2014 • jaargang 11 • Nummer 3
Wie kan chocola maken van al die data over de leefomgeving? Sjakie in ieder geval niet! Kartografie met bewuste vertekening
www.geo-info.nl • Vakblad van Geo-Informatie Nederland
De BGT werkconferenties Waarnemingen van een dagvoorzitter
INSPHERE:
TRANSFORMEER UW MANIER VAN WERKEN Wanneer u een centrale plek voor alles nodig hebt, is het Trimble® InSphere™ systeem voor het beheren van geospatiale informatie er voor u en uw organisatie. InSphere is ontwikkeld door experts in geospatiale oplossingen en is een online beheersysteem voor geospatiale informatie waarmee u de touwtjes strak in handen hebt. Via één simpel en gemakkelijk te gebruiken webplatform biedt InSphere toegang tot meerdere applicaties, zoals Data Manager, Equipment Manager en TerraFlex™ software. InSphere maakt het voor geospatiale organisaties, o.a. voor inmeten en karteren, mogelijk om alles op één plaats te beheren, waar het op elk moment en vanaf bijna elke plaats toegankelijk is. Eén platform. Centraal beheerd. Meerdere applicaties. U bent de baas. Meer informatie via: www.trimbleinsphere.com
© 2014, Trimble Navigation Limited. Alle rechten voorbehouden. Trimble en het logo met globe en driehoek zijn handelsmerken van Trimble Navigation Limited, gedeponeerd in de Verenigde Staten en andere landen. InSphere en TerraFlex zijn handelsmerken van Trimble Navigation Limited. Alle andere handelsmerken zijn eigendom van hun respectievelijke eigenaren. GEO-021-NLD (03/14)
Twee geo-beurzen voorbij...
Adri den Boer
Voor zowel kaartproducenten als kaartconsumenten is ‘Kartografie met bewuste vertekening’ een interessant artikel. Een onafhankelijk vakblad als dit zou redactioneel ook ónbewuste vertekening kunnen of zelfs moeten signaleren. Spoort het met het beeld en de marktbehoeften dat het Nederlandse werkveld van de geo-informatie minder adverteert en sinds 2014 juist meer vakbeurzen heeft? Van twee van de drie voor dit jaar geplande geo-beurzen staan er verslagen in dit nummer. Van de derde, GeoBuzz op 25 en 26 november in Den Bosch, is Geo-Info zelfs dé mediapartner, dus komen daar zeker verslagen van in dit blad. (Een toegangsprijs voor die schrijvende pers zal er echt niet zijn.) De eerste editie van GeoEvent in maart was een succes. Het bewijs daarvoor is de herhaling op 31 maart en 1 april 2015 in, weer, Expo Houten. ‘GeoEvent is ontstaan uit de vraag van zowel exposanten als bezoekers naar een jaarlijks ontmoetingsmoment voor de volledige geo-sector’, aldus de website van GISmagazine van organisator CMedia. Dat lijkt te verwijzen naar die andere geo-beurs in april, ‘Overheid & Geo’ van VNU in de Jaarbeurs. Ook die was een succes, hun website zegt van de editie 2015 nu al: ‘Een pleisterplaats voor de overheidsprofessionals, waar veel voorbeelden van toepassingen/gebruik van geo-informatie voor een beter werkende overheid te vinden zijn.’ Dat is inderdaad je niet geheel richten op de volledige geo-sector. Maar het was bij de ingang wel erg mooi. Waar menigeen al jaren zei dat geo-informatie meer en meer een onopvallend onderdeel zou worden van gewone ICT werd ‘Overheid & ICT’ geafficheerd als slechts een zústerevent van ‘Overheid & Geo’. Zou zelfs dat een gevolg zijn van de aandacht van het netwerk Vrouwen op de Kaart? Reacties zijn welkom!
MIJNGIN Meer informatie over MIJNGIN en hoe daar gegevens aan te vullen en te verbeteren vindt u door in te loggen op www.geo-info.nl.
2014-3 | Geo-Info
| 1
Colofon
Agenda GIN XXV International FIG Congress Datum: 16-21 juni Locatie: Maleisië Meer informatie: www.fig-net/fig2014
Regio-bijeenkomst GIN-West: Hoofdstedelijke Geo-Innovatie Datum: 5 juni Tijd: 15.30-20.00 Locatie: Pakhuis de Zwijger/Amsterdam Meer informatie: www.geo-info.nl/agenda DataLand-congres Van knelpunt naar knooppunt Datum: 12 juni Locatie: Cultuur- en congrescentrum Antropia, Driebergen Meer informatie: www.datalandcongres.nl
GeoBuzz Datum: 25 - 26 november 2014 Locatie: Den Bosch Meer informatie: www.geoBUZZ.nl
Uitgever Geo-Informatie Nederland www.geo-info.nl Redactieadres Redactie Geo-Info Postbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415 Fax: (033) 246 0470 E-mail:
[email protected] Redactie Geo-Info Hoofdredacteur: Roelof Keppel Redacteuren Adri den Boer, Klaas van der Hoek, Bart Huijbers, Edward Mac Gillavry, Ad van der Meer, Ferjan Ormeling, Sytske Postma, Frans Rip Bladmanagement Motivation Office Support bv, Nijkerk
3 2014 • jaargang 11 • Nummer
Inzenden kopij Indienen en publiceren van artikelen en berichten in overleg met de redactie. Zie ook www.geo-info.nl onder ‘Geo-Info’. Advertentie-exploitatie Motivation Office Support bv Jan van de Vis Telefoon : (033) 247 3415 E-mail:
[email protected] of
[email protected] Advertentietarieven op aanvraag
van Geo-Informati www.geo-info.nl • Vakblad
van al die Wie kan chocola maken ? data over de leefomgeving Sjakie in ieder geval niet! ening vertek te bewus Kartografie met
e Nederland
De BGT werkconferenties oorzitter Waarnemingen van een dagv
Vormgeving en druk VdR druk & print, Nijkerk www.vdr.nl Abonnementen/inlichtingen Postbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415 Fax: (033) 246 0470 E-mail:
[email protected] Het doorgeven van adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk of via e-mail. Een abonnement of lidmaatschap kan op elk gewenst moment ingaan en wordt voor een jaar aangegaan. Een abonnement of lidmaatschap wordt automatisch verlengd, tenzij dit minimaal twee maanden voor de verlengingsdatum schriftelijk of per e-mail wordt opgezegd.
Partners Geo-Informatie Nederland
2 |
Geo-Info | 2014-3
bonnementsprijzen per jaar voor 2014 A Persoonlijk lidmaatschap: € 60,- incl. 6% btw. Abonnement op Geo-Info: € 110,- incl. 6% btw. Organisatielidmaatschap: € 245,- incl. 6% btw. Leden in het buitenland betalen extra kosten voor het toezenden van Geo-Info: binnen Europa € 30,- (excl. 21% btw) en buiten Europa € 55,- (excl. 21% btw). Kijk voor meer informatie op de website www.geo-info.nl. Bij automatische incasso krijgt u een korting van € 2,- per jaar. © 2014. Het overnemen evenals het vermenigvuldigen uit dit tijdschrift is slechts toegestaan na schriftelijke toestemming van redactie en auteur. ISSN 1572-5464 (print), ISSN 2211-0739 (online)
In dit nummer ... ...en verder 14 Verslag – SPAR conference 11 t/m 13 november 2013 16 Column
4 Kartografie met bewuste vertekening
Sneeuwitje en de zeven dwergen 17 Boek – De man die in de put sprong 22 Verslag – Eerste editie GeoEvent succes 24 Column
18 OHN: Object Hoogten Nederland
Hoe adaptief zijn wij? 27 Openkaart 28 Watmagwaar.nl: complexe informatie op zakformaat 33 Column
30 Duurzaam 41 Verslag – Event ‘Overheid & Geo’ succes? 44 Verslag – De Gouden Driehoek met gouden trouwring? 47 In memoriam – ir. J.A. van der Linden 48 Promotie Roel Nicolai
De BGT werkconferenties
34 Wie kan chocola maken van al die data over de leefomgeving?
38 Crowdsourcing met de Basisregistratie Topografie
2014-3 | Geo-Info
| 3
Kartografie met bewuste vertekening In dit artikel worden verschillende soorten van bewuste vertekening van de werkelijkheid op kaarten onderscheiden, waarbij hun vooren nadelen worden besproken: generalisatie, reliëfweergave, thematische kaarttypen (zoals chorochromatische kaarten en choroplethen), kaartontwerp, anamorfoses en kaartprojecties. Tevens wordt nagegaan hoe de negatieve aspecten hiervan kunnen worden geminimaliseerd. Door Ferjan Ormeling
Geen enkele kaart valt te beschouwen als de enig mogelijke ware kaart van een verschijnsel. Kaarten zijn door conventies bepaalde constructies, die afhangen van de opvattingen van hun vormgevers, met elk hun eigen voorkeuren met betrekking tot classificatiesystemen of kleurstellingen. Kaartontwerp hangt in principe af van het beoogde gebruik van de kaart, de visualisatiedoelstellingen en het beoogde publiek. De inhoud van de kaart hangt mede af van de ruimtelijke gegevens die de maatschappij c.q. de overheid verzameld heeft en voor publicatie vrijgegeven. De informatiepolitiek van de overheid is in veel landen nog steeds de beslissende factor die bepaalt wat er gekarteerd kan worden en wat niet. Dat zou kunnen leiden tot een eenzijdige blik op de ruimtelijke werkelijkheid. Ook al wordt het informatie-monopolie van de overheid in toenemende mate ondermijnd door instanties met hun eigen agenda zoals GoogleEarth, OpenStreetMap en marketingfirma’s die sociaal-economische gegevens verzamelen voor postcodegebieden. Kartografen hebben de overdracht van ruimtelijke informatie als opdracht. Om de essentiële aspecten van hun onderwerpen te communiceren vertekenen ze bewust de werkelijkheid. Ze volgen daarbij het motto van Paul Klee (1920) ”Kunst geeft de werkelijkheid niet weer, maar maakt hem zichtbaar”
Figuur 1 - De rol van de kunstenaar volgens Paul Klee (1920).
4 |
Geo-Info | 2014-3
(zie figuur 1). Naar mijn mening heeft de kartografie eenzelfde rol. Om de werkelijkheid zichtbaar te maken moeten kartografen hem wel vertekenen. We vertekenen bewust om een goed inzicht in de werkelijkheid te geven. Soms leidt die vertekening niet tot een waarheidsgetrouwe weergave - er zijn voorbeelden te over van bewuste vertekeningen van de waarheid, die resulteren in kaarten die hun gebruikers een verkeerd beeld van de werkelijkheid geven. Hoewel dergelijke kaarten op correcte wijze kunnen zijn vervaardigd, in de zin dat er correcte cijfers zijn gebruikt, die volgens een herhaalbare bewerking proportioneel correct zijn weergegeven. Ze kunnen toch de werkelijkheid vertekenen, bijvoorbeeld doordat er een te kleine representatieve waarde aan de symbolen is toegekend. Ze kunnen oneerlijk zijn doordat bepaalde relevante informatie bewust is weggelaten. Zo verdoezelt men bijvoorbeeld de locatie van militaire installaties. In het verleden liet men dergelijke locaties wit op de kaart, totdat men zich realiseerde dat juist die witte gebieden onwelkome bezoekers aantrokken, waarna men die gebieden als fictieve landschapsparken ging weergeven. De kaarten kunnen ook oneerlijk zijn, omdat in plaats van de werkelijkheid weer te geven, de kaarten zijn aangepast om een boodschap die ze wilden brengen. Bijvoorbeeld dat de ene spoorwegverbinding
Figuur 2 - Vertekening van spoorwegverbindingen (Monmonier 1991). korter, en dus meer efficiënt is dan de andere, door het aantal bochten erin te verminderen (zie figuur 2).
vertekening ‘individual clarity’ (zie figuur 3), zodat de kaartgebruikers makkelijk konden aflezen hoe van het ene naar het andere station te komen. Ze zouden wel gewaarschuwd moeten worden om te voorkomen dat ze de kaart ook voor andere doelen gebruiken, zoals het maken van schattingen
van de reistijd, of van de afstand op de begane grond tussen de stations.
Een enkele keer vertekenen we uit onwetendheid, bijvoorbeeld wanneer we ons Je zou kunnen stellen dat er maar een heel niet realiseren dat we door het presenteren klein verschil is tussen bovengenoemde malavan informatie in een bepaalde volgorde fide praktijk en de veronderstelde weldadige een verkeerde indruk scheppen. In figuur 4 praktijken van Harry Beck. Hij bracht in 1931 zien we een atlas spread uit de 40e druk van zijn vertekende kaart van het net van de Londe Bosatlas. Schoolkinderen kunnen daaruit dense ondergrondse uit, door de loop van alle de indruk krijgen dat India ten westen ligt lijnen recht te maken, het aantal verschillende van het Arabisch schiereiland. Die misvatting hoeken te reduceren tot 0⁰, 45⁰ en 90⁰, en het had makkelijk vermeden kunnen worden centrum van de stad uit te vergroten waardoor door de volgorde van de kaarten om te alle stationsnamen er horizontaal in pasten. draaien. Het is een briljant ontwerp, omdat alle objecten er duidelijk op te zien zijn en dat is nodig omdat je moet kunnen zien Generalisatie waar je van de ene lijn op de andere moet Volgens de Zwitserse kartograaf Knöpfli is overstappen om een bepaalde bestemming Figuur 3 - Overall clarity vergeleken met individual generaliseren het zodanig aanpassen van te bereiken. Maar kartografen moeten hun de kaartinhoud dat deze het belang van het clarity. ogen niet sluiten voor de negatieve aspecten van deze vertekening. Dezelfde afstand op de kaart van de ondergrondse tussen twee opeenvolgende stations kan in het ene geval 1 minuut duren en in het andere 20, afhankelijk van het feit of de stations in de City liggen of in de buitenwijken. Stations die op de kaart een eind uit elkaar liggen kunnen in werkelijkheid aan de overkant van dezelfde straat liggen. De vertekening van deze kaart was gericht op het bereiken van een optimale leesbaarheid, en niet op een optimaal inzicht in de ruimtelijke verhoudingen. Vertekening heeft dus haar prijs, ook al heeft men er goede bedoelingen mee. Het zijn kartografen die zich bewust moeten zijn van die prijs, ze moeten hun klanten er ook bewust van maken. Dergelijke waarschuwingen aan de gebruikers zijn noodzakelijk, omdat kaarten vaak voor andere doeleinden worden gebruikt dan waar ze oorspronkelijk voor vervaardigd waren. In dit geval van de ondergrondse was het doel van de bewuste Figuur 4 - Atlas spread uit de 40e druk van de Bosatlas.
2014-3 | Geo-Info
| 5
Om nu met kleinschalige kaarten nog steeds het idee over te kunnen dragen dat die wegen en spoorwegen door het dal lopen, moet dat dal relatief worden verbreed, anders passen wegen en spoorwegen er niet meer in. De hoogtelijnen van de plateauhellingen moeten daarvoor verder van de rivier af worden getekend. Een beter voorbeeld van vertekening dan dit verplaatsen van heuvels is nauwelijks te bedenken! Maar ook hier moeten we ons realiseren wat er opgeofferd is vanwege deze vertekening: de correcte relatieve weergave van wegen en spoorwegen is gerealiseerd ten koste van een verandering in de absolute locatie van het plateau. De kaart is daarmee geschikt gemaakt voor verkeersdeskundigen en weggebruikers. Vanwege deze vertekening is hij echter niet langer geschikt voor geomorfologen. Nogmaals, kaartgebruikers zouden gewaarschuwd moeten worden voor de negatieve aspecten van zo’n vertekening voor veel kaartgebruikstaken. Voorbeelden als topografische kaarten of gegeneraliseerde stadsplattegronden tonen ons dat wanneer we de werkelijkheid vertekenen voor bepaalde doeleinden, we daarmee de kaart ongeschikt maken voor andere doeleinden. In de gegeneraliseerde stadsplattegrond in figuur 6 kunnen we ons makkelijk oriënteren
Figuur 5 - Verplaatsing van de hoogtelijnen op een kaart 1:200.000 van het Rijndal, gegeneraliseerd van een kaart 1:25.000 map (Kranz 1966), zowel in kaartvorm als in een doorsnede. afgebeelde gebied voor een bepaald doel kan weergeven. Knöpfli (1992) noemt dat geen vertekening, hij ziet het als een proces van abstraheren. De impact van dat proces kan nogal drastisch zijn, omdat het kan leiden tot het onderbelichten of geheel weglaten van complete datacategorieën uit het gegevensbestand.
Het Rijndal kan hier als voorbeeld dienen: voor een deel van zijn loop stroomt de Rijn door een plateau, het Rheinisches Schiefergebirge (zie figuur 5). Om te voorkomen dat er allemaal dure bouwwerken geconstrueerd hadden moeten worden om de zijdalen te overbruggen, zijn zowel wegen als spoorwegen in het Rijndal zelf aangelegd en lopen ze niet over dat plateau.
6 |
Geo-Info | 2014-3
Figuur 6 - Gegeneraliseerde stadsplattegronden (bron onbekend).
en kunnen we direct de verschillen in grondgebruik aflezen. Maar wanneer we dat grondgebruik willen meten is die kaart totaal ongeschikt, vanwege de in de generalisatie ingebakken overdrijving. Zoals te zien is bij vergelijking met de originele schaal is bijvoorbeeld het oppervlak van de wegen bijna verdriedubbeld op de gegeneraliseerde kaart. Reliëfweergave De panoramakaart van de Indische Oceaan is een goed voorbeeld van reliëfvertekening. Om de waarneming van de kenmerken van het reliëf van de oceaanbodem mogelijk te maken is de vertikale schaal vervijfvoudigd. Zo kan men niet alleen beter differentiëren tussen die reliëfkenmerken, maar is het beeld ook gedramatiseerd, waardoor het beter door de kaartgebruikers zal kunnen worden onthouden. De kaart was getekend door de meester van de panoramakaart, Heinrich Berann uit Lenz in Oostenrijk; hij was ook een groot vertekenaar, omdat hij het licht kon buigen en bergen op een rij tekenen die in werkelijkheid niet zo lagen. Hij was in staat het oppervlak van de hoge bergweiden in de Alpen relatief te vergroten op zijn zomerpanorama’s en de voor het skiën geschikte lagere berghellingen werden door hem relatief Figuur 7 - Detail van de panoramakaart van Heinrich Berann van de Indische Oceaan. overdreven op zijn winterpanorama’s. Op die manier paste hij de werkelijkheid aan aan de wensen van hoteleigenaars en skilereraren. Een ander soort vertekening betrof de knappe manier waarop hij zijn landschappen een dromerige atmosfeer kon geven, zoals in de foto’s van David Hamilton. Dat het reliëf niet alleen overdreven wordt voor weergave van de zeebodem maar ook voor het vaste land kan men zien op de afbeelding van de tropische Nederlandse gemeente Saba (zie figuur 8). Op GoogleEarth wordt de feitelijke hoogte bijna verdubbeld, zoals ook Berann deed op zijn kaarten van Caribische eilanden. Ter vergelijking wordt een oblique foto zonder vertikale overdrijving getoond. Schaduwering betreft een ander soort vertekening. Om een reliëfindruk te simuleren laten kartografen een imaginaire lichtbron uit het noordwesten schijnen, maar in werkelijkheid komt dat op het noordelijk halfrond nooit voor. Thematische kaarttypen Chrorochromatische kaarten, waarop verschillende vlaktinten verschillende eigenschappen aangeven, vormen een van de meest voorkomende kaarttypen. In veel gevallen waarin het onderwerp van de kaart niet aan het aardoppervlak is gerelateerd kan dit kaarttype een verkeerde indruk geven, hetzij vanwege verkeerd kleurgebruik, hetzij omdat er een foute suggestie van
Figuur 8 - Weergave van het eiland Saba volgens Google Earth, Berann en volgens een oblique luchtfoto. kwantitatieve verschillen wordt gegeven. Neem nou taal- of godsdienstkaarten. Wanneer men zich afvraagt welke groep groter is, die van de op de kaart (zie figuur 9) groen gekleurde Moslims of die van de bruin gekleurde Hindoes. De kaart lijkt Moslims te suggereren, eenvoudigweg omdat
het gebied waar ze de meerderheid uitmaken groter is. Elke lezer weet dat de kleur groen hier betekent: een plaatselijke meerderheid van Moslims. Dus toont de kaart die gebieden waar sprake is van zo’n meerderheid, en niet om hoeveel personen het gaat. Maar toch is de kwantitatieve
2014-3 | Geo-Info
| 7
Figuur 9 - Godsdienstkaart uit de Diercke Weltatlas p. 255. Braunschweig: Westermann, 2010.
8 |
Geo-Info | 2014-3
Figuur 10 - Detail van de bevolkingsdichtheidskaart (links) en de bevolkingsspreidingskaart (rechts) uit de Atlas der Schweiz (Imhof 1967-1982). meerwaarde de overheersende algemene reactie op deze kaart - en dus vertekent hij. Zelfs wanneer een kaart correct is geconstrueerd, kan die tot een verkeerde conclusie leiden en dus vertekenen. Dat wordt in sommige schoolatlassen zoals die van uitgeverij Westermann onderkend; daar wordt de foutieve reactie op deze kaart gecorrigeerd door kwantitatieve proportionele symbolen die de werkelijke aantallen aangeven. Daar kan men op zien dat het aantal Hindoes praktisch even groot is als het aantal Moslims, hoewel het areaal waar de laatsten in de meerderheid zijn, tienmaal groter is. Dat bestaat echter voornamelijk uit woestijnen. Deze vertekening is het gevolg van de foutieve suggestie van homogeniteit die inherent is aan dit kaarttype – iets dergelijks treedt echter ook op bij choroplethen.
vertekening. Dat ze een foute suggestie van homogeniteit in zich dragen werd me voor het eerst duidelijk gemaakt door Prof. Eduard Imhof, toen hij in 1965 op de Universiteit Utrecht een lezing hield over de pas gereedgekomen nationale atlas van Zwitserland (Imhof 1962). Hij had een prachtige collectie van 6x6 dia’s waarmee hij o.a. een bevolkingsdichtheidskaart projecteerde waarop hij de gemeente Luzern aan het Vierwoudstrekenmeer aanwees. Een deel van die gemeente ligt aan de overkant van het meer en wordt am Bürgenstock genoemd. Natuurlijk had het dezelfde donkere bevolkingsdichtheidstint als de rest van de gemeente Luzern, maar in feite woont niemand in deze uit een steile berghelling bestaande exclave. Dat wordt aangetoond bij vergelijking met de bevolkingsspreidingskaart uit dezelfde nationale atlas (zie figuur 10).
