamp. Om deze reden is de situering van de nieuwbouw aan de noordzijde en westzijde, tegen de bosrand aan, wenselijk; de entree ligt aan de noordoostzijde. Met het oog hierop is het wenselijk de garage voor de bewoners aan de noordzijde van het gebouw op te nemen en hier ook het bezoekersparkeren te situeren en door middel van hagen zoveel als mogelijk aan het zicht te onttrekken; de architectonische expressie is rustig. De nieuwbouw heeft eerder het karakter van een schuur dan van een villa. Het moet immers passen in de kwekerijsfeer die daar van oudsher was. Dat betekent dat de nieuwbouw een hoog en relatief groot dak kent; de nieuwbouw heeft klasse. Dat betekent dat het op eerste gezicht niet opvalt en naadloos past in het landschap en op tweede gezicht eigentijds, rijk en geraffineerd is gedetailleerd, dat het aantal gebruikte gering is en dat de materialen van hoge kwaliteit zijn en mooi zullen verouderen. Er is een voorkeur voor een terughoudende en dus donkere uitstraling; bij de inrichting van de tuin dienen de randen van de Suikerkamp zoals opgenomen in het masterplan voor de parkaanleg herkenbaar te blijven, ook op de langere termijn. De uitgangspunten zijn, voor zover mogelijk, verwerkt in het bestemmingsplan ‘Keukenhof’. Dit betreft de situering op de kavel, de afmetingen van het volume en goot- en bouwhoogte. Inmiddels zijn de specifieke bouwplannen voor de nieuwe woning uitgewerkt. Er is gebleken dat deze toch niet helemaal passen binnen het vigerende bestemmingsplan ‘Keukenhof’, het gebouw past door zijn gebogen vorm niet binnen de rechthoek van 500m². Om die reden is zoals gesteld een nieuwe planologische procedure nodig. De overige uitgangspunten zijn verwerkt in het ontwerp, de RCE heeft de plannen beoordeeld, deze beoordeling is verderop in deze paragraaf samengevat. Beschrijving plan De nieuwe woning wordt zoals gesteld gerealiseerd ter plaatse van de buitenplaats Suikerkamp, waar momenteel nog een kassencomplex en kwekerij zijn gelegen. Dit kassencomplex alsmede de kwekerij worden binnen de herinrichtingsplannen van de 1
Buitenplaats Keukenhof, stedenbouwkundige en landschappelijke uitgangspunten; Amsterdam, 30 oktober 2010; Michiel van Gessel, landschapsarchitect, supervisor.
SAB
8
Keukenhof geamoveerd. Hiermee ontstaat er ruimte voor de realisatie van de nieuwe woning op deze locatie. Het perceel rondom de woning zal volgens het inrichtingsplan worden ingericht. Een deel van het terrein zal ten dienste staan van de woning, de rest wordt natuur. De woning wordt middels een privé-oprit aangesloten op de Stationsweg. Het perceel wordt voor het overige ingericht als tuin en erf. Op onderstaande figuur is de ligging van het woonperceel en de woning weergegeven.
. Tekening met situatie nieuwe woning
De nieuwe woning ligt ingebed in een bosgebiedje en is op die wijze ook afgeschermd ten opzichte van de buitenplaats en het kasteel Keukenhof. Hiermee is de ruimtelijke impact op de omgeving beperkt en is geen sprake van een verstoring van de cultuurhistorische waarde van de buitenplaats. De volgende afbeelding (afkomstig uit de notitie beeldkwaliteitseisen landgoedbiotoop) laat dit duidelijk zien.
SAB
9
Tekening Buitenplaats met afzijdige ligging woning bij groene ster (bron: beeldkwaliteitseisen)
Architectuur 2 De woning heeft een totale footprint van 500 m . Deze footprint is gelijk aan de opervlakte van het bouwvlak ter plaatse van de projectlocatie in het vigerende bestemmingsplan. Aangezien de beoogde woning een afwijkende, gebogen, vorm heeft, is deze niet geheel gelegen binnen het vigerende bestemmingsplan getekende bouwvlak. De woning heeft een goothoogte van circa 5,6 meter en een bouwhoogte van 12,5 meter. Hiermee wordt eveneens binnen de kaders gebleven van het vigerende bestemmingsplan (dit zijn respectievelijk 8 en 12,5 meter). Het gebouw krijgt een langgerekte vorm, met een knik in het midden. Het dak wordt uitgevoerd met keramische dakbedekking. De gevels worden uitgevoerd in hout. Het centrale deel is deels uitgevoerd in structureel glas. De woning krijgt binnen de traditionele vorm van een langgerekt volume met een eenvoudige kapvorm, een moderne en eigentijdse uitstraling. Wat betreft materiaalgebruik (houten gevelbekleding en keramische pannen) en het kleurgebruik (gedekte traditionele kleuren) is sprake van een in de omgeving passend gebouw.
SAB
10
Gevelbeelden van de woning
Omgeving woning Het terrein rondom de woning wordt opnieuw ingericht. Het betreft de gronden die zijn 2 vrijgekomen na de sloop van de kassen en kwekerij. De inrichting sluit aan bij de landelijke, bosrijke omgeving. De paden worden uitgevoerd als halfverhard karrespoor. De bomenrij langs de noordrand blijft behouden, evenals het vogelbosje aan de westzijde. Het open terrein blijft grotendeels open op enkele hoogstam fruitbomen na. Alleen direct bij de woning wordt verharding aangelegd dat zal dienen als terras.
