Eindrapport: BOEKDEEL 3: Milieurelevantie bij overschrijding van emissiegrenswaarden: oppervlaktewater (achtergronddocument) Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, afdeling Milieu-inspectie
06/11948/KC December 2007
Opdrachtgever:
Uitvoerder:
Departement Leefmilieu, Natuur en Energie afdeling Milieu-inspectie
Arcadis Ecolas Karen Callebaut Bert Gielen Inge Van Tomme
ARCADIS ECOLAS 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Lijst met afkortingen
LIJST MET AFKORTINGEN AOX
Adsorbeerbare organohalogenen
b.v.
bijvoorbeeld
BCF
Bioconcentratiefactor
BIM-IBGE
Brussels Instituut voor Milieubeheer – Institut Bruxellois pour la Gestion de l’Environnement
BZV
Biochemisch(e) of biologisch(e) zuurstofverbruik of zuurstofvraag
CAS
“Chemical Abstracts Service”
COMMPS
“Combined monitoring-based and modelling-based priority setting scheme”
CZV
Chemisch(e) zuurstofverbruik of zuurstofvraag
DT50
halfwaardetijd
EC
Europese Commissie
EDTA
Ethyleendiaminetetra-azijnzuur
EEG
Europese Economische Gemeenschap
EFSA
“European Food Safety Authority” (Europees Agentschap voor Voedselveiligheid)
EG
Europese Gemeenschap
EOX
Extraheerbare organohalogenen
ESIS
“European chemical Substances Information System” (Informatiesysteem voor Europese chemische stoffen)
HSDB
“Hazardous Substances Database” (databank voor gevaarlijke stoffen)
HS-ion
Waterstofsulfide-ion of bisulfide-ion
IARC
“International Agency for Research on Cancer” (Internationaal Agentschap voor Kankeronderzoek)
ICSC
“International Chemical Safety Cards” (Internationale Veiligheidsbladen voor chemicaliën)
ILO
“International Labour Organization”
INERIS
“L'Institut National de l'Environnement Industriel et des Risques” (Nationaal instituut voor de industrie en de risico’s)
IUCLID
“International Uniform ChemicaL Information Database”
m.b.t.
Met betrekking tot
MAK
Monoaromatische koolwaterstof
MIRA
Milieurapport Vlaanderen
MSDS
“Material Safety Data Sheet” of veiligheidsinformatieblad
N
Stikstof Ammoniak
NH3 NH4
+
ammonium
NIOSH
“National Institute for Occupational Safety and Health” (Nationaal instituut voor veiligheid en gezondheid op de werkvloer)
NLM
“National Library of Medicine”
NMVOS
Niet-methaan vluchtige organische stoffen ix
ARCADIS ECOLAS 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Lijst met afkortingen
NO2-
Nitriet
NO3-
Nitraat
NTA
nitrilotri-azijnzuur
o.a.
onder andere
o.b.v.
op basis van
OSPAR
Oslo-Parijs Conventie voor de bescherming van het Mariene Milieu van de NoordOost Atlantische Oceaan (incl. de Noordzee)
P
Fosfor
PAK
Polyaromatische Koolwaterstof
PAN
“Pesticide Action Network” gewasbeschermingsmiddelen)
PCB
Polychloorbifenyl
PFT
Perfluortenside
pH
zuurtegraad
PM
particulate matter (Engels) of stof(deeltjes)
PNEC
“Predicted No Effect Concentration”
PO43-
fosfaat
POP
“Persistent Organic Pollutant” (Persistente organische stof)
POX
Vluchtige organohalogenen
RAR
“Risk Assessment Report”
RIZA
Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling
RWS-RIZA
Rijkswaterstaatdienst Afvalwaterbehandeling
RWZI
rioolwaterzuiveringsinstallatie
SIRI MSDS
“Safety Information Resources Inc. Material Safety Data (Veiligheidsbladen beheerd door Safety Information Resources Inc.)
SRP
“Scientific Review Panel”
t.o.v.
Ten opzichte van
TOC
Totaal organisch koolstof
TSP
“Total Suspended Paticles” (Totale hoeveelheid gesuspendeerde deeltjes)
U.K.
“United Kingdom”
U.S. EPA
“Environmental Protection Agency of the United States of America”
UNECE – LRTAP
“United Nations Economic Commission for Europe – Convention on Long-Range Transboundary Air Pollution”
UNEP
“United Nations Environment Program”
UNEP-POP
“United Nations Environment Program on Persistent Organic Pollutants” (Milieuprogramma van de Verenigde Naties betreffende persistente organische polluenten)
USA
United States of America
UV-C
Ultraviolet-C
VITO
Vlaamse instelling voor technologisch onderzoek
–
(Netwerk
Rijksinstituut
x
voor
voor
acties
betreffende
Zoetwaterbeheer
en
Sheets”
ARCADIS ECOLAS 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Lijst met afkortingen
Vlarem
Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning voor het Vlaams Gewest
Vlarem I
Besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning
Vlarem II
Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne
VMM
Vlaamse Milieumaatschappij
VOS
Vluchtige Organische Stof
WAC
Compendium voor analyse van Water
WHO
“World Health Organisation”
WZI
Waterzuiveringsinstallatie
ZS
Zwevende stoffen
xi
ARCADIS ECOLAS Lijst met verklarende woorden 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
LIJST MET VERKLARENDE WOORDEN Abiotisch
Niet-levend
Absorptie
Het opnemen van stoffen uit de omgeving door de cellen van een organisme of het opnemen van licht uit de omgeving door een chemische verbinding
accumuleren
aanrijken met, opeenhopen
Actief slib
De aanwezige micro-organismen in de waterzuiveringsinstallatie
Adsorberen
Het opnemen van stoffen uit de omgeving door de cellen van een organisme of het binden van stoffen aan het oppervlak van een andere stof
Adsorptie
Een stof die bindt aan het oppervlak van een andere stof
Aëroob
In aanwezigheid van zuurstof
Aërosol
Uiterst fijne nevel van vaste of vloeibare deeltjes in de atmosfeer of in een ander gas
Aktief kool
Actief kool is het meest gebruikte adsorptiemiddel, het wordt gebruikt voor de verwijdering van laagmoleculaire stoffen bij verontreinigingen van apolair tot matig polair. Het wordt gebruikt bij het verwijderen van geur-, kleur- en smaakstoffen. Het actief kool is zeer poreus en het grootste deel van het adsorptieoppervlak bevindt zich in de microporiën. Actief kool ziet er uit als gebroken korrels en is gemaakt van steenkool of turf.
alkaliniteit
Alkaliniteit is de buffercapaciteit of het bufferend vermogen van het water om een té veel of té weinig aan b.v. chloor- of pH-waarde te neutraliseren
Alkalisch
Uit de eerste groep van het periodiek systeem der chemische elementen; of met een pH > 7
amfoteer
zowel met een base als met een zuur reagerend
Amorf
niet uit kristallen opgebouwd
Anaëroob
In afwezigheid van zuurstof
Anion
negatief geladen ion
anionische detergenten
Zie detergenten. Anionische detergenten zijn sterk emulgerend en schuimend
anorganische stoffen
Stoffen die geen koolstof bevatten, zoals b.v. metalen en hun verbindingen
anoxisch
Weinig of geen zuurstof bevattend: toestand tussen aëroob en anaëroob
Anti-androgeen
Negatieve invloed op de mannelijke geslachtshormonen
Anti-estrogeen
Negatieve invloed op estrogreen, een hormoon dat de vruchtbaarheid bevordert
Antropogeen
Veroorzaakt door de mens
Aquatisch milieu
Het oppervlaktewater
Aquatische organismen
Organismen die in het oppervlaktewater leven
arsenaat
As(V) – verbinding
Arseniet
As(III) – verbinding
Atoom
Minstens uit een proton en neutron bestaande massa die alleen of samen met soortgelijke of andere atomen een molecule vormt
Basisch (basische pH)
Met een pH > 7
xiii
ARCADIS ECOLAS Lijst met verklarende woorden 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Beluchtingsbekken
Bekken in een waterzuiveringsinstallatie waar door middel van beluchting extra zuurstof in het afvalwater gebracht wordt. Dit stimuleert de werking van de micro-organismen in de installatie
Biochemie / biochemisch
Biochemie is de studie van chemische processen in levende organismen
biocide
Een biocide is een middel om schadelijke organismen te bestrijden. Biociden worden buiten de landbouw toegepast
bioconcentratiefactor
Verhouding van de concentratie van een stof in een organisme ten opzichte van de concentratie van deze stof in het omringende milieu
Biodegradatie
Afbraakproces door micro-organismen
Biodegradeerbaar
Wat kan afgebroken worden door micro-organismen
Biologische degradatie
Afbraakproces door micro-organismen
Bufferend vermogen
Het bufferend vermogen van een waterloop wordt bepaald door b.v. de aanwezigheid van (bi)carbonaten. Wanneer er een hoog bufferend vermogen is, zal een hogere of een lagere pH van het afvalwater weinig effect hebben op de pH van het water Sedimenten beschikken echter over een zeker vermogen om die protonen te neutraliseren, dit wordt aangeduid met de term bufferend vermogen. Het bufferend vermogen bepaalt de mate waarin de pH van een sediment zal dalen wanneer protonen worden geproduceerd: in sedimenten met een sterk bufferend vermogen zal de pH amper of slechts in geringe mate dalen, terwijl in sedimenten met een beperkt bufferend vermogen een aanzienlijke pH-daling kan plaatsvinden.
BZV
Biologisch(e) of biochemisch(e) zuurstofgebruik of zuurstofvraag. De aanwezigheid van stoffen in water die afbreken in aanwezigheid van zuurstof wordt gedetermineerd door de zuurstofvraag of het zuurstofverbruik ervan door micro-organismen in water te bepalen. Dit wordt de biologische of biochemische zuurstofvraag genoemd.
CCl4 extraheerbare stoffen
apolaire koolwaterstoffen die volgens een analysemethode kunnen geëxtraheerd worden met tetrachlooretheen uit water, en die niet adsorberen aan florosil, en straling met een bepaalde golflengte kunnen adsorberen. CCl4 extraheerbare stoffen bestaat uit een heterogeen mengsel van verschillende koolwaterstoffen: zoals b.v. de monoaromatische koolwaterstoffen (MAK’s: b.v. benzeen, tolueen, xyleen) en de polyaromatische koolwaterstoffen (PAK’s: b.v. naftaleen, anthraceen, benzo[a]pyreen, etc.).
centrifugatie
Het water wordt afgescheiden van de vaste stoffen via het principe van de middelpuntvliedende kracht in trommels die met hoge snelheid draaien
Chemische degradatie
Afbraakproces door chemische reactie(s)
Chlooroxideerbare cyaniden
Chlooroxideerbare cyaniden zijn cyaniden die (b.v. in een analysemethode) door behandeling met hypochloriet (HOCl) worden afgebroken. Het betreft de som van vrije cyaniden, en zwakke en matig sterke cyanidecomplexen met b.v. zilver (Ag), cadmium (Cd), koper (Cu), nikkel (Ni), kwik (Hg), etc.
coagulatie
In water zitten zeer fijne verdeelde vaste deeltjes die niet bezinken, waardoor ze niet verwijderd kunnen worden. Doordat de colloïden (zeer fijne deeltjes) geladen zijn kunnen ze niet samen klonteren. Door dan een coagulatiemiddel toe te voegen, neemt de lading af waardoor de deeltjes elkaar niet meer afstoten. Hierdoor trekken ze elkaar aan en worden het grotere deeltjes waardoor ze kunnen bezinken en dan tenslotte slot worden afgevoerd. Dit proces heet coagulatie.
xiv
ARCADIS ECOLAS Lijst met verklarende woorden 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
colloïdaal
vloeibare suspensie bestaande uit microscopische (zeer fijne) elektrisch geladen deeltjes in water
Complex, complexvormers
Specifieke vorm van een zwakke chemische verbinding tussen twee stoffen, doorgaans in waterig milieu. Stoffen die gemakkelijk een dergelijk complex kunnen vormen met andere stoffen, worden complexvormers genoemd.
CZV
Chemisch(e) zuurstofgebruik of zuurstofvraag. De aanwezigheid van stoffen in water die afbreken in aanwezigheid van zuurstof wordt gedetermineerd door de zuurstofvraag of het zuurstofverbruik ervan in water chemisch te bepalen. Dit wordt de chemische zuurstofvraag genoemd.
denitrificatie
omzetting van nitraat tot stikstofgas
Denitrificerende bacteriën
bacteriën die nitraat tot stikstofgas omzetten
Depositie (droog)
Afzetten op een oppervlak
Depositie (natte)
Het proces van captatie door neerslag en afzetten op een oppervlak
Dermaal
Via de huid
destillatie
door verdamping en daarop volgende condensatie zuiveren of scheiden
Detergenten
Detergenten, ook wel tensiden of oppervlakteactieve stoffen genoemd zijn organische verbindingen. De oppervlakteactieve stoffen worden gevormd door moleculen met een waterafstotend gedeelte en een wateraantrekkend (hydrofiel) gedeelte. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende detergenten: anionische, kationische, niet-ioinische of nietionogene, amfotere detergenten
Diffunderen
Zich vermengen
Directe fotolyse
Chemisch afbraakproces onder invloed van rechtstreekse bestraling met licht
Dissociëren / dissociatie
reactie waarbij een splitsing van de molecule optreedt
Distributie
Verspreiding, verdeling
Doorvergiftiging
Het verplaatsen van giftige stoffen doorheen de voedselketen
Ecotox
Schadelijke effecten op het ecosysteem
Ectoparasieten
Parasiet die op de buitenkant van een ander organisme leeft
Effluent
Uit een waterzuiveringsinstallatie wegstromend afval- of rioolwater dat gezuiverd is
Elektrodialyse
Dialyse (scheiding van stoffen in kristalloïden gebruikmaking van elektrisch potentiaalverschil
elementaire vorm
Toestand van een element uit het periodiek systeem waarbij het niet geladen is (en dus geen ion is)
Emissie
Lozing
emulgeren
een emulsie (stof waarin niet-oplosbare stoffen in uiterst fijne druppeltjes verdeeld blijven zweven) maken van of met iets
Endocrien
Hormonaal
Endocriene effecten
Hormonale effecten
Enzym
Door cellen van levende organismen geproduceerd eiwit dat de snelheid van bepaalde organische reacties kan beïnvloeden
eutrofiëring
explosieve algengroei door een overmaat aan nutriënten
Evaporatie
Verdamping
extraheren
een stof uit een mengsel afscheiden xv
en
colloïden)
met
ARCADIS ECOLAS Lijst met verklarende woorden 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
filamenteuze bacteriën
Vezelachtige bacteriën
flotatie
Hierbij hebben de stoffen die in een tank met een waterige oplossing zitten, dezelfde dichtheid/hechtingsvermogen. Om er dan toch voor te zorgen dat deze stoffen door lucht van elkaar gescheiden kunnen worden, wordt er een chemische stof toegevoegd aan de oplossing. Deze chemische stof kan zich alleen aan 1 stof hechten en door deze chemische stof kan lucht zich aan de stof hechten. Als er dan aan de onderkant van de tank lucht wordt ingeblazen, hecht dit zich aan de stof en zal de stof dan gaan drijven doordat lucht lichter is dan water. Dit proces heet floteren.
fosforylering
Fosforylering van een eiwit is het plaatsen van een fosfaatgroep op een van de reactieve hydroxy-groepen (OH) van de samenstellende aminozuren (tyrosine en serine) van dat eiwit.
Fotodegradatie
Afbraakproces onder invloed van licht
Fotolyse
Chemisch afbraakproces onder invloed van licht
Foto-oxidatie
Proces waarbij een stof elektronen van de buitenste schil afstaat onder invloed van licht
fotosynthese
vorming van koolhydraten uit koolzuur en water door planten onder de invloed van licht
Gehalogeneerde koolwaterstoffen
Chemische verbindingen, minstens bestaande uit waterstof, koolstof en een element uit de 7e groep van het periodiek systeem der chemische elementen
gehydrateerd
anorganische of organische molecule of verbinding die water bevat
Gekristalliseerd
een kristal of kristallen vormen (kristal: vorm van de vaste toestand van een stof, bestaande uit door regelmatige zijvlakken begrensde veelvlakken)
Geleidbaarheid
geleidbaarheid of het elektrische geleidingsvermogen is een numerieke uitdrukking van het vermogen van een oplossing om elektrische stroom te geleiden. De meeste opgeloste minerale zouten zijn goede geleiders. Moleculen van organische verbindingen zijn daarentegen slechte geleiders.
Gesuspendeerde deeltjes
Zeer kleine deeltjes die in een vloeistof zweven
golflengte
afstand tussen twee golftoppen, afstand waarover een golfbeweging zich in één periode voortplant
halfwaardetijd
Tijd die nodig is om de concentratie van een stof te doen halveren
halogenen
element van de 7e groep van het periodiek systeem (fluor, chloor, broom, jodium en astatium)
hard water
Water met een pH > 7
Herbicide
Gewasbeschermingsmiddel ter bestrijding van ongewenste planten
Holistisch
Benadering vanuit het geheel, eerder dan vanuit de losse onderdelen
Humane carcinogeniciteit
Kankerverwekkend potentieel bij de mens
Humuszuur
zuur dat zich in verrotte planten (humus) ontwikkelt wanneer de luchttoevoer onvoldoende is
hydraat
anorganische of organische molecule of verbinding die water bevat
hydrofiel
Wateraantrekkend
hydrofoob
Waterafstotend
Hydrolyse
Chemische reactie onder invloed van watermoleculen
Incubatieperiode
Blootstellingsperiode
xvi
ARCADIS ECOLAS Lijst met verklarende woorden 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Indirecte fotolyse
Chemisch afbraakproces onder invloed van onrechtstreekse bestraling door licht
Insecticide
Gewasbeschermingsmiddel ter bestrijding van ongewenste insecten
ion
Geladen deeltje, b.v. metalen komen vaak in een ionische vorm voor
Ionenwisselaar / ionenwisseling
De ionenwisselaars worden vooral gebruikt voor ontharding, ontzouting en decarbonatie. Ionenwisselaars nemen in een oplossing kationen of anionen op en plaatsen daarvoor andere kationen of anionen aan gelijke waarden. Dit heeft betrekking op de elektrische lading van de ionen, zo zal Ca2+ worden vervangen door 2 H+. Wanneer de harsen (hier bestaan ionenwisselaars uit) verzadigd zijn moeten ze worden geregenereerd, meestal met HCl (kation) of met NaOH (anion) of NaCl voor beide ionen.
Isomeer
Elk van de chemische verbindingen met gelijke empirische en moleculaire formule, maar verschillende eigenschappen en structuur
juveniel
een niet-geslachtsrijp exemplaar van een dier of een plant (b.v. gebruikt voor vissen)
Kation
Positief geladen ion
kationische detergenten
Zie detergenten. Kationische detergenten hebben een biocide werking
LC50
Concentratie die dodelijk is voor 50% van de testorganismen
Leemdeeltjes
Kleiachtige, in vochtige toestand plastische deeltjes met een zandgehalte groter dan 20%
mediaan
middelste van de naar grootte gerangschikte waarnemingen
membraan
vlies, dun huidje of plaatje dat een afscheiding vormt
micrometer
1 micrometer = 1 µm = 0,001 mm
Micro-organisme
Microscopisch klein organisme, zoals bacteriën en microben
Microsomaal oxidase
Enzym aanwezig op de microsomen, dat oxidatie stimuleert. Microsomen zijn blaasjes in de cel, die afgescheiden worden door het endoplasmatisch reticulum. Dit is een netwerk van membranen dat gelegen in het cytoplasma van een cel en een rol speelt bij het transport van stoffen in de cel en bij de eiwitvorming
minerale olie
organische koolwaterstoffen die volgens een analysemethode kunnen geëxtraheerd worden met hexaan uit water, en die niet adsorberen aan florosil, en die detecteerbaar zijn met een gaschromatograaf met retentietijden tussen n-decaan en n-tetracontaan op een apolaire kolom. Olieverontreinigingen waar een vluchtige fractie aanwezig is, worden met deze methode in onvoldoende mate teruggevonden. Zo worden ook aromatische en zwak polaire verbindingen, al dan niet bestanddeel van olieproducten, niet kwantitatief teruggevonden. Minerale olie bestaat uit een heterogeen mengsel van verschillende koolwaterstoffen: zoals b.v. de monoaromatische koolwaterstoffen (MAK’s: b.v. benzeen, tolueen, xyleen) en de polyaromatische koolwaterstoffen (PAK’s: b.v. naftaleen, anthraceen, benzo[a]pyreen, etc.).
mobiliteit
Het niet aan één plaats of positie gebonden zijn
Molecule
Kleinste massa van een verbinding of een element dat de chemische eigenschappen daarvan nog volledig bezit
Mutageen
Erfelijke genetische verandering bevorderend of teweegbrengend
natronloog
oplossing van natriumhydroxide (NaOH) in water
Neerslagreactie / neerslaan
Reactie waarbij een onoplosbaar product zich afzet
xvii
ARCADIS ECOLAS Lijst met verklarende woorden 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Neutraal (neutrale pH)
Met een pH = 7
niet-ionische of nietionogene detergenten
Zie detergenten. schuimremmend
Nitrificatie
omzetting van ammoniakale stikstof over nitriet tot nitraat
Nitrificerende bacteriën
Bacteriën die ammoniakale stikstof over nitriet tot nitraat omzetten
Nutriëntenrijk
Waar veel voedingsstoffen aanwezig zijn
Oligotroof
Water of grond waar weinig voedingstoffen aanwezig zijn
Omgekeerde osmose
Bij Omgekeerde Osmose wordt gebruik gemaakt van een "halfdoorlaatbaar membraan" dat bepaalde stoffen doorlaat en andere niet. Het heeft zeer kleine poriën waarin principe alleen water- en zuurstofmoleculen doorheen kunnen.
Omzendbrief LNW 2005/01
Omzendbrief LNW 2005/01 van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap met betrekking tot verwerking van bedrijfsafvalwater via de openbare zuiveringsinfrastructuur.
oppervlaktespanning
kracht die aan het oppervlak van vloeistoffen bestaat als resultante van ongecompenseerde cohesiekrachten en waardoor de bovenste molecuullaag de eigenschappen van een gespannen vliesje benadert
Organisch materiaal
Materiaal dat het element koolstof bevat
Organische halogeenverbindingen
Chemische verbindingen bestaande uit koolstof en waterstof en een element uit de 7e groep van het periodiek systeem der chemische elementen
Organische stof
Stof die het element koolstof bevat
ortho-fosfaten
Ortho-fosfaten zijn anorganische fosforverbindingen, en een verzamelterm voor stoffen zoals monofosfaat of waterstoffosfaat (HPO42-), en daarnaast ook fosfaat (PO43-), bisfosfaat (H2PO4-), en fosforzuur (H3PO4).
Osmose / osmotisch actief
het zich wederzijds vermengen van twee vloeistoffen door een poreuze wand heen
OSPAR Conventie
“Oslo – Paris Convention on the protection of the marine environment of the North-East Atlantic” (Conventie van Oslo – Parijs betreffende de bescherming van het marine milieu in het Noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan)
Oxidatie
Chemisch: zuurstof aan een verbinding toevoegen of proces waarbij een stof valentie-elektronen afstaat
partikels
Deeltjes
Peroxiden
zuurstofverbinding van een tweetal onderling verbonden zuurstofatomen
persistent
niet of zeer moeilijk (biologisch) afbreekbaar
petroleum ether extraheerbare stoffen
wateronoplosbare organische stoffen die volgens een analysemethode kunnen geëxtraheerd worden met petroleumether uit water.
Niet-ionische
of
niet-ionogene
detergenten
zijn
Tot de petroleum ether extraheerbare stoffen behoren onder andere: dierlijke, plantaardige en minerale oliën en vetten, vetzuren, etc. pH
pH is een meting van de zuurtegraad van het water, of met andere woorden van de concentratie aan waterstofionen of protonen (H+). De pHschaal varieert in de praktijk van 0 (heel zuur) tot 14 (heel alkalisch); de mediaan, 7, stemt overeen met een neutrale oplossing bij 25 °C.
plankton
in water zwevende, kleine plantaardige of dierlijke organismen die weinig of geen eigen beweging bezitten
xviii
ARCADIS ECOLAS Lijst met verklarende woorden 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
PNEC-waarde
“Predicted No Effect Concentration”: concentratie waarbij geen effecten verwacht worden voor het betreffende ecosysteem
Poly-anionen
Meerdere anionen die één verbinding vormen
Polyaromatische koolwaterstoffen
Chemische verbindingen bestaande uit verschillende benzeenringen met daarop desgevallend nog functionele groepen
precipitatie
(een vaste stof) uit een vloeistof laten bezinken door toevoeging van een reagens
precursoren
iets dat onvermijdelijk aan iets anders voorafgaat
protonen
waterstofionen of H+
Radicalen
Een molecuul of atoom dat al dan niet geladen kan zijn, maar dat een ongepaard elektron heeft. Een dergelijke configuratie is energetisch ongunstig en zal met grote gretigheid naar een gepaarde elektronenstructuur overgaan als dit mogelijk is. Deze ongepaarde elektronen zijn dan ook uiterst reactief en het zijn deze radicalen die aan reacties zullen deelnemen
reductie
Chemisch: zuurstof aan een verbinding onttrekken of proces waarbij een stof valentie-elektronen opneemt
Reproductiviteit / reproductie
Voortplanting
R-zin
Geijkte zin die een bepaald risico weergeeft
salpeterigzuur
bijtend zuur, bestaande uit een verbinding van 1 atoom waterstof, 1 atoom stikstof en 2 atomen zuurstof (HNO2)
Salpeterzuur
Sterk bijtend zuur, bestaande uit een verbinding van 1 atoom waterstof, 1 atoom stikstof en 3 atomen zuurstof (HNO3)
Sediment
Afzetting uit een vloeistof. Doorgaans specifieker; afzetting van slib en zwevende stoffen op de onderwaterbodem.
selenaat
Selenium (VI) – verbinding
selenide
Selenium (-II) – verbinding
seleniet
Selenium (IV) – verbinding
silicose
Longziekte veroorzaakt door opname van silicium
Slib
nog niet verharde vaste stoffen die door water worden meegevoerd of zich uit water hebben neergezet
straling
uitzending van energie door middel van elektromagnetische golven of deeltjes met hoge snelheid
Stratosfeer
Bovenste deel van de atmosfeer
Theoretische BZV
Stoichiometrische berekening van de zuurstofvraag voor de afbraak van een organische verbinding via een volledig aflopende reactievergelijking
totaal cyanide
De parameter totaal cyanide wordt op verschillende manier gedefinieerd, afhankelijk van de analysemethode. Het belangrijkste verschil met de chlooroxideerbare cyaniden is dat totale cyanide ook sterke ijzercyanidecomplexen bevat
Toxisch
Giftig voor de mens
transparantie
Doorschijnbaarheid, doorzichtbaarheid
Trofisch niveau
Plaats in de voedselketen, b.v. producent of consument
Troposfeer
Deel van de dampkring waar nog weersveranderingen merkbaar zijn (onderste luchtlagen) xix
ARCADIS ECOLAS Lijst met verklarende woorden 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Troposferische ozonvorming
Doorgaans ongewenste vorming van ozon in de troposfeer. De term wordt gebruikt om onderscheid te maken met ozon in de stratosfeer, welke juist essentieel is om UV-stralen op te vangen.
UV-spectrum
Gedeelte van het lichtspectrum met golflengte > 290 nm
vanadaat
Vanadium (V) – verbinding
vanadyl
Vanadium (IV) – verbinding
Veiligheidsinformatieblad
Fiche waarin op een gestandaardiseerde manier de gevaarseigenschappen en voorzorgregels van een stof of stofmengsel opgesomd worden
Verdelingscoëfficiënt octanol/water of Kow
Coëfficiënt die de verhouding aangeeft tussen de concentratie van een stof in octanol en de concentratie van een stof in water. Het is een maat voor de verdeling van een stof tussen een waterafstotend milieu (bvb vetweefsel) en een waterig milieu
Vliegas
Lichte fijne as die door de schoorsteen ontsnapt
Vrije cyaniden
Vrije cyaniden in water is de som van de gehalten aan waterstofcyanide (HCN), het vrije cyanide-ion (CN-) en het in enkelvoudige metaalcyaniden gebonden cyanide zoals b.v. kaliumcyanide (KCN) en natriumcyanide (NaCN).
Waterbodem
bodem van oppervlaktewateren
waterorganismen
Organismen die in oppervlaktewater leven
Zacht water
Water met een pH < 7
zelfreinigend vermogen
Het vermogen van een waterloop om zelfzuiverend te werken bij het lozen van afvalwater
Zuur (zure pH)
Met een pH < 7
Zwevende stoffen - water
Zwevende stoffen zijn alle niet-opgeloste minerale of organische stoffen in een bepaald volume (afval)water. De grens tussen zwevende en opgeloste deeltjes is soms moeilijk te trekken. In principe definieert men de zwevende bestanddelen als die deeltjes die door de filtratie of centrifugatie kunnen afgescheiden worden. Het gaat om klei, zand, leem, organische en minerale stoffen met kleine afmetingen, actief slib, levende of dode organismen (b.v. plankton en andere micro-organismen die in water voorkomen), etc.
xx
ARCADIS ECOLAS 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
1
Inleiding
INLEIDING
De emissie van stoffen hetzij via afvalwater, hetzij via rook- en/of afvalgassen stelt mens en milieu bloot aan potentiële effecten. Afhankelijk van de aard van de lozing, de kenmerken van het ontvangende milieucompartiment en de aard van de effecten van de geloosde stof kunnen deze effecten op korte en/of op lange termijn een al dan niet significante invloed hebben op de gezondheidstoestand van het milieu en van de mens. Indien de lozing een overtreding van de emissiegrenswaarden betreft, houdt dit normaliter ook een financiële baat of vermogensvoordeel in voor de overtreder. Het bedrijf heeft dan immers nagelaten om tijdig te investeren in de toepassing van emissiereductiemaatregelen (bijvoorbeeld de bouw van een adequate waterzuiveringsinstallatie). Sinds de prioriteitennota vervolgingsbeleid milieurecht in het Vlaamse Gewest1 op 30 mei 2000 werd goedgekeurd door de Commissie Vervolgingsbeleid, kan de afdeling Milieu-inspectie in een proces-verbaal melding maken van het prioritaire karakter van een overtreding en dit volgens de criteria die in de prioriteitennota zijn opgenomen. Onder de algemene criteria voor de bepaling van de ernst van het misdrijf vallen onder meer: •
de ernstige gevolgen van het misdrijf: ernstige milieuhinder, verontreiniging en/of aantasting van de natuur en/of dreigend of ernstig gevaar voor de mens, de natuur of het leefmilieu;
•
het feit dat de misdrijven een belangrijk vermogensvoordeel met zich meebrengen voor de overtreder / exploitant.
De aanmerking van een strafrechtelijke overtreding als prioritair, heeft tot gevolg dat op de meest doeltreffende manier moet worden opgetreden, zowel strafrechtelijk als administratiefrechtelijk. Momenteel worden criteria als milieurelevantie en vermogensvoordeel meestal slechts op een algemene en summiere wijze toegelicht in het proces-verbaal, dat door de toezichthoudende ambtenaar van de afdeling Milieu-inspectie wordt opgesteld. Deze criteria worden niet op een gestandaardiseerde manier beoordeeld, wat een objectieve interpretatie bemoeilijkt. In het kader van deze problematiek leidde deze opdracht tot een handleiding voor de afdeling Milieuinspectie, waarin op een gestandaardiseerde en wetenschappelijk onderbouwde manier: •
de gevolgen voor het leefmilieu en voor de mens worden beschreven (“milieurelevantie”);
•
het vermogensvoordeel wordt berekend van een overtreding van toepasselijke emissiegrenswaarden via een lozing van hetzij afvalwater, hetzij van rook- en/of afvalgassen en/of luchtverontreinigende stoffen.
In het voorliggend boekdeel 3 wordt het luik milieurelevantie van de verschillende stoffen voor het milieucompartiment water (achtergronddocumenten) beschreven. De andere boekdelen geven een beschrijving van de fiches voor water (boekdeel 2); een beschrijving van de milieurelevantie van de verschillende stoffen voor het milieucompartiment lucht (boekdeel 4); en van het vermogensvoordeel (boekdeel 1).
1
bepaalt de prioriteiten betreffende de vervolging van misdrijven in de sector van het milieuhygiëne-, het milieubeheers- en natuurbehoudsrecht en bundelt afspraken over de concrete aanpak ervan 1
ARCADIS ECOLAS Aanpak milieurelevantie ongeoorloofde lozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
2
AANPAK MILIEURELEVANTIE ONGEOORLOOFDE LOZINGEN
Voor alle stoffen vermeld in het bestek met nummer LNE/MI/2006/S993, werd een beoordeling van de milieurelevantie van ongeoorloofde lozingen uitgevoerd. Met betrekking tot ongeoorloofde lozingen van bedrijfsafvalwater werd een onderscheid gemaakt tussen lozing op oppervlaktewater en lozing naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI). De aanpak die hiertoe gehanteerd werd, wordt hierna toegelicht. Ten behoeve van de beoordeling van de milieurelevantie van ongeoorloofde lozingen van rook- of afvalgassen of luchtverontreinigende stoffen werden in eerste instantie wetenschappelijke achtergronddocumenten opgemaakt. Deze documenten zijn voor oppervlaktewater in dit boekdeel en voor lucht in boekdeel 4 van dit rapport terug te vinden. Het wetenschappelijke achtergronddocument bevat voor elke stof een systematische oplijsting van de basisinformatie, met verwijzing naar de desbetreffende literatuurbron. Dergelijke wetenschappelijke teksten zijn echter niet rechtstreeks bruikbaar voor opname in een proces-verbaal. Bijgevolg werd in overleg met de opdrachtgever besloten om voor elke stof ook een minder technische fiche op te maken (zie verder). In principe werd de milieurelevantie voor elke stof individueel gedocumenteerd in de achtergronddocumenten en de fiches. Er dient echter op gewezen te worden dat de beoordeling van de milieurelevantie voor bepaalde stoffen (in het bijzonder voor isomeren2) gelijkaardig kan zijn. Bijgevolg werden vanuit pragmatisch oogpunt volgende stoffen samen besproken: •
Water: -
1,1-dichlooretheen, cis-1,2-dichlooretheen en trans-1,2-dichlooretheen;
-
1,1-dichloorpropeen, cis-1,3-dichloorpropeen en trans-1,3-dichloorpropeen;
-
1,2,3-trichloorbenzeen; 1,2,4-trichloorbenzeen en 1,3,5-trichloorbenzeen;
-
1,2,3,4-tetrachloorbenzeen; 1,2,3,5-tetrachloorbenzeen en 1,2,4,5-tetrachloorbenzeen;
-
1,2-dichloorbenzeen; 1,3-dichloorbenzeen en 1,4-dichloorbenzeen;
-
1,2-dichloorpropaan; 1,3-dichloorpropaan en 2,2-dichloorpropaan;
-
2-chloortolueen en 4-chloortolueen;
-
o-xyleen, m-xyleen en p-xyleen;
-
alfa-endosulfan en beta-endosulfan;
-
o,p’-DDD en p,p’-DDD;
-
o,p’-DDE en p,p’-DDE;
-
o,p’-DDT en p,p’-DDT;
-
PCB28, PCB52, PCB101, PCB118, PCB138, PCB153 en PCB180;
-
1,2,4 trimethylbenzeen en 1,3,5 trimethylbenzeen;
-
1,1-dichloorethaan en 1,2-dichloorethaan;
-
1,1,1-trichloorethaan en 1,1,2-trichloorethaan;
-
1,1,1,2-tetrachloorethaan en 1,1,2,2-tetrachloorethaan;
-
2-chloorfenol; 3-chloorfenol en 4-chloorfenol;
-
2,3-dichloorfenol; 2,4-dichloorfenol; 2,5-dichloorfenol; 2,6-dichloorfenol; 3,4-dichloorfenol en 3,5-dichloorfenol;
2
Isomeren zijn stoffen die met elkaar overeenkomen doordat zij hetzelfde aantal en dezelfde soort atomen bevatten, maar die van elkaar verschillen door de wijze waarop die atomen onderling zijn verbonden of geschikt. Anders gezegd, isomeren zijn stoffen met dezelfde molecuulformule, maar een andere structuurformule. 3
ARCADIS ECOLAS Aanpak milieurelevantie ongeoorloofde lozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
-
2,3,4-trichloorfenol; 2,3,5-trichloorfenol; 2,3,6-trichloorfenol; 2,4,5-trichloorfenol; 2,4,6trichloorfenol en 3,4,5-trichloorfenol;
-
2,3,4,5-tetrachloorfenol; 2,3,4,6-tetrachloorfenol en 2,3,5,6-tetrachloorfenol;
-
1-chloornaftaleen en 2-chloornaftaleen;
-
o-cresol; m-cresol en p-cresol;
-
2,3-dimethylfenol 2,4-dimethylfenol; 2,5-dimethylfenol; 2,6-dimethylfenol; 3,4-dimethylfenol en 3,5 dimethylfenol;
-
m-ethylfenol; o-ethylfenol en p-ethylfenol;
-
anionische detergenten; kationische detergenten en niet-ionische detergenten.
Lucht: -
2-methylcyclohexanon, 3-methylcyclohexanon en 4-methylcyclohexanon;
-
o-xyleen, m-xyleen en p-xyleen;
-
1,2,4 trimethylbenzeen en 1,3,5 trimethylbenzeen;
-
1,1,1-trichloorethaan en 1,1,2-trichloorethaan.
-
1,2,4 trimethylbenzeen en 1,3,5 trimethylbenzeen;
-
1,1,1-trichloorethaan en 1,1,2-trichloorethaan.
Om de transparantie van de informatie te maximaliseren werd bij elk gegeven de literatuurbron vermeld.
2.1
WETENSCHAPPELIJK ACHTERGRONDDOCUMENT
De stoffen die het onderwerp uitmaken van deze studie betreffen een set van erg uiteenlopende parameters, namelijk zowel algemene parameters (bijvoorbeeld “geleidbaarheid”), specifieke stoffen (bijvoorbeeld “benzeen”), als stofgroepen, groeps- of somparameters (bijvoorbeeld “AOX”). Dergelijke verscheidenheid vereist een verschillende aanpak om de milieurelevantie te beoordelen. Dit wordt hierna toegelicht.
2.1.1
Algemene parameters
De milieurelevantie van de algemene parameters wordt beschreven op basis van de informatie uit verschillende wetenschappelijke artikels, websites (b.v. BIM-IBGE) en algemene literatuurwerken, b.v.: •
Metcalf & Eddy (1991). Wastewater Engineering: Treatment, Disposal and Reuse, 3rd edn, revised by G. Tchobanoglous and F.L. Burton, McGraw-Hill Inc, Singapore.
•
Henze, M., Harremoes, P., Cour Jansen, J.l., Arvin, E. (2002). Wastewater Treatment. Biological and Chemical Processes. 3rd ed. Series: Environmental Science and Engineering. 430 p.
•
Academic Press (Eds.) (1959). Advances in Applied Microbiology
•
Roberts Alley, E. (2000). Water Quality Control Handbook. ISBN: 0070014132. McGraw-Hill Professional. 1008p.
•
Verstraete et al. (1998). Biotechnological processes in environmental technology. Cursus voor bio-ir milieutechnologie, UGent.
2.1.2
Specifieke stoffen
Het gedrag van de specifieke stoffen in het milieu wordt beschreven op basis van de volgende criteria.
4
ARCADIS ECOLAS Aanpak milieurelevantie ongeoorloofde lozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
CAS NUMMER Het CAS nummer is een uniek identificatienummer, dat internationaal gehanteerd wordt in de problematiek van gevaarlijke stoffen. Dit nummer werd in eerste instantie via de HSDB databank (http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-bin/sis/htmlgen?HSDB) geïdentificeerd: databank beheerd door het ‘National Library of Medicine's (NLM) Toxicology Data Network’ (TOXNET®). Deze databank bevat nuttige informatie over het toxicologisch profiel van de stof en zijn gedrag in het milieu. Alle gegevens zijn wetenschappelijk onderbouwd en afkomstig van een elementaire set van boeken, overheidsdocumenten, technische rapporten en geselecteerde lectuur uit vooraanstaande wetenschappelijke tijdschriften. Alle gegevens werden onderworpen aan een ‘peer review’ door het ‘Scientific Review Panel’ (SRP), een comité van experten uit de belangrijkste domeinen van de databank. In tweede instantie werd het CAS nummer via de ESIS databank (http://ecb.jrc.it/esis/) geïdentificeerd: ‘European Chemical Substances Information System’ (ESIS) databank, beheerd door het ‘European Chemicals Bureau’ (http://ecb.jrc.it/esis/), die onder meer informatie verschaft met betrekking tot risico – beoordelingsdossiers in het kader van de Europese Verordening 793/93 . In deze dossiers wordt zowel een ecotoxicologisch als toxicologisch profiel van de stof opgesteld, evenals een onderbouwing van zijn gedrag in het milieu. In derde instantie werd het CAS nummer via de CHEMFINDER databank (www.chemfinder.cambridgesoft.com) geïdentificeerd. Deze databank wordt beheerd door de CambridgeSoft Corporation (USA). Ze bevat o.a. de chemische structuren en een beschrijving van de fysico-chemische eigenschappen van veel chemische stoffen.
R-ZINNEN EN GEVAARSAANDUIDINGEN Een kwalitatieve beschrijving van de mogelijke korte en lange termijn effecten op mens en milieu werd gegeven op basis van R-zinnen en gevaarsaanduidingen, die aan de stof werden toegekend volgens de Europese Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen. Een oplijsting van deze R-zinnen en gevaarsaanduidingen is beschikbaar via de ESIS databank (http://ecb.jrc.it/esis/). Voor de stoffen die niet geclassificeerd werden volgens deze richtlijn, werd informatie verzameld op basis van veiligheidsinformatiebladen die door de producenten van de betreffende stof opgesteld worden. Hiertoe werden portaalsites geconsulteerd, waaronder: •
SIRI MSDS Index. Vermont Safety Information Resources, Inc. Beschikbaar via http://hazard.com/msds/: databank beheerd op particulier initiatief, groepeert veiligheidsinformatiebladen die afkomstig zijn van de producent.
•
Oxford University. The Physical and Theoretical Chemistry Laboratory. Beschikbaar via http://physchem.ox.ac.uk/MSDS/#MSDS: databank van veiligheidsinformatiebladen, samengesteld door het Laboratorium voor Fysische en Theoretische Chemie van de Universiteit van Oxford (U.K.).
•
University of Akron. Veiligheidsinformatiebladen, beschikbaar via http://ull.chemistry.uakron.edu/erd/: databank van veiligheidsinformatiebladen, samengesteld door het departement Chemie van de Universiteit van Akron (USA) op basis van verschillende literatuurreferenties (2004 Emergency Response Guidebook ERG2004, 2004; Hazardous Chemicals Data NFPA 49, PC-49-94, 1994; Canadian WHMIS - Workplace Hazardous Materials Information System; U.S.C.G CHRIS database; U.S. EPA Cameo database; NIOSH/OSHA exposure limit data; Manufacuturer/supplier MSDS sheets; verschillende registratielijsten van de Amerikaanse overheid).
•
International Chemical safety cards (ICSC) van WHO, ILO, EC & UNEP, beschikbaar via NIOSH (“The National Institute for Occupational Health”, een Amerikaanse overheidsinstelling), http://www.cdc.gov/niosh/ipcs/nicstart.html. 5
ARCADIS ECOLAS Aanpak milieurelevantie ongeoorloofde lozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
Sigma-aldrich (producent van chemicaliën), beschikbaar via http://www.sigmaaldrich.com/catalog/search/ProductDetail/SUPELCO.
INTERNATIONALE VERDRAGEN EN EUROPESE WETGEVING Hierin wordt een oplijsting gegeven van de internationale verdragen en Europese wetgeving die van toepassing zijn op de stof, gebaseerd op enerzijds de overzichtsbrochure die is uitgegeven door de VMM in het kader van actie 28 van het Milieubeleidsplan 1997 – 20023 en anderzijds andere Europese richtlijnen, zoals: •
•
de verschillende dochterrichtlijnen van de Europese Kaderrichtlijn luchtkwaliteit 96/62/EG: -
Richtlijn 1999/30/EG betreffende grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht;
-
Richtlijn 2000/69/EG betreffende grenswaarden voor benzeen en koolmonoxide in de lucht;
-
Richtlijn 2002/3/EG betreffende ozon in de lucht' van 12 februari 2002. Deze richtlijn geeft onder andere alarm- en informatiedrempel voor ozon en de doelstellingen voor de lange termijn;
-
Richtlijn 2004/107/EG gaat over arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's).
Richtlijn 2003/53/EG houdende de zesentwintigste wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad betreffende beperkingen op het in de handel brengen en het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (nonylfenol, nonylfenolethoxylaat en cement).
Telkens werd het doel van de vermelde wetgevingen en internationale verdragen kort toegelicht.
GEDRAG IN HET MILIEU Hierin wordt een korte beschrijving gegeven van het gedrag van de stof in het ontvangende milieucompartiment, op basis van zijn fysico-chemische eigenschappen. Voor lozingen op oppervlaktewater betreft het een beschrijving van de biodegradatie en de abiotische degradatie in oppervlaktewater/in RWZI, de bio-accumulatie in aquatische organismen, de adsorptie aan zwevende stoffen en sedimenten/aan actief slib van de RWZI en ten slotte de vervluchtiging via het wateroppervlak. Voor lozingen van rook- of afvalgassen of luchtverontreinigende stoffen betreft het een beschrijving van de abiotische verwijderingsprocessen in de lucht. Hiertoe werden verschillende databanken en literatuurreferenties geraadpleegd. De meest relevante zijn: •
de HSDB databank (http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-bin/sis/htmlgen?HSDB) (zie hoger);
•
de Europese risico-beoordelingsdossiers, opgesteld in het kader van de Europese Verordening (EEG) nr. 793/93;
•
de Europese risico-beoordelingsdossiers, opgesteld in het kader van de herziening van bijlage 1 bij de Europese Richtlijn 91/414/EEG;
•
de FOOTPRINT databank (http://www.eu-footprint.org/ppdb.html): de FOOTPRINT databank is een relationele databank met fysico-chemische en ecotoxicologische informatie over gewasbeschermingsmiddelen. De databank werd ontwikkeld door de Landbouw & Milieu onderzoekseenheid van de Universiteit van Hertfordshire (U.K.) in het kader van het EU-
3
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008. In deze brochure worden volgende verdragen en wetgevingen vermeld: UNEP-POPs, UNECE-LRTAP, OSPAR, de Noordzeeconferenties, de Europese Kaderrichtlijn Water, de Europese Richtlijn 76/464/EEG en de Europese Kaderrichtlijn Lucht. 6
ARCADIS ECOLAS Aanpak milieurelevantie ongeoorloofde lozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
gefinancierd FOOTPRINT project. Voor informatie-inzameling werd vertrokken van de Europese risico-beoordelingsdossiers, opgesteld in het kader van de herziening van bijlage 1 bij de Europese Richtlijn 91/414/EEG. Vervolgens werden documenten geraadpleegd van verschillende nationale overheidsinstellingen waaronder PSD U.K., Umweltbundesambt Duitsland, U.S. EPA (U.S. EPA ECOTOX Database / U.S. EPA Pesticide Fate Database) en de Agritox datababank van Frankrijk, on-line databanken zoals ARIS, EXTOXNET, ARS/OSU, PAN, GLEAMS, enz., veiligheidsinformatiebladen en milieufiches van producenten on- en off-line, publicaties zoals de “Pesticide Manual”, gegevens afgeleid van wetenschappelijke studies zoals de “Pandora data set”, “peer reviewed” wetenschappelijke publicaties en in een zeer beperkt aantal gevallen werden gegevens overgenomen uit verschillende on-line bronnen; •
de PAN databank (http://www.pesticideinfo.org/Index.html): databank beheert door de “Pesticide Action Network North America”. Geeft een overzicht van humaan toxicologische en ecotoxicologische gegevens van een groot aantal actieve stoffen van gewasbeschermingsmiddelen. Alle gegevens zijn wetenschappelijk onderbouwd en “peer reviewed”;
•
Verschueren, K. (1983). Handbook of Environmental Data on Organic chemicals. 2nd Edition. Ed. Van Nostrand Reinhold, 115 Fifth Avenue, New York 10003. ISBN 0-442-28802-6;
•
de verschillende achtergronddocumenten bij het Milieurapport Vlaanderen (VMM, 2006): Kwaliteit oppervlaktewater, zware metalen, zwevend stof, klimaatverandering, fotochemische luchtverontreiniging, vluchtige organische stoffen, etc., beschikbaar via http://www.milieurapport.be;
•
de IUCLID Chemical Data Sheets, beschikbaar via de ESIS databank (http://ecb.jrc.it/esis/) (zie hoger);
•
de Europese Risk Assessment Reports (RAR), beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/index.php?PGM=ora;
•
International Chemical safety cards (ICSC) van WHO, ILO, EC & UNEP, beschikbaar via NIOSH (‘The National Institute for Occupational Health’, een Amerikaanse overheidsinstelling), http://www.cdc.gov/niosh/ipcs/nicstart.html;
•
het reductieprogramma “Gevaarlijke Stoffen” van de VMM (2005);
•
het periodiek systeem der elementen, en effecten van elementen in water van Lenntech (spin-off van de Technische Universiteit van Delft, Nederland), beschikbaar via http://www.lenntech.com/periodiek_systeem.htm http://www.lenntech.com/elementen-en-water/overzicht.htm.
Om de kwantitatieve gegevens te kunnen omzetten tot gestandaardiseerde kwalitatieve informatie, werden volgende internationaal aanvaarde classificaties gehanteerd:
Gedrag in water De biodegradeerbaarheid in oppervlaktewater werd op basis van de halfwaardetijd (DT50) door Linders et al. (1994) en COMMPS (EC, 1999) kwalitatief omschreven zoals weergegeven in Tabel 2.1.
7
ARCADIS ECOLAS Aanpak milieurelevantie ongeoorloofde lozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Tabel 2.1: Classificatie van biodegradeerbaarheid (Linders et al., 19944 & European Commission, 19995)
DT50 (Aantal dagen)
Classificatie
< 20
sterk biodegradeerbaar
20 - 180
matig biodegradeerbaar
>= 180
persistent
De bio-accumulatie in aquatische organismen werd op basis van de bioconcentratiefactor (BCF) door Linders et al. (1994) kwalitatief omschreven zoals weergegeven in Tabel 2.2. Tabel 2.2: Bio-accumulatie in aquatische organismen volgens Linders et al. (1994)
Mate van bioconcentratie o.b.v. BCF
Classificatie
< 100
weinig accumulerend
100 - 1000
Matig accumulerend
>= 1000
Sterk accumulerend
Gedrag in lucht Arcadis Ecolas heeft op basis van expert judgement een eigen arbitraire classificatie opgesteld voor de vervluchtiging van een stof via het wateroppervlak en voor degradatie in de lucht. Deze classificatie is voor beide processen gebaseerd op de halfwaardetijd (DT50), zoals weergegeven in Tabel 2.3. Tabel 2.3: Classificatie voor vervluchtiging via het wateroppervlak en voor degradatie in de lucht
DT50 (Aantal dagen)
Classificatie
< 24 h
zeer snel
> = 24 h tot 1 week
snel
> = 1 week tot 1 maand
matig
> = 1 maand tot 1 jaar
traag
> = 1 jaar
zeer traag
Niet-methaan vluchtige organische stoffen (NMVOS) functioneren hoofdzakelijk als precursoren voor de vorming van andere ongewenste stoffen, waarbij troposferische ozonvorming voorop staat. Op basis van Vlarem II, art. 1.1.2. Definities voor activiteiten die gebruikmaken van organische oplosmiddelen (Hoofdstuk 5.59) werden alle organische stoffen met een dampspanning van minstens 0,01 kPa bij normale temperatuur (293,15 K) beschouwd als Vluchtige Organische Stoffen (VOS). Bijgevolg werd aan deze stoffen een bijdrage tot troposferische ozonvorming toegeschreven.
4
Linders, J.B.H.J., Jansma, J.W., Mensink, B.J.W.G. & Otermann, K. (1994). Pesticides: benefaction or Pandora’s box? A synopsis of the environmental aspects of 243 pesticides. RIVM rapport, 203 p. www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/679101014.html 5
European Commission (1999). Study on the prioritisation of substances dangerous to the aquatic environment. Office for Official Publications of the European Communities, 1999. ISBN 92-828-7981-X. 8
ARCADIS ECOLAS Aanpak milieurelevantie ongeoorloofde lozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
PNEC-WAARDE Een kwantitatieve beoordeling van het potentieel ecotoxicologisch effect op het aquatisch milieu is gebaseerd op de “Predicted No Effect Concentrations” (PNEC – waarden) die voorgesteld werden door de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) en die door het beleid momenteel in overweging genomen worden als basis voor het vastleggen van basis milieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater (VMM, pers. comm.). Deze parameter wordt enkel vermeld voor de stoffen die beoordeeld worden met betrekking tot de milieurelevantie van ongeoorloofde lozingen van bedrijfsafvalwater.
HUMANE CARCINOGENICITEIT Een specifieke beoordeling van de humane carcinogeniciteit van de stof, op basis van de indeling die gehanteerd wordt door het “International Agency for Research on Cancer” (IARC) (http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php). •
Groep 1: kankerverwekkend.
•
Groep 2A: waarschijnlijk kankerverwekkend.
•
Groep 2B: mogelijks kankerverwekkend.
•
Groep 3: Niet-classificeerbaar op het vlak van carcinogeniciteit voor de mens (Deze categorie groepeert stoffen waarvoor de beschikbare tumorgevolgen of andere sleutelgegevens onderworpen zijn aan voorzichtigheid of beperkt in hoeveelheid en dus niet geschikt zijn om de mogelijke carcinogeniciteit voor de mens op overtuigende wijze aan te tonen)
•
Groep 4: waarschijnlijk niet kankerverwekkend
HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL Een specifieke beoordeling van het hormoonontregelende potentieel van de stof is in eerste instantie gebaseerd op de indeling die gehanteerd wordt door de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)2626). Het betreft de lijsten in bijlage bij de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europese Parlement over de tenuitvoerlegging van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars - een groep stoffen waarvan wordt vermoed dat ze de hormoonhuishouding van mensen en in het wild levende dieren ontregelen: •
Lijst 1: stoffen met bewijsmateriaal voor hormoonontregeling of potentiële hormoonontregeling waarvoor in het kader van bestaande communautaire wetgeving geen beperkingen gelden of momenteel worden overwogen;
•
Lijst 2: stoffen met bewijsmateriaal voor hormoonontregeling of potentiële hormoonontregeling waarvoor in het kader van bestaande wetgeving al een regulering geldt of momenteel wordt overwogen;
•
Lijst 3: stoffen met onvoldoende gegevens;
•
Lijst 4: stoffen die op basis van de beschikbare informatie niet geacht worden een hormoonontregelaar te zijn.
Daarnaast werd ook nagegaan of de stof opgenomen is in de ED-North databank, relationele databank met gegevens die verzameld werden tijdens het SPSD I onderzoeksproject “Evaluatie van de mogelijke impact van endocriene verstoring op het Noordzee ecosysteem’ (http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php).
6
beschikbaar via http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf 9
ARCADIS ECOLAS Aanpak milieurelevantie ongeoorloofde lozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
2.1.3
Stofgroepen, groeps- en somparameters
De fiches voor stofgroepen, groeps- en somparameters zoals AOX, detergenten, minerale oliën, etc. worden noodzakelijkerwijze algemeen gehouden. Het betreft immers dikwijls een groep van stoffen die erg uiteenlopende effecten kunnen veroorzaken. De groepsparameters worden beschreven op basis van de informatie uit verschillende wetenschappelijke artikels, websites (b.v. BIM-IBGE, RIZA, etc.) en algemene literatuurwerken, b.v.: •
Metcalf & Eddy (1991). Wastewater Engineering: Treatment, Disposal and Reuse, 3rd edn, revised by G. Tchobanoglous and F.L. Burton, McGraw-Hill Inc, Singapore.
•
Henze, M., Harremoes, P., Cour Jansen, J.l., Arvin, E. (2002). Wastewater Treatment. Biological and Chemical Processes. 3rd ed. Series: Environmental Science and Engineering. 430 p.
•
Verstraete et al. (1998). Biotechnological processes in environmental technology. Cursus voor bio-ir milieutechnologie, UGent.
•
Baruth, E.E. (2004). Water Treatment Plant Design. American Water Works Association, American Society of Civil Engineers. McGraw-Hill Professional. 896 p.
•
De verschillende achtergronddocumenten bij het Milieurapport Vlaanderen (VMM, 2006), b.v. Kwaliteit oppervlaktewater, zware metalen, zwevend stof, fotochemische luchtverontreiniging, vluchtige organische stoffen, etc., beschikbaar via http://www.milieurapport.be
•
Compendium voor analyse van Water http://www.emis.vito.be/index.cfm?PageID=525.
(WAC)
van
VITO,
beschikbaar
via
Daarnaast wordt voor sommige somparameters ook gebruik gemaakt van de fiches en achtergronddocumenten per individuele stof. Op basis van enkele individuele stoffen wordt dan een algemene paragraaf voor de somparameter geschreven. Indien relevant, wordt er op basis van de overzichtsbrochure die is uitgegeven door de VMM in het kader van actie 28 van het Milieubeleidsplan 1997 – 20027 verwezen naar wetgeving.
7
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008. in deze brochure worden volgende verdragen en wetgevingen vermeld: UNEP-POPs, UNECE-LRTAP, OSPAR, de Noordzeeconferenties, de Europese Kaderrichtlijn Water, de Europese Richtlijn 76/464/EEG en de Europese Kaderrichtlijn Lucht. 10
ARCADIS ECOLAS Aanpak milieurelevantie ongeoorloofde lozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
2.2
FICHES
Voor elke parameter werd een niet-technische fiche opgemaakt. Dergelijke fiche is meer op maat van de parketmagistraat die het proces-verbaal moet interpreteren. De meest relevante verschilpunten tussen de fiche en de teksten van het wetenschappelijke achtergronddocument zijn de volgende: •
de teksten van de fiches vormen een doorlopende tekst, literatuurreferenties worden niet geciteerd;
•
de teksten zijn minder technisch;
•
de teksten zijn op een gestandaardiseerde manier opgesteld;
•
de teksten voor de fiches worden meer vanuit een holistische visie benaderd: gedrag en - als gevolg daarvan - effecten in lucht en water worden meer tot elkaar gerelateerd. Concreet betekent dit dat indien vervluchtiging belangrijk is in het compartiment water, er dan ook meer informatie zal gegeven worden in deze fiche over het compartiment lucht (en omgekeerd).
•
een eigenschap van een stof wordt enkel vermeld wanneer deze ook daadwerkelijk een impact heeft op de mens of het milieu. Bijvoorbeeld wordt niet vermeld dat een stof weinig accumuleert in aquatische organismen.
Bovendien wordt voor ongeoorloofde bedrijfsafvalwaterlozingen door middel van tussentitels in de fiche een onderscheid gemaakt tussen: •
een algemeen deel, met vermelding van de intrinsieke eigenschappen van de parameter en de van toepassing zijnde wetgeving en internationale verdragen;
•
een situatie voor de lozing op oppervlaktewater, met een beschrijving van het gedrag van de parameter in het ontvangende oppervlaktewater;
•
een situatie voor de lozing naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI), met een beschrijving van het gedrag van de parameter in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie. Hierbij wordt voor de parameters BZV, CZV, totaal N en totaal P een verder onderscheid gemaakt naar lozingen op RWZI van afvalwater met een verhouding BZV/CZV; BZV/N en BZV/P.
11
ARCADIS ECOLAS Aanpak milieurelevantie ongeoorloofde lozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
2.3
INTEGRATIE VAN DE BEOORDELING VAN DE MILIEURELEVANTIE IN HET PROCES-VERBAAL
Bij het opmaken van een proces-verbaal kan de opsteller de beoordeling van de milieurelevantie documenteren op basis van de teksten die in de fiches vermeld worden. De keuze van de te vermelden teksten gebeurt in functie van de lozingssituatie. Overschrijding van de emissievoorwaarden voor bedrijfsafvalwaterlozingen •
Selectie van de tekst onder de tussentitel “Algemeen” uit de fiche, evenals de tekst onder de tussentitel “Lozing op oppervlaktewater”;
•
Beschrijving van de mate van overschrijding van de overschrijding van de emissievoorwaarde bij lozing op oppervlaktewater, die wordt aangetoond door de verhouding tussen de geloosde concentratie en de emissievoorwaarde. Hierbij worden 4 situaties onderscheiden: -
voor de parameter in kwestie is een emissiegrenswaarde vastgelegd in de vergunning: mate van overschrijding =
-
emissiegrenswaarde
;
voor de parameter in kwestie is geen emissiegrenswaarde vastgelegd in de vergunning, er is wel een basis milieukwaliteitsnorm vastgelegd in Vlarem 2 bijlage 2.3.1: mate van overschrijding =
-
geloosde concentratie
geloosde concentratie basis milieukwal iteitsnorm
;
voor de parameter in kwestie is geen emissiegrenswaarde vastgelegd in de vergunning, evenmin is een basis milieukwaliteitsnorm vastgelegd in Vlarem 2 bijlage 2.3.1: mate van overschrijding =
geloosde concentratie
, waarbij de PNEC-waarde (Predicted No Effect PNEC Concentration-waarde) de concentratie is waarbij geen effecten voor het aquatisch milieu verwacht worden. De PNEC-waarden zijn terug te vinden in het wetenschappelijk achtergronddocument dat in dit boekdeel van het rapport gevoegd is;
-
voor de parameter in kwestie is geen emissiegrenswaarde vastgelegd in de vergunning, evenmin is een basis milieukwaliteitsnorm vastgelegd in Vlarem 2 bijlage 2.3.1, er is ook geen PNEC-waarde opgenomen in het achtergronddocument: de mate van overschrijding van de overschrijding van de emissievoorwaarde kan in dit geval niet bepaald worden.
Er wordt voorgesteld om in het proces-verbaal telkens de vastgestelde concentratie in te vullen en de emissievoorwaarde die in het specifieke geval van toepassing is: emissiegrenswaarde, basis milieukwaliteitsnorm of PNEC-waarde. Indien de emissiegrenswaarde, noch de basis milieukwaliteitsnorm of noch de PNEC-waarde beschikbaar is, wordt de paragraaf over de mate van overschrijding van de overschrijding van de emissievoorwaarde niet vermeld in het proces-verbaal. Tenslotte wordt voorgesteld om in het proces-verbaal de volgende standaardzin op te nemen: “Meer gedetailleerde wetenschappelijke informatie kan op eenvoudig verzoek bij de afdeling Milieu-inspectie bekomen worden”.
12
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3
3.1 3.1.1
WETENSCHAPPELIJK ACHTERGRONDDOCUMENT MILIEURELEVANTIE ONGEOORLOOFDE AFVALWATERLOZINGEN ALGEMENE PARAMETERS Biochemisch of biologisch zuurstofverbruik (BZV)
CAS NUMMER: GEDRAG IN HET MILIEU:
Afvalwater (zowel industrieel als huishoudelijk) bevat stoffen die, wanneer ze in het oppervlaktewater terechtkomen, worden geoxideerd door micro-organismen die daarvoor de in het water aanwezige zuurstof benutten. Hierdoor daalt de concentratie aan opgeloste zuurstof en de zuurstofverzadiging van de waterloop (zie ook 3.1.4). Deze dalingen kunnen tot problemen leiden en in extreme situaties zelfs tot sterfte van de (aërobe) aquatische organismen. Voornamelijk koolstofverbindingen zijn hiervoor verantwoordelijk (organische stoffen), hoewel ook metalen (en hun verbindingen) een beperkte bijdrage kunnen leveren. Oppervlaktewater bevat trouwens altijd een hoeveelheid stoffen die worden afgebroken in aanwezigheid van zuurstof (b.v. afkomstig van dode bladeren en afgestorven organismen in het water), zij het in concentraties die (doorgaans) lager liggen dan die in afvalwater waardoor de zuurstofconcentratie in het oppervlaktewater slechts matig wordt beïnvloed. De aanwezigheid van stoffen in water die afbreken in aanwezigheid van zuurstof wordt gedetermineerd door de zuurstofvraag of het zuurstofverbruik ervan in water te bepalen. Dit kan via twee methoden: het biochemisch of biologisch zuurstofverbruik (BZV) en het chemisch zuurstofverbruik (CZV), die beiden uitgedrukt worden in mg zuurstof per liter. Deze twee methoden zijn gebaseerd op het verschil tussen het initiële gehalte aan opgeloste zuurstof en het uiteindelijke gehalte aan opgeloste zuurstof na oxidatie van de organische stof die in een watermonster zit. Hoe hoger de BZV en/of CZV, hoe meer zuurstof onttrokken wordt aan het ontvangende oppervlaktewater. Als gevolg hiervan daalt de zuurstofconcentratie. Wanneer de zuurstofconcentratie onder een kritische drempel daalt, kan vissterfte optreden (zie ook 3.1.4). De CZV-waarde zal in de meeste gevallen altijd hoger zijn dan de BZV-waarde. Bij een lange testperiode zal de BZV-waarde echter naar de CZV-waarde neigen. In enkele zeldzame gevallen kan een snel biodegradeerbare stof traag oxideren in de CZV-test, waardoor de BZV-waarde hoger zal zijn dan de CZVwaarde. Het verschil tussen CZV en BZV is toe te schrijven aan stoffen die niet biologisch ontbonden kunnen worden. Het verband tussen BZV en CZV vormt een indicatieve meting van de biochemische “afbreekbaarheid” van de stoffen die in het water zitten. Wanneer er slecht biodegradeerbare stoffen aanwezig zijn, wordt de biologische activiteit vertraagd, waardoor de verbruikte hoeveelheid zuurstof na 5 dagen (BZV5) lager ligt. Dit vertaalt zich eveneens in een lage verhouding tussen BZV en CZV. Voor niet-biodegradeerbare stoffen is de BZV = 0. Afvalwaters of stoffen die een verhouding van BZV / CZV > 0,25 hebben, worden als goed biologisch afbreekbaar beschouwd. Verwacht wordt dat alleen goed biodegradeerbare stoffen een risico vertegenwoordigen voor de waterkwaliteit. Voor stoffen die zeer traag afbreken, of waarvan de biologische afbraak slechts aanvangt na een lange incubatieperiode mag verwacht worden dat als gevolg van verdunning en verspreiding er geen risico bestaat voor zuurstofdepletie. 13
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Er is in principe geen eenduidig verband tussen BZV of CZV en TOC voor alle types afvalwater (Verstraete et al., 1998). Er kunnen wel cijfers afgeleid worden o.b.v. analyses of o.b.v. stoïchiometrische bepalingen. Zo is de verhouding CZV/TOC = 2,667 (o.b.v. de moleculaire ratio van zuurstof tot koolstof) en de BZV/TOC = 1,82 – 1,85 voor biodegradeerbare afvalwaters (Academic Press (Eds.), 1959; Robert Alley, 2000). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan is de samenstelling van het aangevoerde afvalwater van belang omdat de zuivering van rioolwater in een waterzuiveringsinstallatie gebeurt via biologische afbraak- en omzettingsprocessen. Een goede verhouding tussen de parameters BZV, CZV en de nutriënten stikstof en fosfor (zie 3.1.14 en 3.1.16) is essentieel omdat de dimensionering van de waterzuiveringsinstallatie hierop gebaseerd is. Afvalwater waarvan de samenstelling gemiddeld aan volgende verhoudingen voldoet is in regel goed verwerkbaar op een waterzuiveringsinstallatie (Omzendbrief LNW 2005/01): •
BZV/CZV > 0,25;
•
BZV/N > 4;
•
BZV/P > 25.