Choroplethen vormen een van de meest gebruikte kaarttypen in de kartografie, maar ze leveren in feite geen stabiel beeld. Zodra we het aggregatieniveau van de telgebieden veranderen op onze thematische kaarten en van postcodegebieden naar buurten, wijken, gemeente, coropgebieden of provincies overgaan, kan het beeld van het gekarteerde verschijnsel volledig veranderen (zie figuur 11). Op het niveau van postcodegebieden of buurten zijn de lokale verschillen vaak zo groot dat ze het zicht onttrekken op regionale of nationale trends. Die worden alleen zichtbaar op hogere aggregatieniveaus, bij voorkeur voor telgebieden die combinaties vormen van stedelijke en landelijke gebieden. We moeten ons ook realiseren dat het effect van zo’n aggregatie een gladstrijken is van alle relatieve waarden. Op een postcodegebied- of
In choroplethen worden de waargenomen relatieve hoeveelheden meestal in klassen ingedeeld en die klassificatie, gericht op een vereenvoudiging van het kaartbeeld, vertekent ook. In plaats van individuele waarnemingen komen klassen, elk met een eigen tint weergegeven. Er treedt bij deze vereenvoudiging een volumeverlies op dat door de Amerikaanse kartograaf Georg Jenks de ‘blanket of error’ wordt genoemd (Jenks 1967). Die blanket of error is groter of kleiner afhankelijk van het aantal klassen en de klassificatiemethode die men kiest. Maar voor welke optie men ook gaat, er treedt vertekening van de oorspronkelijke gegevens bij op. Daar moet je natuurlijk de lering uit trekken dat je nooit berekeningen moet baseren op in klassen ingedeelde kaartgegevens, maar terug moet gaan naar de oorspronkelijke statistieken. Choroplethen die verschijnselen afbeelden die aan het oppervlak zijn gerelateerd, zoals dichtheden (bijv. het aantal inwoners per km2) doen het meestal goed, maar choroplethen van niet aan het oppervlak gerelateerde verschijnselen tonen Figuur 11 - Invloed op het kaartbeeld van veranderingen in aggregatieniveau van de telgebieden: Bevolkingseen met die voor chromatische kaarten verwante dichtheid in Nederland 2010 (tekening Ton Markus).
2014-3 | Geo-Info
| 9
buurtniveau is het nog mogelijk dat een politieke partij 50-70% van de stemmen haalt, maar dat is ondenkbaar op hogere aggregatieniveaus waarbij het om grotere absolute aantallen gaat. Men kan zich nog afvragen of het bij dit veranderen van aggregatieniveau nog om bewuste vertekening gaat. Omdat er voor kaarten in een atlas meestal maar een beperkte ruimte beschikbaar is, wordt het onmogelijk verschillende versies van een kaart op te nemen. Kartografen worden dus gedwongen een keuze te maken voor één van de mogelijke aggregatieniveaus en de andere, even ware weergaves weg te laten. Een laatste aspect van choroplethen waar niemand u voor waarschuwt is dat ze extra hoge waarden toekennen aan marginale agrarische gebieden met een niet-normale verdeling van de bevolking die het gevolg is van het wegtrekken van jongeren, waardoor een disproportioneel groot aantal ouderen overblijft. In dergelijke gebieden zullen de klassewaarden altijd extreem zijn voor praktisch alle sociaal-economische verschijnselen (zoals bijv. de werkloosheid, zie figuur 12). Hoewel het aantal mensen waar het per gebied om gaat relatief klein is. De visuele invloed van de donkerder tinten voor deze gebieden is daardoor disproportioneel. Een vergelijkbare vooringenomenheid treedt op bij kaarten met proportionele symbolen, die altijd de hoogste waarden tonen voor stedelijke gebieden. Het is logisch dat men in die gebieden altijd de grootste symbolen zal aantreffen. Als ik nu minister van werkgelegenheid zou zijn, maar nooit kaartgebruikstraining had gehad, waar zou ik dan op basis van de choropleeth investeren om de situatie te verbeteren? Natuurlijk in de gebieden met de hoogste (relatieve) werkloosheidswaarden en die zijn te vinden in het noorden, oosten en zuiden van het land. Daar zou ik dus werkgelegenheidsprojecten opzetten. Maar als ik uit zou gaan van de hoeveelhedenkaart van de absolute werkloosheid, gebaseerd op dezelfde gegevens, dan zou ik het geld liever in de Randstad investeren, omdat daar de hoogste aantallen werklozen voorkomen. Om met Marshall McLuhan’s beroemde slogan te spreken: “The medium is the message”. Wanneer we voor de choropleet kiezen weten we van te voren al dat de hoogste waarden in de marginale gebieden van Nederland zullen vallen. Toch blijven we dit kaarttype vervaardigen, omdat dat makkelijk is te realiseren, maar we leveren daar onvoldoende waarschuwingen bij voor de kaartgebruikers.
Figuur 12 - Absolute en relatieve werkloosheid in Nederland in 1980.
Kaarten met proportionele symbolen In de jaren ’60 en ’70 van de 20e eeuw begon het eerste waarnemingsonderzoek van kaarten. Op het moment dat we daar goede resultaten uit begonnen te krijgen werden we afgeleid door de komst van de automatisering. Pas sedert 2000
Figuur 13 - Minimumdimensies om van verschillende afstanden symbolen waar te kunnen nemen, vastgesteld door A.Kolacny (1969).
10 |
Geo-Info | 2014-3
staan waarnemingsstudies weer op de kartografische onderzoeksagenda, vooral in de vorm van usability-studies. Maar ook al zijn de meeste van die vroege waarnemingsstudies vergeten, ze gaven ons inzicht in de vertekenende eigenschappen van proportionele kaartsymbolen. Men maakte gebruik van psychofysische testen (een testmethode waarbij fysiologische reacties op fysische stimuli werden bepaald), bijv. om uit te vinden of absolute hoeveelheden beter met proportionele staven dan wel met cirkels weergegeven konden worden. De waarnemingspsycholoog Stevens stelde empirisch zijn Stevens’ power law vast (Stevens 1957), volgens welke, wanneer de ene cirkel tweemaal zo groot moest lijken als de andere, hij méér dan tweemaal zo groot getekend moest worden. En dat gold ook voor staven, vierkanten en driehoeken. Dat paste prachtig in mijn opvatting van de kartografie als bewuste vertekening. In plaats van proportionele symbolen te gebruiken om verschillende waarden te visualiseren moest deze proportionaliteit vertekend worden om het gewenste effect te bereiken. Iedereen begon met psychofysische testen en we volgden daarbij enthousiast de proeven van Antonin Kolacny in Praag, die bijvoorbeeld de minimumdimensies vaststelde voor verschillende symbolen om op een bepaalde afstand herkend te kunnen worden (zie figuur 13). Dat deden we totdat duidelijk werd dat die Wet van Stevens waarop al die proeven waren gebaseerd, niet voor iedereen gold. De exponent waarmee de grootte van een symbool vergroot moest worden om de gewenste waarnemingseffecten te hebben, bleek een gemiddelde waarde. De standaarddeviaties van dat gemiddelde bleken zó groot dat in feite slechts een klein percentage van de kaartgebruikers van die voorgestelde corrigerende vertekening zou kunnen profiteren. Dus werd dit soort onderzoek niet verder voortgezet. Anamorfoses Om de vertekening veroorzaakt bij de weergave van niet aan het oppervlak gerelateerde verschijnselen op chorochromatische kaarten of choropleten te voorkomen, hebben we vaak onze toevlucht genomen tot anamorfoses. Omdat het oppervlak van telgebieden daarbij proportioneel wordt gemaakt met de voor die gebieden geldende waarden, in plaats van met de grootte van hun geografisch oppervlak, vertekent zo’n anamorfose de waarneming van de betreffende aantallen niet meer. We moeten daarbij wel voorkomen dat we met het badwater het kind weggooien, want dergelijke anamorfoses hebben als bijwerking dat veel kaartgebruikers moeite hebben de nieuw geconstrueerde gebieden te herkennen. Wanneer we de buitengrens van een land
Thes.
Athens
Crete
Figuur 14 - Anamorfose van Griekenland gebaseerd op bevolkingsaantallen (tekening Margot Stoete).
Figuur 15 - Veranderingen in grafische nadruk.
2014-3 | Geo-Info
| 11
willen bewaren, brengt dat een geweldige vertekening van de interne gebieden met zich mee. Wanneer we een meer coherente interne structuur proberen aan te houden, resulteert dat in onherkenbare monstruositeiten zoals getoond wordt voor Griekenland (zie figuur 14). Kaartontwerp Als karteringsmethoden tot vertekening kunnen leiden, geldt dat ook voor kaartontwerp, waarmee hier layout-beslissingen worden bedoeld. We vertekenen kaarten in onze atlassen omdat we bijvoorbeeld conventies volgen die ons vertellen dat we hoogtezone-kleuren moeten weergeven in plaats van landschapskleuren. Alleen in de atlassen van Klett en Esselte worden dergelijke landschapskleuren gebruikt. Kinderen die andere schoolatlassen gebruiken, zullen schrikken wanneer ze in landen aankomen die op de atlas een vruchtbaar groene tint hebben omdat ze minder dan 200m hoog zijn, maar in feite tot ’s werelds ergste woestijnen horen, zoals de Danakil depressie in Ethiopië of de Saoedische woestijn. Onder kaartontwerp verstaan we ook het veranderen van de nadruk op specifieke gegevenscategorieën om de relaties tussen die categorieën zichtbaar te maken. Als
meesters van de schepping interveniëren we zo in het landschap, onderdrukken we naar believen hele gegevenscategorieën, alleen om een bepaald verband goed uit te laten komen. We kunnen, zoals in figuur 15 rechtsboven, de relatie tussen wegen en gebouwen benadrukken als het om toegankelijkheid gaat, of tussen rivieren en gebouwen (rechtsonder) als we het overstromingsgevaar willen vaststellen. De niet-geselecteerde datacategorieën
worden weggegooid, om voor eeuwig in cyberspace te verdwijnen. Kaartprojecties De meest blatante vertekening van de werkelijkheid vinden we natuurlijk bij de projecties. Als kartografen ergens vertekenen dan is het hier wel. Natuurlijk weer met de beste bedoelingen, zoals in bijna alle gevallen die ik heb beschreven. Bijvoorbeeld om meer ruimte te
Figuur 16 - projectie van de nationale atlas (A.Karssen).
Figuur 17 - National Geographic (2012) “Beneath the Oceans” map supplement, September 2012 issue, Washington: National Geographic.
12 |
Geo-Info | 2014-3
genereren voor de weergave van een bepaald verschijnsel. Figuur 16 geeft een projectie weer die werd ontwikkeld voor de weergave van het KLM-passagiersverkeer in de nationale atlas. Omdat de KLM toen de meeste passagiers vervoerde op de gematigde breedten van het noordelijk halfrond, moest de projectie die zone ten opzichte van de andere breedtezones vergroot weergeven, anders zouden de symbolen niet hebben gepast op de kaart.
generatie van kartografen erin zal slagen de mens weer terug te brengen op de kaart.
oe moeten we met de effecten H van die vertekening omgaan? Wat is de zin geweest van deze opsomming van verschillende vormen van kartografische vertekening? Ze waren allemaal goed bedoeld en hadden ook allemaal een keerzijde, maar hadden ze nog meer gemeen? De belangrijkste gemeenschappelijke karakteristiek is dat Iedere projectie is erop gericht bepaalde karak- het bij allemaal om een uitruil gaat. Wanneer kartografen bepaalde karakteristieken, verbanteristieke eigenschappen van de globe, zoals hoekgetrouwheid, afstandsgetrouwheid of den of begrippen visualiseren houdt dat in, dat oppervlaktegetrouwheid te bewaren. Helaas andere moeten worden weggelaten. Wanneer schijnen deze eigenschappen elkaar uit te slui- de kaart relevant wordt gemaakt voor een speten op een vlak vel papier. Sommige projecties ciale groep gebruikers, verliest hij daarmee zijn die een specifieke eigenschap bewaren doen relevantie voor andere groepen. Het beantdat ten koste van een enorme vertekening van woorden aan een bepaalde doelstelling zoals de andere eigenschappen. De Peters-projectie een verbeterde weergave van het reliëf of is bijvoorbeeld oppervlaktegetrouw, maar gaat het realiseren van ‘individual clarity’ voor één ten koste van een geweldig verlies aan hoekgroep van verschijnselen kan alleen worden getrouwheid. Bij andere oppervlaktegetrouwe gerealiseerd wanneer we andere categorieën projecties is het verlies aan hoekgetrouwvan ruimtelijke informatie weglaten. Wanneer heid veel geringer. Ook bij kaartprojecties we een projectie met speciale kenmerken worden we zelden gewaarschuwd voor de willen hebben, resulteert dat in mogelijk sterke redenen waarom deze vertekening is gekozen vertekening in de andere eigenschappen. en blijven de voor- en nadelen onvermeld. De nadelen liggen vaak voor de hand, zoals Dat betekent dat we, omdat kaartgebruikers in het geval van de kaart Beneath the Oceans nou eenmaal onvoldoende op de hoogte zijn van de National Geographic van September van alle bijwerkingen van die vormen van 2012 (zie figuur 17). Een dergelijke kaart is vertekening, meer waarschuwingen aan de ongeschikt voor het weergeven van scheepkaarten moeten verbinden betreffende deze vaartverkeer omdat een aantal belangrijke nadelen. En daarmee de ongeschiktheid van scheepsroutes in tweeën wordt geknipt. het gebruik van deze kaarten voor specifieke doeleinden, zoals het doen van metingen, duiVertekening door abstraheren delijk aangeven. Het zou met name eenvoudig Tenslotte vertekenen we doordat we het aardop- moeten zijn om dergelijke waarschuwingen pervlak abstraheren, en daarbij ons voornaamste aan digitale kaarten te verbinden. onderwerp, de mens, onzichtbaar maken – voorDe andere noodzakelijke actie betreft het namelijk omdat we geklieder op onze kaarten uitvoeren van corrigerende kartografische willen vermijden. Op oude stadsplattegronden maatregelen. Bijvoorbeeld door aan de zijn mensen soms nog zichtbaar (zie figuur 18), relevante absolute gegevens gerelateerde maar in de meeste gevallen maakt de kleine proportionele symbolen toe te voegen, zowel schaal het onmogelijk ze nog weer te geven. Maar we zien ook geen auto’s of vrachtauto’s op bij chorochromatische kaarten als bij choropde wegen op onze kaarten, noch treinen op het lethen van niet aan het oppervlak gerelateerde verschijnselen. En meer in het algemeen: we spoor, noch vliegtuigen en schepen, zelfs niet op bewegende kaarten. Ik hoop dat een nieuwe moeten waarschuwen voor de prijs van de vertekening die we veroorzaken en proberen de onaangename consequenties daarvan tegen te gaan. Ook al weten wij kartografen hoe we de werkelijkheid hebben vertekend, de gebruikers van onze kaarten weten dat waarschijnlijk niet. De democratisering van de kartografie staat iedereen met een karteringsprogramma toe haar eigen kaarten te maken. Maar de inherente kennis van kartografen van de neveneffecten van de vertekening is Figuur 18 - Detail uit Van Berckenrode’s kaart van nog niet gedemocratisdeerd. Onze input blijft nodig om ook dat te realiseren. Amsterdam uit 1625.
2014-3 | Geo-Info
Literatuur • F erras, Robert (1986) España-Espagne-Spain. Atlas RECLUS, Paris: Fayard/Reclus. • Imhof, Eduard (Ed.) (1961-1982) Atlas der Schweiz. Wabern: Eidgenösssische Landestopographie. • J enks, George F. (1967) The Data Model Concept in Statistical Mapping. International Yearbook of Cartography 7: 186–190 • K lee, Paul (1920) Schöpferische Konfession. Berlin: Erich Reiß Verlag. • K olačny, Antonin (1969) Utilitarian cartography – the road towards the optimal effect of cartographic information. ICA Working Group on Cartographic Information, Prague. • Knöpfli, Rudolf (1992) Die natürliche und die abstrakte Landschaft. Symposium Wissenschaft und Technik im künftigen Deutschland. • Kranz, F. (1966) Die Generalisierung für eine achtfache Verkleinerung. pp 99-119, in H.Bosse (Ed.) Kartographische Generalisierung. Niederdollendorf 1966. Mannheim: Bibliographisches Institut. • Monmonier, Mark (1991) How to lie with maps. Chicago: University of Chicago Press. • Peters, Arno (1983) Die Neue Kartographie/The New Cartography Klagenfurt, Austria: Carinthia University; New York: Friendship Press. • Stevens, S.S. (1957) On the psychophysical law. Psychological Review 64 (3): 153–181
CARTOGRAPHY AS INTENTIONAL DISTORTION Cartographers distort reality, to allow map users to perceive it correctly. Hill-shading, classification, generalization etc. are all methods that aim at simplifying reality and making it easier to comprehend. Likewise, by opting for specific mapping methods, reality is distorted, and specific data categories are highlighted. Map projections are another type of distortion, that lead map users on to perceive wrong relationships. All these types of distortion – aimed at a better understanding of reality - have in common that cartographers know about their side effects, and thus can offset them. As cartography has been democratized, everyone now is able to visualize spatial data, but is not necessarily aware of this inherent distortion. It should be the cartographers’ task to make available this knowledge, and for instance indicate wherever this might apply, for which type of map use and analysis the resulting maps would be (un)suitable.
Ferjan Ormeling maakt deel uit van de onderzoeksgroep Explokart, verbonden aan de Universiteit van Amsterdam.
| 13
Verslag
Foto: Wikipedia
SPAR conference 11 t/m 13 novem
Drie dagen lang tussen pointclouds, 3D-modellen, laserscanners en 3D-software. En natuurlijk de bijna oneindige mogelijkheden ervan. SPAR Europe 3D Measurement & Imaging Conference en European LiDAR Mapping Forum samen op de locatie Passenger Terminal Amsterdam. Meer dan 550 professionals bezochten de conferentie van dit snel groeiende vakgebied. Gedurende deze drie dagen werd duidelijk hoe de techniek ervoor staat en wat de toekomstverwachtingen zijn. In relatie tot 3D-modellen en BIM bleek een grote beweging gaande te zijn om elk gebouw in een BIM-model te ontwerpen en te realiseren. Zeker in het buitenland (VK, België) werd hier stevig op ingezet. Er mogen praktisch geen publieke gebouwen meer ontworpen worden zonder dat BIM correct wordt ingezet om over het bouwproces te communiceren. Ook verschillende architecten waren aan het woord, o.a. J.J. Ruijssenaars die zijn wens uitte om zijn gebouw ‘Landscape’ (het oneindigheids-symbool) 3D te printen. Ten aanzien van stedelijke ontwikkeling en herinrichting van gebieden, werd nadruk gelegd op het gebruik van 3D-visualisaties voor het bevorderen van een snelle besluitvorming binnen de bestaande context waarbij de visualisatie het beeldvormings- en communicatieproces duidelijk en eenvoudig ondersteunt. Ook de software markt levert hier een substantiële bijdrage aan door het vereenvoudigen van de visualisaties van pointclouds en fotogrammetrisch opgenomen ruimtelijke informatie. Er is op dit moment nog steeds een scheiding tussen
het visualiseren van modellen of het visualiseren van pointclouds. Binnen het forensisch onderzoek zijn de veranderingen ten opzichte van vorig jaar klein. Een laser scanner of een fotogrammetrische opname gekoppeld aan een database is nog steeds een veel gebruikte techniek. Overigens lijkt het erop dat KLPD (Koninklijke landelijke politiediensten) met elke bestaande mogelijkheid uit de markt werkt.
14 |
Geo-Info | 2014-3
Het in beeld brengen van de binnenkant van grote publieke gebouwen en de indoor plaatsbepaling was ook een aandachtspunt. Tijdens de demo’s werd de derde verdieping van de passagiersterminal door verschillende bedrijven gescand. Er was ook een scanner die het hele gebouw in beeld bracht. De verwerking en de resultaten vertoonden onderling behoorlijke verschillen in visualisatie en nauwkeurigheid.
ber 2013, PTA, The Netherlands Over het up-to-date houden van actuele indoor data werd weinig gesproken. De filmindustrie maakt gebruik van wit licht scanners om mensen te scannen en deze vervolgens te animeren. Inmiddels hebben pointclouds ook een andere betekenis gekregen binnen dit vakgebied doordat de punten gezien worden als ‘particles’. Daarmee worden tot de verbeelding sprekende films gemaakt. Binnen de olie- en gas-industrie wordt veel gewerkt met 3D-data. Shell sprak over de toekomst van digitale 3D ruimtelijke informatie. Ze zien een toename in het inwinnen en gebruik van 3D-data en voorspellen dat deze data gemeengoed zal zijn binnen enkele jaren. Zij spelen hierop in door stappen te zetten in het gebruik van deze data
voor Augmented Reality, interactief 3D, 3D-printing en een eenvoudige snelle toepassing van ‘track and trace’. Communicatie zal via interactive digital drawingboards plaatsvinden op elke gewenste locatie (dus wellicht ook vanaf het strand). Het doel is het faciliteren van snelle communicatie en de wereld op een veilige en efficiënte wijze van energie te voorzien. Iedereen in de 3D-imaging en -mapping markt kan de wereld helpen met energieproductie. Het gebruik van imaging LIDAR-technieken in de ruimte lijkt ook een grote vlucht te nemen. Bijvoorbeeld voor het bepalen van de landingshoek bij een landing op Mars (hellingshoek mag niet groter zijn 20 graden) of om een ‘soft landing’ te faciliteren. Ook vertelde Pollini dat 70% van de satellieten in de ruimte afval is en verwijderd zou moeten worden. Hierin kan de sensortechniek een duidelijke bijdrage leveren. 3D-GIS and Serious Gaming worden steeds meer ingezet om de samenleving te analyseren, de
leefkwaliteit te verhogen en de veiligheid te waarborgen. Er werden diverse voorbeelden genoemd. Een offshore-rigg die op dit moment wordt gebouwd in Zuid-Afrika, was 3D nagebouwd in
2014-3 | Geo-Info
een simulatieprogramma zodat de werkers konden oefenen met hun nieuwe ‘rigg’. Dit bespaart veel tijd als het platform in gebruik genomen wordt, omdat zij de werking dan inmiddels kunnen dromen. Ook het oefenen voor eventuele noodsituaties kan op die manier realistisch worden nagebootst. Er werden ook voorbeelden genoemd van virtual training voor het leger en de marine. Voor de simulatie werden technieken gebruikt als Avatar, 3D-object builder, particle effect builder, procedure builder and dynamic animations. Daimler sprak over toepassing van stereo-vision om de bestuurder van een auto te assisteren. Drie dynamische dagen met veel informatie over 3D inwinnen, verwerken en presenteren van ruimtelijke informatie. Dit jaar vindt de conferentie wederom in Amsterdam plaats: 8 - 10 december 2014, PTA (Passenger Terminal Amsterdam), http://www.sparpointgroup.com/Europe/. Esther de Bruijn
| 15
Maarten Smits
Column
Sneeuwwitje en de zeven dwergen Er komt eens………… een BGT. Maar is de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) wel te vergelijken met een sprookje? Zeven dwergen, zeven bronhouders. En het samenwerkingsverband BGT (SVB-BGT) is Sneeuwwitje. De dwergen hebben allemaal hun eigen taak, die ze goed uitvoeren wat tot een mooi geheel leidt. Daarbij worden ze gefaciliteerd door Sneeuwwitje. Maar sprookjes zijn niet echt. Wordt de BGT wel echt? Vast wel. Op 1 oktober 2015 moeten alle bronhouders hun bestand voor de BGT hebben aangeleverd bij het SVB. Er zijn drie maanden nodig voor de assemblage, zodat er op 1 januari 2016 een landsdekkende BGT is. Gaan we dat halen? Ik denk het niet. Er wordt nogal wat geklaagd over wat er mis gaat. Terecht? Soms wel, soms niet. Ik zal me niet wagen aan de uitspraak wie de boze stiefmoeder speelt, maar ik pak wel een paar pijnpunten eruit. Zeven bronhouders Dankzij het Nederlandse poldermodel zitten we met zeven bronhouders. Ernst Koperdraat zei daarover: “Als de BGT in Rusland zou worden gemaakt, waren er nooit zeven bronhouders geweest”. Er zijn best redenen waarom je voor zeven bronhouders kunt kiezen, maar het zorgt ook voor extra werk. Wil je de BGT zo efficiënt mogelijk produceren, dan moet je voor één bronhouder kiezen. De BGT is ook de eerste basisregistratie waarbij voor meerdere bronhouders gekozen is. Veel discussies gaan nu over het afstemmen van bronhoudergrenzen. Met name gemeenten hebben het gevoel dat ze zich moeten schikken naar de grenzen van de landelijke bronhouders. Terwijl zij al jaren de GBKN bijhouden. Naar hun mening het beste grootschalige bestand. Vaak zullen ze daar gelijk in hebben. Het feit dat we met zeven bronhouders te maken hebben, zal echter niet meer veranderen. Stop dus met zeuren daarover. Het is nu eenmaal zo. Stop ook met het beschermen van je eigen toko en stop met het krampachtig vasthouden aan theoretische regeltjes. Zoek samen binnen die regels de ruimte op om het praktisch te regelen. En vertrouw elkaar. Economische Zaken Niet zomaar een bronhouder. Van alle bronhouderbestanden levert het bestand Agrarisch Areaal Nederland (AAN) nog wel de meeste discussie op. Want niet actueel, niet nauwkeurig en ga zo maar door. Als je het bestand aan de BGT-eisen zou toetsen, zou het zomaar afgekeurd kunnen worden. Maar ook dit is geen reële discussie. EZ is nu eenmaal bronhouder en ze brengen het AAN-bestand in. En ja, daar hebben we last van. De assemblage gaat gewoon meer werk kosten. Menigeen die ik nu hoor klagen gaat echter zelf de assemblage niet uitvoeren. Maak je dan niet druk en laat het SVB haar rol pakken. Mogelijk gaat de assemblage dan meer kosten dan begroot. Ik ben benieuwd hoe dat dan geregeld wordt.