Inrichting omliggend terrein 2
Inrichtingsplan Suikerkamp; 10-10-2014; Leo Schoolkate
SAB
11
Beoordeling plan door RCE 3 Op 16 september 2013 heeft de RCE een advies over het ontwerp uitgebracht. Nieuwbouw op het landgoed Keukenhof dient duidelijk ondergeschikt te zijn aan het karakter en de uitstraling van het hoofdhuis. Het kasteel is het hoofdmoment, het centrale gebouw op het landgoed. Dat kan door nieuwbouw een zekere abstractie te geven zoals bij het familiemuseum of door een meer agrarische uitstraling zoals voorgesteld is bij de nieuwe villa op het Suikerkamp. Hier lag een kwekerij en in die traditie past een schuurachtige bebouwing. Bureau Cees is er wonderwel in geslaagd om de wens van een schuurachtige eigentijdese bebouwing, waarin een groot en sprekend dak van belang is, te combineren met de wens om een comfortabele villa te realiseren. Het hoofdvolume is eenvoudig en scherp aangezet. De ramen zijn repeterend en eveneens eenvoudig van opzet. De materialisering is terughoudend en agrarisch en de detaillering gevoelig en scherp. De vraag is nog in welk materiaal het iets verhoogde terras wordt uitgevoerd. Daarnaast zijn er twee aandachtspunten betreffende de raampartijen in de noord en oostgevel. Deze punten zijn aangepast in het vervolg van het ontwerp.
3
Landgoed Kasteel Keukenhof, voorstel bebouwing Suikerkamp; 13-09-2013; Bureau Cees, Advies supervisor.
SAB
12
3 3.1
Beleid en regelgeving Inleiding In dit hoofdstuk wordt het onderhavige project kort getoetst aan het geldende beleid c.q. regelgeving. De toetsing blijft kort, aangezien in het vigerende bestemmingsplan reeds is aangetoond dat de herontwikkeling van de Keukenhof, inclusief de beoogde verplaatsing van de woning van Van der Mark, passend is binnen het geldende beleid.
3.2 3.2.1
Bovenlokaal beleid Rijksbeleid In het vigerende bestemmingsplan ‘Keukenhof’ is reeds getoetst aan het rijksbeleid. In dit bestemmingsplan is gesteld dat er geen specifieke belemmeringen voortvloeien uit het rijksbeleid. Dit project betreft in essentie de realisatie van een nieuwe woning binnen Landgoed Keukenhof. Deze beoogde woning is op grond van het vigerende bestemmingsplan reeds mogelijk, maar past op onderdelen niet binnen het vigerende bestemmingsplan, aangezien de woning deels buiten het bouwvlak valt en de beoogde tuin in de natuurbestemming ligt. Aangezien de woning reeds mogelijk is op grond van het vigerende bestemmingsplan, is geen sprake van nieuwe verstedelijking. Om die reden wordt geen rijksbelang geraakt. Ook het doorlopen van de ladder duurzame verstedelijking is niet nodig c.q. zinvol.
3.2.2
Provinciaal beleid In het vigerende bestemmingsplan ‘Keukenhof’ is reeds getoetst aan het provinciale beleid. In het provinciale beleid (Structuurvisie ‘Visie op Zuid-Holland’ 2010 en Verordening Ruimte) is de Keukenhof reeds benoemd als belangrijke toeristische trekker en als ‘kroonjuweel’ cultureel erfgoed. Ook de voorliggende gebiedsopgave is in het provinciale beleid reeds genoemd. Op grond van de Verordening Ruimte is er in het vigerende bestemmingsplan reeds de voorgeschreven beeldkwaliteitsparagraaf voor de landgoedbiotoop opgenomen. Onderhavig project betreft het mogelijk maken van de realisatie van een woning die in het kader van het herinrichtingsplan voor de Keukenhof van een locatie elders dient te worden geamoveerd. Aangezien onderhavig project hiermee een onlosmakelijk en onmisbaar onderdeel vormt van de gebiedsopgave voor de Keukenhof en ook onderdeel vormt van de beeldkwaliteitsparagraaf zoals opgenomen in het vigerende bestemmingsplan, kan worden gesteld dat dit passend is binnen het provinciale beleid.
SAB
13
3.2.3
Regionaal beleid In het vigerende bestemmingsplan ‘Keukenhof’ is reeds getoetst aan het regionale beleid. In diverse beleidsstukken wordt de Keukenhof beschouwd als belangrijke pijler die de streek identiteit geeft. De toekomstplannen van de Keukenhof zijn benoemd, en diverse stukken zoals het beeldkwaliteitskader Duin en Bollenstreek en de gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek geven hiervoor de kader aan. Ook het beleid van de Greenport Ontwikkelingsmaatschappij Duin- en Bollenstreek (GOM) en de gemeenten die deel uitmaken van deze greenport is benoemd. Ten slotte is het beleid genoemd in het kader van het samenwerkingsverbamd Lisse-HillegomNoordwijkerhout. Ook hierin is de herontwikkeling van de Keukenhof beschreven. Onderhavig project betreft de verplaatsing van een woning, die een onlosmakelijk deel uitmaakt van de beoogde herinrichtingplannen voor de Keukenhof. In dit kader past onderhavig project binnen het regionale beleid.