De verwerking van bedrijfsafvalwater is geen probleem als er voldoende zuiveringscapaciteit aanwezig is en de vermelde verhoudingen gerespecteerd worden op de waterzuiveringsinstallatie (Omzendbrief LNW 2005/01). PNEC-WAARDE: niet van toepassing R-ZINNEN EN GEVAARSAANDUIDINGEN: niet van toepassing HUMANE CARCINOGENICITEIT: niet van toepassing HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet van toepassing REFERENTIES: •
Academic Press (Eds.) (1959). Advances in Applied Microbiology;
•
Roberts Alley, E. (2000). Water Quality Control Handbook. ISBN: 0070014132. McGraw-Hill Professional. 1008p.
•
Verstraete et al. (1998). Biotechnological processes in environmental technology. Cursus voor bio-ir milieutechnologie, UGent.
•
VMM, afdeling Kwaliteitsbeheer (2002). Crisisbeheer bij bedrijven inzake de lozing van bedrijfsafvalwater. Studie uitgevoerd door Ecolas en Allen & Overy in opdracht van VMM.
•
VMM (2005). Jaarrapport – Water- en waterbodemkwaliteit – Lozingen in het water - Evaluatie saneringsinfrastructuur 2004. Webpagina beschikbaar op 27/02/2007. http://www.waterloketvlaanderen.be/uploads/deel_1.pdf?bcsi_scan_EB654AFDA1401B72=0&bcsi _scan_filename=deel_1.pdf
•
IBGE-BIM (2007). Fysisch-chemische en chemische kwaliteit van het oppervlaktewater: algemeen kader. Website beschikbaar op 17/02/07. http://www.ibgebim.be/nederlands/contenu/content_fiche2.asp?SelectPage=3991&Langue=Nl&P refixe=Eau&ref=683&base=
•
Omzendbrief met betrekking tot de beoordeling van de verenigbaarheid van de lozing van bedrijfsafvalwater op de openbare riolering met de beleidsaanpak inzake waterzuiveringsinstallatie-exploitatie. Omzendbrief van 21 november 2001, gepubliceerd op 14 december 2001. http://www.ejustice.just.fgov.be/mopdf/2001/12/14_1.pdf#Page81
14
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
3.1.2
Omzendbrief LNW 2005/01 met betrekking tot verwerking van bedrijfsafvalwater via de openbare zuiveringsinfrastructuur. Omzendbrief van 23 september 2005, gepubliceerd op 14 november 2005. http://www.staatsbladclip.be/wetten/2005/11/14/wet-2005036366.html
Chemisch zuurstofverbruik (CZV)
CAS NUMMER: GEDRAG IN HET MILIEU:
Afvalwater (zowel industrieel als huishoudelijk) bevat stoffen die, wanneer ze in het oppervlaktewater terechtkomen, worden geoxideerd door micro-organismen die daarvoor de in het water aanwezige zuurstof benutten. Hierdoor daalt de concentratie aan opgeloste zuurstof en de zuurstofverzadiging van de waterloop (zie ook 3.1.4). Deze dalingen kunnen tot problemen leiden en in extreme situaties zelfs tot sterfte van de (aërobe) aquatische organismen. Voornamelijk koolstofverbindingen zijn hiervoor verantwoordelijk (organische stoffen), hoewel ook metalen (en hun verbindingen) een beperkte bijdrage kunnen leveren. Oppervlaktewater bevat trouwens altijd een hoeveelheid stoffen die worden afgebroken in aanwezigheid van zuurstof (b.v. afkomstig van dode bladeren en afgestorven organismen in het water), zij het in concentraties die (doorgaans) lager liggen dan die in afvalwater waardoor de zuurstofconcentratie in het oppervlaktewater slechts matig wordt beïnvloed. De aanwezigheid van stoffen in water die afbreken in aanwezigheid van zuurstof wordt gedetermineerd door de zuurstofvraag of het zuurstofverbruik ervan in water te bepalen. Dit kan via twee methoden: het biochemisch of biologisch zuurstofverbruik (BZV) en het chemisch zuurstofverbruik (CZV), die beiden uitgedrukt worden in mg zuurstof per liter. Deze twee methoden zijn gebaseerd op het verschil tussen het initiële gehalte aan opgeloste zuurstof en het uiteindelijke gehalte aan opgeloste zuurstof na oxidatie van de organische stof die in een watermonster zit. Hoe hoger de BZV en/of CZV, hoe meer zuurstof onttrokken wordt aan het ontvangende oppervlaktewater. Als gevolg hiervan daalt de zuurstofconcentratie. Wanneer de zuurstofconcentratie onder een kritische drempel daalt, kan vissterfte optreden (zie ook 3.1.4). De CZV-waarde zal in de meeste gevallen altijd hoger zijn dan de BZV-waarde. Bij een lange testperiode zal de BZV-waarde echter naar de CZV-waarde neigen. In enkele zeldzame gevallen kan een snel biodegradeerbare stof traag oxideren in de CZV-test, waardoor de BZV-waarde hoger zal zijn dan de CZVwaarde. Het verschil tussen CZV en BZV is toe te schrijven aan stoffen die niet biologisch ontbonden kunnen worden. Het verband tussen BZV en CZV vormt een indicatieve meting van de biochemische “afbreekbaarheid” van de stoffen die in het water zitten. Wanneer er slecht biodegradeerbare stoffen aanwezig zijn, wordt de biologische activiteit vertraagd, waardoor de verbruikte hoeveelheid zuurstof na 5 dagen (BZV5) lager ligt. Dit vertaalt zich eveneens in een lage verhouding tussen BZV en CZV. Voor niet-biodegradeerbare stoffen is de BZV = 0. Afvalwaters of stoffen die een verhouding van BZV / CZV > 0,25 hebben, worden als goed biologisch afbreekbaar beschouwd. Verwacht wordt dat alleen goed biodegradeerbare stoffen een risico vertegenwoordigen voor de waterkwaliteit. Voor stoffen die zeer traag afbreken, of waarvan de biologische afbraak slechts aanvangt na een lange incubatieperiode mag verwacht worden dat als gevolg van verdunning en verspreiding er geen risico bestaat voor zuurstofdepletie. Er is in principe geen eenduidig verband tussen BZV of CZV en TOC voor alle types afvalwater (Verstraete
et al., 1998). Er kunnen wel cijfers afgeleid worden o.b.v. analyses of o.b.v. stoïchiometrische bepalingen. Zo is de verhouding CZV/TOC = 2,667 (o.b.v. de moleculaire ratio van zuurstof tot koolstof)
15
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
en de BZV/TOC = 1,82 – 1,85 voor biodegradeerbare afvalwaters (Academic Press (Eds.), 1959; Robert Alley, 2000). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan is de samenstelling van het aangevoerde afvalwater van belang omdat de zuivering van rioolwater in een waterzuiveringsinstallatie gebeurt via biologische afbraak- en omzettingsprocessen. Een goede verhouding tussen de parameters BZV, CZV en de nutriënten stikstof en fosfor (zie 3.1.14 en 3.1.16) is essentieel omdat de dimensionering van de waterzuiveringsinstallatie hierop gebaseerd is. Afvalwater waarvan de samenstelling gemiddeld aan volgende verhoudingen voldoet is in regel goed verwerkbaar op een waterzuiveringsinstallatie (Omzendbrief LNW 2005/01): •
BZV/CZV > 0,25;
•
BZV/N > 4;
•
BZV/P > 25.
De verwerking van bedrijfsafvalwater is geen probleem als er voldoende zuiveringscapaciteit aanwezig is en de vermelde verhoudingen gerespecteerd worden op de waterzuiveringsinstallatie (Omzendbrief LNW 2005/01). PNEC-WAARDE: niet van toepassing R-ZINNEN EN GEVAARSAANDUIDINGEN: niet van toepassing HUMANE CARCINOGENICITEIT: niet van toepassing HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet van toepassing REFERENTIES: •
Academic Press (Eds.) (1959). Advances in Applied Microbiology
•
Roberts Alley, E. (2000). Water Quality Control Handbook. ISBN: 0070014132. McGraw-Hill Professional. 1008p.
•
Verstraete et al. (1998). Biotechnological processes in environmental technology. Cursus voor bio-ir milieutechnologie, UGent.
•
VMM, afdeling Kwaliteitsbeheer (2002). Crisisbeheer bij bedrijven inzake de lozing van bedrijfsafvalwater. Studie uitgevoerd door Ecolas en Allen & Overy in opdracht van VMM.
•
VMM (2005). Jaarrapport – Water- en waterbodemkwaliteit – Lozingen in het water - Evaluatie saneringsinfrastructuur 2004. Webpagina beschikbaar op 27/02/2007. http://www.waterloketvlaanderen.be/uploads/deel_1.pdf?bcsi_scan_EB654AFDA1401B72=0&bcsi _scan_filename=deel_1.pdf
•
IBGE-BIM (2007). Fysisch-chemische en chemische kwaliteit van het oppervlaktewater: algemeen kader. Website beschikbaar op 17/02/07. http://www.ibgebim.be/nederlands/contenu/content_fiche2.asp?SelectPage=3991&Langue=Nl&P refixe=Eau&ref=683&base=
•
Omzendbrief met betrekking tot de beoordeling van de verenigbaarheid van de lozing van bedrijfsafvalwater op de openbare riolering met de beleidsaanpak inzake waterzuiveringsinstallatie-exploitatie. Omzendbrief van 21 november 2001, gepubliceerd op 14 december 2001. http://www.ejustice.just.fgov.be/mopdf/2001/12/14_1.pdf#Page81
•
Omzendbrief LNW 2005/01 met betrekking tot verwerking van bedrijfsafvalwater via de openbare zuiveringsinfrastructuur. Omzendbrief van 23 september 2005, gepubliceerd op 14 november 2005. http://www.staatsbladclip.be/wetten/2005/11/14/wet-2005036366.html
16
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.1.3
Totaal organische koolstof (TOC)
CAS NUMMER: GEDRAG IN HET MILIEU:
TOC (totaal organische koolstof) is een graadmeter voor de hoeveelheid organische stoffen (stoffen die koolstof bevatten) in water. Er is een verband tussen de hoeveelheid organische stoffen en de benodigde hoeveelheid zuurstof voor de afbraak ervan. Wanneer de concentratie aan opgeloste zuurstof in het oppervlaktewater hierdoor sterk daalt, leidt dit tot problemen voor (aërobe) aquatische organismen (Verstraete et al., 1998). Er is in principe geen eenduidig verband tussen TOC en BZV of CZV voor alle types afvalwater (Verstraete
et al., 1998). Er kunnen wel cijfers afgeleid worden o.b.v. analyses of o.b.v. stoïchiometrische bepalingen. Zo is de verhouding CZV/TOC = 2,667 (o.b.v. de moleculaire ratio van zuurstof tot koolstof) en de BZV/TOC = 1,82 – 1,85 voor biodegradeerbare afvalwaters (Academic Press (Eds.), 1959; Robert Alley, 2000). PNEC-WAARDE: niet van toepassing R-ZINNEN EN GEVAARSAANDUIDINGEN: niet van toepassing HUMANE CARCINOGENICITEIT: niet van toepassing HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet van toepassing REFERENTIES: •
Academic Press (Eds.) (1959). Advances in Applied Microbiology
•
Roberts Alley, E. (2000). Water Quality Control Handbook. ISBN: 0070014132. McGraw-Hill Professional. 1008p.
•
Verstraete et al. (1998). Biotechnological processes in environmental technology. Cursus voor bio-ir milieutechnologie, UGent.
•
VMM, afdeling Kwaliteitsbeheer (2002). Crisisbeheer bij bedrijven inzake de lozing van bedrijfsafvalwater. Studie uitgevoerd door Ecolas en Allen & Overy in opdracht van VMM.
3.1.4
Gehalte opgeloste zuurstof
CAS NUMMER: GEDRAG IN HET MILIEU:
De aanwezigheid van een voldoende hoge concentratie aan opgeloste zuurstof in het water is essentieel voor het leven van hogere waterorganismen en is een vereiste opdat zelfzuiverende processen in de waterloop zouden optreden. De concentratie aan opgeloste zuurstof in niet verontreinigd oppervlaktewater is functie van de watertemperatuur en in beperktere mate van het zoutgehalte. Hoe hoger de temperatuur en/of het zoutgehalte, hoe minder zuurstof er kan oplossen in water. Als de concentratie aan opgeloste zuurstof in het water lager is dan de verzadigingswaarde, zal atmosferische zuurstof aan het wateroppervlak het ‘tekort’ door diffusie aanvullen. Overdag kan bovendien als gevolg van de fotosynthese, zuurstof afgegeven worden aan het water door ondergedompelde plantaardige organismen (waterplanten, maar ook microwieren).
17
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Als de natuurlijke zuurstofopname door diffusie minder snel verloopt dan het zuurstofverbruik in het oppervlaktewater vanwege zelfzuiverende processen, dan is het ‘zelfreinigend vermogen’ (dat beïnvloed wordt door tal van factoren) overschreden, waardoor de zuurstofconcentratie daalt. Niet-vervuilde waterlopen hebben veelal een gunstige zuurstofbalans. Het water is voor ongeveer 100 % verzadigd met zuurstof. In niet-vervuilde waterlopen varieert het zuurstofgehalte veelal tussen 6 en 10 mg O2/l. Een gemiddelde van 8 mg O2/l wordt aangehouden als standaard vereiste. 5 mg O2/l wordt als kritische drempel voor het zuurstofgehalte beschouwd. Uit ecotoxicologisch onderzoek is bekend dat boven dit gehalte geen acute effecten als gevolg van zuurstoftekort zullen optreden. Niet-vervuilde waterlopen kunnen echter ook een minder gunstige zuurstofbalans hebben. Zo kan overmatige bladval voor een natuurlijke “vervuiling” van het water zorgen, waardoor het ook minder zuurstof bevat. Bij zuurstofgebrek (veroorzaakt door b.v. microbiële afbraak van verontreiniging of eerder uitzonderlijk door overmatige bladval) in het water, is er geen hoger leven mogelijk. D.w.z. dat er geen vertebraten (gewervelde dieren) zullen voorkomen. Globaal wordt een uitgedund visbestand en een verarmde waterbiotoop vastgesteld met een verschuiving van langlevende naar kortlevende soorten. Bij zuurstofoververzadiging (teveel aan zuurstof) van de waterlopen (veroorzaakt door eutrofiëring of het overmatig aanwezig zijn van nutriënten zoals stikstof en fosfor, zie ook 3.1.14 en 3.1.16), kunnen aquatische organismen ook hinder ondervinden. PNEC-WAARDE: niet van toepassing R-ZINNEN EN GEVAARSAANDUIDINGEN: niet van toepassing HUMANE CARCINOGENICITEIT: niet van toepassing HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet van toepassing REFERENTIES: •
VMM, afdeling Kwaliteitsbeheer (2002). Crisisbeheer bij bedrijven inzake de lozing van bedrijfsafvalwater. Studie uitgevoerd door Ecolas en Allen & Overy in opdracht van VMM.
•
VMM (2005). Jaarrapport – Water- en waterbodemkwaliteit – Lozingen in het water - Evaluatie saneringsinfrastructuur 2004. Webpagina beschikbaar op 27/02/2007. http://www.waterloketvlaanderen.be/uploads/deel_1.pdf?bcsi_scan_EB654AFDA1401B72=0&bcsi _scan_filename=deel_1.pdf
3.1.5
Temperatuur
CAS NUMMER: GEDRAG IN HET MILIEU:
De watertemperatuur speelt een belangrijke rol, bijvoorbeeld voor de oplosbaarheid van de zouten en gassen zoals de zuurstof die nodig is voor het evenwicht van het aquatische leven (zie ook 3.1.4). De temperatuur doet de snelheid van de chemische en biochemische reacties toenemen met een factor 2 tot 3 voor een temperatuurstijging van 10 °C. De metabolische activiteit van de in het water levende organismen wordt dus eveneens versneld wanneer de temperatuur van het water stijgt (IBGE, 2007). Het optimale temperatuurbereik voor veel micro-organismen ligt tussen 25 en 35 °C. De waarde van de watertemperatuur wordt beïnvloed door de omgevingstemperatuur, maar eveneens door eventuele lozingen van warm afval- en koelwater. Bruuske veranderingen van de temperatuur met meer dan 3 °C kan resulteren in een hoge sterfte van aquatische organismen. Daarnaast kan een 18
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
abnormale hoge temperatuur de groei van ongewenste waterplanten en andere organismen bevorderen. Een verhoogde temperatuur kan als gevolg hebben dat de hoeveelheid opgeloste zuurstof in het oppervlaktewater daalt, waardoor een zuurstoftekort kan optreden en aquatische organismen kunnen sterven. Bovendien is de bezinking van zwevende stoffen onder andere (naast b.v. zoutgehalte) afhankelijk van de watertemperatuur: hoe lager de temperatuur, hoe trager de bezinkingssnelheid. Bij een hogere temperatuur, zal de bezinkingssnelheid dus hoger zijn, waardoor er effecten naar de waterbodem kunnen optreden (Metcalf & Eddy, 1991; IBGE, 2007; Huu, 2007). Een stijging van de temperatuur van het afvalwater zal in de meeste gevallen geen negatief effect hebben op de werking van de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI). Het afvalwater zal immers worden afgekoeld door het transport in de riolering enerzijds, en anderzijds door een menging met het ander afvalwater in de primaire zuiveringsstap van de RWZI. Het optimale temperatuurbereik voor veel micro-organismen ligt tussen 25 en 35 °C. De aërobe biologische afbraak en nitrificatie (omzetting van ammoniakale stikstof tot nitraat) worden zeer sterk vertraagd bij een temperatuur van 50 °C. De kans dat dit in Vlaanderen voorvalt bij een RWZI is onbestaande. Een daling van 10 °C, zal de biologische reactiesnelheid met de helft doen dalen. Daarnaast is de bezinking van zwevende stoffen onder andere afhankelijk van de watertemperatuur: hoe lager de temperatuur, hoe trager de bezinkingssnelheid. Bij een hogere temperatuur, zal de bezinkingssnelheid dus hoger zijn, er dus vlugger meer slib zal gevormd worden (Metcalf & Eddy, 1991; IBGE, 2007; Huu, 2007). PNEC-WAARDE: R-ZINNEN EN GEVAARSAANDUIDINGEN: HUMANE CARCINOGENICITEIT: HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: REFERENTIES: •
Metcalf & Eddy (1991). Wastewater Engineering: Treatment, Disposal and Reuse, 3rd edn, revised by G. Tchobanoglous and F.L. Burton, McGraw-Hill Inc, Singapore.
•
IBGE (2007). http://www.ibgebim.be/nederlands/contenu/content_fiche2.asp?SelectPage=3991&Langue=Nl&P refixe=Eau&ref=683&base=
•
Huu, C.D. (2007). Effects of temperature and salinity on the suspended sand transport. International Journal of Numerical Methods for Heat & Fluid Flow, Volume 17, Number 5, 2007 , pp. 512-521(10)
3.1.6
pH
CAS NUMMER: GEDRAG IN HET MILIEU:
De pH is een meting van de zuurte van het water, of met andere woorden van de concentratie aan waterstofionen (H+). De pH-schaal varieert in de praktijk van 0 (heel zuur) tot 14 (heel alkalisch); de mediaan, 7, stemt overeen met een neutrale oplossing bij 25°C (IBGE, 2007). De pH van natuurlijk water kan variëren van 4 tot 10, afhankelijk van de zure of basische aard van de doorstroomde gebieden. Een natuurlijke pH tussen 6,5 en 8,5 is kenmerkend is voor oppervlaktewater waarin het leven zich optimaal ontwikkelt. Bij een hogere of lagere pH van het afvalwater kunnen er dus verschillende effecten optreden. Deze effecten zijn echter ook afhankelijk van het bufferend vermogen (bepaald door de aanwezigheid van 19
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
(bi)carbonaten) van het oppervlaktewater. Wanneer er een hoog bufferend vermogen is, zal een hogere of een lagere pH van het afvalwater weinig effect hebben op de pH van het oppervlaktewater. Een hogere of lagere pH kan de snelheid van biologische processen (zoals b.v. voortplanting of afbraakprocessen door micro-organismen) doen dalen. Een hoge pH heeft vooral tot gevolg dat de ammoniakconcentraties die giftig zijn voor de vissen kunnen verhogen wanneer ammoniakale stikstof aanwezig is in het water (IBGE, 2007). Een lage pH kan directe en indirecte effecten hebben op de aanwezigheid en het voortbestaan van bepaalde dieren en planten in oppervlaktewater. In het algemeen kan gezegd worden dat jonge dieren meer hinder ondervinden dan oudere soortgenoten. Bij een pH van 5 kunnen de meeste viseieren niet uitkomen. Bij lage pH-niveaus sterven sommige dieren (zie b.v. onderstaande figuur) (US EPA, 2007). Kikkers tolereren beter een lagere pH dan b.v. slakken.
Lagere pH’s verhogen het risico van aanwezigheid van metalen in een giftigere ionische vorm (IBGE, 2007). De pH is de belangrijkste factor die de mobiliteit van zware metalen in sedimenten beïnvloedt. Bij een neutrale pH (pH 7), vertonen zware metalen een lage mobiliteit, d.w.z. dat ze relatief sterk aan sedimentpartikels gebonden zijn. Naarmate de pH van een sediment daalt, neemt de mobiliteit van zware metalen toe. Sedimenten op de bodem van een rivier bevinden zich in anoxische toestand. Tijdens de oxidatie van anoxische riviersedimenten (na afzetting op land door overstromingen of door baggeren) doen er zich reacties voor waarbij er protonen (H+) geproduceerd worden, die een pH-daling in het sediment kunnen teweegbrengen. Sedimenten beschikken echter over een zeker vermogen om die protonen te neutraliseren, dit wordt aangeduid met de term zuurbufferend vermogen. Het zuurbufferend vermogen bepaalt de mate waarin de pH van een sediment zal dalen wanneer protonen worden geproduceerd: in sedimenten met een sterk zuurbufferend vermogen zal de pH amper of slechts in geringe mate dalen, terwijl in sedimenten met een beperkt zuurbufferend vermogen een aanzienlijke pHdaling kan plaatsvinden (Argus). Een verlaging van de pH van het afvalwater kan als gevolg hebben dat de zware metalen die gebonden zitten in het slib van de riolering, terug in oplossing komen en zodoende mobiel worden. Hierdoor kunnen ze in het oppervlaktewater of de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) terechtkomen, waar ze effecten kunnen veroorzaken. Een verhoging van de pH zal ervoor zorgen dat er meer opgeloste metalen in het slib van de riolering terechtkomen. Het opnieuw in oplossing komen van zware metalen uit slib, is echter onder meer afhankelijk van het bufferend vermogen van het slib om de zure pH te neutraliseren. Of een wijziging van de pH van het afvalwater een effect zal hebben op de RWZI is van verschillende factoren afhankelijk, waaronder het debiet van de lozing t.o.v. de capaciteit van de RWZI, het bufferend 20
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
vermogen van de RWZI, etc. In veel gevallen zullen eerder beperkte afvalwaterdebieten met een afwijkende pH geen direct effect hebben op de werking van de RWZI, aangezien het afvalwater gemengd wordt met het ander afvalwater in het begin van de waterzuivering in de RWZI. Een optimale pH voor de biologische zuiveringsprocessen in de RWZI ligt tussen 6,5 en 8,5. Bij een afwijkende pH kunnen de afbraak- en omzettingsprocessen gehinderd worden. Zo kan een lagere pH de groei van nitrificerende bacteriën (die verantwoordelijk zijn voor de omzetting van ammonium tot nitraat) beperken, en de groei van filamenteuze bacteriën bevorderen. Hierdoor kan er een verhoogde slibuitspoeling optreden, waardoor de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater beïnvloed wordt (Metcalf & Eddy, 1991; IBGE, 2007). PNEC-WAARDE: R-ZINNEN EN GEVAARSAANDUIDINGEN: HUMANE CARCINOGENICITEIT: HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: REFERENTIES: •
Metcalf & Eddy (1991). Wastewater Engineering: Treatment, Disposal and Reuse, 3rd edn, revised by G. Tchobanoglous and F.L. Burton, McGraw-Hill Inc, Singapore.
•
IBGE (2007). http://www.ibgebim.be/nederlands/contenu/content_fiche2.asp?SelectPage=3991&Langue=Nl&P refixe=Eau&ref=683&base=
•
Huu, C.D. (2007). Effects of temperature and salinity on the suspended sand transport. International Journal of Numerical Methods for Heat & Fluid Flow, Volume 17, Number 5, 2007 , pp. 512-521(10)µ
•
Argus. Waterbodems. http://argusmilieu.be/ARGUSMILIEUMAGAZINE/MM_JAARGANG_2/PDF/MM_4_3_WATERBODEMS .pdf
•
US EPA (2007). (US EPA, 2007). Effects of Acid Rain - Surface Waters and Aquatic Animals. http://www.epa.gov/acidrain/effects/surface_water.html
3.1.7
Geleidbaarheid
CAS NUMMER: GEDRAG IN HET MILIEU:
De geleidbaarheid of het elektrische geleidingsvermogen is een numerieke uitdrukking van het vermogen van een oplossing om elektrische stroom te geleiden. De meeste opgeloste minerale zouten zijn goede geleiders. Moleculen van organische verbindingen zijn daarentegen slechte geleiders. Het geleidingsvermogen van natuurlijk water ligt tussen 50 en 1500 µS/cm (IBGE, 2007). De geleidbaarheid is dus een indicatie van het gehalte opgeloste zouten, die afhankelijk is van de aard van de opgeloste zouten en de temperatuur van het water. De geleidbaarheid neemt toe als er meer ionen (geladen deeltjes) in de oplossing zitten. Deze ionen kunnen van meststoffen zijn (kalium, nitraat, calcium, magnesium, etc.) of van overtollige elementen zoals natrium, chloride, bicarbonaat. Een overschrijding van de emissievoorwaarden voor geleidbaarheid betekent voornamelijk dat er een te grote verhoging zal zijn van het zoutgehalte van het ontvangende oppervlaktewater. Elk waterorganisme in het oppervlaktewater stelt specifieke eisen naar het gehalte aan opgeloste zouten. De in het water levende soorten verdragen in het algemeen geen sterke variaties van het gehalte aan opgeloste zouten 21
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
(IBGE, 2007). Daarnaast kan een verhoging van het zoutgehalte leiden tot een verhoogde acute toxiciteit van andere stoffen op aquatische organismen. Een sterke wijziging van de geleidbaarheid kan tot problemen leiden en vanaf een bepaalde waarde (afhankelijk van het organisme) zelfs tot sterfte van waterorganismen leiden. Bovendien is de bezinking van zwevende stoffen onder andere (naast b.v. temperatuur) afhankelijk van het zoutgehalte: hoe hoger het zoutgehalte, hoe lager de bezinkingssnelheid, waardoor meer zwevende stoffen over een grotere afstand kunnen getransporteerd worden en over een groter geografisch gebied effecten kunnen veroorzaken (Metcalf & Eddy, 1991; IBGE, 2007; Huu, 2007). Of een overschrijding van de emissievoorwaarden voor geleidbaarheid een effect zal hebben op de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) is van verschillende factoren afhankelijk, waaronder de aanwezigheid van ander afvalwater in de riolering, het debiet van de lozing t.o.v. de capaciteit van de RWZI, etc. In veel gevallen zullen eerder beperkte afvalwaterdebieten met een te hoge geleidbaarheid (en dus een verhoogd zoutgehalte) geen direct effect hebben op de werking van de RWZI, aangezien het afvalwater gemengd wordt met het ander afvalwater in het begin van de waterzuivering in de RWZI. Er zijn geen eenduidige resultaten beschikbaar m.b.t. het effect van zouten op een biologische waterzuivering (Stewart, 2007). Algemeen kan gezegd worden dat de BZV-verwijdering zal verminderen bij een hoger zoutgehalte. Hierbij zal een snelle wijziging in zoutgehalte een groter effect hebben dan een geleidelijke wijziging. Een verhoogd zoutgehalte kan ook leiden tot filamenteuze slibvorming (= een beperking van de flocculatie van slib), en tot een verminderde nitrificatie (Verstraete et al., 1998; Stewart, 2007). REFERENTIES: •
Verstraete et al. (1998). Biotechnological processes in environmental technology. Cursus voor bio-ir milieutechnologie, UGent.
•
Stewart, J. (2007). Treatment of wastewater from Bluff with a high salt content. Beschikbaar via http://www.mwhglobal.co.nz/Files/NZWWA-02DS.pdf?bcsi_scan_EB654AFDA1401B72=0&bcsi_scan_filename=NZWWA-02-DS.pdf
•
IBGE (2007). http://www.ibgebim.be/nederlands/contenu/content_fiche2.asp?SelectPage=3991&Langue=Nl&P refixe=Eau&ref=683&base=
•
Metcalf & Eddy (1991). Wastewater Engineering: Treatment, Disposal and Reuse, 3rd edn, revised by G. Tchobanoglous and F.L. Burton, McGraw-Hill Inc, Singapore.
•
Huu, C.D. (2007). Effects of temperature and salinity on the suspended sand transport. International Journal of Numerical Methods for Heat & Fluid Flow, Volume 17, Number 5, 2007 , pp. 512-521(10)
3.1.8
Zwevende stoffen
CAS NUMMER: GEDRAG IN HET MILIEU:
Zwevende stoffen (ZS) zijn alle niet-opgeloste minerale of organische stoffen in een bepaald volume (afval)water. De grens tussen zwevende en opgeloste deeltjes is soms moeilijk te trekken. In principe definieert men de zwevende bestanddelen als die deeltjes die door de filtratie of centrifugatie kunnen afgescheiden worden (Waterloket, 2007). Het gaat om klei, zand, leem, organische en minerale stoffen met kleine afmetingen, actief slib, levende of dode organismen (b.v. plankton en andere microorganismen die in water voorkomen), etc (IBGE, 2007).
22
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Zwevende stoffen kunnen naargelang hun grootte ruwweg opgesplitst worden als bezinkbaar (0,1 – 0,001 mm) en niet-bezinkbaar (0,001 – 0,0001 mm). Sommige grove en fijne anorganische stoffen (met afmetingen tussen 0,1 en 10 mm) kunnen in bepaalde omstandigheden (b.v. turbulente wateren) ook zwevend voorkomen (Koot, 1976; Metcalf & Eddy, 1991: zie ook onderstaande tabel en figuur).
Figuur: Grootteverdeling van organische contaminanten in afvalwater en gebruikte afscheidings- en meettechnieken (Metcalf & Eddy, 1991) Tabel: Afmetingen van verschillende stoffen in water (Koot, 1976)
Aard van de stoffen
Afmetingen in mm
Grove en fijne anorganische stoffen (zand)
10 – 10-1
Bezinkbare zwevende stoffen
10-1 – 10-3
Niet bezinkbare zwevende stoffen
10-3 – 10-4
Colloïdale stoffen
10-3 – 10-6
Opgeloste stoffen
< 10-6
23
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
De hoeveelheid zwevende deeltjes van het oppervlaktewater varieert volgens de seizoenen en volgens het stromingsregime van het water. Bij een verhoogde concentratie aan zwevende stoffen in oppervlaktewater wordt de transparantie van het water aangetast en vermindert de lichtpenetratie en bijgevolg de fotosynthese. Zwevende stoffen kunnen ook de ademhaling van de vissen hinderen. De zwevende deeltjes kunnen bovendien grote hoeveelheden stoffen opstapelen (metalen, pesticiden, minerale oliën, polycyclische aromatische koolwaterstoffen, …) die (zeer) toxisch kunnen zijn voor aquatische organismen. Een verhoogd zwevende stofgehalte in stilstaande of traag stromende oppervlaktewateren, kan een verhoogde bezinking veroorzaken waardoor effecten naar de waterbodem kunnen optreden (zoals anaërobe of zuurstofloze omstandigheden) (Metcalf & Eddy, 1991; IBGE, 2007). Bij een verhoogde concentratie aan zwevende stoffen in de riolering, kan dit leiden tot een verhoogde afzetting van slib in de riolering, waardoor de riolering meer geruimd zal moeten worden, of waardoor overstromingen frequenter kunnen voorkomen. Bij de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI), kan dit leiden tot een verstoorde werking door een verhoogd slibgehalte. Afhankelijk van de samenstelling van de zwevende stoffen kunnen ook toxische effecten naar de micro-organismen in het slib van de RWZI optreden, met eventueel een verhoogde slibuitspoeling uit de RWZI tot gevolg, waardoor de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater beïnvloed wordt. PNEC-WAARDE: R-ZINNEN EN GEVAARSAANDUIDINGEN: HUMANE CARCINOGENICITEIT: HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: REFERENTIES: •
Metcalf & Eddy (1991). Wastewater Engineering: Treatment, Disposal and Reuse, 3rd edn, revised by G. Tchobanoglous and F.L. Burton, McGraw-Hill Inc, Singapore.
•
IBGE (2007). http://www.ibgebim.be/nederlands/contenu/content_fiche2.asp?SelectPage=3991&Langue=Nl&P refixe=Eau&ref=683&base=
•
Waterloket (2007). Wat zijn zwevende stoffen. http://www.waterloketvlaanderen.be/waterstart.cgi?deel=&antwoord=157
•
Koot, A.C.J. (1976). Behandeling van afvalwater. ISBN 90 212 3064X. 324 p.
3.1.9
Bezinkbare stoffen
CAS NUMMER: GEDRAG IN HET MILIEU:
Bezinkbare stoffen (BS) zijn minerale of organische stoffen die onder invloed van de zwaartekracht bezinken (Waterloket, 2007). Een verhoogde concentratie aan bezinkbare stoffen in het oppervlaktewater zal een verhoogde slibafzetting veroorzaken waardoor effecten naar de waterbodem kunnen optreden (zoals anaërobe of zuurstofloze omstandigheden) (Metcalf & Eddy, 1991; IBGE, 2007). De bezinkbare deeltjes kunnen bovendien grote hoeveelheden stoffen opstapelen (metalen, pesticiden, …) die (zeer) toxisch kunnen zijn voor aquatische organismen. Bij een verhoogde concentratie aan bezinkbare stoffen in turbulent oppervlaktewater wordt de transparantie van het water aangetast en vermindert de lichtpenetratie en bijgevolg de fotosynthese. 24
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Een verhoogde concentratie aan bezinkbare stoffen in de riolering kan leiden tot een verhoogde afzetting van slib in de riolering, waardoor de riolering meer geruimd zal moeten worden, of waardoor overstromingen frequenter kunnen voorkomen. Bij de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI), worden de bezinkbare stoffen voor een groot deel verwijderd gedurende de eerste zuiveringsstap. Een verhoogde concentratie kan leiden tot een verhoogd slibgehalte in de eerste zuiveringsstap en tot een verstoorde werking door een verhoogd slibgehalte in de andere delen van de RWZI. Afhankelijk van de samenstelling van de bezinkbare stoffen kunnen ook toxische effecten naar de micro-organismen in het slib van de RWZI optreden, met eventueel een verhoogde slibuitspoeling uit de RWZI tot gevolg, waardoor de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater beïnvloed wordt. PNEC-WAARDE: R-ZINNEN EN GEVAARSAANDUIDINGEN: HUMANE CARCINOGENICITEIT: HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: REFERENTIES: •
Metcalf & Eddy (1991). Wastewater Engineering: Treatment, Disposal and Reuse, 3rd edn, revised by G. Tchobanoglous and F.L. Burton, McGraw-Hill Inc, Singapore.
•
Waterloket (2007). Wat zijn bezinkbare stoffen. http://www.waterloketvlaanderen.be/waterstart.cgi?deel=&antwoord=157
3.1.10
Ammoniakale stikstof
CAS NUMMER: 7664-41-7 (ammoniak) GEDRAG IN HET MILIEU:
Ammoniak is een toxische (T), bijtende (C) en milieugevaarlijke (N) stof. Ammoniak is ontvlambaar (R10), giftig bij inademing (R23) en veroorzaakt brandwonden (R34) (ESIS). Ammoniak staat in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II (VMM, 2002). Ammoniak is oplosbaar in water, waardoor zowel ammonium (NH4+) als ammoniak (NH3) kan aanwezig zijn volgens de volgende evenwichtsreactie: NH3 + H2O ↔ NH4+ + OH-. De aanwezigheid van ammonium in water kan dus ook de vorming van ammoniak veroorzaken. De aanwezigheid van ammonium en ammoniak in water (samen ook wel ammoniakale stikstof genoemd) is afhankelijk van de pH en de temperatuur van het water. Ammonium zal vooral aanwezig zijn bij een neutrale of licht basische pH: de ratio van de ammonium/ammoniak concentratie is 100/1 bij een pH = 7,4 en een watertemperatuur van 20 °C. Bij een pH van 9 en een watertemperatuur van 15 °C, zal meer dan 20 % als ammoniak aanwezig zijn. Een verhoging van de pH-waarde van oppervlaktewater tot 9 kan onder andere veroorzaakt worden door algengroei (b.v. tengevolge van eutrofiëring), waarbij het bicarbonaatbuffersysteem in het water uit balans raken en er een verschuiving van het pH-evenwicht optreedt (zie ook 3.1.6) (Universiteit Utrecht, 2007; Verstraete, 1998). Ammoniak (NH3) is zeer giftig voor waterorganismen (R50) (ESIS). De aanwezigheid of lozing van ammonium in oppervlaktewater kan evenwel leiden tot vorming van nitriet en nitraat door microorganismen (nitrificatie, zie ook 3.1.11 en 3.1.12), waardoor een zuurstoftekort in het oppervlaktewater kan optreden enkele dagen na een lozing van ammoniakale stikstof. Ammonium wordt hierbij dus eerst in 25
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
nitriet omgezet en vervolgens in nitraat volgens de volgende reactievergelijkingen: (door nitrosomonas) 2 NH4+ + 3 O2 → 2 NO2- + 2 H2O + 4 H+ 2 NO2- + O2 → 2 NO3(door nitrobacter) De aanwezigheid van een overmaat aan stikstof-verbindingen kan eutrofiëring (explosieve algengroei) van het oppervlaktewater veroorzaken (zie ook 3.1.12). Nitriet is zeer toxisch voor waterorganismen. Nitriet is ook toxisch voor de mens (vooral voor baby’s), aangezien het zuurstoftransport in gedrang kan komen (Universiteit Utrecht, 2007; Henze et al., 2002; Verstraete, 1998). Nitraat is indirect toxisch voor de mens, aangezien het kan omgezet worden tot nitriet in de maag. De aanwezigheid van ammoniakale stikstof leidt in combinatie met vrije chloor (HOCl en OCl--ion, zie ook 3.1.17), mogelijks tot anorganische chlooramineverbindingen zoals monochlooramines (NH2Cl), dichlooramines (NHCl2), trichlooramines (NCl3); en organische chlooramines. Deze stoffen kunnen toxisch zijn voor aquatische organismen; chlooramines worden b.v. gebruikt als desinfectiemiddel in de waterzuivering. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan kan ammoniakale stikstof in zones die belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens), omgezet worden tot nitriet en vervolgens nitraat door micro-organismen (= nitrificatie). Deze omzetting is afhankelijk van verschillende factoren zoals o.a. de pH, temperatuur, zuurstofgehalte, aanwezigheid van toxische stoffen (zie ook 3.1.11). De omzetting van ammonium tot nitriet kan een daling van de pH veroorzaken wanner de buffercapaciteit van het oppervlaktewater beperkt is. De aanwezigheid van ammoniak en salpeterigzuur in hoge concentraties in een waterzuiveringsinstallatie kan de omzetting van ammonium en nitriet tot nitraat vertragen of volledig stopzetten (zie ook 3.1.11). Wanneer ammoniakale stikstof niet volledig verwijderd wordt (b.v. door nitrificatie of door ozonisatie), dan komt het in het oppervlaktewater terecht, waar het negatieve effecten kan veroorzaken (zie hoger). De aanwezigheid van ammoniakale stikstof leidt in combinatie met vrije chloor (HOCl en OCl--ion, zie ook 3.1.17), mogelijks tot anorganische chlooramineverbindingen zoals monochlooramines (NH2Cl), dichlooramines (NHCl2), trichlooramines (NCl3); en organische chlooramines. Deze stoffen kunnen toxisch zijn voor aquatische organismen; chlooramines worden b.v. gebruikt als desinfectiemiddel in de laatste stap van waterzuivering. Anderzijds maakt ammonikale stikstof ook deel uit van de parameter totale stikstof (N), die van belang is voor de goede werking van de RWZI. Een goede verhouding tussen de parameter BZV en de parameter stikstof is essentieel voor de goede werking van de RWZI, aangezien deze gebaseerd is op biologische afbraak- en omzettingsprocessen. Afvalwater waarvan de verhouding BZV/N kleiner is dan 4 is vaak niet goed verwerkbaar in een RWZI (Omzendbrief LNW 2005/01). Dit kan betekenen dat bepaalde stoffen niet (of heel slecht) biologisch kunnen afgebroken worden. Deze stoffen kunnen dan via de RWZI in het oppervlaktewater geloosd worden en zo de waterkwaliteit beïnvloeden. PNEC: geen waarde voorgesteld door de VMM (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: niet opgenomen in de lijsten van IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
Verstraete et al. (1998). Biotechnological processes in environmental technology. Cursus voor bio-ir milieutechnologie, UGent.
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf 26
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Universiteit Utrecht. Ammonia dissociation. Beschikbaar op 23/07/2007 via http://www.geo.uu.nl/Research/Geochemistry/kb/Knowledgebook/NH4_dissociation.pdf
•
Henze, M., Harremoes, P., Cour Jansen, J.l., Arvin, E. (2002). Wastewater Treatment. Biological and Chemical Processes. 3rd ed. Series: Environmental Science and Engineering. 430 p.
3.1.11
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Nitriet
CAS NUMMER: 14797-65-0 (nitriet) GEDRAG IN HET MILIEU:
Nitriet staat in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II (VMM, 2002). Nitriet is toxisch voor de mens (vooral voor baby’s), aangezien het zuurstoftransport in gedrang kan komen. Nitriet is zeer toxisch voor waterorganismen. De aanwezigheid of lozing van nitriet in oppervlaktewater kan leiden tot vorming van nitraat (= nitrificatie), waardoor een zuurstoftekort in het oppervlaktewater kan optreden. Nitriet wordt omgezet in nitraat volgens de volgende reactievergelijkingen: 2 NO2- + O2 → 2 NO3-(door nitrobacter). De aanwezigheid van stikstof-verbindingen kan eutrofiëring van het oppervlaktewater veroorzaken (zie ook 3.1.12). (Henze et al., 2002; Verstraete, 1998). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan kan nitriet in zones die belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens), omgezet worden tot nitraat door microorganismen (= nitrificatie). Nitrificatie is evenwel afhankelijk van verschillende factoren (Verstraete et al., 1998) zoals o.a.: •
de pH: tussen 5,5 – 9, optimale pH = 7,5; bij een pH lager dan 7 zal nitrificatie vertragen;
•
temperatuur: 5 -40 °C;
•
zuurstofgehalte: minimaal 0,5 mg/l;
•
aanwezigheid van toxische stoffen: b.v. metalen, ammoniak, salpeterigzuur, organische stoffen, etc. (zie ook Henze et al, 2002). De aanwezigheid van ammoniak en salpeterigzuur in bepaalde concentraties in een waterzuiveringsinstallatie kan de omzetting van ammonium en nitriet tot nitraat vertragen of volledig stopzetten (zie onderstaande figuur, Henze et al., 2002).
27
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Inhibitie van de nitrificatie van ammonium (NH4) en nitriet (NO2) door NH3 en HNO2, in functie van de pH en de concentratie (Henze et al., 2002)
Wanneer nitriet niet volledig verwijderd wordt (b.v. door nitrificatie), dan komt het in het oppervlaktewater terecht, waar het negatieve effecten kan veroorzaken (zie hoger). Anderzijds maakt nitriet ook deel uit van de parameter totale stikstof (N), die van belang is voor de goede werking van de RWZI. Een goede verhouding tussen de parameter BZV en de parameter stikstof is essentieel voor de goede werking van de RWZI, aangezien deze gebaseerd is op biologische afbraak- en omzettingsprocessen. Afvalwater waarvan de verhouding BZV/N kleiner is dan 4 is vaak niet goed verwerkbaar in een RWZI (Omzendbrief LNW 2005/01). Dit kan betekenen dat bepaalde stoffen niet (of heel slecht) biologisch kunnen afgebroken worden. Deze stoffen kunnen dan via de RWZI in het oppervlaktewater geloosd worden en zo de waterkwaliteit beïnvloeden. PNEC: nitriet: Geen waarde opgegeven door de VMM (VMM, pers.comm.) HUMANE CARCINOGENICITEIT: niet opgenomen in de lijsten van IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). 28
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
REFERENTIES: •
Verstraete et al. (1998). Biotechnological processes in environmental technology. Cursus voor bio-ir milieutechnologie, UGent.
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Henze, M., Harremoes, P., Cour Jansen, J.l., Arvin, E. (2002). Wastewater Treatment. Biological and Chemical Processes. 3rd ed. Series: Environmental Science and Engineering. 430 p.
3.1.12
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Nitraat
CAS NUMMER: 14797-55-8 (nitraat) GEDRAG IN HET MILIEU:
Nitraat is indirect toxisch voor de mens, aangezien het kan omgezet worden in nitriet dat toxisch is voor de mens (vooral voor baby’s), waardoor het zuurstoftransport in gedrang kan komen (zie ook 3.1.11). De opname van nitraat via drinkwater (geproduceerd uit grond- of oppervlaktewater) dient zodoende vermeden te worden. Een teveel aan nutriënten zoals fosfor- (zie ook fosfaten: 3.1.16) en stikstof-verbindingen (zoals b.v. nitraat) in oppervlaktewater kan eutrofiëring (explosieve groei van waterplanten en voornamelijk microscopische wieren of algen) veroorzaken. Hierbij is fosfor wel eerder een beperkende factor voor algenbloei dan stikstof. Een massale ‘algenbloei’ of ontwikkeling van eendekroos heeft een negatief effect op de waterkwaliteit: het doorzicht vermindert (jagende vissen zien hun prooi niet meer, ondergedoken waterplanten krijgen onvoldoende licht) en ’s nachts kunnen zuurstoftekorten optreden (terwijl er zich overdag oververzadiging kan voordoen, zie ook 3.1.4). Bij het afsterven van de wierbiomassa zal de (bio)chemische zuurstofvraag van het water sterk stijgen, wat eveneens zuurstofloosheid kan veroorzaken (zie ook 3.1.1), en zodoende ook vissterfte. Door de intense opname van koolzuurgas (CO2) als gevolg van het fotosyntheseproces bij de algengroei kan het bicarbonaatbuffersysteem in het water uit balans raken, waardoor een gevoelige stijging van de pH kan optreden (tot pH > 9). Bij dergelijk hoge pH wordt een belangrijk deel van het vrij onschadelijke ammonium omgezet in het zeer toxische ammoniak (zie ook 3.1.10) (VMM, 2005). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan kan nitraat in zones die niet belucht worden (anoxische en anaërobe zones), door micro-organismen omgezet worden tot stikstofgas (N2), dat in de lucht terechtkomt. De omzetting van nitraat tot stikstofgas (= denitrificatie) verloopt als volgt: NO3- → NO2 → NO → N2O → N2. Hierbij dient opgemerkt te worden dat een volledige verwijdering van nitraat in een waterzuiveringsinstallatie zelden bekomen wordt. Er kunnen, bij een goede werking van de denitrificatie van de waterzuiveringsinstallatie, wel voor het milieu (oppervlaktewater) en de mens aanvaardbare concentraties gehaald worden. Denitrificatie is afhankelijk van verschillende factoren (Verstraete et al., 1998) zoals o.a.:
29
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
de pH: tussen 6 – 8, bij een pH lager dan 6 zal denitrificatie niet volledig optreden, waardoor (ongewenst) nitriet kan ontstaan (zie ook 3.1.11);
•
temperatuur: 5 - 60 °C;
•
zuurstofgehalte: beperkt tot nihil;
•
etc.
Anderzijds maakt nitraat ook deel uit van de parameter totale stikstof (N), die van belang is voor de goede werking van de RWZI. Een goede verhouding tussen de parameter BZV en de parameter stikstof is essentieel voor de goede werking van de RWZI, aangezien deze gebaseerd is op biologische afbraak- en omzettingsprocessen. Afvalwater waarvan de verhouding BZV/N kleiner is dan 4 is vaak niet goed verwerkbaar in een RWZI (Omzendbrief LNW 2005/01). Dit kan betekenen dat bepaalde stoffen niet (of heel slecht) biologisch kunnen afgebroken worden. Deze stoffen kunnen dan via de RWZI in het oppervlaktewater geloosd worden en zo de waterkwaliteit beïnvloeden. PNEC: nitraat: geen waarde opgegeven door de VMM (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: niet opgenomen in de lijsten van IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
VMM (2005). Jaarrapport – Water- en waterbodemkwaliteit – Lozingen in het water - Evaluatie saneringsinfrastructuur 2004. Webpagina beschikbaar op 27/02/2007. http://www.waterloketvlaanderen.be/uploads/deel_1.pdf?bcsi_scan_EB654AFDA1401B72=0&bcsi _scan_filename=deel_1.pdf
3.1.13
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Kjeldahl-stikstof
CAS NUMMER: GEDRAG IN HET MILIEU:
Kjeldahl-stikstof is de som van de ammoniakale stikstof en de organische stikstof (afkomstig van levend of dood materiaal in de vorm van b.v. proteïnen, aminozuren, ureum, …). Organische stikstof kan in water in een opgeloste en in een onopgeloste vorm (als een deel van de zwevende stoffen) voorkomen. Organische stikstof kan door micro-organismen in sedimenten en water omgezet worden tot ammonium (US EPA, 2000). De aanwezigheid van ammonium (NH4+) en ammoniak (NH3) in water (samen ook wel ammoniakale stikstof genoemd) is afhankelijk van de pH en de temperatuur van het water. Ammoniak is oplosbaar in 30
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
water, waardoor zowel ammonium als ammoniak kan aanwezig zijn. De aanwezigheid van ammonium in water kan ook de vorming van ammoniak veroorzaken. Ammoniak (NH3) is zeer giftig voor waterorganismen (R50) (ESIS). De aanwezigheid of lozing van ammonium in oppervlaktewater kan evenwel leiden tot vorming van nitriet en nitraat door microorganismen (nitrificatie, zie ook 3.1.11 en 3.1.12), waardoor een zuurstoftekort in het oppervlaktewater kan optreden enkele dagen na een lozing van ammoniakale stikstof. De aanwezigheid van een overmaat aan stikstof-verbindingen kan eutrofiëring (explosieve algengroei) van het oppervlaktewater veroorzaken (zie ook 3.1.12). Nitriet is zeer toxisch voor waterorganismen. Nitriet is ook toxisch voor de mens (vooral voor baby’s), aangezien het zuurstoftransport in gedrang kan komen (Universiteit Utrecht, 2007; Henze et al., 2002; Verstraete, 1998). Nitraat is indirect toxisch voor de mens, aangezien het kan omgezet worden tot nitriet in de maag. De aanwezigheid van ammoniakale stikstof leidt in combinatie met vrije chloor (HOCl en OCl--ion, zie ook 3.1.17), mogelijks tot anorganische chlooramineverbindingen zoals monochlooramines (NH2Cl), dichlooramines (NHCl2), trichlooramines (NCl3); en organische chlooramines. Deze stoffen kunnen toxisch zijn voor aquatische organismen; chlooramines worden b.v. gebruikt als desinfectiemiddel in de waterzuivering. Kjeldahl-stikstof wordt in de riolering voor een deel omgezet tot ammoniakale stikstof. Een deel van de Kjeldahl-stikstof komt echter nog in de organische vorm toe in de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI). De afbraakproducten van Kjeldahl-stikstof na de gebruikelijke eerste twee trappen (primaire zuivering en secundaire zuivering met beluchting) van de RWZI zijn uiteindelijk vooral ammonium en nitraat. De ammoniakale stikstof kan in zones van de RWZI die belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens), omgezet worden tot nitriet en vervolgens nitraat door micro-organismen (= nitrificatie). Deze omzetting is afhankelijk van verschillende factoren zoals o.a. de pH, temperatuur, zuurstofgehalte, aanwezigheid van toxische stoffen (zie ook 3.1.11). De omzetting van ammonium tot nitriet kan een daling van de pH veroorzaken wanner de buffercapaciteit van het oppervlaktewater beperkt is. De aanwezigheid van ammoniak en salpeterigzuur in hoge concentraties in een waterzuiveringsinstallatie kan de omzetting van ammonium en nitriet tot nitraat vertragen of volledig stopzetten (zie ook 3.1.11). Wanneer ammoniakale stikstof niet volledig verwijderd wordt (b.v. door nitrificatie of door ozonisatie), dan komt het in het oppervlaktewater terecht, waar het negatieve effecten kan veroorzaken (zie hoger). De aanwezigheid van ammoniakale stikstof leidt in combinatie met vrije chloor (HOCl en OCl--ion, zie ook 3.1.17), mogelijks tot anorganische chlooramineverbindingen zoals monochlooramines (NH2Cl), dichlooramines (NHCl2), trichlooramines (NCl3); en organische chlooramines. Deze stoffen kunnen toxisch zijn voor aquatische organismen; chlooramines worden b.v. gebruikt als desinfectiemiddel in de laatste stap van de waterzuivering. Nitraat kan in zones van de RWZI die niet belucht worden (anoxische en anaërobe zones), door microorganismen omgezet worden tot stikstofgas (N2), dat in de lucht terechtkomt. De omzetting van nitraat tot stikstofgas (= denitrificatie) verloopt als volgt: NO3- → NO2 → NO → N2O → N2. Hierbij dient opgemerkt te worden dat een volledige verwijdering van nitraat in een waterzuiveringsinstallatie zelden bekomen wordt. Er kunnen, bij een goede werking van de denitrificatie van de waterzuiveringsinstallatie, wel voor het milieu (oppervlaktewater) en de mens aanvaardbare concentraties gehaald worden. Denitrificatie is afhankelijk van verschillende factoren (Verstraete et al., 1998) zoals o.a. pH, temperatuur, zuurstofgehalte. Anderzijds maakt Kjeldahl-stikstof ook deel uit van de parameter totale stikstof (N), die van belang is voor de goede werking van de RWZI. Een goede verhouding tussen de parameter BZV en de parameter stikstof is essentieel voor de goede werking van de RWZI, aangezien deze gebaseerd is op biologische afbraak- en omzettingsprocessen. Afvalwater waarvan de verhouding BZV/N kleiner is dan 4 is vaak niet goed verwerkbaar in een RWZI (Omzendbrief LNW 2005/01). Dit kan betekenen dat bepaalde stoffen niet (of heel slecht) biologisch kunnen afgebroken worden. Deze stoffen kunnen dan via de RWZI in het oppervlaktewater geloosd worden en zo de waterkwaliteit beïnvloeden. PNEC: Kjeldahl-stikstof: geen waarde opgegeven door de VMM (VMM, pers.comm.). 31
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
HUMANE CARCINOGENICITEIT: niet opgenomen in de lijsten van IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
Verstraete et al. (1998). Biotechnological processes in environmental technology. Cursus voor bio-ir milieutechnologie, UGent.
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Universiteit Utrecht. Ammonia dissociation. Beschikbaar op 23/07/2007 via http://www.geo.uu.nl/Research/Geochemistry/kb/Knowledgebook/NH4_dissociation.pdf
•
Henze, M., Harremoes, P., Cour Jansen, J.l., Arvin, E. (2002). Wastewater Treatment. Biological and Chemical Processes. 3rd ed. Series: Environmental Science and Engineering. 430 p.
•
US EPA (2000). Manual Constructed Wetlands Treatment of Municipal Wastewaters. Office of Research and Development. Cincinnati, Ohio 45268. EPA/625/R-99/010. September 2000. www.epa.gov/owow/wetlands/pdf/Design_Manual2000.pdf
3.1.14
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Totaal stikstof
CAS NUMMER: GEDRAG IN HET MILIEU:
De totale stikstof is de som van de Kjeldahl-stikstof, de nitrietstikstof en de nitraatstikstof. Kjeldahlstikstof is de som van de ammoniakale stikstof (ammonium (NH4+) en ammoniak (NH3)) en de organische stikstof (afkomstig van levend of dood materiaal in de vorm van b.v. proteïnen, aminozuren, ureum, …). Ter verduidelijking wordt een schematische voorstelling van de stikstofcyclus gegeven (Lenntech, 2007):
32
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
De effecten van totale stikstof in oppervlaktewater, hangen af van de vorm waarin de stikstof voorkomt. Grote hoeveelheden aan stikstof onder neutrale en aërobe omstandigheden komen vooral als nitraat voor. De aanwezigheid van een overmaat aan stikstof-verbindingen kan eutrofiëring (explosieve algengroei) van het oppervlaktewater veroorzaken (zie ook 3.1.12), wat in een zuurstoftekort en vissterfte kan resulteren. Nitriet is zeer toxisch voor waterorganismen. Nitriet is ook toxisch voor de mens (vooral voor baby’s), aangezien het zuurstoftransport in gedrang kan komen (Universiteit Utrecht, 2007; Henze et al., 2002; Verstraete, 1998). Nitraat is indirect toxisch voor de mens, aangezien het kan omgezet worden tot nitriet in de maag. Ammoniak (NH3) is zeer giftig voor waterorganismen (R50) (ESIS). De aanwezigheid of lozing van ammonium in oppervlaktewater kan evenwel leiden tot vorming van nitriet en nitraat door microorganismen (nitrificatie, zie ook 3.1.11 en 3.1.12), waardoor een zuurstoftekort in het oppervlaktewater kan optreden enkele dagen na een lozing van ammoniakale stikstof. De aanwezigheid van ammoniakale stikstof leidt in combinatie met vrije chloor (HOCl en OCl--ion, zie ook 3.1.17), mogelijks tot anorganische chlooramineverbindingen zoals monochlooramines (NH2Cl), dichlooramines (NHCl2), trichlooramines (NCl3); en organische chlooramines. Deze stoffen kunnen toxisch zijn voor aquatische organismen; chlooramines worden b.v. gebruikt als desinfectiemiddel in de waterzuivering. De totale stikstof wordt in de riolering voor een deel omgezet tot ammoniakale stikstof. Een deel van de totale stikstof komt echter nog in de organische vorm toe in de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI). De afbraakproducten van totale stikstof na de gebruikelijke eerste twee trappen (primaire zuivering en secundaire zuivering met beluchting) van de RWZI zijn uiteindelijk vooral ammonium en nitraat. De ammoniakale stikstof kan in zones van de RWZI die belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens), omgezet worden tot nitriet en vervolgens nitraat door micro-organismen (= nitrificatie). Deze omzetting is afhankelijk van verschillende factoren zoals o.a. de pH, temperatuur, zuurstofgehalte, aanwezigheid van toxische stoffen (zie ook 3.1.11). De omzetting van ammonium tot nitriet kan een daling van de pH veroorzaken wanner de buffercapaciteit van het oppervlaktewater beperkt is. De aanwezigheid van ammoniak en salpeterigzuur in hoge concentraties in een waterzuiveringsinstallatie kan de omzetting van ammonium en nitriet tot nitraat vertragen of volledig stopzetten (zie ook 3.1.11). Wanneer ammoniakale 33
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
stikstof niet volledig verwijderd wordt (b.v. door nitrificatie of door ozonisatie), dan komt het in het oppervlaktewater terecht, waar het negatieve effecten kan veroorzaken (zie hoger). De aanwezigheid van ammoniakale stikstof leidt in combinatie met vrije chloor (HOCl en OCl--ion, zie ook 3.1.17), mogelijks tot anorganische chlooramineverbindingen zoals monochlooramines (NH2Cl), dichlooramines (NHCl2), trichlooramines (NCl3); en organische chlooramines. Deze stoffen kunnen toxisch zijn voor aquatische organismen; chlooramines worden b.v. gebruikt als desinfectiemiddel in de laatste stap van de waterzuivering. Nitraat kan in zones van de RWZI die niet belucht worden (anoxische en anaërobe zones), door microorganismen omgezet worden tot stikstofgas (N2), dat in de lucht terechtkomt. De omzetting van nitraat tot stikstofgas (= denitrificatie) verloopt als volgt: NO3- → NO2 → NO → N2O → N2. Hierbij dient opgemerkt te worden dat een volledige verwijdering van nitraat in een waterzuiveringsinstallatie zelden bekomen wordt. Er kunnen, bij een goede werking van de denitrificatie van de waterzuiveringsinstallatie, wel voor het milieu (oppervlaktewater) en de mens aanvaardbare concentraties gehaald worden. Denitrificatie is afhankelijk van verschillende factoren (Verstraete et al., 1998) zoals o.a. pH, temperatuur, zuurstofgehalte. Een goede verhouding tussen de parameter BZV en de parameter stikstof is essentieel voor de goede werking van de RWZI, aangezien deze gebaseerd is op biologische afbraak- en omzettingsprocessen. Afvalwater waarvan de verhouding BZV/N kleiner is dan 4 is vaak niet goed verwerkbaar in een RWZI (Omzendbrief LNW 2005/01). Dit kan betekenen dat bepaalde stoffen niet (of heel slecht) biologisch kunnen afgebroken worden. Deze stoffen kunnen dan via de RWZI in het oppervlaktewater geloosd worden en zo de waterkwaliteit beïnvloeden. PNEC: Totaal stikstof: geen waarde opgegeven door de VMM (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: niet opgenomen in de lijsten van IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
Verstraete et al. (1998). Biotechnological processes in environmental technology. Cursus voor bio-ir milieutechnologie, UGent.
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Universiteit Utrecht. Ammonia dissociation. Beschikbaar op 23/07/2007 via http://www.geo.uu.nl/Research/Geochemistry/kb/Knowledgebook/NH4_dissociation.pdf
•
Henze, M., Harremoes, P., Cour Jansen, J.l., Arvin, E. (2002). Wastewater Treatment. Biological and Chemical Processes. 3rd ed. Series: Environmental Science and Engineering. 430 p.