Gemeenten Zoals al gezegd vinden de meeste gemeenten dat ze met de GBKN het beste bestand in handen hebben. Veel GBKNbeheerders zijn trots op hun actuele, complete kaart. Met de komst van de BGT is echter een zakelijkere benadering nodig. De Maatschappelijke Kosten- en Batenanalyse heeft aangetoond dat je als gemeente alleen voordeel behaalt als je kiest voor het aanvullende IMGeo-deel en dit integreert in de eigen organisatie. Je moet dus niet meer met een setje regels een zo mooi mogelijke kaart maken. Nee, je moet nu een bestand maken waarmee de klanten hun werk kunnen doen. Je bepaalt grotendeels niet meer wat er op de kaart staat. De interne klanten bepalen (en betalen) en jij maakt het. Tijdens de opbouw van de BGT zul je bij vraagpunten altijd terug moeten naar de klant. En als je als BGTbeheerder echt durft, dan ga je ook zaken uit de GBKN weglaten die voor de BGT niet verplicht zijn en waarvoor bij de interne klanten geen behoefte is. Dat betekent dus dat je vooraf goed moet overleggen wat je gebruikt uit het IMGeo-deel. Nu hoor ik nog veel gemeenten zeggen dat ze voor IMGeo gaan. Zodra doorgevraagd wordt welke objecten ze daarvan opnemen, wordt het stil. Hoe kun je zelf een bestand maken als je niet weet wat het moet worden? Nog erger, hoe kun je als gemeente je laten ontzorgen als je niet weet wat je moet vragen? Dan kun je wel klagen dat het SVB te passief is en niet genoeg informatie geeft. Maar misschien ligt het niet aan hun antwoord maar aan de vraag die gesteld wordt. Het gevaar wat daar achter ligt, is dat als het bestand klaar is het niet voldoet voor de gebruikers. Dan zijn de kosten wel gemaakt, maar blijven de baten alsnog uit. Ga dus aan tafel met de interne klanten en zorg dat je duidelijk hebt welk bestand ze nodig hebben. En vind je dat het SVB ligt te slapen, ben dan de prins die haar wakker kust. Kust, niet schudt. Eind goed, al goed? Is er met al die problemen wel een BGT op 1 januari 2016? Het wordt moeilijk. Bedenk maar eens hoe lang de koplopers al bezig zijn en dat in maart 2014 pas de eerste gemeente helemaal in de landelijke voorziening kwam. Is het erg als we het niet halen? Ja en nee. Ja, want daarmee wordt het gebruik van de BGT belemmerd. Nee, want je kunt het beter goed doen dan snel afraffelen. Krijg je dan problemen met het ministerie over taakverwaarlozing? In theorie zou dat kunnen, maar bij de BAG hebben ze daar ook mee gedreigd en niet toegepast. Uiteindelijk doe je jezelf en de rest een groot plezier als je niet meer afwacht en naar anderen wijst, maar bepaalt wat jij als bronhouder gaat maken en daarmee start. Wie weet lukt het toch om op 1 oktober 2015 alles bij het SVB aan te leveren. Blijft het een sprookje of wordt het werkelijkheid? Maarten Smits Adviseur geo-informatie Gemeente Sittard-Geleen
[email protected] Twitter: @Geomaarten
16 |
Geo-Info | 2014-3
Boek Herman Langeveld, De man die in de put sprong. Willem Schermerhorn 1894-1977, 640 blz, uitgave Boom, 2014, € 35,00, ISBN: 9789089532770 ‘Soekarno behoorde tot een van de eerste lichtingen van de in 1920 geopende Technische Hogeschool te Bandoeng. Zijn opleiding in de geodetische vakken had hij gekregen met behulp van de instrumenten die het Geodetisch Bureau Ir. W. Schermerhorn in de eerste helft van de jaren twintig aan de TH Bandoeng had geleverd.’ Dit citaat uit de paragraaf ‘twee ingenieurs’ is tekenend-mooi voor landmeetkundige lezers. Willem Schermerhorn biedt het unieke beeld van een minister-president die, politiek gesproken, uit het niets gekomen was en ook weer in het niets verdween. Daarover gaat deze biografie, waarvoor onderzoek is verricht met steun van de stichting Democratie en Media. Toch gaat het ook royaal over
Geëngageerd intellectueel zijn wetenschappelijke vooral fotogrammetrische vakhistorie van voor die tijd en, bewust beperkter, ook van daarna. Archieven, publicaties, maar ook senioren zoals Geudeke, Aardoom, Zorn én dochter Lineke waren zijn bronnen. De biografie leert dat ‘zijn keuze om in Delft te gaan studeren mede ingegeven was door het bezoek van een landmeter van het kadaster aan zijn ouderlijke boerderij’. In 1923 echter werd het werk van zijn particuliere Geodetisch Bureau voor de Twentekanalen door het kadaster overgenomen. Wat dat voor gevolgen had is bekend, en Langeveld formuleerde het zo: ‘Bij Schermerhorn leidde de tegenwerking van het kadaster tot een diepe wrok: zijn leven lang liet hij geen gelegenheid voorbijgaan om ongezouten kritiek op deze organisatie te leveren.’ De volzin is uit het fraaie hoofdstuk 2: ‘Bouwer van een geodetisch imperium, 1918-1940’, over ook zijn dringende adviseurschappen bij KLM, KNILM (Koninklijke Nederlands-Indische Luchtvaart Maatschappij) en Rijkswaterstaat. De inhoud, maar zelfs al de titel van hoofdstuk 3, is informatief: ‘Luchtkartering, 1920-1940 ‘De mooiste jaren van mijn leven’’. Onder een subkopje ‘Huwelijksproblemen?’ (weggestopt) wordt bij zijn veeleisend werk van rond 1935 genoemd ‘de eindverantwoordelijkheid voor de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat met tientallen medewerkers’. Volgens het EMM-boekje 1934 met Rijkswaterstaatspersoneel waren dat er inclusief buitenmensen al rond de honderd! Begin 1938 werkten er volgens het boek trouwens alleen al zeventien mensen op de rekenkamer en zestig mensen op de ‘afdeling voor luchttriangulatie’. Schermerhorn wilde toen van die afdeling luchtkartering een NV maken, maar die plannen gingen niet door. De waterstaatsdienst karteerde niettemin voor de olie op Nieuw Guinea en in 1939 voor de Hollandse Waterlinie. Het honorair adviseurschap van de Topografische Dienst in WOII is weer een ander verhaal dan de bekende gijzeling in Sint Michielsgestel, al is er ook een verband: lees het boek! Minister-president De benoeming van Willem Schermerhorn en niet Willem Drees tot ministerpresident was in Delft aanleiding tot een huldiging door de burgerij. Men trok van de markt naar de Kanaalweg: ‘De premier en zijn vrouw verschenen op het bordes van het Geodesiegebouw - het gezin bewoonde de dienstwoning naast dit gebouw - om een muzikale hulde in ontvangst te nemen.’ Tot zijn politieke nadagen na 1951 behoren ook de eerste vijftien jaren van het ITC. Daarvoor wordt verwezen naar ’60 years of ITC’. Een Delftse foto zegt daarin in het onderschrift dat Martha Spanjaard in 1964 Dean of Students werd en bij dezelfde foto in de biografie staat dat Schermerhorn dit was. De professor zou zoals bekend was vijf eredoctoraten krijgen, maar alleen de
HERMAN LANGEVELD
DE MAN DIE IN DE PUT SPRONG WILLEM SCHERMERHORN 1894-1977
biografie heeft het over de 1 aprilgrap van 1965 van die al 26 jaar vertrouwde secretaresse Martha Spanjaard over zogenaamd bezoek voor een zesde. Boerenzoon Willem, maar vooral bakkersdochter Bab Schermerhorn-Rook waren woedend, hun ijdelheid was gekwetst! Langeveld zelf zal als detail ook wel betreuren dat de bijdrage van Rogge in Geodesia van 1984 over de houtsculpturen van het Delftse ITC-gebouw hem
Leider gijzelaars in Sint-Michielsgestel is ontgaan. Die bevat brieffragmenten van Schermerhorn zelf over bijvoorbeeld de Chinese Hemeltempel te Peking, ‘...die voor mij het symbool van wijsheid en schoonheid werd na mijn bezoek aldaar...’, naast een atoomwolk. (Ik voel mezelf schuldig die tip niet te hebben gegeven. De auteur sprak op de DHC-Donateursdag 2011 over wat toen nog werd aangeduid als zijn ‘project Schermerhorn’ en was zodoende bekend.) Samenvattend is te concluderen dat het een zeer professionele en vlot geschreven biografie is, in dit vakblad eenzijdig besproken, maar in alle opzichten graag aanbevolen! De binnenflap geeft de bron van de prachttitel al. Adri den Boer
2014-3 | Geo-Info
| 17
OHN: Object Hoogten Nederland De hoogte van alles wat boven het maaiveld uitsteekt AHN2 bevat zeer gedetailleerde hoogte informatie van Nederland. Deze informatie is heel goed bruikbaar voor toepassingen in ruimte- en milieuonderzoek. Helaas is het AHN2 niet helemaal vlakdekkend; op locaties waar geen hoogtemetingen beschikbaar zijn bevat het AHN2 geen hoogtegegevens. Dit was de aanleiding voor Alterra om een vlakdekkend bestand te maken met alle hoogten boven het maaiveld: het bestand Object Hoogte Nederland (OHN). Met OHN is het eenvoudig om vragen als ‘hoe hoog is dit gebouw?’ of ‘hoe hoog is deze boom?’ te beantwoorden. Door Henk Kramer, Jan Clement, Sander Mücher
18 |
Hoogte-informatie uit AHN2 wordt binnen Alterra - Wageningen UR, voor diverse doeleinden gebruikt. We noemen twee voorbeelden. In het eerste voorbeeld ging het erom op wijken buurtniveau de invloed van groen op het hitte-eiland effect te berekenen. Hierbij is het AHN2-ruw bestand (zie kader) gebruikt voor de berekening van de inkomende zonnestraling in de wijk Ommoord in Rotterdam. Door de hoge resolutie van het bestand (50x50cm), waarin ook hoogte en omvang van de bomen zijn opgenomen, wordt een duidelijk verschil zichtbaar tussen zonnige straten en straten met veel schaduw. Zo kan een buurt gekarakteriseerd worden op basis van bouwhoogten en de aanwezigheid van bomen [1]. Een ander voorbeeld is het gebruik van AHN2 voor het bepalen van de vegetatie structuur in natuurgebieden. De hoogte van de vegetatie is in combinatie met informatie uit satellietbeelden (Worldview2, met een detail van 2 meter) gebruikt voor het maken van habitaten landgebruikskaarten van het Wekeromse zand en de Ginkelse heide. In bovengenoemde voorbeelden is de informatie uit het AHN2 cruciaal voor het uitvoeren van de berekeningen met het gewenste ruimtelijke detail. Maar het blijkt ook dat AHN2 niet direct geschikt is om in deze berekeningen te gebruiken. AHN2 bevat namelijk NoData-locaties. Dit zijn locaties waar geen meetgegevens beschikbaar zijn. Deze NoData-locaties veroorzaken bijvoorbeeld fouten in de berekening van de inkomende zonnestraling en maken het bepalen van de hoogte van de vegetatie (of andere objecten) op die locaties niet mogelijk. Hierdoor kunnen vervolgstappen in het proces niet goed uitgevoerd worden.
opvulling dan NoData in een weiland. Om dit proces van opvulling van NoData in AHN2 volgens een gestandaardiseerde methode uit te voeren is door Alterra in 2013 het Object Hoogten Nederland (OHN) project uitgevoerd. Het project heeft drie deelproducten opgeleverd: de vlakdekkende bestanden DTM, DSM en OHN (zie kader). Het voordeel van de OHN-producten is dat gebruikers nu direct met de gewenste hoogtegegevens aan de slag kunnen zonder eerst tijdrovende voorbewerkingen te moeten uitvoeren. Een ander voordeel is dat de manier van opvulling van de NoData-gebieden voor heel Nederland uniform uitgevoerd is. De uitkomsten van berekeningen die gebruik maken van deze hoogtedata zijn hierdoor vergelijkbaar voor verschillende gebieden in Nederland.
Een vlakdekkend model De NoData-locaties in AHN2 hebben hun oorsprong in de gebruikte inwinningstechniek, metingen door middel van laseraltimetrie vanuit een vliegtuig of helikopter (airborne LiDAR, zie kader). In het kort komt het er op neer dat de NoData-locaties ontstaan op water of materialen (zoals leisteen) die het lasersignaal niet reflecteren. Ook op maaiveld locaties, waar het lasersignaal niet kan komen, ontstaat NoData. Dit komt voor in zeer dichte begroeiingen, onder gebouwen maar ook naast gebouwen. De verschillende oorzaken worden gedetailleerd besproken in het kwaliteitsdocument AHN2 [2]. Bij de productie van AHN2 is er bewust voor gekozen om alleen een hoogtewaarde in AHN2 op te nemen als er ook daadwerkelijk een hoogtemeting beschikbaar is. In het OHN-project zijn verschillende methoden gebruikt voor het opvullen van de NoData-locaties in de AHN2-int en AHN2-ruw. Voor het vervaardigen van de DTM is er een aparte procedure Opvullen van NoData gebruikt voor water, waarbij de begrenzing van Het opvullen van deze NoData-gebieden de watervlakken uit de Top10NL is gehaald. Voor is echter geen eenvoudige handeling. Zo een watervlak wordt één hoogtewaarde berevereist het opvullen van NoData in het kend, namelijk de laagste waarde uit de directe AHN2-int (zie kader) een andere methode dan omgeving van het watervlak. Rivieren vormen het opvullen van NoData in het AHN2-ruw hierop een uitzondering, hierbij wordt rekening bestand. De methode van opvulling wordt ook gehouden met het hoogteverloop van de rivier. bepaald door het karakter van de omgeving Voor het berekenen van de maaiveldhoogte van een NoData-locatie. NoData naast een op locaties waar gebouwen staan (NoData in gebouw vereist een andere methode voor het AHN2-int bestand, zie kader) wordt gebruik
Geo-Info | 2014-3
gemaakt van de begrenzing van gebouwen uit de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG, zie kader). Hierbij is ervoor gekozen om de gemiddelde hoogtewaarde van de directe maaiveld omgeving aan het volledige gebouwvlak toe te kennen. De maaiveldhoogte van het gebouw moet bekend zijn om uiteindelijk de hoogte van het gebouw te kunnen bepalen. De overige NoData-locaties in het AHN2-int bestand worden opgevuld door gebruik te maken van een omgevingsfilter waarbij de gemiddelde maaiveldwaarde uit de directe omgeving gebruikt wordt. Het resultaat is het vlakvullend DTM. Bij het vervaardigen van de DSM uit het AHN2ruw worden alle NoData-gaten in de bovenkant van gebouwen en boomkronen opgevuld. NoData op het dak van een gebouw kan ontstaan door het type dakbedekking of doordat er water op het dak ligt. Bij gebouwen wordt weer de begrenzing uit de BAG gebruikt. NoData op een gebouw krijgt de gemiddelde waarde uit de directe omgeving op het dak. Hierbij wordt alleen hoogte-informatie gebruikt die binnen de gebouwgrens ligt. Op deze manier blijft het dak profiel, zoals die in de hoogte data aanwezig is, bewaard. Voor het detecteren van boomkronen wordt een vegetatie-index (NDVI, zie kader) gebruikt. Met de NDVI wordt bepaald of een locatie met objecthoogte vegetatie bevat. De begrenzing van een (groep) boomkronen wordt bepaald op basis van een analyse van meerdere gridcellen met groene objecthoogten. NoDatagaten in de bovenkant van een boomkroon krijgen de gemiddelde hoogtewaarde uit de directe omgeving toegekend. Hierbij wordt alleen hoogte-informatie gebruikt die binnen de kroonbegrenzing voorkomt. Bij het aanmaken van de DTM en DSM wordt al rekening gehouden met de uiteindelijk productie van de OHN en gelden de volgende uitgangspunten: • De DSM ligt nooit lager dan de DTM. • Binnen een watervlak komt geen hoogteverschil voor. Voor rivieren wordt hierbij een uitzondering gemaakt. Hierbij volgt de hoogte van het water het verloop in hoogte van de omgeving. • Binnen een watervlak komt geen objecthoogte voor. De DSM is dus gelijk aan de DTM. Alleen als er boomkronen of een brug boven een watervlak voorkomen wordt de hoogte hiervan wel in de DSM opgenomen. • Op de plaats van een gebouw krijgt de DTM één hoogtewaarde: het gemiddelde van de directe omgeving. Dit uitgangspunt zal niet in alle gevallen overeenkomen met de werkelijkheid maar er is geen mogelijkheid om per gebouw de werkelijke maaiveldhoogte correct in te vullen.
• In de DTM worden geen hoogtewaarden aangepast, alleen NoData worden opgevuld. Alleen binnen watervlakken (uit TOP10NL) en binnen BAG objecten worden de oorspronkelijke hoogtewaarden die wel voorkomen vervangen door één nieuwe hoogtewaarde. • In de DSM worden geen hoogtewaarden aangepast, alleen NoData wordt opgevuld. • In de OHN worden hoogtewaarden tot 0,1 meter op 0 meter gezet. Op vlakke terreinen kunnen geringe hoogteverschillen tussen de DTM en DSM voorkomen. De oorspronkelijke AHN-data bezit een hoogtenauwkeurigheid van maximaal 5 centimeter standaardafwijking. Objecthoogten van maximaal 10 cm kunnen hierdoor niet nauwkeurig vastgesteld worden.
watervlak opgenomen. De geparkeerde auto’s zijn niet meer herkenbaar. Of de locatie van een gebouw herkenbaar is, hangt af de variatie in terreinhoogte in de directe omgeving. Op een vlak terrein is de locatie niet herkenbaar, is er wel variatie in hoogte dan is het grondvlak van het gebouw herkenbaar aanwezig. Kleine NoData-locaties onder vegetatie gaan geheel op in de omgeving.
Het resultaat De onderstaande figuren laten het effect van de gebruikte procedure zien. De voorbeeld locatie is een deel van de Wageningen UR-campus (figuur 1) met gebouwen, water, bomen en geparkeerde auto’s die NoData in AHN2 veroorzaken. Figuur 2 laat het terreinmodel van de voorbeeldlocatie zien. Het maaiveld op de campus ligt globaal op negen meter boven NAP met enkele verhogingen in het maaiveld in de buurt van gebouwen. Na opvulling van de NoData is de vorm van de vijver en de sloten nog herkenbaar aanwezig. Ook op de locatie waar een brug over de vijver loopt is de hoogte van het water als onderdeel van het
Figuur 1 - Deel van Wageningen UR campus. 1) gebouwen, 2) watervlak, 3) sloot met water, 4) geparkeerde auto’s, 5) onder vegetatie.
Figuur 2 - Opvulling van DTM. a) Origineel: AHN2-int, b) Bewerkt: DTM.
2014-3 | Geo-Info
| 19
Uitleg gebruikte afkortingen AHN2-int Het AHN2 0,5 meter maaiveldbestand, waarbij alle niet-maaiveld objecten (bomen, gebouwen, bruggen en andere objecten) zijn verwijderd. AHN2-ruw Het AHN2 0,5 meter ruw bestand, waarin zowel het maaiveld als de niet-maaiveld objecten (bomen, gebouwen, bruggen en andere objecten) zijn opgenomen. BAG In de Basisregistraties Adressen en Gebouwen zijn gegevens opgenomen over adressen en gebouwen in Nederland. DTM Digitaal Terrein Model, een rasterbestand met de hoogte van het maaiveld. DSM Digitaal Oppervlakte Model (Digital Surface Model), een rasterbestand met de hoogte van het maaiveld inclusief de bovenkant van alle objecten die boven het maaiveld uitsteken.
Figuur 3 - Opvulling DSM. a) AHN2-ruw, b) Bewerkt: DSM.