3.3
Gemeentelijk beleid In het vigerende bestemmingsplan ‘Keukenhof’ is reeds getoetst aan het gemeentelijke beleid. In het bestemmingsplan Landelijk Gebied 2002 is het herontwikkelingsplan voor de Keukenhof reeds voor een belangrijk deel opgenomen. Onder meer is reeds een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die de beoogde woning van Van der Mark van de bestaande naar de boogde locatie mogelijk maakt. In het vigerende bestemmingsplan ‘Keukenhof’ is de gebiedsvisie voor de Keukenhof uitgebreid beschreven. Het herinrichtingsplan houdt globaal de volgende maatregelen in: 1. Het creëren van één entree met één parkeerterrein voor de Bloemententoonstelling. Hiervoor wordt het parkeren in hoofdzaak aan de oostzijde van het gebied geconcentreerd. Aan de oostzijde wordt hiernaast de centrale toegang van het terrein gerealiseerd. 2. Het herstel van de Buitenplaats en het landgoed. De maatregelen richten zich enerzijds op het herstel van de belevingswaarde van de Buitenplaats en het Landgoed en anderzijds voor het creëren van voldoende economische dragers voor herstel, beheer en onderhoud. 3. Het realiseren van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) in het westelijke deel van het landgoed. Uit het hierna volgende kaartbeeld van de integrale gebiedsvisie blijkt dat de beoogde realisatie van de woning van Van der Mark onderdeel vormt van deze integrale gebiedsvisie.
SAB
14
Kaartbeeld integrale gebiedsvisie
Ook in de in detail uitgewerkte uitwerkingsschets voor de Buitenplaats is de realisatie van de woning opgenomen. Dit kaartbeeld is hieronder opgenomen.
Inrichtingsschets Buitenplaats
3.4
Conclusie Het project past, als onlosmakelijk onderdeel van de gebiedsopgave / herinrichting van de Keukenhof, binnen het beleid op provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleidsniveau. Er worden hiernaast geen rijksbelangen geraakt. Het doorlopen van de ladder duurzame verstedelijking is zoals gesteld daarom niet nodig.
SAB
15
4 4.1
Omgevings- en milieuaspecten Inleiding In een ruimtelijk plan moet doorgaans aandacht worden besteed aan milieu- en omgevingsaspecten. Om die reden is in het vigerende bestemmingsplan ‘Keukenhof’ nadrukkelijk aandacht geweest voor de milieu- en omgevingsaspecten. In het kader van dit bestemmingsplan is divers onderzoek uitgevoerd waaruit is gebleken dat het plan uitvoerbaar is. Onderhavig project betreft het mogelijk maken van een enigszins gewijzigde ligging van de beoogde nieuwe woning van Van der Mark alsmede de realisatie van een tuin binnen de natuurbestemming. Het betreft een qua aard en omvang beperkte afwijking. Om die reden kan in algemene zin worden gesteld dat kan worden verwacht dat de conclusies inzake de uitvoerbaarheid hetzelfde zal zijn als bij het vigerende bestemmingsplan. Om die reden wordt in dit hoofdstuk alleen nog kort aan alle uitvoeringsaspecten getoetst. Bij elk aspect zal kort het algemene kader worden toegelicht, waarna wordt besproken welke conclusies in het kader van het vigerende bestemmingsplan zijn getrokken. Ten slotte vindt een korte toetsing van het onderhavige project plaats. Er wordt aandacht besteed aan de volgende thema's: Bodem; Water; Archeologie en Cultuurhistorie; Externe Veiligheid; Bedrijven en milieuzonering; Geluid; Luchtkwaliteit; Natuur en Flora & Fauna; Kabels en leidingen; Bedrijven en milieuzonering; Verkeer en parkeren.
4.2
Bodem Algemeen In het kader van een ruimtelijk plan moet zijn aangetoond dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Hiertoe is het uitvoeren van een verkennend milieukundig bodem- en grondwateronderzoek noodzakelijk. Dit onderzoek moet uitwijzen of de locatie mag worden aangewend voor de gewenste ontwikkeling. Toetsing uitgevoerd in het vigerende bestemmingsplan In het kader van het vigerende bestemmingsplan ‘Keukenhof’ is dit aspect onderzocht. Uit informatie van het bodemloket (www.bodemloket.nl) blijkt ten eerste dat er geen bodemverontreinigende activiteiten bekend zijn op locaties waar sprake is van functiewijziging.
SAB
16
Er is hiernaast historisch bodemonderzoek uitgevoerd voor het gehele Keukenhofterrein (IDDS, Milieukundig (voor)onderzoek/cultuurhistorisch onderzoek op de locatie te Lisse. Rapportnummer 0805A043/COB/rap1. 2008). Hieruit blijkt dat er geen directe aandachtspunten aanwezig zijn met betrekking tot het veroorzaken van een mogelijke bodemverontreiniging. Uit het verkennende bodemonderzoek blijkt dat alleen de bodem licht verontreinigd is ter plaatse van het westelijk gelegen parkeerterrein (dit vormt overigens ook hier geen belemmering voor de omvorming van dit terrein naar een weiland). Voor het overige zijn geen verontreinigingen geconstateerd. Geconcludeerd wordt dat de bodemkwaliteit de uitvoering van de beoogde ontwikkelingen niet in de weg staat. Toetsing onderhavig project Onderhavig project (de nieuwbouw van de woning) vormt één van de beoogde ontwikkelingen die in het kader van het vigerende bestemmingsplan specifiek onderzocht zijn. Er zijn geen belemmeringen geconstateerd. Aangenomen kan worden dat deze conclusie nog steeds van toepassing is. Conclusie Het aspect bodem vormt geen belemmering voor onderhavig project.
