NIEUWSBRIEF
APRIL 2014
EXTRA UITGAVE
Als eerste stap op weg naar het nieuwe stelsel voor het agrarisch natuur- en landschapsbeheer dat in 2016 van start gaat, zijn in de eerste helft van 2013 tien werkconferenties georganiseerd met betrokkenen: agrarisch natuurverenigingen, maar ook diverse natuurorganisaties, waterschappen en provincies. Deze nieuwsbrief gaat in op de resultaten van deze bijeenkomsten.
KENNISBEHOEFTE GERAADPLEEGD TIJDENS WERKCONFERENTIES IN 2013 De werkconferenties omvatten drie landelijke bijeenkomsten en zeven regionale bijeenkomsten. De regionale bijeenkomsten hebben verspreid door het hele land plaatsgevonden met (vertegenwoordigingen van) de agrarische natuurverenigingen. In de landelijke bijeenkomsten zijn ook natuurorganisaties, waterschappen en provincies geraadpleegd. In totaal hebben naar schatting zo’n 175 mensen deelgenomen. Bij de regionale conferenties stonden steeds twee vragen centraal: 1. Hoe ga je straks invulling geven aan het collectief? 2. Wat / welke kennis heb je nodig om door te ontwikkelen naar een professionele organisatie? Met de eerste vraag zijn alle ANV’s en vele LTO-afdelingen al druk bezig. Mede op basis van de provinciale wensen / randvoorwaarden begint zich in veel provincies nu af te tekenen hoe het toekomstige collectievenlandschap eruit gaat zien. Deze nieuwsbrief spitst zich toe op de tweede vraag.
KENNIS VOOR PROFESSIONALISERING De collectieven in oprichting geven aan dat zij nog veel kennis nodig hebben om straks goede gebiedsaanvragen uit te brengen en hun organisatie op orde te hebben voor een gesmeerde uitvoering. Maar er bestaat natuurlijk geen ‘gemiddeld’ collectief; de behoefte aan kennis verschilt van gebied tot gebied. Sommige ANV’s schatten in dat zij relatief snel klaar kunnen zijn voor hun nieuwe rol. Bijvoorbeeld omdat zij al redelijk wat expertise in huis hebben (bijvoorbeeld in de vorm van eigen personeel) of vanuit het verleden ervaring hebben met een coördinerende rol. Maar de meerderheid schat in dat ze nog een lange weg te gaan hebben en dat ze op een flink aantal punten kennis en vaardigheden missen.
GEBIEDSVISIE / KANSENKAART ONDERDEEL VAN GEBIEDSAANVRAAG Het opstellen van gebiedsaanvragen is niet nieuw, maar de eisen die hieraan nu worden gesteld zijn dat deels wel. Sommige ANV’s hebben de afgelopen tijd geoefend met gebiedsoffertes, zoals Den Hâneker (Alblasserwaard-Vijfheerenlanden) en de GLB-pilots Winterswijk en Noordelijke Friese Wouden. Andere hebben al eerder offertes uitgebracht aan waterschappen, zoals Vockestaert (Midden-Delfland). Deze voorbeelden kunnen als inspiratie dienen.
1 STICHTING COLLECTIEF AGRARISCH NATUURBEHEER
NIEUWSBRIEF
APRIL 2014
EXTRA UITGAVE
Als voorbereiding op de gebiedsaanvraag is een gebiedsvisie / kansenkaart belangrijk. Deze vormt de basis voor de voorgestelde maatregelen. Nut en noodzaak van zo’n visie deden tijdens de bijeenkomsten wel wat wenkbrauwen omhoog gaan: voor veel gebieden liggen immers al uitgewerkte visies. Belangrijk is echter dat het om een eigen visie gaat, die weliswaar inspeelt op de doelen van de overheid maar daarbij heel duidelijk de verwachte en gewenste gebiedsontwikkeling schetst. Het gaat hierbij vooral om het in beeld brengen van de kansen voor de door het agrarisch collectief te realiseren natuur- en landschapsdoelen. SCAN heeft dit vertaald naar een kansenkaart, waarmee het collectief zich kan gaan voorbereiden op het gebiedsproces rondom het natuurbeheerplan 2016. Ook ontwikkelt SCAN een format voor de gebiedsaanvraag.