OHN Object Hoogtebestand Nederland, een rasterbestand met alleen de hoogte van objecten die boven het maaiveld uitsteken. Het maaiveld heeft in het OHN de waarde 0. LiDAR Techniek die gebruik maakt van laserlicht waarbij vanuit een vliegtuig of helikopter het laserlicht naar het aardoppervlak uitgezonden wordt. Door de tijd tussen uitzending en terugkerende reflectie te meten bepaalt de scanner de afstand tussen het aardoppervlak en het vliegtuig. De positie van het vliegtuig is bekend (in x, y en z) waardoor ook de positie van het gereflecteerde punt berkend kan worden. NDVI De Normalized Difference Vegetation Index (NDVI) is een index die in de remote sensing gebruikt wordt om de hoeveelheid groen biomassa te berekenen. Dit kan met luchtfoto’s of satellietbeelden waarbij ook informatie in het infra-rode licht is opgenomen. Op basis van dan de NDVI waarde kan berekend worden of op een locatie wel of geen vegetatie voorkomt.
20 |
Figuur 5 - 3D visualisatie van de Wageningen UR campus met luchtfoto over OHN.
Geo-Info | 2014-3
voor 3D visualisaties (figuur 5), verfijning van klimatologische modellen, zichtbaarheidsanalyses voor de berekening van de openheid van het landschap en onderzoek naar het geautomatiseerd vervaardigen van vegetatiekaarten en/of habitatkarteringen. Bij het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) wordt het OHN gebruikt voor het bepalen van verticale evacuatiemogelijkheden in geval van een overstroming. Met het OHN is in combinatie met de BAG bepaald welke objecten als veilig kunnen worden gezien in het geval van een (maximale) overstroming. Het aantal veilige verdiepingen is bepaald per BAG-woonfunctie-object, onder andere door middel van het corrigeren van de gevonden waarde uit het OHN met de waterdiepte. Een andere toepassing is Capaciteit zonnePV: door middel het bepalen van aspect en hoek uit het OHN is in combinatie met luchtfoto’s de potentie van zonnePV in geheel Nederland bepaald. De boomlocaties en boomkronen in het boomregister op www.boomregister.nl zijn afgeleid uit het OHN. Figuur 4 – OHN met en zonder gaten. a) origineel: AHN2-ruw min AHN2-int, b) bewerkt: DSM min DTM. In figuur 3 wordt het resultaat van de bewerking van de DSM weergegeven. Na opvulling heeft de vijver één hoogtewaarde gekregen, deze is hetzelfde als in de DTM. De brug over de vijver is nu wel als herkenbaar object aanwezig en ook de geparkeerde auto’s zijn zichtbaar aanwezig. Binnen de gebouwen zijn de NoData-gaten opgevuld maar zijn oorspronkelijke hoogteverschillen nog steeds aanwezig. Gaten naast gebouwen zijn opgegaan in het dak als deze binnen het BAG-object liggen of opgegaan in het naastliggende terrein als deze buiten het BAG-object liggen. Het gebruik van de begrenzing van het BAGobject voorkomt dat er geleidelijke overgang van dak naar terrein ontstaat. Ook ingesloten NoData-locaties, die geen onderdeel zijn van het gebouw, krijgen een correcte maaiveldhoogte (figuur 3, detail 1).
Conclusie Het landsdekkend beschikbaar hebben van een vlakvullend DTM, DSM en OHN maakt de AHN2 informatie direct beschikbaar voor een breed scala aan toepassingen. Voor de toepassing in projecten betekent dit een ruime besparing in tijd want het tijdrovende proces van het opvullen van de gaten hoeft niet telkens opnieuw uitgevoerd worden. Literatuur 1 S pijker, J.H., H. Kramer, J.J. de Jong & B.G. Heusinkveld (2011). Verkenning van de rol van (openbaar) groen op wijken buurtniveau op het hitte-eilandeffect. Wageningen, Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu, WOT-werk document 295 2 Zon, N. van der (2013). Kwaliteitsdocument AHN2. Waterschapshuis, Amersfoort. http://tinyurl.com/oj2bs8w
Het OHN is het verschil in hoogte tussen DTM en DSM. Doordat DTM en DSM geen NoData meer hebben is het OHN volledig vlakvullend (Figuur 4). Als alleen met de originele AHN2-data gerekend zou worden verdwijnen nagenoeg alle gebouwen. De hoogteverschillen binnen de daken van gebouwen blijven door de gebruikte methode behouden (figuur 4, detail 1). Toepassingen Zowel het DTM, de DSM en de OHN worden gebruikt voor diverse toepassingen bij diverse organisaties. Bij Wageningen UR worden de producten door verschillende vakgroepen en teams gebruikt
Henk Kramer, Jan Clement en Sander Mücher zijn medewerkers van het onderzoekersteam Earth Information Alterra - Wageningen UR. Henk is te bereiken via
[email protected]
2014-3 | Geo-Info
| 21
Verslag
Eerste editie GeoEvent succes Op 18 en 19 maart vond in Expo Houten het nieuwe vakcongres GeoEvent van CMedia B.V. plaats. Er waren meer dan 50 sprekers en 39 exposanten. Toegang voor bezoekers was gratis en dat leverde ruim 1100 aanmeldingen op. Dit verslag beperkt zich tot het lezingenblok met de titel ‘Wetenschap en Onderwijs’. Als eerste sprak Bart Beers (Cyclomedia) over ‘Toepassingen van grootschalige systematische mobile mapping’. De net gepensioneerde dagvoorzitter Hans Vos had zelf twintig jaar geleden bij Frank Data BV meegewerkt aan de eerste vermarkting van de bij de TU Delft ontwikkelde technieken ter zake en zag zo resultaat. Beers vond de definitie van mobile mapping op de Nederlandse internetencyclopedie Wikipedia te krap, en de Engelse een stuk beter, met zelfs de term GIS erin. Google was zoals te verwachten niet volledig, niet up to date en van onvoldoende precisie. (Hier werd de lezing onderbroken door de omroepster met een heldere stem: “GeoEvent is geopend. Alle lezingen zijn begonnen.’’) Cyclomedia bleek daarna voldoende precisie met digitale foto’s te halen (0,075˚) met een georeferentie van 10 cm en 0,1˚ oriëntering. Met een interval van vijf meter kan er een opnamesnelheid
GIN in lezing en beurs stand van GeoFort van maximaal 120km/uur zijn. Dat alles bij wel voldoende licht. Aflevering van cyclorama’s vindt plaats via webhosting of (minder) lokale installatie. Met de webapplicatie werd een overtuigende demonstratie gegeven van de case Expo Houten, gezocht met adres. Daar kon worden teruggekeken tot 2003, toen er nog een vijver voor lag! In Rotterdam kan zelfs tot 1995 worden teruggekeken. Diverse toepassingen werden geschetst, zoals verkeersbordeninventarisatie via beeldherkenning, zodat gemeenten er ook achterkomen wat ze ooit neergezet hebben. Gewerkt wordt aan AHN2-adoptie, een driemaal zo hoge resolutie én het tegen 2015 in een GIS-omgeving kunnen inpassen van User Generated Content (allicht blijvend zelf te beheren).
22 |
Niet alleen stands van bedrijven. Belgisch voorbeeld Bas Altena (KU Leuven, anno 1425) sprak over ‘Meetontwerp voor terrestrische fotogrammetrie’. Als onderzoeker van EAVISE (Embedded and Artificially intelligent Vision Engineering) richt hij zich met een project 3D4sure op de kennisoverdracht van fotogrammetrie naar het werkveld van de landmeters daar. Allicht gaat dit niet meer uit van professionele camera’s en stereoplotters, maar bijvoorbeeld van consumentencamera’s en iPhone apps, die real time automatisch 3D-modellen genereren. Getoond werden diverse ‘gevalstudies’ (i.p.v. cases) met grondverzet, archeologie en monumenten en altijd goedkoper dan met laserscannen. Toegevoegde waarde van zijn onderzoeksinstituut is het koppelen met MOVE3 (fout propagatie software). Opvallend was dat hij de oude principes van achter- en voorwaarts insnijden herhaaldelijk noemde. De website www.eavise.be/ 3d4dsure/netdesign werd aanbevolen. Wim Egberts positioneert V10 terug in beursstand. Landmeetkundige 360˚-camera’s Wim Egberts (Geometius) had als titel voor zijn lezing: ‘Topografie en kenpunten vanuit de foto inmeten conform BGT/IMgeo’. Dagvoorzit-
Geo-Info | 2014-3
ter Vos kwam hem als instrumentenverkoper al regelmatig tegen sinds hij in 1989 het Kadaster verliet. (Als ‘kettingtrekkerszoon’, want ir’s lazen de meetband af.) Egberts zelf was toch ver-
zoals van onderen geel en van boven blauw. Voor de industrie beschikt de academische wereld al over bruikbare nieuwe technieken, terwijl bedrijven nog werken met oude toepassingsgerichte segmentatietechnieken voor objectherkenning. (Persoonlijk sprak mij verder aan dat hij bij wandelhulpdetectiemetingen voor de gezondheid van senioren wandelstokken en rollators apart detecteerde!) Ook deze spreker gaf graag een nuttige website prijs: www.github.com/stevenputtemans/tobcat. Nederlandse geo-onderwijs Als laatste sprak Bettine Baas (Kadaster/SAGEO). Voorzitter Vos had weer historische links: bij het Kadaster was hij van 1971-1989 betrokken bij het opleiden van MTS’ers en daarvan was de aanwas toen gegarandeerd en was er nog geen SAGEO nodig. De spreekster legde vlug uit dat SAGEO later (2009) wel uit noodzaak was opgericht door werkgevers, onderwijs én de vakvereniging GIN. ‘Het geo-onderwijslandschap opnieuw ingericht’ was de titel van de bijdrage van mevrouw Baas. Ze memoreerde kundig de GI-minor van 2012 (zes universiteiten), Geo Media & Design van 2012 (HAS Den Bosch) en het vierde Landmeetkundejaar in de MBO-infraopleiding van 2013 (SOMA Harderwijk). Aandacht vroeg ze voor de nodige stageplaatsen, de nieuwe enquête naar de geo-arbeidsmarkt, maar ook voor JongGeo en hun Facebookactiviteiten. (Het programma vermeldde bij
PDOK ziekelijk?
Had GEOpracter GEOpractor moet zijn? (Een vraag of men ook bekend was met V2 als rakettype durfde hij kennelijk niet aan...)
Jeugdige interesse voor wat heet ‘Arbeidsmartk’. baasd op een Duitse beurs een 360˚-camera te zien toegevoegd aan het aanbod van Trimble waar Geometius leverancier van is. Hij had van de stand naar vergaderzaal 1 intussen wel zo’n exemplaar met 12 camera’s en sensors meegenomen. De Trimble V10 Image Rover moet worden benut met GPS- of Totalstation ‘want hij heeft coördinaten nodig’. Het camerasysteem is zeker ideaal voor waar je niet kunt meten. Ook dit moet voor kwaliteitsmetingen landmeetkundig ideaal worden opgesteld qua hoeksnijding en dus viel weer de term ‘voorwaarts insnijden’! Een aardig slot van de verkoper was: ‘Het verhaaltje van Trimble klopt wel!’ Voorzitter Vos stelde tevergeefs de vraag waarom het geen 400 gon-camera was.
Nogmaals KU Leuven Steven Puttemans (ook KU Leuven, EAVISE) sprak over ‘Objectcategorisatietechnieken in Mobile Mapping en Remote Sensing’. In het groeipad van de objectherkenning zijn grote sprongen voorwaarts gemaakt, zo is een fietsdetector in digitale beelden al niets bijzonders meer. Boeiend legde hij het verschil uit tussen objectherkenning en objectdetectie en -classificatie. In het laatste geval zijn er variaties en ook wisselende omgevingen. Zijn voorbeeld van objectherkenning was die van een ‘lege tas’ en dat bleek in Vlaanderen een koffiekopje te zijn. Opmerkelijk is dat men in het onderzoek na veel trainingsdata komt tot een objectmodel, werkend met minder opslag en minder zoeken. Fraai was zijn voorbeeld over verkeerspaaltjes met bord die eerst werden herkend als personen. Ze bleken echter daar te staan waar mensen nooit staan, en ook onpersoonlijke kenmerken te hebben,
2014-3 | Geo-Info
Camera’s landmeetkundige instrumenten haar ook de leeftijd: 32 jaar.) Omdat een sheet met een overzicht van alle geo-opleidingen in Nederland volgens haarzelf nog steeds slecht leesbaar is had ook Bettine Baas een websitetip: www.geoplaza.nl/onderwijs/studies. Slot ‘GeoEvent is ontstaan uit de vraag van zowel exposanten als bezoekers naar een jaarlijks ontmoetingsmoment voor de volledige geo-sector’, aldus de website van GISmagazine van CMedia. Op de beursvloer liep zelfs een theatrale PDOKter.... Binnenkort maakt de organisatie bekend wanneer GeoEvent 2015 zal plaatsvinden. Adri den Boer
| 23
Arnold Bregt
Column
Hoe adaptief zijn wij? Innovatie is in. Beleidsmakers zijn er dol op. Veel overheidsnota’s staan er bol van en geen sector ontkomt aan innovatie. Zo hebben we innovatie in het onderwijs, innovatie in de bouw, innovatie in de zorg, innovatie in het theater en ga zo maar door. Ook internationaal kan innovatie op een warme belangstelling rekenen en veel landen zien innovatie als de weg om uit de economische crisis te komen. De vorderingen op innovatiegebied worden nauwlettend ’gemonitord’ en een verschuiving op de internationale innovatie hitlijsten is steevast voorpaginanieuws. Ook in onze eigen sector doen we van harte mee aan de innovatiewedloop. Zo kennen we het ICT-innovatieplatform Geo (IIPGeo). Heeft GeoBusiness Nederland een innovatie commissie en in de nieuwe visie GeoSamen (www.geosamen.nl) vormt innovatie één van de 8 speerpunten. Kortom innovatie is belangrijk en het wordt beschouwend als een soort Haarlemmerolie voor alle (economische) kwalen. Nu ben ik de laatste die zal beweren dat innovatie niet belangrijk is, integendeel, het innovatievermogen is belangrijk. Maar er is een vermogen dat nog belangrijker is voor de ontwikkeling van de economie, land, sector of individu en dat is adaptatie. Adaptatie is het vermogen om je te kunnen aanpassen aan veranderende omstandigheden. Organisaties, mensen, sectoren, landen hebben allen adaptatievermogen. Bedrijven gaan bijvoorbeeld nieuwe producten maken als er naar de oude minder vraag is. Nederland legt de Deltawerken aan om zich te beschermen tegen de zee. Een medewerker laat zich omscholen om interessant te blijven voor de arbeidsmarkt. En bacteriën muteren als een reactie op antibiotica. Het complexe en tegelijkertijd ook het aantrekkelijke van adaptatie is dat het een vermogen van een mens, dier, organisatie of land is als reactie op externe ontwikkelingen. Complex omdat het adaptatievermogen niet als een eenduidige eigenschap kan worden gedefinieerd, maar altijd afhankelijk is van de context. Aantrekkelijk omdat het het meest fundamentele vermogen is voor langetermijnoverleving. Rond adaptatie is de afgelopen jaren een wetenschapsgebied ontstaan wat met de term complex adaptieve systemen (CAS) wordt aangeduid. Het kenmerk van deze systemen is dat ze open zijn en bestaan uit een groot aantal componenten (in CAS-termen ook wel agents genoemd) die elkaar beïnvloeden. De componenten zijn in staat om zelf beslissingen te nemen en activiteiten uit te voeren. De optelsom van de acties van een groot aantal individuele beslissingen bepalen het gedrag van het hele systeem. Dit wordt in CAS-termen ook wel emergent gedrag genoemd. Indien de verandering van het systeem vrij abrupt is, spreken we van een regime shift.
24 |
Geo-Info | 2014-3
Het bovenstaande klinkt wellicht nogal abstract. Laat ik een concreet voorbeeld geven. We kunnen de Europese financiële sector opvatten als een complex adaptief systeem. Dit systeem bestaat een groot aantal componenten, zoals banken, personen, bedrijven, landen. Alle componenten tezamen bepalen op basis van individueel gedrag en externe veranderingen het totale functioneren van het systeem. Door onder andere emotie over hypotheken in Amerika heeft de Europese financiële sector een stevige regime shift doorgemaakt en is zij in een crisis beland. Op dit moment wordt door adaptief gedrag van de betrokken partijen het systeem weer gezond gemaakt. Wat hierbij opvalt is dat deze adaptatie niet snel gaat. De regime shift (crisis) trad op in 2007 en we zijn nog steeds aan het herstellen. Het verhogen van het adaptatievermogen gaat niet snel en dat komt omdat er twee manieren zijn om dit te bereiken: evolutie en leren. Evolutie treedt vooral op bij biologische systemen en verloopt over het algemeen langzaam, leren gaat sneller maar kost ook tijd. Het is uit de aard van de systeemdynamiek dan ook goed te verklaren waarom het herstellen van de robuustheid van de financiële sector zo langzaam verloopt. Het adaptatievermogen hangt af van veel factoren. Zoals de alertheid op externe ontwikkelingen, de mogelijkheid om te kunnen veranderen, de vaardigheid in samenwerken, informatie doorspelen, kritische reflectie, personeelsdiversiteit, initiatiefrijkheid, etc. Kortom: een veelheid aan factoren die bepalen of een persoon, organisatie, sector of land adaptief is. Zijn wij als geo-sector adaptief? Ik moet eerlijk bekennen dat ik dat niet goed weet. Naar mijn weten is er nog nooit onderzoek gedaan naar de adaptiviteit van onze sector. Op basis van mijn gevoel kom ik zelf tot een gemengd beeld. We hebben zeer adaptieve bedrijven zoals bijvoorbeeld Geodan, maar er zijn er ook die met de rug naar de ontwikkelingen toe staan. De recent door de overheid, bedrijven en wetenschap getekende gemeenschappelijke geo-visie (www.geosamen.nl) is qua uitvoeringsprogramma ook zeer adaptief. Maar ik maak me zorgen over de betrokkenheid van de jeugd bij onze geo-activiteiten. Die is veel te laag en dat is erg slecht voor ons adaptatievermogen. Maar laat ik het niet voor jullie invullen. Stel jezelf eens de vraag: Hoe adaptief ben ik? Hoe adaptief is mijn organisatie? En hoe adaptief is onze sector? En, bevalt het antwoord? Arnold Bregt Hoogleraar Geo-informatiekunde, Wageningen Universiteit. (
[email protected])
25 & 26 november 2014
“1931” in Den Bosch
GeoBuzz
Het jaarlijkse, veelzijdige en onafhankelijke congres met beurs over geo-informatie
Het zoemt en gonst op 25 & 26 november Op 25 en 26 november 2014 is de eerste GeoBuzz. Tijdens een groot 2-daags congres brengt GeoBuzz mensen en organisatie bijeen. Kennis delen, elkaar ontmoeten en vooral elkaar inspireren is de ambitie. GeoBuzz is onafhankelijk. Het biedt een open podium met diverse mogelijkheden om ideeën uit te wisselen, van elkaar te leren en elkaar te activeren. GeoBuzz is voor iedereen die iets doet met geo-informatie: - Geo-deskundigen, geo-aanbieders en geo-gebruikers - Overheden, bedrijven en kennisorganisaties - Bestuur, management, vakspecialisten en studenten.
Programma
Beurs
Het programma bestaat uit interactieve workshops, GeoTalks, onderzoekpresentaties en presentaties van standhouders en deelnemers.
Op de beurs presenteren bedrijven, overheden en andere organisaties zich. Er is een speciaal plein voor kleine ondernemingen en onderwijs-instellingen. De beurs staat voor ieder open om zich te presenteren.
GeoBuzz wordt georganiseerd door GeoBusiness Nederland en de vereniging voor GeoInformatie Nederland (GIN). Op GeoBuzz komen het GIN-congres en GIN-symposium samen. Het beste van beide evenementen aangevuld met een nieuwe dimensie is de jaarlijkse opvolger. De inschrijving voor de beurs en deelname is geopend. Dat kan via www.geobuzz.nl. Volg ons ook op Twitter: @GeoBuzz_Event.
2014-3 | Geo-Info
Geo
uzz
www.geobuzz.nl | 25
Nieuwe Ontwikkelingen
Snel 3D-laserscannen met de nieuwe handscanner ZEB1! kleur op afbeelding). De daarin gelegen wenteltrap inmeten was tot de komst van de ZEB1 vrijwel onmogelijk. Nu is dit in 10 minuten gerealiseerd (weergegeven in kleur op afbeelding -http://leap3d.eu/zeb1.html).
De ZEB1 maakt van laserscannen een kinderspel. Deze technische doorbraak van de uit Australië afkomstige Zebedee biedt uitkomst voor wie snel een constructie, gebouw, park of bos in kaart wil brengen of de hoeveelheid wil bepalen van een gronddepot. Deze handscanner is ook te gebruiken voor bijmetingen van de AHN. De ZEB1 is vernoemd naar het speelgoedpoppetje Zebedee op een springveer. De ronddraaiende laser is gemonteerd op een handvat met een
Uit de puntenwolk is eenvoudig een plattegrond, dwarsprofiel, diameter van een boom of een hoeveelheid te bepalen. De mobiliteit, snelheid van meten en de directe resultaten zijn de belangrijkste voordelen van deze hand laser scanner. Voor vragen over deze scanner kunt u contact opnemen via http://leap3d.eu Esther de Bruijn
manier van meten die in strijd lijkt te zijn met de traditionele manier van meten. De beweging van de springveer en het lopen zorgen ervoor dat de ruimte vanuit vele verschillende posities wordt ingemeten waardoor het algoritme automatisch 1 puntenwolk genereert. Bij traditioneel laserscannen worden de puntenwolken aan elkaar gerekend door middel van herkenningspunten die genummerd worden. Deze handelingen zijn bij de ZEB1 niet nodig.
Henk Leenders onderscheiden
De resultaten van de metingen met de ZEB1 en de stationaire laserscanner op het GeoFort en de Kathedraal van Antwerpen zijn vergeleken. De resultaten waren nauwkeurig op enkele centimeters. De kleine toren van de Kathedraal was alleen vanaf de buitenzijde ingemeten (grijze
Namen met ‘geo-informatie‘ weer in de mode? wiebelende veer. Daardoor scant de ZEB1 tijdens In Geo-Info 2014-1 is gemeld dat in Beieren het het lopen de gehele ruimte van vloer tot plafond ‘Landesamt für Vermessung und Geoinformation of het gehele depot: scannen op wandelsnelheid. (LVG)‘, ‘Landesamt für Digitalisierung, Breitband und Vermessung (DBV)‘ ging heten. De handlaserscanner is uniek in zijn soort en De te verzelfstandigen Vermessungs- und Katasvan oorsprong ontwikkelt voor de mijnbouw terverwaltung (VKV) in Nedersaksen gaat zich nu in Australië door het Australische bedrijf CSIRO. juist ‘Landesamt für Geoinformation und LandesTijdens een congres in Londen hebben CSIRO vermessung Niedersachsen (LGLN)‘ noemen. en Leap3D een gesprek gehad over deze www.vdv-online.de
26 |
Geo-Info | 2014-3
Op 25 april is Henk Leenders door de burgemeester van de gemeente Leudal op zijn Franse vakantieadres gebeld met de mededeling dat hij een koninklijke onderscheiding kreeg. De aanvraag was ondersteund door de stichting De Hollandse Cirkel. De website www.leudal.nl beschrijft als motivatie zijn activiteiten binnen die stichting sinds 2001, maar ook zijn bestuurslidmaatschap van de Stichting Nederlands Genootschap voor Landmeetkunde van 1993-2001 (het NGL was één van de GIN-voorlopers). Henk Leenders werd lid in de orde van Oranje-Nassau.