•
US EPA (2000). Manual Constructed Wetlands Treatment of Municipal Wastewaters. Office of Research and Development. Cincinnati, Ohio 45268. EPA/625/R-99/010. September 2000. www.epa.gov/owow/wetlands/pdf/Design_Manual2000.pdf
Database:
34
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
3.1.15
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/stikstof-cyclus.htm
Ortho-fosfaten
CAS NUMMER: 14265-44-2 GEDRAG IN HET MILIEU:
Wanneer fosfor in afvalwater voorkomt, betreft het vaak in anorganische fosfaatverbindingen zoals orthofosfaten (vooral als HPO42-, maar ook als PO43-, H2PO4-, en H3PO4). Anorganische fosforverbindingen staan in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stoffen in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II (VMM, 2002). Een teveel aan nutriënten zoals fosfaten en stikstof-verbindingen (zoals b.v. nitraat) kan in oppervlaktewater eutrofiëring (explosieve groei van waterplanten en voornamelijk microscopische wieren of algen) veroorzaken. Hierbij is fosfor wel eerder een beperkende factor voor algenbloei dan stikstof. Een massale ‘algenbloei’ of ontwikkeling van eendekroos heeft een negatief effect op de waterkwaliteit: het doorzicht vermindert (jagende vissen zien hun prooi niet meer, ondergedoken waterplanten krijgen onvoldoende licht) en ’s nachts kunnen zuurstoftekorten optreden (terwijl er zich overdag oververzadiging kan voordoen, zie ook 3.1.4). Bij het afsterven van de wierbiomassa zal de (bio)chemische zuurstofvraag van het water sterk stijgen, wat eveneens zuurstofloosheid kan veroorzaken (zie ook 3.1.1), en zodoende ook vissterfte. Door de intense opname van koolzuurgas (CO2) als gevolg van het fotosyntheseproces bij de algengroei kan het bicarbonaatbuffersysteem in het water uit balans raken, waardoor een gevoelige stijging van de pH kan optreden (tot pH > 9). Bij dergelijk hoge pH wordt een belangrijk deel van het vrij onschadelijke ammonium omgezet in het zeer toxische ammoniak (zie ook 3.1.10) (VMM, 2005). Fosfor (ook in de vorm van fosfaten) is persistent in aquatische ecosystemen: de vrijgekomen hoeveelheden bij b.v. afsterven van planten worden vervolgens opnieuw opgenomen door andere planten. Ortho-fosfaten kunnen in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) verwijderd worden door fysico-chemische (b.v. coagulatie) of biologische (opname door micro-organismen) zuiveringstechnieken. De coagulatie van ortho-fosfaten met behulp van additieven zoals b.v. aluminiumsulfaat, ijzer(III)chloride of kalk, kan door verandering van de pH-waarde worden gesteund, omdat hun oplosbaarheid sterk pHafhankelijk is. Hoe alkalischer een oplossing is, hoe meer fosfaationen een slecht oplosbare neerslag vormen. Bij de biologische fosfaatverwijdering gaat het om een soort van eutrofiëring onder gecontroleerde omstandigheden. Voor de effectiviteit van de biologische afvalwaterzuivering is een gunstige verhouding van koolstof, stikstof en fosfor belangrijk. Een teveel aan ortho-fosfaten leidt in het geval van coagulatie tot het verhoogd toevoegen van additieven. Hierdoor zal meer fosfaatrijk slib ontstaan dat moet verwijderd worden. Een ander nadeel van het verhoogd gebruik van coagulatiemiddelen is, dat op deze manier meer ijzer- en aluminiumzouten in oppervlaktewateren worden gebracht. Een teveel aan ortho-fosfaten leidt in het geval van een biologische verwijdering tot het afsterven van de micro-organismen in de RWZI. Wanneer door een teveel aan ortho-fosfaten de fosfaatverwijdering niet voldoende is, kunnen ze weer in het oppervlaktewater terechtkomen, en over grote afstanden verspreid worden en daar effecten veroorzaken (zoals eutrofiëring of massale algenbloei). PNEC: totaal fosfaten: 3 mg P/l (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: niet opgenomen in de lijsten van IARC. 35
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
VMM (2005). Jaarrapport – Water- en waterbodemkwaliteit – Lozingen in het water - Evaluatie saneringsinfrastructuur 2004. Webpagina beschikbaar op 27/02/2007. http://www.waterloketvlaanderen.be/uploads/deel_1.pdf?bcsi_scan_EB654AFDA1401B72=0&bcsi _scan_filename=deel_1.pdf
•
Lenntech (2007). Fosfor en water. http://www.lenntech.com/elementen-en-water/fosfor-enwater.htm
3.1.16
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Totaal fosfor
CAS NUMMER: GEDRAG IN HET MILIEU:
Totaal fosfor is de som van organische fosfor (b.v. gebonden fosfaat) en anorganische fosfor (orthofosfaat, polyfosfaat, elementair fosfor). Wanneer fosfor in afvalwater voorkomt, betreft het vaak in anorganische fosfaatverbindingen zoals ortho-fosfaten (vooral als HPO42-, maar ook als PO43-, H2PO4-, en H3PO4), en in mindere mate ook in polyfosfaten (b.v. P2O5; P3O105- afkomstig van detergenten). Organische fosforverbindingen kunnen belangrijk zijn in industrieel afvalwater en slib. Ter volledigheid wordt de fosforcyclus gegeven (Lenntech, 2007):
36
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Organische fosforverbindingen staan in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stoffen in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II. Anorganische fosforverbindingen en elementair fosfor staan in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stoffen in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II (VMM, 2002). Een teveel aan nutriënten zoals fosfaten en stikstof-verbindingen (zoals b.v. nitraat) kan in oppervlaktewater eutrofiëring (explosieve groei van waterplanten en voornamelijk microscopische wieren of algen) veroorzaken. Hierbij is fosfor wel eerder een beperkende factor voor algenbloei dan stikstof. Een massale ‘algenbloei’ of ontwikkeling van eendekroos heeft een negatief effect op de waterkwaliteit: het doorzicht vermindert (jagende vissen zien hun prooi niet meer, ondergedoken waterplanten krijgen onvoldoende licht) en ’s nachts kunnen zuurstoftekorten optreden (terwijl er zich overdag oververzadiging kan voordoen, zie ook 3.1.4). Bij het afsterven van de wierbiomassa zal de (bio)chemische zuurstofvraag van het water sterk stijgen, wat eveneens zuurstofloosheid kan veroorzaken (zie ook 3.1.1), en zodoende ook vissterfte. Door de intense opname van koolzuurgas (CO2) als gevolg van het fotosyntheseproces bij de algengroei kan het bicarbonaatbuffersysteem in het water uit balans raken, waardoor een gevoelige stijging van de pH kan optreden (tot pH > 9). Bij dergelijk hoge pH wordt een belangrijk deel van het vrij onschadelijke ammonium omgezet in het zeer toxische ammoniak (zie ook 3.1.10) (VMM, 2005). Fosfor is persistent in aquatische ecosystemen: de vrijgekomen hoeveelheden bij b.v. afsterven van planten worden vervolgens opnieuw opgenomen door andere planten. Ortho-fosfaten kunnen in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) verwijderd worden door fysico-chemische (b.v. coagulatie) of biologische (opname door micro-organismen) zuiveringstechnieken. De coagulatie van ortho-fosfaten met behulp van additieven zoals b.v. aluminiumsulfaat, ijzer(III)chloride of kalk, kan door verandering van de pH-waarde worden gesteund, omdat hun oplosbaarheid sterk pHafhankelijk is. Hoe alkalischer een oplossing is, hoe meer fosfaationen een slecht oplosbare neerslag vormen. De coagulatie van polyfosfaten en organisch fosfor is alleen na een voorafgaande hydrolyse mogelijk (b.v. P3O105- + 6H2O -> 3 PO43- + 4H3O+); dit is echter vaak een traag proces. Bij de biologische fosfaatverwijdering gaat het om een soort van eutrofiëring onder gecontroleerde omstandigheden. Voor de effectiviteit van de biologische afvalwaterzuivering is een gunstige verhouding van koolstof, stikstof en fosfor belangrijk. Een aantal bacteriesoorten kan fosfor in grotere hoeveelheden opnemen dan voor hun celgroei nodig is en het in vorm van polyfosfaten opslaan. Dit gebeurt vooral bij 37
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
een snelle wissel van anaërobe en aërobe condities. Dit is ook de reden waarom het proces goed met de nitrificatie en denitrificatie tijdens de stikstofverwijdering gecombineerd kan worden. Een teveel aan fosfor leidt in het geval van coagulatie tot het verhoogd toevoegen van additieven. Hierdoor zal meer fosfaatrijk slib ontstaan dat moet verwijderd worden. Een ander nadeel van het verhoogd gebruik van coagulatiemiddelen is, dat op deze manier meer ijzer- en aluminiumzouten in oppervlaktewateren worden gebracht. Een teveel aan fosfor leidt in het geval van een biologische verwijdering tot het afsterven van de microorganismen in de RWZI. Wanneer door een teveel aan fosfor de fosfaatverwijdering niet voldoende is, kan het weer in het oppervlaktewater terechtkomen, en over grote afstanden verspreid worden en daar effecten veroorzaken (zoals eutrofiëring of massale algenbloei). PNEC: totaal fosfor: geen waarde opgegeven door de VMM (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: niet opgenomen in de lijsten van IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
VMM (2005). Jaarrapport – Water- en waterbodemkwaliteit – Lozingen in het water - Evaluatie saneringsinfrastructuur 2004. Webpagina beschikbaar op 27/02/2007. http://www.waterloketvlaanderen.be/uploads/deel_1.pdf?bcsi_scan_EB654AFDA1401B72=0&bcsi _scan_filename=deel_1.pdf
•
Lenntech (2007). Fosfor en water. http://www.lenntech.com/elementen-en-water/fosfor-enwater.htm ; http://www.lenntech.com/fosforcyclus.htm
3.1.17
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Sulfaten
CAS NUMMER: 14808-79-8 (sulfaat). De bespreking van het gedrag in het milieu is gebaseerd op één representatieve vertegenwoordiger van de groep sulfaten: 7757-82-6 (natriumsulfaat). GEDRAG IN HET MILIEU:
In anorganische vorm komt zwavel in water vooral als SO42-, maar ook als HSO4- en in de sterk gereduceerde vormen HSO3-, SO3, SO2 en HS- voor. Elementair zwavel is in water stabiel en reageert er dus niet mee. Een aantal zwavelverbindingen, zoals b.v. zwaveldioxide (SO2) reageert wel in water, waarbij in het geval van zwaveldioxide dan zwaveligzuur (H2SO3) gevormd wordt. Zwaveltrioxide vertoont bij contact met water soms zelfs explosieachtige reacties en vormt zwavelzuur. Sulfurylchloride reageert heftig met water onder vorming van het agressieve chloorsulfonzuur. Met veel water reageert de
38
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
verbinding tot chloorwaterstof en zwavelzuur (H2SO4). Zwavel zelf is in water onoplosbaar. Sulfaten vertonen meestal een goede oplosbaarheid in water (Lenntech, 2007). Een belangrijke blootstellingroute voor de mens van sulfaten is via drinkwater. Blootstelling aan hoge concentraties in drinkwater kan buikloop veroorzaken bij de mens (US EPA, 1999). Het is daarom van belang de concentratie van deze stoffen in oppervlaktewater waaruit drinkwater gemaakt wordt, te beperken. Lozing van sulfaten in oppervlaktewater dragen bij tot een verhoging van het zoutgehalte. Sulfaten zijn slecht biodegradeerbaar in oppervlaktewater (onder aërobe omstandigheden); weinig accumulerend in aquatische organismen (gebaseerd op HSDB). Indien sulfaat geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan kunnen hoge concentraties aan sulfaten schade toebrengen aan beton (rioleringen en onderdelen van de waterzuiveringsinstallatie). Er zijn geen eenduidige resultaten beschikbaar m.b.t. het effect van zouten op een biologische waterzuivering (Stewart, 2007). Er worden geen effecten op het actief slib in de waterzuiveringsinstallatie onder aërobe omstandigheden waargenomen tot hoge concentraties aan sulfaten (8 g/l voor natriumsulfaat) (INERIS; ESIS). Algemeen kan gezegd worden dat de BZV-verwijdering zal verminderen bij een hoger zoutgehalte. Hierbij zal een snelle wijziging in zoutgehalte een groter effect hebben dan een geleidelijke wijziging. Een verhoogd zoutgehalte kan ook leiden tot filamenteuze slibvorming (= een beperking van de flocculatie van slib), en tot een verminderde nitrificatie (Verstraete et al., 1998; Stewart, 2007). Hoge sulfaatgehaltes kunnen in de RWZI in eerste instantie door behandeling met kalk gereduceerd worden. Ook bestaan andere mogelijkheden van coagulatie en ionenwisselaars, omgekeerde osmose, destillatie en elektrodialyse kunnen toegepast worden. In rioolwaterzuiveringsinstallaties worden zwavelverbindingen met behulp van zwaveloxiderende bacteriën afgebroken. Het sulfaation kan als elektronenacceptor functioneren en gereduceerd worden tot zwavelwaterstof. Deze kan wederom met behulp van aëratie, oxidatie of adsorptie op actief kool verwijderd worden. De oxidatie ter verwijdering van zwavelverbindingen kan bereikt worden door de toepassing van chloor, ozon, permanganaat of waterstofperoxide (Lenntech, 2007). Een schematische weergave van de zwavelcyclus wordt hieronder weergegeven (Lenntech, 2007):
39
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
PNEC-WAARDE: •
dit is in principe niet van toepassing voor de parameter “sulfaat”.
•
Geen waarde opgegeven in VMM, pers.comm. (2007).
•
Er werd voor natriumsulfaat geen PNEC opgenomen in EC (1999) en geen informatie in INERIS. Er is wel een LC/EC50 voor algen = 1900 mg/l beschikbaar in INERIS voor natriumsulfaat.
•
In het algemeen kan gezegd worden dat de PNEC-waarde in de eerste plaats gerelateerd is aan de stof waaraan sulfaat gebonden is, b.v. -
PNEC zinksulfaat (7733-02-0): 2 µg/l (EC, 1999) Deze PNEC is gebaseerd op een NOEC voor algen en een veiligheidsfactor=10.
-
PNEC nikkelsulfaat (7786-81-4): 3,2 µg/l (EC, 1999). Deze PNEC is gebaseerd op een NOEC voor algen en een veiligheidsfactor=100.
-
PNEC endosulfaan sulfaat (1031-07-8): 0,018 µg/l (EC, 1999). Deze PNEC is gebaseerd op een LC50 voor vissen en een veiligheidsfactor=1000.
HUMANE CARCINOGENICITEIT: niet opgenomen in IARC.
40
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
EC (1999): European Commission. Study on the prioritisation of substances dangerous to the aquatic environment. Beschikbaar via http://ec.europa.eu/environment/water/waterdangersub/pdf/commps_annex.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
INERIS: databank. Beschikbaar via http://chimie.ineris.fr/en/index.php
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
US EPA (1999). Health Effects from Exposure to High Levels of Sulfate in Drinking Water Study. Webpagina beschikbaar op 04/04/07. http://www.epa.gov/safewater/contaminants/unregulated/pdfs/study_sulfate_epa-cdc.pdf
•
Verstraete et al. (1998). Biotechnological processes in environmental technology. Cursus voor bio-ir milieutechnologie, UGent.
•
Stewart, J. (2007). Treatment of wastewater from Bluff with a high salt content. Beschikbaar via http://www.mwhglobal.co.nz/Files/NZWWA-02DS.pdf?bcsi_scan_EB654AFDA1401B72=0&bcsi_scan_filename=NZWWA-02-DS.pdf
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/zwavel-cyclus.htm http://www.lenntech.com/elementen-enwater/zwavel-en-water.htm
3.1.18
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Sulfieten
CAS NUMMER: 14265-45-3 (sulfiet SO3-); 7757-83-7 (natriumbisulfiet NaHSO3); 7446-09-5 (zwaveldioxide SO2)
(natriumsulfiet
Na2SO3);
7631-90-5
GEDRAG IN HET MILIEU:
Sulfiet (SO32-) en natriumsulfiet (Na2SO3) werden niet geclassificeerd in de Bijlage I van de richtlijn 67/548/EEC, er werden dus geen R-zinnen voor deze stoffen opgenomen in ESIS. Het veiligheidsinformatieblad voor natriumsulfiet vermeldt dat deze stof schadelijk is bij opname door de mond (R22), en dat ze irriterend is voor de ogen, de ademhalingswegen en de huid (R36/37/38) (SIRI MSDS Index). Natriumbisulfiet (NaHSO3) is schadelijk bij opname door de mond (R22) en vormt giftige gassen in contact met zuren (R31). Opgelost zwaveldioxide is een toxische (T) en bijtende (C) stof die giftig is bij inademing (R23) en die brandwonden veroorzaakt (R34) (ESIS). In anorganische vorm komt zwavel in water vooral als SO42-, maar ook als HSO4- en in de sterk gereduceerde vormen HSO3-, SO3, SO2 en HS- voor. Zwavel zelf is in water onoplosbaar. Natriumsulfiet is goed oplosbaar in water (Lenntech, 2007).
41
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Elementair zwavel is in water stabiel en reageert er dus niet mee. Een aantal zwavelverbindingen, zoals b.v. zwaveldioxide (SO2) reageert wel in water, waarbij in het geval van zwaveldioxide dan zwaveligzuur (H2SO3) gevormd wordt. Zwaligzuur kan in water splitsen tot sulfieten. (Natrium)sulfiet zal in water met een zure pH SO2 doen ontstaan. (Natrium)sulfiet kan in oppervlaktewater en de RWZI een zuurstoftekort doen ontstaan door omzetting naar sulfaat (ESIS). Sulfieten kunnen in water onder zuurstofrijke omstandigheden omgezet worden tot sulfaten door opname van zuurstof uit het water. Hierdoor kan een zuurstoftekort ontstaan in het oppervlaktewater. Een te laag gehalte aan opgeloste zuurstof dient gecompenseerd te worden door een natuurlijke zuurstofopname uit de lucht en / of via de aanmaak van zuurstof door ondergedompelde planten in het oppervlaktewater. Wanneer de opname of aanmaak van zuurstof minder snel verloopt dan het zuurstofverbruik in het oppervlaktewater vanwege zelfzuiverende processen, dan is het ‘zelfreinigend vermogen’ van de waterloop overschreden, waardoor de zuurstofconcentratie van de waterloop daalt. Deze daling kan tot problemen leiden en vanaf een bepaalde concentratie zelfs tot sterfte van vissen of andere waterorganismen. De omzetting van sulfieten tot sulfaten kan leiden tot een verhoging van het zoutgehalte van het ontvangende oppervlaktewater. Aangezien sulfaten slecht biodegradeerbaar zijn, kunnen ze over een lange afstand getransporteerd worden en over een groter geografisch gebied effecten veroorzaken. Elk waterorganisme in het oppervlaktewater stelt specifieke eisen naar het gehalte aan opgeloste zouten. De in het water levende soorten verdragen in het algemeen geen sterke variaties van het gehalte aan opgeloste zouten. Daarnaast kan een verhoging van het zoutgehalte leiden tot een verhoogde acute toxiciteit van andere stoffen op aquatische organismen. Een sterke wijziging van de geleidbaarheid kan tot problemen leiden en vanaf een bepaalde waarde (afhankelijk van het organisme) zelfs tot sterfte van waterorganismen leiden. Daarnaast heeft het zoutgehalte een effect op de bezinkbaarheid van zwevende stoffen: hoe hoger het zoutgehalte, hoe lager de bezinkingssnelheid, waardoor meer zwevende stoffen over een grotere afstand kunnen getransporteerd worden en over een groter geografisch gebied effecten kunnen veroorzaken Sulfieten kunnen in water onder zuurstofrijke omstandigheden omgezet worden tot sulfaten door opname van zuurstof uit het water. Hierdoor kan een zuurstoftekort ontstaan in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI). Een te laag gehalte aan opgeloste zuurstof dient gecompenseerd te worden door een natuurlijke zuurstofopname uit de lucht en / of via extra beluchting. Wanneer de opname of aanmaak van zuurstof minder snel verloopt dan het zuurstofverbruik in de RWZI vanwege de zuiveringsprocessen, dan kan dit leiden tot een verstoorde werking van de RWZI. De omzetting van sulfieten tot sulfaten kan leiden tot schade aan de riolering en de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI). Een hoge concentratie aan sulfaten kan immers schade toebrengen aan beton. Een verhoogde sulfaatconcentratie betekent ook een verhoging van het zoutgehalte. Een te hoog zoutgehalte heeft een negatieve invloed op de goede werking van de ontvangende RWZI. Door een verhoogd zoutgehalte kan de afbraak van organische stoffen door microorganismen in de RWZI beperkt worden. Daarnaast kan een verhoging van het zoutgehalte leiden tot een verhoogde acute toxiciteit van andere stoffen op micro-organismen in de RWZI. Het kan ook leiden tot een verhoogde slibuitspoeling uit de RWZI, waardoor de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater beïnvloed wordt. Anderzijds kunnen natriumsulfiet en calciumsulfiet in de waterzuivering ook gebruikt worden om vrije chloor in het afvalwater te neutraliseren (Baruth, 2004). PNEC-WAARDE: sulfiet: geen waarde opgegeven door de VMM (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: sulfieten, bisulfieten, metabisulfieten: groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot carcinogeniciteit (IARC).
42
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
SIRI MSDS Index (2007). http://www2.hazard.com/msds/index.php http://www2.hazard.com/msds/mf/cards/file/1200.html https://fscimage.fishersci.com/msds/96520.htm
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/zwavel-cyclus.htm http://www.lenntech.com/elementen-enwater/zwavel-en-water.htm
•
Baruth, E.E. (2004). Water Treatment Plant Design. American Water Works Association, American Society of Civil Engineers. McGraw-Hill Professional. 896 p.
3.1.19
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Sulfide
CAS NUMMER: 18496-25-8 (sulfide S2- - ion); 16721-80-5 (NaHS); 1313-82-2 (natriumsulfide Na2S); 1312-73-8 (kaliumsulfide K2S); 20548-54-3 (calciumsulfide CaS); 7783-06-4 (waterstofsulfide H2S) GEDRAG IN HET MILIEU:
NaHS werd niet geclassificeerd in de Bijlage I van de richtlijn 67/548/EEC, er werden dus geen R-zinnen voor deze stoffen opgenomen in ESIS. Het veiligheidsinformatieblad voor NaHS vermeldt dat deze stof brandwonden aan de ogen en de huid kan veroorzaken. Het vormt giftige gassen in contact met zuren. NaHS kan zeer irriterend zijn voor de ademhalingswegen en het spijsverteringsstelsel en daar ook mogelijk brandwonden veroorzaken. NaHS neemt vocht op uit de lucht (SIRI MSDS Index). Na2S en K2S zijn bijtende (C) stoffen die brandwonden veroorzaken (R34) en die net zoals CaS giftige gassen vormen in contact met zuren (R31). CaS is irriterend (Xi) is voor de ogen, de ademhalingswegen en de huid (R36/37/38). Na2S, K2S en CaS zijn milieugevaarlijke (N) stoffen die zeer giftig zijn voor in het water levende organismen (R50). H2S is een zeer licht ontvlambaar gas (R12) dat zeer giftig is bij inademing (T+, R26). H2S is een milieugevaarlijke (N) stof die zeer giftig is voor in het water levende organismen (R50) (ESIS). In het algemeen kan gezegd worden dat sulfiden giftige gassen vormen in contact met zuren (R31) en dat het milieugevaarlijke (N) stoffen die zeer giftig zijn voor in het water levende organismen (R50). In anorganische vorm komt zwavel in water vooral als SO42-, maar ook als HSO4- en in de sterk gereduceerde vormen HSO3-, SO3, SO2 en HS- voor. Een schematische weergave van de zwavelcyclus wordt hieronder weergegeven (Lenntech, 2007):
43
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Sulfiden (S2-) zijn sterke basische ionen die in water omgezet worden (door hydrolyse) tot HS- en gedeeltelijk tot H2S (H2S is een zeer licht ontvlambaar gas dat zeer giftig is bij inademing met een typische geur van rottende eieren). De relatieve hoeveelheid van sulfiden, HS- en H2S, is afhankelijk van de pH. Hoe meer sulfiden gehydrolyseerd worden, hoe meer metalen kunnen oplossen (ESIS). De oplosbaarheid van sulfiden verhoogt bij een dalende pH. Sulfiden zijn vrij stabiel in water en worden in aanwezigheid van zuurstof niet onmiddellijk geoxideerd (b.v. in zeewater bij een pH = 8, kunnen sulfiden in deze vorm enkele uren aanwezig blijven in water onder zuurstofrijke omstandigheden) (ESIS). NaHS zal in water onder zuurstofrijke omstandigheden een alkalische oplossing vormen die traag geoxideerd worden tot sulfaat. NaHS zal in water met een zure pH H2S doen ontstaan. Sulfiden kan in oppervlaktewater en de rwzi een zuurstoftekort doen ontstaan (ESIS). Bij aanwezigheid van metalen en sulfiden zullen zwak oplosbare metaalsulfiden gevormd worden. In het algemeen zal de oplosbaarheid van de sulfideverbindingen dalen bij een stijgende lading van het kation: Na+, Mg2+, Ca2+, Al3+ wordt gehydrolyseerd door water. Mo6+, W6+ zijn onoplosbaar en vormen tianionen (b.v. (MoS4)2-)die zeer stabiel zijn in water (ESIS). Elementair zwavel is in water stabiel en reageert er dus niet mee. Zwavel zelf is in water onoplosbaar. Ook zware metaalsulfiden gelden als bijna onoplosbaar. Zwavelwaterstof is echter tot 94 g/L in water oplosbaar(Lenntech, 2007).
44
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Polysulfide-ionen kunnen gevormd worden in water door reactie van sulfiden met elementaire zwavel. Eens dit proces gestart wordt, is het autokatalytisch en wordt er snel een evenwicht bereikt. Elementaire zwavel kan gevormd worden door microbiële oxidatie van sulfiden of door gedeeltelijke oxidatie met opgelost zuurstof (ESIS). H2S kan ook gevormd worden wanneer sulfaten en sulfieten gereduceerd worden in zuurstofarme omstandigheden tot sulfide. H2S is een zeer licht ontvlambaar gas dat zeer giftig is bij inademing (typische geur van rottende eieren) en dat in de riolering kan ontstaan onder reducerende omstandigheden. H2S kan vervluchtigen via het wateroppervlak, maar is onder normale omstandigheden geen belangrijk proces (ESIS). Een verhoogde concentratie aan sulfiden kan leiden tot de aantasting van de betonnen riolering, vooral wanneer afvalwater langere tijd op eenzelfde tijd blijft staan in de riolering en er vrijwel geen zuurstof aanwezig is om de rioolgassen af te breken. Sulfiden kunnen in water omgezet worden tot HS- en gedeeltelijk tot H2S, afhankelijk van de pH. H2S is een zeer licht ontvlambaar gas dat zeer giftig is bij inademing met een typische geur van rottende eieren. Sulfiden worden heel traag omgezet in water onder zuurstofrijke omstandigheden tot sulfaten. Hierdoor kan een zuurstoftekort ontstaan in de RWZI. Een verhoogde sulfaatconcentratie betekent ook een verhoging van het zoutgehalte. Een te hoog zoutgehalte heeft een negatieve invloed op de goede werking van de ontvangende RWZI. Door een verhoogd zoutgehalte kan de afbraak van organische stoffen door micro-organismen in de RWZI beperkt worden. Daarnaast kan een verhoging van het zoutgehalte leiden tot een verhoogde acute toxiciteit van andere stoffen op micro-organismen in de RWZI. Het kan ook leiden tot een verhoogde slibuitspoeling uit de RWZI, waardoor de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater beïnvloed wordt. PNEC-WAARDE: sulfide: een waarde opgegeven door de VMM (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: •
Ethyleensulfide [420-12-2], antimoontrisulfide [1345-04-6] , Bis(1-aziridinyl)morpholinophosphine sulfide [2168-68-5]: groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot carcinogeniciteit (IARC).
•
Andere stoffen niet opgenomen in de lijsten van IARC.
HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: •
Koolstofdisulfide [75-15-0]: dit is een stof met bewijsmateriaal voor hormoonontregeling of potentiële hormoonontregeling waarvoor in het kader van de bestaande communautaire wetgeving geen beperkingen gelden of momenteel worden overwogen (Tabel 2) (COM(2001)262);
•
andere stoffen: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262);
•
niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North).
REFERENTIES: •
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
Database:
45
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
SIRI MSDS Index (2007). http://www2.hazard.com/msds/index.php https://fscimage.fishersci.com/msds/01501.htm
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/zwavel-cyclus.htm http://www.lenntech.com/elementen-enwater/zwavel-en-water.htm
3.1.20
Chloriden (anorganische)
CAS NUMMER: Met chloriden wordt hier uitsluitend de anorganische chloriden bedoeld, zoals b.v. NaCl [7647-14-5]; KaCl [7447-40-7]; HCl [7647-01-0] GEDRAG IN HET MILIEU:
De bespreking van het gedrag in het milieu is gebaseerd op het gedrag van anorganische chloriden zoals b.v. NaCl (“keukenzout”); KCl; HCl. HCl in water is een bijtende (C) en irriterende (Xi) stof. HCl in water veroorzaakt brandwonden (R34) en is irriterend voor de ademhalingswegen (R37). NaCl en KCl werden niet geclassificeerd in de Bijlage I van de richtlijn 67/548/EEC, er werden dus geen R-zinnen voor deze stof opgenomen in ESIS. Het veiligheidsinformatieblad voor NaCl vermeldt dat deze stof irritatie aan de ogen, huid en de ademhalingswegen kan veroorzaken. Het veiligheidsinformatieblad voor KCl vermeldt dat deze stof irritatie aan de ogen (R36) en de ademhalingswegen kan veroorzaken. Daarnaast nemen NaCl en KCl water op uit de lucht (SIRI MSDS Index). HCl is opgenomen in de Seveso II-richtlijn (96/82/EG) betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. In deze richtlijn zijn drempelwaarden opgenomen voor HCl. Wanneer HCl in water wordt gebracht zal het snel gesplitst worden (dissiociëren) tot zijn respectievelijke ionen, waarbij chlorides ontstaan die kunnen gebonden worden met andere elementen zoals Na, K, etc. Chloridezouten zoals NaCl en KCl zijn goed oplosbaar in water, en dragen bij tot het zoutgehalte. Een overschrijding van de emissievoorwaarden voor (anorganische) chloriden draagt bij tot een verhoging van het zoutgehalte van het ontvangende oppervlaktewater. Elk waterorganisme in het oppervlaktewater stelt specifieke eisen naar het gehalte aan opgeloste zouten. De in het water levende soorten verdragen in het algemeen geen sterke variaties van het gehalte aan opgeloste zouten (IBGE, 2007). Daarnaast kan een verhoging van het zoutgehalte leiden tot een verhoogde acute toxiciteit van andere stoffen op aquatische organismen. Een sterke wijziging van het zoutgehalte kan tot problemen leiden en vanaf een bepaalde waarde (afhankelijk van het organisme) zelfs tot sterfte van waterorganismen leiden. Bovendien is de bezinking van zwevende stoffen onder andere (naast b.v. temperatuur) afhankelijk van het zoutgehalte: hoe hoger het zoutgehalte, hoe lager de bezinkingssnelheid, waardoor meer zwevende stoffen over een grotere afstand kunnen getransporteerd worden en over een groter geografisch gebied effecten kunnen veroorzaken (Metcalf & Eddy, 1991; IBGE, 2007; Huu, 2007). In aquatische processen komt het vaak tot wisselwerkingen tussen chloride en ijzer, wat bijvoorbeeld bij fotochemische processen het geval is. Interessant is ook dat natriumchloride in zeezoutpartikels met stikstofoxiden kan reageren, waarbij chlooratomen worden gevormd die ozon en broeikasgassen kunnen afbreken (Lenntech, 2007). Of een overschrijding van de emissievoorwaarden voor geleidbaarheid een effect zal hebben op de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) is van verschillende factoren afhankelijk, waaronder de aanwezigheid van ander afvalwater in de riolering, het debiet van de lozing t.o.v. de capaciteit van de 46
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
RWZI, etc. In veel gevallen zullen eerder beperkte afvalwaterdebieten met een te hoge geleidbaarheid (en dus een verhoogd zoutgehalte) geen direct effect hebben op de werking van de RWZI, aangezien het afvalwater gemengd wordt met het ander afvalwater in het begin van de waterzuivering in de RWZI. Er zijn geen eenduidige resultaten beschikbaar m.b.t. het effect van zouten op een biologische waterzuivering (Stewart, 2007). Algemeen kan gezegd worden dat de BZV-verwijdering zal verminderen bij een hoger zoutgehalte. Hierbij zal een snelle wijziging in zoutgehalte een groter effect hebben dan een geleidelijke wijziging. Een verhoogd zoutgehalte kan ook leiden tot filamenteuze slibvorming (= een beperking van de flocculatie van slib), en tot een verminderde nitrificatie (Verstraete et al., 1998; Stewart, 2007). Daarnaast kan een verhoging van het zoutgehalte leiden tot een verhoogde acute toxiciteit van andere stoffen op micro-organismen in het slib. PNEC-WAARDE: (anorganische) chloriden): geen waarde opgegeven door de VMM (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: er zijn geen anorganische chloriden opgenomen in de lijsten van IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: er zijn geen anorganische chloriden opgenomen in de tabellen van COM(2001)262 of in de ED-North databank. REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Metcalf & Eddy (1991). Wastewater Engineering: Treatment, Disposal and Reuse, 3rd edn, revised by G. Tchobanoglous and F.L. Burton, McGraw-Hill Inc, Singapore.
•
IBGE (2007). http://www.ibgebim.be/nederlands/contenu/content_fiche2.asp?SelectPage=3991&Langue=Nl&P refixe=Eau&ref=683&base=
•
Huu, C.D. (2007). Effects of temperature and salinity on the suspended sand transport. International Journal of Numerical Methods for Heat & Fluid Flow, Volume 17, Number 5, 2007 , pp. 512-521(10)
•
SIRI MSDS Index (2007). https://fscimage.fishersci.com/msds/19310.htm
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-en-water/chloor-en-water.htm http://www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/Cl.htm
3.1.21
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
https://scimage.fishersci.com/msds/21105.htm
Fluoriden (anorganische)
CAS NUMMER: HF [7664-39-3]; F- -ion [16984-48-8] GEDRAG IN HET MILIEU: De bespreking is gebaseerd op vrij anorganisch fluoride (HF en F-), daarnaast zijn er ook nog andere anorganische fluoriden calciumfluoride (CaF2), natriumfluoride (NaF), zwavelhexafluoride (SF6).
47
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Waterstoffluoride (HF) is een zeer toxische (T+) en bijtende stof die ernstige brandwonden kan veroorzaken (R35). HF is zeer giftig bij inademing, opname door de mond en aanraking met de huid (R26/27/28) (ESIS). De belangrijkste blootstellingsroutes voor de mens van anorganische fluoriden is via drinkwater en via voeding (Greenfacts, 2005). Fluoriden staan in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stoffen in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II. HF is opgenomen in Lijst I van de Europese Verordening (EEG) Nr. 793/93 inzake de beoordeling en beperking van risico’s van bestaande stoffen. De verordening heeft tot doel de mens en alle componenten van het milieu te beschermen tegen alle mogelijke effecten van blootstelling aan gevaarlijke chemische stoffen. De stoffen uit de prioriteitlijsten vragen speciale aandacht wegens hun mogelijke effecten op lange termijn. Bij een neutrale pH in water zal HF splitsen in zijn respectievelijke ionen (ESIS). Bij een pH > 5 zal vooral het vrij fluoride-ion aanwezig zijn in oppervlaktewater. Bij een lagere pH zal de concentratie aan vrije fluoride-ionen dalen, en de concentratie aan HF en HF2- - ionen stijgen (ECB, 2001). Fluoride kan makkelijk met metalen, calcium of fosfaten reageren tot goede of minder goede oplosbare complexen. De aanwezigheid van calcium zal fluoride immobiliseren (ESIS). In aanwezigheid van fosfaten zal onoplosbaar fluorapatiet gevormd worden dat naar de waterbodem zal bezinken, waardoor effecten kunnen optreden (ECB, 2001). Anorganische fluoriden zullen in oppervlaktewater onder normale omstandigheden veelal complexen of verbindingen vormen die op de waterbodem terechtkomen, waardoor er effecten kunnen optreden. Fluoride kan matig tot sterk accumuleren in aquatische organismen. Fluoride zal zich niet opstapelen in de voedselketen via het aquatisch milieu (ECB, 2001). Waterorganismen in zacht oppervlaktewater zal meer hinder ondervinden van een verhoogde fluorideconcentratie dan waterorganismen in hard oppervlaktewater of in de zee, aangezien de biobeschikbaarheid van fluoride verminderd met een verhoging van de hardheid van water (Camargo, 2003). Oplosbare anorganische fluorideverbindingen zijn meer toxisch dan de slecht oplosbare fluorideverbindingen (ESIS). Een verhoogde concentratie aan anorganische fluoriden in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) kan leiden tot een verhoogde verhoogd slibgehalte, waardoor meer slib moet verwijderd worden (HSDB). PNEC-WAARDE: totaal anorganisch gebonden fluoride: 500 µg/l (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: anorganische fluoriden in drinkwater: groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot humane carcinogeniciteit (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
Database:
48
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
ECB (2001). RAR HF. Risk assessment report on HF. European Commission http://ecb.jrc.it/DOCUMENTS/Existing-Chemicals/RISK_ASSESSMENT/REPORT/hfreport002.pdf
•
Camarga, J.A. (2003). Fluoride toxicity to aquatic organisms: a review. Chemosphere. 2003, vol. 50, no3, pp. 251-264.
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/f.htm http://www.lenntech.com/elementen-en-water/fluor-en-water.htm
•
Greenfacts (2005). http://www.greenfacts.org/en/fluoride/fluoride-greenfacts-level2.pdf
3.1.22
Vrije chloor
CAS NUMMER: Vrije chloor komt voor in de vorm van HOCl en/of OCl--ionen afhankelijk van de pH: •
7790-92-3: HOCl(Hypochlorigzuur of onderchlorig zuur)
•
14380-61-1: OCl- (Hypochloriet)
GEDRAG IN HET MILIEU:
Als chloor (Cl2) aan het water wordt toegevoegd, ontstaat onderchlorig zuur of hypochlorigzuur. Cl2 + H2O → HOCl + H+ + ClAfhankelijk van de pH vervalt onderchlorig zuur deels tot hypochlorietionen. Cl2 + 2H2O → HOCl + H3O + ClHOCl + H2O → H3O + + OClDat uiteenvalt in chloor en atomair zuurstof. OCl- →Cl- + O Hypochlorigzuur (HOCl, dat elektrisch neutraal is) en hypochlorietionen (OCl-, elektrisch negatief) samen vormen vrije chloor. Vrije chloor (HOCl en/of OCl--ionen afhankelijk van de pH) wordt gebruikt als desinfectiemiddel, en is dus (zeer) toxisch voor aquatische organismen. Het risico dat vrije chloor wordt aangetroffen in de oppervlaktewateren of in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) is vrij beperkt, aangezien deze stof zeer reactief is. Vrije chloor kan in water verder reageren tot (HSDB): •
anorganische chlooramineverbindingen zoals monochlooramines (NH2Cl), dichlooramines (NHCl2), trichlooramines (NCl3); en organische chlooramines (in aanwezigheid van ammoniakale stikstof). De anorganisch chlooramines worden ingezet als desinfectiemiddel (zie ook onderstaande tabel).
•
trihalomethanen zoals chloroform (in aanwezigheid van organisch materiaal).
Tabel: De verschillende chlooramines die gevormd kunnen worden (Lenntech, 2007)
vorm
naam
voorkeurs pH
biociderende werking
NH2Cl
monochlooramine
>7
goed
NHCl2
dichlooramine
4 tot 7
redelijk
NCl3
trichlooramine
1 tot 3
gemiddeld
RNHCl
organische chlooramines
onbekend
slecht
49
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Anorganische chlooramineverbindingen en trihalomethanen zijn ook (zeer) toxisch voor aquatische organismen en micro-organismen in het slib van de RWZI. Voor chloroform zijn bovendien onherstelbare effecten bij de mens niet uitgesloten. Wanneer micro-organismen in het slib van de RWZI afsterven, dan leidt dit tot een verstoorde werking van de RWZI, en tot een verhoogde slibuitspoeling uit de RWZI, waardoor de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater beïnvloed wordt. PNEC: vrije chloor: geen waarde opgegeven door de VMM (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: niet opgenomen in de lijsten van IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Lenntech (2007). Chlooramines. http://www.lenntech.com/waterdesinfectie/desinfectiemiddelenchlooramines.htm
3.1.23
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Vrije cyaniden
CAS NUMMER: Met vrije cyanide wordt bedoeld: de som van de gehalten aan het vrije cyanide-ion (CN-) en het in enkelvoudige metaalcyaniden gebonden cyanide zoals b.v. KCN en NaCN (VITO, 2007).
De parameter “vrije cyaniden” heeft geen CAS-nummer; de verschillende parameters die tot de “vrije cyaniden” behoren wel o.a. : 57-12-5 (CN-ion); 74-90-8 (HCN), 151-50-8 (KCN) GEDRAG IN HET MILIEU:
Cyaniden staan in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stoffen in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II (VMM, 2002). HCN is een zeer licht ontvlambare (F+, R12), milieugevaarlijke (N) en zeer toxische (T+) stof, die zeer giftig is bij inademing (R26) (ESIS). Voor het vrije cyanide-ion en KCN werden niet geclassificeerd in de Bijlage I van de richtlijn 67/548/EEC, er werden dus geen R-zinnen voor deze stoffen opgenomen in ESIS. In het algemeen kan gezegd worden dat vrije cyaniden zeer giftig zijn bij inademing, en milieugevaarlijk. De toxiciteit van cyanideverbindingen wordt bepaald door het vermogen om CN-ionen af te splitsen en de daarmee gepaard gaande vorming van HCN (VITO, 2007). Complexe cyanideverbindingen zijn veel minder giftig dan vrije cyanide.
50
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Vrije cyaniden zijn zeer reactief in water. De enkelvoudige metaalcyaniden (b.v. KCN, NaCN) zijn zeer oplosbaar in water, en zullen hierdoor in water zeer snel gesplitst worden in het anion (CN-) en kationen (K+, Na+). Het vrije cyanide-ion zal in water snel HCN vormen of reageren met andere metalen in het oppervlaktewater. Vrije cyaniden zijn zeer giftig voor in het water levende organismen en kunnen in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53). Bij een pH < 9,2 zullen de vrije cyaniden vooral als HCN aanwezig zijn. Vervluchtiging van HCN via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces, en HCN is zeer giftig bij inademing (R26, ESIS). De halfwaardetijden voor vervluchtiging van deze stof via een rivier resp. meer worden via modellering geschat op ca. 3 uur (zeer snel) resp. ca. 3 dagen (snel). De snelheid van vervluchtiging is echter afhankelijk van veel factoren zoals temperatuur, pH, windsnelheid en de cyanide-concentratie (HSDB). HCN adsorbeert in water niet aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, waardoor er waarschijnlijk geen effecten naar de waterbodem optreden. HCN is weinig accumulerend in aquatische organismen, zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens (BCF = 3 voor aquatische organismen (inschatting, HSDB). Biodegradatie is vooral snel mogelijk bij geadapteerde micro-organismen. Bij een overmaat aan het cyanide-ion kunnen er ook stabiele complexe metaalcyaniden gevormd worden, waardoor effecten naar de waterbodem mogelijk zijn. Bij wijzigingen in pH van het water, b.v. > 10 en in aanwezigheid van sterke oxiderende stoffen (b.v. natriumhypochloriet), kan HCN afgebroken worden tot CO2 en NH3. Hierbij kan echter ook wat cyanogeenchloride (CNCl) gevormd worden, dat ook zeer giftig is voor waterorganismen (Chemieforum, 2007; ICSC, 2007). Wanneer vrije cyaniden in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) terechtkomen dan zullen de enkelvoudige metaalcyaniden (b.v. KCN, NaCN) in water zeer snel gesplitst worden in het anion (CN-) en kationen (K+, Na+). Het vrije cyanide-ion zal in water snel HCN vormen of reageren met andere metalen of organisch materiaal. HCN kan via extra beluchte zones in de RWZI gemakkelijk vervluchtigen, waardoor het effecten naar de lucht kan veroorzaken Bij een overmaat aan het cyanide-ion kunnen stabiele complexe metaalcyaniden gevormd worden, die uiteindelijk in het slib terechtkomen. HCN kan snel biologisch afgebroken worden door geadapteerde micro-organismen in het slib tot CO2 en NH3, maar is zeer giftig bij niet-geadapteerde micro-organismen in het slib. Indien de concentratie aan HCN de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. Bij een pH > 10 van het water, en in aanwezigheid van sterke oxiderende stoffen (b.v. natriumhypochloriet), kan HCN afgebroken worden tot koolstofdioxide (CO2) en ammoniak (NH3). Hierbij kan echter ook wat cyanogeenchloride (CNCl) gevormd worden, dat net zoals ammoniak ook zeer giftig is voor waterorganismen (Chemieforum, 2007; ICSC, 2007). PNEC-WAARDE: vrije cyaniden: geen waarde opgegeven door de VMM (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: HCN en KCN zijn niet opgenomen in de lijsten van IARC. R-zinnen: Voor KCN en NaCN en CN-ion werden er geen R-zinnen opgenomen in ESIS. In het algemeen kan gezegd worden dat vrije cyaniden zeer giftig zijn bij inademing, en milieugevaarlijk. Vrije cyaniden zijn zeer giftig voor in het water levende organismen en kunnen in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: HCN en KCN niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North).
51
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Chemieforum (2007). http://www.chemieforum.nl/forum/index.php?s=35688fa3b1b909e18e807a134bce4feb&showtopi c=3645&st=0entry21552
•
VITO (2007) http://www.vito.be/milieu/pdf/CMA_ontwerpmethoden/2-I-C.2.1%20ontwerp.pdf http://www.emis.vito.be/EMIS/Media/referentielabo_water_WAC_III_C_030.pdf
•
ICSC (2007). International Chemical Safety Cards http://www.cdc.gov/niosh/ipcsndut/ndut1053.html
3.1.24
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Chlooroxideerbare cyaniden
CAS NUMMER: Chlooroxideerbare cyaniden zijn cyaniden die (b.v. in een analysemethode) door behandeling met hypochloriet worden afgebroken. Het betreft de som van vrije cyaniden (zie ook 3.1.23) en zwakke en matig sterke cyanidecomplexen met b.v. Ag, Cd, Cu, Ni, Hg, etc.
De parameter “chlooroxideerbare cyaniden” heeft geen CAS-nummer; de verschillende parameters die tot de “chlooroxideerbare cyaniden” behoren wel o.a. : 14763-77-0 (Cu(CN)2); 544-92-3 (CuCN); 542-83-6 (Cd(CN)2); AgCN (506-64-9); 592-04-1 (HgCN) 57-12-5 (CN-ion); 74-90-8 (HCN), 151-50-8 (KCN) GEDRAG IN HET MILIEU:
Cd(CN)2 is een schadelijke (Xn), milieugevaarlijke (N) en zeer toxische (T+) stof, die zeer giftig is bij inademing opname door de mond en aanraking met de huid (R26/27/28) (ESIS). Cd(CN)2 vormt zeer giftige gassen in contact met zuren (R32) en Gevaar voor cumulatieve effecten (R33). Onherstelbare effecten zijn niet uitgesloten (R68 ter vervanging van R40). Cd(CN)2 is zeer giftig voor in het water levende organismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53). 14763-77-0 (Cu(CN)2); 544-92-3 (CuCN); AgCN (506-64-9); 592-04-1 (HgCN): geen info in ESIS. In het algemeen kan gezegd worden dat chlooroxideerbare cyaniden zeer giftig zijn bij inademing, en milieugevaarlijk. Chlooroxideerbare cyaniden zijn zeer giftig voor in het water levende organismen en kunnen in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53). Daarnaast kunnen ook nog andere effecten optreden afhankelijk van het kation (Hg, Ag, Cd, etc.). Cyaniden staan in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stoffen in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II (VMM, 2002). Chlooroxideerbare cyaniden hebben een gelijkaardig gedrag in water als de vrije cyaniden (VITO, 2007), de reacties verlopen alleen trager (zie ook 3.1.23). Stabiele complexe metaalcyaniden kunnen bovendien adsorberen aan zwevende stoffen in water en sedimenten, waardoor effecten naar de waterbodem toe mogelijk zijn.
52
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
De toxiciteit van cyanideverbindingen wordt bepaald door het vermogen om CN ionen af te splitsen en de daarmee gepaard gaande vorming van HCN (VITO, 2007). Complexe cyanideverbindingen zijn veel minder giftig dan vrije cyanide. In het algemeen kan gezegd worden dat chlooroxideerbare cyaniden zeer giftig zijn bij inademing, en milieugevaarlijk. Chlooroxideerbare cyaniden zijn zeer giftig voor in het water levende organismen en kunnen in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53). Daarnaast kunnen ook nog andere effecten optreden afhankelijk van het kation (Hg, Ag, Cd, etc.). Onoplosbare cyanidecomplexen zoals b.v. AgCN kunnen mogelijks accumuleren in aquatische organismen, zodat er een kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens (HSDB). PNEC-WAARDE: chlooroxideerbare cyaniden: geen waarde opgegeven door de VMM (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: chlooroxiderende cyaniden werden niet opgenomen in de lijsten van IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: chlooroxiderende cyaniden werden niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
VITO (2007) http://www.vito.be/milieu/pdf/CMA_ontwerpmethoden/2-I-C.2.1%20ontwerp.pdf http://www.emis.vito.be/EMIS/Media/referentielabo_water_WAC_III_C_030.pdf
3.1.25
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Totaal cyanide
CAS NUMMER:
De parameter totaal cyanide kan op verschillende manier gedefinieerd worden (afhankelijk van de analysemethode): •
Continue doorstroomanalyse: totaal cyanide = de som van de gehalten aan het vrije cyanide-ion; som van organisch gebonden cyanide, aan het complexgebonden en aan het in enkelvoudige metaalcyaniden gebonden cyanide met uitzondering van het in kobaltcomplexen gebonden cyanide en thiocyanaat-ionen (VITO, 2007a).
•
Manuele destillatie: totaal cyanide = de som van de gehalten aan anorganisch en sommige organisch gebonden cyaniden met uitzondering van mononitriles (R-CN), cyanate (OCN), thiocyanaat (SCN) ionen en cyanogeen chloride (CNCl) (VITO, 2007b).
Het belangrijkste verschil met de chlooroxideerbare cyaniden is dat totale cyanide ook sterke ijzercyanidecomplexen bevat. Een volledig overzicht wordt gegeven in de onderstaande figuur (Cyantists, 2007), hierbij staat WAD voor “weak acid dissociable” cyaniden (ook wel chlooroxideerbare cyaniden
53
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
genoemd), en vrije cyaniden voor de som van de gehalten aan het vrije cyanide-ion (CN-) en het in enkelvoudige metaalcyaniden gebonden cyanide, zoals b.v. KCN en NaCN.
De parameter “totale cyaniden” heeft geen CAS-nummer; de verschillende parameters die tot de “totale cyaniden” behoren wel o.a. : 14763-77-0 (Cu(CN)2); 544-92-3 (CuCN); 542-83-6 (Cd(CN)2); AgCN (506-64-9); 592-04-1 (HgCN) 57-12-5 (CN-ion); 74-90-8 (HCN), 151-50-8 (KCN) 13408-63-4 (Fe(CN)6-4: ferrocyanide); 14038-43-8 (Fe7(CN)18: Pruisisch blauw) GEDRAG IN HET MILIEU:
Cyaniden staan in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stoffen in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II (VMM, 2002). Totaal cyanide komt dus zowel in vrije vorm als in complexgebonden vorm voor. HCN (vorm van vrije cyanide) is een zeer licht ontvlambare (F+, R12), milieugevaarlijke (N) en zeer toxische (T+) stof, die zeer giftig is bij inademing (R26) (ESIS). Voor het vrije cyanide-ion en KCN werden niet geclassificeerd in de Bijlage I van de richtlijn 67/548/EEC, er werden dus geen R-zinnen voor deze stoffen opgenomen in ESIS. In het algemeen kan gezegd worden dat vrije cyaniden zeer giftig zijn bij inademing, en milieugevaarlijk. De toxiciteit van cyanideverbindingen wordt bepaald door het vermogen om CN-ionen af te splitsen en de daarmee gepaard gaande vorming van HCN (VITO, 2007). Complexe cyanideverbindingen zijn veel minder giftig dan vrije cyanide. Vrije cyaniden zijn zeer reactief in water. De enkelvoudige metaalcyaniden (b.v. KCN, NaCN) zijn zeer oplosbaar in water, en zullen hierdoor in water zeer snel gesplitst worden in het anion (CN-) en kationen (K+, Na+). Het vrije cyanide-ion zal in water snel HCN vormen of reageren met andere metalen in het oppervlaktewater. Vrije cyaniden zijn zeer giftig voor in het water levende organismen en kunnen in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53). Bij een pH < 9,2 zullen de vrije cyaniden vooral als HCN aanwezig zijn. Vervluchtiging van HCN via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces, en HCN is zeer giftig bij inademing (R26, ESIS). De halfwaardetijden voor vervluchtiging van deze stof via een rivier resp. meer worden via modellering geschat op ca. 3 uur (zeer snel) resp. ca. 3 dagen (snel). De snelheid van vervluchtiging is echter afhankelijk van veel factoren zoals temperatuur, pH, windsnelheid en de cyanide-concentratie (HSDB). HCN adsorbeert in water niet aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, waardoor er waarschijnlijk geen effecten naar de waterbodem optreden. HCN is weinig accumulerend in aquatische organismen, zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens (BCF = 3 voor aquatische organismen (inschatting, HSDB). Onoplosbare cyanidecomplexen zoals b.v. AgCN kunnen 54
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
mogelijks accumuleren in aquatische organismen, zodat er een kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens (HSDB). Bij een overmaat aan het cyanide-ion kunnen er ook stabiele complexe metaalcyaniden gevormd worden. Stabiele complexe metaalcyaniden kunnen adsorberen aan zwevende stoffen in water en sedimenten, waardoor effecten naar de waterbodem toe mogelijk zijn. Afhankelijk van het kation (Hg, Ag, Cd, etc.) in de cyanidecomplexen kunnen ook nog andere negatieve effecten optreden. Bij wijzigingen in pH van het water, b.v. > 10 en in aanwezigheid van sterke oxiderende stoffen (b.v. natriumhypochliet), kan HCN afgebroken worden tot CO2 en NH3. Hierbij kan echter ook wat cyanogeenchloride (CNCl) gevormd worden, dat ook zeer giftig is voor waterorganismen (Chemieforum, 2007; ICSC, 2007). Wanneer vrije cyaniden in ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) terechtkomen, dan zullen de enkelvoudige metaalcyaniden (b.v. KCN, NaCN) in water zeer snel gesplitst worden in het anion (CN-) en kationen (K+, Na+). Het vrije cyanide-ion zal in water snel HCN vormen of reageren met andere metalen of organisch materiaal. HCN kan via extra beluchte zones in de RWZI gemakkelijk vervluchtigen, waardoor het effecten naar de lucht kan veroorzaken Bij een overmaat aan het cyanide-ion kunnen stabiele complexe metaalcyaniden gevormd worden Stabiele complexe metaalcyaniden kunnen adsorberen aan zwevende stoffen en komen uiteindelijk in het slib terecht. HCN kan snel biologisch afgebroken worden door geadapteerde micro-organismen in het slib tot koolstofdioxide (CO2) en ammoniak (NH3), HCN is zeer giftig bij niet-geadapteerde micro-organismen in het slib. Indien de concentratie aan HCN de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. Bij een pH > 10 van het water, en in aanwezigheid van sterke oxiderende stoffen (b.v. natriumhypochloriet), kan HCN afgebroken worden tot koolstofdioxide en ammoniak. Hierbij kan echter ook wat cyanogeenchloride (CNCl) gevormd worden, dat net zoals ammoniak ook zeer giftig is voor waterorganismen. Daarnaast kunnen ook nog andere effecten optreden afhankelijk van het kation (Hg, Ag, Cd, etc.). PNEC-WAARDE: totaal cyanide: 50 µg/l (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: totale cyaniden werden niet opgenomen in de lijsten van IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: totale cyaniden werden niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
VITO, 2007a. http://www.emis.vito.be/EMIS/Media/referentielabo_water_WAC_III_D_036.pdf
•
VITO, 2007b. http://www.emis.vito.be/EMIS/Media/referentielabo_water_WAC_III_D_037.pdf
Database:
55
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
ICSC (2007). International Chemical Safety Cards http://www.cdc.gov/niosh/ipcsndut/ndut1053.html
•
Cyantists (2007). http://www.cyantists.com/analysis.html
3.1.26
Detergenten (anionische, kationische en niet-ionische)
CAS NUMMER: geen per groepsparameter, wel CAS-nummer beschikbare voor de invididuele stoffen behorend tot een bepaald type dergent. GEDRAG IN HET MILIEU:
Detergenten, ook wel tensiden of oppervlakteactieve stoffen genoemd zijn organische verbindingen. De oppervlakteactieve stoffen worden gevormd door moleculen met een waterafstotend (apolaire hydrofobe “staart”) gedeelte en een wateraantrekkend gedeelte (hydrofiele “kop”). Deze oppervlakteactieve stoffen worden anionisch, kationisch, niet-ionisch of amfoteer (stoffen die zich tegelijk als zuur en als base kunnen gedragen) genoemd, afhankelijk van de lading van hun wateraantrekkende groep (IBGE, 2007). De belangrijkste detergenten in de industriële reinigingsmiddelen zijn de anionische, niet-ionische en kationische detergenten (RIZA, 1998). Ondanks het algemeen patroon van detergenten, bestaat er een enorme variatie door verschillen in staartlengten, aantal vertakkingen, aard van de verbindingen en van het hydrofiele gedeelte (IBGE, 2007; RIZA, 1998): •
anionische detergenten zijn sterk emulgerend en schuimend: detergenten waarvan de polaire kop bestaat uit een anion zoals sulfaat of sulfonaat. Voorbeelden zijn LAS (lineair alkylbenzeensulfonaat), AS (alkylsulfaat), AES (alkylethersulfaat) en SAS (secundair alkaansulfonaat);
•
kationische detergenten hebben een biocide werking: detergenten waarvan de “kop” uit een kation bestaat zoals een quaternair ammoniumion, b.v. ADMBAC: alkyldimethylbenzylammoniumchloride; DDMAC: didecyldimethylammoniumchloride; ADMAC: alkyldimethylammonium chloride; DEQME: di-esterquat mono-ethanolamine, DSDMAC: distearyldimethylammoniumchloride;
•
niet-ionische of niet-ionogene detergenten zijn schuimremmend: detergenten waarvan de “kop” bestaat uit een keten met bepaalde functionele groepen waardoor deze een hydrofiel karakter krijgt b.v. ethers (bij NPE: nonylfenolethyxylaat: mag tegenwoordig wel niet meer gebruikt worden of in de handel worden gebracht in concentraties > 0,1 % (g/g), behalve voor bepaalde toepassingen door Europese richtlijn 2003/53/EG) of suikers bij alkylpolyglycosiden.
Door de tweezijdige structuur (hydrofoob en hydrofiel deel) vormen zij lagen tussen media met verschillende eigenschappen (vloeibaar/gas, water/olie) en verlagen daardoor de oppervlaktespanning waardoor emulsie, suspensie, dispersie of schuimvorming mogelijk wordt (MINA, 2007). De chemische configuratie van de oppervlakteactieve stoffen verleent hen belangrijke eigenschappen voor reiniging (ontvetting) (IBGE, 2007). Detergenten brengen en houden vetten en andere verontreinigingen in oplossing (RIZA, 1998). Door de aard van hun gebruik, komt de overgrote hoeveelheid van deze surfactanten uiteindelijk in rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI) en oppervlaktewater terecht. De effecten van een verhoogde concentratie aan detergenten in het oppervlaktewater en de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) kunnen verschillend naargelang het detergent. De algemene milieu-impact van detergenten houdt verband met het feit dat ze effecten hebben op de oppervlaktespanning waardoor ze de membranen van de cellen doordringbaar kunnen maken voor bepaalde stoffen die er doorgaans weinig of niet in doordringen (IBGE, 2007). Hierdoor kunnen schadelijke stoffen zoals b.v. pesticiden of fenolen makkelijker opgenomen worden door waterorganismen.
56
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Daarnaast zijn sommige detergenten ook direct (zeer) giftig voor waterorganismen (IBGE, 2007; Lenntech, 2007). Bij een hogere hardheid van het water of bij aanwezigheid van opgeloste minerale zouten (zoals b.v. NaCl), zal de acute toxiciteit van detergenten op waterorganismen zoals b.v. LAS hoger zijn (Oya et al., 2007). Sommige detergenten zijn matig tot sterk biologisch afbreekbaar door micro-organismen (Lenntech, 2007). Door de afbraak van detergenten kan de zuurstofconcentratie van de waterloop dalen. Deze daling kan tot problemen leiden en vanaf een bepaalde concentratie zelfs tot sterfte van vissen of andere waterorganismen. Andere (b.v. bepaalde niet-ionische detergenten) zijn moeilijk afbreekbaar waardoor ze over een grote afstand kunnen getransporteerd worden. Door de afbraak van bepaalde detergenten kunnen er schadelijke afbraakproducten ontstaan: b.v. alkylfenolen (vooral nonylfenol) als afbraakproduct van niet-ionische alkylfenol polyethoxylaten (Lenntech, 2007). Wanneer anionische en kationische detergenten gemengd worden, wordt meestal een neerslag gevormd, die kan bezinken en op de waterbodem terechtkomen. Sommige detergenten (zoals b.v. natriumdodecylsulfaat) adsorberen aan zwevende stoffen in het water en sedimenten, waardoor er effecten naar de waterbodem kunnen optreden. Sommige detergenten kunnen ook accumuleren in waterorganismen, waardoor er een kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens (HSDB). In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de milieu-eigenschappen van de diverse stoffen die in reinigingsmiddelen worden gebruikt. De LC50-waarden van de meeste surfactanten in de tabel vallen in de categorieën matig tot weinig giftig. Dit betekent niet dat de surfactanten allemaal onschadelijk zijn. De stoffen hebben immers een ‘oppervlakte actieve werking’. Dat betekent dat ze door adsorptie aan cellen van waterorganismen in principe invloed kunnen uitoefenen op het stoftransport door membranen (RIZA, 1998). Bij lozing op een RWZI, worden worden de meeste surfactanten grotendeels afgebroken en is de resterende toxiciteit volgens een risicobenadering acceptabel. Bij rechtstreekse ongezuiverde lozingen zullen nadelige effecten voor waterorganismen echter niet uitgesloten moeten worden geacht: b.v. voor lineair alkylbenzeensulfonaat, alkylethoxylaat en alkylfenolethoxylaat (RIZA, 1998). Sommige niet-ionische surfactanten zijn minder goed afbreekbaar. Vooral indien er sprake is van een groot aantal ethyleenoxide eenheden in deze detergenten (20-30) neemt de afbreekbaarheid sterk af (zie onderstaande tabel). Vertakking van de alkylketen en/of toepassing van een keten waarin ook in sterke mate propyleenoxide (PO) is verwerkt, werkt eveneens negatief door op de afbraak van de surfactanten. Dit mag echter niet naar alle niet-ionische detergenten worden doorvertaald. AEO, een veel gebruikt surfactant in reinigingsmiddelen, wordt zeer goed verwijderd in RWZI’s. Bij de beoordeling van middelen is enige voorzichtigheid met betrekking tot het type niet-ionische surfactant echter van belang. Gelet dient te worden op het aantal EO eenheden, vertakking van de alkydketen en het aantal PO-eenheden. Een van de nonionics, de zogenaamde alkylfenolethoxylaten (APE’s of NPE’s) blijkt na afbraak giftiger te zijn dan de oorspronkelijke stof. Deze stofgroep wordt ook verdacht van mogelijke oestrogene effecten. In Osparverband (Oslo-Parijse-commissie) is afgesproken dat de alkylfenolethoxylaten niet langer mogen worden gebruikt. Een verhoogde concentratie aan detergenten in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) kan leiden tot het afsterven van een deel van de micro-organismen in het slib. Daarnaast kunnen bepaalde detergenten ook matig tot sterk biologisch afgebroken worden door micro-organismen in het slib van de RWZI, waardoor de zuurstofconcentratie in de RWZI kan dalen. Door de afbraak van bepaalde detergenten kunnen er schadelijke afbraakproducten ontstaan die uiteindelijk via het effluent in het oppervlaktewater kunnen terechtkomen en daar effecten kunnen veroorzaken: b.v. alkylfenolen (vooral nonylfenol) als afbraakproduct van niet-ionische alkylfenol polyethoxylaten (Lenntech, 2007). Andere detergenten zijn moeilijk afbreekbaar waardoor ze via het effluent opnieuw in het oppervlaktewater terechtkomen, en daar effecten kunnen veroorzaken (Lenntech, 2007; HSDB). Sommige detergenten adsorberen aan het slib in de RWZI. Bij lozing van het effluent (na secundaire of 57
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
tertiaire zuivering) zullen de afbraakproducten van veel detergenten veelal weinig of geen acute giftige effecten hebben op de waterorganismen in het oppervlaktewater (Lenntech, 2007).
58
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
HUMANE CARCINOGENICITEIT: Sommige detergenten en hun afbraakproducten zijn (mogelijk) kankerverwekkend (b.v. benzeen en fenol-bevattende detergenten) HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: Sommige detergenten en hun afbraakproducten (b.v. alkylfenolen en hun ethoxylaten) hebben een hormoonverstorende werking (VMM, 2006) REFERENTIES: •
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/aquatic/detergents.htm
•
IBGE (2007). http://www.ibgebim.be/nederlands/contenu/content_fiche2.asp?SelectPage=3991&Langue=Nl&P refixe=Eau&ref=683&base=
•
MINA (2007). http://www.mina.be/front.cgi?s_id=369&detail=1383&thema=&trefwoord=&zoekwoord=
•
Oya, M., Orito, S., Yusuke Ishikawa, Y. & Tomoko Iizuka, T. (2007). Effects of Water Hardness and Existence of Adsorbent on Toxic Surface Tension of Surfactants for Aquatic Species. Journal of Oleo Science, Vol. 56, No. 5 237-243. http://www.jstage.jst.go.jp/article/jos/56/5/56_237/_article
•
VMM (2006). (2006) Milieurapport Vlaanderen, MIRA Achtergronddocument 2006, Kwaliteit oppervlaktewater, De Cooman W., Peeters B., Theuns I., Vos G., Lammens S., Meers, B., Van Erdeghem M., Timmermans G., Callebaut R., Barrez I., Van den Broeck S., Emery J., Van Volsem S., Bursens K., Van Hoof K., D’Heygere T., Beckers A., Martens K., Goris M., Haustraete K., Belpaire C., Breine J., Van Thuyne G., Schneiders A., Smis A., Vlaamse Milieumaatschappij, http://www. milieurapport.be. http://www.milieurapport.be/Upload/Main/MiraData/MIRAT/02_THEMAS/02_13/AG2006_KWALITEIT_OPPERVLAKTEWATER.PDF
•
RIZA (1998). Een blik in de wereld van de industriële reinigingsmiddelen. http://www.helpdeskwater.nl/algemene_onderdelen/kennisdesk/?ActItmIdt=911
•
Richtlijn 2003/53/EG. http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/oj/2003/l_178/l_17820030717nl00240027.pdf
•
http://www.milieukoopwijzer.be/schoonmaak/wasactief.php
3.1.27
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Adsorbeerbare organohalogenen (AOX)
CAS NUMMER: GEDRAG IN HET MILIEU:
Een overschrijding van de emissievoorwaarden voor de groepsparameter adsorbeerbare organohalogenen (AOX) betekent dat het afvalwater teveel organische verbindingen bevat die chloride, bromide of jodium bevatten en die kunnen adsorberen aan aktief kool (VITO, 2007). Adsorbeerbare organohalogenen (AOX) staan in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II. Van AOX zijn circa 200 verschillende componenten bekend: b.v. chlooraceton, gehalogeneerde azijnzuren (b.v. dichloorethaan, trichloorethaan, tetrachloorethaan), trihalomethaan (chloroform), haloacetonitril, dioxines, polychloorfenolen (KIWA, 2007; IPST, 2007). Deze hebben elk verschillende (al dan niet toxische) eigenschappen en effecten op de mens en het milieu. Sommige individuele verbindingen binnen de groepsparameter AOX zijn (potentieel) kankerverwekkend voor de mens. 59
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Sommige individuele verbindingen binnen de groepsparameter AOX zijn (potentieel) hormoonontregelend voor de mens. AOX kunnen ontstaan door subsitutiereacties bij oxidatie van koolstofverbindingen met onderchlorigzuur (HOCl) in water. Daarnaast zijn additie- en/of eliminatiereacties ook mogelijke oorzaken voor de vorming van AOX (KIWA, 2007). Anders dan gebonden beschikbaar chloor, hebben AOX geen oxidatieve eigenschappen en vormen dus geen onderdeel van het gebonden beschikbaar chloor voor b.v. disinfectie. Sommige AOX kunnen snel adsorberen aan zwevende stoffen of sedimenten waardoor er effecten naar de waterbodem of het slib kunnen optreden. Sommige AOX kunnen in water vervluchtigen via het wateroppervlak waardoor er effecten naar de lucht kunnen optreden. Sommige AOX worden in water chemisch afgebroken of omgezet (door b.v. oxidatie, hydrolyse); of worden afgebroken aan het wateroppervlak door zonlicht tot andere verbindingen die ook schadelijk kunnen zijn. Sommige AOX kunnen (matig tot sterk) biodegraderen in het water. Deze biologische afbraak gebeurt door micro-organismen die daarvoor de aanwezige zuurstof in het oppervlaktewater gebruiken. Hierdoor daalt de zuurstofconcentratie van de waterloop. Deze daling kan tot problemen leiden en vanaf een bepaalde concentratie zelfs tot sterfte van vissen of andere waterorganismen. Andere AOX kunnen (niet of weinig) biodegraderen in water. Dit betekent dat de AOX niet biologisch zullen afgebroken worden door micro-organismen. Deze stoffen kunnen bijgevolg over een lange afstand getransporteerd worden in het oppervlaktewater en over een groter geografisch gebied effecten veroorzaken. Sommige AOX accumuleren (sterk) in micro-organismen, waardoor er doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens mogelijk kan optreden. Sommige AOX zijn (zeer) toxisch voor de mens en / of aquatische organismen en kunnen eventueel op lange termijn schadelijke effecten op het aquatisch milieu veroorzaken. Er wordt daarnaast ook verwezen naar de respectievelijke fiches van de verschillende gehalogeneerde organische verbindingen voor een beschrijving van de effecten naar het oppervlaktewater en de RWZI. PNEC-WAARDE: AOX: PNEC 40 µg/l (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: Sommige individuele verbindingen binnen de groepsparameter AOX zijn (potentieel) kankerverwekkend voor de mens. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: Sommige individuele groepsparameter AOX zijn (potentieel) hormoonontregelend voor de mens.
verbindingen
binnen
de
REFERENTIES: •
VITO (2007). Compendium voor analyse van water (WAC). http://www.emis.vito.be/index.cfm?PageID=525 http://www.emis.vito.be/EMIS/Media/referentielabo_water_WAC_IV_B_011.pdf
•
KIWA (2007). Oriënterend onderzoek naar desinfectietechnieken voor zwembadwater. www.vrom.nl/get.asp?file=docs/publicaties/w983.pdf&dn=w983&b=vrom –
•
IPST (2007), Institute of Paper Science and Technology http://www.ipst.gatech.edu/faculty_new/faculty_bios/ragauskas/technical_reviews/Environmental .pdf
•
Zie respectievelijke fiches en achtergronddocumenten per individuele stof.