4.3
Water Algemeen In het kader van het Nationaal Bestuursakkoord Water moet bij ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond, middels hydrologisch onderzoek, dat de waterhuishouding niet negatief wordt beïnvloed door de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. Dit is vastgelegd in het procesinstrument de Watertoets. In de waterparagraaf moeten de resultaten van deze toets worden opgenomen, waaronder het wateradvies van de waterbeheerder. Toetsing in het kader van het vigerende bestemmingsplan In het kader van het vigerende bestemmingsplan is een waterparagraaf opgesteld, waarvan ook de beoogde verplaatsing van de woning Van der Mark deel uitmaakt. Voor het gehele plangebied is berekend wat de toename is aan verharding en hoeveel watercompensatie hiervoor dient te worden gerealiseerd. Er wordt geconcludeerd dat er in de verschillende peilgebieden voldoende compensatie wordt gerealiseerd. Voor de nieuwbouw dient verder zoveel mogelijk gebruik gemaakt te worden van duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen (dus geen zink, lood, koper en PAK'shoudende materialen). Op deze manier wordt diffuse verontreiniging van water en bodem voorkomen. Het geniet ten slotte de voorkeur om afstromend hemelwater van schone oppervlakken te scheiden van afvalwater en af te voeren naar het oppervlaktewater. Zo wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Toetsing onderhavig project In het kader van het vigerende bestemmingsplan is reeds een waterparagraaf uitgewerkt waarvan onderhavig project een onderdeel vormt. Aangezien de footprint van 2 het gebouw bij onderhavig project gelijk blijft (500 m ), is geen sprake van een extra
SAB
17
toename van de verharding als gevolg van onderhavig project. De waterparagraaf in het vigerende bestemmingsplan is dus nog steeds van toepassing. Bij onderhavig project zal hiernaast rekening worden gehouden met het uitgangspunt dat gebruik moet worden gemaakt van duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen en dat afstromend hemelwater wordt gescheiden van afvalwater. Conclusie Het aspect ‘water’ leidt niet tot belemmeringen voor onderhavig project.
4.4 4.4.1
Archeologie en Cultuurhistorie Archeologie Algemeen Bij een ruimtelijk plan moet, conform de Wet op de archeologische monumentenzorg, vooraf worden beoordeeld of er eventueel sprake is van archeologische waarden. Toetsing in het vigerende bestemmingsplan Het aspect ‘archeologie’ heeft in het vigerende bestemmingsplan reeds aandacht gekregen. Hiervoor is allereerst de archeologiekaart van de gemeente Lisse bestudeerd. Op basis hiervan is de onderhavige projectlocatie gelegen binnen het gebied ‘ingesloten strandvlakte, mogelijk overgang naar strandwal’.
Uitsnede archeologiekaart, gemeente Lisse
SAB
18
In het kader van het vigerende bestemmingsplan zijn hiernaast de mogelijk aan te tasten locaties (waaronder de locatie woning Van der Mark) met behulp van een verkennend veldonderzoek door middel van boringen nader onderzocht. Uit het verrichte archeologische veldonderzoek blijkt dat er ter plaatse van de voorgenomen activiteiten in zijn algemeenheid geen archeologische sporen worden verwacht. Wel is men ingevolge de Monumentenwet verplicht eventuele archeologische vondsten te melden. Voor eventuele toekomstige grondwerkzaamheden zijn in het bestemmingsplan voorwaarden gesteld om voorafgaand een verkennend archeologisch onderzoek uit te voeren. Om die reden zijn archeologische dubbelbestemmingen opgenomen in het bestemmingsplan. De regeling betekent dat binnen bepaalde voorwaarden voorafgaand aan werkzaamheden een verkennend archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd. Het archeologische erfgoed is op deze wijze voldoende beschermd. Toetsing onderhavig project Onderhavig project is op grond van de regeling in het vigerende bestemmingsplan gelegen binnen de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ met de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde - 4’. Hier is bij een bodemingreep dieper dan 0,30 m onder 2 maaiveld en een oppervlakte groter dan 500 m vooraf een archeologisch onderzoek nodig. 2 Onderhavig project betreft de realisatie van een woning met een footprint van 500 m . 2 Hiermee is geen sprake van een bodemingreep groter dan 500 m . Een archeologisch onderzoek is om die reden niet nodig. Hier kan aan toegevoegd worden dat gezien de resultaten uit het verkennend archeologische veldonderzoek ook geen archeologische waarden hoeven te worden verwacht. Conclusie Het aspect ‘archeologie’ leidt niet tot belemmeringen voor onderhavig project. 4.4.2
Cultuurhistorie Algemeen In de beschrijving van het ruimtelijk plan (vaak het bestemmingsplan) dient op grond van de Bro (artikel 3.6.1) een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Toetsing in het kader van het vigerende bestemmingsplan In het kader van het vigerende bestemmingsplan is het aspect ‘cultuurhistorie’ in beeld gebracht. Het complex Historische Buitenplaats Keukenhof vormt een rijksmonument. In het bestemmingsplan wordt de bestaande situatie beschreven. In overleg met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), voorheen de RACM, is een historisch casco omschreven en is een stapsgewijze aanpak afgesproken op welke wijze de cultuurhistorie waarden worden beschermd. Eén van de voorgenomen ontwikkelingen aan de westzijde van het kasteel betreft de afbraak van de kassen op de voormalige kwekerij en de realisatie van een nieuwe woning (Van der Mark) op deze locatie. Deze wordt gerealiseerd in een gebied dat in de huidige situatie aangeduid kan worden als ‘achter de schermen van de Buitenplaats’. Dit betekent dat deze nieuwe woning uit het zicht ligt vanuit de historische Buitenplaats.