O PE N k a a r t
Musealisering van WOII NIOD-historicus Erik Somers promoveerde begin april op onderzoek naar de herinnering en verbeelding van de Tweede Wereldoorlog in musea. In zijn proefschrift stond onderstaande kaart, met alle 83 musea in Nederland die de Tweede Wereldoorlog als thema hebben. Zijn kaart werd in de (digitale) media veelvuldig geciteerd. Hoe denkt Open Kaart over deze illustratie?
4 Museum naar bezoekersaantal < 1.000
5
1.000-2.500
6
3
2.500-10.000
2
47
7
9
10.000-25.000
11
25.000-50.000 46
50.000-100.000
10 45
> 100.000 43 48 49
41 38
42
59
44
58
33 36
52
50
53 55 56
64 68
60
67 65 62 63
75 61
13 12
31
19
18
27
23
30 51
22
20 17
29 34
57
14
35
40 39
37
54
66
8
1
21
26 32 15
28 16
25
24
70 71
77
73
76 72
79 81
74 69 83 82
Winifred Broeder (zelfstandig kartograaf): Dat de belangstelling voor WOII nog steeds springlevend is wordt in het proefschrift van Erik Somers ondermeer onderbouwd door de recente toename van het aantal musea dat de oorlog als thema heeft. Ook de bezoekersaantallen nemen toe. Het idee om deze cijfers in een kaartje te zetten is zo gek nog niet. Dan blijkt, dat vrijwel overal in Nederland is wel een museum te vinden. De weergave van bezoekersaantallen is knullig uitgevoerd. Er wordt niet vermeld uit welk jaar de bezoekersaantallen zijn en proportionele symbolen zijn een betere keus. Verder geeft de kaart niet aan hoe de absolute bezoekersaantallen moeten worden gewaardeerd. Een vergelijking met het museumbezoek in Nederland zou de cijfers meer betekenis kunnen geven. De openingsdata van de musea zou extra verdieping kunnen geven. In de Volkskrant van 20 maart is bij het artikel over het proefschrift de kaart opnieuw gemaakt. De gegevens zijn hier gedateerd (2013) en de belangrijkste musea en herinneringscentra springen er mooi uit. Edward Mac Gillavry (adviseur kartografie en geo-ICT): De kleinste musea vind je vooral in de grensstreken. De provincie Gelderland herbergt de meeste oorlogsmusea. Dat zijn de patronen, die je op het eerste gezicht zou kunnen achterhalen. Door deze kartografische visualisatie te kiezen, blijft de informatiedichtheid die in de gegevensset beschikbaar is helaas verscholen. Voor de helderheid lijken de locaties ook iets te zijn verschoven, opdat symbolen elkaar
80 78 Bron: Erik Somers 2014
niet afdekken. Daardoor is zelfs de werkelijke geografische concentratie niet af te leiden. Met de keuze voor een sobere kartografie is er zelfs visuele ruimte om iets van de oorlogshandelingen als extra thema aan de kaart toe te voegen: ter verklaring van de geografische ligging. Een gemiste kans! Tjeerd Nijeholt (adviseur geo-informatie en auteur ‘Handboek Geo-visualisatie’): De punten variëren qua locatie, vorm, grootte én grijswaarde. Variëren zo veel grafische variabelen, dan is dat behalve onnodig, niet bepaald overzichtelijk meer, mocht je ruimtelijke patronen willen ontdekken. De punten staan bovendien op een even grijze ondergrond. Al dat grijs is misschien een verwijzing naar die zwart-witte, goed-fout tijd van toen, maar met één kleur had dit voor sommige inmiddels wat stoffige onderwerp veel meer kleur kunnen krijgen. Waarom zijn trouwens de bezoekers aantallen geclassificeerd (=data onnodig verminkt) weergeven? Immers, is >100.000 veel meer dan 100.000, of een beetje meer? Ongeclassificeerde proportionele symbolen waren meer voor de hand liggend. Al met al weinig interessant voor de lezer, zo’n lees-label-kaart. Interessanter te zien is misschien welke musea relatief nieuw zijn (40% is na 2000 opgericht!). Of welke musea dalende bezoekersaantallen kennen, of grote
2014-3 | Geo-Info
bezoekersaantallen maar gelijktijdig ver buiten dichtbevolkte gebieden liggen, denk aan Westerbork. Had de kaart een doel moeten krijgen, en een echte kartograaf, alvorens gemaakt te worden? Frédérik Ruys ( information designer en organisator jaarlijks Infographics Congres): Na het maken van beide visualisaties, zouden de makers zich af hebben moeten vragen: ‘Is een kaart, gezien de beperkte ruimte en de gelijkmatige spreiding, wel de meest interessante vorm? Was een ranglijst, geordend op bezoekersaantallen niet veel informatiever geweest? Dan zouden alle musea (ook de kleinste) genoemd zijn en was de puntenwolk in de hoek voldoende om op een klein kaartje de geografische spreiding over Nederland te tonen. Een eerste proefvisualisatie levert vaak al verrassende inzichten op en het is zonde om deze nieuwe inzichten niet te gebruiken voor een volgende stap in het visualisatieproces. Maar dat vergt moed en tijd, en als de opdrachtgever toch tevreden is, gaat men geruisloos over tot publicatie. En dat is jammer, want zoals een artikel steeds scherper wordt naarmate het wordt herschreven, zo wordt de visualisatie ook steeds informatiever naarmate de vorm steeds verder wordt verfijnd.
| 27
Watmagwaar.nl: complexe informatie op Een groot bestemmingsplan bekijken op een klein telefoontje of tablet is een uitdaging. Ruimtelijkeplannen.nl is de officiële landelijke voorziening voor deze informatie en het lijkt voor de hand te liggen dat die voorziening ook mobiel kan worden geraadpleegd. Door Arie Duindam, Rosan van Wilgenburg en Luc de Horde
28 |
Dat is echter niet het geval, ondermeer vanwege het gebruik van een Flash plugin voor de kaartopbouw. Hoewel die technische drempel binnenkort wordt geslecht, zijn er ook andere redenen om te experimenteren met het laagdrempelig tonen van de complexe informatie op een manier die beter past bij een tablet of smartphone. Bijvoorbeeld vanwege de rol die Ruimtelijkeplannen.nl gaat spelen bij de aanstaande Omgevingswet. Die rol vraagt om innovatie en nieuwe ontwerpprincipes bij het ontsluiten van ruimtelijke informatie. Door wettelijke en operationele verplichtingen is er op korte termijn binnen Ruimtelijkeplannen.nl weinig ruimte voor mogelijk risicovolle experimenten. Marktpartijen richten zich evenmin op het ontwikkelen van een alternatieve publieke ingang voor bestemmingsplannen. Het lijkt immers niet erg zinvol om te concurreren tegen een officiële landelijke voorziening. Om toch innovatieve stappen te zetten is er nu de website watmagwaar.nl. Deze website wordt ontwikkeld in een samenwerking tussen het ministerie van mobiele apparaten toegankelijk de zijn. Bij de Infrastructuur en Milieu, Geonovum en Kadaster. start van de ontwikkeling van watmagwaar.nl De technische realisatie gebeurt door Geodan. werd echter al snel duidelijk dat het budget Watmagwaar.nl toont bestemmingsplannen van- niet toereikend zou zijn om voor meerdere uit de vraag: Wat mag hier? Of misschien wel: Wat platforms een native app (in de app- of play store) te bouwen. Daarom is er gekozen om een mag hier niet? Immers: het geeft de beperkende webapp te maken op basis van HTML5. Met dit regels weer op jouw locatie. Door primair uit te technologische uitgangspunt was het mogelijk gaan van deze ontwerpvraag is er een gebruiom op efficiënte wijze een site te ontwikkelen die kersinterface ontstaan die veel eenvoudiger en daarmee toegankelijker is dan het officiële portaal het goed doet op veel apparaten. In feite is dit een technologie gedreven manier van ontwikdat aan allerhande regels en eisen is gebonden. kelen. De ontwikkelaar kiest de technologie en Er is gekozen voor een directe, locatiegebonden de gebruiker moet zich maar aanpassen. Doet de aanpak: de gebruiker kiest via de kaart of via site het niet op een drie jaar oude Blackberry zoneen zoekfunctie een exacte puntlocatie en der HTML5, dan is dat jammer voor de eigenaar watmagwaar.nl toont dan alléén de planinforvan dit apparaat. Graag een nieuwe smartphone matie die op die exacte locatie van toepassing is. Vervolgens kan er een plankaart worden getoond kopen… Dit voorbeeld maakt meteen duidelijk dat van waaruit ook andere locaties kunnen worden een officiële overheidsvoorziening niet op dit bevraagd. Het is in wezen ezeltje prik. Dit sluit uitgangspunt gebaseerd kan zijn. Het werkt naadloos aan bij een aanzienlijk deel van de gebruikersbehoefte. Gebruikers willen nu eenmaal echter wel in een innovatieve setting, omdat er vaak weten welke regels er op hun pand of in hun alleen wordt gefocust op de gebruikersinteractie en er nergens functioneel onnodige complexiachtertuin van toepassing zijn. Ook raadsleden teit ontstaat. In de praktijk blijkt het sowieso die zienswijzen bespreken hebben hier in veel lastig om ieder product te bedienen. Want ook gevallen genoeg aan. Want ook een zienswijze richt zich veelal tot een concreet onderdeel in het Ruimtelijkeplannen.nl waarborgt weliswaar de formele dekking op de diverse platforms, maar plan, op een concrete locatie. heeft daarbij moeite om de ontwikkelingen in Vanuit ditzelfde perspectief van gebruikersgemak browserland bij te houden en tegelijkertijd de oudere versies niet los te laten. dient de site op een zo breed mogelijk scala aan
Geo-Info | 2014-3
zakformaat Door te beperken op techniek, ontstaat er met het beperkte budget zo veel mogelijk functionaliteit waarmee maximale ervaring wordt opgedaan. Bijgaande foto (bron: AFP) is illustratief voor watmagwaar.nl. Terwijl er door verschillende spelers intensief wordt overlegd over de huidige gang van zaken, is de kleinste voetballer al met de bal op weg naar het volgende doelpunt. Watmagwaar.nl toont het succes aan van de steeds breder beschikbare geografische basisdiensten. De site combineert uitsluitend bestaande gegevens of systemen; PDOK voor de luchtfoto’s, voor de zoekfunctie (BAGgeocoder), en voor de BRT-Achtergrondkaart. Daarnaast Formdesk voor het reactieformulier en uiteraard de services en bestanden van Ruimtelijkeplannen.nl voor de bestemmingsplannen. Door de scherpe ontwerpkeuzes en het gebruik van bestaande diensten duurde
Duitse vrouw op de kaart
de ontwikkeling van watmagwaar.nl maar een paar maanden. De hosting kost een minimale inspanning. De site handelt alle bediening af op je tablet of smartphone en heeft zelf geen zware achterkant nodig. De intelligente vragen handelt Ruimtelijkeplannen.nl af en geeft de antwoorden door aan je telefoon of tablet. Dit maakt de uitrol van nieuwe versies ook erg eenvoudig: bestanden vervangen en klaar. Uiteraard levert deze keuze ook beperkingen op. De functionaliteit kan niet breder worden dan de aangeboden diensten van de achterliggende openbare systemen. Het voorlopige eindresultaat wordt echter goed ontvangen. Dat blijkt uit de reacties die gebruikers op de site achterlaten. Tot nu toe zijn deze vrijwel allemaal positief. We kunnen voorzichtig concluderen dat dit soort toepassingen een aansprekende oplossing zijn voor het op maat aanbieden van complexe en vaak juridische documenten en geo-informatie. We lopen hiermee vooruit op de noodzakelijke vernieuwing van Ruimtelijkeplannen.nl zelf. In een parallel spoor gaat dit leiden tot een landelijke voorziening voor de plannen binnen de Omgevingswet. Arie Duindam, Royal HaskoningDHV en Geonovum, Rosan van Wilgenburg, Geodan, Luc de Horde Provincie Utrecht en Geonovum
Winnaar ‘Win een prijs!’ Naar aanleiding van de actie ‘Win een prijs!’ in Geo-Info nummer 2 hebben wij veel reacties mogen ontvangen. Natuurlijk kan er maar één de winnaar zijn... Tijdens de Algemene Ledenvergadering op 23 april 2014 feliciteerden wij Frans de Vroege met zijn gewonnen boek ‘Op de Kaart’. Het bestuur van Geo-Informatie Nederland wenst hem veel leesplezier!
In maart 2014 werd aan de Jade Hochschule in Oldenburg (D) de Nedersaksische VDV-Landespreis uitgereikt. De bachelorscriptie van Carolin Eickhoff was de beste afstudeerprestatie in drie vakrichtingen: Angewandte Geodäsie, Geoinformatik und Wirtschaftsingenieurwesen Geoinformation. Haar scriptie had als titel „Untersuchung zur teilautomatisierten Aktualisierung von Bestandsunterlagen und -daten einer Höchstspannungsfreileitung mittels kombiniertem Airborne Laserscanning- und Bildflugverfahren“. De uitreiking vond plaats door Michael Tschöke, lands- Helaas is de actie verlopen maar natuurlijk kunt u altijd uw lidmaatvoorzitter van het Verband Deutscher Vermessungsingenieure (VDV). schapsnummer en e-mailadres doorgeven aan
[email protected] www.vdv-online.de en www.jade-hs.de
2014-3 | Geo-Info
Bestuur Geo-Informatie Nederland
| 29
De BGT werkconferenties Waarnemingen van een dagvoorzitter...
Toelichting AAN bij provincie Gelderland.
In opdracht van de SVB-BGT organiseerde Dataland een aantal werkconferenties over de realisatie van de BGT. Voorzitter Erik Meerburg blikt terug.
Tussen november en april bezocht het reizend circus ‘Werkconferenties BGT’ alle hoeken van het land. Doel was om het verhaal van de assemblage duidelijk te maken aan de bronhouders in het land. En dat was ook best nodig. We staan aan de vooravond van een van de grootste operaties in de geschiedenis van de Nederlandse geoinformatie: het maken van een landsdekkend en objectgericht grootschalig topografisch bestand! Aan het eind van 2015 kunnen we gebruik gaan maken van alle goeds dat door de BGT als open data geboden wordt. Op dit moment zijn we echter met z’n allen nog niet eens lekker uit de startblokken, alleen een groep koplopers is echt serieus aan de gang. Kortom, er is nog wel even wat te doen de komende anderhalf jaar. Opzet In de oorspronkelijke opzet was nog wat meer aandacht voor het zelf doen, maar al snel werd duidelijk dat er nogal wat verhalen de ronde deden bij bronhouders die niet of niet meer correct waren. Het bleek dat er in de werkconferenties toch een flink blok instructie van de transitieregisseur nodig was om de klokken gelijk te zetten. En nog voor we begonnen waren bood EZ aan het assembleren met hun AAN-objecten ook verder
30 |
Geo-Info | 2014-3
toe te lichten. Hierdoor was special guest Roelof van der Wal ook bijna iedere keer van de partij. De delen waar de bronhouders wel zelf aan het werk gingen, waren voor velen echte eye-openers. Aan de hand van concrete data, die redelijk plat over elkaar waren geplot, werd in de ochtend gekeken hoe de assemblage zou moeten plaatsvinden. De data zelf was afkomstig van de gemeente Brummen, uit de beginperiode van hun project. Een mooi voorbeeld, zeker ook omdat goed zichtbaar werd dat de stappen die daar gezet zijn het afgelopen jaar groot zijn geweest: het was zeker geen schone data en er was ruim voldoende materiaal om een aantal uitdagende cases op te bouwen. En op het podium bij het BGT op de rails congres, ergens halverwege de werkconferenties, kon Normen Hamstra van de gemeente Brummen trots vertellen zo’n beetje klaar te zijn. Dat geeft moed, het kan dus zeker nog wel voor eind volgend jaar goed komen. Onbegrensd Voor sommige deelnemers was het de eerste keer dat er echt concreet naar de brongegevens gekeken werd. Zo kwam toch eigenlijk nog verdacht veel nieuws naar boven. Het werd bijvoorbeeld duidelijk dat er in het buitenge-
bied best veel stukken zijn waar niemand zich verantwoordelijk voor voelt. De hete aardappel van de nog niet begrensde en gevormde objecten schuift men het liefst door. Aan de andere kant voelden veel bronhouders daar toch juist ook een verantwoordelijkheid voor, ingegeven door beroepseer: als we een landsdekkend bestand maken, dan wil ik ook wel dat het in mijn gebied goed gebeurt. Interessant was de waarneming dat de verschillende waterschappen hun BGT-taak soms wat verschillend uitleggen. Waar sommige waterschappen alles dat maar een beetje waterafvoerend kan zijn als hun object beschouwen, hanteren andere waterschappen toch vooral de regel “alles dat in de legger staat”. Soms vielen gemeentelijke bronhouders daar wel eens over: “ja, zo wordt die kaart natuurlijk nooit homogeen”. Mijn persoonlijke idee daarbij is dat er met meer dan 400 gemeenten ook nog wel eens wat verschillen bij die bronhoudersgroep zullen optreden. Bronhoudersgrens Het fenomeen bronhoudersgrens kwam uitgebreid ter sprake. Het kan niet vaak genoeg gezegd worden, de bronhoudersgrens is geen BGTinhoud. Veel te veel discussies zijn al gevoerd over dat niet bestaande ding, zonde van de tijd. Feit: er zijn in de transitiefase objecten in de verschillende bronbestanden die niet mooi aansluiten. Er is overlap, er zijn gaten en er zijn zaken die niet goed doorlopen tussen twee objecten. Als dat binnen redelijke marges valt is dat allemaal niet zo’n probleem. De bronhouders kunnen die verschillen zelf wegpoetsen bij de technische assemblage, of dit laten doen door het SVB. Als je dan echt wil, dan kun je daaruit wel een bronhoudergrens samenstellen. Maar van tevoren over dat ding denken alsof het iets serieus is staat in mijn beleving alleen maar in de weg. Denk in objecten, kijk bij welke bronhouder ieder object hoort en ga ermee aan de slag.
Begroeid terreindeel of waterdeel?
Geometrie In technische zin ben ik door de werkconferenties verschrikkelijk benieuwd geraakt naar de praktijk van het werken met bogen. Misschien komt het niet vaak voor in praktijk, maar twee naastliggende objecten uit verschillende bronbestanden met op de grens een boog is vragen om... nou ja, interessante gesprekken met fundamentalistische trekjes. Wat ga je terugkrijgen na assemblage? De dagkoers tijdens de werkconferenties was arcs, wat wellicht extra problemen kan geven. Sommige software werkt traditioneel niet of minder goed met arcs, zeker waar het vlakobjecten betreft die samengesteld zijn uit arcs en lines. Het model moet natuurlijk wel volledig ondersteund worden, anders gaat het niet werken. Sommige bronhouders werden sowieso erg zenuwachtig van het idee dat hun objecten van geometrie of zelfs geometrietype gaan veranderen. Er leeft daar het idee dat hun gebied als BGT gaat worden opgeleverd en IMGEO-objecten binnenskamers blijven, die kunnen dan als meerwaardeproduct worden verkocht. Nog even los van het feit dat dan het hele idee van overheidsdata als open data onderuit geschoffeld wordt en we onszelf weer twintig jaar terug in de tijd werpen, gaat dat allerlei interne aansluitproblemen geven
Keer op keer bleek dat er tijdens de groepsdiscussies wel degelijk dingen naar boven kwamen die vaak ook elders al speelden. Er was alleen niks over te vinden op LinkedIn of Mett. In deze sessies hebben we erop aangedrongen dat de vragen die speelden en de antwoorden daarop gedeeld werden op Mett. Zo is er toch langzamerhand een soort kennisbankje ontstaan. Maar om succesvol Deel uw problemen! te worden is het belangrijk dat er nog (veel) meer Tijdens het laatste onderdeel van de werkcongedeeld wordt. Laten we wel zijn, de bronhouders ferenties werden de deelnemers in de gelegenzitten uiteindelijk wel allemaal in dezelfde positie heid gesteld hun eigen “issues” te delen en daar (cq hetzelfde schuitje), hebben bijna allemaal met een groep, eventueel aangevuld met een deskundige, over van gedachten te wisselen. Bij de behoefte aan meer kennis en je kunt niet altijd een dag fysiek bij elkaar gaan zitten. uitnodiging voor de werkconferenties was ook een link opgenomen naar een invulformulier daarVervolg voor, zodat daar vooraf al over werd nagedacht Bij de werkconferenties is ook al regelmatig en problemen konden worden geïnventariseerd. aangekondigd dat Dataland een vervolg op de Zo kwam het dat ik als dagvoorzitter regelmatig mocht meedelen dat er in deze regio geen proble- werkconferenties gaat organiseren. Ondertussen is dat ook het geval: bij het schrijven van dit men waren en toch waren we nooit vroeg klaar... artikel is de driedaagse cursus “Meters maken Dat er zo weinig problemen op tafel kwamen met de BGT” al twee keer verspreid over het land tot het moment dat we de mensen min of meer gegeven. Belangrijkste doelgroep voor deze dwongen is wellicht een verschijningsvorm van een serieus probleem van onze sector. Mogelijk is cursus zijn de medewerkers die bij bronhouders het zelfs een faalfactor bij het doen van zo’n groot verantwoordelijk zijn voor het maken van de BGT. samenwerkingsproject: moeilijkheden waar bron- Landmeetkundigen (en binnendienstmedewerhouders tegenaan lopen worden amper gedeeld. kers met landmeetkundige affiniteit) worden ook niet aan hun lot overgelaten: daarvoor organiseert de Geo Academie summer schools onder de titel “Meten voor de BGT” op GeoFort. Met behulp van deze activiteiten worden bronhouders verder ondersteund door verschillende leveranciersonafhankelijke partijen. als die partijen hun “eigen” data weer terugkrijgen van de landelijke voorziening: het past dan niet meer. U begrijpt, ik gun iedereen de problemen die ze zelf veroorzaken. Gelukkig is het overgrote deel van de aanwezige bronhouders van zins alle geometrie die ze maken ook te delen.