60
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.1.28
Extraheerbare organohalogenen (EOX)
CAS NUMMER: GEDRAG IN HET MILIEU:
Een overschrijding van de emissievoorwaarden voor de groepsparameter extraheerbare organohalogenen (EOX) betekent dat het afvalwater teveel semi- tot niet-vluchtige organische verbindingen bevat die chloride, bromide of jodium bevatten en die kunnen geëxtraheerd worden met petroleumether uit water (VITO, 2007). Extraheerbare organohalogenen (EOX) staan in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II. Van EOX zijn verschillende componenten bekend: b.v. polychloorbifenylen (PCB’s), pesticiden zoals DDT, DDD, DDE en hexachloorcyclohexaan (HCH), etc. (Diandou et al., 2005; Niemirycza et al, 2005). Deze hebben elk verschillende (al dan niet toxische) eigenschappen en effecten op de mens en het milieu. Sommige individuele verbindingen binnen de groepsparameter EOX zijn (potentieel) kankerverwekkend voor de mens. Sommige individuele verbindingen binnen de groepsparameter EOX zijn (potentieel) hormoonontregelend voor de mens. Sommige EOX kunnen adsorberen aan zwevende stoffen of sedimenten waardoor er effecten naar de waterbodem of het slib kunnen optreden. Sommige EOX worden in water chemisch afgebroken of omgezet (door b.v. oxidatie, hydrolyse); of worden afgebroken aan het wateroppervlak door zonlicht tot andere verbindingen die ook schadelijk kunnen zijn. Sommige EOX kunnen in water vervluchtigen via het wateroppervlak waardoor er effecten naar de lucht kunnen optreden. Sommige EOX kunnen biodegraderen in het water. Deze biologische afbraak gebeurt door microorganismen die daarvoor de aanwezige zuurstof in het oppervlaktewater gebruiken. Hierdoor daalt de zuurstofconcentratie van de waterloop. Deze daling kan tot problemen leiden en vanaf een bepaalde concentratie zelfs tot sterfte van vissen of andere waterorganismen. Andere EOX kunnen (niet of weinig) biodegraderen in water. Dit betekent dat de EOX niet biologisch zullen afgebroken worden door micro-organismen. Deze stoffen kunnen bijgevolg over een lange afstand getransporteerd worden in het oppervlaktewater en over een groter geografisch gebied effecten veroorzaken. De meeste EOX accumuleren (sterk) in micro-organismen, waardoor er doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens mogelijk kan optreden. Sommige EOX zijn (zeer) toxisch voor de mens en / of aquatische organismen en kunnen op lange termijn schadelijke effecten op het aquatisch milieu veroorzaken. Er wordt daarnaast ook verwezen naar de respectievelijke fiches van de verschillende gehalogeneerde organische verbindingen voor een beschrijving van de effecten naar het oppervlaktewater en de RWZI. PNEC-WAARDE: EOX: geen waarde opgegeven door de VMM (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: Sommige individuele verbindingen binnen de groepsparameter EOX zijn (potentieel) kankerverwekkend voor de mens.
61
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: Sommige individuele groepsparameter EOX zijn (potentieel) hormoonontregelend voor de mens.
verbindingen
binnen
de
REFERENTIES: •
VITO (2007). Compendium voor analyse van water (WAC). http://www.emis.vito.be/index.cfm?PageID=525 http://www.emis.vito.be/EMIS/Media/referentielabo_water_WAC_IV_B_010.pdf
•
Niemirycza, E., Kaczmarczyka, A. and Błażejowskib (2005), J. Extractable organic halogens (EOX) in sediments from selected Polish rivers and lakes—a measure of the quality of the inland water environment. Chemosphere. Volume 61, Issue 1, September 2005, Pages 92-97
•
Diandou, X., Mo, D., Yan, S., Zhifang, C. (2005). Concentration characteristics of extractable organohalogens in PM2.5 and PM10 in Beijing, China. Atmospheric environment (Atmos. environ.) ISSN 1352-2310. 2005, vol. 39, no22, pp. 4119-4128 [10 page(s) (article)] (1 p.3/4)
•
Zie respectievelijke fiches en achtergronddocumenten per individuele stof.
3.1.29
Vluchtige organohalogenen (POX)
CAS NUMMER: GEDRAG IN HET MILIEU:
Een overschrijding van de emissievoorwaarden voor de groepsparameter vluchtige organohalogenen (POX) betekent dat het afvalwater teveel vluchtige organische verbindingen bevat die chloride, bromide of jodium bevatten en die kunnen gepurgeerd worden uit water (VITO, 2007). Vluchtige organohalogenen (POX) staan in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II. Van POX zijn verschillende componenten bekend: b.v. chloroform, bromoform, dibroomdichloormethaan, tetrachloorethyleen, etc. Deze hebben elk verschillende (al dan niet toxische) eigenschappen en effecten op de mens en het milieu. Sommige individuele verbindingen binnen de groepsparameter POX zijn kankerverwekkend voor de mens. Sommige individuele verbindingen binnen de groepsparameter POX zijn (potentieel) hormoonontregelend voor de mens. De meeste POX kunnen in water (zeer) snel vervluchtigen via het wateroppervlak waardoor er effecten naar de lucht kunnen optreden. Sommige POX kunnen adsorberen aan zwevende stoffen of sedimenten waardoor er effecten naar de waterbodem of het slib kunnen optreden. Sommige POX worden in water chemisch afgebroken of omgezet (door b.v. oxidatie, hydrolyse); of worden afgebroken aan het wateroppervlak door zonlicht tot andere verbindingen die ook schadelijk kunnen zijn. Sommige POX kunnen biodegraderen in het water. Deze biologische afbraak gebeurt door microorganismen die daarvoor de aanwezige zuurstof in het oppervlaktewater gebruiken. Hierdoor daalt de zuurstofconcentratie van de waterloop. Deze daling kan tot problemen leiden en vanaf een bepaalde concentratie zelfs tot sterfte van vissen of andere waterorganismen. Andere POX kunnen (niet of weinig) biodegraderen in water. Dit betekent dat de POX niet biologisch zullen afgebroken worden door micro-organismen. Deze stoffen kunnen bijgevolg over een lange afstand getransporteerd worden in het oppervlaktewater en over een groter geografisch gebied effecten veroorzaken. 62
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Sommige POX accumuleren (sterk) in micro-organismen, waardoor er doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens mogelijk kan optreden. Sommige POX zijn (zeer) toxisch voor de mens en / of aquatische organismen en kunnen op lange termijn schadelijke effecten op het aquatisch milieu veroorzaken. Er wordt daarnaast ook verwezen naar de respectievelijke fiches van de verschillende gehalogeneerde organische verbindingen voor een beschrijving van de effecten naar het oppervlaktewater en de RWZI. PNEC-WAARDE: POX: geen waarde opgegeven door de VMM (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: Sommige individuele verbindingen binnen de groepsparameter VOX zijn (potentieel) kankerverwekkend voor de mens. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: Sommige individuele groepsparameter VOX zijn (potentieel) hormoonontregelend voor de mens.
verbindingen
binnen
de
REFERENTIES: •
VITO (2007). Compendium voor analyse van water (WAC). http://www.emis.vito.be/index.cfm?PageID=525 http://www.emis.vito.be/EMIS/Media/referentielabo_water_WAC_IV_B_012.pdf
•
Zie respectievelijke fiches en achtergronddocumenten per individuele stof.
3.1.30
Petroleum ether extraheerbare stoffen
CAS NUMMER: GEDRAG IN HET MILIEU:
Een overschrijding van de emissievoorwaarden voor de groepsparameter petroleum ether extraheerbare stoffen betekent dat het afvalwater teveel wateronoplosbare organische stoffen bevat die kunnen geëxtraheerd worden met petroleumether uit water (VITO, 2007). Tot de petroleum ether extraheerbare stoffen behoren onder andere: dierlijke, plantaardige en minerale oliën en vetten, vetzuren, etc. Deze hebben elk verschillende (al dan niet toxische) eigenschappen en effecten op de mens en het milieu. Sommige individuele verbindingen binnen deze groepsparameter zijn (potentieel) kankerverwekkend voor de mens. Sommige individuele verbindingen binnen deze groepsparameter zijn (potentieel) hormoonontregelend voor de mens. Persistente minerale oliën en uit aardolie bereide persistente koolwaterstoffen staan in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II. Niet-persistente minerale oliën en uit aardolie bereide niet-persistente koolwaterstoffen. staan in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stoffen in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II. Aangezien deze parameter enkel relevant is voor lozingen op RWZI, is de bespreking hierop gefocust. Een overschrijding van de emissievoorwaarden voor de groepsparameter petroleum ether extraheerbare stoffen is verantwoordelijk voor verschillende problemen waardoor het transport van het afvalwater in de riolering en de werking van de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) in het gedrang komt. Vetten en oliën hebben immers de neiging om zich vast te hechten aan de rioleringen en onderdelen van de RWZI. Wanneer dit zich doorzet, dan kunnen de rioleringen dicht gaan slibben en er defecten optreden aan de onderdelen van de RWZI. 63
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Sommige petroleum ether extraheerbare stoffen zoals b.v. vetten zijn weinig tot slecht biodegradeerbaar (Metcalf & Eddy, 1991). Dit betekent dat ze niet biologisch zullen afgebroken worden door microorganismen. Deze stoffen kunnen bijgevolg over een lange afstand getransporteerd worden in de riolering en in de richting van de RWZI, en voor problemen zorgen. Sommige petroleum ether extraheerbare stoffen zoals b.v. minerale olie kunnen een drijflaag vormen, waardoor vooral de goede werking van de RWZI in het gedrang komt, aangezien de biologische afbraakprocessen verstoord worden. Hierdoor kan het afvalwater in een minder tot niet gezuiverde vorm in het oppervlaktewater terechtkomen, waardoor er effecten kunnen optreden. Een deel van de petroleum ether extraheerbare stoffen kan ook via bezinking in het slib van de riolering en de RWZI terechtkomen (Metcalf & Eddy, 1991). PNEC-WAARDE: petroleum ether extraheerbare stoffen: geen waarde opgegeven door de VMM (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: Sommige individuele verbindingen binnen de groepsparameter petroleum ether extraheerbare stoffen zijn (potentieel) kankerverwekkend voor de mens. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: Sommige individuele verbindingen binnen de groepsparameter petroleum ether extraheerbare stoffen zijn (potentieel) hormoonontregelend voor de mens. REFERENTIES: •
VITO (2007). Compendium voor analyse van water (WAC). http://www.emis.vito.be/index.cfm?PageID=525 http://www.emis.vito.be/EMIS/Media/referentielabo_water_WAC_IV_B_005.pdf
•
Metcalf & Eddy (1991). Wastewater Engineering: Treatment, Disposal and Reuse, 3rd edn, revised by G. Tchobanoglous and F.L. Burton, McGraw-Hill Inc, Singapore.
•
Zie respectievelijke fiches en achtergronddocumenten per individuele stof.
3.1.31
CCl4 extraheerbare stoffen
CAS NUMMER: GEDRAG IN HET MILIEU:
Een overschrijding van de emissievoorwaarden voor de groepsparameter CCl4 extraheerbare stoffen olie betekent dat het afvalwater teveel apolaire koolwaterstoffen bevat die kunnen geëxtraheerd worden met tetrachlooretheen uit water, en die niet adsorberen aan florosil, en straling met een bepaalde golflengte kunnen adsorberen (VITO, 2007). De term met tetrachlooretheen extraheerbare apolaire stoffen dekt in de milieuwetgeving voorkomende “minerale olie”, “CCl4 extraheerbare stoffen” en “alifatische en naftische koolwaterstoffen” (VITO, 2007). Persistente minerale oliën en uit aardolie bereide persistente koolwaterstoffen staan in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II. Niet-persistente minerale oliën en uit aardolie bereide niet-persistente koolwaterstoffen. staan in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stoffen in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II. De bespreking voor deze parameter is gelijk aan de bespreking van de parameter minerale olie (zie ook 3.1.32).
64
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
CCl4 extraheerbare stoffen bestaat uit een heterogeen mengsel van verschillende koolwaterstoffen: zoals b.v. de monoaromatische koolwaterstoffen (MAK’s: b.v. benzeen, tolueen, xyleen) en de polyaromatische koolwaterstoffen (PAK’s: b.v. naftaleen, anthraceen, benzo[a]pyreen, etc.). Deze hebben elk verschillende (al dan niet toxische) eigenschappen (zie ook onderstaande tabel: OVAM, 2007) en effecten op de mens en het milieu.
Sommige individuele verbindingen binnen deze groepsparameter zijn (potentieel) kankerverwekkend voor de mens. Sommige individuele verbindingen binnen deze groepsparameter zijn (potentieel) hormoonontregelend voor de mens. CCl4 extraheerbare stoffen kunnen een drijflaag op het oppervlaktewater vormen. Dit kan tot problemen leiden, en zelfs tot sterfte van aquatische organismen en vogels leiden. CCl4 extraheerbare stoffen kunnen weinig tot slecht biodegradeerbaar zijn (Metcalf & Eddy, 1991; OVAM, 2007). Dit betekent dat ze niet biologisch zullen afgebroken worden door micro-organismen. Deze stoffen kunnen bijgevolg over een lange afstand getransporteerd worden in het oppervlaktewater en over een groter geografisch gebied effecten veroorzaken. CCl4 extraheerbare stoffen kunnen via het wateroppervlak vervluchtigen, en zodoende in de lucht terechtkomen waardoor er effecten kunnen optreden. CCl4 extraheerbare stoffen kunnen ook via bezinking op de waterbodem terechtkomen, waardoor er effecten kunnen optreden (Metcalf & Eddy, 1991). Een overschrijding van de emissievoorwaarden voor de groepsparameter CCl4 extraheerbare stoffen is verantwoordelijk voor verschillende problemen in de riolering en de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI). CCl4 extraheerbare stoffen kunnen een drijflaag vormen, waardoor vooral de goede werking van de RWZI in het gedrang komt, aangezien de biologische afbraakprocessen verstoord worden. Hierdoor kan het afvalwater in een minder tot niet gezuiverde vorm in het oppervlaktewater terechtkomen, waardoor er effecten kunnen optreden. CCl4 extraheerbare stoffen kunnen weinig tot slecht biodegradeerbaar zijn (Metcalf & Eddy, 1991; OVAM, 2007). Dit betekent dat ze niet biologisch zullen afgebroken worden door micro-organismen. Deze stoffen kunnen bijgevolg over een lange afstand getransporteerd worden in de riolering en in de richting van de RWZI, en er voor problemen zorgen. CCl4 extraheerbare stoffen kunnen ook via bezinking in het slib van de riolering en de RWZI terechtkomen (Metcalf & Eddy, 1991). Er wordt daarnaast ook verwezen naar de respectievelijke fiches van de verschillende relevante componenten binnen de groepsparameter CCl4 extraheerbare stoffen voor een beschrijving van de effecten naar het oppervlaktewater en de RWZI. PNEC-WAARDE: CCl4 extraheerbare stoffen: geen waarde opgegeven door de VMM (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: Sommige individuele verbindingen binnen de groepsparameter CCl4 extraheerbare stoffen stoffen zijn (potentieel) kankerverwekkend voor de mens. 65
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: Sommige individuele verbindingen binnen de somsparameter CCl4 extraheerbare stoffen stoffen zijn (potentieel) hormoonontregelend voor de mens. REFERENTIES: •
VITO (2007). Compendium voor analyse van water (WAC). http://www.emis.vito.be/index.cfm?PageID=525 http://www.emis.vito.be/EMIS/Media/referentielabo_water_WAC_IV_B_026.pdf
•
OVAM (2007). www.ovam.be/jahia/Jahia/pid/1144 http://www.ovam.be/jahia/Jahia/cache/offonce/pid/176?actionReq=actionPubDetail&fileItem=13 79
•
Metcalf & Eddy (1991). Wastewater Engineering: Treatment, Disposal and Reuse, 3rd edn, revised by G. Tchobanoglous and F.L. Burton, McGraw-Hill Inc, Singapore.
3.1.32
Minerale olie
CAS NUMMER: GEDRAG IN HET MILIEU:
Een overschrijding van de emissievoorwaarden voor de groepsparameter minerale olie betekent dat het afvalwater teveel organische koolwaterstoffen bevat die kunnen geëxtraheerd worden met hexaan uit water, en die niet adsorberen aan florosil, en die detecteerbaar zijn met een gaschromatograaf met retentietijden tussen n-decaan en n-tetracontaan op een apolaire kolom (VITO, 2007). Olieverontreinigingen waar een vluchtige fractie aanwezig is, worden met deze methode in onvoldoende mate teruggevonden. Zo worden ook aromatische en zwak polaire verbindingen, al dan niet bestanddeel van olieproducten, niet kwantitatief teruggevonden (VITO, 2007). Persistente minerale oliën en uit aardolie bereide persistente koolwaterstoffen staan in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II. Niet-persistente minerale oliën en uit aardolie bereide niet-persistente koolwaterstoffen. staan in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stoffen in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II. De bespreking voor deze parameter is gelijk aan de bespreking van de parameter CCl4 extraheerbare stoffen (zie ook 3.1.31). Minerale olie bestaat uit een heterogeen mengsel van verschillende koolwaterstoffen: zoals b.v. de monoaromatische koolwaterstoffen (MAK’s: b.v. benzeen, tolueen, xyleen) en de polyaromatische koolwaterstoffen (PAK’s: b.v. naftaleen, anthraceen, benzo[a]pyreen, etc.). Deze hebben elk verschillende (al dan niet toxische) eigenschappen (zie ook onderstaande tabel: OVAM, 2007) en effecten op de mens en het milieu.
66
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Sommige individuele verbindingen binnen deze groepsparameter zijn (potentieel) kankerverwekkend voor de mens. Sommige individuele verbindingen binnen deze groepsparameter zijn (potentieel) hormoonontregelend voor de mens. Minerale olie kan een drijflaag op het oppervlaktewater vormen. Dit kan tot problemen leiden, en zelfs tot sterfte van aquatische organismen en vogels leiden. Minerale olie kan weinig tot slecht biodegradeerbaar zijn (Metcalf & Eddy, 1991; OVAM, 2007). Dit betekent dat ze niet biologisch zullen afgebroken worden door micro-organismen. Deze stoffen kunnen bijgevolg over een lange afstand getransporteerd worden in het oppervlaktewater en over een groter geografisch gebied effecten veroorzaken. Minerale olie kan via het wateroppervlak vervluchtigen, en zodoende in de lucht terechtkomen waardoor er effecten kunnen optreden. Minerale olie kan ook via bezinking op de waterbodem terechtkomen, waardoor er effecten kunnen optreden (Metcalf & Eddy, 1991). Een overschrijding van de emissievoorwaarden voor de groepsparameter minerale olie is verantwoordelijk voor verschillende problemen. Minerale olie kan een drijflaag vormen, waardoor vooral de goede werking van de RWZI in het gedrang komt, aangezien de biologische afbraakprocessen verstoord worden. Hierdoor kan het afvalwater in een minder tot niet gezuiverde vorm in het oppervlaktewater terechtkomen, waardoor er effecten kunnen optreden. Sommige verbindingen binnen deze groepsparameter zijn weinig tot slecht biodegradeerbaar (Metcalf & Eddy, 1991; OVAM, 2007). Dit betekent dat ze niet biologisch zullen afgebroken worden door microorganismen. Deze stoffen kunnen bijgevolg over een lange afstand getransporteerd worden in de riolering en in de richting van de RWZI, en er voor problemen zorgen. Minerale olie kan ook via bezinking in het slib van de riolering en de RWZI terechtkomen (Metcalf & Eddy, 1991). Er wordt daarnaast ook verwezen naar de respectievelijke fiches van de verschillende relevante componenten binnen de groepsparameter minerale olie voor een beschrijving van de effecten naar het oppervlaktewater en de RWZI. PNEC-WAARDE: minerale olie: geen waarde opgegeven door de VMM (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: Sommige individuele verbindingen binnen de groepsparameter minerale olie zijn (potentieel) kankerverwekkend voor de mens. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: Sommige individuele verbindingen groepsparameter minerale olie zijn (potentieel) hormoonontregelend voor de mens.
binnen
de
REFERENTIES: •
VITO (2007). Compendium voor analyse van water (WAC). http://www.emis.vito.be/index.cfm?PageID=525 http://www.emis.vito.be/EMIS/Media/referentielabo_water_WAC_IV_B_025.pdf http://www.emis.vito.be/EMIS/Media/referentielabo_water_WAC_IV_B_026.pdf
•
OVAM (2007). www.ovam.be/jahia/Jahia/pid/1144 http://www.ovam.be/jahia/Jahia/cache/offonce/pid/176?actionReq=actionPubDetail&fileItem=13 79
•
Metcalf & Eddy (1991). Wastewater Engineering: Treatment, Disposal and Reuse, 3rd edn, revised by G. Tchobanoglous and F.L. Burton, McGraw-Hill Inc, Singapore.
67
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.2 3.2.1
METALEN Aluminium
CAS NUMMER: 7429-90-5 (aluminiummetaal of elementair aluminium) GEDRAG IN HET MILIEU:
Aluminiummetaal is licht ontvlambaar (F), vormt een zeer licht ontvlambaar gas in contact met water (R15), en is spontaan ontvlambaar in lucht (R17) (ESIS). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via drinkwater, via opname vanuit voeding en via de lucht, etc. (HSDB). Aluminiummetaal vormt aan zijn oppervlak snel een micrometerdikke laag aluminiumoxide die voor de reactie met water beschermt. Is deze laag aangetast, treedt een reactie op waarbij hoogontvlambaar waterstofgas vrijkomt. Aluminiumoxide kan in water zowel als base (2Al2O3(s) + 6H+(aq) -> Al3+(aq) + 3H2O(l)), als als zuur (2Al2O3(s) + 2OH-(aq) -> AlO2-(aq) + H2O (l)) functioneren (Lenntech, 2007). Aluminiumverbindingen (b.v. aluminiumchloride) reageren in vorm van een hydrolyse die door kan gaan tot het kation geen lading meer heeft en ten slotte in de vorming van onoplosbaar hydroxide eindigt. Het begin van een dergelijke hydrolyse ziet eruit als volgt (Lenntech, 2007): Al3+(aq) + 6H2O(l) <-> [Al(H2O)6]3+ (aq) De in de natuur meest voorkomende aluminiumverbindingen, aluminiumoxide en aluminiumhydroxide, zijn onoplosbaar in water. Opgelost in natuurlijke wateren komt aluminium onder zure condities vooral voor als Al3+ en onder neutrale of alkalische condities vooral als Al(OH)4-. Daarnaast zijn er ook nog andere vormen zoals AlOH2+ en Al(OH)3 (Lenntech, 2007). Het gedrag van de aluminiumverbindingen is afhankelijk van de pH van het water. Bij een pH-waarde van lager dan 4,5 neemt de oplosbaarheid van aluminium sterk toe. Dit is wederom ook bij een heel hoge pHwaarde het geval. Ook al zijn lagere aluminiumconcentraties een natuurlijk bestanddeel van oppervlaktewater, het is bekend dat hogere concentraties een aantal schadelijke effecten op aquatische organismen heeft (Lenntech, 2007). Aluminium-ionen kunnen adsorberen aan zwevende stoffen in water en sedimenten, waardoor het effecten kan veroorzaken naar de waterbodem (HSDB). Aluminium is weinig tot matig accumulerend in aquatische organismen (vooral afhankelijk van de pH), zodat er een beperkte kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens (HSDB). Opgeloste Al3+-ionen zijn giftig voor planten, omdat zij wortelbeschadigingen veroorzaken en de fosfaatopname verlagen. Er is bovendien een verband tussen zure regen en de aluminiumconcentratie in de grond. Door zure regen worden mineralen in de grond in oplossing gebracht en voor een deel in het water gespoeld. Op deze manier stijgt ook het aluminiumgehalte van rivieren en meren (Lenntech, 2007). Een verhoogde concentratie aan aluminium(verbindingen) in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) kan leiden tot een verhoogde adsorptie aan het slib (afhankelijk van de omstandigheden), en zodoende een verhoogd slibgehalte, waardoor meer slib moet verwijderd worden. Aluminiumzouten worden in de afvalwaterbehandeling voor neerslagreacties gebruikt. Zo bereikt men met het toevoegen van aluminiumsulfaat en kalk aan afvalwater dat aluminiumhydroxide gevormd wordt, dat verontreinigingen laat bezinken. Het hydroxide zelf is zo slecht oplosbaar dat er slechts 0,05 ppm opgelost aluminium achterblijven (Lenntech, 2007). 68
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Verwijdering van aluminium in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) kan met behulp van ionenwisselaars of coagulatie en/of flotatie gebeuren (Lenntech, 2007). PNEC-WAARDE: geen waarde opgegeven door de VMM (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: aluminium(-componenten) werden niet opgenomen in de lijsten van IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: aluminium is een stof die op basis van de beschikbare informatie geacht wordt geen hormoonontregelaar te zijn (COM(2001)262); niet opgenomen in de EDNorth databank (ED-North). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-en-water/overzicht.htm http://www.lenntech.com/elementen-en-water/aluminium-en-water.htm
3.2.2
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Antimoon
CAS NUMMER: 7440-36-0 (elementair antimoon) GEDRAG IN HET MILIEU:
Antimoon werd niet geclassificeerd in de Bijlage I van de richtlijn 67/548/EEC, er werden dus geen Rzinnen voor deze stof opgenomen in ESIS. Het veiligheidsinformatieblad voor antimoon vermeldt dat deze stof schadelijk (Xn) en milieugevaarlijk (N) is. Antimoon is schadelijk bij inademing en opname door de mond (R20/22). Antimoon is giftig voor waterorganismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R51/53) (SIRI MSDS Index). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via de lucht, via opname vanuit voeding en door contact met de huid, etc. (HSDB). Antimoon(verbindingen) staan in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stoffen in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II (VMM, 2002). Antimoonverbindingen (waarbij antimoon veelal gebonden is aan een hydroxylgroep) zullen vooral adsorberen aan zwevende stoffen in water en sedimenten, waardoor het effecten kan veroorzaken naar de waterbodem (HSDB). Opgeloste antimoonverbindingen komen in water in aanwezigheid van zuurstof vooral onder de vorm van Sb(V) voor, b.v. als (Sb(OH)6)- , en in mindere mate als Sb(III), b.v. als Sb(OH)3. In zuurstofarme omstandigheden zal dit vooral Sb(III) zijn (Lenntech, 2007). Antimoonverbindingen zullen onder normale omstandigheden niet vervluchtigen via het wateroppervlak. Antimoonverbindingen kunnen wel gereduceerd worden door micro-organismen in sedimenten onder zuurstofarme omstandigheden en bindingen met methylgroepen in aanwezigheid van micro-organismen aangaan, waarbij deze antimoonmethylverbindingen zeer vluchtig zijn via het wateroppervlak (HSDB). 69
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Hierdoor kunnen ze effecten naar de lucht veroorzaken. Antimoon is weinig tot matig accumulerend in aquatische organismen (vooral afhankelijk van de pH), zodat er een beperkte kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens (HSDB). Een verhoogde concentratie aan antimoon(verbindingen) in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) kan vooral leiden tot een verhoogde adsorptie aan het slib (afhankelijk van de omstandigheden), en zodoende een verhoogd slibgehalte, waardoor meer slib moet verwijderd worden. Antimoonverwijdering door micro-organismen in het actief slib van de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie is niet mogelijk (HSDB). PNEC-WAARDE: 7440-36-0: element antimoon: geen waarde opgegeven door de VMM (VMM, pers.comm.). Er wordt gewacht op Europese RAR HUMANE CARCINOGENICITEIT: antimoon werd niet opgenomen in de lijsten van IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/Sb.htm
•
SIRI MSDS Index (2007). http://www2.hazard.com/msds/index.php https://fscimage.fishersci.com/msds/01610.htm
3.2.3
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Arseen
CAS NUMMER: 7440-38-2 (elementair arseen) GEDRAG IN HET MILIEU:
Arseen is een milieugevaarlijke (N) stof die giftig is bij inademing en opname door de mond (T, R23/25). Arseen is zeer giftig voor waterorganismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via opname vanuit voeding, maar ook via drinkwater en via de lucht (HSDB). Arseen(verbindingen) staan in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stoffen in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II. Arseen is opgenomen in de verklaring van de 3e Noordzeeconferentie (internationaal verdrag), die een emissiereductie naar water en lucht nastreeft (VMM, 2002). Arseen komt onder natuurlijke omstandigheden voor onder zowel organische als anorganische vorm. As in de elementaire metaalvorm is eerder zeldzaam. As komt vooral voor als een (As-3) arsine, (As+3)
70
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
arseniet en (As+5) arsenaat. Tevens bindt de stof covalent met de meeste niet-metalen en metalen. Het vormt stabiele organische verbindingen onder zowel 3- als 5-waardige vorm. Elementair arseen komt zelden voor in oppervlaktewater. Elementair arseen reageert bij contact met vochtige lucht, waarbij een laag gevormd wordt op het oppervlak. De meest voorkomende vorm in water onder zuurstofrijke omstandigheden is oplosbaar anorganisch arsenaat-ion (As(V) b.v. als AsO43-), aangezien het stabieler is in water dan het arseniet-ion (As(III), b.v. als H2AsO3−), dat vooral voorkomt onder zuurstofarme omstandigheden (HSDB). De anorganische vormen worden door biologische activiteit omgevormd tot organische verbindingen (VMM, 2006). Elementair arseen is een redelijk moeilijk oplosbare stof, terwijl zijn verbindingen goed oplosbaar kunnen zijn in water (Lenntech, 2007). In oppervlaktewater speelt arseenverbindingen een rol bij een groot aantal oxidatie- en reductiereacties, bij ionenwisseling, coagulatie en adsorptiereacties (Lenntech, 2007). Arseenverbindingen kunnen adsorberen aan zwevende stoffen in water en sedimenten, waardoor het effecten kan veroorzaken naar de waterbodem. In zuur en neutraal water, zal As(V) sterk adsorberen, terwijl As(III) zwak zal geadsorbeerd worden. In alkalisch water, zullen As(III) en As(V) beiden zwak adsorberen (HSDB). Arseen is zeer giftig voor waterorganismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS). Opgeloste arseenverbindingen kunnen over een lange afstand getransporteerd worden in water, zodat verontreinigingen snel uitdijen over een groter geografisch gebied (HSDB; VMM, 2006). Aquatische organismen accumuleren gemakkelijk As, zodat er een kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens (HSDB). Anorganisch As lost slecht op in water wat de (bio)beschikbaarheid aan As doet toenemen in vergelijking met gebonden of opgeloste vormen. Vissen en visetende vogels kunnen bijgevolg sterven aan arseenvergiftiging (VMM, 2006). Arseenverbindingen zullen onder normale omstandigheden niet vervluchtigen via het wateroppervlak. Arseenverbindingen kunnen wel gereduceerd worden door micro-organismen in sedimenten onder zuurstofarme omstandigheden en bindingen met methylgroepen in aanwezigheid van micro-organismen aangaan, waarbij deze arseenmethylverbindingen kunnen vervluchtigen via het wateroppervlak (HSDB). Een verhoogde concentratie aan arseen(verbindingen) in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) kan leiden tot een verhoogde adsorptie aan het slib (afhankelijk van de omstandigheden), en zodoende een verhoogd slibgehalte, waardoor meer slib moet verwijderd worden. De opgeloste arseenverbindingen zijn echter mobiel en zullen via het effluent terug in het oppervlaktewater terechtkomen, waar het effecten kan veroorzaken. De verwijdering van arseen uit water kan op verschillende manieren bereikt worden: o.a. ionenwisselaars, membraanfiltratie of ijzer- en aluminium coagulatie (Lenntech, 2007). PNEC-WAARDE: element arseen (CAS nr. 7440-38-2): PNEC (totaal): 5 µg/l (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: arseen(verbindingen): groep 1: kankerverwekkend voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/ 71
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/As.htm http://www.lenntech.com/elementen-en-water/arseen-en-water.htm
•
VMM (2006). MIRA. Milieurapport Vlaanderen, Achtergronddocument 2006. Verspreiding van zware metalen Maes J., Bierkens J., Provoost J., Den Hond E., Geuzens P., Van Volsem S., Desmedt M., Roekens E., Theuns I., De Cooman W., Claeys N, Dumoulin, J, Eppinger R., Frohnhoffs A., D’hont D., Goemans G., Belpaire C., Vandecasteele B., De Vos B., Van den Bulck S., Ceenaeme J., Dedecker D., De Naeyer F., Dries V., Gommeren E., Van Dijck W., Van Dyck E., D’Havé H., De Coen W., Peeters B., Vlaamse Milieumaatschappij. www.milieurapport.be
3.2.4
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Barium
CAS NUMMER: 7440-39-3 GEDRAG IN HET MILIEU:
Barium werd niet geclassificeerd in de Bijlage I van de richtlijn 67/548/EEC, er werden dus geen R-zinnen voor deze stof opgenomen in ESIS. Barium is schadelijk bij inademing en bij opname door mond (R20/22) (INERIS). Het veiligheidsinformatieblad voor barium vermeldt dat deze stof ontvlambaar is, en dat fijne partikels in de lucht explosieve mengsels kunnen vormen. Blootstelling aan barium kan irritatie van de ademhalingswegen, huid en de ogen veroorzaken (SIRI MSDS Index). In het algemeen kan gezegd worden dat de gezondheidseffecten van barium afhankelijk zijn van de wateroplosbaarheid van de mengsels: bariummengsels die oplossen in water kunnen schadelijk zijn voor de menselijke gezondheid (Lenntech, 2007). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via drinkwater, via opname vanuit voeding en via de lucht (HSDB). Barium(verbindingen) staan in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stoffen in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II (VMM, 2002). Barium komt in de natuur als element niet voor, omdat het met zuurstof uit de lucht reageert tot bariumoxide en met water tot bariumhydroxide (Ba(OH)2) en waterstofgas (H2). Barium kan verschillende verbindingen aangaan met andere stoffen. Barium komt het meeste voor als mineraal; bariumsulfaat (BaSO4) of bariumcarbonaat (BaCO3). Oplosbare bariumverbindingen zoals Ba(NO3)2, BaCl2, Ba(CN)2 zijn mobiel in het milieu en kunnen over een grote afstand getransporteerd worden. Oplosbare bariumverbindingen kunnen ook reageren met sulfaten en carbonaten in het water, waardoor onoplosbaar bariumsulfaat en bariumcarbonaat gevormd wordt. Bariummengsels die persistent zijn, blijven vaak in de waterbodems aanwezig (Lenntech). Bariummengsels zijn matig accumuleerbaar in waterorganismen (BCF = 100 – 260, afhankelijk van het organisme) (HSDB). Bariumverbindingen zullen niet vervluchtigen via het wateroppervlak (HSDB). Een verhoogde concentratie aan barium(verbindingen) in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) zal in het geval van oplosbare bariumverbindingen vaak gewoon terug in het oppervlaktewater terechtkomen; waar het effecten kan veroorzaken (Lenntech, 2007). In het geval van onoplosbare bariumverbindingen zullen ze bijdragen tot een verhoogde adsorptie aan het slib (afhankelijk van de omstandigheden), en een verhoogd slibgehalte.
72
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
PNEC-WAARDE: barium (CAS nr. 7440-39-3): PNEC (totaal): 70 µg/l (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: barium niet opgenomen in de lijsten van IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/Ba.htm
•
SIRI MSDS Index (2007). http://www2.hazard.com/msds/index.php http://www2.hazard.com/msds/mf/cards/file/1052.html
3.2.5
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Beryllium
CAS NUMMER: 7440-41-7 GEDRAG IN HET MILIEU:
Beryllium is een zeer giftige (T+) en irriterende stof (ESIS). Beryllium is irriterend voor de ogen, de ademhalingswegen en de huid (R36/37/38), en kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid (R43). Beryllium is giftig met gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing en opname door de mond (R 48/23/25); zeer giftig bij inademing (R26); en het kan kanker veroorzaken bij inademing (R49) (ESIS). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via drinkwater, via opname vanuit voeding en via de lucht, etc. (HSDB). Beryllium(verbindingen) staan in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stoffen in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II (VMM, 2002). Onder normale omstandigheden zullen oplosbare berylliumverbindingen in water vooral voorkomen als BeOH+ en Be2+. Oplosbare berylliumzouten zullen in water omgezet worden tot onoplosbaar berylliumhydroxide Be(OH)2 dat door precipitatie bij een neutrale pH kan bezinken naar de waterbodem. Beryllium kan ook aan zwevende stoffen in water en sedimenten adsorberen, waardoor effecten naar de waterbodem toe mogelijk zijn. Wanneer fluoriden aanwezig zijn kan beryllium makkelijk bindingen aangaan en oplosbaar BeF+ en BeF2 vormen (HSDB). Beryllium kan in een wateroplosbare vorm meer schade aanrichten bij organismen dan in zijn onoplosbare vorm (Lenntech, 2007). Bioconcentratie in waterbodem-gerelateerde aquatische organismen kan belangrijk zijn, bij vissen is dit niet relevant (HSDB). Een verhoogde concentratie aan beryllium(verbindingen) in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) kan vooral leiden tot een verhoogde adsorptie aan het slib (afhankelijk van de omstandigheden), en zodoende een verhoogd slibgehalte, waardoor meer slib moet 73
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
verwijderd worden. Wanneer fluoriden aanwezig zijn kan beryllium makkelijk bindingen aangaan en oplosbaar BeF+ en BeF2 vormen, waardoor het vaak gewoon terug in het oppervlaktewater terechtkomt; waar het effecten kan veroorzaken. PNEC-WAARDE: PNEC (totaal) 0,1 µg/l (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: beryllium(verbindingen): groep 1: kankerverwekkend voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/Be.htm
3.2.6
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Boor
CAS NUMMER: 7440-42-8 GEDRAG IN HET MILIEU:
Boor werd niet geclassificeerd in de Bijlage I van de richtlijn 67/548/EEC, er werden dus geen R-zinnen voor deze stof opgenomen in ESIS. De veiligheidsinformatiebladen voor boorverbindingen vermeldt dat blootstelling aan deze stoffen irritatie aan ogen, huid en de ademhalingswegen kan veroorzaken. Daarnaast kunnen er bij een korte blootstelling effecten op het spijsverteringsstelsel, lever en nieren optreden. Langdurige blootstelling aan boorzuur kan een mogelijk gevaar voor de vruchtbaarheid opleveren (R60) en kan het ongeboren kind schaden (R61) (SIRI MSDS Index). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via opname vanuit voeding, via drinkwater en via huidcontact met producten die boor bevatten (HSDB). Boor(verbindingen) staan in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stoffen in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II (VMM, 2002). Onder normale omstandigheden reageert elementair boor niet met water (Lenntech, 2007). Boor is in oppervlaktewater vooral aanwezig als boorzuur (B(OH)3) en als boraat B(OH)4-ionen. Boorzuur zal in oppervlaktewater snel omgezet worden tot boraat-ionen; bij hogere concentraties aan boorzuur worden boor-complexen gevormd (HSDB). Het boortrifluoride-ethylether-complex reageert met water, waarbij diethylether en BF3 ontstaan en hoogontvlambare gassen vrijkomen. Een aantal boorverbindingen, zoals boortriiodid, zijn in water hydrolyserend (Lenntech, 2007).
74
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Boorzouten zijn veelal goed oplosbaar in water. Boorzuur, borax en boortrioxide zijn beter oplosbaar in water dan boortrifluoride. Sommige boorverbindingen, zoals boornitride, kunnen zelfs compleet onoplosbaar in water zijn. Boorverbindingen zullen bij een pH tussen 7,5 en 9 vooral adsorberen aan zwevende stoffen in water en sedimenten (vooral bij hoge concentraties aan amorfe aluminium en ijzeroxides), waardoor het effecten kan veroorzaken naar de waterbodem (HSDB). Boorzuur en borax zijn (zeer) weinig toxisch voor microorganismen (HSDB). Boraat veroorzaakt directe schade aan waterplanten (Lenntech, 2007). Boor(verbindingen) zijn weinig tot matig accumuleerbaar in waterorganismen (BCF = 0,3 – 198, afhankelijk van het organisme), zodat er een beperkte kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Boorverbindingen kunnen niet biologisch afgebroken door micro-organismen. Geladen ionische boorverbindingen zullen niet vervluchtigen via het wateroppervlak; boorzuur kan dat wel (HSDB). Een verhoogde concentratie aan boor(verbindingen) in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) kan leiden tot een verhoogde adsorptie aan het slib (afhankelijk van de omstandigheden), en zodoende een verhoogd slibgehalte, waardoor meer slib moet verwijderd worden. Anderzijds zijn boorverbindingen in afvalwater moeilijk te verwijderen, waardoor ze opnieuw in het oppervlaktewater terecht kunnen komen en daar effecten veroorzaken (Lenntech, 2007). PNEC-WAARDE: elementair boor: 650 µg/l (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: boor niet opgenomen in de lijsten van IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-en-water/boor-en-water.htm http://www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/b.htm
•
SIRI MSDS Index (2007). http://www2.hazard.com/msds/index.php; https://fscimage.fishersci.com/msds/03260.htm; http://www2.hazard.com/msds/mf/cards/file/0991.html ; https://fscimage.fishersci.com/msds/89933.htm
Database:
75
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.2.7
Cadmium
CAS NUMMER: 7440-43-9 GEDRAG IN HET MILIEU:
Cadmium (Cd) is giftig met gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing en opname door de mond (R48/23/25); en zeer giftig bij inademing (R26). Cadmium kan een mogelijk gevaar voor verminderde vruchtbaarheid (R 62) en voor beschadiging van het ongeboren kind (R63) veroorzaken. Daarnaast kan het kanker veroorzaken (R45) en onherstelbare effecten zijn niet uitgesloten (R68 ter vervanging van R40) (ESIS). Cadmium is een milieugevaarlijke stof (N). Cadmium is zeer giftig voor waterorganismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via de lucht en via opname vanuit voeding (HSDB). Cadmium(verbindingen) zijn prioritaire stoffen volgens Bijlage X bij de Kaderrichtlijn Water 2000/60/EG (EC, 2001). De Kaderrichtlijn water voorziet dat maatregelen worden getroffen om te komen tot de stapsgewijze vermindering van lozingen, emissies en verliezen van deze stoffen. Cadmium(verbindingen) staan in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stoffen in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II. Cadmium is opgenomen in de verklaring van de 3e Noordzeeconferentie (internationaal verdrag), die een emissiereductie naar water en lucht nastreeft. Cadmium is opgenomen in Lijst III van de Verordening 793/93 inzake de beoordeling en beperking van risico’s van bestaande stoffen (VMM, 2002). Deze stof staat ook op de OSPAR lijst met stoffen voor welke prioritaire actie moet genomen worden. De OSPAR-strategie Gevaarlijke Stoffen heeft tot doel te komen tot een nulemissie van gevaarlijke stoffen tegen 2020 (VMM, 2002). In het milieu komt Cd, onder de vorm van Cd(II), quasi uitsluitend voor in combinatie met een zuurstof-, chloor- of zwavelatoom. In oppervlaktewater kan cadmium in verschillende chemische vormen voorkomen zoals Cd2+, hydraat en als metaal-(an)organisch complex. In afwezigheid van metaalorganische complexen, zal Cd vooral als Cd2+, Cd(OH)+, Cd(HCO3)+, en Cd(OH)2 in het oppervlaktewater voorkomen (waarbij de belangrijkste anorganische complexen van cadmium gebonden zijn aan hydroxide en bicarbonaat). Cadmium kan zowel in opgeloste, in colloïdale, als in zwevende toestand in water voorkomen. Tot een pH van 9 zal bijna al het opgeloste cadmium als Cd2+ voorkomen, boven deze pH zal Cd als Cd(OH)2 bezinken. Cadmiumverbindingen zullen vooral adsorberen aan zwevende stoffen in water en sedimenten, waardoor het effecten kan veroorzaken naar de waterbodem (HSDB). Daarnaast kan Cd ook snel bezinken wanneer het gebonden is aan b.v. carbonaat. Cadmium is zeer giftig voor waterorganismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS). Cadmiumverbindingen zijn sterk accumulerend in aquatische organismen (BCF tussen 1000 – 17000, afhankelijk van het organisme in het oppervlaktewater), zodat er een grote kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens (HSDB). Cadmiumverbindingen zullen niet vervluchtigen via het wateroppervlak (HSDB). Een verhoogde concentratie aan cadmium(verbindingen) in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) kan leiden tot een verhoogde adsorptie aan het slib (afhankelijk van de omstandigheden), en zodoende een verhoogd slibgehalte, waardoor meer slib moet verwijderd worden (HSDB).
76
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
PNEC-WAARDE: element cadmium (CAS nr. 7440-43-9): PNEC (totaal): 0,8 µg/l (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: cadmium(verbindingen): groep 1: kankerverwekkend voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: •
cadmium is opgenomen in de lijst met stoffen die o.b.v. de beschikbare informatie geacht worden geen hormoonontregelaar te zijn (COM(2001)262);
•
cadmium kan endocriene effecten veroorzaken (ED-North).
REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-en-water/cadmium-en-water.htm http://www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/Cd.htm
•
VMM (2006). MIRA. Milieurapport Vlaanderen, Achtergronddocument 2006. Verspreiding van zware metalen Maes J., Bierkens J., Provoost J., Den Hond E., Geuzens P., Van Volsem S., Desmedt M., Roekens E., Theuns I., De Cooman W., Claeys N, Dumoulin, J, Eppinger R., Frohnhoffs A., D’hont D., Goemans G., Belpaire C., Vandecasteele B., De Vos B., Van den Bulck S., Ceenaeme J., Dedecker D., De Naeyer F., Dries V., Gommeren E., Van Dijck W., Van Dyck E., D’Havé H., De Coen W., Peeters B., Vlaamse Milieumaatschappij. www.milieurapport.be
3.2.8
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Calcium
CAS NUMMER: 7440-70-2 GEDRAG IN HET MILIEU:
Calcium vormt een zeer licht ontvlambaar gas in contact met water (R15) (ESIS). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via opname vanuit voeding, via drinkwater en via de lucht (HSDB). Calcium is een bestanddeel van natuurlijke wateren en van vele organismen. Calcium is in een waterige oplossing vooral als Ca2+(aq) aanwezig, maar komt ook in de vorm van CaOH+(aq) of Ca(OH)2(aq) en in zeewater ook als CaSO4 voor. Elementair calcium reageert ook bij kamertemperatuur met water. De reactievergelijking is dan als volgt: Ca(s) + 2H2O(g) -> Ca(OH)2(aq) + H2(g) Bij deze reactie ontstaat dus calciumhydroxide dat als loog in het water opgelost blijft, en waterstofgas. Calcium is een belangrijk onderdeel van de hardheid van het water en functioneert als stabilisator voor de pH-waarde, omdat het een bufferende werking heeft. Een verhoogde calcium-concentratie in oppervlaktewater heeft dus veelal een verhoging van de hardheid tot gevolg. Andere belangrijke reacties wat betreft calcium en water zijn verweringsreacties. Deze vinden meestal in aanwezigheid van koolstofdioxide (CO2) plaats. Zo is bijvoorbeeld calciumcarbonaat in water normaal 77
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
gesproken niet goed oplosbaar. Is daarentegen ook koolstofdioxide in het water opgelost, ontstaat koolzuur, waardoor deze calciumverbinding wel aangetast wordt. De reactievergelijkingen voor deze koolzuurverwering zijn: H2O + CO2 -> H2CO3 en CaCO3 + H2CO3 -> Ca(HCO3)2 of voor de totale reactie: CaCO3(s) + CO2(g) + 2H2O(l) -> Ca2+(aq) + 2 HCO3-(aq) Het product is calciumhydrogeencarbonaat. Calciumverbindingen (met uitzondering van calciumsulfaat en calciumfosfaat) zijn zeer oplosbaar in water, en zullen dissociëren in oppervlaktewater. Calciumcarbonaat heeft een oplosbaarheid van 14 mg/L die bij aanwezigheid van koolstofdioxide (zie boven) met een factor vijf vermenigvuldigd kan worden. Ook calciumfosfaat is tot slechts 20 mg/L oplosbaar en calciumfluoride tot 16 mg/L. Calciumchromaat daarentegen heeft een oplosbaarheid van 170 g/L in water en de oplosbaarheid van calciumhypochloriet bij 0°C ligt zelfs bij 218 g/L. Andere calciumverbindingen hebben oplosbaarheden die tussen deze gebieden liggen, namelijk bijvoorbeeld calciumarsenaat met 140 mg/L, calciumhydroxide met 1,3 g/L en calciumsulfaat met 2,7-8,8 g/L (Lenntech, 2007). De mobiliteit en distributie van calcium in water is afhankelijk van de kenmerken van de omgeving. Calcium-ionen adsorberen aan zwevende stoffen in water en sedimenten afhankelijk van de pH en de ionensterkte. In oppervlaktewater zal calcium zwak oplosbare complexen met carbonaten vormen, en zo bijdragen tot de hardheid van water. Water met een lage pH zal de oplosbaarheid en mobiliteit van calcium bevorderen, en een hoge pH zal de oplosbaarheid verminderen en de bezinkbaarheid van calcium uit de oplossing verhogen (HSDB). Calciumverbindingen hebben bovendien een zeer lage dampdruk, en zullen zodoende niet vervluchtigen via het wateroppervlak. De accumulatie van calcium in organismen is zeer afhankelijk van de mogelijkheid tot opname door de organismen die op zijn beurt afhankelijk is van de pH, de ionensterkte en de concentraties van andere stoffen in het waterig milieu. Wanneer sulfaten en fosfaten aanwezig zijn in water zal calcium precipiteren uit de oplossing zodat calcium minder zal accumuleren in organismen (HSDB). Omdat calcium voor een groot deel verantwoordelijk is voor de hardheid van water, kan het een positieve invloed hebben wat betreft de toxiciteit van andere stoffen. Elementen zoals koper, lood of zink hebben in zacht water een giftigere werking; in hard water zijn vissen beter beschermd voor de directe opname van metaalionen (Lenntech, 2007). Calciumfosfaat is zeer giftig voor aquatische organismen (Lenntech, 2007). Een verhoogde concentratie aan calcium(verbindingen) in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) kan leiden tot een verhoogde hardheid van het water waardoor er kalkafzettingen op delen van de RWZI kunnen ontstaan. Anderzijds kan een verhoogde hardheid ook leiden tot een verminderde beschikbaarheid van andere toxische stoffen, zoals b.v. koper, lood of zink wanneer deze aanwezig zijn. Calcium-ionen kunnen adsorberen aan het slib in de RWZI, afhankelijk van verschillende factoren waaronder de pH. Sommige oplosbare en mobiele calciumverbindingen zullen (vooral bij iets lagere pH) via het effluent in het ontvangende oppervlaktewater terechtkomen en daar effecten veroorzaken. Daarnaast kan een verhoogd calcium-gehalte ook een effect hebben op de efficiëntie van bepaalde zuiveringsprocessen (zoals b.v. coagulatie/precipitatie en nitrificatie) door wijzigingen in alkaliniteit (Spellman, 2003). Calciumverbindingen zoals calciumcarbonaat en calciumhydroxide worden echter ook in de afvalwaterbehandeling gebruikt om te ontzuren, de hardheid te verhogen en voor precipitatie van b.v. fosfaten (Lenntech, 2007). 78
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
PNEC-WAARDE: elementair calcium: geen waarde opgegeven door de VMM (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: calcium niet opgenomen in de lijsten van IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-en-water/calcium-en-water.htm http://www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/Ca.htm
•
Spellman, F. (2003). Handbook of Water and Wastewater Treatment Plant Operations
3.2.9
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Cerium
CAS NUMMER: 7440-45-1 GEDRAG IN HET MILIEU:
Cerium werd niet geclassificeerd in de Bijlage I van de richtlijn 67/548/EEC, er werden dus geen R-zinnen voor deze stof opgenomen in ESIS. Het veiligheidsinformatieblad voor cerium vermeldt dat deze stof licht ontvlambaar is (R11) en dat ze irritatie aan de ogen, de huid, de ademhalingswegen en het spijsverteringsstelsel kan veroorzaken. Cerium reageert gemakkelijk met lucht en vocht (SIRI MSDS Index). Cerium is een van de metalen die zelden in de natuur wordt gevonden, omdat het in zeer kleine hoeveelheden voorkomt. Alle zeldzame chemicaliën hebben vergelijkbare eigenschappen. In oppervlaktewater zal cerium uiteindelijk accumuleren in de waterbodems, waardoor de concentratie in aquatische organismen kan toenemen, waardoor er een kans bestaat op doorvergiftiging naar hoger organismen zoals de mens (Lenntech, 2007). Bij waterdieren veroorzaakt cerium schade aan de celmembranen. Dit heeft diverse negatieve invloeden op de reproductie en functies van het zenuwstelsel (Lenntech, 2007). Een verhoogde concentratie aan cerium(verbindingen) in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) kan leiden tot een verhoogde adsorptie aan het slib (afhankelijk van de omstandigheden), en zodoende een verhoogd slibgehalte, waardoor meer slib moet verwijderd worden (HSDB). PNEC-WAARDE: geen waarde opgegeven door de VMM (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: cerium niet opgenomen in de lijsten van IARC.
79
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/Ce.htm
•
SIRI MSDS Index (2007). http://www2.hazard.com/msds/index.php https://fscimage.fishersci.com/msds/99075.htm
3.2.10
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Chroom
CAS NUMMER: Chroomverbindingen: 7440-47-3 (het element chroom); 16065-83-1 (Cr(III)-ion); 18540-29-9 (Cr(VI)-ion) GEDRAG IN HET MILIEU:
7440-47-3 (het element chroom), 16065-83-1 (Cr(III)-ion), 18540-29-9 (Cr(VI)): in HSDB onder de noemer “Cr-verbindingen”. Chroom werd niet geclassificeerd in de Bijlage I van de richtlijn 67/548/EEC, er werden dus geen R-zinnen voor deze stof opgenomen in ESIS, EC (1999) en in INERIS. Het veiligheidsinformatieblad voor chroom vermeldt dat deze stof irritatie aan de ogen, de huid, de ademhalingswegen ; alsook schade aan de lever en de nieren kan veroorzaken. Bij blootstelling aan deze stof zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten (R40) (SIRI MSDS Index). Cr(III) is stabiel en komt vrij in de natuur voor (b.v. aardkorst). Cr(VI) is 2e meest stabiele toestand, maar komt eerder zelden in de natuur voor en is veelal afkomstig van antropogene bronnen. Cr komt zelden voor in niet-vervuilde waterlopen (HSDB). Chroom komt in oxidatievormen voor van (-2) tot (+6). De meest voorkomende valenties zijn III en VI. Van de bovenvermelde chroomverbindingen is Cr(VI) kankerverwekkend voor de mens (groep 1, IARC). Er zijn volgens de geraadpleegde literatuur (ESIS en EC, 1999) geen R-zinnen van toepassing. Chroomverbindingen komen in het milieu terecht via verschillende afvalstromen. De belangrijkste blootstellingroutes zijn via de lucht, via het drinkwater en via opname vanuit voeding die chroomverbindingen bevatten (HSDB). Chroom staat in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II. Chroom is opgenomen in de verklaring van de 3e Noordzeeconferentie (internationaal verdrag), die een emissiereductie naar water en lucht nastreeft. Het element chroom is niet biodegradeerbaar wat betekent dat deze stof over een lange afstand kan getransporteerd worden, b.v. in de richting van de Noordzee. Bovendien is chroom weinig accumulerend in aquatische organismen, zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Chroom is matig toxisch voor aquatische organismen (ESIS, HSDB en EC, 1999). De transformatie 80
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
van Cr(VI) tot Cr(III) door micro-organismen is mogelijk, maar afhankelijk van veel factoren (zie ook volgende paragraaf). Sommige chroomverbindingen adsorberen in water aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, waardoor er effecten naar de waterbodem optreden. De adsorptie van Cr(III) en Cr(VI) aan zwevende stoffen en sedimenten wordt gecompliceerd door wijzigingen in redoxpotentiaal. Cr(VI) komt meestal voor onder oxiderende omstandigheden; Cr(III) onder reducerende omstandigheden. Cr(III) zal meestal als zwevende stof adsorberen op klei, organische stoffen en ijzeroxide in oppervlaktewater en zodoende is de mobiliteit van Cr(III) in het milieu ook beperkt. Cr(VI) is onder oxiderende omstandigheden relatief oplosbaar en mobiel. In tegenstelling tot Cr(III), zal de adsorptie van Cr(VI) verminderen als de pH stijgt. De reductie van Cr(VI) door sulfide of Fe(II) verloopt snel tot zeer snel (0h – enkele dagen) onder anaërobe omstandigheden. Deze reductie verloopt echter veel trager (4 – 140 dagen) bij organische sedimenten, en is afhankelijk van het type en de hoeveelheid van organisch materiaal, en de redoxpotentiaal van het oppervlaktewater. Oxidatie van Cr(III) in oppervlaktewater is veelal onbelangrijk aangezien Cr(III) niet kan geoxideerd worden tot Cr(VI) door de opgeloste hoeveelheid zuurstof in het oppervlaktewater in 128 dagen (HSDB). Cr(III) zal 30 tot 300 keer meer adsorberen op klei dan Cr(VI). Een zeer klein percentage van chroom kan in beide vormen (Cr(III) en Cr(VI)) in oppervlaktewater aanwezig zijn. Slechts een zeer beperkt deel van het totaalgehalte van Cr is aanwezig in een opgeloste vorm (veelal onder de vorm Cr(VI) en oplosbare Cr(III) complexen). Cr-verbindingen vervluchtigen niet via het wateroppervlak naar de lucht (HSDB). Indien chroom geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan kan chroom adsorberen aan het slib (afhankelijk van de omstandigheden). Daarnaast kan Cr(VI) tot Cr(III) door micro-organismen in het actief slib van de waterzuiveringsinstallatie afgebroken worden. Dit is echter afhankelijk van veel factoren (biomassa concentratie, initiële Cr(VI)-concentratie, temperatuur, pH, koolstofbron, redoxpotentiaal, etc.). Hoge concentraties van Cr(VI) zijn toxisch voor de meeste micro-organismen. Sommige resistente micro-organismen worden gebruikt in remediëringstechnieken (HSDB). PNEC-WAARDE: Totaal chroom: PNEC (totaal): 50 µg/l (VMM, pers.comm.). Chroom(VI): Geen waarde opgegeven door de VMM (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: •
7440-47-3: element chroom: groep 3 (IARC).
•
16065-83-1: Cr(III): groep 3 (IARC).
•
18540-29-9: Cr(VI): groep 1 (IARC).
HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
Database:
81
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
SIRI MSDS Index (2007). http://www2.hazard.com/msds/index.php https://fscimage.fishersci.com/msds/05000.htm
•
VMM (2006). MIRA. Milieurapport Vlaanderen, Achtergronddocument 2006. Verspreiding van zware metalen Maes J., Bierkens J., Provoost J., Den Hond E., Geuzens P., Van Volsem S., Desmedt M., Roekens E., Theuns I., De Cooman W., Claeys N, Dumoulin, J, Eppinger R., Frohnhoffs A., D’hont D., Goemans G., Belpaire C., Vandecasteele B., De Vos B., Van den Bulck S., Ceenaeme J., Dedecker D., De Naeyer F., Dries V., Gommeren E., Van Dijck W., Van Dyck E., D’Havé H., De Coen W., Peeters B., Vlaamse Milieumaatschappij. www.milieurapport.be
3.2.11
IJzer
CAS NUMMER: 7439-89-6 GEDRAG IN HET MILIEU:
IJzer werd niet geclassificeerd in de Bijlage I van de richtlijn 67/548/EEC, er werden dus geen R-zinnen voor deze stof opgenomen in ESIS. Het veiligheidsinformatieblad voor ijzer vermeldt dat deze stof irritatie aan de luchtwegen en ogen kan veroorzaken. Langdurige blootstelling aan ijzer via de lucht kan longschade veroorzaken (SIRI MSDS Index). IJzerverbindingen kunnen duidelijk zwaardere gezondheidseffecten hebben dan het relatief ongevaarlijke ijzer zelf. Zo hebben vooral oplosbare Fe2+verbindingen, zoals bijvoorbeeld FeCl2 of FeSO4, een giftige werking op de mens (Lenntech, 2007). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via opname vanuit voeding, via drinkwater en via de lucht (HSDB). IJzer (Fe) komt in het milieu vooral voor als Fe(II) en Fe(III), waarbij Fe(III) onder oxiderende omstandigheden (in aanwezigheid van zuurstof) het vaakst voorkomt (HSDB). Elementair ijzer gaat in aanwezigheid van water en zuurstof (dus b.v. vochtige lucht) roesten waarbij het gehydreerde ijzeroxide gevormd wordt. In het water opgeloste elektrolyten (zoals ijzer(II)sulfaat en zoutdeeltjes) versnellen de reactie die eruitziet als volgt (Lenntech, 2007): 4Fe + 3O2 + 6 H2O -> 4Fe3+ + 12(OH)- -> 4Fe(OH)3 of 4FeO(OH) + 4 H2O Meestal beschermt de gevormde roestlaag het ijzer niet voor een verdere reactie, maar valt af, zo dat meer metaal kan oxideren. IJzer(III)hydroxide slaat ook in natuurlijke wateren vaak neer (Lenntech, 2007). Elementair ijzer is onder normale omstandigheden in water onoplosbaar. Ook een groot aantal ijzerverbindingen hebben deze eigenschap. Meestal kan er verschil gemaakt worden tussen oplosbare Fe2+-verbindingen en over het algemeen onoplosbare Fe3+-verbindingen. De laatstgenoemden zijn slechts in heel zure oplossingen oplosbaar, maar kunnen onder bepaalde omstandigheden gereduceerd worden tot Fe2+ en zo aan oplosbaarheid toenemen. Zo is bijvoorbeeld natuurlijk voorkomend ijzeroxide, net als ijzerhydroxide, ijzercarbid of ijzerpentacarbonyl in water onoplosbaar. Sommige ijzerverbindingen hebben een hogere oplosbaarheid bij een lagere pH-waarde. Andere ijzerverbindingen zijn daarentegen wel min of meer goed oplosbaar in water. Zo heeft ijzercarbonaat een oplosbaarheid van 60 mg/L, ijzersulfide van 6 mg/L en ijzervitriool van zelfs 295 g/L. Ook veel ijzerhoudende chelatiecomplexen zijn goed oplosbaar in water (Lenntech, 2007). In opgeloste vorm is ijzer in water in het zure en neutrale pH-gebied en onder zuurstofrijke condities vooral als driewaardig Fe(OH)2+(aq) aanwezig. Onder gereduceerde condities komt het daarentegen vooral in tweewaardige vorm voor. Bovendien is ijzer een bestanddeel van veel organische en anorganische chelatiecomplexen die meestal goed oplosbaar zijn (Lenntech, 2007). De reacties die ijzerionen in oppervlaktewater kunnen aangaan, zijn afhankelijk van verschillende factoren zoals pH, redoxpotentiaal, en de beschikbare liganden om ijzercomplexen te vormen (HSDB). 82
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Aangezien ijzer in oppervlaktewater onder normale omstandigheden in aanwezigheid van zuurstof vaak als het onoplosbare Fe(III) (gebonden aan hydroxide of complexen) voorkomt, kan het adsorberen aan zwevende stoffen in water en sedimenten, waardoor het effecten naar de waterbodem kan veroorzaken. IJzer is een essentieel element voor bijna alle organismen en speelt in natuurlijke processen in tweewaardige en driewaardige vorm een grote rol. De geoxideerde (meestal onoplosbare) driewaardige vorm is, behalve bij heel lage pH-waardes (waarbij Fe3+ oplosbaar wordt), voor organismen moeilijk te gebruiken. Het ijzer(III)hydroxide schijnt echter niet heel schadelijk voor het waterleven te zijn, omdat over de schadelijkheid van ijzer voor aquatische organismen algemeen weinig bekend is. Door toevoeging van oplosbaar ijzer zou de productiviteit in de bovenste lagen van de oceanen bijvoorbeeld duidelijk verhoogd kunnen worden. Zo zou het ook een belangrijke rol in de koolstofcyclus kunnen innemen. Omdat ijzer essentieel voor de binding van stikstof en de nitraatreductie is, is het waarschijnlijk een beperkende factor voor de fytoplanktongroei (Lenntech, 2007). Ijzerverbindingen zullen niet vervluchtigen via het wateroppervlak (HSDB). Een verhoogde concentratie aan ijzer(verbindingen) in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) heeft een invloed op de kleur en de troebelheid van het afvalwater. Het kan leiden tot een verhoogde adsorptie aan het slib (afhankelijk van de omstandigheden), en zodoende een verhoogd slibgehalte, waardoor meer slib moet verwijderd worden. Bepaalde ijzerverbindingen (zoals b.v. ijzersulfaat) worden in de afvalwaterbehandeling voor neerslagreacties gebruikt (b.v. voor verwijdering van fosfaat) (Lenntech, 2007). Om ijzer uit water te verwijderen kan het tweewaardige ijzer tot de driewaardige vorm geoxideerd worden. Hierna ontstaan door hydrolyse ijzerhydroxidevlokken die met behulp van bijvoorbeeld zandfilters afgescheiden kunnen worden. De oxidatie kan door zuurstof of door het gebruik van oxidatiemiddelen, zoals bijvoorbeeld chloor of kaliumpermanganaat, bereikt worden. De snelheid van deze reactie is afhankelijk van de pH-waarde een loopt in een zuur milieu langzamer af dan onder basische omstandigheden. Om de reactie bij lage pH-waardes te versnellen kan het water belucht worden om koolstofdioxide te verwijderen en de pH-waarde van het water te verhogen. De totale reactie is zuurvormend en remt zichzelf dus af. Vaak wordt ijzer samen met mangaan gereduceerd. Ook het gebruik van ionenwisselaars ter verwijdering van ijzer is mogelijk, maar het is minder geschikt voor grote concentraties in afvalwater (Lenntech, 2007). PNEC-WAARDE: elementair ijzer (CAS nr. 7439-89-6): geen waarde opgegeven door de VMM (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: ijzer niet opgenomen in de lijsten van IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: ijzer niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
Database:
83
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-en-water/ijzer-en-water.htm http://www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/Fe.htm
•
SIRI MSDS Index (2007). http://www2.hazard.com/msds/index.php http://www.jtbaker.com/msds/englishhtml/i7500.htm https://fscimage.fishersci.com/msds/11490.htm
3.2.12
Kalium
CAS NUMMER: 7440-09-7 GEDRAG IN HET MILIEU:
Kalium veroorzaakt brandwonden (R34), reageert heftig met water (R14) en vormt een zeer licht ontvlambaar gas in contact met water (R15) (ESIS). Bij de reactie tussen kalium en water ontstaat een kleurloze basische kaliumhydroxideoplossing en waterstofgas: 2K(s) + 2H2O -> 2KOH(aq) + H2(g) Deze reactie is exotherm en het kalium wordt zelfs zo heet dat het begint te branden met een paarse vlam en ook de vrijkomende waterstof met zuurstof reageert en ontvlamt. Kaliumverbindingen (vooral voor KOH en KNO3) zijn de meest basisch reagerende chemicaliën (Lenntech, 2007). Elementair kalium is in water onoplosbaar. Kaliumverbindingen kunnen echter wel oplosbaar zijn in water, waardoor ze gemakkelijk kunnen dissociëren in water in anionen en kationen. Voorbeelden hiervoor zijn kaliumdichromaat met een oplosbaarheid van 115 g/L, kaliumpermanganaat met 76 g/l, kaliumiodaat met 92 g/L en kaliumiodid, waarvan zelfs 1480 g in een liter water opgelost kunnen worden (Lenntech, 2007). Kalium is voor bijna alle organismen, behalve een paar bacteriën essentieel, omdat het een belangrijke rol speelt bijvoorbeeld bij de zenuwenfuncties. Vooral in planten heeft het een sleutelpositie, en kan het een beperkende factor zijn. Hoge concentraties wateroplosbaar kalium (K+) veroorzaken beschadiging van jonge plantjes, want het verhindert de opname van andere mineralen en reduceert zo de kwaliteit van de plantjes. Kalizouten kunnen plantencellen doden, omdat zij sterk osmotisch actief zijn (Lenntech, 2007). Kalium geldt als zwak waterbedreigend, maar wel als een stof met een groot verspreidingspotentiaal, omdat het een hoge mobiliteit en een laag transformatiepotentiaal heeft. De giftigheid van kaliumverbindingen is daarnaast ook op een andere component van de verbinding terug te voeren, bijvoorbeeld bij kaliumcyanide op het cyanide, dat in water vrij cyanide kan vormen die zijn zeer giftig voor in het water levende organismen en kunnen in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (Lenntech, 2007; HDSB). Een verhoogde concentratie aan kalium(verbindingen) in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) kan via het effluent in het oppervlaktewater terechtkomen, waar het effecten kan veroorzaken. Anderzijds is de giftigheid van kaliumverbindingen daarnaast ook op een andere component van de verbinding terug te voeren, bijvoorbeeld bij kaliumcyanide op het cyanide, dat in water vrij cyanide kan vormen die zijn zeer giftig voor in het water levende organismen en kunnen in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (Lenntech, 2007; HDSB). Bepaalde kaliumverbindingen (zoals b.v. kaliumferraat K2FeO4) worden in de afvalwaterbehandeling voor coagulatie gebruikt (b.v. voor verwijdering van humus- en fulvozuren (Sharma, 2007) Om kalium uit water te verwijderen kan b.v. omgekeerde osmose gebruikt worden (Lenntech, 2007).
84
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
PNEC-WAARDE: elementair kalium: geen waarde opgegeven door de VMM (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: kalium niet opgenomen in de lijsten van IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-en-water/kalium-en-water.htm http://www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/K.htm
•
Sharma (2007). Disinfection performance of Fe(VI) in water and wastewater: a review. Water Science & Technology, Vol 55 No 1–2 pp 225–232. http://www.iwaponline.com/wst/05501/0225/055010225.pdf
3.2.13
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Kobalt
CAS NUMMER: 7440-48-4 GEDRAG IN HET MILIEU:
Kobalt kan overgevoeligheid veroorzaken bij inademing of contact met de huid (R42/43) (ESIS). Kobalt kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R53) (ESIS). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via opname vanuit voeding, via drinkwater, via de lucht en via huidcontact (HSDB). Kobalt(verbindingen) staan in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stoffen in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II (VMM, 2002). Kobalt (Co) komt in het milieu vooral voor als Co(II) en Co(III). De vorm waarin kobalt in water en sedimenten voorkomt, wordt gecompliceerd door veel factoren (HSDB). Kobalt reageert onder normale omstandigheden niet met water. Rood kobaltmetaal kan echter wel met hete damp reageren, waarbij kobalt(II)oxide wordt gevormd (Lenntech, 2007): 2Co(s) + O2(g) -> 2CoO(s) In opgeloste toestand komt kobalt in water vooral als Co2+ voor, maar ook het niet-ionische CoCO3, CoSO4, Co(NO3)2, etc. zijn te vinden. In aanwezigheid van ammoniakale stikstof kunnen ook stabiele Co3+-complexen gevormd worden in water. Kobalt zelf heeft een oplosbaarheid in water van minder dan 0,1 mg/L. Een aantal verbindingen, zoals kobaltcarbonaat, kobaltoxide of kobaltsulfide, zijn in water zelfs compleet onoplosbaar. Een voorbeeld voor een kobaltverbinding met een hoge oplosbaarheid is kobalt(II)chloride met 529 g/L (Lenntech, 2007). 85
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Kobalt zal in oppervlaktewater veelal adsorberen aan zwevende stoffen in water of aan sedimenten, waardoor het effecten naar de waterbodem kan veroorzaken. Kobalt mobiliseert alleen onder zure omstandigheden, maar uiteindelijk komt het meeste kobalt terecht in het sediment (Lenntech, 2007). Kobalt is voor veel organismen een essentieel element, aangezien het b.v. een component is van vitamine B12 (HSDB). Kobalt is weinig tot sterk accumuleerbaar in aquatische organismen (BCF 40 – 1000 voor vissen afhankelijk van de soort, HSDB). Kobalt staat echter niet bekend als een stof die zich ophoopt in de voedselketen (Lenntech, 2007) aangezien de BCF daalt, naarmate een stijging in het trofisch niveau (dus lagere aquatische organismen (algen, invertebraten) zullen een hogere BCF hebben dan vissen) (HSDB). Kobaltverbindingen zullen niet vervluchtigen via het wateroppervlak (HSDB). Een verhoogde concentratie aan kobalt(verbindingen) in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) kan leiden tot een verhoogde adsorptie aan het slib (afhankelijk van de omstandigheden), en zodoende een verhoogd slibgehalte, waardoor meer slib moet verwijderd worden (HSDB). Om kobalt uit water te verwijderen kunnen b.v. ionenwisselaars gebruikt worden (Lenntech, 2007). PNEC-WAARDE: kobalt (CAS nr. 7440-48-4): PNEC (totaal): 0,6 µg/l (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: kobalt(verbindingen): groep 2B: mogelijk kankerverwekkend voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: •
niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262);
•
er worden geen endocriene effecten verwacht volgens de ED-North databank (ED-North).
REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-en-water/kobalt-en-water.htm http://www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/Co.htm
3.2.14
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Koper
CAS NUMMER: 7440-50-8 GEDRAG IN HET MILIEU:
Koper (Cu) werd niet geclassificeerd in de Bijlage I van de richtlijn 67/548/EEC, er werden dus geen Rzinnen voor deze stof opgenomen in ESIS. Koper kan in het milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R58) (INERIS). Het veiligheidsinformatieblad voor koper vermeldt dat deze stof in poedervorm brandbaar is, en dat ze irritatie aan de ogen, de huid, de ademhalingswegen en het
86
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
spijsverteringsstelsel kan veroorzaken (SIRI MSDS Index). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via opname vanuit voeding, via drinkwater, via de lucht (HSDB). Koper(verbindingen) staan in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stoffen in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II. Koper is opgenomen in de verklaring van de 3e Noordzeeconferentie (internationaal verdrag), die een emissiereductie naar water en lucht nastreeft (VMM, 2002). Koper kan in het oppervlaktewater zowel als een (complex) ion als een onoplosbaar zout aanwezig zijn. In zuurstofrijk oppervlaktewater zal dit vnl. als Cu2+, CuO en Cu(OH)2 zijn, en in zuurstofarm oppervlaktewater als Cu+, Cu, Cu2O aangezien in deze omstandigheden de oplosbaarheid van koper zal dalen (HSDB). Elementair kopermetaal is in water onoplosbaar, wat ook voor koperoxide geldt. Bovendien is koper(I)sulfaat bijna onoplosbaar. Koper(I)chloride heeft echter een oplosbaarheid van 200 mg/L en kopervitriool is zelfs tot 220 g/L in water oplosbaar (Lenntech, 2007). Koper(II)verbindingen zoals chloriden, nitraten en sulfaten zijn oplosbaar in water; koperoxides, -hydroxides, -carbonaten en – sulfiden zijn onoplosbaar in water (HSDB). Koper zal onder normale omstandigheden bij een 5
niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262);
•
er worden endocriene effecten verwacht volgens de ED-North databank (ED-North).
87
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-en-water/koper-en-water.htm http://www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/Cu.htm
•
SIRI MSDS Index (2007). http://www2.hazard.com/msds/index.php http://www2.hazard.com/msds/mf/cards/file/0240.html
•
VMM (2006). MIRA. Milieurapport Vlaanderen, Achtergronddocument 2006. Verspreiding van zware metalen Maes J., Bierkens J., Provoost J., Den Hond E., Geuzens P., Van Volsem S., Desmedt M., Roekens E., Theuns I., De Cooman W., Claeys N, Dumoulin, J, Eppinger R., Frohnhoffs A., D’hont D., Goemans G., Belpaire C., Vandecasteele B., De Vos B., Van den Bulck S., Ceenaeme J., Dedecker D., De Naeyer F., Dries V., Gommeren E., Van Dijck W., Van Dyck E., D’Havé H., De Coen W., Peeters B., Vlaamse Milieumaatschappij. www.milieurapport.be
3.2.15
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Kwik
CAS NUMMER: 7439-97-6 GEDRAG IN HET MILIEU:
Kwik (Hg) is een schadelijke stof die giftig is bij inademing (R23) en waarbij er gevaar is voor cumulatieve effecten (R33). Het is een milieugevaarlijke stof (N) die zeer giftig is voor waterorganismen en die in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten kan veroorzaken (R50/53) (ESIS). De belangrijkste blootstellingroute voor de mens zijn via opname vanuit voeding (HSDB). Kwik(verbindingen) zijn prioritaire stoffen volgens Bijlage X bij de Kaderrichtlijn Water 2000/60/EG (EC, 2001). De Kaderrichtlijn water voorziet dat maatregelen worden getroffen om te komen tot de stapsgewijze vermindering van lozingen, emissies en verliezen van deze stoffen. Kwik(verbindingen) staan in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stoffen in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II. Kwik is opgenomen in de verklaring van de 3e Noordzeeconferentie (internationaal verdrag), die een emissiereductie naar water en lucht nastreeft. Deze stof staat ook op de OSPAR lijst met stoffen voor welke prioritaire actie moet genomen worden. De OSPAR-strategie Gevaarlijke Stoffen heeft tot doel te komen tot een nulemissie van gevaarlijke stoffen tegen 2020 (VMM, 2002). Kwik komt in verschillende vormen voor in het milieu: elementair Hg, Hg(I) en Hg(II). Kwik reageert met veel metalen onder de vorm van amalgamen, behalve met ijzer. Hg komt in oppervlaktewater onder zuurstofrijke omstandigheden het meest voor onder de vorm van Hg(II) dat het best oplosbaar is in water (Lenntech, 2007). Wanneer chloriden aanwezig zijn in oppervlaktewater, zal de oplosbaarheid van kwikverbindingen verhogen. Daarnaast is ook de pH een bepalende factor voor de oplosbaarheid: hoe lager, hoe meer oplosbaar sommige kwikverbindingen in water zullen zijn (HSDB). Onder zuurstofarme omstandigheden kan Hg(II) omgezet worden via Hg(I) tot elementair Hg dat niet oplosbaar is in water.
88
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Kwikverbindingen (hoofdzakelijk Hg(II)-verbindingen) kunnen adsorberen aan zwevende stoffen in water en sedimenten (organisch materiaal), waardoor het effecten kan veroorzaken naar de waterbodem (HSDB). Wanneer de pH-waarde in het oppervlaktewater tussen 5 en 7 is, neemt de kwikconcentratie in het water toe, vanwege de toegenomen mobilisatie van kwik in de (water)bodem (Lenntech, 2007). Als kwik (b.v. in de vorm van kwikzouten) eenmaal het oppervlaktewater heeft bereikt, kunnen microorganismen het omzetten in methylkwik (omzetting binnen 30 – 50 dagen, HSDB). Methylkwik is wateroplosbaar, en kan snel opgenomen worden door en sterk accumuleert in de meeste aquatische organismen (b.v. vissen), zodat er een kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens (Lenntech, 2007; HSDB; Wisconsin, 1997). Anorganische kwik(verbindingen) zullen normaal gezien niet vervluchtigen via het wateroppervlak (HSDB). Een verhoogde concentratie aan kwik(verbindingen) (veelal in de vorm van Hg(II)) kan in de riolering gedeeltelijk omgezet worden tot elementair Hg. Dit elementair kwik kan dan vervluchtigen, vooral in zones die extra belucht worden (Wisconsin, 1997). Daarnaast kan een verhoogde concentratie aan kwik(verbindingen) in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) leiden tot een verhoogde adsorptie aan het slib (afhankelijk van de omstandigheden), en zodoende een verhoogd slibgehalte, waardoor meer slib moet verwijderd worden. Micro-organismen in het slib van de RWZI kunnen kwikverbindingen omzetten tot methylkwik, waardoor het via het effluent terug in het oppervlaktewater kan terechtkomen, en daar effecten kan veroorzaken (Wisconsin, 1997). PNEC-WAARDE: element kwik (CAS nr. 7439-97-6): PNEC (totaal): 0,3 µg/l (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: •
Elementair kwik en anorganische kwikverbindingen: groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot humane carcinogeniciteit (IARC);
•
Methylkwik verbindingen: groep 2B: is mogelijk kankerverwekkend voor de mens (IARC).
HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: •
kwik is opgenomen in de lijst met stoffen die o.b.v. de beschikbare informatie geacht worden geen hormoonontregelaar te zijn (COM(2001)262);
•
er is tegenstrijdige informatie in de ED-North databank m.b.t. kwik: sommige studies tonen aan dat er endocriene effecten kunnen veroorzaakt worden, en andere studies zeggen van niet (EDNorth).
REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/Hg.htm
•
Wisconsin (1997). Mercury source book. http://www.epa.gov/glnpo/bnsdocs/hgsbook http://www.epa.gov/glnpo/bnsdocs/hgsbook/waste.pdf http://www.epa.gov/glnpo/bnsdocs/hgsbook/section1.pdf
•
VMM (2006). MIRA. Milieurapport Vlaanderen, Achtergronddocument 2006. Verspreiding van zware metalen Maes J., Bierkens J., Provoost J., Den Hond E., Geuzens P., Van Volsem S.,
Database:
89
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Desmedt M., Roekens E., Theuns I., De Cooman W., Claeys N, Dumoulin, J, Eppinger R., Frohnhoffs A., D’hont D., Goemans G., Belpaire C., Vandecasteele B., De Vos B., Van den Bulck S., Ceenaeme J., Dedecker D., De Naeyer F., Dries V., Gommeren E., Van Dijck W., Van Dyck E., D’Havé H., De Coen W., Peeters B., Vlaamse Milieumaatschappij. www.milieurapport.be
3.2.16
Lood
CAS NUMMER: 7439-92-1 GEDRAG IN HET MILIEU:
Lood werd niet geclassificeerd in de Bijlage I van de richtlijn 67/548/EEC, er werden dus geen R-zinnen voor deze stof opgenomen in ESIS. Lood is schadelijk (R20) en giftig (R23) bij inademing, en schadelijk (R22) en giftig (R25) bij opname door mond. Er is een gevaar voor cumulatieve effecten (R33) en voor ernstige onherstelbare effecten (R39). Lood is giftig voor planten (R54) (INERIS). Het veiligheidsinformatieblad voor lood vermeldt dat deze stof mogelijk kankerverwekkend is, en dat er onherstelbare effecten, verminderde vruchtbaarheid (R62) en schade aan het ongeboren kind (R61) kunnen optreden. Het kan irritatie aan ogen en huid, en schade aan de nieren en het zenuwstelsel veroorzaken. Daarnaast is lood zeer toxisch voor waterorganismen en kan het in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (SIRI MSDS Index). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via opname vanuit voeding, via drinkwater, via de lucht (HSDB). Lood(verbindingen) zijn prioritaire stoffen volgens Bijlage X bij de Kaderrichtlijn Water 2000/60/EG (EC, 2001). De Kaderrichtlijn water voorziet dat maatregelen worden getroffen om te komen tot de stapsgewijze vermindering van lozingen, emissies en verliezen van deze stoffen. Lood(verbindingen) staan in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stoffen in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II. Lood is opgenomen in de verklaring van de 3e Noordzeeconferentie (internationaal verdrag), die een emissiereductie naar water en lucht nastreeft. Deze stof staat ook op de OSPAR lijst met stoffen voor welke prioritaire actie moet genomen worden. De OSPAR-strategie Gevaarlijke Stoffen heeft tot doel te komen tot een nulemissie van gevaarlijke stoffen tegen 2020 (VMM, 2002). Onder normale omstandigheden reageert lood niet met water. Bij contact met vochtige lucht loopt het wel aan. Aan het oppervlak van het metaal wordt dan een dunne laag loodoxide (PbO) gevormd. Als zowel zuurstof uit de lucht, als water aanwezig is, kan metallisch lood hiermee reageren tot loodhydroxide: 2Pb(s)+ O2(g) + 2H2O(l) -> 2 Pb(OH)2(s) Elementair lood is bij 20°C en 1 bar in water onoplosbaar. Het kan echter als PbCO3 of Pb(CO3)22- in opgeloste vorm voorkomen. Een bekend voorbeeld voor een loodverbinding die goed oplosbaar is in water, is loodsuiker (lood(II)-acetaat), een stof die zijn naam wegens zijn zoete smaak heeft gekregen. Vaak treedt lood in verbinding met zwavel als sulfide (S2-) of in verbinding met fosfor als fosfaat (PO43-) op. Op deze manier gebonden is lood extreem onoplosbaar en verblijft het immobiel in het milieu. In zacht, licht zuur water zijn loodverbindingen over het algemeen beter oplosbaar (Lenntech, 2007). De hoeveelheid oplosbaar lood is dus afhankelijk van de pH en het zoutgehalte: nl. 30 µg/l bij een pH > 5,4 en ca. 500 µg/l bij een pH < 5,4 (HSDB). Lood zal in oppervlaktewater veelal in de vorm van Pb(II) voorkomen en weinig tot slecht oplosbare complexen vormen met vooral hydroxiden en carbonaten, en daarnaast ook sulfiden en sulfaten (HSDB). Organische loodverbindingen worden gevormd met organisch materiaal (humus) die zelfs stabiel blijven bij een lage pH.
90
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Loodverbindingen zullen vooral verwijderd worden uit de waterkolom door te adsorberen aan zwevende stoffen in water en sedimenten, door bezinking als onoplosbaar zout en door reactie met o.a. aluminium en mangaanoxides, waardoor het effecten kan veroorzaken naar de waterbodem (HSDB). De mate van adsorptie is afhankelijk van veel factoren zoals pH, zoutgehalte, samenstelling van zwevende stoffen en sediment, redoxpotentiaal, ijzergehalte, etc. Micro-organismen aanwezig in de waterbodem kunnen lood methyleren, waardoor lood terug mobiel wordt en in de waterkolom in oplosbare vorm terug beschikbaar kan worden (HSDB). Lood kan niet afgebroken worden, het kan alleen omgezet worden in andere vormen (Lenntech, 2007). Ecotoxicologisch zijn vooral lood(II)zouten en organoloodverbindingen belangrijk. Loodzouten en loodverbindingen zoals loodacetaat, loodoxide, loodnitraat en loodcarbonaat worden beschouwd als watergevaarlijk (Lenntech, 2007). Lood(verbindingen) kunnen weinig tot sterk accumuleren in aquatische organismen (BCF = 42 – 1700 afhankelijk van het organisme, HSDB). De BCF daalt echter naarmate er een stijging is in het trofisch niveau (dus lagere aquatische organismen (algen, invertebraten) zullen een hogere BCF hebben dan vissen) (HSDB). Een verhoogde concentratie aan lood(verbindingen) in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) kan leiden tot een verhoogde adsorptie aan het slib (afhankelijk van de omstandigheden), en zodoende een verhoogd slibgehalte, waardoor meer slib moet verwijderd worden. Om lood uit water te verwijderen kunnen b.v. adsorptie aan aktief kool, coagulatie, zandfiltratie, ionenwisselaars of omgekeerde osmose gebruikt worden (Lenntech, 2007). PNEC-WAARDE: element lood (CAS nr. 7439-92-1): PNEC (totaal): 140 µg/l (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: •
elementair lood: groep 2B: is mogelijk kankerverwekkend voor de mens (IARC);
•
anorganische loodverbindingen: groep 2A: waarschijnlijk carcinogeen voor de mens (IARC);
•
organische loodverbindingen: groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot humane carcinogeniciteit (IARC).
HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: •
lood is opgenomen in de lijst met stoffen die o.b.v. de beschikbare informatie geacht worden geen hormoonontregelaar te zijn (COM(2001)262);
•
er is tegenstrijdige informatie in de ED-North databank m.b.t. lood: sommige studies tonen aan dat er endocriene effecten kunnen veroorzaakt worden, en andere studies zeggen van niet (EDNorth).
REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/Pb.htm http://www.lenntech.com/elementen-en-water/lood-en-water.htm
•
SIRI MSDS Index (2007). http://www2.hazard.com/msds/index.php https://fscimage.fishersci.com/msds/12510.htm
Database:
91
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
3.2.17
VMM (2006). MIRA. Milieurapport Vlaanderen, Achtergronddocument 2006. Verspreiding van zware metalen Maes J., Bierkens J., Provoost J., Den Hond E., Geuzens P., Van Volsem S., Desmedt M., Roekens E., Theuns I., De Cooman W., Claeys N, Dumoulin, J, Eppinger R., Frohnhoffs A., D’hont D., Goemans G., Belpaire C., Vandecasteele B., De Vos B., Van den Bulck S., Ceenaeme J., Dedecker D., De Naeyer F., Dries V., Gommeren E., Van Dijck W., Van Dyck E., D’Havé H., De Coen W., Peeters B., Vlaamse Milieumaatschappij. www.milieurapport.be
Magnesium
CAS NUMMER: 7439-95-4 GEDRAG IN HET MILIEU:
Magnesium is spontaan ontvlambaar in lucht (R17) en vormt een zeer licht ontvlambaar gas in contact met water (R15). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via de lucht, via drinkwater, via opname vanuit voeding en via contact met de huid (HSDB). Magnesiummetaal wordt bij kamertemperatuur niet door water aangetast. Magnesium is een relatief traag reagerend element dat echter bij luchtcontact aanloopt. Bovendien reageert het met waterdamp tot magnesiumoxide of magnesiumhydroxide en waterstofgas (Lenntech, 2007): Mg(s) + 2H2O(g) -> Mg(OH)2(aq) + H2(g) Magnesium is een belangrijk onderdeel van de hardheid van het water en functioneert als stabilisator voor de pH-waarde, omdat het een bufferende werking heeft. Een verhoogde magnesium-concentratie in oppervlaktewater heeft dus veelal een verhoging van de hardheid tot gevolg. Magnesium is in waterige oplossingen vooral als Mg2+(aq), maar ook in de vorm van MgOH+(aq) of Mg(OH)2(aq) aanwezig (Lenntech, 2007). Daarnaast kan magnesium in oppervlaktewater ook complexen vormen met voornamelijk sulfaten, en in mindere mate ook met carbonaten en bicarbonaten (HSDB). De oplosbaarheid van magnesiumhydroxide in water komt neer op 12 mg/L. Andere magnesiumverbindingen zijn duidelijk beter oplosbaar, zoals bijvoorbeeld magnesiumcarbonaat met 600 mg/L. Magnesiumsulfaat dat in water een bittere smaak achterlaat, heeft een oplosbaarheid van 309 g/L bei 10°C (Lenntech, 2007). De mobiliteit en distributie van magnesium in water is afhankelijk van de kenmerken van de omgeving. Magnesium-ionen kunnen (zwak) adsorberen aan zwevende stoffen in water en sedimenten, waardoor het effecten naar de waterbodem kan veroorzaken. Magnesiumverbindingen zullen niet vervluchtigen via het wateroppervlak (HSDB). Magnesium is een essentieel element voor bijna alle organismen. Magnesium kan niet afgebroken door micro-organismen en zal niet accumuleren in aquatische organismen (HSDB). Het verspreidt het zich van nature bijna overal in het milieu. Omdat magnesium voor een deel verantwoordelijk is voor de hardheid van water, kan het een positieve invloed hebben wat betreft de toxiciteit van andere stoffen. Elementen zoals koper, lood of zink hebben in zacht water een giftigere werking; in hard water zijn vissen beter beschermd voor de directe opname van metaalionen (naar Lenntech, 2007). Een verhoogde concentratie aan magnesium(verbindingen) in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) kan leiden tot een verhoogde hardheid van het water waardoor er kalkafzettingen op delen van de RWZI kunnen ontstaan. Anderzijds kan een verhoogde hardheid ook leiden tot een verminderde beschikbaarheid van andere toxische stoffen, zoals b.v. koper, lood of zink wanneer deze aanwezig zijn. Magnesium-ionen kunnen zwak adsorberen aan het slib in de RWZI. Aangezien magnesiumverbindingen ook mobiel kunnen zijn, kunnen ze via het effluent in het ontvangende oppervlaktewater terechtkomen 92
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
en daar effecten veroorzaken. Magnesiumverbindingen zoals magnesiumhydroxide worden echter ook in de afvalwaterbehandeling gebruikt als vlokmiddel (Lenntech, 2007). PNEC-WAARDE: voor deze stof is geen waarde opgegeven door de VMM (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: niet opgenomen in de lijsten van IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-en-water/magnesium-en-water.htm http://www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/Mg.htm
3.2.18
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Mangaan
CAS NUMMER: 7439-96-5 GEDRAG IN HET MILIEU:
Mangaan werd niet geclassificeerd in de Bijlage I van de richtlijn 67/548/EEC, er werden dus geen Rzinnen voor deze stof opgenomen in ESIS. Het veiligheidsinformatieblad voor mangaan vermeldt dat deze stof licht ontvlambaar (R11) is als poeder en brandbaar is, dat fijne partikels in de lucht explosieve mengsels kunnen vormen. Blootstelling aan mangaan kan irritatie van de ademhalingswegen en het spijsverteringsstelsel veroorzaken (SIRI MSDS Index). De belangrijkste blootstellingroute voor de mens is via opname vanuit voeding (HSDB). Mangaan kan in het milieu in verschillende vormen voorkomen, waarbij de meeste voorkomende: Mn(II), Mn(III) en Mn(IV) zijn. Mangaan zal in oppervlaktewater aanwezig zijn als (complex) ion of als onoplosbaar zout. In oppervlaktewater zal mangaan vooral als de oplosbare vorm Mn(II) aanwezig zijn (90% volgens HSDB), en in mindere mate als Mn(III) en Mn(IV) die immobiel zullen zijn. Mn(III) zal in oppervlaktewater snel omgezet worden tot Mn(II) of tot onoplosbare Mn(III)-verbindingen. Mn(IV) zal omgezet worden tot onoplosbare Mn(IV)-oxides. De aanwezigheid van organisch materiaal kan Mn(III) en Mn(IV)-verbindingen reduceren, waardoor oplosbare Mn(II)-verbindingen ontstaan. Oplosbare Mn(II)verbindingen zullen niet sterk aan organische zwevende stoffen en sedimenten adsorberen, waardoor deze verbindingen relatief mobiel zijn in het water (HSDB). De omzetting van mangaanverbindingen door micro-organismen in oppervlaktewater is een belangrijk proces. Onoplosbare Mn(III) en Mn(IV)-verbindingen kunnen omgezet worden tot oplosbare Mn(II)verbindingen door mangaanreducerende bacteriën in de waterbodem. Opgeloste Mn(II)-verbindingen kunnen door opgelost zuurstof of door mangaan-oxiderende micro-organismen tot onoplosbare Mn(III) en Mn(IV)-verbindingen omgezet worden (HSDB). 93
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Mangaan is een essentieel element voor bijna alle organismen. Mangaan kan matig tot sterk accumuleren in aquatische organismen (vooral in planten en minder in dieren; met een BCF tussen 10000 – 20000 voor aquatische planten, HSDB). Mangaanverbindingen zullen, indien aanwezig als ion, zout of als onoplosbare deeltjes, niet vervluchtigen via het wateroppervlak (HSDB). Een verhoogde concentratie aan mangaan(verbindingen) in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) kan leiden tot een verhoogde adsorptie aan het slib (afhankelijk van de omstandigheden), en zodoende een verhoogd slibgehalte, waardoor meer slib moet verwijderd worden. Oplosbare Mn(II)-verbindingen zullen niet sterk aan het slib adsorberen, waardoor deze verbindingen relatief mobiel zijn en via het effluent in het oppervlaktewater terecht kunnen komen en daar effecten kan veroorzaken (HSDB, 2007). Daarnaast kunnen mangaanverbindingen ook door micro-organismen omgezet worden in het slib. Onoplosbare Mn(III) en Mn(IV)-verbindingen kunnen omgezet worden tot oplosbare Mn(II)-verbindingen door mangaanreducerende bacteriën in het slib. Opgeloste Mn(II)-verbindingen kunnen door opgelost zuurstof of door mangaan-oxiderende micro-organismen tot onoplosbare Mn(III) en Mn(IV)-verbindingen omgezet worden (HSDB). De verwijdering van mangaan in water kan, afhankelijk van de verbinding, door oxidatie (mangaanoxiden zijn onoplosbaar) met daaropvolgende coagulatie en filtratie, maar ook met behulp van ionenwisselaars, omgekeerde osmose en elektrodialyse uitgevoerd worden (Lenntech, 2007). PNEC-WAARDE: voor deze stof is een waarde opgegeven door de VMM (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: niet opgenomen in de lijsten van IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: •
niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262);
•
er worden geen endocriene effecten verwacht volgens de ED-North databank (ED-North).
REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-en-water/mangaan-en-water.htm http://www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/Mn.htm
•
SIRI MSDS Index (2007). http://www2.hazard.com/msds/index.php http://www2.hazard.com/msds/mf/cards/file/0174.html
Database:
94
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.2.19
Molybdeen
CAS NUMMER: 7439-98-7 GEDRAG IN HET MILIEU:
Molybdeen (Mo) werd niet geclassificeerd in de Bijlage I van de richtlijn 67/548/EEC, er werden dus geen R-zinnen voor deze stof opgenomen in ESIS. Het veiligheidsinformatieblad voor molybdeen vermeldt dat deze stof licht ontvlambaar (R11) is als poeder. Molybdeen-poeder kan irritatie van de ogen, huid, ademhalingswegen en het spijsverteringsstelsel veroorzaken. Daarnaast worden ook effecten op het zenuwstelsel en het bloed verwacht (SIRI MSDS Index). De belangrijkste blootstellingroute voor de mens is via opname vanuit voeding (HSDB). Molybdeen kan in het milieu onder verschillende vormen voorkomen, waarbij de meest voorkomende vooral Mo(VI), Mo(V) en Mo(IV) zijn. Molybdeen zal in oppervlaktewater bij licht zure tot neutrale omstandigheden (pH > 6, 20 °C) vooral als het wateroplosbare molybdaat-ion (MoO4)2- aanwezig zijn (al dan niet gebonden aan ammonium of natrium). De belangrijkste vormen in water zijn: MoO4 2-, HMoO42-, H2MoO42-, CaMoO4, MgMoO4, waarbij de hydroxy- en carboxycomplexen relatief zwakke en instabiele complexen vormen (Alterra, 2005). Onder invloed van sulfiden blijft de zeswaardige oxidatietoestand van molybdaat in stand en worden thiomolybdaten gevormd. De tussenvormen (MoO3S2-, MoO2S22-, MoOS32-) zijn thermodynamisch minder stabiel zijn dan de uiterste vormen (MoO42- en MoS42-). Door de trage reactiekinetiek in normale milieuomstandigheden kunnen echter alle vormen voorkomen (Alterra, 2005). Bij hogere Mo-concentraties (0,001 mol/l) in water, kunnen ook andere vormen (“polymeren”) voorkomen zoals (Mo7O24)6-; (HMo7O24)5- en (H2Mo7O24)4-. Bij een pH > 9 zal molybdeen als MoO3 bezinken (Mitchell, 1990; Aveston et al., 1964, Busey et al., 1964). Molybdaat kan adsorberen aan zwevende stoffen in water en sedimenten, waardoor het effecten kan veroorzaken naar de waterbodem. De adsorptie (aan oxide/hydroxide oppervlakken van ijzer en aluminium) is pH-afhankelijk en sterker bij een lichtzure pH. Bij zeer lage pH (<4) neemt de adsorptie van molybdeen aan oxiden weer af, omdat onder deze omstandigheden opgelost HMoO4- ontstaat, wat veel minder sterk adsorbeert. Behalve de pH kan ook competitie met andere anionen (zoals sulfaat, fosfaat) de adsorptie van molybdeen beïnvloeden (Alterra, 2005). Oplosbare molybdaat-verbindingen zullen niet sterk aan organische zwevende stoffen en sedimenten adsorberen, waardoor deze verbindingen relatief mobiel zijn in het water (HSDB). Molybdeen is een essentieel element voor veel organismen (Zimmer et al., 1999). Molybdeen zal door planten en dieren opgenomen worden in de vorm van het molybdaat-ion. Molybdeen is meer beschikbaar voor planten en dieren bij een neutrale tot alkalische pH (Jarrrell et al., 1980). Een verhoogde concentratie aan molybdeen(verbindingen) in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) kan leiden tot een verhoogde adsorptie aan het slib (afhankelijk van de omstandigheden), en zodoende een verhoogd slibgehalte, waardoor meer slib moet verwijderd worden. Daarnaast kan ook een deel van de molybdeenverbindingen (wanneer aanwezig als oplosbare molybdaten die relatief mobiel zijn) via het effluent in het oppervlaktewater terecht kunnen komen en daar effecten kan veroorzaken (HSDB). PNEC-WAARDE: elementair molybdeen: PNEC totaal: 350 µg/l (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: niet opgenomen in de lijsten van IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). 95
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/Mo.htm
•
SIRI MSDS Index (2007). http://www2.hazard.com/msds/index.php https://fscimage.fishersci.com/msds/00944.htm
•
Jarrell, W.M., Page, A.L. & Elseewi, A.A. (1980). Molybdenum in the environment. Residues Reviews, volume 74. Springer-Verlag, New York inc.
•
Alterra (2005). Geochemie van molybdeen in relatie tot (water)bodemkwaliteit, gewaskwaliteit en diergezondheid. Studie uitgevoerd door R.P.J.J. Rietra en J. Harmsen. http://library.wur.nl/wasp/bestanden/LUWPUBRD_00344585_A502_001.pdf
•
Mitchell, P.C.H., (1990). in Ullmann’s Encyclopedia of industrial Chemsitry, 5th. Ed., A16, Chap. 7, p 675-682
•
Aveston, J. Anacker, E.W. & Johnson, J.S. (1964). Inorg. Chem., 3, p. 735
•
Busey, R.H. & Keller, O.L. (1964). J. Chem. Phys., 41, p.215.
•
Zimmer, W., Mendel, R. (1999). Molybdenum metabolism in plants. Plant Biology, 1, 160- 168.
3.2.20
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Natrium
CAS NUMMER: 7440-23-5 GEDRAG IN HET MILIEU:
Natrium is een licht ontvlambare (F) en bijtende (C) stof. Het reageert heftig met water en vormt daarbij een zeer licht ontvlambaar gas (R14/15); en natrium veroorzaakt brandwonden (R34) (ESIS). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via opname vanuit voeding en via drinkwater. Elementair natrium reageert heel sterk met water. De reactievergelijking luidt dan: 2Na(s) + 2H2O -> 2NaOH(aq) + H2(g) Hierbij ontstaat een kleurloze oplossing, namelijk sterk basisch natriumhydroxide en waterstofgas. De reactie is exotherm. Natriummetaal wordt heet en kan ontvlammen en met een karakteristieke oranje vlam branden. Het vrijkomende waterstofgas reageert explosief met zuurstof uit de lucht. Een aantal natriumverbindingen reageren daarentegen niet zo heftig met water, maar zijn goed oplosbaar in water: natriumchloride (NaCl) resp. natriumcarbonaat (Na2CO3): de oplosbaarheid bij 20 °C = 359 g/L resp. 220g/L in water (Lenntech, 2007). Natrium kan met veel andere stoffen verbindingen aangaan. Natrium reageert met ammoniak tot natrium amide. Natrium en waterstof reageren bij temperaturen boven 200ºC, zodat natrium hybride ontstaat. Natrium reageert nauwelijks met koolstof, maar het reageert wel met halogenen. Het reageert tevens met verschillende metaalhaliden, zodat metaal- en natriumchloride ontstaan. Natrium reageert niet met 96
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
paraffine koolwaterstoffen, maar het vormt additie verbindingen met naftaleen en andere polycyclische aromatische koolwaterstoffen, en met alkenen. De reactie van natrium met alcohol lijkt op de reactie van natrium met water, deze verloopt alleen langzamer. Er zijn twee algemene reacties met haliden. Een ervan benodigd de condensatie van twee organische verbindingen, welke halogenen vormen als deze worden geëlimineerd. Het tweede type reactie vindt plaats door de vervanging van een halogeen door natrium, zodat een organische natriumverbinding ontstaat. Natrium geldt als watergevaarlijke stof volgens een Duitse classificatie. Daarentegen wordt natriumchloride als zwak waterbedreigend beschouwd volgens dezelfde classificatie (Lenntech, 2007). De giftigheid van natriumverbindingen is daarnaast ook op een andere component van de verbinding terug te voeren, bijvoorbeeld bij natriumcyanide op het cyanide, dat in water vrij cyanide kan vormen die zijn zeer giftig voor in het water levende organismen en kunnen in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (Lenntech, 2007; HDSB). Natrium is niet mobiel in vaste vorm, hoewel het snel en makkelijk vocht absorbeert. Natriumverbindingen kunnen mobiel zijn en over een grote afstand getransporteerd worden. Natrium is een essentiële stof voor dieren. Planten bevatten daarentegen bijna geen natrium (Lenntech, 2007). Een verhoogde concentratie aan natrium(verbindingen) in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) kan via het effluent in het oppervlaktewater terechtkomen, waar het effecten kan veroorzaken. Daarnaast is de giftigheid van natriumverbindingen ook op een andere component van de verbinding terug te voeren, bijvoorbeeld bij natriumcyanide op het cyanide, dat in water vrij cyanide kan vormen die zijn zeer giftig voor in het water levende organismen en kunnen in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (Lenntech, 2007; HDSB). Bepaalde natriumverbindingen worden in de afvalwaterbehandeling gebruikt. Zo kan natrium als tegenion voor calcium en magnesium bij waterontharders functioneren. Natronloog en natriumpercarbonaat kunnen zuren neutraliseren. Natriumbisulfiet (NaHSO3) wordt bij de reductie van sterk oxiderende chemicaliën, natriumsulfide (Na2S) bij neerslagreacties van complexgebonden zware metalen toegepast. Om natriumchloride uit water te verwijderen kan b.v. omgekeerde osmose, elektrodialyse, destillatie of ionenwisselaars toegepast worden. Het zuinigste proces wat betreft energie en geld, is meestal de omgekeerde osmose (Lenntech, 2007). PNEC-WAARDE: elementair natrium: geen waarde opgegeven door de VMM (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: elementair natrium: niet opgenomen in de lijsten van IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-en-water/natrium-en-water.htm http://www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/Na.htm
Database:
97
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.2.21
Nikkel
CAS NUMMER: 7440-02-0 GEDRAG IN HET MILIEU:
Nikkel kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid (R43) en onherstelbare effecten door nikkel zijn niet uitgesloten (R40) (ESIS). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via opname vanuit voeding, via drinkwater, via de lucht en via contact met de huid (HSDB). Nikkel(verbindingen) zijn prioritaire stoffen volgens Bijlage X bij de Kaderrichtlijn Water 2000/60/EG (EC, 2001). De Kaderrichtlijn water voorziet dat maatregelen worden getroffen om te komen tot de stapsgewijze vermindering van lozingen, emissies en verliezen van deze stoffen. Nikkel(verbindingen) staan in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stoffen in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II. Nikkel is opgenomen in de verklaring van de 3e Noordzeeconferentie (internationaal verdrag), die een emissiereductie naar water en lucht nastreeft. Nikkel is opgenomen in Lijst III van de Verordening 793/93 inzake de beoordeling en beperking van risico’s van bestaande stoffen (VMM, 2002). Nikkel is één van de meeste mobiele zware metalen in het aquatisch milieu. Oplosbare nikkelverbindingen zoals nikkelchloride en nikkelnitraat zijn in het algemeen mobieler dan onoplosbare nikkelverbindingen zoals nikkeloxide en nikkelsulfide. Bij een pH < 6,5 zullen vooral de oplosbare nikkelverbindingen aanwezig zijn. Ongeveer de helft van de nikkelverbindingen in water zijn aanwezig als ionen, de andere helft vormt complexen met organisch materiaal. De aanwezigheid van stabilisatoren zoals b.v. EDTA zal de mobiliteit van nikkel(verbindingen) verhogen door complexvorming (HSDB). Nikkelverbindingen kunnen in oppervlaktewater adsorberen aan zwevende stoffen en sedimenten, waardoor ze op deze manier effecten kunnen veroorzaken in de waterbodem (HSDB). Vervluchtiging van nikkelverbindingen via het wateroppervlak is normaal gezien geen belangrijk proces, behalve indien nikkelcarbonyl aanwezig is. Nikkelcarbonyl is echter onstabiel onder normale atmosferische omstandigheden, waardoor het snel afgebroken wordt. (HSDB). Nikkel zal weinig tot matig accumuleren in aquatische organismen (BCF tussen 40 – 100, afhankelijk van het organisme, HSDB). Nikkel accumuleert niet doorheen de voedselketen (VMM, 2006). Nikkel zal niet afgebroken worden door micro-organismen (HSDB). Een verhoogde concentratie aan nikkel(verbindingen) in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) kan leiden tot een verhoogde adsorptie aan het slib (afhankelijk van de omstandigheden), en zodoende een verhoogd slibgehalte, waardoor meer slib moet verwijderd worden. Daarnaast kan ook een deel van de (oplosbare) nikkelverbindingen via het effluent terug in het oppervlaktewater terechtkomen, waar het effecten kan veroorzaken. Om nikkel uit het water te verwijderen kan actief kool of precipitatie gebruikt worden. Nikkel slaat alleen onder bepaalde condities, namelijk bij een pH-waarde van minimaal 9,5, compleet neer, nadat het in onoplosbaar nikkelhydroxide omgezet is (Lenntech, 2007). PNEC-WAARDE: elementair nikkel: PNEC (totaal): 30 µg/l (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: •
elementair nikkel en nikkellegeringen: groep 2B: is mogelijk kankerverwekkend voor de mens (IARC);
HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: •
niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); 98
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
er worden geen endocriene effecten verwacht volgens de ED-North databank (ED-North).
REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/Pb.htm http://www.lenntech.com/elementen-en-water/lood-en-water.htm
•
VMM (2006). MIRA. Milieurapport Vlaanderen, Achtergronddocument 2006. Verspreiding van zware metalen Maes J., Bierkens J., Provoost J., Den Hond E., Geuzens P., Van Volsem S., Desmedt M., Roekens E., Theuns I., De Cooman W., Claeys N, Dumoulin, J, Eppinger R., Frohnhoffs A., D’hont D., Goemans G., Belpaire C., Vandecasteele B., De Vos B., Van den Bulck S., Ceenaeme J., Dedecker D., De Naeyer F., Dries V., Gommeren E., Van Dijck W., Van Dyck E., D’Havé H., De Coen W., Peeters B., Vlaamse Milieumaatschappij. www.milieurapport.be
3.2.22
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Selenium
CAS NUMMER: 7782-49-2 GEDRAG IN HET MILIEU:
Selenium of seleen (Se) is een stof die giftig is bij inademing en opname door de mond (T, R23/25), waarbij er gevaar is voor cumulatieve effecten (R33). Selenium kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R53). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via opname vanuit voeding, via drinkwater, via de lucht en via contact met de huid (HSDB). Selenium(verbindingen) staan in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stoffen in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II (VMM, 2002). In het milieu kan selenium aanwezig zijn onder verschillende vormen: Se(-II): selenide; Se(o) of Se: elementair selenium; Se(IV): seleniet; en Se(VI): selenaat. De oplosbaarheid en mobiliteit van Se is afhankelijk van de chemische vorm. Onder reducerende omstandigheden zal selenium veelal metaalselenides vormen die meestal een zeer lage wateroplosbaarheid hebben en immobiel zijn, en ook vluchtige waterstofseleniden. Elementair selenium zal vooral voorkomen bij een lage pH en onder reducerende omstandigheden. In zuurstofrijke omstandigheden zal selenium aanwezig zijn in de vorm van oplosbaar Se(IV): seleniet; en Se(VI): selenaat. Opgelost seleniet zal vooral aanwezig zijn als het biseleniet-ion HSeO3(2-) bij een pH tussen 3,5 en 9; bij een pH > 9 zal dit vooral seleniet SeO3(2-) zijn. Opgelost selenaat zal vooral aanwezig zijn als SeO4(2-). Onder zure omstandigheden zal seleniet snel gereduceerd worden tot elementair selenium. Een stijging van de pH van 5 tot 7,5 leidt tot een hogere concentratie van opgeloste Se(IV) en Se(VI). Seleniet-verbindingen zijn aanwezig onder normale tot licht oxiderende omstandigheden in zuurstofrijk water, en kunnen wel adsorberen aan zwevende stoffen in water en sedimenten (organisch materiaal, ijzer en mangaanoxides). Selenaat-verbindingen zijn in water stabiel onder alkalische oxiderende omstandigheden, en zullen niet adsorberen aan zwevende stoffen in water en sedimenten. Bij een pH < 99
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
7, en bij licht reducerende omstandigheden zullen seleniet-verbindingen omgezet worden tot elementair selenium. Het gereduceerde en sterk gebonden selenium zal in sedimenten relatief immobiel blijven tenzij de sedimenten chemisch of biologisch geoxideerd worden. Seleen is voor veel organismen essentieel; selenieten en selenaten zijn echter sterk toxisch voor warmbloedige organismen en kunnen bovendien goed geresorbeerd worden (Lenntech, 2007). Selenietverbindingen kunnen matig tot sterk accumuleren (BCF tussen 200 – 3600, afhankelijk van het organisme) en selenaat-verbindingen weinig tot matig accumuleren (BCF tussen 65 – 500, afhankelijk van het organisme) in aquatische organismen, zodat er een kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens (HSDB). Vervluchtiging van selenium-ionen via het wateroppervlak is geen belangrijk proces. Wanneer seleniumverbindingen gemethyleerd woren door micro-organismen, wordt vervluchtiging van de dimethyl(di)seleniden via het wateroppervlak wel een belangrijk verwijderingsproces, waardoor het effecten naar de lucht kan veroorzaken. Een verhoogde concentratie aan selenium(verbindingen) in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) kan leiden tot een verhoogde adsorptie aan het slib (afhankelijk van de omstandigheden), en zodoende een verhoogd slibgehalte, waardoor meer slib moet verwijderd worden. Daarnaast kan ook een deel van de (oplosbare) seleniumverbindingen (aanwezig als selenaten) via het effluent terug in het oppervlaktewater terechtkomen, waar het effecten kan veroorzaken. Om selenium uit het water te verwijderen kan door adsorptie, coagulatie of met behulp van ionenwisselaars verwijderd worden (Lenntech, 2007). PNEC-WAARDE: PNEC totaal: 3 µg/l (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: •
selenium(verbindingen): carcinogeniciteit (IARC).
groep
3:
niet
classificeerbaar
met
betrekking
tot
humane
HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/Se.htm http://www.lenntech.com/elementen-en-water/Seleen-en-water.htm
Database:
100
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.2.23
Silicium
CAS NUMMER: 7440-21-3 GEDRAG IN HET MILIEU:
Silicium werd niet geclassificeerd in de Bijlage I van de richtlijn 67/548/EEC, er werden dus geen Rzinnen voor deze stof opgenomen in ESIS. Elementair silicium heeft bij mensen weinig effect op ademhalingswegen en lijkt geen belangrijke orgaanziekten of toxische effecten te veroorzaken, wanneer de blootstelling onder een acceptabel niveau wordt gehouden. Alle natuurlijk voorkomende vormen van silicium, zand en silicaten, zijn in principe niet schadelijk voor de mens (Lenntech, 2007). Amorf siliciumoxide is niet classificeerbaar met betrekking tot humane carcinogeniciteit. Dit betekent dat niet kan uitgesloten worden dat blootstelling aan amorf siliciumoxide kankerverwekkend is (IARC). Gekristalliseerd silicium (siliciumdioxide) veroorzaakt irritatie aan de huid, ogen en de ademhalingswegen. Blootstelling aan gekristalliseerd silicium op de werkvloer, met name kwarts en cristobaliet, kan longkanker (groep 1, IARC) en auto-immuunziekten veroorzaken. Te hoge concentraties aan oplosbare silicaten kunnen de fosforylering verstoren. Een aantal silicaten (zoals b.v. asbest) hebben bovendien een vezelachtige structuur en zijn kankerverwekkend. Fijn stof van siliciumverbindingen kan bij inademing silicose (longziekte) met effecten zoals kortademigheid, hijgen en hoesten veroorzaken. Siliciumhalogeenverbindingen hebben een invretende werking. Een aantal organische siliciumverbindingen zijn zeer giftig. Siliciumtetrachloride irriteert ogen, ademhalingsorganen en de huid. In drinkwater is silicium normaal vooral onder de vorm van kiezelzuur te vinden dat echter als niet schadelijk voor de mens beschouwd wordt (Lenntech, 2007). Organische siliciumverbindingen die toxisch of persistent zijn en stoffen waaruit dergelijke verbindingen in het water kunnen ontstaan, met uitzondering van die welke biologisch onschadelijk zijn of die in water snel worden omgezet in onschadelijke stoffen staan in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stoffen in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II (VMM, 2002). Silicium komt in de natuur nooit in zijn elementaire (ongebonden) vorm voor. Bovendien is het in kristaalvorm relatief weinig reactief, als het niet in aanraking met heel hoge temperaturen komt. Water en damp hebben waarschijnlijk ook weinig effect op de reactiviteit van elementair silicium, omdat zich aan het oppervlak heel snel een beschermende laag van siliciumdioxide vormt (Lenntech, 2007). Er zijn wel voorbeelden voor siliciumverbindingen die met water reageren. Zo hydroliseert siliciumtetrafluoride met water tot vloeizuur. Siliciumtetrachloride reageert zelfs heel heftig met water. Siliciden van de eerste en tweede groep zijn reactiever dan die van de overgangsmetalen. Typische producten zijn dan waterstof en/of silanen (bijvoorbeeld Na2Si + 3H2O -> Na2SiO3 + 3H2). In opgeloste vorm is silicium in water niet als ion, maar in de vorm van orthokiezelzuur (H4SiO4 of Si(OH)4) aanwezig als reactieproductie door het oplossen van silicaten in water: SiO2(s) + 2 H2O(l) <-> H4SiO4(s) Deze balans bevat kiezelzuur, een zwak zuur die ook bij de hydrolyse van siliciummineralen ontstaat: H4SiO4(s)+ H2O (l) <-> H3O+(aq) + H3SiO4-(aq) Sommige siliciumverbindingen kunnen goed oplosbaar zijn, oppervlaktewater. Siliciumdioxide is in water minder goed Siliciumdioxide heeft een oplosbaarheid van 0,12 g/L, terwijl onoplosbaar is. Onoplosbare siliciumverbindingen kunnen bezinken
101
en zodoende mobiel zijn in het oplosbaar dan andere mineralen. bijvoorbeeld siliciumcarbid in water naar de waterbodem.
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Siliciumdioxide is voor een aantal organismen essentieel. Silicium geldt in water eigenlijk als ongevaarlijk, omdat het van nature in grote hoeveelheden in wateren te vinden is. Te hoge concentraties zouden eventueel de algengroei kunnen beperken. Andere siliciumverbindingen kunnen als adsorbens voor andere stoffen dienen in oppervlaktewater. Een beschadiging van organismen die in water leven door zeoliet, siliconen die als fosfaatvervanger in wasmiddel worden ingezet, is daarentegen wel mogelijk (Lenntech, 2007). Een verhoogde concentratie aan silicium(verbindingen) in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) kan leiden tot een verhoogd slibgehalte, waardoor meer slib moet verwijderd worden. Daarnaast kan ook een deel van de (oplosbare) siliciumverbindingen via het effluent terug in het oppervlaktewater terechtkomen, waar het effecten kan veroorzaken. Siliciumverbindingen worden in de afvalwaterbehandeling als adsorbens ingezet (Lenntech, 2007). PNEC-WAARDE: geen waarde opgegeven door de VMM (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: •
Elementair silicium: niet opgenomen in de lijsten van IARC.
•
Gekristalliseerd silicium: SiO2 [14808-60-7] ingeademd op de werkvloer als kwarts of cristobaliet: groep 1: kanker-verwekkend voor de mens (IARC).
•
Amorf SiO2 [7631-86-9]: groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot humane carcinogeniciteit (IARC).
HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/Si.htm http://www.lenntech.com/elementen-en-water/silicium-en-water.htm
3.2.24
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Strontium
CAS NUMMER: 7440-24-6 GEDRAG IN HET MILIEU:
Strontium (Sr) werd niet geclassificeerd in de Bijlage I van de richtlijn 67/548/EEC, er werden dus geen R-zinnen voor deze stof opgenomen in ESIS. Elementair strontium is niet toxisch voor de mens, wanneer de blootstelling onder een acceptabel niveau wordt gehouden (Lenntech, 2007). Het veiligheidsinformatieblad voor strontium vermeldt dat deze stof een ontvlambaar gas vormt wanneer het in contact met water wordt gebracht, en dat het irritatie van de ademhalingswegen kan veroorzaken
102
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
(NIOSH, 2007). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via opname vanuit voeding, via drinkwater en via de lucht (HSDB). Strontium reageert langzaam met water en vormt erbij strontiumhydroxide en waterstofgas: Sr(s) + 2H2O(g) -> Sr(OH)2(aq) + H2(g) Strontium is niet in water oplosbaar, maar reageert ermee. Strontiumverbindingen kunnen echter wel oplosbaar zijn, b.v. strontiumcarbonaat met een oplosbaarheid van 10 mg/L in water en strontiumchromaat met 9 mg/L. In opgeloste vorm is strontium in water vooral als Sr2+(aq), en daarnaast ook als SrOH+(aq) aanwezig (Lenntech, 2007). Strontiumverbindingen zijn relatief weinig mobiel in oppervlaktewater. Strontiumverbindingen kunnen adsorberen aan zwevende stoffen in water en sedimenten, waardoor het effecten naar de waterbodem kan veroorzaken. Hoge zoutconcentraties kunnen de mobiliteit van strontium verhogen door een verlaagde adsorptie (HSDB). Strontium(verbindingen) zijn slechts voor een paar organismen essentieel. Strontium(verbindingen) zullen weinig tot matig accumuleren in aquatische organismen (BCF tussen 40 en 343 afhankelijk van het aquatisch organisme, HSDB), waardoor er een kans is op doorvergiftiging op naar hogere organismen zoals de mens. Strontium-ionen zullen niet vervluchtigen via het wateroppervlak (HSDB). Een verhoogde concentratie aan strontium(verbindingen) in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) kan leiden tot een verhoogde adsorptie aan het slib (afhankelijk van de omstandigheden), en zodoende een verhoogd slibgehalte, waardoor meer slib moet verwijderd worden. PNEC-WAARDE: geen waarde opgegeven door de VMM (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: niet opgenomen in de lijsten van IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/Sr.htm http://www.lenntech.com/elementen-en-water/strontium-en-water.htm
•
NIOSH (2007). http://www.cdc.gov/niosh/ipcsneng/neng1534.html
Database:
103
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.2.25
Telluur
CAS NUMMER: 13494-80-9 GEDRAG IN HET MILIEU:
Tellurium of telluur (Te) werd niet geclassificeerd in de Bijlage I van de richtlijn 67/548/EEC, er werden dus geen R-zinnen voor deze stof opgenomen in ESIS. Het veiligheidsinformatieblad voor telluur vermeldt dat deze stof giftig is bij opname door de mond (R25), dat ze ontvlambaar is wanneer het in contact gebracht wordt met warmte of een vlam en dat fijne partikels in de lucht explosieve mengsels kunnen vormen. Telluur kan geabsorbeerd worden door de huid, en kan irritatie aan ogen, ademhalingswegen, spijsverteringsstelsel en centraal zenuwstelsel veroorzaken. Er zijn tevens aanwijzingen dat het mogelijks kan leiden tot misvormingen bij baby’s (SIRI MSDS Index). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via opname vanuit voeding en via de lucht (HSDB). Tellurium(verbindingen) staan in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stoffen in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II (VMM, 2002). Tellurium kan in water in verschillende vormen voorkomen: Te(-II), Te(II), Te(IV), Te(VI). De vorm waarin tellurium voorkomt is, is afhankelijk van de redox-omstandigheden van het water. Onder zuurstofarme omstandigheden zal vooral Te(-II) voorkomen. Onder zuurstofrijke omstandigheden zullen vooral Te(IV) en Te(VI) voorkomen. Tellurium is sterk amfoteer (en kan dus zowel met een base als met een zuur reageren). Veel telluriumverbindingen (b.v. TeO2) zijn onoplosbaar in water onder normale omstandigheden, en zullen zodoende op de waterbodem terechtkomen, waar ze effecten kunnen veroorzaken. Anderzijds zal in aanwezigheid van een sterke base een oplossing van telluriet TeO3-2, en TeO2(OH)- ionen gevormd worden. In water zal het gasvormige TeF6 traag omgezet worden (door hydrolyse) tot Te(OH)6. Telluriumverbindingen kunnen door micro-organismen gemethyleerd en gereduceerd tot b.v. dimethyltelluride (HSDB). Vervluchtiging van tellurium(verbindingen) via het wateroppervlak is onder normale omstandigheden geen belangrijk proces. Wanneer tellurium-verbindingen gemethyleerd worden door micro-organismen, kan b.v. dimethyltellurium via het wateroppervlak wel vervluchtigen, waardoor het effecten naar de lucht kan veroorzaken (HSDB). Tellurium zal weinig tot niet accumuleren in aquatische organismen (HSDB). Een verhoogde concentratie aan tellurium(verbindingen) in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) kan leiden tot een verhoogd slibgehalte, waardoor meer slib moet verwijderd worden. PNEC-WAARDE: telluur: 100 µg/l (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: niet opgenomen in de lijsten van IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
Database:
104
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/Te.htm
•
SIRI MSDS Index (2007). http://www2.hazard.com/msds/index.php http://www2.hazard.com/msds/mf/cards/file/0986.html https://fscimage.fishersci.com/msds/96374.htm
3.2.26
Thallium
CAS NUMMER: 7440-28-0 GEDRAG IN HET MILIEU:
Thallium (Tl) is een stof die zeer giftig is bij inademing en opname door de mond (T+, R26/28), waarbij er gevaar is voor cumulatieve effecten (R33). Thallium kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R53) (ESIS). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via opname vanuit voeding en via contact met de huid (HSDB). Thallium(verbindingen) staan in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stoffen in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II (VMM, 2002). Thallium komt in het milieu vooral in de vorm van Tl(I) en Tl(III). Thalliumzouten zijn oplosbaar en kunnen thalliumhydroxide vormen in water. Oplosbare thalliumverbindingen zijn mobiel en kunnen zich gemakkelijk verspreiden. Daarnaast kunnen thalliumverbindingen ook adsorberen aan zwevende stoffen in water en sedimenten, waardoor het effecten naar de waterbodem kan veroorzaken. Thalliumverbindingen zullen niet vervluchtigen via het wateroppervlak (HSDB). Thallium(verbindingen) kunnen accumuleren in aquatische organismen (HSDB). Een verhoogde concentratie aan thallium(verbindingen) in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) kan leiden tot een verhoogde adsorptie aan het slib (afhankelijk van de omstandigheden), en zodoende een verhoogd slibgehalte, waardoor meer slib moet verwijderd worden. Daarnaast kan ook een deel van de (oplosbare) thalliumverbindingen via het effluent terug in het oppervlaktewater terechtkomen, waar het effecten kan veroorzaken. PNEC-WAARDE: thallium: PNEC (totaal): 0,2 µg/l (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: niet opgenomen in de lijsten van IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
Database:
105
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/Tl.htm
3.2.27
Tin
CAS NUMMER: 7440-31-5 GEDRAG IN HET MILIEU:
Tin (Sn) werd niet geclassificeerd in de Bijlage I van de richtlijn 67/548/EEC, er werden dus geen Rzinnen voor deze stof opgenomen in ESIS. Het veiligheidsinformatieblad voor elementair tin vermeldt dat deze stof schadelijk kan zijn inademing en dat ze irritatie kan veroorzaken bij de huid, ogen en ademhalingswegen (SIRI MSDS Index). Tinverbindingen kunnen bij orale inname een giftige werking hebben. Men weet echter niet in hoeverre het tin in deze verbindingen verantwoordelijk is voor de toxiciteit. Anorganische tinverbindingen gelden over het algemeen zelfs als ongiftig. De giftigheid van andere tinverbindingen verschilt sterk. Zo hebben organotinverbindingen wel een toxisch effect op bacteriën en schimmels, terwijl zij als nagenoeg ongiftig voor planten en dieren beschouwd worden (Lenntech, 2007). Voor de eigenschappen van tributylverbindingen (een organotinverbinding) wordt verwezen naar 3.14.2. Tin(verbindingen) staan in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stoffen in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II. Deze stof staat ook op de OSPAR lijst met stoffen voor welke prioritaire actie moet genomen worden. De OSPAR-strategie Gevaarlijke Stoffen heeft tot doel te komen tot een nulemissie van gevaarlijke stoffen tegen 2020 (VMM, 2002). Voor de wetgeving rond tributylverbindingen wordt verwezen naar 3.14.2. Onder normale omstandigheden is elementair tin stabiel tegenover water, en is het niet oplosbaar in water. Bij contact met hete stoom reageert het wel en vormt het onoplosbare tin(IV)oxideen waterstof: Sn + 2H2O -> SnO2 + 2H2 Tin komt in het milieu onder verschillende vormen voor, waaronder Sn(II), Sn(IV). Een aantal tinverbindingen hydrolyseren in water: b.v. het goed in water oplosbare tin(IV)chloride, dat onder sterke verwarming tin(IV)oxidevormt. Een aantal tinverbindingen, zoals bijvoorbeeld tin(IV)oxide, tin(II)hydroxide, tin(IV)sulfide of tributyltinoxide zijn niet in water oplosbaar. Tin(IV)oxide is voor een groot deel stabiel tegen verweringsprocessen. In opgeloste vorm komt tin waarschijnlijk vooral als SnO(OH)3- voor, waarbij mono-, di- en trimethyltinverbindingen te vinden zijn. Deze worden voor een deel afgebroken tot vluchtige stoffen. Organotinverbindingen hebben naast hun geringe oplosbaarheid ook de eigenschap om in water aan zwevende stoffen en sedimenten te adsorberen, waardoor het zich door watersystemen kan verspreiden. Tin is mogelijk voor een aantal organismen essentieel. Tin is in de vorm van enkelvoudige atomen of moleculen voor geen enkel organisme giftig, de organische vorm is wel giftig. Organische tincomponenten kunnen voor langere tijd in het milieu blijven. Ze zijn zeer persistent en bijna niet biologisch afbreekbaar. Micro-organismen hebben grote moeite om organische tinmengsels, die jarenlang geaccumuleerd zijn in de waterbodem, af te breken. Daarom neemt het gehalte organisch tin nog steeds toe (Lenntech, 2007). Organotinverbindingen kunnen behoorlijke schade aan aquatische ecosystemen toebrengen, omdat ze 106
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
zeer giftig zijn voor schimmels, algen en fytoplankton. Er zijn veel verschillende soorten organisch tin, die zeer in giftigheid kunnen variëren. Tributyltin (zie ook 3.14.2) zijn voor vissen en schimmels de giftigste tinmengsels, terwijl trifenyltin veel giftiger is voor fytoplankton. Het is bekend dat organisch tin ook de groei, de reproductie, enzymsystemen en voedselpatronen van waterorganismen verstoort. De blootstelling aan tin vindt voornamelijk plaats in de waterkolom, omdat het organisch tin hier accumuleert (Lenntech, 2007). Een verhoogde concentratie aan tin(verbindingen) in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) kan leiden tot een verhoogde adsorptie aan het slib (afhankelijk van de omstandigheden), en zodoende een verhoogd slibgehalte, waardoor meer slib moet verwijderd worden. Organische tinverbindingen zijn bovendien weinig biodegradeerbaar, waardoor ze via het effluent terug in het oppervlaktewater kunnen terechtkomen, waar ze effecten kunnen veroorzaken. Daarnaast kunnen bepaalde oplosbare tinverbindingen (zoals mono-, dimethyl, en tirmethyltinverbindingen) gedeeltelijk afgebroken worden tot vluchtige stoffen, en zodoende in de lucht terechtkomen, waar ze effecten kunnen veroorzaken. Tin kan met behulp van ionenwisselaars uit afvalwater verwijderd worden (Lenntech, 2007). Voor eens gedetailleerde beschrijving van de effecten van tributyltinverbindingen in oppervlaktewater en de RWZI wordt verwezen naar 3.14.2. PNEC-WAARDE: tin: PNEC (totaal): 40 µg/l (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: elementair tin: niet opgenomen in de lijsten van IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: •
Elementair tin en anorganische tinverbindingen: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de EDNorth databank (ED-North).
REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/Sn.htm http://www.lenntech.com/elementen-en-water/tin-en-water.htm
•
SIRI MSDS Index (2007). http://www2.hazard.com/msds/index.php http://www.jtbaker.com/msds/englishhtml/t3445.htm
3.2.28
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Titaan
CAS NUMMER: 7440-32-6 GEDRAG IN HET MILIEU:
Titanium of titaan (Ti) werd niet geclassificeerd in de Bijlage I van de richtlijn 67/548/EEC, er werden dus geen R-zinnen voor deze stof opgenomen in ESIS. Het veiligheidsinformatieblad voor titaan vermeldt dat 107
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
deze stof licht ontvlambaar is (F, R11). Titaan poeder kan irritatie aan de ogen, huid, ademhalingswegen en spijsverteringsstelsel veroorzaken. Titaan poeder reageert gemakkelijk met lucht en vocht (SIRI MSDS Index). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via opname vanuit voeding, via de lucht en via contact met de huid (HSDB). Titaan(verbindingen) staan in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stoffen in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II (VMM, 2002). Elementair titanium heeft aan zijn oppervlak een oxidelaag die het voor reacties beschermt, en is dus onoplosbaar. Als deze beschadigd is, wordt hij heel snel hersteld. Dit gebeurt niet alleen bij contact met lucht, maar ook in het water. Hierin ontstaat naast titaandioxide ook hoogontvlambaar waterstofgas. De reactievergelijking is als volgt: Ti(s) + 2H2O(g) -> TiO2(s) + 2H2(g) Titanium komt in het milieu vooral als Ti(IV) voor. De lagere oxidatievormen zoals b.v. Ti(0) en Ti(III), bestaan ook, maar worden snel omgezet naar Ti(IV). In een zure omgeving zal Ti(IV) aanwezig zijn als oplosbare TiO+2 or Ti(OH)2+2 ionen. In een neutraal en basisch oppervlaktewater zullen oplosbare titanium-ionen snel omgezet worden (hydrolyse) tot gehydrateerde titaniumoxides en basische oxozouten die onoplosbaar zijn, waardoor ze op de waterbodem kunnen terechtkomen, en daar effecten kunnen veroorzaken. Daarnaast worden onder deze omstandigheden titanaten gevormd (b.v. FeTiO3; CaTiO3) (HSDB). Net zoals elementair titanium zijn ook titaanverbindingen over het algemeen slecht oplosbaar of zoals titaancarbid en titaandioxide helemaal onoplosbaar in water (Lenntech, 2007). Vervluchtiging van titanium(verbindingen) via het wateroppervlak is geen Titaniumverbindingen zullen niet accumuleren in aquatische organismen (HSDB).
belangrijk
proces.
Titaan is geen essentieel element voor organismen. Het elementair titanium geldt als niet waterbedreigend, terwijl bijvoorbeeld halogeenhoudende titaanverbindingen wel gevaarlijk voor wateren kunnen zijn. Zij hebben een toxische werking op lagere waterorganismen en zijn ook schadelijk, omdat zij de pH-waarde kunnen veranderen (Lenntech, 2007). Een verhoogde concentratie aan titaan(verbindingen) in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) kan leiden tot een verhoogd slibgehalte, waardoor meer slib moet verwijderd worden. Wanneer titaan in een zure oplossing als kation aanwezig is, kan het titaan uit afvalwater verwijderd worden met behulp van ionenwisselaars (Lenntech, 2007). PNEC-WAARDE: titaan: PNEC (totaal): 20 µg/l (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: elementair titaan: niet opgenomen in de lijsten van IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: titaan: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
Database:
108
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/Ti.htm http://www.lenntech.com/elementen-en-water/titaan-en-water.htm
•
SIRI MSDS Index (2007). http://www2.hazard.com/msds/index.php https://fscimage.fishersci.com/msds/99068.htm
3.2.29
Uranium
CAS NUMMER: 7440-61-1 GEDRAG IN HET MILIEU:
Uranium (U) is een stof die zeer giftig is bij inademing en opname door de mond (T+, R26/28), waarbij er gevaar is voor cumulatieve effecten (R33). Uranium kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R53) (ESIS). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via opname vanuit voeding, en via drinkwater (HSDB). Uranium(verbindingen) staan in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stoffen in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II (VMM, 2002). Uranium kan in het milieu onder verschillende vormen aanwezig zijn: U(III), U(IV), U(V) en U (VI). In water zijn U(III) en U(V) onstabiel: U(III) zal snel geoxideerd worden en U(V) zal snel omgezet worden tot U(IV) en U(V). In water, zal uranium vooral als oplosbaar en mobiel U(VI) aanwezig zijn, in de vorm van het uranyl (UO2)2+ ion. U(IV) zal eerder aanwezig zijn onder anoxische omstandigheden en heeft een lagere oplosbaarheid dan U(VI). Uraniumverbindingen zullen adsorberen aan zwevende stoffen in water en sedimenten (HSDB). U(VI) kan in sedimenten door micro-organismen onder zuurstofarme omstandigheden gereduceerd worden tot U(IV). Uraniumverbindingen zullen meestal niet vervluchtigen via het wateroppervlak, behalve in het geval van het gas UF6 dat wel kan vervluchtigen via het wateroppervlak. Uraniumverbindingen zullen weinig accumuleren in aquatische organismen (BCF = 15 in vissen). Een verhoogde concentratie aan uranium(verbindingen) in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) kan leiden tot een verhoogde adsorptie aan het slib (afhankelijk van de omstandigheden), en zodoende een verhoogd slibgehalte, waardoor meer slib moet verwijderd worden. Daarnaast kan ook een deel van de (oplosbare) uraniumverbindingen via het effluent terug in het oppervlaktewater terechtkomen, waar het effecten kan veroorzaken. PNEC-WAARDE: uranium: PNEC (totaal): 1 µg/l (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: elementair uranium: niet opgenomen in de lijsten van IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: uranium: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf 109
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/U.htm
3.2.30
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Vanadium
CAS NUMMER: 7440-62-2 GEDRAG IN HET MILIEU:
Vanadium (V) werd niet geclassificeerd in de Bijlage I van de richtlijn 67/548/EEC, er werden dus geen Rzinnen voor deze stof opgenomen in ESIS. Het veiligheidsinformatieblad voor vanadium vermeldt dat deze stof irriterend is voor de ogen, de ademhalingswegen en de huid (Xi, R36/37/38) (SIRI MSDS Index). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via opname vanuit voeding, via de lucht en via drinkwater (HSDB). Vanadium(verbindingen) staan in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stoffen in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II (VMM, 2002). Vanadium zal in de natuur niet in de elementaire vorm voorkomen. In oppervlaktewater zal vanadium vooral als vanadaat (5+) ion (b.v. H2VO4-; HVO42-; VO3-; V3O93-) onder oxiderende omstandigheden, en als vanadyl (4+) ion aanwezig (b.v. als VO2+ en VO(OH)+) zijn onder reducerende omstandigheden. Zowel vanadyl- als vanadaatverbindingen zullen vooral sterk adsorberen of complexeren aan zwevende stoffen en sedimenten, waardoor het effecten naar de waterbodem kan veroorzaken. Oplosbare vanadiumverbindingen zijn vooral aanwezig als V(V), maar zullen in water slechts beperkt aanwezig zijn en snel adsorberen aan zwevende stoffen en sedimenten (HSDB). Vanadiumverbindingen zullen, indien aanwezig als ion, niet vervluchtigen via het wateroppervlak. Vanadiumverbindingen kunnen accumuleren in aquatische organismen (HSDB). Een verhoogde concentratie aan vanadium(verbindingen) in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) kan leiden tot een verhoogde adsorptie aan het slib (afhankelijk van de omstandigheden), en zodoende een verhoogd slibgehalte, waardoor meer slib moet verwijderd worden. PNEC-WAARDE: vanadium: PNEC (totaal): 5 µg/l (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: elementair vanadium: niet opgenomen in de lijsten van IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: vanadium: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/ 110
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/V.htm
•
SIRI MSDS Index (2007). http://www2.hazard.com/msds/index.php https://fscimage.fishersci.com/msds/99091.htm
3.2.31
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Wolfram
CAS NUMMER: 7440-33-7 GEDRAG IN HET MILIEU:
Wolfram (W) werd niet geclassificeerd in de Bijlage I van de richtlijn 67/548/EEC, er werden dus geen Rzinnen voor deze stof opgenomen in ESIS. Het veiligheidsinformatieblad voor wolfram vermeldt dat deze stof ontvlambaar (R10) is. Wolfram poeder kan spontaan ontvlammen in lucht en kan irritatie aan de ogen, huid, ademhalingswegen en spijsverteringsstelsel veroorzaken. Wolfram kan een mogelijk gevaar voor de vruchtbaarheid opleveren (SIRI MSDS Index). De belangrijkste blootstellingroute voor de mens is via de lucht. Wolfram kan in het milieu aanwezig zijn in verschillende vormen: elementair wolfram, W(II), W(III), W(IV), W(V) en het meest stabiele W(VI). Wolfram zal als ion in combinatie met één of meerdere elementen zoals zuurstof voorkomen. Bivalente wolframverbindingen kunnen enkel gevormd worden in combinatie met halogenen. Wolfram kan gebonden zijn in oxyhaliden (b.v. WOCl4, WO2Cl2, en WOBr4). In water zal wolfram in de vorm van WO4-2 (tungstate) of andere polyanionen van wolfram voorkomen. In oppervlaktewater zullen wolframverbindingen vooral adsorberen aan zwevende stoffen en sedimenten, en kan het zodoende effecten veroorzaken aan de waterbodem (HSDB). Hoe lager de pH, hoe hoger de adsorptie. Wolfram heeft een sterke neiging tot het vormen van complexen met oxiden van fosfor, arseen, vanadium, etc. Aangezien wolframverbindingen in oppervlaktewater vooral als ion of onoplosbaar zout aanwezig zullen zijn, zal vervluchtiging via het wateroppervlak geen belangrijk verwijderingsproces zijn. Een verhoogde concentratie aan wolfram(verbindingen) in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) kan leiden tot een verhoogde adsorptie aan het slib (afhankelijk van de omstandigheden), en zodoende een verhoogd slibgehalte, waardoor meer slib moet verwijderd worden. PNEC-WAARDE: wolfram: geen waarde opgegeven door de VMM (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: elementair wolfram: niet opgenomen in de lijsten van IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: wolfram: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/ 111
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/W.htm
•
SIRI MSDS Index (2007). http://www2.hazard.com/msds/index.php https://fscimage.fishersci.com/msds/88365.htm
3.2.32
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Zilver
CAS NUMMER: 7440-22-4 GEDRAG IN HET MILIEU:
Zilver (Ag) werd niet geclassificeerd in de Bijlage I van de richtlijn 67/548/EEC, er werden dus geen Rzinnen voor deze stof opgenomen in ESIS. Het veiligheidsinformatieblad voor zilver vermeldt dat er bij blootstelling aan deze stof gevaar is voor cumulatieve effecten (R33). Zilver kan irritatie aan de ogen, huid, ademhalingswegen en spijsverteringsstelsel veroorzaken (SIRI MSDS Index). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via de lucht, via opname vanuit voeding, via contact met de huid en via drinkwater (HSDB). Zilver(verbindingen) staan in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stoffen in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II (VMM, 2002). Zilver zal in het milieu aanwezig zijn als elementair zilver of als zilver (Ag+)-ionen. De meeste zilververbindingen zijn in water onoplosbaar. Zilvernitraat en zilverfluoride zijn vrij goed oplosbaar; en . de zilveroxiden, -carbonaten en –sulfaten zijn relatief oplosbaar (Lenntech, 2007; HSDB). In oppervlaktewater zal zilver aanwezig zijn als Ag+-ion. Ag+-ionen zullen in oppervlaktewater vooral voorkomen als AgSH complexen, en in mindere mate ook als Ag+ en AgCl. Zilververbindingen zullen in oppervlaktewater vooral gebonden worden aan zwevende stoffen in water en sedimenten, waardoor het effecten naar de waterbodem kan veroorzaken. Sorptie door MnO2 en precipitatie met haliden (Cl, Br, I, F) zijn wellicht de dominerende factoren m.b.t. de mobiliteit van zilver in het aquatisch milieu. Grote hoeveelheden van organische colloïden in het water kunnen het zilver in de waterbodem opnieuw mobiliseren (HSDB). Zilver is voor organismen niet essentieel. Anorganische zilververbindingen zullen weinig tot niet accumuleren in aquatische organismen (HSDB). Oplosbare zilververbindingen kunnen weinig accumuleren in aquatische organismen (ESIS). In water hebben zilver(verbindingen) een toxisch effect op microorganismen. De toxiciteit voor vissen wordt door een grotere hardheid van het water gereduceerd (Lenntech, 2007). Aangezien zilververbindingen in oppervlaktewater vooral als ion aanwezig zullen zijn, zal vervluchtiging via het wateroppervlak geen belangrijk verwijderingsproces zijn (HSDB). Een verhoogde concentratie aan zilver(verbindingen) in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) kan leiden tot een verhoogde adsorptie aan het slib (afhankelijk van de omstandigheden), en zodoende een verhoogd slibgehalte, waardoor meer slib moet verwijderd worden (HSDB). Zilver kan in ionische vorm met behulp van ionenwisselaars uit water verwijderd worden. Ook bestaat de mogelijkheid een aantal zilververbindingen door middel van precipitatie neer te laten slaan. Heel effectief is ook het gebruik van aktief kool en zandfilters (Lenntech, 2007).
112
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
PNEC-WAARDE: zilver: PNEC (totaal): 0,4 µg/l (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: elementair zilver: niet opgenomen in de lijsten van IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: zilver: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/Ag.htm http://www.lenntech.com/elementen-en-water/zilver-en-water.htm
•
SIRI MSDS Index (2007). http://www2.hazard.com/msds/index.php https://fscimage.fishersci.com/msds/20770.htm
3.2.33
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Zink
CAS NUMMER: 7440-66-6 GEDRAG IN HET MILIEU:
Zink is een licht ontvlambare (F) en milieugevaarlijke stof (N). Zink vormt een zeer licht ontvlambaar gas in contact met water (R15) en is spontaan ontvlambaar in lucht (R17). Zink is zeer giftig voor waterorganismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via opname vanuit voeding, en in mindere mate ook via de lucht en via drinkwater (HSDB). Zink(verbindingen) staan in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stoffen in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II. Zink is opgenomen in de verklaring van de 3e Noordzeeconferentie (internationaal verdrag), die een emissiereductie naar water en lucht nastreeft. Zink is opgenomen in Lijst II van de Verordening 793/93 inzake de beoordeling en beperking van risico’s van bestaande stoffen (VMM, 2002). Zink zal in het milieu niet als elementair Zn voorkomen, maar vooral als Zn(II). Zn zal geen oxidatiereductie reactie ondergaan, en zal als Zn(II) als opgeloste ionen of gebonden in verbindingen (zoals gehydrateerde ionen en metaal-(an)organische complexen) voorkomen. In zuurstofarme omstandigheden kan ZnS gevormd worden (HSDB). Elementair zink reageert niet met water. Zink treedt opgelost in water in vorm van ZnOH+(aq) of Zn2+(aq) op. Ook de vorm van het onoplosbare ZnCO3 is mogelijk. Het zink-ion vormt dus met de hydroxide-ionen die in het water zitten, een beschermende, moeilijk oplosbare laag van zinkhydroxide Zn(OH)2. Hierbij geldt volgende reactievergelijking: Zn2+ + 2OH- -> Zn(OH)2(s) 113
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Met H+-ionen uit het water, vindt volgende reactie plaats: Zn(s) + 2H+ -> Zn2+(aq) + H2(g) Bij deze reactie komt dus waterstof vrij dat met zuurstof explosief reageert. De oplosbaarheid van elementair zink in water is niet alleen afhankelijk van de temperatuur, maar ook van de pH-waarde van het water: bij een relatief neutrale pH is zink bijna onoplosbaar. Daarentegen stijgt de oplosbaarheid snel bij een pH < 6 en bij een pH > 11 (Lenntech, 2007). Zn(II)-ionen kunnen bindingen aangaan, adsorberen en precipiteren in het milieu. Zinkverbindingen zullen in oppervlaktewater adsorberen aan zwevende stoffen en sedimenten, waardoor het effecten naar de waterbodem kan veroorzaken (HSDB). Zink is een essentieel element voor alle organismen (HSDB). Zinkverbindingen kunnen sterk accumuleren in aquatische organismen (BCF tussen 1000 en 40000, afhankelijk van het organisme, HSDB). Zink staat echter niet bekend als een stof die zich ophoopt in de voedselketen aangezien de BCF daalt, naarmate een stijging in het trofisch niveau (ESIS; HSDB). Aangezien zinkverbindingen in oppervlaktewater vooral als ion aanwezig zullen zijn, zal vervluchtiging via het wateroppervlak geen belangrijk verwijderingsproces zijn (HSDB). Een verhoogde concentratie aan zink(verbindingen) in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) kan leiden tot een verhoogde adsorptie aan het slib (afhankelijk van de omstandigheden), en zodoende een verhoogd slibgehalte, waardoor meer slib moet verwijderd worden (HSDB). Om zink uit water te verwijderen kunnen verschillende methodes toegepast worden, zoals b.v. coagulatie, ionenwisselaars, actief kool of zandfiltratie (Lenntech, 2007). PNEC-WAARDE: zink: PNEC (totaal): 80 µg/l (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: zink(verbindingen): niet opgenomen in de lijsten van IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: elementair zink: •
niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262);
•
er worden endocriene effecten verwacht volgens de ED-North databank (ED-North).
REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/Zn.htm http://www.lenntech.com/elementen-en-water/zink-en-water.htm
•
VMM (2006). MIRA. Milieurapport Vlaanderen, Achtergronddocument 2006. Verspreiding van zware metalen Maes J., Bierkens J., Provoost J., Den Hond E., Geuzens P., Van Volsem S., Desmedt M., Roekens E., Theuns I., De Cooman W., Claeys N, Dumoulin, J, Eppinger R., Frohnhoffs A., D’hont D., Goemans G., Belpaire C., Vandecasteele B., De Vos B., Van den Bulck
Database:
114
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
S., Ceenaeme J., Dedecker D., De Naeyer F., Dries V., Gommeren E., Van Dijck W., Van Dyck E., D’Havé H., De Coen W., Peeters B., Vlaamse Milieumaatschappij. www.milieurapport.be
3.2.34
Zirkonium
CAS NUMMER: 7440-67-7 GEDRAG IN HET MILIEU:
Zirkonium (Zr) is een licht ontvlambare (F) stof. Zirkonium vormt een zeer licht ontvlambaar gas in contact met water (R15) en is spontaan ontvlambaar in lucht (R17) (ESIS). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via de lucht, via opname vanuit voeding, en via contact met de huid (HSDB). Zirkonium zal in oppervlaktewater vooral aanwezig zijn als het stabiele Zn(IV). Het zirkonium(IV)-ion zal enkel bij een lage pH tussen 1 en 2 in zeer verdunde oplossingen (ca. 10-4 M) aanwezig zijn. Zr(IV) zal in water sterk hydrolyseren en polymeer-ionen en verschillende complexe ionen vormen. Bij een pH > 0,3 zal vooral het octanucleair (Zr8(OH)20(H2O)24)12+ ion aanwezig zijn. Bij een pH < 0,2 zal dit vooral het tetranucleair (Zr4(OH)8(H2O)16)8+ ion zijn; bij een stijgende pH zal dit aggregeren en eventueel een gel vormen en precipiteren waardoor het op de waterbodem terechtkomt. Zirkonium vormt ook zeer stabiele oxiden die op de waterbodem kunnen terechtkomen. Aangezien zirkoniumverbindingen in oppervlaktewater vooral als ion aanwezig zullen zijn, zal vervluchtiging via het wateroppervlak geen belangrijk verwijderingsproces zijn. Zirkoniumverbindingen zullen niet accumuleren in aquatische organismen (HSDB). Een verhoogde concentratie aan zirkonium(verbindingen) in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) kan leiden tot een verhoogd slibgehalte, waardoor meer slib moet verwijderd worden (HSDB). PNEC-WAARDE: zirkonium: geen waarde opgegeven door de VMM (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: zirkonium(verbindingen): niet opgenomen in de lijsten van IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: zirkonium: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
Lenntech (2007). http://www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/Zr.htm
Database:
115
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.3 3.3.1
MAK Benzeen
CAS NUMMER: 71-43-2 GEDRAG IN HET MILIEU:
Benzeen is een schadelijke (Xn), toxische (T) en irriterende (Xi) stof die licht ontvlambaar (R11, F) is (ESIS). Het is een stof die irriterend is voor de ogen en de huid (R36/38) en die giftig is, waarbij er gevaar is voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling door inademing, aanraking met de huid en opname door de mond (R48/23/24/25). Bovendien kan benzeen kanker (R45, groep 1) en erfelijke genetische schade (R46) veroorzaken (ESIS, IARC). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via de lucht, via het drinkwater en via aanraking met de huid (HSDB). Benzeen is een prioritaire stof volgens Bijlage X bij de Kaderrichtlijn Water 2000/60/EG (EC, 2001). De Kaderrichtlijn water voorziet dat maatregelen worden getroffen om te komen tot de stapsgewijze vermindering van lozingen, emissies en verliezen van deze stof. Benzeen staat in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II. Benzeen is opgenomen in Lijst I van de Verordening 793/93 inzake de beoordeling en beperking van risico’s van bestaande stoffen (VMM, 2002). Biodegradatie in oppervlaktewater en vervluchtiging via het wateroppervlak zijn beiden belangrijke verwijderingprocessen. Benzeen is sterk biodegradeerbaar in oppervlaktewater, wat een zuurstoftekort in oppervlaktewater kan veroorzaken. Benzeen is weinig accumulerend in aquatische organismen (BCF = 1,1 – 20, afhankelijk van het aquatisch organisme, HSDB). Deze stof adsorbeert in water niet aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, waardoor er waarschijnlijk geen effecten naar de waterbodem optreden. Indien het koud, nutriëntarm oppervlaktewater betreft, zonder gunstige randvoorwaarden voor microbiële groei, zal afbraak door zonlicht een belangrijk proces zijn in plaats van biodegradatie (HSDB). Vervluchtiging van benzeen via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces. Hierdoor kan benzeen ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijden voor vervluchtiging van deze stof via een rivier resp. meer worden op basis van modellering geschat op 1 uur (zeer snel) resp. 3,5 dagen (snel) (HSDB). Hierdoor kunnen er ook effecten naar de lucht optreden. Benzeen is opgenomen in de dochterrichtlijn 2000/69/EG van de Kaderrichtlijn Lucht. Deze stof wordt in richtlijn 2002/3/EG betreffende ozon in de lucht vermeld als een vluchtige organische stof die betrokken is bij ozonvorming. Benzeen zal in de lucht onder normale omstandigheden enkel als damp aanwezig zijn. Benzeen zal matig afbreken in de atmosfeer door reactie met vrije hydroxyl-radicalen die onder invloed van zonlicht ontstaan. De afbraak van vluchtige organische stoffen onder invloed van zonlicht en vrije radicalen kan, indien de omstandigheden gunstig zijn, leiden tot de vorming van ozon. Ozon kan een schadelijk effect hebben op de gezondheid en op de plantengroei. In een NOx of SO2-vervuilde lucht, zal benzeen zeer snel degraderen. Indien benzeen geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan kan benzeen (zeer) snel vervluchtigen uit het water naar de lucht en dit in zones van de waterzuiveringsinstallatie die extra belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens). Hierdoor kan benzeen ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. Daarnaast blijkt dat aërobe biodegradatie van deze stof door actief slib veelal snel verloopt, afhankelijk van de concentratie van de stof en de adaptatieperiode voor de micro-organismen in het actief slib. Hoe 116
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
lager de concentratie en/of hoe langer de adaptatieperiode, hoe sneller de aërobe biodegradatie (HSDB, ESIS). Benzeen is veelal recalcitrant en/of persistent voor actief slib onder anaërobe omstandigheden (HSDB, ESIS). Hoe lager de concentratie en/of hoe langer de adaptatieperiode, hoe sneller de aërobe biodegradatie (b.v. 135 mg/l bij geadapteerd actief slib wordt volledig verwijderd in 60 dagen; 50 µg/l bij niet-geadapteerd slib wordt voor 29% verwijderd in 5 dagen) (HSDB, ESIS). Verwijdering van deze stoffen in een waterzuiveringsinstallatie zal dus veelal door een combinatie van aërobe biodegradatie en vervluchtiging gebeuren (HSDB). PNEC-WAARDE: benzeen: 10 µg/l (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: groep 1: kankerverwekkend voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
EC (2001). European Commission. Beschikking 2455/2001/EC tot vaststelling van de lijst van prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/oj/2001/l_331/l_33120011215nl00010005.pdf
3.3.2
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Tolueen (methylbenzeen)
CAS NUMMER: 108-88-3 GEDRAG IN HET MILIEU:
Tolueen is een schadelijke (Xn) en irriterende (Xi) stof, die licht ontvlambaar (R11, F) is (ESIS). Het is een stof die irriterend is voor de huid (R38). Bij langdurige blootstelling bij inademing is er gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid (R48/20), en na inslikken kan deze stof longschade veroorzaken (R65). Dampen van tolueen kunnen slaperigheid en duizeligheid veroorzaken (R67). Bovendien is er een mogelijk gevaar voor beschadiging van het ongeboren kind (R63) (ESIS). Tolueen is niet classificeerbaar met betrekking tot humane carcinogeniciteit. Dit betekent dat niet kan uitgesloten worden dat blootstelling aan tolueen kankerverwekkend is. Volgens de ED-North databank is er een vermoeden dat deze stof endocriene effecten op zoogdieren veroorzaakt (ED-North). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via de lucht, het drinkwater, via opname vanuit voeding en via aanraking met de huid (HSDB). Tolueen staat in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1°
117
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
van Vlarem II. Tolueen is opgenomen in Lijst II van de Verordening 793/93 inzake de beoordeling en beperking van risico’s van bestaande stoffen. (VMM, 2002). Biodegradatie in oppervlaktewater en vervluchtiging via het wateroppervlak zijn beiden belangrijke verwijderingprocessen. Tolueen is sterk biodegradeerbaar in oppervlaktewater (halfwaardetijd van 4 (aëroob) resp. 56 (anaëroob) dagen volgens HSDB), wat een zuurstoftekort in oppervlaktewater kan veroorzaken. Deze stof is weinig accumulerend in aquatische organismen (BCF = 13 – 90, afhankelijk van het aquatisch organisme, HSDB). Deze stof adsorbeert in water in zeer beperkte mate aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, waardoor er waarschijnlijk in zeer beperkte mate effecten naar de waterbodem optreden. Vervluchtiging van tolueen via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces. Hierdoor kan tolueen ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijden voor vervluchtiging van deze stof via een rivier resp. meer worden via modellering geschat op 1 uur (zeer snel) resp. 4 dagen (snel) (HSDB). Tolueen wordt in richtlijn 2002/3/EG betreffende ozon in de lucht vermeld als een vluchtige organische stof die betrokken is bij ozonvorming. Tolueen zal in de lucht onder normale omstandigheden enkel als damp aanwezig zijn. Tolueen zal snel afbreken in de atmosfeer door reactie met vrije hydroxyl-radicalen die onder invloed van zonlicht ontstaan. De afbraak van vluchtige organische stoffen onder invloed van zonlicht en vrije radicalen kan, indien de omstandigheden gunstig zijn, leiden tot de vorming van ozon. Ozon kan een schadelijk effect hebben op de gezondheid en op de plantengroei. Indien tolueen geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan kan tolueen (zeer) snel vervluchtigen uit het water naar de lucht en dit in zones van de waterzuiveringsinstallatie die extra belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens). Hierdoor kan tolueen ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. Daarnaast blijkt dat aërobe biodegradatie van deze stof door slib veelal snel verloopt (b.v. 10 mg/l zal voor 80% verwijderd worden in 15 (geadapteerd slib) tot 20 dagen (niet-geadapteerd slib) (HSDB, ESIS). Verwijdering van deze stoffen in een waterzuiveringsinstallatie zal dus veelal door een combinatie van aërobe biodegradatie en vervluchtiging gebeuren (HSDB). PNEC-WAARDE: tolueen: 92 µg/l (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot humane carcinogeniciteit (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: •
niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262);
•
volgens de ED-North databank is er een vermoeden van endocriene effecten op zoogdieren (EDNorth).
REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
Database:
118
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
3.3.3
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
Styreen
CAS NUMMER: 100-42-5 GEDRAG IN HET MILIEU:
Styreen is een schadelijke (Xn) en irriterende (Xi) stof, die ontvlambaar (R10) is (ESIS). Het is een stof die schadelijk is bij inademing (R20), irriterend voor de ogen en de huid (R36/38) (ESIS). Styreen is mogelijk kankerverwekkend voor de mens (groep 2B, IARC). Deze stof is potentieel hormoonontregelend (COM(2001)262). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via de lucht en via het drinkwater (HSDB). Styreen staat in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II. Styreen is opgenomen in Lijst I van de Verordening 793/93 inzake de beoordeling en beperking van risico’s van bestaande stoffen. (VMM, 2002). Biodegradatie in oppervlaktewater en vervluchtiging via het wateroppervlak zijn beiden belangrijke verwijderingprocessen. Styreen is matig tot snel biodegradeerbaar in oppervlaktewater, wat een zuurstoftekort in oppervlaktewater kan veroorzaken. Styreen is weinig accumulerend in aquatische organismen (BCF = 13,5 (goudvissen) volgens HSDB). Vervluchtiging van styreen via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces. Hierdoor kan styreen ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijden voor vervluchtiging van deze stof via een meer worden onder laboratoriumomstandigheden geschat op 1 tot 3 uren (zeer snel) (HSDB). Styreen is een vluchtige organische stof die in de lucht onder normale omstandigheden enkel als damp aanwezig is. Styreen zal zeer snel afbreken in de atmosfeer door reactie met vrije hydroxyl- en ozonradicalen die onder invloed van zonlicht ontstaan (halfwaardetijd voor deze reacties wordt ingeschat op 7 resp. 16 uren, HSDB). De afbraak van vluchtige organische stoffen onder invloed van zonlicht en vrije radicalen kan, indien de omstandigheden gunstig zijn, leiden tot de vorming van ozon. Ozon kan een schadelijk effect hebben op de gezondheid en op de plantengroei. Indien styreen geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan kan deze stof zeer snel vervluchtigen uit het water naar de lucht en dit in zones van de waterzuiveringsinstallatie die extra belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens). Hierdoor kan styreen ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. Daarnaast blijkt dat aërobe biodegradatie van deze stof door slib snel kan verlopen en dat ook anaërobe biodegradatie door slib mogelijk is (HSDB). Verwijdering van deze stoffen in een waterzuiveringsinstallatie zal dus veelal door een combinatie van aërobe biodegradatie en vervluchtiging gebeuren (HSDB). PNEC-WAARDE: styreen: 6 µg/l (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: groep 2B: is mogelijk kankerverwekkend voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: dit is een stof met bewijsmateriaal voor hormoonontregeling of potentiële hormoonontregeling waarvoor in het kader van de bestaande wetgeving al een regulering geldt of momenteel wordt overwogen (Tabel 3) (COM(2001)262).
119
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
3.3.4
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Trimethylbenzeen (1,2,4 trimethylbenzeen en 1,3,5 trimethylbenzeen)
CAS NUMMER: 95-63-6 (1,2,4 trimethylbenzeen) en 108-67-8 (1,3,5 trimethylbenzeen) GEDRAG IN HET MILIEU:
1,2,4 trimethylbenzeen en 1,3,5 trimethylbenzeen zijn schadelijke (Xn) en irriterende (Xi) stoffen die ontvlambaar (R10) en irriterend voor de ademhalingswegen (R37) zijn (ESIS). 1,2,4 trimethylbenzeen is irriterend voor de ogen en de huid (R36/38) en is schadelijk bij inademing (R20) (ESIS). 1,2,4 trimethylbenzeen en 1,3,5 trimethylbenzeen zijn milieugevaarlijke (N) stoffen. Het zijn stoffen die giftig zijn voor in het water levende organismen; en die op lange termijn schadelijke effecten in het aquatisch milieu kunnen veroorzaken (R51/53) (ESIS). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via de lucht, drinkwater, via opname vanuit voeding en via aanraking met de huid (HSDB). Vervluchtiging van trimethylbenzeen via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces. De halfwaardetijden voor vervluchtiging van deze stof via een rivier resp. meer worden via modellering geschat op 3 uren (zeer snel) resp. 4 dagen (snel) (HSDB). Hierdoor kan trimethylbenzeen ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. Trimethylbenzeen zal in de lucht onder normale omstandigheden enkel als damp aanwezig zijn. Trimethylbenzeen zal matig (1,3,5 trimethylbenzeen) tot zeer snel (1,2,4 trimethylbenzeen) afbreken in de atmosfeer door reactie met vrije hydroxyl- en nitraatradicalen die onder invloed van zonlicht ontstaan (HSDB). De afbraak van vluchtige organische stoffen onder invloed van zonlicht en vrije radicalen kan, indien de omstandigheden gunstig zijn, leiden tot de vorming van ozon. Ozon kan een schadelijk effect hebben op de gezondheid en op de plantengroei. Deze stoffen worden in richtlijn 2002/3/EG betreffende ozon in de lucht vermeld als vluchtige organische stoffen die betrokken zijn bij ozonvorming. Deze stoffen zijn matig tot snel biodegradeerbaar in oppervlaktewater, wat een zuurstoftekort in oppervlaktewater kan veroorzaken (zie ook 3.1.1 en 3.1.4). Deze stoffen zijn beperkt tot matig accumulerend in aquatische organismen (gebaseerd op HSDB, EC, 1999). De bioconcentratiefactor is als volgt (HSDB): •
1,2,4 trimethylbenzeen: 31 – 275 in karpers;
•
1,3,5 trimethylbenzeen: 23 – 342 in karpers.
Deze stof adsorbeert in water aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, waardoor er mogelijks effecten naar de waterbodem optreden. Afbraak in oppervlaktewater van 1,2,4 trimethylbenzeen via zonlicht is ook mogelijk, maar verloopt matig (HSDB). Indien trimethylbenzeen geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan kan trimethylbenzeen snel vervluchtigen uit het water naar de lucht en dit in zones van de waterzuiveringsinstallatie die extra belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens). Hierdoor kan 120
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
trimethylbenzeen ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. Trimethylbenzeeen kan daarnaast ook adsorberen aan het slib in de RWZI. Deze stoffen zijn matig tot snel biodegradeerbaar door actief slib onder aërobe omstandigheden, afhankelijk van de concentratie van de stoffen (HSDB): •
1,2,4 trimethylbenzeen: 1,2 mg/l: 100 % verwijdering in 8 dagen; 100 mg/l: 4 – 18 % in 28 dagen; 500 mg/l: toxisch gedurende eerste 24 uur;
•
1,3,5 trimethylbenzeen: 43 µg/l: meer dan 99% verwijdering; 100 mg/l: 0 % in 14 dagen; 500 mg/l: toxisch gedurende eerste 24 uur, bij 2 van de 3 slibstalen.
PNEC-WAARDE: trimethylbenzeen: 3,6 trimethylbenzenen (VMM, pers.comm.).
µg/l.
Deze
PNEC-waarde
geldt
voor
de
som
van
HUMANE CARCINOGENICITEIT: niet opgenomen in IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
3.3.5
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Ethylbenzeen
CAS NUMMER: 100-41-4 GEDRAG IN HET MILIEU: ethylbenzeen is een licht ontvlambare stof (R11, F), die schadelijk (Xn) is bij inademing (R20) (ESIS).
Ethylbenzeen is een uit aardolie bereide niet-persistente koolwaterstof. Deze familie staat op lijst II van de Europese Richtlijn 76/464/EEG. Deze richtlijn stelt dat de lozing van lijst II-stoffen in het aquatisch milieu moet beperkt worden door het vastleggen van waterkwaliteitsdoelstellingen voor deze stoffen (VMM, 2002). Blootstelling aan ethylbenzeen is mogelijk via inhalatie, via verontreinigd drinkwater en voedsel en via het gebruik van diesel (HSDB). Ethylbenzeen is goed biologisch afbreekbaar. Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof, omdat ethylbenzeen geen functionele groepen bevat die vatbaar zijn voor hydrolyse. Ethylbenzeen accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 0,67 tot 15), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is een relevant verwijderingproces voor ethylbenzeen. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 1,1 uur (zeer snel) en 99 uur (snel). Hierdoor kan deze stof ook via het 121
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
compartiment lucht effecten veroorzaken. In de atmosfeer zal deze vluchtige organische stof (dampdruk 7 mm Hg bij 20°C (Verschueren, 1983)) snel gedegradeerd worden door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 55 uur) (HSDB). Deze processen kunnen ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal ethylbenzeen verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie en vervluchtiging. Dit laatste vooral in zones die extra belucht worden (bvb beluchtingsbekkens). Indien de concentratie aan ethylbenzeen de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. Vervluchtiging zorgt er voor dat ethylbenzeen ook via het compartiment lucht effecten kan veroorzaken. PNEC-WAARDE: ethylbenzeen: 4,9 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: ethylbenzeen behoort tot groep 2B: mogelijks carcinogeen voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: Ethylbenzeen is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof zijn enkel fysico-chemische gegevens vermeld in de ED-North databank, maar er zijn geen testgegevens vermeld (ED-North). Dit impliceert dat er voor ethylbenzeen in eerste instantie duidelijke indicaties waren met betrekking tot hormoonverstoring, maar dat de literatuur bij nader inzien niet overtuigend was of niet van voldoende kwaliteit. REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
Verschueren, K. (1983). Handbook of Environmental Data on Organic chemicals. 2nd Edition. Ed. Van Nostrand Reinhold, 115 Fifth Avenue, New York 10003. ISBN 0-442-28802-6.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.3.6
Xylenen
CAS NUMMER: 95-47-6 (o-xyleen), 108-38-3 (m-xyleen), 106-42-3 (p-xyleen) GEDRAG IN HET MILIEU: o-xyleen, m-xyleen en p-xyleen zijn isomeren: zijn bestaan allen uit een benzeenring met daarop 2 methylgroepen, maar deze functionele groepen staan bij elk isomeer op een andere plaats. Dit wordt verduidelijkt in onderstaande figuren.
122
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
o-xyleen
m-xyleen
p-xyleen
Xylenen zijn ontvlambare stoffen (R10). Deze stoffen zijn schadelijk (Xn) bij inademing en bij aanraking met de huid (R20/21) en ze zijn irriterend voor de ogen (R38) (ESIS). Xylenen behoren tot de familie van de niet-persistente minerale oliën en uit aardolie bereide nietpersistente koolwaterstoffen, die opgenomen is op lijst II van de Europese Richtlijn 76/464/EEG. Deze richtlijn stelt dat de lozing van lijst II-stoffen in het aquatisch milieu moet beperkt worden door het vastleggen van waterkwaliteitsdoelstellingen voor deze stoffen (VMM, 2002). Blootstelling aan xylenen is mogelijk via inhalatie, via voedsel en drinkwater en via huidcontact met huishoudelijke producten die deze stof bevatten (HSDB). Xylenen zijn goed biodegradeerbaar (p-xyleen: 44% van de theoretische BZV bereikt na 5 dagen). Zij accumuleren weinig in aquatische organismen (BCF 6-21, 6-23,4 en 15 voor resp. o-xyleen, m-xyleen en p-xyleen), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. m-xyleen zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten en p-xyleen zal slechts matig adsorberen, zodat er weinig effecten op de waterbodem verwacht worden van m- en p-xyleen. o-xyleen zal wel adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat deze stof wel effecten op de waterbodem kan veroorzaken (HSDB). Vervluchtiging van xylenen via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze vluchtige organische stoffen (dampdruk 5 mm Hg bij 20°C, 6 mm Hg bij 20°C en 6,5 mm Hg bij 20°C voor resp. m- en p-xyleen (Verschueren, 1983)) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 3,2 uur (zeer snel) en 4,1 dagen (snel) voor o-xyleen, 3 uren (zeer snel) en 96 uren (snel) voor m-xyleen en 99 uren (snel) voor p-xyleen. Als xylenen door vervluchtiging in de lucht terecht komt kunnen deze stoffen ook in dit compartiment effecten veroorzaken. Omwille van hun hoge dampdruk zijn xylenen in de lucht enkel als damp aanwezig. Deze stoffen worden snel afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 1,2 dagen, 16 uur en 27 uur voor resp o-, m- en p-xyleen) (HSDB). Dit proces kan ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zullen xylenen vooral verwijderd worden door vervluchtiging (in het bijzonder in zones die extra belucht worden zoals beluchtingsbekkens). Daarnaast zullen ook biodegradatie en adsorptie bijdragen tot verwijdering uit de
123
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
RWZI. Indien de concentratie aan xylenen de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: xylenen: 3,5 µg/l. deze PNEC-waarde geldt voor de som van o-xyleen, m-xyleen en pxyleen (VMM, pers. comm). HUMANE CARCINOGENICITEIT: xylenen behoren tot groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot humane carcinogeniciteit (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: o-, m- en p-xyleen zijn niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stoffen zijn enkel fysicochemische gegevens vermeld in de ED-North databank, maar er zijn geen testgegevens vermeld (EDNorth). Dit impliceert dat er voor o-, m- en p-xyleen in eerste instantie duidelijke indicaties waren met betrekking tot hormoonverstoring, maar dat de literatuur bij nader inzien niet overtuigend was of niet van voldoende kwaliteit. REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
Verschueren, K. (1983). Handbook of Environmental Data on Organic chemicals. 2nd Edition. Ed. Van Nostrand Reinhold, 115 Fifth Avenue, New York 10003. ISBN 0-442-28802-6.
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.3.7
Isopropylbenzeen
CAS NUMMER: 98-82-8 GEDRAG IN HET MILIEU: isopropylbenzeen is een ontvlambare stof (R10), die irriterend is voor de ademhalingswegen (R37). Deze schadelijke stof (Xn) kan longschade veroorzaken na inslikken (R65). Deze milieugevaarlijke stof (N) is giftig voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R51/53) (ESIS).
Isopropylbenzeen staat in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II. Deze stof is tevens opgenomen in de 1e prioriteitlijst van de Europese Verordening (EEG) Nr. 793/93. De verordening heeft tot doel de mens en alle componenten van het milieu te beschermen tegen alle mogelijke effecten van blootstelling aan gevaarlijke chemische stoffen. De stoffen uit de prioriteitlijsten vragen speciale aandacht wegens hun mogelijke effecten op lange termijn (VMM, 2002). Blootstelling aan isopropylbenzeen is mogelijk via inhalatie, via voedsel en via dampen van diesel. Isopropylbenzeen is ook van anture aanwezig in planten (HSDB). Isopropylbenzeen is matig biodegradeerbaar (halfwaardetijd 34,6 dagen). Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof, wegens het ontbreken van functionele groepen die vatbaar zijn voor 124
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
hydrolyse. Isopropylbenzeen wordt snel afgebroken via foto-oxidatie (halfwaardetijd 0,4 tot 5,1 uur (EC, 2001)). Isopropylbenzeen accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 35), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging van isopropylbenzeen via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze vluchtige organische stof (dampdruk 3,2 mm Hg bij 20°C (Verschueren, 1983)) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 1,2 uren (zeer snel) en 4,4 dagen (snel). Dit proces wordt afgeremd voor adsorptie aan zwevende stoffen en sedimenten. Als isopropylbenzeen door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. Omwille van zijn hoge dampdruk (3,2mm Hg bij 20°C (Verschueren, 1983)) is isopropylbenzeen in de lucht enkel als damp aanwezig. Deze stof wordt afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 1 tot 2,4 dagen (EC, 2001)) en door ozonradicalen (halfwaardetijd 1,4 dagen (EC, 2001)) (HSDB). Deze processen kunnen ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal isopropylbenzeen vooral verwijderd worden door vervluchtiging (in het bijzonder in zones die extra belucht worden zoals beluchtingsbekkens) en in mindere mate door biodegradatie en door adsorptie. PNEC-WAARDE: isopropylbenzeen: 1,25 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: isopropylbenzeen is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: isopropylbenzeen is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof zijn enkel fysico-chemische gegevens vermeld in de ED-North databank, maar er zijn geen testgegevens vermeld (ED-North). Dit impliceert dat er voor isopropylbenzeen in eerste instantie duidelijke indicaties waren met betrekking tot hormoonverstoring, maar dat de literatuur bij nader inzien niet overtuigend was of niet van voldoende kwaliteit. REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
EC (2001). European Eunion risk assessment report on cumene. EUR19726EN.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
Verschueren, K. (1983). Handbook of Environmental Data on Organic chemicals. 2nd Edition. Ed. Van Nostrand Reinhold, 115 Fifth Avenue, New York 10003. ISBN 0-442-28802-6. 125
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
3.3.8
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
Propylbenzeen
CAS NUMMER: 103-65-1 GEDRAG IN HET MILIEU: propylbenzeen is een ontvlambare stof (R10), die irriterend is voor de ademhalingswegen (R37). Dze schadelijke stof (Xn) kan longschade veroorzaken na inslikken (R65). Deze milieugevaarlijke stof (N) is giftig voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R51/53) (ESIS).
Blootstelling aan propylbenzeen is mogelijk via inhalatie (HSDB). Propylbenzeen is goed biodegradeerbaar. Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof, wegens het gebrek aan functionele groepen die vatbaar zijn voor hydrolyse. Propylbenzeen accumuleert matig in aquatische organismen (BCF = 138), zodat er een kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging van propylbenzeen via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze vluchtige organische stof (dampdruk 2,5 mm Hg bij 20°C (Verschueren, 1983)) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 1 uur (zeer snel) en 4 dagen (snel) (HSDB). Als propylbenzeen door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. Omwille van zijn hoge dampdruk is propylbenzeen in de lucht enkel als damp aanwezig. Deze stof wordt snel afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 2 dagen) (HSDB). Dit proces kan ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal propylbenzeen verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie en vervluchtiging (in het bijzonder in zones die extra belucht worden zoals beluchtingsbekkens). Indien de concentratie aan propylbenzeen de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: propylbenzeen: 5 µg/l. Deze PNEC-waarde is een schatting op basis van de PNECwaarde voor BTEX (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: propylbenzeen is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: propylbenzeen is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
Verschueren, K. (1983). Handbook of Environmental Data on Organic chemicals. 2nd Edition. Ed. Van Nostrand Reinhold, 115 Fifth Avenue, New York 10003. ISBN 0-442-28802-6.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/ 126
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.3.9
n-butylbenzeen
CAS NUMMER: 104-51-8 GEDRAG IN HET MILIEU: n-butylbenzeen is niet geclassificeerd volgens Annex I van de Euroese Richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Het veiligheidsinformatieblad (SIRI MSDS Index) vermeldt dat deze irriterende stof schadelijk is bij inademing, bij inslikken en bij contact met de huid.
Blootstelling aan n-butylbenzeen is mogelijk via inhalatie en via verontreinigd voedsel en drinkwater (HSDB). Op basis van het eerder persistente karakter van n-butylbenzeen in de bodem wordt verondersteld dat deze stof ook in oppervlaktewater slechts traag zal biodegraderen. Hydrolyse is geen belangrijk verwijderingproces voor deze stof, omwille van het ontbreken van functionele groepen die vatbaar zijn voor hydrolyse. n-butylbenzeen accumuleert matig in aquatische organismen (BCF = 470), zodat er een kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging van n-butylbenzeen via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze vluchtige organische stof (dampdruk 1 mm Hg bij 23°C (Verschueren, 1983)) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 3,5 uur (zeer snel) en 110 uur (snel). Vervluchtiging kan afgeremd worden door adsorptie aan zwevende stoffen en sedimenten (halfwaardetijd voor vervluchtiging uit een meer bedraagt 16 dagen indien rekening gehouden wordt met adsorptie). Als n-butylbenzeen door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. Omwille van zijn hoge dampdruk is nbutylbenzeen in de lucht enkel als damp aanwezig. Deze stof wordt snel afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 1,8 dagen) (HSDB). Deze processen kunnen ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. n-butylbenzeen wordt niet afgebroken door directe fotolyse, omdat deze stof geen golflengten >290 nm absorbeert (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal nbutylbenzeen verwijderd worden door een combinatie van vervluchtiging (in het bijzonder in zones die extra belucht worden zoals beluchtingsbekkens) en biodegradatie (72% tot 80% degradatie na 5 dagen bij 25°C) (HSDB). Indien de concentratie aan n-butylbenzeen de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: n-butylbenzeen: 5 µg/l. Deze PNEC-waarde is een schatting op basis van de PNECwaarde voor BTEX (VMM, pers. comm.). 127
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
HUMANE CARCINOGENICITEIT: n-butylbenzeen is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: n-butylbenzeen behoort tot lijst 3 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met onvoldoende gegevens. Voor deze stof is één test voor vissen beschreven in de ED-North databank. In deze test werd een hormoonverstorend effect van n-butylbenzeen aangetoond (ED-North). REFERENTIES: •
SIRI MSDS Index. Vermont http://hazard.com/msds/
•
Verschueren, K. (1983). Handbook of Environmental Data on Organic chemicals. 2nd Edition. Ed. Van Nostrand Reinhold, 115 Fifth Avenue, New York 10003. ISBN 0-442-28802-6.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.3.10
Safety
Information
Resources,
Inc.
Beschikbaar
via
Secundair butylbenzeen
CAS NUMMER: 135-98-8 GEDRAG IN HET MILIEU: secundair butylbenzeen is niet geklassificeerd volgens Annex I van de Europese Richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Het veiligheidsinformatieblad (SIRI MSDS Index) vermeldt dat deze stof irriterend is voor de ogen, de huid, de ademhalingswegen en het verteringskanaal.
Blootstelling aan secundair butylbenzeen is mogelijk via inhalatie en via verontreinigd voedsel en water (HSDB). Secundair butylbenzeen is goed biodegradeerbaar (56% tot 67% verwijderd na 5 dagen). Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor secundair butylbenzeen wegens het ontbreken van functionele groepen die vatbaar zijn voor dit proces. Deze stof accumuleert matig in aquatische organismen (BCF = 660), zodat er een kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging van secundair butylbenzeen via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze vluchtige organische stof (dampdruk 1,1 mm Hg bij 20°C (Verschueren, 1983)) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 3,4 uur (zeer snel) en 4,6 dagen (snel). Dit proces wordt afgeremd door adsorptie aan zwevende stoffen en sedimenten (HSDB). Als secundair butylbenzeen door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. Omwille van zijn hoge dampdruk is secundair butylbenzeen in de lucht enkel als damp aanwezig. Deze stof wordt zeer snel afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 1,9 uur) (HSDB). Dit proces kan ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten 128
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Secundair butylbenzeen wordt niet verwijderd door directe fotolyse, omdat deze stof geen licht met golflengte >290 nm absorbeert (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal secundair butylbenzeen verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie, vervluchtiging (in het bijzonder in zones die extra belucht worden zoals beluchtingsbekkens) en adsorptie. Indien de concentratie aan secundair butylbenzeen de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: secundair butylbenzeen: 5 µg/l. Deze PNEC-waarde is een schatting op basis van de PNEC-waarde voor BTEX (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: secundair butylbenzeen is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: secundair butylbenzeen is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
SIRI MSDS Index. Vermont http://hazard.com/msds/
•
Verschueren, K. (1983). Handbook of Environmental Data on Organic chemicals. 2nd Edition. Ed. Van Nostrand Reinhold, 115 Fifth Avenue, New York 10003. ISBN 0-442-28802-6.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.3.11
Safety
Information
Resources,
Inc.
Beschikbaar
via
Tertiair butylbenzeen
CAS NUMMER: 98-06-6 GEDRAG IN HET MILIEU: tertiair butylbenzeen is niet geclassificeerd volgens Annex I van de Europese richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Het veiligheidsinformatieblad (SIRI MSDS Index) vermeldt dat tertiair butylbenzeen irriterend is voor de ogen, de huid, de ademhalingswegen en het verteringskanaal.
Er wordt aangenomen dat tertiair butylbenzeen goed biodegradeerbaar is, hoewel het niet volledig duidelijk is in welke mate dit proces meer relevant is dan vervluchtiging. Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor tertiair butylbenzeen wegens het ontbreken van functionele groepen die vatbaar zijn voor dit proces. Deze stof accumuleert matig in aquatische organismen (BCF = 291), zodat er een kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB).
129
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Vervluchtiging van tertiair butylbenzeen via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze vluchtige organische stof (dampdruk 1,5 mm Hg bij 20°C (Verschueren, 1983)) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 1 uur (zeer snel) en 4 dagen (snel) (HSDB). Als tertiair butylbenzeen door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. Omwille van zijn hoge dampdruk is tertiair butylbenzeen in de lucht enkel als damp aanwezig. Deze stof wordt afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 3 dagen) (HSDB). Dit proces kan ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal tertiair butylbenzeen verwijderd worden door een combinatie van vervluchtiging (in het bijzonder in zones die extra belucht worden zoals beluchtingsbekkens), biodegradatie en adsorptie. Indien de concentratie aan tertiair butylbenzeen de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: tertiair butylbenzeen: de VMM heeft geen PNEC-waarde vastgelegd voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: tertiair butylbenzeen is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: tertiair butylbenzeen is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en is evenmin opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
SIRI MSDS Index. Vermont http://hazard.com/msds/
•
Verschueren, K. (1983). Handbook of Environmental Data on Organic chemicals. 2nd Edition. Ed. Van Nostrand Reinhold, 115 Fifth Avenue, New York 10003. ISBN 0-442-28802-6.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.3.12
Safety
Information
Resources,
Inc.
Beschikbaar
via
p-isopropyltolueen
CAS NUMMER: 99-87-6 GEDRAG IN HET MILIEU: p-isopropyltolueen is niet geclassificeerd volgens Annex I van de Europese Richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Het veiligheidsinformatieblad (University of Akron) vermeldt dat deze stof irriterend is voor de ogen, de huid, de ademhalingswegen en het spijsverteringskanaal. 130
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Blootstelling aan p-isopropyltolueen is mogelijk via inhalatie, via voedsel en via huidcontact met planten die deze stof van nature bevatten en met parfums die deze stof bevatten (HSDB). p-isopropyltolueen is goed biodegradeerbaar (83% tot 95% van de theoretische BZV bereikt na 2 weken). Hydrolyse is geen belangrijk verwijderingproces voor deze stof, wegens het gebrek aan hydrolyseerbare functionele groepen. p-isopropyltolueen accumuleert matig in aquatische organismen (BCF = 286), zodat er een kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging van p-isopropyltolueen via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze vluchtige organische stof (dampdruk 1,5 mm Hg bij 20°C (Oxford University)) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 1 uur (zeer snel) en 5 dagen (snel) indien geen rekening gehouden wordt met adsorptie aan zwevende stoffen en sedimenten. De halfwaardetijd voor vervluchtiging via een meer bedraagt 30 dagen indien rekening gehouden wordt met adsorptie (HSDB). Als p-isopropyltolueen door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. Omwille van zijn hoge dampdruk is pisopropyltolueen in de lucht enkel als damp aanwezig. Deze stof wordt snel afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 1 dag) en wordt in mindere mate afgebroken door reactie met nitraatradicalen (halfwaardetijd 34 dagen) (HSDB). Deze processen kunnen ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal pisopropyltolueen verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie, vervluchtiging (in het bijzonder in zones die extra belucht worden zoals beluchtingsbekkens) en adsorptie. Indien de concentratie aan p-isopropyltolueen de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: p-isopropyltolueen: 5 µg/l. Deze PNEC-waarde is een schatting op basis van de PNECwaarde voor BTEX (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: p-isopropyltolueen is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: p-isopropyltolueen is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof zijn enkel fysico-chemische gegevens vermeld in de ED-North databank, maar er zijn geen testgegevens vermeld (ED-North). Dit impliceert dat er voor heptachloorepoxide in eerste instantie duidelijke indicaties waren met betrekking tot hormoonverstoring, maar dat de literatuur bij nader inzien niet overtuigend was of niet van voldoende kwaliteit.
131
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
REFERENTIES: •
University of Akron. Veiligheidsinformatiebladen, http://ull.chemistry.uakron.edu/cgi-bin/htsearch
•
Oxford University. The Physical and Theoretical Chemistry Laboratory. Beschikbaar via http://physchem.ox.ac.uk/MSDS/#MSDS
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
132
beschikbaar
via
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.4 3.4.1
MINDER VLUCHTIGE HALOGEENKOOLWATERSTOFFEN Chloornaftaleen (1-chloornaftaleen en 2-chloornaftaleen)
CAS NUMMER: 90-13-1 (1-chloornaftaleen) en 91-58-7 (2-chloornaftaleen) GEDRAG IN HET MILIEU:
Chloornaftaleen adsorbeert in water aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, waardoor er effecten naar de waterbodem kunnen optreden. Vervluchtiging van chloornaftaleen via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces. Hierdoor kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. Vervluchtiging wordt beperkt door adsorptie aan zwevende stoffen en sedimenten in de waterkolom. De halfwaardetijden voor vervluchtiging (zonder adsorptie) via een rivier resp. meer worden via modellering geschat op enkele uren (zeer snel) resp. een zestal dagen (snel). Met adsorptie zal dit voor een meer ca. 6 zo lang duren. 1-chloornaftaleen is matig accumuleerbaar en 2-chloornaftaleen is sterk accumuleerbaar in aquatische organismen, zodat er een kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. De bioconcentratiefactor is als volgt: •
1-chloornaftaleen: 142 – 403 in vissen;
•
2-chloornaftaleen: 4300 in vissen.
Er zijn geen biodegradatiegegevens in oppervlaktewater bekend in de literatuur (gebaseerd op HSDB en EC, 1999). Op basis van resultaten met slib (zie verder), wordt vanuit het voorzorgsprincipe aangenomen dat chloornaftaleen matig tot sterk biodegradeerbaar is in water. Chloornaftaleen kan door zonlicht afgebroken worden in oppervlaktewater. Indien chloornaftaleen geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan kan deze stof adsorberen aan het slib. Daarnaast kan deze stof (zeer) snel vervluchtigen uit het water naar de lucht en dit in zones van de waterzuiveringsinstallatie die extra belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens). Hierdoor kan chloornaftaleen ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. Er wordt aangenomen dat gechloreerde naftalenen minder snel biodegraderen dan naftalenen (die snel biodegradeerbaar zijn). 2-chloornaftaleen kon echter volledig gebiodegradeerd worden na 7 dagen incubatie met slib. Andere testen wijzen dan weer op een matige biodegradatie door slib. Vanuit het voorzorgsprincipe wordt aangenomen dat chloornaftaleen matig tot sterk biodegradeerbaar is in de RWZI PNEC-WAARDE: som chloornaftalenen: 1 µg/l (VMM, pers.comm.). R-ZINNEN EN GEVAARSAANDUIDINGEN: geen informatie in ESIS en in EC (1999). HUMANE CARCINOGENICITEIT: niet opgenomen in IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth).
133
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
3.4.2
Hexachloorbenzeen
CAS NUMMER: 118-74-1 GEDRAG IN HET MILIEU: blootstelling aan hexachloorbenzeen kan kanker veroorzaken (R45). Deze giftige stof (T) houdt gevaar in voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij opname door de mond (R48/25). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Hexachloorbenzeen behoort tot de familie van de organische halogeenverbindingen. Deze familie staat op lijst I van de Europese Richtlijn 76/464/EEG. Voor de stoffen van lijst I geldt dat de lidstaten alle maatregelen moeten nemen om de verontreiniging van de oppervlaktewateren, territoriale wateren en kustwateren stop te zetten. Hexachloorbenzeen is verder als “prioritaire gevaarlijke stof” geklasseerd onder de Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG). Deze subcategorie van stoffen vormt een nog groter risico dan de “prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid”, welke een zo hoog risico vormen voor of via het aquatisch milieu dat de Europese Commissie hiervoor prioritaire reductiemaatregelen moet uitwerken. Hexachloorbenzeen is ook opgenomen in de waterverontreiniging gerelateerde internationale verdragen UNEP-POPs (stopzetten of reduceren van de emissie van POPs) en de Noordzeeconferenties (50% tot 70% emissiereductie naar water en lucht tov 1985, nulinbreng in de Noordzee binnen de termijn van één generatie) (VMM, 2002). In oppervlaktewater wordt hexachloorbenzeen bijna niet afgebroken via biodegradatie (halfwaardetijd in de grootte-orde van enkele jaren). Hexachloorbenzeen accumuleert sterk in aquatische organismen (BCF 1.600 tot 20.000), zodat er een grote kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging van hexachloorbenzeen via het wateroppervlak is relevant, doch wordt afgeremd door adsorptie aan zwevende stoffen en sedimenten. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze organische stof (4,9*10-5 mm Hg bij 25°C) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 7 uren (zeer snel) en 180 uren (snel) indien geen rekening gehouden wordt met adsorptie aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten. Indien wel rekening gehouden wordt met adsorptie dan bedraagt de halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een meer 5 jaar (zeer traag). Als hexachloorbenzeen door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. In de lucht zal hexachloorbenzeen zeer traag degraderen door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 2,6 jaren). Hexachloorbenzeen dat op deeltjes geadsorbeerd wordt kan via droge of natte depositie terug in het oppervlaktewater terecht komen (HSDB).
134
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal hexachloorbenzeen snel verwijderd worden door vervluchtiging, in het bijzonder in zones die extra belucht worden. Via vervluchtiging kan hexachloorbenzeen dan ook in het compartiment lucht effecten veroorzaken. Daarnaast zal hexachloorbenzeen ook verwijderd worden door adsorptie aan het actief slib. PNEC-WAARDE: hexachloorbenzeen: 0,01 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: hexachloorbenzeen behoort tot groep 2B: mogelijks carcinogeen voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: hexachloorbenzeen behoort tot lijst 2 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met bewijsmateriaal voor hormoonontregeling of potentiële hormoonontregeling waarvoor in het kader van bestaande wetgeving al een regulering geldt of momenteel wordt overwogen. Voor deze stof zijn resultaten van 17 testen op zoogdieren besproken. In alles testen wordt een hormoonverstorend effect vastgesteld (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.4.3
Hexachloorbutadieen
CAS NUMMER: 87-68-3 GEDRAG IN HET MILIEU: hexachloorbutadieen is niet geclassificeerd volgens Annex I van de Europese Richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Het veiligheidsinformatieblad (Oxford University) vermeldt dat hexachloorbutadieen schadelijk is bij inademing, bij aanraking met de huid en bij opname door de mond (R20/21/22).
Hexachloorbutadieen behoort tot de familie van de organische halogeenverbindingen. Deze familie staat op lijst I van de Europese Richtlijn 76/464/EEG. Voor de stoffen van lijst I geldt dat de lidstaten alle maatregelen moeten nemen om de verontreiniging van de oppervlaktewateren, territoriale wateren en kustwateren stop te zetten. Hexachloorbutadieen is ook opgenomen als “prioritaire gevaarlijke stof” onder de Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG). Deze subcategorie van stoffen vormt een nog groter risico dan de “prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid”, welke een zo hoog risico vormen voor of via het aquatisch milieu dat de Europese Commissie hiervoor prioritaire reductiemaatregelen moet uitwerken. Tenslotte is hexachloorbutadieen opgenomen in de Noordzeeconferenties (50% tot 70% emissiereductie naar water en lucht tov 1985, nulinbreng in de Noordzee binnen de termijn van één generatie) (VMM, 2002). In oppervlaktewater wordt hexachloorbutadieen goed afgebroken via biodegradatie (halfwaardetijd 3 tot 30 dagen in een rivier, 30 dagen tot 300 dagen in een meer). Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof wegens het ontbreken van functionele groepen die voor hydrolyse vatbaar zijn. Hexachloorbutadieen accumuleert sterk in aquatische organismen (BCF 5.800 tot 17.000), 135
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
zodat er een grote kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging van hexachloorbutadieen via het wateroppervlak is relevant, doch wordt afgeremd door adsorptie aan zwevende stoffen en sedimenten. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze vluchtige organische stof (0,22mm Hg bij 25°C) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 1,7 uur (zeer snel) en 6,4 dagen (snel). Als hexachloorbutadieen door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. In de lucht zal hexachloorbutadieen zeer traag degraderen door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 534 dagen). In de lucht is deze stof ook onderhevig aan directe fotolyse (HSDB). Deze processen kunnen ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal hexachloorbutadieen snel verwijderd worden door een combinatie van vervluchtiging, in het bijzonder in zones die extra belucht worden, biodegradatie en adsorptie. Via vervluchtiging kan hexachloorbutadieen ook in het compartiment lucht effecten veroorzaken. Indien de concentratie aan hexachloorbutadieen de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: hexachloorbutadieen: 0,1 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: hexachloorbutadieen behoort tot groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot carcinogeniciteit voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: hexachloorbutadieen is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
Oxford University. The Physical and Theoretical Chemistry Laboratory. Beschikbaar via http://physchem.ox.ac.uk/MSDS/#MSDS
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
136
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.4.4
Hexachloorethaan
CAS NUMMER: 67-72-1 GEDRAG IN HET MILIEU: hexachloorethaan is niet geclassificeerd volgens Annex I van de Europese Richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Het veiligheidsinformatieblad (SIRI MSDS Index) vermeldt dat deze giftige stof gevaar inhoudt bij inademing, bij huidcontact en bij inslikken. Deze stof is tevens irriterend voor de ogen, de ademhalingswegen en de huid. Bovendien is deze stof milieugevaarlijk, in het bijzonder voor vissen.