SAB
19
De RCE heeft de herinrichtingsplannen getoetst. De RCE constateert voor de westflank van het kasteel (waarin onder meer het woonhuis Van der Mark wordt gerealiseerd) dat de ontwikkelingen hierin in totaal als neutraal tot positief worden beoordeeld. Er zijn geen negatieve effecten op het historische casco van de Buitenplaats. Er zijn geen negatieve effecten te verwachten. Toetsing onderhavig project Onderhavig project betreft een geringe verschuiving van de beoogde woning ten opzichte van het bouwvlak in het vigerende bestemmingsplan. De footprint alsmede de goot- en bouwhoogte blijven echter dezelfde. Het nieuwe plan is voorgelegd aan de RCE voor advies: Mijn advies luidt positief met in achtneming van de volgende aanbevelingen. Enigszins verborgen schuin achter het hoofdgebouw van De Keukenhof ligt een door bomen, struiken en watergangen omsloten rechthoekig perceel. Op oude topografische kaarten is te zien dat dit perceel in gebruik was als bouwland, later was hier een kwekerij. Over het plan is vooroverleg gevoerd waarbij met name is gesteld dat de parkstructuur het uitgangspunt is voor de situering en het karakter van nieuwbouw op de buitenplaats. De voorgestelde nieuwbouw staat als solitair in de ruimte en voegt zich als ‘ondergeschikt’ gebouw –in maatvoering en architectonische expressie- in de hiërarchie van de buitenplaats. Geadviseerd wordt om als voorschrift in de vergunning op te nemen dat het open karakter van het perceel duidelijk herkenbaar dient te blijven door de parkranden van het perceel herkenbaar te houden en als zodanig te beheren. Als wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld door de RCE zijn er geen negatieve effecten te verwachten. Het aspect ‘cultuurhistorie’ staat de uitvoering van het beoogde project derhalve niet in de weg.
4.5
Externe Veiligheid Algemeen Het aspect externe veiligheid vormt een onderdeel van de toetsing die bij ruimtelijke plannen moet worden uitgevoerd om aan te tonen dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast moet vanuit het besluit Externe Veiligheid en Inrichtingen afgewogen worden of het aanvaardbaar is om het initiatief in het projectgebied te realiseren. Toetsing in het kader van het vigerende bestemmingsplan In het kader van het vigerende bestemmingsplan is dit aspect bekeken. In de omgeving van het plangebied liggen enkele risicobronnen. Ten eerste is in de nabijheid van het plangebied een lpg-tankstation gelegen. Hiervoor geldt, op basis van de vigerende milieuvergunning, een plaatsgebonden risi-6 cocontour (PR 10 ) van 45 meter vanaf het vulpunt. Het invloedsgebied voor het groepsrisico ligt op 150 meter vanaf het vulpunt. Er wordt voldaan aan de oriënterende waarde voor het groepsrisico. In de huidige situatie wordt voldaan aan de normen ten aanzien van externe veiligheid. Ten tweede bevindt zich in de nabijheid van het plangebied de spoorlijn LeidenHaarlem. Hier vindt in enige mate vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De -6 -8 plaatsgebonden risicocontouren van 10 en 10 liggen op minder dan 10 meter buiten het spoor. Er wordt voldaan aan de oriënterende waarde voor het groepsri-
SAB
20
sico. In de huidige situatie wordt voldaan aan de normen ten aanzien van externe veiligheid. Ten derde bevindt zich in de nabijheid van het plangebied de N208, waarover gevaarlijk vervoer plaatsvindt. In het algemeen geldt bij provinciale wegen dat de PR -6 10 -contour niet buiten de weg ligt en dat voldaan wordt aan de oriënterende waarde voor het GR. Geconcludeerd is dat het aspect externe veiligheid de uitvoering van de beoogde ontwikkelingen niet in de weg staat. Toetsing onderhavig project Het onderhavige project betreft de gewijzigde situering van een beoogde nieuwe woning. De woning ligt op geruime afstand van alle drie de genoemde risicobronnen. Het meest dichtbijgelegen is de spoorlijn, deze bevindt zich op circa 500 meter. Hiermee is de woning buiten het invloedsgebied gelegen. Om die reden kan worden aangenomen dat de voornoemde conclusie nog steeds van toepassing is.
4.6
Bedrijven en milieuzonering Algemeen Bij het realiseren van een bouwplan dient gekeken te worden naar de omgeving waarin de nieuwe bestemming gerealiseerd wordt. Hierbij spelen twee vragen een rol: ten eerste of de nieuwe functie in de omgeving past (externe werking) en ten tweede of de omgeving de nieuwe functie toelaat (interne werking). Er dient dus te worden getoetst of de nieuwe functie mogelijk belemmeringen veroorzaakt voor bestaande functies in de omgeving en of de nieuwe functie mogelijk belemmeringen ondervindt als gevolg van de milieuhinder van naburige bedrijven en/of bedrijvigheid in het projectgebied. Toetsing uitgevoerd in het vigerende bestemmingsplan In het vigerende bestemmingsplan is aan dit aspect getoetst. Er zijn twee aspecten getoetst: agrarische bedrijven en horeca: Wat betreft agrarische bedrijven is geconstateerd dat er twee agrarische bedrijven aanwezig zijn in (de nabijheid van) het plangebied. Bij één agrarisch bedrijf (de hofboerderij) zijn de veeteeltactiviteiteiten inmiddels gestaakt. Bij het andere agrarische bedrijf (Middelburg) blijven de activiteiten vooralsnog behouden, maar worden deze op termijn afgebouwd. De afstand tussen de boerderij Middelburg en de dichtst bijzijnde bebouwing in de omgeving bedraagt minstens 100 meter. Er wordt dan ook voldaan aan de bepalingen uit het Blm. Geconcludeerd wordt dat wordt voldaan aan de vigerende wetgeving. Wat betreft horeca wordt gesteld dat in het plangebied in de huidige situatie horeca activiteiten aanwezig zijn in het kasteel, de hofboerderij en op de bloemententoonstelling. Op deze locaties vinden bijvoorbeeld trouwfeesten en evenementen plaats. Uitgaande van horeca-activiteiten in milieucategorie 2, is sprake van een indicatieve milieuzone van 30 meter. Hierbinnen liggen geen gevoelige functies. Er worden daarom geen belemmeringen voorzien. Toetsing onderhavig project Onderhavig project heeft in hoofdzaak een beperkte wijziging van de ligging van de beoogde nieuwe woning tot gevolg. Alle genoemde hindergevende functies liggen op
SAB
21
geruime afstand: de boerderij Middelburg ligt op circa 800 meter en ruim buiten de zone van 100 meter. De dichtstbijzijnde horecafuncties (de oranjerie bij het kasteel) en de hofboerderij liggen op respectievelijk circa 120 meter en 290 meter. Hiermee is, uitgaande van een indicatieve hindercirkel van 30 meter , eveneens geen hinder te wachten. De woning leidt hiernaast niet zelf tot hinder op de omgeving. Dit aspect hoeft dus verder niet te worden beschouwd. Conclusie Het aspect ‘bedrijven en milieuzonering’ leidt niet tot belemmeringen voor onderhavig project.