Vertrouwen De werkconferenties zelf waren een feest om voor te mogen zitten. Bijgestaan door de verschillende transitieregisseurs, Roelof van der Wal en uiteraard Janneke van der Kruk en Ronald Bokhove van Dataland, zijn de werkconferenties werkelijk omgevlogen. Verder heb ik kennisgemaakt met een groot aantal vertegenwoordigers van de bronhouders. Sommigen zeer bevlogen, anderen deskundig, voorzichtig, eigenwijs, en soms ook wat dwars. Allemaal eigenschappen die voor een team van groot belang zijn. Als er samengewerkt wordt gaat het lukken om in 2016 af te trappen met een complete BGT. Zonder elkaar op te zoeken en te helpen, live of virtueel, gaan we het niet redden. Maar wat ik heb gezien de afgelopen maanden geeft vertrouwen dat iedereen wil helpen de BGT tot een succes te maken.
Erik Meerburg, directeur Geo Academie,
[email protected]
Transitie regisseur Albert Tieken met BGT-tegeltje.
32 |
Geo-Info | 2014-3
Column
Laatst was ik op een netwerkbijeenkomst van Vrouwen op de Kaart met het thema: hoe pitch je jezelf? Zo’n 20 vrouwen leerden van een pro dat niet alleen de vragen ‘wat doe je’ en ‘hoe doe je dat’ centraal staan, maar dat je vooral stil moet staan bij de vraag ‘waarom doe je de dingen die je doet’. Tja, dat is zo’n gewetensvraag. Waarom doe je het werk dat je doet? Wat drijft je, waar krijg je energie van? Voor mij stond als een paal boven water dat mijn drijfveer ‘duurzaamheid’ is. Niet voor niets ben ik milieukunde gaan studeren. Maar bij het oefenen van de pitch riep ineens iemand dat het een containerbegrip was, dat er een geitenwollensokken imago aan kleefde. O jee, dacht ik toen, met geitenwollensokken wil ik toch niet worden geassocieerd, want ik ben toch immers een zakelijke vrouw op hakken! Ik stel mezelf de vraag: wat is duurzaamheid voor mij? Duurzaamheid. Duurzaam. Als ik die woorden een aantal keer over mijn tong laat rollen, proef ik een verschil. Duurzaamheid klinkt stellig, klinkt als een blok. Net als ‘waarheid’ en ‘redelijkheid’. Duurzaam, daarentegen, klinkt beter. De woorden ‘duur’ en ‘samen’ kun je er in horen. Het klinkt meer omarmend. Voormij heeft duurzaam alles te maken met een langere termijn perspectief, met het vermogen daar rekening mee te houden en ons handelen af te kunnen stemmen op de draag- en herstelkracht van Moeder Aarde. Begrijpen dat in onze natuurlijke omgeving alles met alles verbonden is. Weten dat alles wat wij doen impact heeft op dat natuurlijk systeem. Is het niet nu, dan wel later en is het niet hier dan wel daar. Want laten we niet verbaasd zijn dat de grote grondwateronttrekking door -laten we zeggen- een bierbrouwerij kan leiden tot verdroging in een natuurgebied, waar we vervolgens maatregelen moeten treffen om die effecten teniet te doen. Dat kost geld. Dat kan een keuze zijn, maar laat het een keuze zijn en ons niet overkomen. Duurzaam handelen is ook zakelijk handelen. De voorbeelden zijn legio waaruit blijkt dat ons handelen ongewenste -en kostbare- gevolgen heeft, omdat we niet goed hebben begrepen hoe het natuurlijk systeem werkt. Op een symposium hoorde ik een verhaal van een gemeenteambtenaar wat mij erg raakte. Het geval was dat er een woonwijk, natuur en een waterpartij gerealiseerd gingen worden. De landschapsarchitect tekende een plan. De inrichting van het gebied paste prachtig in het cultuurhistorisch verkavelingspatroon van het gebied. Helaas, voordat het project goed en wel van start ging, zakte één van de grote graafmachines tot aan de cabine (!) in de bodem weg. Dit leidde tot bestuurlijke commotie. Er moest onderzoek worden gedaan naar de bodemgesteldheid. Maar de gemeenteambtenaar legde eerst de bodemkaart onder de plantekening en zag al snel dat juist de woningen gepland werden in een gebied met een flink veenpakket en het water en natuur op de meer zandige bodems. Het probleem zou al een stuk kleiner worden als deze situering omgedraaid zou worden. Het zou ook schelen in de kosten, maar de landschapsarchitect moest wel zijn idee van verkaveling loslaten. Natuurlijk stel ik deze casus wat eenvoudig voor. Ging het hier om niet begrijpen? Of om niet weten? Misschien beiden.
Misschien is een landschapsarchitect niet zo bezig met de ondergrond, maar loopt die warm voor wat er bovengronds voor mooie zaken te maken zijn. Feit is wel dat in deze casus bleek dat informatie een sleutelbegrip is. Er is al zoveel informatie beschikbaar, misschien nog niet gedetailleerd genoeg, maar genoeg om te weten wat verder onderzoek nodig heeft. Om duurzaam met onze omgeving om te kunnen gaan, is informatievoorziening noodzakelijk. Dat is mijn idee. En daar is mijn brug naar geo-informatie. Jarenlang ben ik als adviseur op het gebied van bodem- en ondergrondbeleid actief. Wat mij verbaasde is dat in die branche informatiebeheer en -voorziening niet iets is wat iedereen cruciaal vindt. Men loopt er niet voor warm. Ik wel en een jaar of vier geleden ben ik daarom ook projecten gaan doen in de geo-informatie. De brug overgestoken. Het begrip duurzaam neem ik graag mee, immers dat is wat mij drijft. En ik hoor de term steeds regelmatiger: een duurzame informatievoorziening, een duurzaam digitaal stelsel. Technisch en beheermatig toekomstbestendig ingericht, maar functioneert het als systeem? Gebruikers willen voor hun toepassing inpluggen op die voorzieningen. Vertrouwen hebben in de continuïteit op wat wordt aangeboden. Dat scheelt tijd en geld en levert kwaliteit op, want er wordt gewerkt met de actuele gegevens. Maar als die zekerheid er niet is, gaan ze data downloaden en worden gebruikers ook databeheerders. Met tig keer beheerkosten. Zoals vroeger, toen we water uit de dorpsput haalden en we elk onze eigen voorraad aanlegden. Nu zijn we aangesloten op de waterleiding en denken we daar verder niet meer over na als we de kraan opendraaien: er komt water uit. Op naar een duurzame geo-informatieinfrastructuur! Dat kan alleen als we weten hoe de gegevens stromen. Gebruikers van de data zijn een onlosmakelijke schakel in die infrastructuur. Maar weten we goed genoeg wat hun werkprocessen zijn en wat zij nodig hebben? Waar zij warm voor lopen? Daar komen we alleen achter door in gesprek te gaan en dat is eng, want we begrijpen hun wereld en taal misschien niet zo goed. Toch geloof ik echt, dat als we de informatievoorziening duurzaam willen maken, we dit samen moeten oppakken. En zo kom ik toch nog bij mijn pitch.
Sytske Postma
Duurzaam
Sytske Postma
[email protected]
2014-3 | Geo-Info
| 33
Wie kan chocola maken over de
34 |
Geo-Info | 2014-3
van al die data leefomgeving? Sjakie in ieder geval niet! André van der Zande praat altijd vanuit wat mensen in de samenleving willen weten, vertelt hij ons. Bijvoorbeeld over de simpele vraag een fabriek te beginnen. Laten we zeggen, een chocoladefabriek, die van Sjakie. Sjakie is 30, zelfstandig ondernemer, ambitieus en werkt al jaren in de chocoladebusiness. En Sjakie heeft een droom. Een eigen chocoladefabriek, in Nederland, op een plek waar hij zijn ‘goodfood’ chocoladeproducten kan produceren en waar vanuit hij de wereld als afzetmarkt bereiken kan. Op een locatie die zorgvuldig gekozen is, waar hij duurzaam, geïntegreerd met de leefomgeving en fairtrade kan ondernemen. Dan rijst de vraag: hoe bereidwillig is de informatiemaatschappij voor Sjakie? Door Sytske Postma en Caroline Porsius
Sytske Postma en Caroline Porsius spreken André van der Zande, Directeur-Generaal bij het RIVM, over zijn visie op de ‘Laan van de leefomgeving’. Nederland is klein en de regels legio. Overheden, burgers en ondernemers; wanneer ze plannen hebben om een gebied te ontwikkelen, een dakkapel op het huis te zetten of een chocoladefabriek te starten hebben ze te maken met veel wet en regelgeving. De vragen wat is er, wat kan er, wat mag ik? zijn momenteel niet makkelijk te beantwoorden. Een ondernemer als Sjakie moet kosten maken door een consultant in te huren om bij verschillende loketten en overheidsorganisaties de juiste informatie te verzamelen. Dan nog blijft het verschrikkelijk lastig om op basis hiervan vragen te beantwoorden als, is alle vergunningsruimte al opgesoupeerd in deze regio? Is op deze locatie al eerder gekeken naar de mogelijkheden een chocoladefabriek te beginnen? Welke beschermde planten en diersoorten komen voor in dit gebied en wat betekent dit voor mijn droom?
politiek denken over meer samenhang en de ontwikkeling van milieubescherming naar duurzaam gebruik van de leefomgeving matcht eigenlijk niet met die hele praktische wereld van kennis van onderzoek en data”, zegt Van der Zanden hierover. “Want als dat heel erg verbrokkeld blijft dan blijft dat duurzaam gebruik van de leefomgeving slechts een mooie droom.”
In Nederland is veel informatie beschikbaar, maar heel erg versnipperd. Er is weinig samenhang en weinig integratie. De vertaling van informatie naar een antwoord op een vraag is niet eenvoudig te maken. Ik kan er geen chocola van maken, verzucht Sjakie. “Wat zo storend is: het maatschappelijk en
Hoe anders zou het zijn wanneer Sjakie gebruik kon maken van één digitaal stelsel van data, informatie en diensten. Gegevens over de leefomgeving, of het nu geluid, bodem, archeologie of natuur betreft, eenvoudig te vinden en te raadplegen. Beschikbaar, bruikbaar en bestendig: triple B. Het eindeloos zoeken naar gegevens is verleden tijd, evenals het onnodig onderzoeken doen. Want niet alleen weet hij nu de gegevens te vinden (de eerste B van beschikbaar), ze zijn ook bruikbaar voor hem -ze hebben betekenis-, omdat ze zijn toegesneden op toetsingsinstrumenten vanuit de Omgevingswet (de tweede B van bruikbaar). En omdat de wijze van gebruik van de gegevens in de wet en onderliggende regelgeving is verankerd, zijn de gegevens ook betrouwbaar en houdbaar (de derde B van bestendig). Er is geen discussie over. Zoals Van der Zanden aangeeft, een basisinfrastructuur waardoor projecten niet bij nul beginnen en aanvullend onderzoek gericht kan worden gedaan. Dat scheelt tijd en geld. Bovendien maakt zo’n stelsel het gemakkelijker gegevens uit te wisselen, waardoor besluitvorming sneller kan gaan. Voor Sjakie is het niet nodig te weten waar al die gegevens vandaan komen, als hij maar één loket hoeft raad te plegen. Het zou helemaal fijn zijn voor Sjakie als hij eenvoudig een eerste screening over de hele breedte van de leefomgeving kon doen om de mogelijkheden voor zijn fabriek te bepalen. Een ‘voorwas’ doen, vergelijkt Van der Zanden deze screening. Kortom, het digitale stelsel zal leiden tot betere, snellere en goedkopere dienstverlening van de overheid.
2014-3 | Geo-Info
| 35
Een bak open data waar nog steeds niemand iets mee kan
Waarom hebben we dit nog niet in deze tijd van slimme technologie en de veelheid aan data? Van der Zande noemt een aantal redenen. INSPIRE en open data richten zich vooral op de beschikbaarheid, niet zozeer op de bruikbaarheid. Ook de sectorale organisatie, als gevolg van de wetgeving, stimuleert niet om op het integratieniveau te zitten. Gegevens worden voor een bepaald doel ingewonnen en zijn niet 1-2-3 geschikt voor gebruik voor andere doelen. Bovendien werken we vaak ad hoc: dossiers, projecten, projectinitiatieven en vergunning dossiers. Er worden onderzoeken gedaan, maar de gegevens verdwijnen maar al te vaak in de bureaula, wanneer de beslissing is genomen, de aanvraag gehonoreerd of het project afgesloten. ”Het hele idee is, dat wat al is uitgezocht, moet gewoon weer hergebruikt kunnen worden. Dat wordt politiek wel onderschreven, maar dat is technisch niet georganiseerd”. De budgetten om bijvoorbeeld te investeren in handige tools voor bedrijf en burger, zijn ook verkokerd. Of om te investeren in een samenhangende, goed georganiseerde gegevensvoorziening. Dat geld is er vaak niet en bovendien liggen de baten van dergelijke investeringen nu eenmaal elders dan waar de investeringen worden gedaan. Laten we niet vergeten dat er ook puur menselijke factoren een rol zullen spelen: angst voor open data, omdat mensen business kwijt raken wanneer ‘hun’ gegevens voor iedereen voor het oprapen liggen. “Op microniveau een reële angst, alleen is de vraag of je politiekmaatschappelijk -op macro-niveau- je erdoor moet laten tegenhouden.”
Het realiseren van een leefomgeving omvattend informatiestelsel, daar zijn zeer veel actoren en stakeholders bij betrokken. Overheden, bedrijfsleven en burger. Mensen van de inhoud en mensen van de (geo) techniek. Bestuurders en werkvloer. Mensen die vanuit verschillende achtergrond, werkcultuur en taal (jargon) handelen en praten. Geen gemakkelijke opgave dit te managen. Volgens Van der
Informatie is het nieuwe goud Zanden wel te doen. “Het is geen Afsluitdijk, die in één keer goed moet zijn. Dat type van denken en plannen is gelukkig verlaten en dat past ook niet bij dit hele ingewikkelde ding wat we gaan maken.” En de gevleugelde uitspraak dat mensen van de inhoud ‘niets met gegevensvoorziening hebben’? “Ik begrijp wat je bedoelt”, zegt Van der Zanden hierop, “maar ik zie daar een grote kentering. Een eigenaarsgevoel van de gegevensvoorziening, een idee van: dit doet er enorm toe in de 21ste eeuw is erg aan het groeien.” De menselijke maat kan een blokkade zijn, maar slim ingezet ook een kracht. Van der Zanden: “Van wat ik weet van
Laan van de Leefomgeving en Programma GOAL Parallel aan de ontwikkeling van de Omgevingswet, die in 2018 in werking moet gaan treden, wordt de digitalisering van de Omgevingswet uitgewerkt. Digitaal zakendoen met de overheid wordt in 2017 een recht voor burger en bedrijf. Maar de digitalisering reikt verder: de digitale beschikbaarheid van gegevens in het fysieke domein, bedoeld ter ondersteuning van aanvragen voor initiatieven van derden en beoordelen daarvan door de overheid, en ter ondersteuning van de samenwerking. Voor dit digitale gegevensstelsel is de metafoor voor dit stelsel is de Laan van de Leefomgeving bedacht. De laan kan worden gezien als het stelsel waarop centrale regie is en waarover heldere afspraken over financiering zijn gemaakt. Aan de laan liggen informatiehuizen, thematische huizen die zorgen dat de gegevens worden geleverd. Hoe elk huis is ingericht, is aan de huiseigenaar. Ook zijn voorzieningen aan de laan gepositioneerd, die processen faciliteren. Processen als informeren, indienen, beoordelen en uitwisselen. Het Omgevingsloket Online, bedoeld voor burgers en bedrijven om een aanvraag bij de overheid in te dienen bij een initiatief, is zo’n voorziening. Het stelsel bestaat dus uit modules, maar functioneert als één geheel. Om één en ander uitwerking te geven zijn er twee programma’s. Eenvoudig Beter, die de uitwerking van de Omgevingswet ter hand neemt. En het programma GOAL (Gegevensvoorziening Omgevingswet voor Activiteiten in de Leefomgeving), dat zich richt op de ontwikkeling van de functionaliteit van ICT-voorzieningen, de governance, organisatie en financiering van de digitalisering en de wettelijke regels met betrekking tot die digitalisering. De uitwerking van die wettelijke regels ligt weer binnen het programma Eenvoudig Beter.
36 |
Geo-Info | 2014-3
kennismensen en mensen van de (geo) techniek is dat ze het mooi vinden als er een mooi en bruikbaar product ligt. Ik heb nog nooit iemand ontmoet die denkt: ik ga het eens lekker ingewikkeld maken.” In de informatieketen hebben inhoudelijke mensen en technischemensen een verschillende plaats, soms mist de overtuigingskracht of wordt er teveel in technische taal gesproken. “Maar uiteindelijk is iedereen gedreven door de publieke zaak.” Is de tijd rijp? Ja, het is zeker de juiste tijd. Niet alleen door de grote hoeveelheid informatie die momenteel al beschikbaar is, dagelijks wordt in onze maatschappij een schat aan informatie gecreëerd. De huidige technische mogelijkheden bieden nog meer kansen voor het benutten van deze bronnen en het managen van deze informatie. Steeds meer dringt het besef door dat data goud zijn. Van der Zanden signaleert dat: “Vroeger was gegevens voorziening iets moeilijks en technisch, iets van buiten. Maar nu snappen steeds meer mensen, ook in het centrum van de macht en de invloed, dat informatie het nieuwe goud is.”
We vragen steeds meer, burgers raken verwend. Appje mijnleefomgeving.nl Ook is de samenleving in transitie en dit heeft invloed op hoe we met gegevensvoorziening omgaan. Een verandering van een centraal, van bovenaf georganiseerde, verzuilde samenleving naar een decentrale, van onderop gestuurde netwerksamenleving. Zo schrijft Jan Rotmans in zijn boek ‘In het oog van de orkaan’. Dit vereist een andere benadering van de interactie overheid en maatschappij dan we gewend zijn. Om het digitale stelsel met elkaar te realiseren vergt vast een gecombineerde aanpak van verleiden en begeleiden. Niet alleen voldoen, maar vooral ook meedoen. Hoe bijzonder is het steeds weer om te zien dat wanneer twee teams uit de nationale competitie tegen elkaar spelen de krachten tégen elkaar werken door de tegenstrijdige belangen. Wanneer het Nederlands elftal speelt tijdens een WK, we ons verenigd voelen en gaan voor het gemeenschappelijke belang, het samen
winnen. Het gezamenlijk belang maakt het verschil. De benadering van de Laan van de Leefomgeving (zie kader) als nationale winst helpt vast om de energie te stoomlijnen. Daarnaast is het daarmee ook direct een mooi nieuw exportproduct dat onze internationale concurrentiepositie versterkt. Misschien wel net zoals de Afsluitdijk in de jaren dertig van de vorige eeuw.
Ik ben de reiziger met het koffertje en de blijde boodschap Het voor elkaar krijgen van een dergelijke voorziening is volgens Van der Zanden een combinatie van de spreekwoordelijke wortel en de stok (carrot and the stick). Het gezamenlijk perspectief – de wortel - moet voldoende lonkend zijn om mensen in beweging te krijgen. “Wat bij de wortel vaak belemmerend werkt is dat veel overheden denken op kasbasis. Niet in termen van een business case dat
een investering op den duur geld gaat opleveren. Daarvoor werkt de wortel iets minder goed in overheidsland. Dus mijn advies, als het gaat om die essentiële gegevensvoorziening, dat moet een wettelijke basis hebben.” Een stok achter de deur dus. Natuurlijk is de weg nog niet gebaand. Bestuurlijk commitment over de hele breedte, het regelen van de governance en financiering zijn reële issues. Maar het momentum is er. Er is politieke aandacht en de parallelle ontwikkeling met de Omgevingswet is een sterk punt. Een kinderlijke wijsheid, maar o zo waar, in deze is: ‘Men moet bereid zijn de dingen te laten komen in plaats van er, zoals Konijn, altijd achteraan te rennen’ [Winnie de Pooh].
Literatuur • Zoonen, P. van et al, 2012: Gegevensverkenning Omgevingswet. RIVM Briefrapport 680160001/2012. • Nijs, T. de et al, 2013: Uitwerking gegevensvoorziening Omgevingswet. RIVM Rapport 121001001/2013. • Gunster, B., 2008: Ja-maar … huh ?! • Rotmans, J., 2012: In het oog van de orkaan, Nederland in transitie. • GeoBusiness Nederland, Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Nederlands Centrum voor Geodesie en Geo-informatica, 2014: GeoSamen. Een gemeenschappelijke visie van overheid, bedrijfsleven en wetenschap op de toekomst van de geosector.
Sytske Postma, consultant/eigenaar Nieuw denkers BV,
[email protected], 06 13 90 14 79. Caroline Porsius, programmamanager GIS Competence Centre Ministerie Economische Zaken,
[email protected], 06 52 40 10 73.
Nawoord van de auteurs: Om de actualiteit van dit artikel te onderstrepen zeggen wij kort iets over GeoSamen. De gezamenlijke visie van overheid, bedrijfsleven en wetenschap, die 10 april 2014 op de startconferentie op het Geofort werd gepresenteerd en bekrachtigd. Samenwerking is waar het om draait in GeoSamen. Samenwerking binnen de sector, waar ieder vanuit zijn eigen kracht bijdraagt aan de ontwikkeling van een toekomstbestendige sector. Maar ook samenwerking buiten de sector, om het gebruik van geo-informatie voor het oplossen van maatschappelijke vraagstukken een hogere vlucht te laten nemen. De dialoog met andere sectoren is daarin cruciaal om de juiste vraag te kennen. Ruimte, leefomgeving en mobiliteit, bouw, beheer openbare ruimte, water, zorg en energie (transitie) zijn maatschappelijke prioriteiten. De Laan van de Leefomgeving is duidelijk een onderwerp binnen GeoSamen dat alleen feit kan worden, wanneer de juiste verbindingen –tussen vraag en aanbod, inhoud en techniek én tussen mensen- tot stand komen. Samen de handen ineen om de Nederland BV een duurzame toekomst te geven en samen die chocola te kunnen eten!
2014-3 | Geo-Info
| 37
Crowdsourcing met de Basisregistratie Topografie Kadaster voert succesvolle pilot uit “When de winds of change are blowing, some people are building shelters and others are building windmills”…. Oud Chinees gezegde. Door Magdalena Maja Grus, Martijn Rijsdijk en Ben Bruns
De afgelopen maanden heeft het Kadaster een pilot gedaan met de toepassing van crowdsourcing* in de terugmelding Basisregistratie Topografie (BRT). Een van de doelen van de pilot was om een laagdrempelige en toegankelijke methode voor terugmelding te ontwikkelen, waarmee de onjuistheden in BRT-producten makkelijk door alle gebruikers gemeld kunnen worden. Het andere doel was om ervaring met crowdsourcing op te doen om kansen en beperkingen van de data van de crowd te leren kennen. De BRT als open data biedt enorme kansen om de actualiteit op een hoger niveau te brengen en de bijhoudingsfrequentie tot eenmaal per jaar te verhogen. Resultaat: samen met alle gebruikers kunnen we de actualiteit en daarmee de kwaliteit van onze topografische kaarten en bestanden verbeteren.