Hexachloorethaan behoort tot de familie van de organische halogeenverbindingen. Deze familie staat op lijst I van de Europese Richtlijn 76/464/EEG. Voor de stoffen van lijst I geldt dat de lidstaten alle maatregelen moeten nemen om de verontreiniging van de oppervlaktewateren, territoriale wateren en kustwateren stop te zetten (VMM, 2002). Blootstelling aan hexachloorethaan is mogelijk via inhalatie, verontreinigd drinkwater en consumptie van vis en via huidcontact met dampen van hexachloorethaan en producten die deze stof bevatten (HSDB). Hexachloorethaan is goed biodegradeerbaar in het oppervlaktewater indien er weinig zuurstof aanwezig is (anaërobe omstandigheden) en weinig biodegradeerbaar indien er voldoende zuurstof aanwezig is (aërobe omstandigheden). Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof. Hexachloorethaan accumuleert weinig tot matig in aquatische organismen (BCF 8,5 tot 708), zodat er een kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging van hexachloorethaan via het wateroppervlak gebeurt snel. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze vluchtige organische stof (0,21mm Hg bij 20°C) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 5 uur (zeer snel) en 6 dagen (snel). Als hexachloorethaan door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. In de lucht zal hexachloorethaan niet degraderen in de lagere luchtlagen (troposfeer) maar zal traag diffunderen (halfwaardetijd 30 jaar) naar de hogere luchtlagen (stratosfeer). In de stratosfeer wordt hexachloorethaan afgebroken via fotolyse (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal hexachloorbutadieen snel verwijderd worden door vervluchtiging, in het bijzonder in zones die extra belucht worden. Hierdoor kan hexachloorethaan ook in het compartiment lucht effecten veroorzaken. Hexachloorethaan kan ook verwijderd worden door adsorptie. PNEC-WAARDE: hexachloorethaan: 2,74 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: hexachloorethaan behoort tot groep 2B: mogelijks carcinogeen voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: hexachloorethaan is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
SIRI MSDS Index. Vermont http://hazard.com/msds/
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
Safety
Information
137
Resources,
Inc.
Beschikbaar
via
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.4.5
Pentachloorbenzeen
CAS NUMMER: 608-93-5 GEDRAG IN HET MILIEU: pentachloorbenzeen is een licht ontvlambare stof (F, R11). Deze stof is schadelijk (Xn) bij opname door de mond (R22). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Pentachloorbenzeen is geklasseerd als “prioritaire gevaarlijke stof” onder de Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG). Deze subcategorie van stoffen vormt een nog groter risico dan de “prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid”, welke een zo hoog risico vormen voor of via het aquatisch milieu dat de Europese Commissie hiervoor prioritaire reductiemaatregelen moet uitwerken (VMM, 2002). Blootstelling aan pentachloorbenzeen is mogelijk via inhalatie en via verontreinigd voedsel en drinkwater (HSDB). Pentachloorbenzeen is persistent in de bodem. Op basis hiervan kan aangenomen worden dat deze stof ook persistent is in het oppervlaktewater. Fotolyse is een relevant verwijderingproces voor pentachloorbenzeen (41% verwijderd na 24 uur bij bestraling met licht >290 nm). Deze stof accumuleert sterk in aquatische organismen (BCF 1.100 – 6.800), zodat er een grote kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Pentachloorbenzeen adsorbeert aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces voor pentachloorbenzeen. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze organische stof (dampdruk 6,5*10-3 mm Hg bij 25°C) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 7 uur (zeer snel) en 160 uur (snel) indien geen rekening gehouden wordt met adsorptie aan zwevende stoffen en sedimenten. Indien rekening gehouden wordt met adsorptie dan bedraagt de halfwaardetijd voor vervluchtiging uit een meer 11 maanden (traag) (HSDB). Als pentachloorbenzeen door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. Deze stof is in de lucht enkel als damp aanwezig, waar ze wordt afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 277 dagen) (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal pentachloorbenzeen verwijderd worden door een combinatie van adsorptie en vervluchtiging (vooral in zones die extra belucht worden). PNEC-WAARDE: pentachloorbenzeen: 0,007 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: pentachloorbenzeen is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC).
138
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: pentachloorbenzeen staat op lijst 3 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met onvoldoende gegevens voor hormoonontregelend potentieel. Deze stof is niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.4.6
Tetrachloorbenzeen (1,2,3,4-tetrachloorbenzeen; 1,2,3,5tetrachloorbenzeen en 1,2,4,5-tetrachloorbenzeen)
CAS NUMMER: 634-66-2 (1,2,3,4-tetrachloorbenzeen), 634-90-2 (1,2,3,5-tetrachloorbenzeen) en 9594-3 (1,2,4,5-tetrachloorbenzeen) GEDRAG IN HET MILIEU: 1,2,3,4-tetrachloorbenzeen, 1,2,3,5-tetrachloorbenzeen en 1,2,4,5tetrachloorbenzeen zijn niet geclassificeerd in Annex I van de Europese richtlijn 67/548/EEG
Tetrachloorbenzeen staat in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II (VMM, 2002). Blootstelling aan tetrachloorbenzeen kan via inhalatie of de inname van voedsel. 1,2,3,4tetrachloorbenzeen en 1,2,4,5-tetrachloorbenzeen kunnen ook via het drinkwater opgenomen worden (HSDB). Tetrachloorbenzeen zal traag biodegraderen in oppervlaktewater, zodat dit geen belangrijk verwijderingproces is. Fotolyse van deze stoffen in oppervlaktewater kan een belangrijk verwijderingproces zijn (degradatie van resp. 66%, 61% en 46% voor 1,2,3,5-TCB; 1,2,4,5-TCB en 1,2,3,4-TCB bij bestraling met licht > 285 nm in resp. 40 uur, 16 uur en 40 uur). Tetrachloorbenzeen accumuleert sterk in aquatische organismen, zodat er kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens (gemeten BCF1,2,3,5-tetrachloorbenzeen voor vissen = 1.300 tot 3.600, BCF1,2,4,5-tetrachloorbenzeen voor karper = 1.600 tot 4.800 en BCF1,2,4,5-tetrachloorbenzeen in forel = 5.012 tot 12.589, BCF1,2,3,4-tetrachloorbenzeen voor karper = 490 tot 1.700 en BCF1,2,3,4-tetrachloorbenzeen voor forel = 5.012 tot 12.589). Er wordt verwacht dat deze stoffen in water aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten zullen adsorberen, waardoor een potentieel effect op de waterbodem kan verwacht worden (HSDB). Tetrachloorbenzeen kan vervluchtigen via het wateroppervlak naar de lucht. Hierdoor kan tetrachloorbenzeen ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. Vervluchtiging wordt echter sterk afgeremd door adsorptie aan aanwezige zwevende stoffen en sedimenten in het water. De halfwaardetijden voor vervluchtiging van deze stof via een rivier en een meer worden op basis van modellering geschat op resp. 5 uur (zeer snel) en 150 uur (snel) indien adsorptie niet beschouwd wordt. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van resp. 1,2,4,5-tetrachloorbenzeen en 1,2,3,4-tetrachloorbenzeen via een meer wordt op basis van modellering ingeschat op 34 dagen (traag) en 128 dagen (traag) indien adsorptie wel beschouwd wordt. In de lucht is tetrachloorbenzeen enkel als damp aanwezig (dampdruk 139
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
0,04mm Hg bij 25°C, 0,07mm Hg bij 25°C en 0,005mm Hg bij 25°C voor resp. 1,2,3,4tetrachloorbenzeen, 1,2,3,5-tetrachloorbenzeen en 1,2,4,5-tetrachloorbenzeen). Deze stof wordt in de lucht zeer traag afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijden 200 dagen, 80 dagen en 200 dagen voor resp. 1,2,3,4-tetrachloorbenzeen, 1,2,3,5tetrachloorbenzeen en 1,2,4,5-tetrachloorbenzeen) (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal tetrachloorbenzeen traag verwijderd worden door het actieve slib van de waterzuiveringsinstallatie (theoretische BZV = 0% voor 1,2,3,4-tetrachloorbenzeen en voor 1,2,4,5-tetrachloorbenzeen bij 4 weken incubatie, geen oxidatie van 1,2,4,5-tetrachloorbenzeen door aan benzeen geacclimatiseerd actief slib bij een concentratie van 500ppm en een incubatietijd van 192 uren). Indien de concentratie aan tetrachloorbenzeen de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. Tetrachloorbenzeen zal snel vervluchtigen uit het water naar de lucht en dit in zones van de waterzuiveringsinstallatie die extra belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens). Hierdoor kan tetrachloorbenzeen ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken (HSDB). PNEC-WAARDE: 1,2,3,4-tetrachloorbenzeen: 8,5 µg/l. Deze PNEC-waarde geldt voor de som van 1,2,3,4-, 1,2,3,5- en 1,2,4,5-tetrachloorbenzeen en is een schatting op basis van de PNEC-waarde voor 1,2,4,5-tetrachloorbenzeen. 1,2,3,5-tetrachloorbenzeen: 8,5 µg/l. Deze PNEC-waarde geldt voor de som van 1,2,3,4-, 1,2,3,5- en 1,2,4,5-tetrachloorbenzeen en is een schatting op basis van de PNEC-waarde voor 1,2,4,5-tetrachloorbenzeen. 1,2,4,5-tetrachloorbenzeen: 8,5 µg/l. Deze PNEC-waarde geldt voor de som van 1,2,3,4-, 1,2,3,5- en 1,2,4,5-tetrachloorbenzeen (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: tetrachloorbenzeen is niet opgenomen in de lijsten van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: tetrachloorbenzeen is niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en ook niet opgenomen in de EDNorth databank (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
INERIS: databank. Beschikbaar via http://chimie.ineris.fr/en/index.php
140
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.5 3.5.1
VLUCHTIGE HALOGEENKOOLWATERSTOFFEN 1,2-dibroomethaan
CAS NUMMER: 106-93-4 GEDRAG IN HET MILIEU:
1,2-dibroomethaan is een toxische (T), irriterende (Xi) en milieugevaarlijke (N) stof (ESIS). Het is een stof die irriterend is voor de ogen, de ademhalingswegen en de huid (R36/37/38) en die giftig is bij inademing, opname door de mond en aanraking met de huid (R23/24/25). 1,2-dibroomethaan is giftig voor in het water levende organismen en het kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R51/53) (ESIS). Bovendien is deze stof waarschijnlijk carcinogeen voor de mens (groep 2A, IARC). Volgens de ED-North databank is er een vermoeden van endocriene effecten op zoogdieren en reptielen (ED-North). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via de lucht en via het drinkwater (HSDB). Deze stof staat in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II. 1,2-dibroomethaan is matig biodegradeerbaar in oppervlaktewater en weinig accumulerend in en waterorganismen (gebaseerd op HSDB; ESIS). BCF = tussen < 1 en 14,9 afhankelijk van de vissoort (HSDB). 1,2-dibroomethaan adsorbeert in water niet aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, waardoor er waarschijnlijk geen effecten naar de waterbodem optreden. Vervluchtiging van 1,2-dibroomethaan via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces. Hierdoor kan het ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. Vervluchtiging via het wateroppervlak verloopt snel (bij een meer) tot zeer snel (bij een rivier). 1,2-dibroomethaan is een vluchtige organische stof die in de lucht onder normale omstandigheden enkel als damp aanwezig is. 1,2-dibroomethaan zal traag afbreken in de atmosfeer door reactie met vrije hydroxyl-radicalen die onder invloed van zonlicht ontstaan. De afbraak van vluchtige organische stoffen onder invloed van zonlicht en vrije radicalen kan, indien de omstandigheden gunstig zijn, leiden tot de vorming van ozon. Ozon kan een schadelijk effect hebben op de gezondheid en op de plantengroei. Hydrolyse is ook een mogelijk verwijderingproces in aanwezigheid van verschillende stoffen (b.v. HS-ion) dat competitief is met biodegradatie (halfwaardetijd van 1 tot 2 maanden). Indien 1,2-dibroomethaan geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan kan deze stof (zeer) snel vervluchtigen uit het water naar de lucht en dit in zones van de waterzuiveringsinstallatie die extra belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens). Hierdoor kan 1,2-dibroomethaan ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. Daarnaast blijkt dat deze stof matig tot snel biodegradeerbaar is door actief slib (HSDB). Deze stof kan snel biodegraderen door actief slib: aëroob: volledige verwijdering binnen enkele dagen; anaëroob: halfwaardetijd van 2 - 15 dagen bij 25 °C, en volledige verwijdering binnen 5 tot 6 weken (geen temperatuur opgegeven) (HSDB). PNEC-WAARDE: 1,2-dibroomethaan: 48 µg/l (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: groep 2a: waarschijnlijk carcinogeen voor de mens (IARC) HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL:
141
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262);
•
volgens de ED-North databank is er een vermoeden van endocriene effecten op zoogdieren en reptielen (ED-North).
REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
3.5.2
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
1,2-dibroom-3-chloorpropaan
CAS NUMMER: 96-12-8 GEDRAG IN HET MILIEU: 1,2-dibroom-3-chloorpropaan is niet opgenomen in de ESIS databank (ESIS).
1,2-dibroom-3-chloorpropaan staat in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II. Blootstelling aan 1,2-dibroom-3-chloorpropaan kan voornamelijk gebeuren via drinkwater, in het bijzonder indien dit afkomstig is van grondwater dat deze stof bevat. Biodegradatie van 1,2-dibroom-3-chloorpropaan in water is minder relevant, ten gevolge van de hoge graad van vervluchtiging via het wateroppervlak. Fotodegradatie is geen belangrijk verwijderingproces voor deze stof. 1,2-dibroom-3-chloorpropaan kan traag afbreken door hydrolyse (halfwaardetijd 38 jaar bij neutrale pH en 25°C). 1,2-dibroom-3-chloorpropaan accumuleert weinig in aquatische organismen (gemeten BCF = 3,6 tot 19), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof niet zal waarschijnlijk niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat geen effect op de waterbodem verwacht wordt (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces voor 1,2dibroom-3-chloorpropaan. Hierdoor kan 1,2-dibroom-3-chloorpropaan ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van 1,2-dibroom-3-chloorpropaan via een rivier of een meer wordt op basis van modellering resp. geschat op 14 uren (zeer snel) en 9 dagen (matig). Deze vluchtige organische stof (dampdruk 0,58mm Hg bij 20°C) is in de lucht enkel als damp aanwezig. Daar wordt zij traag afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 37 dagen) (HSDB). Deze processen kunnen ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan zal 1,2dibroom-3-chloorpropaan vooral snel vervluchtigen uit het water naar de lucht, in het bijzonder in zones 142
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
van de waterzuiveringsinstallatie die extra belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens). Hierdoor kan 1,2dibroom-3-chloorpropaan ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. PNEC-WAARDE: 1,2-dibroom-3-chloorpropaan: de VMM heeft geen PNEC-waarde voorgesteld voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: 1,2-dibroom-3-chloorpropaan: groep 2B: mogelijks carcinogeen voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: 1,2-dibroom-3-chloorpropaan staat op lijst 3 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): “Stoffen met onvoldoende gegevens”. Deze stof is niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
3.5.3
1,2,3-trichloorpropaan
CAS NUMMER: 96-18-4 GEDRAG IN HET MILIEU: 1,2,3-trichloorpropaan is een giftige stof (T), die schadelijk is bij inademing, opname door de mond en aanraking met de huid (R20/21/22). Deze stof kan de vruchtbaarheid schaden en kan kanker veroorzaken (ESIS).
1,2,3-trichloorpropaan staat in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II (VMM, 2002). 1,2,3-trichloorpropaan is niet onderhevig aan biodegradatie, noch aan hydrolyse. Bijgevolg zijn deze verwijderingprocessen niet relevant voor deze stof in het aquatisch milieu. 1,2,3-trichloorpropaan zal waarschijnlijk niet accumuleren in aquatische organismen, zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal waarschijnlijk niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat geen effect op de waterbodem verwacht wordt (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces voor 1,2,3trichloorpropaan. Hierdoor kan 1,2,3-trichloorpropaan ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van 1,2,3-trichloorpropaan via een rivier of een meer wordt op basis van modellering resp. ingeschat op 6,7 uren (zeer snel) en 5,7 dagen (snel). Deze vluchtige organische stof (dampdruk 2mm Hg bij 20°C (Verschueren, 1983)) is in de lucht enkel als damp aanwezig. Daar wordt 1,2,3-trichloorpropaan traag afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 46 dagen) (HSDB). Dit proces kan ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op 143
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Door zijn hoge oplosbaarheid zal 1,2,3-trichloorpropaan echter gemakkelijk uit de lucht verwijderd worden door neerslag (natte depositie) (HSDB). Op die manier kan de stof terug in het oppervlaktewater terechtkomen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan kan 1,2,3trichloorpropaan snel vervluchtigen uit het water naar de lucht en dit in zones van de waterzuiveringsinstallatie die extra belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens), Hierdoor kan 1,2,3trichloorpropaan ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De combinatie van een snelle vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht, het weinig onderhevig zijn aan biodegradatie en het gemakkelijk verwijderen uit de lucht door neerslag leidt tot een bijna continue herverdeling van 1,2,3-trichloorpropaan over de verschillende milieucompartimenten (HSDB). PNEC-WAARDE: de VMM heeft geen PNEC-waarde voorgesteld voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: 1,2,3-trichloorpropaan: groep 2A: waarschijnlijk carcinogeen voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: 1,2,3-trichloorpropaan is niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en is ook niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
3.5.4
Bromoform
CAS NUMMER: 75-25-2 GEDRAG IN HET MILIEU: Bromoform is giftig (T) bij inademing (R23) en irriterend voor de ogen en de huid (R36/38). Deze milieugevaarlijke stof (N) is giftig voor in het water levende organismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R51/53) (ESIS).
Uit verschillende testen blijkt dat bromoform maar weinig biodegradeert. Hydrolyse is evenmin een belangrijk verwijderingproces voor deze stof (halfwaardetijd 602 jaar bij pH 8). Deze stof accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 14), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Bromoform zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces voor bromoform. Hierdoor kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een rivier of een meer wordt op basis van modellering geschat op resp. 7,3 uren (zeer snel) en 7,1 dagen (snel). Deze vluchtige organische stof (dampdruk 5,4mm Hg bij 25°C) 144
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
zal in de lucht enkel als damp aanwezig zijn. Zij wordt daar traag afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 330 dagen) (HSDB). Dit proces kan ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan zal bromoform voornamelijk verwijderd worden door vervluchtiging, zeker in zones van de waterzuiveringsinstallatie die extra belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens). Ten gevolge van vervluchtiging kan bromoform ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. PNEC-WAARDE: bromoform: 58 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: bromoform behoort tot groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot humane carcinogeniciteit (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: bromoform is niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.5.5
Broombenzeen
CAS NUMMER: 108-86-1 GEDRAG IN HET MILIEU: broombenzeen is een ontvlambare stof (R10) die irriterend (Xi) is voor de huid (R38). Deze milieugevaarlijke stof (N) is giftig voor in het water levende organismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R51/53) (ESIS).
Blootstelling aan broombenzeen is mogelijk via verontreinigd voedsel, omgevingslucht en drinkwater (HSDB). Broombenzeen is weinig biologisch afbreekbaar in de rioolwaterzuiveringsinstallatie (0% van de theoretische BZV bereikt na 4 weken blootstelling aan het actief slib). Op basis hiervan kan verondersteld worden dat deze stof ook in oppervlaktewater weinig biodegradeerbaar is. Broombenzeen accumuleert weinig tot matig in aquatische organismen (BCF 8,8 tot 190), zodat er een kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB).
145
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces voor broombenzeen. Hierdoor kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een rivier of een meer wordt op basis van modellering geschat op resp. 4 uren (zeer snel) en 5 dagen (snel). In de lucht zal deze vluchtige organische stof (dampdruk 4,18mm Hg bij 25°C) als damp aanwezig zijn. Ze wordt matig afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 21 dagen) (HSDB). Dit proces kan ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie (WZI), zal broombenzeen vooral verwijderd worden door vervluchtiging, in het bijzonder in zones die extra belucht worden (bvb beluchtingsbekkens). Het broombenzeen dat in de WZI aanwezig blijft kan adsorberen aan het actief slib. PNEC-WAARDE: broombenzeen: 1,6 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: broombenzeen is niet opgenomen in de lijsten van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: broombenzeen is niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.5.6
Broomchloormethaan
CAS NUMMER: 74-97-5 GEDRAG IN HET MILIEU: broomchloormethaan is niet geclassificeerd in Annex I van de Europese richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Volgens het veiligheidsinformatieblad (SIRI MSDS Index) kan blootstelling aan deze stof duizeligheid en misselijkheid veroorzaken bij inhalatie. Daarnaast is irritatie van de huid en de ogen mogelijk.
Blootstelling aan broomchloormethaan is mogelijk via drinkwater en via inhalatie van of huidcontact met deze stof bij het gebruik van brandblusapparaten (HSDB). Broomchloormethaan is goed biologisch afbreekbaar. Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor broomchloormethaan. Fotolyse is evenmin relevant omdat deze stof het licht met golflengte > 290 nm niet adsorbeert. Broomchloormethaan accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 2,4), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet 146
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces voor broomchloormethaan. Hierdoor kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een rivier of een meer wordt op basis van modellering geschat op resp. 1,6 uren (zeer snel) en 4,7 dagen (snel). Deze vluchtige organische stof (dampdruk 142mm Hg bij 25°C) zal in de lucht enkel als damp aanwezig zijn. Daar wordt zij traag afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 145 dagen). (HSDB). Dit proces kan ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie (WZI), zal broomchloormethaan vooral verwijderd worden door vervluchtiging, in het bijzonder in zones die extra belucht worden (bvb beluchtingsbekkens). Het broomchloormethaan dat aanwezig blijft in de WZI zal verwijderd worden door biologische afbraakprocessen. PNEC-WAARDE: broomchloormethaan: 20 µg/l. Deze PNEC-waarde is een schatting, op basis van de PNEC-waarde voor dichloormethaan (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: broomchloormethaan is niet opgenomen in de lijsten van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: broomchloormethaan is niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
SIRI MSDS Index. Vermont http://hazard.com/msds/
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.5.7
Safety
Information
Resources,
Inc.
Beschikbaar
via
Broomdichloormethaan
CAS NUMMER: 75-27-4 GEDRAG IN HET MILIEU: broomdichloormethaan is niet geclassificeerd in Annex I van de Europese richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Volgens het veiligheidsinformatieblad (SIRI MSDS Index) kan deze stof duizeligheid en misselijkheid veroorzaken bij langdurige blootstelling via inhalatie. Daarnaast is irritatie
147
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
van de huid, de ogen en de ademhalingswegen mogelijk. Ten slotte is deze stof schadelijk bij inslikken. Broomdichloormethaan kan mogelijks kanker veroorzaken. Blootstelling aan broomdichloormethaan is mogelijk via inhalatie, voedsel en drinkwater en huidcontact met gechloreerd water zoals water in zwembaden (HSDB). Broomdichloormethaan is matig biodegradeerbaar (51% tot 59% na 28 dagen incubatie in een statische test) en snel biodegradeerbaar in anaërobe omstandigheden. Deze stof accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 7), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces voor broomdichloormethaan. Hierdoor kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een rivier of een meer wordt op basis van modellering geschat op resp. 2 uren (zeer snel) en 5 dagen (snel). Deze vluchtige organische stof (dampdruk 17mm Hg bij 25°C) zal enkel in de dampfase aanwezig zijn in de lucht. Daar wordt ze traag afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 204 dagen) (HSDB). Dit proces kan ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie (WZI), zal broomdichloormethaan vooral verwijderd worden via vervluchtiging. Ten gevolge van vervluchtiging kan broomdichloormethaan ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. Het broomdichloormehtaan dat in de WZI aanwezig blijft zal snel verwijderd worden via biologische afbraakprocessen. Indien de concentratie aan broomdichloormethaan de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: broomdichloormethaan: 2,5 µg/l. Deze PNEC-waarde is een schatting, op basis van de PNEC-waarde voor trichloormethaan (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: broomdichloormethaan behoort tot groep 2B: mogelijks carcinogeen voor mensen (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: broomdichloormethaan is niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
SIRI MSDS Index. Vermont http://hazard.com/msds/
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
Safety
Information
148
Resources,
Inc.
Beschikbaar
via
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
3.5.8
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
Broommethaan
CAS NUMMER: 74-83-9 GEDRAG IN HET MILIEU: broommethaan is giftig (T) bij inademing en opname door de mond (R23/25). Deze stof is tevens irriterend voor de ogen, de ademhalingswegen en de huid (R36/37/38). Deze schadelijke stof houdt gevaar in voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing (R48/20) en kan mogelijks onomkeerbare effecten veroorzaken (R68). Deze stof is ook gevaarlijk voor de ozonlaag (R59). Tenslotte is broommethaan een milieugevaarlijke stof (N) die zeer giftig is voor in het water levende organismen (R50) (ESIS).
Blootstelling aan broommethaan is mogelijk via inhalatie (HSDB). Broommethaan kan biodegraderen in oppervlaktewater. Hydrolyse is een belangrijk verwijderingproces voor broommethaan (halfwaardetijd 20 dagen bij 25°C en pH 7). Deze stof accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 2), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is het belangrijkste verwijderingproces voor broommethaan. Hierdoor kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken, zoals het aantasten van de ozonlaag (R59). De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een rivier of een meer wordt op basis van modellering geschat op resp. 1 uur (zeer snel) en 3,9 dagen (snel). Deze vluchtige organische stof (dampdruk 1.620mm Hg bij 25°C) is enkel in gasvormige toestand aanwezig in de lucht. Daar wordt ze zeer traag afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 1 jaar) (HSDB). Dit proces kan ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal broommethaan vooral verwijderd worden door vervluchtiging, in het bijzonder in zones die extra belucht worden (bvb beluchtingsbekkens). PNEC-WAARDE: broommethaan: 0,0026 mg/l. Deze PNEC-waarde werd berekend door Arcadis Ecolas op basis van een LC50 = 2,6 mg/l voor Crustacea (INERIS) en een veiligheidsfactor van 1000 (gekozen volgens de technische richtlijnen van de Europese Commissie (http://ecb.jrc.it/tgd/). De VMM heeft geen PNEC-waarde voorgesteld voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: broommethaan behoort tot groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot humane carcinogeniciteit (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: broommethaan is opgenomen in lijst 2 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met bewijsmateriaal voor hormoonontregeling of potentiële hormoonontregeling waarvoor in het kader van bestaande wetgeving al een regulering geldt of momenteel wordt overwogen. Deze stof is niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: 149
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.5.9
Chloorethaan
CAS NUMMER: 75-00-3 GEDRAG IN HET MILIEU: chloorethaan is een zeer licht ontvlambare stof (F+, R12). Blootstelling aan deze schadelijke stof (Xn) kan onherstelbare effecten veroorzaken (R40). Chloorethaan is schadelijk voor in het water levende organismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R52/53).
Blootstelling aan chloorethaan is mogelijk via de inhalatie van verontreinigde lucht (HSDB). Chloorethaan is weinig biologisch afbreekbaar ( 1% van de theoretische BZV bereikt na 4 weken blootstelling aan actief slib). Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof. Chloorethaan accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 2,5), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces voor chloorethaan. Hierdoor kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een rivier of een meer wordt op basis van modellering geschat op resp. 0,9 uren (zeer snel) en 3,2 dagen (snel). Deze vluchtige organische stof (dampdruk 1,01*103mm Hg bij 20°C) zal in de lucht in de gasfase aanwezig zijn. Daar wordt ze traag afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 39 dagen) (HSDB). Dit proces kan ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal chloorethaan vooral verwijderd worden via vervluchtiging. Ten gevolge van vervluchtiging kan chloorethaan ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. Biodegradatie door actief slib verloopt traag (1% van de theoretische BZV bereikt in actief slib na 4 weken, bij concentraties van 1,84 mg/l en 4,19 mg/l chloorethaan). Indien de concentratie aan chloorethaan de PNEC-waarde voor de microorganismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: chloorethaan: de VMM heeft geen PNEC-waarde voorgesteld voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: chloorethaan behoort tot groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot humane carcinogeniciteit (IARC).
150
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: chloorethaan is niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.5.10
Chloormethaan
CAS NUMMER: 74-87-3 GEDRAG IN HET MILIEU: chloormethaan is een zeer licht ontvlambare stof (F+, R12), die gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing inhoudt (R48/20). Blootstelling aan deze schadelijke stof (Xn) kan onherstelbare effecten veroorzaken (R40) (ESIS).
Blootstelling aan chloormethaan is mogelijk via inhalatie en drinkwater dat deze stof bevat (HSDB). Deze stof biodegradeert traag onder anaërobe omstandigheden, maar niet onder aërobe omstandigheden. Deze stof accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 3), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Chloormethaan zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces voor chloormethaan. Hierdoor kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een rivier of een meer wordt op basis van modellering geschat op resp. 46 minuten (zeer snel) en 3 dagen (snel). Deze vluchtige organische stof (dampdruk 4,3*103mm Hg bij 25°C) zal in de lucht in de gasfase aanwezig zijn. Daar wordt ze zeer traag afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 310 dagen) (HSDB). Dit proces kan ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal chloormethaan verwijderd worden via vervluchtiging. Ten gevolge van vervluchtiging kan chloormethaan ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. PNEC-WAARDE: chloormethaan: de VMM heeft geen PNEC-waarde voorgesteld voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: chloormethaan behoort tot groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot humane carcinogeniciteit (IARC). 151
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: chloormethaan is niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.5.11
Dibroomchloormethaan
CAS NUMMER: 124-48-1 GEDRAG IN HET MILIEU: dibroomchloormethaan is niet geclassificeerd in Annex I van de Europese richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Het veiligheidsinformatieblad (SIRI MSDS Index) vermeldt dat deze stof gevaar voor de gezondheid inhoudt bij inslikken, inademing en adsorptie door de huid. Bovendien is dibroomchloormethaan irriterend voor de ogen, de huid en de ademhalingswegen.
Blootstelling aan dibroomchloormethaan is mogelijk via inhalatie en drinkwater (HSDB). Dibroomchloormethaan biodegradeert weinig in oppervlaktewater (25% tot 39% verwijdering na 28 dagen). Dibroomchloormethaan accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 9), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Dibroomchloormethaan zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is een relevant verwijderingproces voor dibroomchloormethaan. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een rivier of een meer wordt op basis van modellering geschat op resp. 2,6 uren (zeer snel) en 6 dagen (snel). Hierdoor kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. In de atmosfeer zal deze vluchtige organische stof (dampdruk 5,5 mm Hg bij 25°C) traag gedegradeerd worden door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 280 dagen) (HSDB). Deze processen kunnen ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal dibroomchloormethaan voornamelijk verwijderd worden via vervluchtiging, in het bijzonder in zones die extra belucht worden (bvb beluchtingsbekkens). Ten gevolge van vervluchtiging kan dibroomchloormethaan ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. PNEC-WAARDE: dibroomchloormethaan: 2,5 µg/l. Deze PNEC-waarde is een schatting op basis van de PNEC-waarde voor trichloormethaan (VMM, pers. comm.). 152
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
HUMANE CARCINOGENICITEIT: dibroomchloormethaan behoort tot groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot humane carcinogeniciteit (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: dibroomchloormethaan is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en is evenmin opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
SIRI MSDS Index. Vermont http://hazard.com/msds/
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.5.12
Safety
Information
Resources,
Inc.
Beschikbaar
via
Dibroommethaan
CAS NUMMER: 74-95-3 GEDRAG IN HET MILIEU: dibroommethaan is schadelijk (Xn) bij inademing (R20). Deze stof is ook schadelijk voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R52/53) (ESIS).
Blootstelling aan dibroommethaan is mogelijk door het feit dat deze stof van nature of via menselijke activiteiten in de lucht aanwezig is (HSDB). Dibroommethaan biodegradeert weinig in oppervlaktewater. Hydrolyse verloopt traag en is bijgevolg geen relevant verwijderingproces voor dibroommethaan. Deze stof accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 4), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Dibroommethaan zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is een relevant verwijderingproces voor dibroommethaan. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een rivier of een meer wordt op basis van modellering geschat op resp. 2 uren (zeer snel) en 6 dagen (snel). Hierdoor kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. In de atmosfeer zal deze vluchtige organische stof (dampdruk 11 mm Hg bij 20°C (Verschueren, 1983)) traag gedegradeerd worden door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 142 dagen) (HSDB). Deze processen kunnen ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen.
153
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal dibroommethaan voornamelijk verwijderd worden door vervluchtiging. Ten gevolge van vervluchtiging kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. PNEC-WAARDE: dibroommethaan: 20 µg/l. Deze PNEC-waarde is een schatting op basis van de PNECwaarde voor dichloormethaan (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: dibroommethaan is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: dibroommethaan is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Deze stof is niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
Verschueren, K. (1983). Handbook of Environmental Data on Organic chemicals. 2nd Edition. Ed. Van Nostrand Reinhold, 115 Fifth Avenue, New York 10003. ISBN 0-442-28802-6.
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.5.13
Dichloordifluormethaan
CAS NUMMER: 75-71-8 GEDRAG IN HET MILIEU: dichloordifluormethaan is niet geclassificeerd in Annex I van de Europese richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Volgens het veiligheidsinformatieblad (SIRI MSDS Index) is deze stof gevaarlijk bij inhalatie en kan zij vooral in het milieucompartiment lucht effecten veroorzaken.
Blootstelling aan dichloordifluormethaan is mogelijk via de lucht, waar deze stof lang aanwezig blijft (HSDB) en bijgevolg over grote afstanden kan getransporteerd worden en over een groot geografisch gebied effecten kan veroorzaken. Dichloordifluormethaan biodegradeert weinig in oppervlaktewater. Deze stof accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 25), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Dichloordifluormethaan zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is een relevant verwijderingproces voor dichloordifluormethaan. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een rivier of een meer wordt op basis van modellering geschat op resp. 1 uur (zeer snel) en 4 dagen (snel). Hierdoor kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. Dichloordifluormethaan is erg stabiel in de troposfeer (onderste luchtlaag): deze stof reageert niet met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen, ozon moleculen of nitraatradicalen. Dichloordifluormethaan zal geleidelijk diffunderen naar de stratosfeer (hogere luchtlaag) waar deze stof traag afgebroken wordt ten gevolge van directe fotolyse door UV-C straling. In de stratosfeer zal deze stof bijdragen tot de afbraak van de ozonlaag (HSDB). 154
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal dichloordifluormethaan vooral verwijderd worden door vervluchtiging. Ten gevolge van vervluchtiging kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. PNEC-WAARDE: dichloordifluormethaan: de VMM heeft geen PNEC-waarde voorgesteld voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: dichloordifluormethaan is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: dichloordifluormethaan is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Deze stof is niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
SIRI MSDS Index. Vermont http://hazard.com/msds/
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.5.14
Safety
Information
Resources,
Inc.
Beschikbaar
via
Dichloormethaan
CAS NUMMER: 75-09-2 GEDRAG IN HET MILIEU: bij blootstelling aan de schadelijke (Xn) stof dichloormethaan, zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten (R40) (ESIS).
Dichloormethaan behoort tot de familie van de organische halogeenverbindingen. Deze familie staat op lijst I van de Europese Richtlijn 76/464/EEG. Voor de stoffen van lijst I geldt dat de lidstaten alle maatregelen moeten nemen om de verontreiniging van de oppervlaktewateren, territoriale wateren en kustwateren stop te zetten. Deze stof staat ook op de lijst van prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid die opgenomen is in Annex X van de Kaderrichtlijn Water. Deze prioritaire stoffen vormen een zo hoog risico voor of via het aquatisch milieu dat de Europese Commissie hiervoor prioritair reductiemaatregelen moet uitwerken. Voor deze stoffen heeft de Commissie milieukwaliteitsnormen voorgesteld (COM(2006)397 final) (VMM, 2002). Blootstelling aan dichloormethaan is mogelijk via inhalatie, voeding en drinkwater en via huidcontact met verbruiksgoederen, zoals producten om verf te verwijderen, die deze stof bevatten (HSDB). Dichloormethaan biodegradeert traag in oppervlaktewater. Hydrolyse is evenmin een belangrijk verwijderingsproces voor deze stof. Dichloormethaan accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 2), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Dichloormethaan zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is een relevant verwijderingproces voor dichloormethaan. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een rivier of een meer wordt op 155
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
basis van modellering geschat op resp. 1 uur (zeer snel) en 4 dagen (snel). Hierdoor kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. In de atmosfeer zal deze vluchtige organische stof (dampdruk 349 mm Hg bij 20°C (Verschueren, 1983)) traag gedegradeerd worden door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 119 dagen) (HSDB). Deze processen kunnen ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Dichloormethaan wordt niet afgebroken door directe fotolyse (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal dichloormethaan vooral verwijderd worden door vervluchtiging. Ten gevolge van vervluchtiging kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. PNEC-WAARDE: dichloormethaan: 20 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: dichloormethaan behoort tot groep 2B: mogelijks carcinogeen voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: dichloormethaan is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof zijn enkel fysico-chemische gegevens opgenomen in de ED-North databank (ED-North). Dit impliceert dat er voor dichloormethaan in eerste instantie duidelijke indicaties waren met betrekking tot hormoonverstoring, maar dat de literatuur bij nader inzien niet overtuigend was of niet van voldoende kwaliteit. REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
Verschueren, K. (1983). Handbook of Environmental Data on Organic chemicals. 2nd Edition. Ed. Van Nostrand Reinhold, 115 Fifth Avenue, New York 10003. ISBN 0-442-28802-6.
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.5.15
Koolstoftetrachloride
CAS NUMMER: 56-23-5 GEDRAG IN HET MILIEU: koolstoftetrachloride is giftig (T) bij inademing, bij opname door de mond en bij aanraking met de huid (R23/24/25). Bij langdurige blootstelling bij inademing is er bovendien gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid (R48/23). Bij blootstelling aan deze stof is het optreden van onherstelbare effecten niet uitgesloten (R40). Deze milieugevaarlijke stof (N) is schadelijk voor in het water levende organismen, ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R52/53) (ESIS).
156
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Koolstoftetrachloride staat in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II. Daarnaast is deze stof opgenomen in de Noordzeeconferenties (50% tot 70% emissiereductie naar water en lucht tov 1985, nulinbreng in de Noordzee binnen de termijn van één generatie) (VMM, 2002). Het gebruik en het op de markt brengen van tetrachloormethaan is verboden door de verordening 2037/2000 en is opgenomen in het Protocol van Montreal, dat samen met de Conventie van Wenen de basis is voor een wereldwijde samenwerking met het oog op de bescherming van de stratosferische ozonlaag. Het protocol beoogt de reductie en eventuele eliminatie van de emissies van antropogene ozonafbrekende stoffen. Blootstelling aan koolstoftetrachloride is mogelijk via inhalatie, verontreinigd voedsel en drinkwater en via huidcontact met deze stof en verbruiksgoederen die deze stof bevatten (HSDB). Koolstoftetrachloride is goed biodegradeerbaar (87% verwijderd na 7 dagen). Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof (halfwaardetijd 7000 jaar bij 25°C). Koolstoftetrachloride accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF 3,2 tot 7,4), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging van koolstoftetrachloride via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze vluchtige organische stof (dampdruk 1,15*102 mm Hg bij 25°C) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 1,3 uren (zeer snel) en 5 dagen (snel). Als koolstoftetrachloride door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. Omwille van zijn hoge dampdruk is koolstoftetrachloride in de lucht enkel als damp aanwezig. Deze stof wordt zeer traag afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 366 jaar). Bijgevolg is koolstoftetrachloride stabiel in de troposfeer (onderste luchtlagen), zodat deze reactie met hydroxylradicalen weinig zal bijdragen tot ozonvorming in de troposfeer. Koolstoftetrachloride zal diffunderen naar de stratosfeer (hogere luchtlagen), waar het afgebroken wordt door directe fotolyse (HSDB). Deze processen dragen bij tot de afbraak van de stratosferische ozonlaag (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal koolstoftetrachloride vooral verwijderd worden door vervluchtiging (in het bijzonder in zones die extra belucht worden zoals beluchtingsbekkens). Het koolstoftetrachloride dat in de RWZI aanwezig blijft zal snel verwijderd worden via biodegradatie. PNEC-WAARDE: koolstoftetrachloride: 12 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: koolstoftetrachloride behoort tot de groep 2B: mogelijks carcinogeen voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: koolstoftetrachloride is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof zijn enkel fysicochemische gegevens vermeld in de ED-North databank, maar er zijn geen testgegevens vermeld (EDNorth). Dit impliceert dat er voor heptachloorepoxide in eerste instantie duidelijke indicaties waren met betrekking tot hormoonverstoring, maar dat de literatuur bij nader inzien niet overtuigend was of niet van voldoende kwaliteit. REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/ 157
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.5.16
Tetrachloorethyleen (perchloorethyleen, PER)
CAS NUMMER: 127-18-4 GEDRAG IN HET MILIEU: tetrachloorethyleen is een schadelijke stof (Xn). Na blootstelling is het optreden van onherstelbare effecten immers niet uitgesloten (R40). Bovendien is deze milieugevaarlijke stof (N) giftig voor in het water levende organismen, ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R51/53) (ESIS).
Tetrachloorethyleen behoort tot de familie van de organische halogeenverbindingen. Deze familie staat op lijst I van de Europese Richtlijn 76/464/EEG. Voor de stoffen van lijst I geldt dat de lidstaten alle maatregelen moeten nemen om de verontreiniging van de oppervlaktewateren, territoriale wateren en kustwateren stop te zetten. Daarnaast is deze stof opgenomen in de Noordzeeconferenties (50% tot 70% emissiereductie naar water en lucht tov 1985, nulinbreng in de Noordzee binnen de termijn van één generatie). Tenslotte is deze stof opgenomen in de 1e prioriteitlijst van de Europese Verordening (EEG) Nr. 793/93. De verordening heeft tot doel de mens en alle componenten van het milieu te beschermen tegen alle mogelijke effecten van blootstelling aan gevaarlijke chemische stoffen. De stoffen uit de prioriteitlijsten vragen speciale aandacht wegens hun mogelijke effecten op lange termijn (VMM, 2002). Blootstelling aan tetrachloorethyleen is mogelijk via inhalatie en via verontreinigd voedsel en drinkwater (HSDB). Tetrachloorethyleen is matig biodegradeerbaar (halfwaardetijd 180 dagen). Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof (halfwaardetijd 9 maanden). Tetrachloorethyleen accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF 26 tot 77), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging van tetrachloorethyleen via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze vluchtige organische stof (dampdruk 14 mm Hg bij 20°C (Verschueren, 1983)) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 1 uur (zeer snel) en 5 dagen (snel) (HSDB). Als tetrachloorethyleen door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. Omwille van zijn hoge dampdruk is tetrachloorethyleen in de lucht enkel als damp aanwezig. Deze stof wordt traag afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 96 dagen) (HSDB). Dit proces kan ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Tetrachloorethyleen wordt niet verwijderd door directe fotolyse, omdat deze stof weinig licht adsorbeert in het UV-spectrum (HSDB).
158
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal tetrachloorethyleen vooral verwijderd worden door vervluchtiging (in het bijzonder in zones die extra belucht worden zoals beluchtingsbekkens) en in mindere mate door biodegradatie. Indien de concentratie aan tetrachloorethyleen de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: tetrachloorethyleen: 10 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: tetrachloorethyleen behoort tot groep 2A: waarschijnlijk carcinogeen voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: tetrachloorethyleen is opgenomen in lijst 2 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met bewijsmateriaal voor hormoonontregeling of potentiële hormoonontregeling waarvoor in het kader van bestaande wetgeving al een regulering geldt of momenteel wordt overwogen. Voor deze stof zijn enkel fysico-chemische gegevens vermeld in de ED-North databank, maar er zijn geen testgegevens vermeld (ED-North). Dit impliceert dat er voor tetrachloorethyleen in eerste instantie duidelijke indicaties waren met betrekking tot hormoonverstoring, maar dat de literatuur bij nader inzien niet overtuigend was of niet van voldoende kwaliteit. REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
Verschueren, K. (1983). Handbook of Environmental Data on Organic chemicals. 2nd Edition. Ed. Van Nostrand Reinhold, 115 Fifth Avenue, New York 10003. ISBN 0-442-28802-6.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.5.17
Trichloorethyleen (TRI)
CAS NUMMER: 79-01-6 GEDRAG IN HET MILIEU: trichloorethyleen is een giftige stof (T), die kanker kan veroorzaken (R45). Deze stof is irriterend voor de ogen en de huid (R36/38). Blootstelling aan dampen van trichloorethyleen kan slaperigheid en duizeligheid veroorzaken (R67). Deze stof is schadelijk voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R52/53) (ESIS).
Trichloorethyleen behoort tot de familie van de organische halogeenverbindingen. Deze familie staat op lijst I van de Europese Richtlijn 76/464/EEG. Voor de stoffen van lijst I geldt dat de lidstaten alle maatregelen moeten nemen om de verontreiniging van de oppervlaktewateren, territoriale wateren en kustwateren stop te zetten. Daarnaast is deze stof opgenomen in de Noordzeeconferenties (50% tot 70% emissiereductie naar water en lucht t.o.v. 1985, nulinbreng in de Noordzee binnen de termijn van één generatie). Tenslotte is deze stof is opgenomen in de 1e prioriteitlijst van de Europese Verordening (EEG) Nr. 793/93. De verordening heeft tot doel de mens en alle componenten van het milieu te beschermen
159
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
tegen alle mogelijke effecten van blootstelling aan gevaarlijke chemische stoffen. De stoffen uit de prioriteitlijsten vragen speciale aandacht wegens hun mogelijke effecten op lange termijn (VMM, 2002). Trichloorethyleen biodegradeert weinig in oppervlaktewater. Hydrolyse is evenmin een relevant verwijderingsproces voor deze stof. Ook fotodegradatie in oppervlaktewater is niet belangrijk (70% tot 79% verwijdering na 1 jaar). Trichloorethyleen accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF berekend op basis van Kow = 17,6), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens (EC, 2004). Deze stof adsorbeert niet aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging van trichloorethyleen via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze vluchtige organische stof (dampdruk 6450 mm Hg bij 20°C) bedraagt 3 uur tot 18 uur (zeer snel) (EC, 2004). Als trichloorethyleen door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. Deze stof wordt snel afgebroken in de atmosfeer (halfwaardetijd 1 week). Verschillende processen dragen bij tot de verwijdering, waaronder fotodegradatie (36,8% verwijderd na 17 uur bestraling met licht >290 m) en reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 7 dagen), met ozon (halfwaardetijd >390 dagen) en met stikstofoxide (EC, 2004). Deze processen kunnen ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal trichloorethyleen vooral verwijderd worden door vervluchtiging, vooral in zones die extra belucht worden (beluchtingsbekkens). PNEC-WAARDE: trichloorethyleen: 10 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: trichloorethyleen behoort tot groep 2A: mogelijks carcinogeen voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: trichloorethyleen is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof zijn testresultaten voor zoogdieren opgenomen in de ED-North databank. In 4 van de 5 testen worden hormoonverstorende effecten aangetoond (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
EC (2004). European Union Risk Assessment Report for trichloroethylene. EUR21057EN. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf 160
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
3.5.18
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
Trichloorfluormethaan
CAS NUMMER: 75-69-4 GEDRAG IN HET MILIEU: trichloorfluormethaan is niet geklassificeerd volgens Annex I van de Europese Richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Het veiligheidsinformatieblad (SIRI MSDS Index) vermeldt dat deze stof vooral bij inademing gevaar voor de gezondheid inhoudt. Trichloorfluormethaan kan ook geschade toebrengen aan de milieucompartimenten lucht en water.
Blootstelling aan trichloorfluormethaan is mogelijk via inhalatie, verontreinigd drinkwater en huidcontact met deze stof en met verbruiksgoederen die deze stof bevatten (HSDB). Trichloorfluormethaan is weinig biodegradeerbaar. Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof, wegens het gebrek aan functionele groepen die vatbaar zijn voor dit proces. Trichloorfluormethaan accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 49), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging van trichloorfluormethaan via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze vluchtige organische stof (dampdruk 687,04 mm Hg bij 20°C (Verschueren, 1983)) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 3 uur (zeer snel) en 5 dagen (snel) (HSDB). Als trichloorfluormethaan door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. Omwille van zijn hoge dampdruk is trichloorfluormethaan in de lucht enkel als damp aanwezig. Deze stof is persistent in de troposfeer (lagere luchtlagen) (halfwaardetijd 52 tot 207 jaar), zodat trichloorfluormethaan over lange afstanden kan getranporteerd worden en over een groot geografisch gebied effecten kan veroorzaken. Trichloorfluormethaan diffundeert langzaam naar de stratosfeer (hogere luchtlagen), waar het afgebroken wordt door fotolyse en reacties ondergaat die aanleiding geven tot afbraak van de ozonlaag (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal trichloorfluormethaan vooral verwijderd worden door vervluchtiging (in het bijzonder in zones die extra belucht worden zoals beluchtingsbekkens). PNEC-WAARDE: trichloorfluormethaan: de VMM heeft geen PNEC-waarde voorgesteld voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: trichloorfluormethaan is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: trichloorfluormethaan is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
SIRI MSDS Index. Vermont http://hazard.com/msds/
•
Verschueren, K. (1983). Handbook of Environmental Data on Organic chemicals. 2nd Edition. Ed. Van Nostrand Reinhold, 115 Fifth Avenue, New York 10003. ISBN 0-442-28802-6.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
Safety
Information
161
Resources,
Inc.
Beschikbaar
via
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.5.19
Vinylchloride
CAS NUMMER: 75-01-4 GEDRAG IN HET MILIEU: vinylchloride is een giftige stof (T) die kanker kan veroorzaken (R45). Het is een zeer licht ontvlambare stof (F+, R12) (ESIS).
Vinylchloride behoort tot de familie van de organische halogeenverbindingen. Deze familie staat op lijst I van de Europese Richtlijn 76/464/EEG. Voor de stoffen van lijst I geldt dat de lidstaten alle maatregelen moeten nemen om de verontreiniging van de oppervlaktewateren, territoriale wateren en kustwateren stop te zetten (VMM, 2002). Blootstelling aan vinylchloride is mogelijk via inhalatie en via verontreinigd voedsel en drinkwater (HSDB). Vinylchloride biodegradeert matig in oppervlaktewater (halfwaardetijden 28 dagen en 110 dagen in resp. aërobe en anaërobe omstandigheden). Hydrolyse is geen relevant verwijderingsproces voor deze stof (halfwaardetijd 9,91 jaar bij pH7 en 25°C). Indirecte fotolyse in oppervlaktewater is relevant indien organisch materiaal aanwezig is. Vinylchloride accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF <10), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof adsorbeert niet aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging van vinylchloride via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze vluchtige organische stof (dampdruk 2980 mm Hg bij 25°C) via een rivier en een meer bedraagt resp. 1 uur (zeer snel) en 3 dagen (snel). Als vinylchloride door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. Directe fotolyse is geen relevant verwijderingsproces voor vinylchloride omdat deze stof weinig licht adsorbeert in het UV spectrum. Vinylchloride wordt snel afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 55 uur). Dit proces kan ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal vinylchloride vooral verwijderd worden door vervluchtiging, vooral in zones die extra belucht worden (beluchtingsbekkens) en in mindere mate via biodegradatie. PNEC-WAARDE: vinylchloride: 118 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: vinylchloride behoort tot groep 1: carcinogeen voor de mens (IARC).
162
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: vinylchloride is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof is een testresultaat voor zoogdieren opgenomen in de ED-North databank, waarin hormoonverstorende effecten aangetoond worden (EDNorth). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.5.20
Dichloorethaan (1,1-dichloorethaan en 1,2-dichloorethaan)
CAS NUMMER: 75-34-3 (1,1-dichloorethaan) en 107-06-2 (1,2-dichloorethaan) GEDRAG IN HET MILIEU:
1,1-dichloorethaan en 1,2-dichloorethaan zijn schadelijke (Xn) en irriterende (Xi) stoffen die licht ontvlambaar (R11, F) zijn (ESIS). Dichloorethaan is schadelijk bij opname door de mond (R22) en irriterend voor de ogen en de ademhalingswegen (R36/37) (ESIS). 1,2-dichloorethaan is bovendien irriterend voor de huid (R38) en kan mogelijk kanker veroorzaken bij de mens (R45, groep 2B) (ESIS, IARC). 1,1-dichloorethaan is een stof die schadelijk is voor in het water levende organismen; en die op langer termijn schadelijke effecten in het aquatisch milieu kan veroorzaken (R52/53) (ESIS). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via de lucht in de nabijheid van emissiebronnen, via opname vanuit voeding en via aanraking met de huid (HSDB). Dichloorethaan staat in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II. 1,2-dichloorethaan is een prioritaire stof volgens Bijlage X bij de Kaderrichtlijn Water 2000/60/EG (EC, 2001). De Kaderrichtlijn water voorziet dat maatregelen worden getroffen om te komen tot de stapsgewijze vermindering van lozingen, emissies en verliezen van deze stof. 1,2-dichloorethaan is opgenomen in de verklaring van de 3e Noordzeeconferentie (internationaal verdrag), die een emissiereductie naar water en lucht nastreeft (VMM, 2002). Vervluchtiging van dichloorethaan via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces. Hierdoor kan dichloorethaan ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijden voor vervluchtiging van deze stof via een rivier resp. meer worden via modellering geschat op 3 – 4 uren (zeer snel) resp. 4 dagen (snel). 1,2-dichloorethaan is opgenomen in de verklaring van de 3e Noordzeeconferentie (internationaal verdrag), die een emissiereductie naar water en lucht nastreeft. Dichloorethaan is een vluchtige organische stof. De afbraak van vluchtige organische stoffen onder invloed van zonlicht en vrije radicalen kan, indien de omstandigheden gunstig zijn, leiden tot de vorming van ozon. Ozon kan een schadelijk effect hebben op de gezondheid en op de plantengroei.
163
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Gehalogeneerde alifatische koolwaterstoffen worden in het algemeen beschouwd als zijnde niet biodegradeerbaar (en dus persistent). Deze stoffen zijn weinig accumulerend in aquatische organismen (gebaseerd op HSDB, EC, 1999). De bioconcentratiefactor is als volgt: •
1,1-dichloorethaan: BCF = 5 (inschatting);
•
1,2-dichloorethaan: BCF = 2 (zonnebaars).
Dichloorethaan adsorbeert in water niet aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, waardoor er waarschijnlijk geen effecten naar de waterbodem optreden. Indien dichloorethaan geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan kan dichloorethaan (zeer) snel vervluchtigen uit het water naar de lucht en dit in zones van de waterzuiveringsinstallatie die extra belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens). Hierdoor kan dichloorethaan ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. Gehalogeneerde alifatische koolwaterstoffen worden in het algemeen beschouwd als zijnde niet biodegradeerbaar (en dus persistent). Anderzijds blijkt dat 1,1-dichloorethaan matig tot sterk biodegradeerbaar is door actief slib onder aërobe omstandigheden, afhankelijk van de concentratie (50% degradatie en 19 % evaporatie na 7 dagen voor 5 mg/l 1,1-dichloorethaan; 29% degradatie en 4% evaporatie na 7 dagen voor 10 mg/l (1,1-dichloorethaan). 1,2-dichloorethaan is matig tot zeer slecht biodegradeerbaar is door aangepast actief slib (BZV-vraag: 0 tot 7 % in 5 tot 10 dagen) (HSDB). Anaërobe biodegradatie van 1,2-dichloorethaan blijkt niet mogelijk te zijn in 4 maanden (HSDB). Vanuit het voorzorgsprincipe zal er vanuit gegaan worden dat dichloorethaan niet biodegradeerbaar is in een RWZI. PNEC-WAARDE: •
1,1-dichloorethaan: 140 µg/l (VMM, pers.comm.)
•
1,2-dichloorethaan: 10 µg/l (VMM, pers.comm.)
HUMANE CARCINOGENICITEIT: •
1,1-dichloorethaan: niet opgenomen in IARC;
•
1,2-dichloorethaan: groep 2B: is mogelijk kankerverwekkend voor de mens (IARC).
HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
EC (2001). European Commission. Beschikking 2455/2001/EC tot vaststelling van de lijst van prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/oj/2001/l_331/l_33120011215nl00010005.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
Database:
164
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.5.21
Trichloorethaan (1,1,1-trichloorethaan en 1,1,2-trichloorethaan)
CAS NUMMER: 71-55-6 (1,1,1-trichloorethaan) en 79-00-5 (1,1,2-trichloorethaan) GEDRAG IN HET MILIEU:
Trichloorethaan is een schadelijke (Xn) stof. Daarenboven is 1,1,1-trichloorethaan een milieugevaarlijke (N) stof (ESIS). 1,1,2-trichloorethaan is schadelijk bij inademing, opname door de mond en aanraking met de huid (R20/21/22), waarbij herhaalde blootstelling een droge of een gebarsten huid kan veroorzaken (R66) en waarbij onherstelbare effecten niet uitgesloten zijn (R40) (ESIS). De belangrijkste blootstellingroute voor de mens is via de lucht en het drinkwater (HSDB). Blootstelling kan hoog zijn in de nabijheid van emissiebronnen of waar drinkwater vervuild is (HSDB). Trichloorethaan staat in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II. Deze stoffen zijn opgenomen in de verklaring van de 3e Noordzeeconferentie (internationaal verdrag), die een emissiereductie naar water en lucht nastreeft (VMM, 2002). Vervluchtiging van trichloorethaan via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces. Hierdoor kan trichloorethaan ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijden voor vervluchtiging van 1,1,1-trichloorethaan worden geschat op enkele uren (zeer snel) tot enkele weken (matig), afhankelijk o.a. van de wind. Het optreden van effecten naar de lucht wordt versterkt door het feit dat 1,1,1-trichloorethaan als persistent beschouwd wordt in de atmosfeer, zodat de stof in de lucht over lange afstand kan getransporteerd worden. Daarom is het gebruik en het op de markt brengen van 1,1,1-trichloorethaan verboden door Verordening 2037/2000. Verder is 1,1,1-trichloorethaan opgenomen in het Protocol van Montreal, dat samen met de Conventie van Wenen de basis is voor een wereldwijde samenwerking met het oog op de bescherming van de stratosferische ozonlaag. Het protocol beoogt de reductie en eventuele eliminatie van de emissies van antropogene ozonafbrekende stoffen. Ook 1,1,2-trichloorethaan zal in de lucht onder invloed van zonlicht matig tot traag afbreken (HSDB). Het zijn vluchtige organische stoffen. De afbraak van vluchtige organische stoffen onder invloed van zonlicht en vrije radicalen kan, indien de omstandigheden gunstig zijn, leiden tot de vorming van ozon. Ozon kan een schadelijk effect hebben op de gezondheid en op de plantengroei. Emissies van trichloorethaan in de lucht komen gedeeltelijk via regenwater (natte depositie) terug op het aardoppervlak terecht (HSDB). Biodegradatie en adsorptie aan zwevende stoffen in water zijn geen significante processen in vergelijking met vervluchtiging. Trichloorethaan adsorbeert in water in beperkte mate aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten (HSDB). Trichloorethaan is moeilijk biodegradeerbaar (persistent) in oppervlaktewater. Biodegradatie in oppervlaktewater onder aërobe en anaërobe omstandigheden verloopt traag tot zeer traag (minimum enkele weken). Trichloorethaan is beperkt accumulerend in aquatische organismen. Op basis van een BCF van 8,9 voor zonnebaars (Lepomis macrochirus) in een 28 dagen test kan besloten worden dat 1,1,1-trichloroethaan weinig affiniteit heeft tot bio-accumulatie in vissen (HSDB). 1,1,2-trichloorethaan heeft weinig affiniteit tot bioconcentratie: BCF < 1 voor vissen (HSDB). Indien trichloorethaan op de riolering geloosd wordt met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan kan deze stof snel vervluchtigen uit het water naar de lucht en dit in zones van de waterzuiveringsinstallatie die extra belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens). Hierdoor kan trichloorethaan ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. Anderzijds blijkt dat aërobe biodegradatie enkel mogelijk is als er voldoende tijd (verschillende weken) is voor acclimatisatie van
165
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
micro-organismen aan deze stof (HSDB), en indien het dus een lozing betreft die minimum enkele weken plaatsvindt. PNEC-WAARDE: •
1,1,1-trichloorethaan: 130 µg/l (VMM, pers.comm.)
•
1,1,2-trichloorethaan: 300 µg/l (VMM, pers.comm.)
HUMANE CARCINOGENICITEIT: groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot humane carcinogeniciteit (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
3.5.22
Tetrachloorethaan (1,1,1,2-tetrachloorethaan en 1,1,2,2tetrachloorethaan)
CAS NUMMER: 630-20-6 (1,1,1,2-tetrachloorethaan) en 79-34-5 (1,1,2,2-tetrachloorethaan) GEDRAG IN HET MILIEU:
1,1,2,2-tetrachloorethaan is geclassificeerd in de Bijlage I van de richtlijn 67/548/EEC, er zijn dus Rzinnen beschikbaar in de ESIS databank. 1,1,1,2-tetrachloorethaan werd niet geclassificeerd in de Bijlage I van de richtlijn 67/548/EEC, er werden dus geen R-zinnen voor deze stof opgenomen in ESIS (en ook niet in EC, 1999). Daarom wordt voor 1,1,1,2-tetrachloorethaan de informatie uit het veiligheidsinformatieblad overgenomen (PTCL, 2007). 1,1,2,2-tetrachloorethaan is een zeer toxische (T+) en milieugevaarlijke (N) stof (ESIS). 1,1,2,2,tetrachloorethaan is zeer giftig bij inademing en bij aanraking met de huid (R26/27) (ESIS). 1,1,2,2tetrachloorethaan is giftig voor in het water levende organismen en het kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R51/53) (ESIS). 1,1,1,2-tetrachloorethaan is giftig bij inademing (R23), irriterend voor de ogen en de ademhalingswegen (R36/37) en kan kanker veroorzaken (R45). Bij blootstelling aan 1,1,1,2-tetrachloorethaan zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten (R40) en is er een gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling (R48) (PTCL, 2007). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via de lucht, via het drinkwater, via opname vanuit voeding en via aanraking met de huid (HSDB). Tetrachloorethaan staat in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II. 166
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Vervluchtiging van tetrachloorethaan via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces. Hierdoor kan tetrachloorethaan ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijden voor vervluchtiging van deze stof via een rivier resp. meer worden via modellering geschat op 3 -4 uren (zeer snel) resp. een 6-tal dagen (snel). 1,1,1,2-tetrachloorethaan adsorbeert in water in beperkte mate aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, waardoor er waardoor er in beperkte mate effecten naar de waterbodem optreden. 1,1,2,2tetrachloorethaan adsorbeert in water niet aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, waardoor er waarschijnlijk geen effecten naar de waterbodem optreden. 1,1,1,2-tetrachloorethaan en 1,1,2,2-tetrachloorethaan zijn weinig accumulerend in aquatische organismen (1,1,1,2-tetrachloorethaan: BCF = 12 (inschatting); 1,1,2,2-tetrachloorethaan: BCF = 4,4 13,5 (verschillende vissoorten), HSDB). 1,1,2,2-tetrachloorethaan is matig biodegradeerbaar in oppervlaktewater (gebaseerd op HSDB). Voor 1,1,1,2-tetrachloorethaan zijn er geen gegevens m.b.t. biodegradeerbaarheid in oppervlaktewater en toxiciteit voor aquatische organismen bekend (gebaseerd op HSDB; EC (1999); INERIS). 1,1,2,2-tetrachloorethaan kan uitspoelen uit de lucht via neerslag en kan in water snel tot zeer snel (afhankelijk van de pH) hydrolyseren tot 1,1,2-trichloorethaan (HSDB). Deze reactie vindt plaats in 0,58 resp. 58 dagen bij pH = 9 resp. 7. Indien tetrachloorethaan geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan kan deze stof snel vervluchtigen uit het water naar de lucht en dit in zones van de waterzuiveringsinstallatie die extra belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens). Hierdoor kan tetrachloorethaan ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. 1,1,2,2-tetrachloorethaan is zeer slecht biodegradeerbaar door actief slib. Er is voor 1,1,1,2-tetrachloorethaan geen informatie gevonden m.b.t. biodegradatie door micro-organismen in actief slib (HSDB). PNEC-WAARDE: •
1,1,1,2-tetrachloorethaan: 140 µg/l. Deze PNEC is gebaseerd op PNEC 1,1,2,2-tetrachloorethaan (VMM, pers.comm.)
•
1,1,2,2-tetrachloorethaan: 140 µg/l (VMM, pers.comm.)