VAN DOELEN NAAR MAATREGELEN Zodra het provinciale doelenkader klaar is, kan ook worden gestart met het vertalen van doelen naar maatregelen. Veel provincies werken nu al aan een doelenkader. Daarbij worden ook andere overheden (zoals waterschappen) en de agrarische collectieven betrokken. Basis zijn de lijsten met soorten waarvoor Nederland internationale verplichtingen is aangegaan (bijvoorbeeld in het kader van Natura 2000). Het is nog niet helemaal duidelijk hoe de provincies zullen omgaan met soorten die niet op deze lijst staan, zoals de meeste weidevogels. Voordeel van de lijst is wel dat hij uitnodigt om op een nieuwe manier naar je gebied te kijken en te bepalen of je iets kunt doen voor minder voor de hand liggende soorten zoals vleermuizen, libellen en de kamsalamander. Het lastige is dat we steeds beter weten hoe we weidevogels, akkervogels en slootkanten moeten beheren, maar dat voor andere soorten en leefgebieden vaak kennis ontbreekt. De natuurorganisaties zien hier belangrijke kansen voor nieuwe invalshoeken in het agrarisch natuurbeheer en willen graag helpen om kennis te leveren over effectieve maatregelen. Nieuwe kennis is ook nodig voor maatregelen onder de Kaderrichtlijn water, die via de gebiedsaanvraag kunnen lopen. Dit omdat de waterbudgetten onder het POP-3 voor een belangrijk deel via de regeling voor agrarisch natuurbeheer gaat lopen. De kennis voor de vertaling van doelen naar maatregelen kan voor een deel door SCAN worden geleverd, maar zal ook van externen (bijv. ecologen) moeten komen. Ook daarom is samenwerken met andere gebiedspartijen bij het opstellen van de aanvraag zo belangrijk. De natuur- en landschapsorganisaties hebben aangegeven graag betrokken te willen zijn bij het opstellen van de gebiedsplannen. Niet als deelnemer in het agrarische collectief, zoals eerst wel werd bepleit, maar als deelnemer in de verbrede gebiedscoalitie voor het leveren van ecologische en gebiedskennis. SCAN levert in ieder geval een aantal basissets van maatregelen (ruimer dan in het huidige SNL) waarmee collectieven aan de slag kunnen. Voor meer specifieke doelen is maatwerk nodig.
2 STICHTING COLLECTIEF AGRARISCH NATUURBEHEER
NIEUWSBRIEF
APRIL 2014
EXTRA UITGAVE
BEREKENEN VAN VERGOEDINGEN EN UITVOERINGSKOSTEN In een gebiedsaanvraag hoort een begroting. Die bestaat grofweg uit twee delen: de kosten van beheermaatregelen en de kosten van het collectief. Het berekenen van beheervergoedingen moet gebeuren op basis van de catalogus groenblauwe diensten. Als maatregelen afwijken van het huidige SNL, vergt het meestal wat gepuzzel om een passende vergoeding te berekenen. Bovendien zijn bepaalde typen maatregelen (bijv. watermaatregelen) in de catalogus ondervertegenwoordigd. Momenteel wordt de catalogus aangepast en straks opnieuw aan Brussel voorgelegd. SCAN kan helpen om vergoedingen te berekenen bij minder voor de hand liggende maatregelen. Ook zal een rekenwijze worden geleverd voor het begroten van de uitvoeringskosten, die zoals bekend in redelijke verhouding moeten staan tot de omzet aan beheermaatregelen.
ECOLOGISCHE TOETS: HET BEHEER MOET EFFECTIEF ZIJN Van groot belang is de situering van de maatregelen in het veld. Zeker voor akker- en weidevogels zijn uitgekiende beheermozaïeken nodig die rekening houden met de geschiktheid van het gebied en de aanwezigheid van de vogels. In de gebiedsaanvraag komt een globale kaart waarop aangegeven staat in welke delen van het gebied de gekozen beheervormen komen te liggen. En de spelregels waarmee het beheer wordt ‘weggezet’. De keuzes moeten goed worden onderbouwd in een ecologische toets op het beheer: er moet aannemelijk worden gemaakt dat het uitgestippelde beheer effectief is. Bij de bijeenkomsten werd duidelijk dat het langzaam ‘indaalt’ dat de overheid ditmaal ook een belangrijke kwaliteitsslag wil maken. De ANV’s gaven aan dat zij voor de ecologische onderbouwing behoefte hebben aan een digitaal systeem waarin online het beheer en de veldwaarnemingen kunnen worden ingevoerd om het beheerplan te kunnen toetsen. Voor weidevogels bestaat zo’n model (Beheer op Maat), maar dat is alleen gebaseerd op de Grutto en het aanbod aan kuikenland door het weidevogelseizoen heen. Andere aspecten zoals de opbouw van een beheermozaïek of een ecologische toets voor andere doelsoorten ontbreken nog. Als er geen toetsingsmodel voorhanden is, zoals voor de meeste doelsoorten, zal de keuze en situering van maatregelen goed moeten worden onderbouwd met behulp van eigen en externe expertise. SCAN biedt handreikingen voor het gebruik van ecologische toetsen.