Crowdsourcing is een werkwijze waarbij organisaties (overheid, bedrijven, instituten) of personen gebruik maken van een grote groep niet vooraf gespecificeerde individuen (professionals, vrijwilligers, geïnteresseerden), voor consultancy, innovatie, beleidsvorming en onderzoek. De term crowdsourcing werd het eerst gebruikt door Jeff Howe en ontstond uit een samenvoeging van de term outsourcing met crowd. (bron Wikipedia).
Waarom de pilot? Hogere eisen, minder geld De belangrijkste aanleiding om ervaring op te doen met crowdsourcing is om de bijhouding van de BRT zo actueel mogelijk voor de klanten te maken. De klant stelt steeds hogere eisen aan de actualiteit en nauwkeurigheid van topografische producten. Hij wil het liefst continue aanpassingen in de actualiteit van topografische informatie hebben. Kwaliteitsgarantie en hoge actualiteit voor BRT-producten is voor de meeste eindge-
38 |
Geo-Info | 2014-3
bruikers cruciaal, omdat ze geo-informatie in hun processen gebruiken en daarop hun beslissingen baseren. De twee jaar actualiteit die het Kadaster momenteel biedt is voor veel klanten niet voldoende. Daarnaast krimpt het budget om topografische producten te maken. Voldoen aan de wensen van klanten, wordt daarmee een uitdaging. Innovatie en nieuwe ontwikellingen bij het Kadaster, zoals automatische generalisatie of toepassing van crowdsourcing (bijvoorbeedl het inschakelen van het publiek bij de controle van grenspalen) kunnen daarbij helpen. Open data en (geen) terugmeldplicht Sinds 1 januari 2012 is een verzameling van topografische bestanden beschikbaar als open data. Daarmee is de belangstelling voor de BRT-producten enorm gegroeid. Een groeiend aantal BRT gebruikers betekent ook een groeiend aantal terugmeldingen. Het Kadaster ziet dat als kans: meer terugmeldingen biedt kansen voor een hogere actualiteit en nauwkeurigheid van BRT-producten. De belangstelling in BRT-producten groeit bij de verschillende gebruikersgroepen, zowel overheid (gemeenten, provincies, waterschappen, ministeries) als niet-overheid (bijvoorbeeld zakelijke en particuliere klanten). Overheidsinstanties en bestuursorganen hebben een terugmeldplicht. Dat betekent dat bij twijfel over de juistheid van een gegeven uit de BRT ze verplicht zijn dit aan het Kadaster te melden. Nietoverheids gebruikers hebben geen terugmeldplicht. Hoewel de overheidsorganisaties een terugmeldplicht hebben, krijgt het Kadaster in de praktijk erg weinig terugmeldingen over de topografische producten. De reden daarvoor is onduidelijk. Is het (bestaande) terugmeldsysteem gebruiksvriendelijkheid genoeg? Geven we klanten voldoende mogelijkheid om terug te melden? Of ligt het probleem ergens anders? We willen de samenwerking
met de BRT-gebruikers graag verbeteren en efficiënter maken. We hebben ons de vraag gesteld hoe wij die groeiende groep van overheid en niet-overheid gebruikers kunnen motiveren om hun bijdrage te geven. Methode Laagdrempelig Bij de pilot terugmeldsysteem BRT hebben we het terugmeldsysteem zo laagdremplig en gebruiksvriendelijk mogelijk gemaakt om het grootste aantal gebruikers bij te kunnen trekken. Met behulp van ArcGis Online (Esri) hebben wij een applicatie gemaakt die voor alle bestuurssystemen (iOS, Windows, Android) beschikbaar was. Onjuistheden in de BRT konden daardoor eenvoudig teruggemeld worden met telefoon, tablet of PC (zie figuur 1). Ervaring leert dat de crowd een motivatie moet hebben om een bijdrage te willen geven. De acties van de crowd, zoals terugkoppeling, moeten gewaardeerd worden. Daarom hebben we de terugmeldingen van de gebruikers/klanten zo snel mogelijk verwerkt en het resultaat in de vorm van een aangepaste kaart zo snel mogelijk aan de
Figuur 1 - Laagdrempelig applicatie voor BRT gebruikers. klant aangeboden. Zo laten we het nut van de Kadaster-crowd samenwerking zien (zie figuur 2 en figuur 3). Resultaat Crowd niet als enige bron De data van de crowd als enige bron van informatie is helaas niet voldoende voor de eisen die bij het Kadaster gesteld worden. Zoals OpenStreetMap niet voldoende is om een analyse te maken of informatie van Wikipedia voor een onderzoekspaper. Om een topografische kaart van voldoende kwaliteit aan te kunnen (blijven) bieden, is het cruciaal om de terugmeldingen te valideren en eventueel goed te keuren. Wij hebben hieraan vorm gegeven door terugmeldingen te laten controleren door een data analistcontroleur. Hij heeft alle terugmeldingen met de meest recente luchtfoto en panoramafoto’s vergeleken. Op basis daarvan kon hij conclusies trekken over de betrouwbaarheid van de crowd data. In de tweede stap heeft de topograaf de gevalideerde data van de crowd volgens de productspecificaties aangepast. Vijfenzeventig procent van de terugmeldingen die wij tijdens de pilot hebben gekregen, is goedgekeurd en verwerkt.
Figuur 2 - Kadaster - crowd samenwerking circle.
2014-3 | Geo-Info
| 39
Tot slot Crowdsourcing is ongetwijfeld een van de “winds of innovative change”. De topografische diensten van een aantal landen hebben al ervaring met crowdsourcing opgedaan. Bijvoorbeeld Finland, dat al in de jaren ‘70 crowdsourcing gebruikte voor het verbeteren van de kadastrale kaart. Of Zwitserland (Swisstopo) dat met succes (ongeveer 500 meldingen per maand) een terugmeldsysteem met behulp van crowdsourcing geïmplementeerd heeft. Het resultaat van deze pilot leert dat de gebruikers een aanzienlijke bijdrage kunnen leveren aan de verhoogde actualiteit van de topografische kaart. Die is vooral mogelijk omdat sinds begin 2012 BRT een open data is en daardoor het aantal gebruikers en potentieel terugmelders enorm gegroeid is. In de nabije toekomst overweegt het Kadaster het inzetten van crowdsourcing in het productie proces van de BRT. Er wordt onderzocht of een vergelijkbaar systeem kan gebruikt worden ook voor andere basisregistraties, bijvoorbeeld BGT.
Figuur 3 - Status van de meldingen.
Literatuurlijst • Bregt A.K., Castelein W., Eertink D., Grus Ł. (2013) De effecten van een open basisregistratie topografie (BRT) Wageningen University, onderdeel van Wageningen UR Wageningen, pp 16-19 • Goodchild M.F., Glennon J. A. (2010) Crowdsourcing geographic information for disaster response: a research frontier Center for Spatial Studies, University of California, Santa Barbara, CA 93106-4060, USA • International Journal of Digital Earth, Vol. 3, No. 3, September 2010, 231_241 pp 232-236
Magdalena Maja Grus, Adviseur (gedetacheerd door Clafis),
[email protected] Figuur 4 - Het aantal meldingen verzameld tijdens de pilot. Laagdrempelig en toegankelijk De pilot terugmelding BRT is met succes afgerond. In twee maanden hebben 130 vrijwilligers aan de pilot deelgenomen. De meerderheid van de deelnemers (71%) was van een niet-overheidsorganisatie. De vrijwilligers hebben tijdens de pilot 369 terugmeldingen gedaan (zie figuur 4). Dit is een grote stijging
ten opzichte van eerdere jaren. De meeste terugmeldingen worden via de PC gedaan; tablet en smartphone worden ongeveer evenveel gebruikt. De deelnemers waren bijzonder enthousiast over de pilot en het initiatief voor een nieuw terugmeldsysteem. Op basis van de informatie van de crowd zijn 192 aanpassingen gedaan in de eerstvolgende TOP10NL release.
40 |
Geo-Info | 2014-3
Martijn Rijsdijk, Manager Proces en Produktinnovatie Kadaster,
[email protected] Ben Bruns, Manager GIS Maatwerk en -Advies, Productmanager Topografie Kadaster,
[email protected]
Verslag
Event ‘Overheid & Geo’ een succes?
Overheid & Geo grote zus van Overheid & ICT?
Op 9 en 10 april vond in de Utrechtse Jaarbeurs de vakbeurs Overheid & Geo plaats als zuster-onderdeel van Overheid & ICT, maar afzonderlijk herkenbaar. De toegang was voor de vele bezoekers gratis. In het Geo-café ‘De Omgeving’ kon je met praten met experts. Van de veertien presentaties wordt er hier ingegaan op drie lezingen. Zie verder de pp-sheets op overheid-en-geo.nl. De presentaties waren in het aparte Theater Groen voor Overheid & Geo, naast het Geocafé. Er waren presentaties van bedrijven, waarbij dan zelfs staanplaatsen moesten worden benut. (In gesprekken bleek bewondering van vooral gemeenten voor hun vaste leveranciers en partners en ook dat slechts fusies partnerschappen doen beëindigen.) Wie sprekers vanuit overheden selecteerde
‘BGT-keten Open’ Sinds april is de BGT-keten opengesteld. Bronhouders die klaar zijn met de transitie kunnen
hun eerste geassembleerde en goedgekeurde deelgebieden via SVB-BGT in de Landelijke Voorziening (LV) zetten. Mutatieleveringen
Zusterevent van Overheid & ICT kwam er in de sessie alsnog achter welke standhouder hun spreektijd sponsorde. Ook op de beurs waren gemeenten soms de entree voor de stand van hun huisleverancier. Bij Geo was de BGT het hoofdonderwerp.
Gemeenten promoten OGD ict-diensten én coconut.
2014-3 | Geo-Info
| 41
Verslag
Geo-café ‘De Omgeving’. kunnen enkele maanden later. Deze theatersessie startte met een inleiding op het wat, hoe en waarom van de BGT-keten door Ruud van Rossem (IenM) onder de titel ‘BGT-keten Open’ (met hoofdletter O). Zijn kleurige tijdlijn startte al in 2008 met verkenning, waarna ontwerp en realisatie volgden. (‘De zwarte lijnen zijn twee wettelijke termijnen.’) De eerste inhoud van Swifterbant in de gemeente Dronten werd op de PDOK-viewer gevisualiseerd
en Van Rossem benadrukte: ‘Dit staat live, kunt u thuis op internet bekijken!’ Vervolgens werd er geautomatiseerde kadastrale pr over de LV doorgegeven. Richard Witmer van dat ZBO zei levendig en keurig: ‘We hebben het samen gedaan’, op de vraag naar zijn trotse hoogtepunt over het feit dat Swifterbant op tijd in de LV zat. Gemeenteambtenaren van Dronten en hulpverleners van NedGraphics kregen glazen modellen van Nederland en applaus als dank.
Mobiele hand-laserscanner ZEB1: nieuw bij Leap 3D. Van Rossem zei er wel bij dat ‘in NedGraphics alle bedrijven geëerd werden’. Je zou ook kunnen vaststellen dat de gemeente Valkenswaard al een tijdje eerder aan de eindstreep stond. (Er zijn dus zelfs wedstrijden over de BGT, AdB.) etuwe met Omgevingsdienst B Rivierenland Een duurzame en veilige leefomgeving, dat is de doelstelling van de Omgevingsdienst Rivierenland (ODR), een van de 29 nieuwe verplichte samenwerkingsregelingen ter zake
Marco Appeldoorn.
42 |
Geo-Info | 2014-3
in Nederland. Door de handhaving van regels op het gebied van milieu, ruimte en bouwen te centraliseren binnen één organisatie, stijgt de kwaliteit van de uitvoering en dalen de kosten. In Gelderland zijn er wel zeven samenwerkende diensten vanwege het daar nog beleden ‘nabijheidsbeginsel’. De ODR werkt plaats- en tijdonafhankelijk en zonder papier. In zijn presentatie onder de Centric-paraplu vertelde directeur drs Anne Schipper over het
Overheden omarm-
informatie en ‘percelen vullen’. In het veld zou er ook met digitale tablets worden gewerkt en in april heette het: ‘We hebben ze al op de plank liggen.’ Tot slot verwees een Centricdame naar de oplossingen in hun beursstand. Beter in Best Marco Appeldoorn van de gemeente Best (28.600 inwoners en 200 ambtenaren) sprak over ‘Extra inzichten en kansen door gebruik BGT’. Zijn gemeente was bij de GBKN zelfmuterend, is nu bij de BGT zelfassemblerend en hoopte in juni Dronten na te volgen met levering aan de LV. Een eigen vakgroep (3 fte, regievoerend) op een afde-
den standhouders opstarten. ICT was nog steeds geen doel, maar een middel bij zijn samenwerkingsverband op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaven, oftewel het Wabo-takenpakket. (’74 flex-werkplekken voor 130 fte zijn er nog te veel.’) In Tiel vond op dit deelterrein een fusie plaats van ambtenaren van elf gemeenten naar één verband, naast toevoeging van ex-provincie-ambtenaren en -taken. ‘Co-creatie met Centric’ zorgde voor het succes en een cultuur waarin ook opdrachtgevers toegang tot de informatie hebben en zó zaakgericht wordt gewerkt ‘dat raamambtenaren zouden opvallen’. Bij uitreiken van de laptops vroegen vijf medewerkers: ‘Hoe krijg ik hem open?’, en de ene die er ziek van werd, was na een half jaar ook enthousiast. Er moest heel veel expertise worden ingekocht, maar dat was tijdelijk, men ging naar één systeem onder het motto ‘de dood of de gladiolen’, aldus de niet van bekende steekwoorden gespeende Schipper (‘geen takkenzooi’). In wat heette tranche 2 gaat men verder de diepte in en daar zit geo-
BGT centraal in Geo-café. ling Ondersteuning maakt dat mogelijk en werkt ‘situationeel’. Enkele jaren geleden zijn ook daar dankzij wettelijke regels geo-gerelateerde basisregistraties geïntroduceerd, de BAG, BGT en LV WOZ. Deze basisregistraties zorgden elk voor een eigen rompslomp aan regels en richtlijnen, maar
de vraag werd gesteld in hoeverre ze bijdroegen aan de verbetering van de interne en externe dienstverlening. Best keek bij de introductie van de nieuwe basisregistraties niet alleen naar de verplichtingen, maar ook naar eigen ambities met geo-informatie. Met een kernregistratie Geometrie wilde men ‘echt één keer inwinnen’. Een voorbeeld was het opnemen van overkappingen, ‘en dan hoef je je niet elk jaar bij nieuwe foto’s af te vragen of het een aanbouw dan wel een overkapping is’. Men had al vlaksymbolen in de kaart om de GBKN ook voor leken leesbaar te maken én voor beheer van de openbare ruimte. (’Blauw vlakje is van iemand die een zwembad in de tuin heeft.’) Scheiden van ook particuliere erven in verhard en onverhard is bijvoorbeeld relevant voor de gemeentelijke rioolmensen. Bij bermen wordt scheiding gemaakt tussen grasvlakken met een verschillend maairegime. NedGraphics werd door de enthousiaste Appeldoorn als partner slechts eenmaal genoemd. Tot slot Overheid & Geo bood een compleet overzicht van wat er aan overheidsinfrastructuur (data, standaarden, toegangspunten) voor geoinformatie beschikbaar is en gaf voorbeelden van de manieren waarop men daar gebruik van kan maken. ‘Overheid & Geo is een pleisterplaats voor de overheidsprofessionals waar veel voorbeelden van toepassingen van geo-informatie voor een beter werkende overheid te vinden zijn’, en dat laatste kán dus zeker ook volgens de organisatoren... Intern in het drukke Geo-café ‘De Omgeving’ was er, verbaal gezien vreemd genoeg, een ‘kroegentocht’ langs Kadaster, TNO, Dataland, IenM, SVB-BGT, Geonovum en KING, maar ook een pubpodium en een factlab. (‘Daarbij maken we gebruik van informatie die vaak al
Weer mijlpaal bij BGT
BGT van Valkenswaard in PDOK Gemeente Valkenswaard is er samen met Grontmij in geslaagd om de gehele BGT-keten te doorlopen. Dit betekent dat BGT-gegevens van gemeente Valkenswaard met behulp van dg DIALOG BGT geleverd zijn aan het SVB-BGT en vervolgens doorgeleverd aan de LV-BGT. Vanuit de LV-BGT is de data te raadplegen in PDOK. Valkenswaard is daarmee de eerste gemeente waarvan de volledige BGT in PDOK te raadplegen is. Dit is voor alle betrokken (Valkenswaard, Grontmij, SVB-BGT en LV-BGT) een enorme mijlpaal omdat hiermee is aangetoond dat de keten werkt. De BGT-data van Valkenswaard is gekoppeld met de aanwezige BAG- en BOR-applicaties van Vicrea en Oranjewoud, waardoor Valkenswaard al direct profijt heeft van de binnengemeentelijke samenwerking. Ook heeft Valkenswaard de assemblage van alle bronhouders binnen de gemeentegrens uitgevoerd (ministerie van Economische Zaken, waterschap De Dommel en provincie Noord-Brabant). Dit is nog nergens het geval en maakt dit een unieke situatie! Het samenvoegen van deze data is uitgevoerd met dg DIALOG BGT. (Geomatics-Nieuwsbrief Grontmij, 18 maart 2014)
beschikbaar is.’) Op een tafel lagen prachtige analoge boekjes. Van maart 2014 dateerde er bijvoorbeeld één over ‘Geo-tournee in de regio’. Voor ‘BGT2016’ was daarin ‘GBKN 1937’ afgebeeld: geen drukfout, maar refererend aan een eerste poging vanuit de nutswereld voor een grootschalige kaart! Tot slot wat nieuwe bedrijven en beursstands betrof: was niet Esther de Bruijn van Leap 3D met die mobiele hand-laserscanner ZEB1 in de weer?
2014-3 | Geo-Info
| 43
Adri den Boer
Verslag
De Gouden Driehoek met gouden trouwring? Wat beleefden we als geo-mannetjes en -vrouwtjes weer een mooie dag op GeoFort. De natuur in de Betuwe deed een verwoede poging alles groen te laten uitzien. Nog net niet voldoende op deze dag. Wel groen en nog maar net uit de veren: GeoSamen. De handtekeningen worden vandaag gezet. Een verliefd stelletje of serieuze huwelijkskandidaten? Dagvoorzitter Jacqueline Meerkerk vroeg aan de ruim honderd aanwezigen naar hun herkomst: ruim 50% werkzaam voor de overheid, zo’n 40% vanuit het bedrijfsleven (Geo Business Nederland) en nog net geen paar handjesvol wetenschappers, vanuit de diverse opleidingsinstituten. Gevraagd naar inspiratie zei Ruud van Rossem: ‘We beginnen te zien dat de zaak op stoom komt’. Hij spreekt over de BGT, niet direct het onderwerp vandaag, maar er is beweging. De zaak gaat rollen. Gert-Jan van der Weijden: ’Wij zien een aantal mooie initiatieven van bedrijfsleven en OTB(TU Delft) op het gebied van OSGeo’. De toon was gezet. We konden beginnen aan deze mooie inspirerende ochtend. De setting was goed en er hing een drang naar vernieuwing in de lucht. Of zou dat toch het aanstormend voorjaar zijn? Jacqueline nam ons mee in de opzet van GeoSamen. Deze is gepland van 2014 tot 2020. GeoBusiness NL verzorgt het secretariaat. Maar wat is samenwerking nu eigenlijk? Kort samengevat komt het neer op: Met twee of meer personen of instanties activiteiten uitvoeren om een gezamenlijk doel te bereiken.
Natuurlijk kon een reactie vanuit het topteam hierop niet uitblijven: Arnold Bregt (WUR en sprekend namens de wetenschap) had deze ochtend een beetje een huwelijksgevoel. ‘Blij, opgewonden en nerveus. Je moet straks iets tekenen en er zijn veel getuigen. In dit geval zelfs een huwelijk tussen drie partijen, Samenwerken vooral de familie erachter is van belang.’ Misschien moeten we de komende samenDeze door hem gekozen huwelijksmetafoor werking ophangen aan een aantal thema’s: 1. Van elkaar leren: in 5 tot 10% van alle samen- bleef ons de rest van deze ochtend achtervolwerkingen wordt het succes bepaald door gen. de samenwerkingsacties en de energie die Een eerste kennismaking zag Bregt een aantal jaren geleden bij RGI met 20 miljoen euro aan je stopt in de samenwerking. Het overige subsidie. succes zit in de mate waarin je kijkt naar En nu? Een nieuwe uitdaging, geen middelen, veranderingen. geen financiële dominantie, nog vele onbe2. Fouten durven maken: niet alles hoeft perfect. Je moet moed tonen om verandering kenden: een ontdekkingstocht. Geïnspireerd door een tweet van Gert-Jan van der Weijden: teweeg te brengen. Beoordeel niet alleen ‘Alleen ga je sneller, samen kom je verder’. het succes maar toon ook de moed om in te zien waar je inspanningen kunnen leiden Vanuit het topteam reageerde Ed Nijpels als tot verbeteringen. voorzitter van Geo Business Nederland (GBN). 3. Het is gewoon leuk! Zoals dansen in de ‘Let op, 20% van de vrouwen verdient meer regen, maar dan wel met meer mensen.