4.7
Geluid weg- en spoorverkeer Algemeen De mate waarin het geluid veroorzaakt door het (spoor)wegverkeer het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Voor wegverkeer stelt de wet dat in principe de geluidsbelasting op geluidsgevoelige functies de voorkeurgrenswaarde van 48 dB niet mag overschrijden. Wegen met een 30 km/u zone zijn formeel uitgezonderd van akoestisch onderzoek. Voor spoorwegverkeer mag de voorkeursgrenswaarde van 55 dB niet worden overschreden. Als de voorkeursgrenswaarden worden overschreden, dan kan het bevoegd gezag hogere waarden vaststellen. De maximale ontheffingswaarde bedraagt 63 dB voor wegverkeer en 68 dB voor spoorwegverkeer. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wet geluidhinder de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van alle (spoor) wegen op een bepaalde afstand van de geluidsgevoelige functie(s). Toetsing in het kader van het vigerende bestemmingsplan In het kader van het vigerende bestemmingsplan is de realisatie van de nieuwe woning van Van der Mark reeds specifiek onderzocht (RBOI. Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Keukenhof, 27 juni 2011). De hoogst berekende geluidsbelasting aan de gevel van de nieuw beoogde woning van Van der Mark bedraagt ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de Stationsweg op de maatgevende waarneemhoogte van 4,5 meter 47 dB. Deze geluidsbelasting bedraagt hiermee minder dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB en voldoet aan de wettelijke normen uit de Wgh en een goede ruimtelijke ordening. Het spoorlawaai leidt eveneens niet tot belemmeringen. Toetsing onderhavig project Bij onderhavig project wordt de situering van de woning enigszins gewijzigd. De woning komt echter niet dichter bij de Stationsweg te liggen (maar zelfs iets verder weg). Om die reden kan worden gesteld dat de resultaten uit het verrichte akoestische onderzoek nog steeds van toepassing zijn. Conclusie Het aspect ‘geluid weg- en spoorverkeer’ leidt niet tot belemmeringen voor onderhavig project.
SAB
22
4.8
Luchtkwaliteit Algemeen De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichts bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd, kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht geworden zijn. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diversie regio’s om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio’s waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Projecten die ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 ųg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project ‘niet in betekende mate’ bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten opzichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein. Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming: Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico’s optreden. Toetsing in het kader van het vigerende bestemmingsplan In het kader van het vigerende bestemmingsplan is aan dit aspect getoetst. Er is onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit in de omgeving (bijdrage van de ontwikkeling) en de luchtkwaliteit ter plaatse van de geplande ontwikkeling. In de destijds uitgevoerde m.e.r.-beoordeling zijn de resultaten van dit onderzoek weergegeven. Uit het onderzoek blijkt dat in de drie prognosejaren (2008, 2010 en 2020) ruimschoots wordt voldaan aan alle grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit (Wlk), ook
SAB
23
na realisatie van de beoogde ontwikkeling. Ter plaatse van de geplande ontwikkeling wordt eveneens aan alle grenswaarden uit de Wlk voldaan. Toetsing onderhavig project Onderhavig project leidt niet tot een wijziging die relevant is voor het aspect luchtkwaliteit. De voornoemde conclusies zijn daarom nog steeds van toepassing. Ten overvloede kan worden gesteld dat als de nieuwe woning als solitaire ontwikkeling wordt beschouwd, deze ver onder de NIBM-grens valt en kan worden beschouwd als ‘niet in betekenende mate’ bijdragend aan (een verslechtering van) de luchtkwaliteit. Conclusie Het aspect ‘luchtkwaliteit’ leidt niet tot belemmeringen voor onderhavig project.
4.9 4.9.1
Natuur en Flora & Fauna Natuurgebieden (gebiedsbescherming) Algemeen Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden nagegaan of er sprake kan zijn van invloeden op natuurwaarden en beschermde soorten. Er dient, in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998, te worden aangetoond dat van een negatief effect geen sprake is, dan wel dat daarvoor een vergunning dient te worden verkregen. Toetsing in het kader van het vigerende bestemmingsplan In het vigerende bestemmingsplan is aan dit aspect getoetst. Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde natuurgebied, Kennemerland-zuid, is op ruim 2,5 km afstand van het plangebied gelegen. De betreffende ontwikkelingen in het plangebied heeft geen negatief effect op dit natuurgebied, daarvoor is de afstand tot het beschermde natuurgebied te groot en zijn de verstorende ontwikkelingen te beperkt. Ook zal als gevolg van de plannen de jaarlijkse stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied afnemen. Significant negatieve effecten op het Natura 2000-gebied kunnen daardoor geheel worden uitgesloten. Het plangebied maakt wel als kerngebied deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Aantasting van de PEHS dient gecompenseerd te worden volgens de compensatieregels van de provincie Zuid-Holland. Omdat er binnen het grootste deel van het plangebied geen negatieve ontwikkelingen plaats zullen vinden, zal hier geen sprake zijn van aantasting van de Ecologische Hoofdstructuur. In algemene zin is sprake van een positief effect aangezien als gevolg van de plannen de bebouwingsmogelijkheden binnen de PEHS met ongeveer de helft afnemen en binnen de PEHS een groter gebied wordt veiliggesteld voor de PEHS. Toetsing onderhavig project De onderhavige projectlocatie is gelegen binnen de PEHS, binnen de nog niet gerealiseerde provinciale hoofdstructuur, zie het navolgende kaartbeeld.