3 STICHTING COLLECTIEF AGRARISCH NATUURBEHEER
NIEUWSBRIEF
APRIL 2014
EXTRA UITGAVE
OVERIGE AANDACHTSPUNTEN BIJ DE GEBIEDSAANVRAAG Bij het opstellen van een aanvraag is verder van belang: •
•
Welke spelregels hanteert de overheid bij het beoordelen van de aanvraag? Komen er vaste budgetten per gebied? Zo nee, wordt er in concurrentie geoffreerd en speelt de prijsstelling daarbij een rol? Hoe gaat de vergroening (1e pijler GLB) de aanvraag beïnvloeden? Inmiddels is duidelijk dat akkerrandenbeheer de enige beheervorm is die kwalificeert als vergroening. Maar het is nog onduidelijk of het beheer tot in detail in de vergroeningseisen wordt vastgelegd of (ook) vanuit het SNL wordt geregeld. De invulling van het verbod op dubbelbetaling wordt cruciaal voor de verhouding tussen vergroening en agrarisch natuurbeheer. Ook de Nederlandse invulling van de mogelijkheid tot collectieve invulling is nog niet bekend.
CONTROLE EN HANDHAVING Onderdeel van het nieuwe stelsel is ook dat het agrarisch collectief de overeenkomsten met de grondgebruikers zelf controleert en waar nodig sancties oplegt. Tijdens de bijeenkomsten bleken sommige ANV’s wat huiverig voor deze rol: je loopt immers de kans dat je moet optreden tegen je buurman. Vanuit ANV’s die al vaker met dit bijltje hebben gehakt werd juist aangegeven dat controle en sancties door ‘de eigen club’ beter worden geaccepteerd dan die door de overheid. Toch overweegt de overheid vanuit de vrees voor “de slager keurt zijn eigen vlees” om de controle wat meer op afstand te zetten, bijvoorbeeld in de vorm van onafhankelijke schouwcommissies. Zodra er meer duidelijkheid is over de eisen die de overheid hieraan stelt, kunnen controle- en sanctieprotocollen worden ontwikkeld. SCAN zal daarvoor met handreikingen komen. Ook de overheid zal steekproefsgewijs nog veldcontroles uitvoeren als ‘dubbelcontrole’ van het collectief. Het ministerie van EZ is daarnaast – mede op aangeven van de consultaties – bezig om in Brussel te regelen: • •
dat een individuele overtreding niet leidt tot een sanctie voor het collectief die vele malen groter is dan de individuele sanctie; dat het collectief niet ook de cross-compliance hoeft te controleren. Hieraan moet immers worden voldaan om in aanmerking te komen voor betalingen voor agrarisch natuurbeheer.
REGISTRATIE EN ADMINISTRATIE De agrarische collectieven moeten een professionele administratie gaan bijhouden: van de afgesloten beheercontracten en het gevoerde beheer, van de resultaten van de controles en de veldinventarisaties en van de betalingen (en eventuele inhoudingen hierop). Alleen zo kan het collectief een betrouwbare contractpartner zijn voor zowel de overheid als de grondgebruikers.
4 STICHTING COLLECTIEF AGRARISCH NATUURBEHEER
NIEUWSBRIEF
APRIL 2014
EXTRA UITGAVE
De overheid zal het collectief in het kader van de certificering vooral controleren op de aanwezigheid van solide protocollen en een solide administratie. Ook moet de realisatie van de in de aanvraag beloofde prestaties inzichtelijk zijn. In de bijeenkomsten bleek er op dit punt een breed gedeelde behoefte aan scholing (gebruik van digitale administratiesystemen, waaronder GIS) en professionalisering. Voor een deel zal de administratie ook gezamenlijk (tussen ANV’s of tussen grootschaliger collectieven) worden georganiseerd. Er is behoefte aan systemen / software die velerlei gegevens aan elkaar kunnen koppelen, en aan scholing in het werken met zulke systemen. Die systemen moeten goed compatibel zijn met het systeem dat de overheid gaat hanteren. Een aantal ANV’s, maar ook vele andere beheerders hebben ruime ervaring met systemen die als voorbeeld kunnen dienen.
5 STICHTING COLLECTIEF AGRARISCH NATUURBEHEER
NIEUWSBRIEF
APRIL 2014
EXTRA UITGAVE
Projectdirecteur SCAN Walter Kooy Regionale projectleiders SCAN Astrid Manhoudt (Veelzijdig Boerenland) Gerard van Drooge (BoerenNatuur) Harm Kossen (Natuurrijk Limburg) Liesbeth de Haan en Wubbo de Raad (LTO Noord) Wico Dieleman (ZLTO) Yvette Ruesen (Natuurlijk Platteland Oost)
6 STICHTING COLLECTIEF AGRARISCH NATUURBEHEER