44 |
Geo-Info | 2014-3
Dagvoorzitter Jacqueline Meerkerk. dan mannen, er zijn veranderingen op komst. GBN heeft meer dan 100 leden en houdt zich bezig met vraagstukken rond marktvolume en
basis hiervan een bijdrage levert. Niet onbelangrijk hierbij is de opleiding van mensen, de human resourcekant: creatieve mensen die problemen helpen oplossen door middel van onderzoek. Hans Tijl zou – wakker gemaakt – gelijk enthousiast worden over de innovaties. Als voorbeeld zou hij de bureaucratische zorg graag kennis laten maken met de mogelijkheden vanuit het geo-werkveld. Als voorbeeld vanuit heel andere hoek noemde hij de crowdsourcing die plaatsvindt in bijvoorbeeld Geo-informatie moet op een hoger plan Boston. Met behulp van de applicatie Streetworden getild en dat kan door dit samen te doen met overheid en wetenschap, zo luidt de Bump kunnen weggebruikers aangeven waar visie van GBN. Het past ook in het topsectoren zich wegen met een slechte onderhoudsstaat bevinden. Of dit een voor gemeenten wensebeleid omdat de drie partners elkaar hebben lijke wijze van informatie verzamelen is en of gevonden en wel bottom-up, wat een goed je op deze wijze je beheer openbare ruimte draagvlak ten goede komt. wilt regelen, liet hij in het midden. Ook de En – niet onbelangrijk – er is een innovatieve moderne fietschip, oorspronkelijk bedoeld drive zichtbaar in het werkveld: men neemt om het vehikel na diefstal te kunnen traceren, graag zelf initiatieven daartoe en dat is een kent vele andere toepassingen wanneer je er belangrijke kracht.’ verder over nadenkt. Ook de ontwikkelingen Hans Tijl (Ministerie I&M, vertegenwoordiger namens de overheden) gaf aan heel ontspan- van voertuigen die tijdens de rit met elkaar Ondertekening Arnold Bregt. communiceren is een toepassing waarin het nen begonnen te zijn aan deze dag, maar geo-werkveld betrokken is. nu toch enigszins nerveus begon te worden Op Jacqueline’s vraag naar commitment gaf omdat hij in een huwelijk werd getrokken. Tegelijkertijd memoreert hij dat samenwerking Tijl aan: ‘Ik ga straks een handtekening zetten. Dat is ‘serious business’. Daarmee committeert iets oplevert. Daarbij plaatst hij wel de kanthet ministerie zich voor de komende zes jaar. tekening om je zaakjes op orde te hebben en Belangrijk is dat we elkaar weten te vinden. data ook beschikbaar moet zijn. We kunnen Wanneer dat eenvoudig lukt, zijn we allen nu al vaststellen dat de toepassingen onze gecommitteerd.’ fantasie ver te boven gaan. Je ziet dat aan de Bregt gaf aan dat bij zulke ingewikkelde ontwikkelingen rond bijvoorbeeld de iPhone vragen de wetenschap iets meer tijd nodig waarvoor in 18 maanden tijd na lancering heeft om na te denken. ‘Belangrijk is dat we ongeveer 100.000 toepassingen (apps) zijn elkaars verschillende rollen respecteren en ontwikkeld. Naar analogie van deze ontwikOndertekening Ed Nijpels. dat wij vanuit NCG onze taak oppakken om kelingen is hij hoopvol gestemd over deze activiteiten te ontplooien waar we gezamenlijk samenwerking. in de driehoek beter van worden.’ Nijpels vond commitment te zwak uitgedrukt. Ontwaakt Jacqueline stelde alle drie de huwelijkspartners ‘We staan te trappelen om op basis van de de vraag waarvoor men hen ‘s nachts kon wak- beschikbare en beschikbaar te stellen open ker maken? Ed Nijpels: ‘Mij moet je lekker laten data te valoriseren. Benutten en te gelde maken wat er al is en wat alleen nog ingezet slapen! Anders loopt het niet goed af! Ik zie wel een kans voor de thema’s zorg en energie. dient te worden. Daarmee is tegelijkertijd Hierbij kan geo-informatie een betekenisvolle aangetoond dat de samenwerking nut heeft rol vervullen. De kunst is om de maatschappe- en onze verklaring een logische stap is op die weg naar gebruik en uitnutting.’ lijk relevantie aan te tonen. Het uitgekauwde voorbeeld van TomTom die met behulp van Ondertekening Hans Tijl. Duurzame verbintenis Vodaphone-data in staat is verkeersopstoppingen on-line te delen met de nog wel rijdende Jacqueline wilde nog weten hoe over een jaar de zorg om betere organisatie van geo-inforweggebruikers en hen tijdbesparende alterna- vanaf nu de situatie zou zijn. ‘Dan weten we matie. Op Europees niveau spelen drie zaken: tieven aan te reiken, doet nog steeds opgeld.’ a) de burgers worden steeds zelfstandiger en elkaar blind te vinden’, volgens Tijl. Volgens Bregt Arnold Bregt wil liever niet ‘s nachts wakker mondiger; zijn we natuurlijk al even bezig in de aanloop b) een van de politieke keuzes is dat de overhe- gemaakt worden, maar ‘s ochtends ziet hij dat naar deze dag. Over een jaar verwacht hij graag! Hij stelt dat de NCG een belangrijke den kleiner worden, leidend tot kerntakenbekroning te zien op onze activiteiten; we doen bijdrage wil leveren in het tot stand brengen discussie; dan meer samen en samen komen we dan ook c) in de discussie rond techniek zien we steeds van een kennisinfrastructuur, waarbij de verder. Nijpels weet zeker dat dit huwelijk dan problemen worden opgezocht en men op meer dat de mens centraal komt te staan. nog steeds veel plezierige kanten kent en dat er
2014-3 | Geo-Info
| 45
Verslag forse stappen zijn gezet om tot doelen te komen. Vervolgens zijn er wat reacties vanuit de zaal. Mark Herbold ziet veel verwantschap met ‘Laan van de leefomgeving’ en vroeg het panel dit ziet? Nijpels: ‘Deze nota krijgt door deze initiatieven extra accent. Iedereen moet kunnen beschikken over de juiste data. Het is nu tijd voor een nieuwe gegevensautoriteit.’ Tijl: ‘De omgevingswet slaagt alleen als er goede en juiste data is. Dat is een randvoorwaarde.’ Dorine Burmanje (Kadaster) wil de huwelijksmetafoor graag verder verlengen. 30 jaar geleden heb ik ook van alles gehoord van een vent: ‘Ik ga je gelukkig maken!’, maar – hoewel ze smelt bij de aanblik van dit alles – welke praktische toepassingen heeft GeoSamen op het oog? Met name de internationale positie van deze ontwikkelingen zijn volgens haar onderbelicht. En het begrip ‘data’ is te eng voor deze discussie. Het moet toch om meer dan data gaan? Bregt: ‘We hebben international allemaal onze eigen totempalen. We moeten ons ook vanuit dit platform internationaal profileren en bouwen aan een kenniskring.’ Tijl vult aan: ‘We zullen ook moeten weten wat de kwaliteiten van de andere deelnemers zijn, nationaal en internationaal. De basishouding moet er een zijn van ‘samen delen’ en dat heeft ook iets kwetsbaars.’ Op Jacqueline’s vraag hoe we kunnen voorkomen dat we bij een relatietherapeut terecht komen, reageerde Marlène van Bentem (Netherlands Space Office). ‘De Sentinel-satelliet is begin april 2014 gelanceerd. Er komt nieuwe data naar Nederland, vraaggestuurd. Dat biedt kansen. We organiseren vanuit het NSO een vraaggestuurde aanlevering van data. Bovendien heeft de Europese commissie hiervoor een flink budget beschikbaar gesteld, namelijk € 4,2 mljrd. Na deze bemoedigende woorden was de tijd gekomen voor de ondertekening van de ‘huwelijksverklaring’ en konden de aanwezigen deelnemen aan inspiratiesessies met verschillende thema’s.
lang niet altijd. Waarom zo bescheiden? Men riep op om meer te verkopen van je eigen boodschap! We kunnen vaststellen dat er sprake is van letterlijk ongekend talent. Doe hier iets mee in het kader van marketing en communicatie. Paula Dijkstra (Kadaster); sessie G(e)o Together. In onze sessie hebben we vooral gekeken naar de vijf doelstellingen en speerpunten. Al snel werd duidelijk dat ook internationale samenwerking meerwaarde geeft wanneer deze wordt gedeeld. Een voertuig daarbij zou het onderwijsveld zijn waarin op basisscholen ‘spatial awareness’ gekweekt kan worden. Ook op middelbare en hogere beroepsopleidingen (bijvoorbeeld de zorgopleidingen) zou ‘geo’ een onderdeel van het curriculum moeten vormen. Voorgesteld werd Nederland als proeftuin in te richten en de hier opgedane kennis te vermarkten. Bart Kusse (CapGemini Nederland); sessie Innovatie Award. Wij maken infographics voor de topsectoren, waarbij we sterk letten op welke issues de aandacht vragen. Hierin betrekken we voor de awards zowel de beoordeling als de prijs. Jandirk Bulens (WUR-Alterra); sessie Citizen Science. Wij richten ons op samenwerking tussen burger en overheid. We zoeken daarbij naar potentiële kansen. Hierbij is de weliswaar terugtredende overheid coördinator. Ook hij zag een gouden piramide: de burger ‘on top’, waarbij de motivatie ligt in de grootte van deze groep, waarop het verzamelde materiaal heel goed data-analyses zijn uit te voeren. Dat de overheid beschikt en bepaalt is een verouderd denkbeeld. Daar moeOogsten ten we vanaf. Diezelfde overheid zou vertrouwen De terugkoppeling hiervan, ondersteund door moeten terugwinnen, waarbij bedrijven en bureen afbeelding van een volgeladen bak met fruit, gers een win-win situatie ervaren. De rol van de vond net voor de middag plaats. Nu moeten we wetenschap tenslotte zou vooral gericht moeten oogsten! zijn op kwaliteitstoezicht. Hans Tijl gaf hierop de reactie dat het begrip ‘copyright’ onderhand wel Bastiaan van Loenen (TU Delft); Sessie Open datasterk verouderd is, zeker wanneer het gaat om Beoordelingsframework. Waagde het de driehoek datasets die zijn ingewonnen door de overheid een 3D-uiterlijk te geven door de burger, de met collectieve middelen. uiteindelijk eindgebruiker van deze open data, Hermen Borst (MinIenM); sessie Basis op Orde – boven de gouden driehoek te verheffen en hier een driezijdige piramide van te maken. In de ses- PDOK; ziet een duidelijke LAT-relatie tussen de sie had men getwijfeld: is het nu van aanbod naar deelnemende partijen Overheid, Bedrijfsleven gebruik of moet dat juist andersom? De conclusie (GBN) en de wetenschap. Op zoek naar de gezamenlijkheid ziet hij de het PDOK-portaal lag voor de hand: van vraag (gebruik) naar toch vooral ook als voorportaal met ongekende aanbod. De reactie vanuit het topteam hierop: mogelijkheden. Borst lanceert daarbij drie jullie kunnen veel en de buitenwereld weet dat
46 |
Geo-Info | 2014-3
statements die klinken als een hartekreet: a) basis op orde, maar nu nog even niet! Want niet volledig en nog niet koppelbaar. We zijn er nog lang niet! b) en daarom: maak ons -wetenschap en bedrijfsleven- deelgenoot van alle ‘overheidsontwikkelingen’, zodat c) er van ons uit een betere betrokkenheid zichtbaar kan worden gemaakt door middel van services. Betrek ons bij de governance en laat ons deelnemen en werken aan waardecreatie. Hij signaleert bovendien dat PDOK in relatie tot de ‘Laan van de Leefomgeving’ nu nog een kwestie is van laaghangend fruit: we kunnen oogsten door er gezamenlijk mee aan de slag te gaan. Victor van Katwijk (Geodan); sessie Omgevingswet; de deelnemers aan deze sessie zagen een belangrijke rol weggelegd voor de ontwikkelingen rond de invoering van deze wet. Vanuit het onderwijswerkveld kunnen studenten meewerken aan een betere toekomst en kunnen de overige spelers werken aan het verbinden van de verschillende domeinen van de gouden driehoek. Laaghangend fruit: betere samenwerking, een precompetitief betrokken bedrijfsleven en het scheppen van kaders, bijvoorbeeld rond 3D; de 3e dimensie is nog maar zeer beperkt geïmplementeerd in de informatie-infrastructuur die momenteel beschikbaar is voor de Leefomgeving. Nijpels reageerde hierop dat de Omgevingswet vooral een juridisch stuk is; juist in dit kader is er behoefte aan uitvoeringswetgeving. Praktisch. Aan de slag. Fruitblik Theo Thewessen gaf – als programma coördinator – na al deze meldingen van laaghangend fruit zijn eigen vooruitblik. Hij vroeg zich af: ‘Waarom zitten jullie hier?’ Want welgeteld: er is geen formeel programma, er is geen programmabureau, er is deze keer geen additionele financiering en er zijn geen projecten. Hij stelt vast (en gerust) dat we samen al stiekem even hebben geoefend. En hij constateert blij te zijn met de bereikte resultaten en wenst ieder een plezierige netwerkronde tijdens de lunch. Roelof Keppel
In Memoriam met de facsimile-uitgave van de kaart in 1973 verscheen. Het boekje wordt nog steeds regelmatig geraadpleegd bij het onderzoek naar geschiedenis van de kaartering van ons land. Hij liet mij destijds het hele concept lezen en vroeg me om commentaar (liefst niet te veel!). Ook voor de determinatie van de oudste bladen van de zogenaamde Kaart van Kraijenhoff (1810-1823) heeft hij zich ingezet. Het schrijven van een brochure bij de facsimile-uitgave achtte hij bij mij in vertrouwde handen.
ir. J.A. van der Linden (1929-2014) Vanaf begin jaren 50 tot 1990 heeft Jo van der Linden een belangrijke rol gespeeld binnen de organisatie van de Topografische Dienst. Hij werd geboren op 9 juni 1929 in Brakel, volgde de (Rijks-) HBS te Zaltbommel en vervolgens de opleiding tot geodetisch ingenieur aan de Technische Hogeschool te Delft. Direct daarna trad hij in dienst bij de Topografische Dienst en kreeg een plek op de Landmeetkundige Afdeling. Daar kon hij zich volop uitleven in de belangrijke ontwikkelingen die toen op stapel stonden. De fotogrammetrie ging haar hoogtijdagen tegemoet. Blokvereffening en invoering van de UTM-projectie stonden op het menu. Het instrumentarium werd sterk uitgebreid en vernieuwd. De overgang van tekenen naar graveren op plastic zou binnen enkele jaren haar beslag krijgen. Jo was scherpzinnig en schrok voor die nieuwe uitdagingen op zijn werkterrein niet terug. Om de band met het “echte terrein” niet te verliezen ging hij ook graag op stap voor de paspuntsbepaling. Jo was scherp van verstand en helder van inzicht, betrouwbaar en vasthoudend. In de vele onderhandelingen over aan te kopen apparatuur of over de uitbesteding van luchtfotografie was hij niet altijd de gemakkelijkste.
Ook schopte hij wel eens tegen een zeer been van één van zijn collega’s. In 1966 deed ik mijn intrede bij de dienst als geograaf-kartograaf in een omgeving van geodeten. Dat ging gepaard met enige nieuwsgierigheid en een zekere argwaan, zeker ook van de zijde van Jo. Naarmate we elkaar beter leerden kennen, groeide ook de interesse en waardering voor elkaar. Jo had veel belangstelling voor de geschiedenis van de topografische kaartering. Hij was één van de initiatiefnemers voor de heruitgave van de Topographische en Militaire Kaart van het Koningrijk der Nederland, de eerste stafkaart (1850-1864). Hij zette zich energiek in voor het opsporen van de oudste (en gave) drukken en de determinering van de daaropvolgende uitgaven. Daarvoor bracht hij ook bezoeken aan de Koninklijke Bibliotheek in Brussel en de Bibliothèque Nationale in Parijs. Zijn kennis heeft hij vastgelegd in het bekende boekje over de “TMK” dat gelijktijdig
In de jaren 1963-1964 werd een initiatief genomen om een gedenkboek ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van de Topografische Dienst uit te brengen. Door Jo werd daarvoor een uitvoerig bibliografisch overzicht samengesteld. Het manuscript werd slechts gedeeltelijk voltooid en het kwam dus niet tot een eindresultaat. De literatuurlijst is later verder uitgebreid en kortgeleden opgenomen in de Inventarislijst van het Kadastermuseum. In het museum zijn ook alle betreffende publicaties fysiek aanwezig en te raadplegen. De laatste jaren van zijn loopbaan waren niet eenvoudig. De verplaatsing van het bedrijf van Delft naar Emmen heeft hem geen goed gedaan en zijn nieuwe functie als adjunctdirecteur is ook niet echt uit de verf gekomen. Wij voelden ons verwant, beiden komend van het platteland, geboren nabij de samenvloeiing van Maas en Waal. Dat kwam onze collegiale verstandhouding zeker ten goede. Met het overlijden van Jo op 5 maart is een markante persoon uit onze vakkring verdwenen, opgenomen in die andere brede stroom … van de tijd. Peter Geudeke
Vernieuwde site RAF-luchtfoto’s land. Medewerkers van Alterra hebben alle ruim 94.000 foto’s op die manier gepositioneerd. Een monnikenwerk. De foto’s zijn vervolgens gratis te downloaden in een lage resolutie tot 150 dpi. Downloaden op hogere resolutie (tot aan 1200 dpi) kost geld. De bieb heeft die dienst uitbesteed aan het bedrijf DotKa (www.dotka-data.com). Medewerkers van Wageningen UR krijgen overigens een stevige korting. De collectie luchtfoto’s bestrijkt grote delen van ons land. Alleen grote delen van Brabant en het noorden van het land ontbreken. De vernieuwde site is te vinden op: http://library.wur.nl/WebQuery/geoportal/raf
Gedetailleerde foto’s nu gemakkelijker vindbaar. Sinds vorige zomer is de historische collectie luchtfoto’s uit WO-II online beschikbaar bij Wageningen UR. Maar wie een foto wilde zien moest geduld hebben. De site liep om de haverklap vast en bezoekers moesten zich eerst registreren. Dat is nu veranderd. Een verbeterde versie van de site maakt het zoeken in de collectie volgens Joke Webbing van de Forum-bieb nu echt publieksvriendelijk. De ruim 94.000 luchtfoto’s, gemaakt door de RAF gedurende de laatste oorlogsjaren, zijn nu handig doorzoekbaar op de kaart of (onder andere) postcode. De gezochte zwart-witfoto verschijnt vervolgens op het scherm exact bovenop de bijbehorende topografische kaart van ons
Bron: Wageningen UR Resource
2014-3 | Geo-Info
| 47
Promotie Roel Nicolai
De jonge doctor na de plechtigheid, met zijn bul, begeleiders en opponenten. al gauw dat men van verkeerde veronderstellingen is uitgegaan. Namelijk dat de kaarten op waarnemingen van koersen en afstanden tijdens zeetochten zouden zijn gebaseerd, dat deze waarnemingen zijn gemiddeld en in portolanen (zeilaanwijzingen) opgetekend, vervolgens op platkaarten zijn ingetekend en dat elke overeenkomst van die kaarten met een bestaande projectie toeval zou zijn. Al die claims worden door Nicolai onderuit gehaald.
voordat de laatste werd uitgevonden. Bovendien is duidelijk geworden dat de portolanen of zeilaanwijzingen met koersen en afstanden gebaseerd zijn op de Portolaankaarten en niet andersom. Nicolai’s promotor was Jan Hogendijk (hoogleraar wiskunde, UU), copromotoren waren Peter van der Krogt (historische kartografie) en Steven Wepster (wiskunde). De oppositie bestond uit geodeten, een statisticus, wetenschapshistorici en een historisch kartograaf, afkomstig van de universiteiten van Delft, Nijmegen, Utrecht en Arlington (V.S.) en van de Hydrografische Dienst. Er zal ongetwijfeld in dit tijdschrift nog een bespreking van het proefschrift komen van een expert die niet zoals ik bij deze promotie betrokken was. Nicolai zelf heeft een uitgebreider artikel over zijn onderzoek aan de Geo-Info redactie toegezegd. Het ligt in de bedoeling dat later nog een handelsuitgave zal verschijnen van het proefschrift, dat de titel zal dragen ‘A critical review of the hypothesis of a medieval origin for portolan charts’.
Op 3 maart 2014 promoveerde in Utrecht Roel Nicolai, ‘principal technical expert in geodesy’ bij de Shell, op een proefschrift over de herkomst van Portolaankaarten. Dat zijn de gedetailleerde zeekaarten die door Middeleeuwse zeevaarders van het Middellandse Zeegebied werden gebruikt. Tot nu toe werd door historisch kartografen aangenomen dat deze kaarten door die zeevaarders rond 1300 waren geconstrueerd op basis van een middeling van waarnemingen van koersen en afstanden. Nicolai heeft aangetoond dat je met zo’n procedure nooit de nauwkeurigheid kunt verkrijgen die deze kaarten al vanaf het begin (de eerste dateert van eind 13e eeuw) kenmerkten – ook al zou je over veel nauwkeuriger waarnemingsapparatuur kunnen beschikken dan waarvan we nu aannemen dat die toen beschikbaar was. Na te hebben vastgesteld met wat voor schepen men rond 1300 voer, met welke navigatie apparatuur en wat voor zeilschepen de relevante eigenschappen van de Middellandse Zee zijn, gaat hij de verschillende hypotheses over het ontstaan van deze kaarten na. Daarbij blijkt
De conclusie van Nicolai is dat met de in de 13e eeuw beschikbare technieken nooit de nauwkeurigheid bereikt had kunnen worden die de Portolaankaarten hebben en dat het materiaal dus eerder vervaardigd moet zijn, in een periode waarin het niveau van de kennis van de geodesie en wiskunde hoger geweest moet zijn. Waar en wanneer is aan iemand anders om uit te zoeken. Een hoogst opmerkelijk ‘bijproduct’ van het onderzoek is dat de Portolaankaarten zijn getekend op een projectie die zeer sterke overeenkomst vertoont met de Mercator-projectie en dat 300 jaar Ferjan Ormeling
48 |
Geo-Info | 2014-3
Trimble R10
Trimble V10 Imaging Rover Trimble V10
• Een foto zegt meer dan punten • Visualisatie door 360° panorama foto’s • Automatische foto-inpassing in Trimble Business Center software Trimble Tablet
geometius.nl
088 4366 300
Bij het woord hybride denk je meestal niet direct aan krachtig; bij Topcon Hybrid Positioning zul je dat beslist wel doen! Het verschaft je het extra vermogen om veeleisende meetwerkzaamheden sneller te kunnen uitvoeren dan ooit te voren!
Topcon‘s unieke GNSS en robotic technologie gecombineerd en verbonden via MAGNET Software. Dat is Topcon Hybrid Power!
topcon-positioning.eu
www.geocensus.nl
Tussen nu en 2016 moet de BGT volledig worden opgebouwd. Diverse bronhouders maken daarvoor nu al gebruik van onze expertise. Dat is logisch, want wij zijn vanaf de allereerste pilotprojecten betrokken bij de BGT met advies en uitvoering.
15.000 ha
BGT gereed meer dan
GeoCensus heeft dus alles in huis om ook u van dienst te zijn. In de transitie naar de BGT, maar ook om u verder te helpen met opbouw van uw IMGeo of om het werk in de bijhouding te doen.
Wie volgt? GeoCensus heeft de kennis, de kunde èn de capaciteit om uw BGT-project uit te voeren. Wij vertalen uw vragen en wensen naar concrete doelen en kunnen die daarna ook voor u realiseren. Wilt u ook tijdig BGT of IMGeo gereed zijn? Met maatwerk van GeoCensus zet u daarvoor onmiskenbaar een stap in de juiste richting. Bel 035-622 11 79 of mail voor meer informatie naar
[email protected].
Wij de expertise, u de informatie Deventer Boxtel Soest | telefoon 035 - 622 11 79 |
[email protected]