SAB
24
Ligging projectgebied in PEHS (projectgebied aangeduid met groene ster)
Onderhavig project (de enigszins gewijzigde situering van de reeds beoogde woning), leidt niet tot andere conclusies inzake de PEHS. Over het geheel is nog steeds sprake van een te verwachten positief effect. Conclusie Het aspect ‘gebiedsbescherming’ leidt niet tot belemmeringen voor onderhavig project. 4.9.2
Flora & Fauna waarden (soortenbescherming) Algemeen Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden nagegaan of er sprake kan zijn van invloeden op natuurwaarden en beschermde soorten. Er dient, in het kader van de Flora- en faunawet, te worden aangetoond dat van een negatief effect geen sprake is, dan wel dat daarvoor ontheffing dient te worden verkregen. Toetsing in het kader van het vigerende bestemmingsplan In het kader van het vigerende bestemmingsplan zijn diverse onderzoeken in het kader van de Flora- en faunawet uitgevoerd (RBOI, veldonderzoek, 20 mei 2008, Crex, onderzoek natuurwaarden Keukenhof 2008, Crex, onderzoek natuurwaarden Keukenhof 2009). Voor wat betreft diverse deelgebieden en soorten wordt vervolgonderzoek voorgeschreven. De plannen zullen in hoofdzaak een positieve bijdrage leveren voor verschillende soortengroepen. Voor enkele soorten zullen de ontwikkelingen mogelijk (tijdelijke) negatieve effecten met zich mee kunnen brengen. Voor de zwaar beschermde soorten als vleermuizen en rugstreeppad, is nader onderzoek naar het exacte gebiedsgebruik noodzakelijk. Mogelijk dat voor de bovengenoemde soorten ontheffing nodig is, echter de nieuwe situatie zal voor de betreffende soorten alleen maar verbetering opleveren en daarmee is ontheffing voor deze soorten in alle redelijkheid te verwachten.
SAB
25
In zijn algemeenheid geldt dat de positieve effecten de overhand zullen hebben. Er zijn dan ook geen belangrijke negatieve effecten op soorten te verwachten. Met inachtneming van genoemde voorwaarden (onder soortenbescherming) staat de Floraen faunawet het bestemmingsplan niet in de weg. Toetsing onderhavig project Uit het flora en faunaonderzoek in het kader van het bestemmingsplan blijken de volgende aandachtspunten: Kleine modderkruiper: In de bestaande sloten langs het nieuwe woonhuis van Van der Mark komt de kleine modderkruiper voor. De werkzaamheden om deze sloten met elkaar te verbinden kunnen leiden tot het aantasten van de kleine modderkruiper. In principe dient hiervoor een ontheffing te worden aangevraagd, tenzij de aannemer werkt volgens een goedgekeurde gedragscode. De werkzaamheden dienen dan onder begeleiding van een ecoloog uitgevoerd te worden. Deze ecoloog kan voorafgaand aan de werkzaamheden de aanwezige soorten wegvangen en verplaatsen. Nadat de verbinding is gemaakt, zullen de sloten weer geschikt zijn als leefgebied voor de kleine modderkruiper en andere aanwezige soorten. Vogels: De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van maart tot en met augustus) te laten starten. Voor de projectlocatie gelden geen bijzonderheden wat betreft de vleermuizen en rugstreeppad. Er is geen nader onderzoek naar deze diersoorten nodig. Conclusie Concluderend kan worden gesteld dat het aspect ‘flora en fauna’ niet leidt tot belemmeringen voor onderhavig project. Wel dient rekening te worden gehouden met de randvoorwaarden: dat bij de werkzaamheden aan de sloten wordt gewerkt met een goedgekeurde gedragscode en onder begeleiding van een ecoloog en dat er wordt gewerkt buiten het broedseizoen van vogels.
4.10
Kabels en leidingen Toetsing in het kader van het vigerende bestemmingsplan Er bevinden zich geen planologisch relevante kabels en leidingen in het plangebied of in de directe nabijheid van het plangebied. Toetsing onderhavig project De voornoemde conclusie is ook op onderhavig project van toepassing.
SAB
26
4.11 4.11.1
Verkeer en parkeren Verkeerseffecten Toetsing in het kader van het vigerende bestemmingsplan Er is in het bestemmingsplan globaal in beeld gebracht wat de verkeerseffecten zijn als gevolg van het plan. Dit onderzoek betrof in hoofdzaak de verkeersafwikkeling van het verkeer van en naar de Bloemententoonstelling. Toetsing onderhavig project Het onderhavige project betreft de realisatie van één woning. Dit brengt een beperkte verkeersdruk met zich mee. De woning wordt ontsloten via de Stationsweg. Er worden geen belemmeringen verwacht inzake de verkeersafwikkeling.
4.11.2
Parkeren Toetsing in het kader van het vigerende bestemmingsplan Er is in het vigerende bestemmingsplan ruimschoots op dit aspect ingegaan. Het betreft echter met name het parkeren dat de Bloemententoonstelling met zich meebrengt. Toetsing onderhavig project Onderhavig project betreft de realisatie van één woning. Er wordt op eigen terrein geparkeerd. Er wordt geen parkeerdruk afgewenteld op de omgeving.
SAB
27
5
Economische uitvoerbaarheid Het project betreft een particulier initiatief. De particuliere initiatiefnemer draagt de kosten. Voor de gemeente verloopt het project kostenneutraal.
SAB
28
6
Afweging en conclusie Algemeen kader Het project betreft het mogelijk maken van een gewijzigde opzet van de nieuwe woning van Van der Mark die op grond van het vigerende bestemmingsplan ‘Keukenhof’ reeds mogelijk is. De beoogde woning overschrijdt namelijk in enige mate het bestemmingsvlak en bouwvlak. Wat betreft de maatvoering wordt echter binnen de be2 staande maatvoering gebleven: de footprint van het gebouw blijft 500 m en ook blijven de goot- en bouwhoogte binnen de gestelde maten van het vigerende bestemmingsplan. Hiernaast is geconstateerd dat ook de beoogde inrichting van het terrein rondom de woning niet passend is binnen de op basis het vigerende bestemmingsplan geldende bestemming ‘Natuur’. Het aanleggen van een terras horende bij de woning is niet mogelijk binnen deze bestemming. De beoogde verplaatsing van de woning van Van der Mark is nodig om de herontwikkelingsplannen van de Keukenhof te kunnen realiseren. De locatie van de bestaande woning dient namelijk te worden ingericht als parkeerterrein en nieuwe oostelijke entree van de Bloemententoonstelling. De realisatie van de woning vormt hiermee een onmisbare schakel binnen de plannen voor het gehele gebied. In artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3 van de Wabo is bepaald dat voor het bouwen van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een omgevingsvergunning kan worden verleend, indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Van deze mogelijkheid wordt gebruikgemaakt. Afweging Onderhavig project betreft een beperkte aanpassing van de mogelijkheden die het vigerende bestemmingsplan reeds bieden voor de nieuwbouw van een woning. De ruimtelijke impact hiervan is zeer beperkt en wel om de volgende redenen: de nieuwe woning ligt deels buiten het bestemmingsvlak en bouwvlak op grond van het vigerende bestemmingsplan, maar komt niet wezenlijk op een andere plaats te liggen. de nieuwe woning blijft passen binnen de gestelde kaders inzake de maatvoering, zowel wat betreft de footprint als de goot- en bouwhoogte. de woning komt niet dichter op de Stationsweg te liggen. Hiermee blijft een goed akoestisch woon- en leefklimaat gegarandeerd. de woning krijgt een architectonische vormgeving en detaillering die passend is in omgeving. de nieuwe woning ligt visueel afgeschermd van de Buitenplaats en het kasteel. Het cultuurhistorisch waardevolle ensemble hier wordt niet verstoord. Daarnaast zal het terrein direct grenzend aan de woning worden ingericht ten dienste van de woning. Dit is binnen de nu geldende bestemming Natuur niet mogelijk. Omdat in het oorspronkelijke plan ruimte is gemaakt voor het realiseren van een nieuwe woning kan er vanuit worden gegaan dat hierbij ook een aantal hierbij horende voorzieningen zoals een terras en toegangspad mogen worden aangelegd. De gronden rondom de woning zullen als zodanig worden ingericht.
SAB
29
In deze ruimtelijke onderbouwing is verder beargumenteerd dat het project niet strijdig is met het geldende beleid en de (gemeentelijke) regelgeving. Bovendien is het project getoetst aan de diverse haalbaarheidsaspecten, zoals bodem, water, archeologie, geluid, flora en fauna en luchtkwaliteit. Hieruit blijkt dat er geen belemmeringen zijn die zich verzetten tegen dit project en dat er voldaan wordt aan de wet- en regelgeving.
SAB
30
Bijlage 1
SAB
31
LANDGOED KASTEEL KEUKENHOF Voorstel bebouwing Suikerkamp 13.09.2013, bureau Cees, Cees van der Mark Advies supervisor Nieuwbouw op het landgoed Keukenhof dient duidelijk ondergeschikt te zijn aan het karakter en de uitstraling van het hoofdhuis. Het kasteel is het hoofdmoment, het centrale gebouw op het landgoed. Dat kan door nieuwbouw een zekere abstractie te geven zoals bij het familiemuseum of door een meer agrarische uitstraling zoals voorgesteld is bij de nieuwe villa op het Suikerkamp. Hier lag een kwekerij en in die traditie past een schuurachtige bebouwing. Bureau Cees is er wonderwel in geslaagd om de wens van een schuurachtige eigentijdese bebouwing, waarin een groot en sprekend dak van belang is, te combineren met de wens om een comfortabele villa te realiseren. Het hoofdvolume is eenvoudig en scherp aangezet. De ramen zijn repeterend en eveneens eenvoudig van opzet. De materialisering is terughoudend en agrarisch en de detaillering gevoelig en scherp. De vraag is nog in welk materiaal het iets verhoogde terras wordt uitgevoerd. Er zijn echter nog twee aandachtspunten. Het is vreemd dat in de noordgevel een groot raam met grote openschuivende deuren is aangebracht met daarachter niet de ruimte van het atelier maar een trappenpartij. Dat wringt. De insnede in de oostgevel, met aan twee zijden glas en aan één zijde hout, doet afbreuk aan de het stoere recht toe recht aan karakter van het hoofdvolume en de ruimtelijkheid van het interieur. Een wat groter en hoger raam dan de overige ramen maar wel in de gevellijn en de lijn van het dakvlak maakt het ontwerp alleen maar sterker. 16 september 2013 Michael van Gessel, landschapsarchitect
GEMEENTE LISSE GEMEENTEWINKEL Vergunningen
Zaaknummer:
W041621
Ingekomen d.d. : 01-10-2013 Aantal bladen:
Bijlage 2
SAB
32
Bijlage 3
SAB
33