HUMANE CARCINOGENICITEIT: groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot humane carcinogeniciteit (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
PTCL (2007). http://ptcl.chem.ox.ac.uk/MSDS/TE/1,1,1,2-tetrachloroethane.html
•
ICSC. http://www.cdc.gov/niosh/ipcsneng/neng1486.html http://www.cdc.gov/niosh/ipcsndut/ndut0332.html 167
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.5.23
Trichloormethaan (chloroform)
CAS NUMMER: 67-66-3 GEDRAG IN HET MILIEU:
Trichloormethaan (chloroform) is een schadelijke (Xn) en irriterende (Xi) stof. Er is gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling aan chloroform bij inademing en opname door de mond (R48/20/22). Trichloormethaan is irriterend voor de huid (R38) en onherstelbare effecten zijn niet uitgesloten (R40) (ESIS). De belangrijkste blootstellingroute voor de mens is via de lucht, het drinkwater en via opname vanuit voeding (HSDB). Trichloormethaan is een prioritaire stof volgens Bijlage X bij de Kaderrichtlijn Water 2000/60/EG (EC, 2001). De Kaderrichtlijn water voorziet dat maatregelen worden getroffen om te komen tot de stapsgewijze vermindering van lozingen, emissies en verliezen van deze stof. Trichloormethaan staat in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II. Deze stof is opgenomen in de verklaring van de 3e Noordzeeconferentie (internationaal verdrag), die een emissiereductie naar water en lucht nastreeft. Trichloormethaan is opgenomen in Lijst II van de Verordening 793/93 inzake de beoordeling en beperking van risico’s van bestaande stoffen (VMM, 2002). Vervluchtiging van trichloormethaan via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces. Hierdoor kan trichloormethaan ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijden voor vervluchtiging van deze stof via een rivier resp. meer worden via modellering geschat op ca. 1 uur (zeer snel) resp. 4 dagen (snel). Trichloormethaan is een vluchtige organische stof die in de lucht onder normale omstandigheden enkel als damp aanwezig zijn. Trichloormethaan zal traag afbreken in de atmosfeer door reactie met vrije hydroxyl-radicalen die onder invloed van zonlicht ontstaan. De halfwaardetijd voor deze reactie wordt ingeschat op 151 dagen (HSDB). De afbraak van vluchtige organische stoffen onder invloed van zonlicht en vrije radicalen kan, indien de omstandigheden gunstig zijn, leiden tot de vorming van ozon. Ozon kan een schadelijk effect hebben op de gezondheid en op de plantengroei. Er is tegenstrijdige informatie m.b.t. de biologische afbraak (biodegradatie) van trichloormethaan in oppervlaktewater, en dit zowel in aërobe als anaërobe omstandigheden. Algemeen wordt verwacht dat de biologische afbraak in oppervlaktewater in aanwezigheid van zuurstof eerder beperkt tot onbestaande zal zijn wat betekent dat deze stof over een lange afstand kan getransporteerd worden, b.v. in de richting van de Noordzee. Trichloormethaan is beperkt accumulerend in aquatische organismen (BCF = 2,9 – 10,35 afhankelijk van het organisme, HSDB), zodat de kans op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens beperkt is. Trichloormethaan adsorbeert in water niet aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, waardoor er waarschijnlijk geen effecten naar de waterbodem optreden. Indien trichloormethaan geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan kan deze stof (zeer) snel vervluchtigen uit het water naar de lucht en dit in zones van de waterzuiveringsinstallatie die extra belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens). Hierdoor kan trichloormethaan ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. Er is tegenstrijdige informatie m.b.t. de biologische afbraak (biodegradatie) van trichloormethaan door actief slib. Biodegradatie van deze stof in hoge concentraties (100 mg/l) onder aërobe omstandigheden door actief slib blijkt niet mogelijk te zijn. Lage concentraties (grootte-orde 40 µg/l) zouden soms biologisch en onder aërobe omstandigheden kunnen afgebroken worden. Anaërobe biodegradatie blijkt soms mogelijk te zijn, afhankelijk van de omstandigheden (concentratie, aanpassingsperiode, type microorganismen, etc.) (HSDB). PNEC-WAARDE: trichloormethaan: 2,5 µg/l (VMM, pers.comm.). 168
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
HUMANE CARCINOGENICITEIT: groep 2B: is mogelijk kankerverwekkend voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
EC (2001). European Commission. Beschikking 2455/2001/EC tot vaststelling van de lijst van prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/oj/2001/l_331/l_33120011215nl00010005.pdf
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
3.5.24
Dichlooretheen (1,1-dichlooretheen; cis-1,2-dichlooretheen; trans-1,2dichlooretheen)
CAS NUMMER: 75-35-4 (1,1-dichlooretheen) en 540-59-0 (cis-1,2-dichlooretheen en trans-1,2 dichlooretheen) GEDRAG IN HET MILIEU:
Dichlooretheen is een schadelijke stof (Xn) die schadelijk is bij inademing (R20) (ESIS). In het bijzonder is 1,1-dichlooretheen zeer licht ontvlambaar (R12, F+) en zijn bij blootstelling aan deze stof onherstelbare effecten niet uitgesloten (ESIS). 1,2-dichlooretheen is licht ontvlambaar (R11, F) en is schadelijk voor in het water levende organismen waar ze op lange termijn schadelijke effecten kan veroorzaken (R52/53) (ESIS). Zowel 1,1-dichlooretheen als 1,2-dichlooretheen staan in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stoffen in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II (VMM, 2002). Blootstellingroutes voor 1,1 dichlooretheen zijn inhalatie, inname via voeding en drinkwater en tenslotte contact via de huid met 1,1-dichlooretheen of met verbruiksgoederen die deze stof bevatten (HSDB). Aërobe biodegradatie is geen belangrijk verwijderingproces voor 1,1-dichlooretheen. Halfwaardetijden voor hydrolyse variëren van 6 tot 9 maanden bij pH tussen pH 4,5 en 8,5. Deze stof is weinig accumulerend in aquatische organismen, zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens (BCF varieert van 2,5 tot <13). Deze stof zal waarschijnlijk niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, bijgevolg wordt geen effect op de waterbodem verwacht (HSDB). Vervluchtiging van 1,1-dichlooretheen via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces. Hierdoor kan 1,1-dichlooretheen ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijden voor vervluchtiging van deze stof via een rivier en een meer worden op basis van modellering geschat op resp. 3 uur (zeer snel) en 4 dagen (snel) (HSDB). In de atmosfeer zal 169
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
deze vluchtige organische stof (dampdruk 500 mm Hg bij 20°C (Verschueren, 1983)) enkel als damp aanwezig zijn. Zij wordt gedegradeerd door foto-oxidatie in aanwezigheid van salpeterzuur. Daarnaast zal 1,1-dichlooretheen snel gedegradeerd worden door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 1,5 dagen) (HSDB). Dit laatste proces kan ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Blootstelling aan 1,2-dichlooretheen kan gebeuren via de inname van drinkwater die deze stof bevat (HSDB). 1,2-dichlooretheen biodegradeert in het aquatisch milieu onder anaërobe omstandigheden. De relevantie van dit verwijderingproces varieert echter sterk (bijvoorbeeld halfwaardetijden voor 1,2-dichlooretheen; cis van 0,14 tot 9,9 jaar). 1,2-dichlooretheen is niet onderhevig aan aërobe biodegradatie. Deze stof is weinig accumulerend in aquatische organismen, zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens (geschatte BCF = 7). Hydrolyse is geen belangrijk verwijderingproces voor 1,2-dichlooretheen. Deze stof kan aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten zal adsorberen, zodat een effect op de waterbodem mogelijk is (HSDB). Vervluchtiging van 1,2-dichlooretheen via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces. Hierdoor kan 1,2-dichlooretheen ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijden voor vervluchtiging van deze stof via een rivier en een meer worden op basis van modellering geschat op resp. 1,1 uur (zeer snel) en 94 uur (snel) (HSDB). In de atmosfeer zal deze vluchtige organische stof (dampdruk 201 mm Hg bij 25°C) enkel als damp aanwezig zijn. Zij wordt zeer snel gedegradeerd door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 31 uur) (HSDB). Dit proces kan ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan kan dichlooretheen snel vervluchtigen uit het water naar de lucht en dit in zones van de waterzuiveringsinstallatie die extra belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens). Hierdoor kan dichlooretheen ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. Dichlooretheen wordt traag verwijderd door het actieve slib van de waterzuiveringsinstallatie (theoretische BZV = 0% na 4 weken bij 9,7 mg/l 1,1-dichlooretheen en 2 mg/l actief slib inoculum; theoretische BZV actieve slib = 0% na 4 weken bij 2.6 cis-1,2-dichlooretheen en 2.3 mg/l trans-1,2-dichlooretheen). Indien de concentratie aan dichlooretheen de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden (HSDB). PNEC-WAARDE: 1,1-dichlooretheen: 45,3 µg/l (VMM, pers. comm.). 1,2-dichlooretheen,cis: 9,7 µg/l. Deze PNEC-waarde geldt voor de som van cis- en trans-1,2-dichlooretheen. 1,2-dichlooretheen, trans: 9,7 µg/l. Deze PNEC-waarde geldt voor de som van cis- en trans-1,2-dichlooretheen. HUMANE CARCINOGENICITEIT: 1,1-dichlooretheen: groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot humane carcinogeniciteit. 1,2-dichlooretheen is niet opgenomen in de lijsten van het IARC (IARC).
170
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: dichlooretheen is niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en is ook niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
Verschueren, K. (1983). Handbook of Environmental Data on Organic chemicals. 2nd Edition. Ed. Van Nostrand Reinhold, 115 Fifth Avenue, New York 10003. ISBN 0-442-28802-6.
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
3.5.25
Dichloorpropaan (1,2-dichloorpropaan; 1,3-dichloorpropaan en 2,2dichloorpropaan)
CAS NUMMER: 78-87-5 (1,2-dichloorpropaan), 142-28-9 (1,3-dichloorpropaan) en 594-20-7 (2,2dichloorpropaan). GEDRAG IN HET MILIEU: 1,3-dichloorpropaan en 2,2-dichloorpropaan zijn niet geclassificeerd in Annex I van de Europese richtlijn 67/548/EEG. 1,2-dichloorpropaan is een licht ontvlambare stof (R11, F), die schadelijk (Xn) is bij inademing en opname door de mond (R20/22) (ESIS).
1,2-dichloorpropaan staat in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II (VMM, 2002). Blootstelling aan 1,2-dichloorpropaan is mogelijk via inhalatie, drinkwater en huidcontact met verbruiksgoederen die 1,2 bevatten (HSDB). Biodegradatie is geen relevant verwijderingproces voor dichloorpropaan in vergelijking met vervluchtiging via het wateroppervlak (theoretische BZV voor 100 mg/l 1,2-dichloorpropaan = 0% na 2 weken bij 30 mg/l actief slib; 16% van de theoretische BZV voor 1,3-dichloorpropaan bereikt in 5 dagen bij een standaard verdunningsmethode met rioleringsslib inoculum). Verwijdering van dichloorpropaan uit water via hydrolyse is weinig relevant in vergelijking met vervluchtiging via het wateroppervlak (halfwaardetijden resp. 6 maanden tot verschillende jaren voor 1,2-dichloorpropaan en 2,3 jaar voor 1,3dichloorpropaan). Dichloorpropaan accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF1,2-DCP = 0,5 tot 6,9; BCF1,3-DCP = 7), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Ddichloorpropaan zal waarschijnlijk niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat geen effect op de waterbodem verwacht wordt (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces voor dichloorpropaan. Hierdoor kan dichloorpropaan ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van 1,2-dichloorpropaan en 1,3-dichloorpropaan via een rivier of een meer wordt op basis van modellering geschat op 3 resp. 2 uren (zeer snel) en 4 resp. 4,5 dagen (snel). In de lucht zijn deze vluchtige organische stoffen (dampdruk 53,3mm Hg bij 25°C en 18,2mm Hg bij 25°C) enkel als damp aanwezig. Zij worden traag verwijderd door reactie met fotochemisch 171
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 36 dagen en 21 dagen voor resp. 1,2-dichloorpropaan en 1,3-dichloorpropaan) (HSDB). Dit proces kan ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal dichloorpropaan vooral verwijderd worden door vervluchtiging uit water naar lucht, in het bijzonder in zones van de waterzuiveringsinstallatie die extra belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens). Hierdoor kan dichloorpropaan ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. PNEC-WAARDE: 1,2-dichloorpropaan: 409 µg/l. 1,3-dichloorpropaan: 409 µg/l. Deze PNEC-waarde is een schatting op basis van de PNEC-waarde voor 1,2-dichloorpropaan. 2,2-dichloorpropaan: 409 µg/l. Deze PNEC-waarde is een schatting op basis van de PNEC-waarde voor 1,2-dichloorpropaan (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: 1,2-dichloorpropaan: groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot humane carcinogeniciteit. 1,3-dichloorpropaan en 2,2-dichloorpropaan zijn niet opgenomen in de lijsten van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: dichloorpropaan is niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en is ook niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.5.26
Dichloorpropeen (1,1-dichloorpropeen; cis-1,3-dichloorpropeen; trans-1,3dichloorpropeen)
CAS NUMMER: 563-58-6 (1,1-dichloorpropeen) en 542-75-6 (cis-1,3-dichloorpropeen en trans-1,3dichloorpropeen) GEDRAG IN HET MILIEU: 1,1-dichloorpropeen is een licht ontvlambare stof (R11, F), die giftig is (T) bij opname door de mond (R25) en schadelijk is voor in het water levende organismen omdat deze stof in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten kan veroorzaken (R52/53). 1,3dichloorpropeen is een ontvlambare stof (R10) die giftig (T) is bij opname door de mond (R25). Deze stof is ook schadelijk bij inademing en bij aanraking met de huid (R20/21) waar ze overgevoeligheid kan veroorzaken (R43). Verder is 1,3-dichloorpropeen irriterend voor de ogen, de ademhalingswegen en de
172
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
huid (R36/37/38). 1,3-dichloorpropeen is zeer giftig voor in het aquatisch milieu levende organismen, waar ze op lange termijn schadelijke effecten kan veroorzaken (N, R50/53) (ESIS). Dichloorpropeen staat in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II (VMM, 2002). Blootstelling aan dichloorpropeen gebeurt voornamelijk via inhalatie, in de onmiddellijke omgeving van het toepassen van dit gewasbeschermingsmiddel. Cis-1,3-dichloorpropeen kan ook opgenomen worden via het drinkwater in streken waar deze stof als bodemontsmettingsmiddel en nematicide gebruikt wordt (HSDB). Dichloorpropeen biodegradeert goed in oppervlaktewater. Deze stof is weinig accumulerend in aquatische organismen, zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens (geschatte BCFdichloorpropeen en BCFtrans-1,3-dichloorpropeen = 7, BCFcis-1,3-dichloorpropeen = 8). Waarschijnlijk adsorbeert dichloorpropeen niet aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat geen effect op de waterbodem verwacht wordt (HSDB). Vervluchtiging van dichloorpropeen via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces. Hierdoor kan dichloorpropeen ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijden voor vervluchtiging van deze stof via een rivier en een meer worden op basis van modellering geschat op resp. 1 uur (zeer snel) en 4 dagen (snel). In de atmosfeer zal deze vluchtige organische stof (dampdruk 24mm Hg bij 25°C, 26mm Hg bij 25°C en 34mm Hg bij 25°C voor resp. 1,1dichloorpropeen, cis-1,3-dichloorpropeen en trans-1,3-dichloorpropeen) enkel als damp aanwezig zijn en snel gedegradeerd worden door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijden 3 dagen, 46 uur en 1,5 dagen voor resp. 1,1-dichloorpropeen, cis-1,3-dichloorpropeen en trans-1,3-dichloorpropeen). 1,1-dichloorpropeen en trans-1,3-dichloorpropeen worden tevens afgebroken door reactie met ozon (halfwaardetijden resp. 49 dagen en 76 dagen) (HSDB). Deze processen kunnen ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. 1,1-dichloorpropeen wordt niet afgebroken door directe fotolyse, omdat deze stof geen licht absorbeert in het UV-spectrum (>290 nm) (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, kan 1,3dichloorpropeen verwijderd worden door het actieve slib (55% verwijdering van 1,3-dichloorpropeen in 7 dagen). Indien de concentratie aan 1,3-dichloorpropeen de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. Deze stof kan ook snel vervluchtigen uit het water naar de lucht en dit in zones van de waterzuivering die extra belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens). Hierdoor kan dichloorpropeen ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken (HSDB). PNEC-WAARDE: 1,1-dichloorpropeen: 1,79 µg/l. Deze PNEC-waarde is een schatting op basis van de PNEC-waarde voor 1,3-dichloorpropeen. 1,3-dichloorpropeen, cis: 1,79 µg/l. Deze PNEC-waarde geldt voor de som van cis- en trans-1,3-dichloorpropeen. 1,3-dichloorpropeen, trans: 1,79 µg/l. Deze PNECwaarde geldt voor de som van cis- en trans-1,3-dichloorpropeen (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: 1,1-dichloorpropeen is niet opgenomen in de lijsten van het IARC. 1,3-dichloorpropeen is opgenomen in groep 2B: mogelijks carcinogeen voor de mens (IARC).
173
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: dichloorpropeen is niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en ook niet opgenomen in de EDNorth databank (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
3.5.27
Dichloorbenzeen (1,2-dichloorbenzeen; 1,3-dichloorbenzeen en 1,4dichloorbenzeen)
CAS NUMMER: 95-50-1 (1,2-dichloorbenzeen), 541-73-1 (1,3-dichloorbenzeen) en 106-46-7 (1,4dichloorbenzeen) GEDRAG IN HET MILIEU: dichloorbenzeen is een schadelijke stof (Xn). 1,2-dichloorbenzeen en 1,3dichloorbenzeen zijn in het bijzonder schadelijk bij opname door de mond (R22). 1,4-dichloorbenzeen is irriterend voor de ogen (R36), 1,2-dichloorbenzeen is irriterend voor de ogen, de ademhalingswegen en de huid (R36/37/38). Dichloorbenzeen is een milieugevaarlijke stof (N). 1,3-dichloorbenzeen is giftig voor in het water levende organismen, terwijl 1,2-dichloorbenzeen en 1,4-dichloorbenzeen zeer giftig zijn voor in het water levende organismen. Dichloorbenzeen kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (ESIS).
Dichloorbenzeen staat in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II (VMM, 2002). 1,4-dichloorbenzeen staat op de 1e prioriteitlijst van de Europese Verordening (EEG) Nr. 793/93. De verordening heeft tot doel de mens en alle componenten van het milieu te beschermen tegen alle mogelijke effecten van blootstelling aan gevaarlijke chemische stoffen. De stoffen uit de prioriteitlijsten vragen speciale aandacht wegens hun mogelijke effecten op lange termijn. Blootstelling aan dichloorbenzeen is mogelijk via inhalatie, inname via voeding en drinkwater (HSDB). 1,2-dichloorbenzeen en 1,3-dichloorbenzeen biodegradeert traag in water (theoretische BZV = 0% in slib na 4 weken incubatie). 1,4-dichloorbenzeen biodegradeert bijna niet in water (halfwaardetijden > 1 jaar). Dichloorbenzeen accumuleert matig in aquatische organismen (BCF1,2-DCH en 1,4-DCB voor vissen = 296, BCF1,3-DCH vissen = 60 tot 370), zodat er kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens (EC, 2004; HSDB). Dichloorbenzeen kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat een effect op de waterbodem mogelijk is (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces voor dichloorbenzeen. Hierdoor kan dichloorbenzeen ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van dichloorbenzeen via een rivier of een meer wordt op basis van modellering resp. geschat op 4 uren (zeer snel) en 120 uren (snel). In de lucht wordt deze vluchtige 174
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
organische stof (dampdruk 0,16 kPa 20°C, 0,286 kPa bij 20°C en 0,17 kPa bij 20°C (NIOSH) voor resp. 1,2-dichloorbenzeen, 1,3-dichloorbenzeen en 1,4-dichloorbenzeen) traag afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijden 38 dagen, 22 dagen en 50 dagen voor esp. 1,2-dichloorbenzeen, 1,3-dichloorbenzeen en 1,4-dichloorbenzeen) (HSDB). Dit proces kan ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, wordt dichloorbenzeen overwegend verwijderd door vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht (> 50%) (HSDB; EC, 2004). Hierdoor kan dichloorbenzeen ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. 1,2-dichloorbenzeen en 1,3-dichloorbenzeen zal traag biodegraderen (theoretische BZV = 0% in slib na 4 weken incubatie). PNEC-WAARDE: 1,2-dichloorbenzeen: 18,5 µg/l. Deze PNEC-waarde geldt voor de som van 1,2-, 1,3en 1,4-dichloorbenzeen. 1,3-dichloorbenzeen: 18,5 µg/l. Deze PNEC-waarde geldt voor de som van 1,2-, 1,3- en 1,4-dichloorbenzeen. 1,4-dichloorbenzeen: 18,5 µg/l. Deze PNEC-waarde geldt voor de som van 1,2-, 1,3- en 1,4-dichloorbenzeen (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: 1,4-dichloorbenzeen: groep 2B: mogelijks carcinogeen voor de mens. 1,2-dichloorbenzeen en 1,3-dichloorbenzeen: groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot humane carcinogeniciteit (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: dichloorbenzeen is niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en is ook niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
EC (2004). European Union Risk Assessment Report: 1,4-dichlorobenzene. EUR21313EN. Beschikbaar via: http://ecb.jrc.it/esis/index.php?PGM=ora.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
NIOSH: beschikbaar via http://www.cdc.gov/niosh/ipcsndut/ndut0037.html
3.5.28
Trichloorbenzeen (1,2,3-trichloorbenzeen; 1,2,4-trichloorbenzeen en 1,3,5trichloorbenzeen)
CAS NUMMER: 87-61-6 (1,2,3-trichloorbenzeen), 120-82-1 (1,2,4-trichloorbenzeen) en 108-70-3 (1,3,5trichloorbenzeen) 175
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
GEDRAG IN HET MILIEU: 1,2,3-trichloorbenzeen en 1,3,5-trichloorbenzeen zijn niet geclassificeerd in Annex I van de Europese richtlijn 67/548/EEG. Volgens een wetenschappelijk rapport van de Europese Commissie (EC, 1999) is 1,2,3-trichloorbenzeen schadelijk bij inademing (R20), bij aanraking met de huid (R21) en bij opname door de mond (R22). Deze stof is ook is zeer giftig voor in het aquatisch milieu levende organismen, waar ze op lange termijn schadelijke effecten kan veroorzaken (R50/53) (EC, 1999). 1,2,4-trichloorbenzeen is schadelijk (Xn) bij opname door de mond (R22) en is irriterend voor de huid (R38). 1,2,4-trichloorbenzeen is zeer giftig voor in het aquatisch milieu levende organismen, waar ze op lange termijn schadelijke effecten kan veroorzaken (N, R50/53) (ESIS).
1,2,4-trichloorbenzeen en 1,3,5-trichloorbenzeen staan op de OSPAR lijst met stoffen voor welke prioritaire actie moet genomen worden. De OSPAR-strategie Gevaarlijke Stoffen heeft tot doel te komen tot een nulemissie van gevaarlijke stoffen tegen 2020 (VMM, 2002). 1,2,4-trichloorbenzeen staat op de 2e prioriteitlijst van de Europese Verordening (EEG) Nr. 793/93. De verordening heeft tot doel de mens en alle componenten van het milieu te beschermen tegen alle mogelijke effecten van blootstelling aan gevaarlijke chemische stoffen. De stoffen uit de prioriteitlijsten vragen speciale aandacht wegens hun mogelijke effecten op lange termijn. 1,2,4-trichloorbenzeen is een prioritaire stof volgens Bijlage X bij de Kaderrichtlijn Water 2000/60/EG. De Kaderrichtlijn water voorziet dat maatregelen worden getroffen om te komen tot de stapsgewijze vermindering van lozingen, emissies en verliezen van deze stof. Blootstelling aan 1,2,3-trichloorbenzeen en aan 1,2,4-trichloorbenzeen kan gebeuren via inademing of via het drinkwater. Specifiek voor 1,2,4-trichloorbenzeen is ook inname via voeding mogelijk. Mogelijke blootstellingroutes voor 1,3,5-trichloorbenzeen zijn inademing en opname via voeding (HSDB). Trichloorbenzeen biodegradeert traag in water (halfwaardetijden van weken tot maanden), zodat dit geen belangrijk verwijderingproces is. Fotolyse van 1,2,4-trichloorbenzeen in oppervlaktewater is geen belangrijk verwijderingproces (halfwaardetijd = 450 jaar), evenmin als hydrolyse. Trichloorbenzeen is matig tot sterk accumulerend in aquatische organismen, zodat er kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens (BCF1,2,3-trichloorbenzeen voor karper varieert van 130 tot 1.200, BCF1,2,4-trichloorbenzeen voor vissen varieert van 120 tot 2.400, BCF1,3,5-trichloorbenzeen van 150 [karper] tot 1.800 [forel]). Deze stof kan aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten adsorberen, zodat een effect op de waterbodem mogelijk is (HSDB). Vervluchtiging van trichloorbenzeen via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces. Hierdoor kan trichloorbenzeen ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijden voor vervluchtiging van deze stof via een rivier en een meer worden op basis van modellering geschat op resp. 5 uur (zeer snel) en 135 uur (snel) (HSDB). In de atmosfeer zal deze vluchtige organische stof (dampdruk 0,21 mm Hg bij 25°C en 0,46 mm Hg bij 25°C voor resp. 1,2,3trichloorbenzeen en 1,2,4-trichloorbenzeen) enkel als damp aanwezig zijn. Zij wordt traag gedegradeerd door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijden 57 dagen en 30 dagen voor resp. 1,2,3-trichloorbenzeen en 1,2,4-trichloorbenzeen) (HSDB). Deze processen kunnen ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan wordt trichloorbenzeen traag verwijderd door biodegradatie. Indien de concentratie aan trichloorbenzeen de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. Trichloorbenzeen kan ook snel vervluchtigen uit het water naar de lucht en dit in zones van de 176
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
waterzuiveringsinstallatie die extra belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens). trichloorbenzeen ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken.
Hierdoor
kan
PNEC-WAARDE: 1,2,3-trichloorbenzeen: 0,4 µg/l. Deze PNEC-waarde geldt voor de som van 1,2,3-, 1,2,4- en 1,3,5-trichloorbenzeen. 1,2,4-trichloorbenzeen: 0,4 µg/l. Deze PNEC-waarde geldt voor de som van 1,2,3-, 1,2,4- en 1,3,5-trichloorbenzeen. 1,3,5-trichloorbenzeen: 0,4 µg/l. Deze PNEC-waarde geldt voor de som van 1,2,3-, 1,2,4- en 1,3,5-trichloorbenzeen (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: trichloorbenzeen is niet opgenomen in de lijsten van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: trichloorbenzeen is niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en ook niet opgenomen in de EDNorth databank (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
3.5.29
Chloorbenzeen
CAS NUMMER: 108-90-7 GEDRAG IN HET MILIEU:
Het is een schadelijke (Xn) en milieugevaarlijke (N) stof, die ontvlambaar (R10) is (ESIS). Het is een stof die schadelijk is bij inademing (R20). Chloorbenzeen is giftig voor in het water levende organismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R51/53). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via de lucht, drinkwater, via opname vanuit voeding en via aanraking met de huid door dampen, producten, etc. (HSDB). Chloorbenzeen staat in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II. Vervluchtiging via het wateroppervlak verloopt snel (bij een meer) tot zeer snel (bij een rivier), en is belangrijker dan de biologische afbraak (biodegradatie) en adsorptie aan de aanwezige zwevende stoffen in water. De halfwaardetijden voor vervluchtiging van deze stof via een rivier resp. meer worden via modellering geschat op 3,3 uren resp. 4,3 dagen (HSDB). Hierdoor kunnen er ook effecten naar de lucht optreden. Chloorbenzeen is een vluchtige organische stof die in de lucht onder normale omstandigheden enkel als damp aanwezig is. Chloorbenzeen zal matig afbreken in de atmosfeer door reactie met vrije hydroxyl-radicalen die onder invloed van zonlicht ontstaan (halfwaardetijd wordt ingeschat op 21 dagen) of door direct zonlicht (door absorptie van licht > 290 nm) (HSDB). De afbraak van vluchtige organische stoffen onder invloed van zonlicht en vrije 177
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
radicalen kan, indien de omstandigheden gunstig zijn, leiden tot de vorming van ozon. Ozon kan een schadelijk effect hebben op de gezondheid en op de plantengroei. Deze stof is matig biodegradeerbaar in oppervlaktewater (halfwaardetijd van 150 dagen). Chloorbenzeen is weinig tot matig accumuleerbaar (BCF = 0,25 – 430 afhankelijk van de vissoort, HSDB) in waterorganismen, zodat er een kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Chloorbenzeen adsorbeert in water aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, waardoor er mogelijks effecten naar de waterbodem optreden. De afbraak door zonlicht van deze stof in oppervlaktewater is ook mogelijk (halfwaardetijd van 3,8 uur in een rivier). Hierbij worden chloorfenol en fenol gevormd, die elk ook een effect op het milieu kunnen hebben (zie 3.6.3 en 3.6.1). Indien chloorbenzeen geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan kan deze stof snel vervluchtigen uit het water naar de lucht en dit in zones van de waterzuiveringsinstallatie die extra belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens). Hierdoor kan chloorbenzeen ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. Anderzijds blijkt dat deze stof door actief slib matig biodegradeerbaar is, afhankelijk van de concentratie van de stof en de adaptatieperiode (HSDB). Daarnaast kan er ook nog adsorptie aan het slib optreden. PNEC-WAARDE: chloorbenzeen: 6,4 µg/l (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: niet opgenomen in IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
3.5.30
Chloortolueen (2-chloortolueen, 4-chloortolueen)
CAS NUMMER: 95-49-8 (2-chloortolueen), 106-43-4 (4-chloortolueen) GEDRAG IN HET MILIEU: Chloortolueen is schadelijk (Xn) bij inademing (R20). Deze stof is giftig voor in het water levende organismen, ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (N, R51/53) (ESIS).
Chloortolueen staat in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II (VMM, 2002). Blootstelling aan chloortolueen is mogelijk via inhalatie en via drinkwater (HSDB). Biodegradatie is geen relevant verwijderingproces voor 2-chloortolueen. Biodegradatie is meer relevant voor 4-chloortolueen (44% biodegradatie in 3 dagen bij 20 mg/l 4-chloortolueen). Chloortolueen 178
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF2-CT = 20 tot 112 in karper, BCF4-CT = 14 tot 101,6 in karper), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Chloortolueen kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat een effect op de waterbodem mogelijk is (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces voor chloortolueen. Hierdoor kan chloortolueen ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van chloortolueen via een rivier of een meer wordt op basis van modellering geschat op resp. 4 uren (zeer snel) en 5 dagen (snel). In de lucht is deze vluchtige organische stof (dampdruk 2,7mm Hg bij 25°C) enkel als damp aanwezig. Zij wordt vrij traag verwijderd door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 9 dagen) (HSDB). Dit proces kan ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekte en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal chloortolueen vooral verwijderd worden door vervluchtiging uit water naar de lucht, in het bijzonder in zones van de waterzuiveringsinstallatie die extra belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens). Hierdoor kan chloortolueen ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. Biodegradatie van chloortolueen door het actieve slib van de waterzuiveringsinstallatie verloopt traag (0% tot 30% biodegradatie in 14 dagen) (HSDB). Indien de concentratie aan chloortolueen de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: 2-chloortolueen: 2,8 µg/l. Deze PNEC-waarde geldt voor de som van monochloortoluenen. 4-chloortolueen: 2,8 µg/l. Deze PNEC-waarde geldt voor de som van monochloortoluenen (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: 2-chloortolueen en 4-chloortolueen zijn niet opgenomen in de lijsten van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: 2-chloortolueen en 4-chloortolueen zijn niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en zijn ook niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
179
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.6 3.6.1
FENOLEN Fenol
CAS NUMMER: 108-95-2 GEDRAG IN HET MILIEU:
Fenol is een toxische (T), schadelijke (Xn) en bijtende (C) stof, die brandwonden veroorzaakt (R34). Fenol is giftig bij inademing, opname door de mond en aanraking met de huid (R23/24/25). Fenol is schadelijk met gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling, bij inademing, aanraking met de huid en opname door de mond (R48/20/21/22). Onherstelbare effecten zijn niet uitgesloten (R68) (ESIS). Fenol is niet classificeerbaar met betrekking tot humane carcinogeniciteit. Dit betekent dat niet kan uitgesloten worden dat blootstelling aan fenol kankerverwekkend is (IARC). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via de lucht, via opname vanuit voeding, via drinkwater, en via contact met de huid (HSDB). Fenol is opgenomen in Lijst I van de Europese Verordening (EEG) Nr. 793/93 inzake de beoordeling en beperking van risico’s van bestaande stoffen. De verordening heeft tot doel de mens en alle componenten van het milieu te beschermen tegen alle mogelijke effecten van blootstelling aan gevaarlijke chemische stoffen. De stoffen uit de prioriteitlijsten vragen speciale aandacht wegens hun mogelijke effecten op lange termijn. Fenol zal in oppervlaktewater adsorberen aan zwevende stoffen en sedimenten waardoor er effecten naar de waterbodem kunnen optreden. Fenol is sterk biodegradeerbaar in oppervlaktewater (rivier: 100 % verwijdering na 2 dagen bij 20 °C, en na 4 dagen bij 4°C; meer: op minder dan 1 dag). Dit betekent dat het fenol dat aanwezig blijft in het ontvangende oppervlaktewater snel biologisch zal afgebroken worden. Deze biologische afbraak gebeurt door micro-organismen die daarvoor de aanwezige zuurstof in het oppervlaktewater gebruiken. Hierdoor daalt de zuurstofconcentratie van de waterloop. Deze daling kan tot problemen leiden en vanaf een bepaalde concentratie zelfs tot sterfte van vissen of andere waterorganismen. Vervluchtiging van fenol via het wateroppervlak is niet belangrijk. Fenol accumuleert weinig of niet in waterorganismen (BCF= tussen 1,7 en 39 afhankelijk van het waterorganisme). Fenol zal in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) vooral verwijderd worden door adsorptie aan het slib en door biologische afbraak. Fenol is sterk biodegradeerbaar in de RWZI. Dit betekent dat het fenol dat aanwezig blijft in de RWZI snel biologisch zal afgebroken worden. Deze biologische afbraak gebeurt door micro-organismen die daarvoor zuurstof gebruiken. Dit kan leiden tot het nodig zijn van extra beluchting in de RWZI of tot een verstoorde werking van de RWZI. Fenol is sterk biodegradeerbaar door actief slib: 100% verwijdering op minder dan 1 dag; 85% van theoretische BZV op 14 dagen bij een fenolconcentratie = 100 mg/l; 100% verwijdering in actief slib reactor met verblijftijd van 8 uur. Gedeeltelijke inhibitie werd opgemerkt bij 50 mg/l fenol en actief slib. Anaërobe afbraak van fenol is ook mogelijk (HSDB). PNEC-WAARDE: fenol: 7,7 µg/l (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot carcinogeniciteit (IARC). 180
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: •
fenol is opgenomen in de lijst met stoffen die o.b.v. de beschikbare informatie geacht worden geen hormoonontregelaar te zijn (COM(2001)262);
•
voor fenol worden geen endocriene effecten verwacht volgens de ED-North databank (ED-North).
REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
INERIS: databank. Beschikbaar via http://chimie.ineris.fr/en/index.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
EC (2001). European Commission. Beschikking 2455/2001/EC tot vaststelling van de lijst van prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/oj/2001/l_331/l_33120011215nl00010005.pdf
3.6.2
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Fenolindex
CAS NUMMER: GEDRAG IN HET MILIEU:
Een overschrijding van de emissievoorwaarden voor de parameter fenolindex olie betekent dat het afvalwater teveel fenol(verbindingen) bevat. Het betreft onder andere de volgende fenolverbindingen: fenol, chloorfenol, dichloorfenol, trichloorfenol, tetrachloorfenol, pentachloorfenol, cresolen (of methylfenolen), dimethylfenolen, ethylfenol. Deze hebben elk verschillende (al dan niet toxische) eigenschappen en effecten op de mens en het milieu. Sommige individuele verbindingen binnen de fenolindex zijn mogelijk kankerverwekkend voor de mens. Sommige individuele verbindingen binnen de fenolindex zijn (potentieel) hormoonontregelend voor de mens. Fenol is opgenomen in Lijst I van de Europese Verordening (EEG) Nr. 793/93 inzake de beoordeling en beperking van risico’s van bestaande stoffen. De verordening heeft tot doel de mens en alle componenten van het milieu te beschermen tegen alle mogelijke effecten van blootstelling aan gevaarlijke chemische stoffen. De stoffen uit de prioriteitlijsten vragen speciale aandacht wegens hun mogelijke effecten op lange termijn. Alle chloorfenolen staan in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II. Pentachloorfenol is een prioritaire stof volgens Bijlage X bij de Kaderrichtlijn Water 2000/60/EG. De Kaderrichtlijn water voorziet dat maatregelen worden getroffen om te komen tot de stapsgewijze vermindering van lozingen, emissies en verliezen van deze stof. Pentachloorfenol is opgenomen in de verklaring van de 3e Noordzeeconferentie (internationaal verdrag), die een emissiereductie naar water en lucht nastreeft. Deze stof staat ook op de OSPAR lijst met stoffen voor welke prioritaire actie moet
181
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
genomen worden. De OSPAR-strategie Gevaarlijke Stoffen heeft tot doel te komen tot een nulemissie van gevaarlijke stoffen tegen 2020. Fenol, 2-chloorfenol, dichloorfenol, trichloorfenol, tetrachloorfenol, pentachloorfenol, ethylfenol zullen in oppervlaktewater adsorberen aan zwevende stoffen en sedimenten waardoor er effecten naar de waterbodem kunnen optreden. Fenol, chloorfenol, dichloorfenol, trichloorfenol, tetrachloorfenol, pentachloorfenol, ethylfenol, methylfenol en dimethylfenol zijn matig tot sterk biodegradeerbaar in oppervlaktewater. Dit betekent dat het fenol dat aanwezig blijft in het ontvangende oppervlaktewater snel biologisch zal afgebroken worden. Deze biologische afbraak gebeurt door micro-organismen die daarvoor de aanwezige zuurstof in het oppervlaktewater gebruiken. Hierdoor daalt de zuurstofconcentratie van de waterloop. Deze daling kan tot problemen leiden en vanaf een bepaalde concentratie zelfs tot sterfte van vissen of andere waterorganismen. 2-chloorfenol, dichloofenol, trichloorfenol, tetrachloorfenol zijn weinig tot matig; en pentachloorfenol is matig tot sterk accumuleerbaar in waterorganismen, waardoor er een beperkte tot grote kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. 2-chloorfenol en 4-chloorfenol; trichloorfenol, tetrachloorfenol, pentachloorfenol kunnen daarnaast ook (zeer) snel afgebroken worden door zonlicht nabij het wateroppervlak. Vervluchtiging van 2-ethylfenol resp. 2,x-dimethylfenolen via het wateroppervlak is een ander verwijderingproces dat matig tot snel kan verlopen, waardoor het effecten naar de lucht kan veroorzaken. Fenol, 2-chloorfenol, dichloorfenol, trichloorfenol, tetrachloorfenol, pentachloorfenol, ethylfenol zullen in de ontvangende rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) verwijderd worden door adsorptie aan het slib. Fenol, chloorfenol, dichloorfenol, trichloorfenol, tetrachloorfenol, pentachloorfenol, ethylfenol, methylfenol en dimethylfenol zijn matig tot sterk biodegradeerbaar in de RWZI. Dit betekent dat het fenol dat aanwezig blijft in de RWZI snel biologisch zal afgebroken worden. Deze biologische afbraak gebeurt door micro-organismen die daarvoor zuurstof gebruiken. Dit kan leiden tot het nodig zijn van extra beluchting in de RWZI of tot een verstoorde werking van de RWZI. Vervluchtiging van 2-ethylfenol resp. 2,x-dimethylfenolen via extra beluchte zones is een ander verwijderingproces dat matig tot snel kan verlopen, waardoor het effecten naar de lucht kan veroorzaken. Er wordt daarnaast ook verwezen naar de respectievelijke fiches van de verschillende fenol(verbindingen) voor een beschrijving van de effecten naar het oppervlaktewater en de RWZI. PNEC-WAARDE: HUMANE CARCINOGENICITEIT: Sommige individuele verbindingen die bepaald worden met de fenolindex zijn mogelijk kankerverwekkend voor de mens. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: Sommige individuele verbindingen die bepaald worden met de fenolindex zijn (potentieel) hormoonontregelend voor de mens. REFERENTIES: •
VITO (2007). Compendium voor analyse van water (WAC). http://www.emis.vito.be/index.cfm?PageID=525 http://www.emis.vito.be/EMIS/Media/referentielabo_water_WAC_IV_B_001.pdf
•
Zie respectievelijke fiches en achtergronddocumenten per individuele stof.
182
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.6.3
Cresol (of methylfenol: o-cresol; m-cresol; p-cresol)
CAS NUMMER: 108-39-4 (m-cresol of 3-methylfenol); 95-48-7 (o-cresol of 2-methylfenol); 106-44-5 (pcresol of 4-methylfenol) GEDRAG IN HET MILIEU:
Cresol (methylfenol) is een toxische (T) en bijtende (C) stof. Cresol is giftig bij aanraking met de huid en bij opname door de mond (R24/25); en veroorzaakt brandwonden (R34, ESIS). De belangrijkste blootstellingroute voor de mens is via de lucht, het drinkwater, via opname vanuit voeding en door gebruik van tabaksproducten (HSDB). Cresol is veelal sterk biodegradeerbaar (biologisch afbreekbaar) in oppervlaktewater (halfwaardetijd mcresol: 2 – 29 dagen; 100 % verwijdering van o-cresol: 2 -7 dagen en van p-cresol: 4 – 6 dagen), wat een zuurstoftekort in oppervlaktewater kan veroorzaken. Vervluchtiging van m-cresol via het wateroppervlak is niet mogelijk (HSDB). Vervluchtiging van o-cresol en p-cresol via het wateroppervlak is wel mogelijk, waardoor er mogelijks effecten naar de lucht optreden. Vervluchtiging van o-cresol en p-cresol verloopt matig (21 – 25 dagen voor een rivier) tot traag (235 – 281 dagen voor een meer) en is evenwel veel minder belangrijk dan biodegradatie. Cresol is weinig accumulerend in aquatische organismen (BCF: 1 – 6 afhankelijk van het aquatisch organisme). Cresol adsorbeert in water niet aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, waardoor er waarschijnlijk geen effecten naar de waterbodem optreden. Cresol kan traag afbreken door direct zonlicht aan het wateroppervlak, dit proces is evenwel veel minder belangrijk dan biodegradatie. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan is cresol veelal sterk biodegradeerbaar door actief slib in aanwezigheid van zuurstof. Daarnaast is de biologische afbraak ook onder anaërobe omstandigheden (snel) mogelijk. PNEC-WAARDE: Som cresolen: 100 µg/l (VMM, pers.comm.. HUMANE CARCINOGENICITEIT: niet opgenomen in de lijsten van IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
183
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.6.4
Dimethylfenol (2,3-dimethylfenol 2,4-dimethylfenol; 2,5-dimethylfenol; 2,6-dimethylfenol; 3,4-dimethylfenol en 3,5 dimethylfenol)
CAS NUMMER: dimethylfenol of xylenol: 526-75-0 (2,3-dimethylfenol); 105-67-9 (2,4-dimethylfenol); 95-87-4 (2,5-dimethylfenol); 576-26-1 (2,6-dimethylfenol); 95-65-8 (3,4-dimethylfenol); 108-68-9 (3,5dimethylfenol); GEDRAG IN HET MILIEU:
Dimethylfenol is een toxische (T) en bijtende (C) stof. Dimethylfenol is giftig bij aanraking met de huid en bij opname door de mond (R24/25); en veroorzaakt brandwonden (R34). Daarnaast is dimethylfenol een milieugevaarlijke (N) stof. De belangrijkste blootstellingroute voor de mens is via de lucht en via opname vanuit voeding (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak en biodegradatie (biologische afbraak) van dimethylfenol in oppervlaktewater zijn mogelijke verwijderingprocessen. Dimethylfenol is sterk biodegradeerbaar in oppervlaktewater, wat een zuurstoftekort in oppervlaktewater kan veroorzaken. De relatieve biodegradatiesnelheid van de verschillende dimethylfenolen in oppervlaktewater is als volgt: 2,3-dimethylfenol > 2,6-dimethylfenol > 2,5-dimethylfenol > 3,4dimethylfenol > 2,4-dimethylfenol > fenol. Dimethylfenol is giftig voor waterorganismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R51/53) (ESIS). Dimethylfenol is weinig accumulerend in aquatische organismen (BCF = 29 – 57, afhankelijk van het aquatisch organisme, HSDB). Dimethylfenol adsorbeert in water in zeer beperkte mate aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, waardoor er mogelijks in beperkte mate effecten naar de waterbodem optreden. Vervluchtiging van dimethylfenol via het wateroppervlak naar de lucht is een ander verwijderingproces. Hierdoor kan dimethylfenol ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijden voor vervluchtiging van deze stof via een rivier resp. meer worden via modellering ingeschat op ca. van 3 – 34 dagen (snel tot traag) resp. 46 – 250 dagen (traag): •
2,3-dimethylfenol: via rivier: 13 dagen; via meer: 98 dagen
•
2,4-dimethylfenol: via rivier: 3 dagen; via meer: 22 dagen
•
2,5-dimethylfenol: via rivier: 6 dagen; via meer: 46 dagen
•
2,6-dimethylfenol: via rivier: 6 dagen; via meer: 49 dagen
•
3,4-dimethylfenol: via rivier: 34 dagen; via meer: 250 dagen
•
3,5-dimethylfenol: via rivier: 30 dagen; via meer: 225dagen
Indien dimethylfenol geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan kan traag (3,x-dimethylfenolen) tot snel (2,x-dimethylfenolen) vervluchtigen uit het water naar de lucht en dit in zones van de waterzuiveringsinstallatie die extra belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens). Hierdoor kan dimethylfenol (vooral de 2,x-dimethylfenolen) ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. Daarnaast blijkt dat de biodegradatie van deze stof door micro-organismen in het slib van de waterzuiveringsinstallatie in aanwezigheid van zuurstof snel verloopt (halfwaardetijden van minder dan 9 dagen). De relatieve biodegradatiesnelheid van de verschillende dimethylfenolen door geadapteerd actief slib is als volgt: 2,6-dimethylfenol < 2,5-dimethylfenol < 3,5-dimethylfenol < 3,4-dimethylfenol < 2,4dimethylfenol < 2,3-dimethylfenol. Verwijdering van deze stoffen in een waterzuiveringsinstallatie zal dus veelal door een combinatie van aërobe biodegradatie en vervluchtiging gebeuren (HSDB). PNEC: Som dimethylfenolen: 40 µg/l (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: niet opgenomen in de lijsten van IARC.
184
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
3.6.5
Ethylfenol (m-ethylfenol; o-ethylfenol; p-ethylfenol)
CAS NUMMER: 620-17-7 (m-ethylfenol of 3-ethylfenol); 90-00-6 (o-ethylfenol of 2-ethylfenol); 123-07-9 (p-ethylfenol of 4-ethylfenol) GEDRAG IN HET MILIEU:
De ethylfenolen werden niet geclassificeerd in de Bijlage I van de richtlijn 67/548/EEC, er werden dus geen R-zinnen voor deze stoffen opgenomen in ESIS en EC (1999). Het veiligheidsinformatieblad voor methylfenol en p-ethylfenol vermeldt dat deze stoffen schadelijk zijn bij inademing, opname door de mond en aanraking met de huid (R20/21/22). m-ethylfenol is een bijtende (C) stof die brandwonden kan veroorzaken (SIRI MSDS Index). Op basis van een gelijkaardige chemische structuur mag wellicht aangenomen worden dat o-ethylfenol gelijkaardige eigenschappen heeft. De blootstelling voor de mens gebeurt via de lucht, via het drinkwater en via opname vanuit voeding (HSDB). Adsorptie van ethylfenol aan de aanwezige zwevende stoffen in water en sedimenten is mogelijk, waardoor een potentieel effect naar de waterbodem toe ook mogelijk is. Ethylfenol is matig biodegradeerbaar in oppervlaktewater. Ethylfenol is weinig accumulerend in aquatische organismen (BCF = 40 – 54, afhankelijk van het aquatisch organisme, HSDB). Er zijn geen toxiciteitsgegevens voor aquatische organismen beschikbaar bij EC (1999), INERIS en ESIS. Vervluchtiging van ethylfenol via het wateroppervlak naar de lucht is een mogelijk verwijderingproces. Hierdoor kan ethylfenol eventueel ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijden voor vervluchtiging van 2-ethylfenol via een rivier resp. meer wordt via modellering ingeschat op 9 dagen (matig) resp. 68 dagen (traag). De halfwaardetijden voor vervluchtiging van 3- en 4-ethylfenol via het wateroppervlak via een rivier resp. meer wordt via modellering ingeschat op ca. 33 – 37 dagen (traag) resp. 245 – 274 dagen (traag). Indien ethylfenol geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan kan deze stof adsorberen aan het slib. Ethylfenol wordt ook matig afgebroken door micro-organismen in het actief slib van de waterzuiveringsinstallatie in aanwezigheid van zuurstof. 2-ethylfenol kan bovendien matig vervluchtigen uit het water naar de lucht en dit in zones van de waterzuiveringsinstallatie die extra belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens). Hierdoor kan ethylfenol ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken.
185
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
PNEC: elke individuele ethylfenol: 50 µg/l (VMM, pers.comm., 2007). Schatting PNEC o.b.v. PNEC methylfenolen en dimethylfenolen HUMANE CARCINOGENICITEIT: niet opgenomen in de lijsten van IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
SIRI MSDS Index (2007). http://www2.hazard.com/msds/index.php https://fscimage.fishersci.com/msds/95129.htm https://fscimage.fishersci.com/msds/24012.htm
3.6.6
Chloorfenol
CAS NUMMER: 95-57-8 (2-chloorfenol); 108-43-0 (3-chloorfenol), 106-48-9 (4-chloorfenol) GEDRAG IN HET MILIEU:
Chloorfenol is een schadelijke (Xn) en milieugevaarlijke (N) stof (ESIS). Chloorfenol is schadelijk bij inademing, en bij opname door mond en in aanraking met de huid (R20/21/22). Het zijn stoffen die giftig zijn voor in het water levende organismen en in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten kunnen veroorzaken (R51/53) (ESIS). Er zijn beperkte aanwijzingen dat kanker kan ontstaan bij blootstelling aan chloorfenolen (IARC). De belangrijkste blootstellingroute voor de mens is opname van chloorfenol via drinkwater, en voor 2-chloorfenol en 4-chloorfenol ook nog via de lucht, via opname vanuit de voeding (vissen) en via contact van de huid met dampen en producten die deze stof bevatten (HSDB). Chloorfenol staat in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II. Biodegradatie (aëroob) van deze stof is een matig tot zeer belangrijk proces, waarbij voor: •
2-chloorfenol een volledige verwijdering gerapporteerd werd in oppervlaktewater tussen 13 (bij geadapteerd oppervlaktewater) en 36 dagen (bij niet-geadapteerd oppervlaktewater). De halfwaardetijd van deze stof in anaërobe estuariene sedimenten is 6,9 dagen. (HSDB).
•
3-chloorfenol een halfwaardetijd van ca. 36 dagen gerapporteerd wordt.
•
4-chloorfenol een volledige verwijdering gerapporteerd werd in oppervlaktewater in 13 (geadapteerd oppervlaktewater) tot 15 dagen (bij niet-geadapteerd oppervlaktewater).
186
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
De bioconcentratiefactor (BCF) is als volgt: •
2-chloorfenol: BCF = 214 voor zonnebaars (na 28 dagen blootstelling); BCF = 14 – 29 voor karpers; BCF = 6 voor goudvissen;
•
3-chloorfenol BCF = 5 – 16 voor karpers (6 weken blootstelling);
•
4-chloorfenol: BCF = 24 voor karpers (42 dagen); BCF = 10 – 15 voor goudvissen (HSDB).
Samenvattend: •
2-chloorfenol is sterk tot matig biodegradeerbaar (afhankelijk van het al dan niet aanwezig zijn van een acclimatisatieperiode) in oppervlaktewater; is weinig tot matig accumulerend (afhankelijk van het aquatische organisme) in waterorganismen.
•
3-chloorfenol is matig biodegradeerbaar in oppervlaktewater; weinig accumulerend in waterorganismen.
•
4-chloorfenol is sterk waterorganismen.
biodegradeerbaar
in
oppervlaktewater;
weinig
accumulerend
in
Chloorfenol zal in water en sedimenten in gedeeltelijk gedissocieerde toestand voorkomen, waardoor het transport en de reactiviteit in het milieu beïnvloed worden (HSDB). 2-Chloorfenol adsorbeert in water aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, waardoor er mogelijks effecten naar de waterbodem optreden. 3-chloorfenol en 4-chloorfenol adsorberen in water niet aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten; waardoor er waarschijnlijk geen effecten naar de waterbodem optreden (HSDB). Vervluchtiging van chloorfenol via het wateroppervlak naar de lucht is geen belangrijk verwijderingproces. De halfwaardetijden van deze stof in een rivier resp. meer worden via modellering geschat op 49 - 74 dagen resp. 361 - 544 dagen: •
2-chloorphenol: rivier: 74 dagen; meer: 544 dagen
•
3-chloorphenol: rivier: 49 dagen; meer: 361 dagen
•
4-chloorphenol: rivier: 70 dagen; meer: 514 dagen
2-chloorfenol en 4-chloorfenol zijn gevoelig voor fotolyse nabij het wateroppervlak: halfwaardetijd resp. 55 h (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan moet er rekening gehouden worden met het feit dat: •
voor 2-chloorfenol: de BZV door niet-geadapteerd actief slib voor deze stof (100 mg/l) is laag op 20 dagen, wellicht door een te hoge concentratie die dodelijk is voor de micro-organismen. Volledige degradatie werd echter gerapporteerd bij geadapteerd actief slib. Sommige microorganismen kunnen deze stof voor ca. 75 % verwijderen op 1 dag na een incubatieperiode. Aërobe degradatie is mogelijk met een halfwaardetijd van 140 h= ca. 6 dagen Onder anaërobe omstandigheden is volledige verwijdering mogelijk in 4 – 32 dagen (geadapteerd slib), tot 6 weken (niet-geadapteerd slib) (HSDB).
•
voor 3-chloorfenol: aërobe biodegradatie mogelijk is door actief slib in 3 dagen. Daarnaast wordt volledige degradatie in 7 – 12 dagen (geadapteerd slib), tot 6 – 7 weken (niet-geadapteerd slib) onder anaërobe omstandigheden gerapporteerd. Slib dat geadapteerd is aan 2-chloorfenol kan geen 3-chloorfenol degraderen in 32 dagen (HSDB).
•
voor 4-chloorfenol: aërobe biodegradatie mogelijk is door geadapteerd actief slib in 3 dagen. Daarnaast wordt volledige degradatie in 8 dagen (geadapteerd slib) en 61 % degradatie in 6 weken (niet-geadapteerd slib) onder anaërobe omstandigheden gerapporteerd. Slib dat geadapteerd is aan 2-chloorfenol resp. 3-chloorfenol kan bovendien ook 4-chloorfenol degraderen in 3 resp. 14 dagen (HSDB).
PNEC-WAARDE: som chloorfenolen: 20 µg/l (VMM, pers.comm.). 187
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
HUMANE CARCINOGENICITEIT: Er zijn beperkte aanwijzingen dat kanker kan ontstaan bij blootstelling aan chloorfenolen (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: •
2-chloorfenol en 3-chloorfenol: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); en niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth).
•
4-chloorfenol: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); volgens de ED-North databank worden er geen endocriene effecten verwacht of is er geen oestrogene activiteit (ED-North).
REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
3.6.7
Dichloorfenol (2,3-dichloorfenol; 2,4-dichloorfenol; 2,5-dichloorfenol; 2,6dichloorfenol; 3,4-dichloorfenol en 3,5-dichloorfenol)
CAS NUMMER: 576-24-9 (2,3-dichloorfenol); 120-83-2 (2,4-dichloorfenol); 583-78-8 (2,5-dichloorfenol); 87-65-0 (2,6-dichloorfenol); 95-77-2 (3,4-dichloorfenol) en 591-35-5 (3,5-dichloorfenol) GEDRAG IN HET MILIEU:
2,4-dichloorfenol is geclassificeerd in de Bijlage I van de richtlijn 67/548/EEC, er zijn dus R-zinnen beschikbaar in de ESIS databank. De andere dichloorfenolen werden niet geclassificeerd in de Bijlage I van de richtlijn 67/548/EEC, er werden dus geen R-zinnen voor deze stoffen opgenomen in ESIS (en ook niet in EC, 1999). Daarom wordt voor 2,3-dichloorfenol; 2,5-dichloorfenol; 2,6-dichloorfenol; 3,4dichloorfenol en 3,5-dichloorfenol de informatie uit het veiligheidsinformatieblad overgenomen (SIRI MSDS Index). Hieronder wordt een overzicht gegeven van de toepasselijke R-zinnen voor de verschillende dichloorfenolen.
188
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Eigenschap: bijtend (C)
Dichloorfenol 2,3-
2,4-
X
X
toxisch (T)
2,6-
X
X
3,4-
schadelijk (Xn)
X
Milieugevaarlijk (N)
X
X
schadelijk bij opname door de mond (R22)
X
X
giftig bij aanraking met de huid (R24)
X X
X
X
X X
X
Irriterend voor ogen en huid (R36/38)
X
X
X
Irriterend voor ademhalingswegen (R37) giftig voor waterorganismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R51/53) Referentie:
3,5-
X
irriterend (Xi)
veroorzaakt brandwonden (R34)
2,5-
X X
X
X
SIRI
ESIS
SIRI
SIRI
SIRI
SIRI
Dichloorfenolen zijn mogelijk kankerverwekkend voor de mens (IARC). 2,4-dichloorfenol is potentieel hormoonontregelend; voor de andere dichloorfenolen zijn onvoldoende gegevens beschikbaar om uitspraken te doen m.b.t. het hormoonontregelend potentieel (COM(2001)262). Vanuit het voorzorgsprincipe wordt aangenomen dat de andere dichloorfenolen ook potentieel hormoonontregelend kunnen zijn. De belangrijkste blootstellingsroutes voor de mens voor dichloorfenolen zijn via drinkwater en via contact met de huid en voor 2,4-chloorfenol ook via de lucht en via voeding (HSDB). Dichloorfenol staat in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II (VMM, 2002). Dichloorfenol adsorbeert in water aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, waardoor er mogelijks effecten naar de waterbodem optreden (HSDB). Dichloorfenol is sterk tot matig biodegradeerbaar (biologisch afbreekbaar), wat eventueel een zuurstoftekort in oppervlaktewater kan veroorzaken. Biodegradatie in oppervlaktewater is evenwel een minder belangrijk verwijderingproces dan adsorptie (HSDB). Dichloorfenol is beperkt tot matig accumuleerbaar in vissen, zodat er een kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. De BCF is als volgt (HSDB): •
2,3-dichloorfenol; 2,5-dichloorfenol, 2,6-dichloorfenol en 3,4-dichloorfenol: 4 – 35 in karpers;
•
2,4-dichloorfenol: 7 – 100 in vissen, ca. 260 in algen;
•
3,5-dichloorfenol: 10 – 150 in karpers.
Vervluchtiging van dichloorfenol via het wateroppervlak naar de lucht is een minder tot niet belangrijk verwijderingproces, zodat de effecten naar de lucht eerder beperkt zijn (HSDB): •
2,4-dichloorfenol en 2,6-dichloorfenol: matig (bij een rivier: halfwaardetijd: 9 – 18 dagen volgens een model) tot traag (bij een meer: halfwaardetijd:67 – 306 dagen volgens een model en afhankelijk van de adsorptiegraad aan zwevende stoffen en sedimenten). 189
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
2,3-dichloorfenol; 2,5-dichloorfenol; 3,4-dichloorfenol en 3,5-dichloorfenol: traag (bij een rivier: halfwaardetijd: 98 dagen volgens een model) tot zeer traag (bij een meer: halfwaardetijd: 717 dagen volgens een model).
Indien dichloorfenol geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan zal dichloorfenol zowel adsorberen aan het slib, als snel tot matig biologisch afgebroken worden door micro-organismen in het slib in aanwezigheid van zuurstof (halfwaardetijd van enkele dagen tot een 2-tal weken). 2,4-dichloorfenol biodegradeert hierbij sneller dan 2,5-dichloorfenol (HSDB). PNEC-WAARDE: som dichloorfenolen: 18 µg/l (VMM, pers.comm.). Schatting PNEC o.b.v. PNEC 2,4dichloorfenol. HUMANE CARCINOGENICITEIT: polychloorfenolen: groep 2B: is mogelijk kankerverwekkend voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: •
•
2,4-dichloorfenol: -
dit is een stof met bewijsmateriaal voor hormoonontregeling of potentiële hormoonontregeling waarvoor in het kader van de bestaande wetgeving geen beperkingen gelden of momenteel wordt overwogen (Tabel 2) (COM(2001)262).
-
Effecten op oestrogene activiteiten bij vissen; geen endocriene effecten bij mensen (EDNorth).
Dichloorfenol: voor deze stof zijn er onvoldoende gegevens om uitspraken te doen (Tabel 4) (COM(2001)262).
REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
SIRI MSDS Index (2007). http://www2.hazard.com/msds/index.php https://fscimage.fishersci.com/msds/10450.htm; https://fscimage.fishersci.com/msds/91868.htm https://fscimage.fishersci.com/msds/56579.htm https://fscimage.fishersci.com/msds/39601.htm https://fscimage.fishersci.com/msds/01716.htm
3.6.8
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Trichloorfenol (2,3,4-trichloorfenol; 2,3,5-trichloorfenol; 2,3,6trichloorfenol; 2,4,5-trichloorfenol; 2,4,6-trichloorfenol en 3,4,5trichloorfenol)
CAS NUMMER: 15950-66-0 (2,3,4-trichloorfenol); 933-78-8 (2,3,5-trichloorfenol); 933-75-5 (2,3,6trichloorfenol); 95-95-4 (2,4,5-trichloorfenol); 88-06-2 (2,4,6-trichloorfenol); 609-19-8 (3,4,5trichloorfenol)
190
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
GEDRAG IN HET MILIEU:
2,4,5-trichloorfenol en 2,4,6-trichloorfenol zijn geclassificeerd in de Bijlage I van de richtlijn 67/548/EEC, er zijn dus R-zinnen beschikbaar in de ESIS databank. De andere trichloorfenolen werden niet geclassificeerd in de Bijlage I van de richtlijn 67/548/EEC, er werden dus geen R-zinnen voor deze stoffen opgenomen in ESIS (en ook niet in EC, 1999). Daarom wordt voor 2,3,4-trichloorfenol; 2,3,5trichloorfenol; 2,3,6-trichloorfenol en 3,4,5-trichloorfenol de informatie uit het veiligheidsinformatieblad overgenomen (SIRI MSDS Index; PTCL, 2007). Hieronder wordt een overzicht gegeven van de toepasselijke R-zinnen voor de verschillende trichloorfenolen.
Eigenschap:
Trichloorfenol 2,3,4-
2,3,5-
irriterend (Xi) schadelijk (Xn)
X
2,3,6-
2,4,5-
2,4,6-
X
X
X
X
X
X
X
X
Milieugevaarlijk (N)
3,4,5-
schadelijk bij opname door de mond (R22)
X
X
X
X
X
X
Irriterend voor ogen en huid (R36/38)
X
X
X
X
X
X
Irriterend voor ademhalingswegen (R37)
X
onherstelbare effecten zijn niet uitgesloten (R40)
X
Zeer giftig voor waterorganismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) Referentie:
SIRI
SIRI
SIRI
X
X
ESIS
ESIS
PTCL
2,3,6-trichloorfenol; 2,4,5-trichloorfenol en 2,4,6-trichloorfenol zijn irriterende (Xi) stoffen. 2,3,3trichloorfenol; 2,3,4-trichloorfenol; 2,4,5-trichloorfenol en 2,4,6-trichloorfenol zijn schadelijke (Xn) stoffen. 2,4,5-trichloorfenol en 2,4,6-trichloorfenol zijn milieugevaarlijke (N) stoffen. Alle trichloorfenolen zijn schadelijk bij opname door de mond (R22) en irriterend voor de ogen en de huid (R36/38). 3,4,5trichloorfenol is irriterend voor de ademhalingswegen (R37). Bij 2,4,6-trichloorfenol zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten (R40). 2,4,5-trichloorfenol en 2,4,6-trichloorfenol zijn stoffen die zeer giftig zijn voor waterorganismen en kunnen in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS; SIRI MSDS Index; PTCL, 2007). Trichloorfenolen zijn mogelijk kankerverwekkend voor de mens (IARC). De belangrijkste blootstellingsroutes voor de mens voor trichloorfenolen zijn via drinkwater en voor 2,3,6-trichloorfenol; 3,4,5-trichloorfenol ook via contact met de huid (geen informatie voor 2,3,4-trichloorfenol en 2,3,5trichloorfenol, maar wellicht ook dezelfde blootstellingsroutes op basis van gelijkenissen in chemische structuur) (HSDB). Trichloorfenol staat in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II (VMM, 2002). Trichloorfenol wordt in oppervlaktewater verwijderd door verschillende processen: adsorberen aan zwevende stoffen in water en sedimenten of afbreken door 1) micro-organismen (biodegraderen of biologisch afbreken) of 2) onder invloed van zonlicht aan het wateroppervlak. Door adsorptie kunnen effecten naar de waterbodem optreden (HSDB). Trichloorfenol is sterk tot matig biodegradeerbaar 191
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
(biologisch afbreekbaar), wat eventueel een zuurstoftekort in oppervlaktewater kan veroorzaken. De afbraak aan het wateroppervlak via zonlicht verloopt zeer snel (halfwaardetijd van enkele uren voor 2,3,6- en 2,4,5- en 2,4,6-trichloorfenol). Trichloorfenol is matig accumuleerbaar in vissen, zodat er een kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. De BCF is als volgt (HSDB): •
2,3,6-trichloorfenol: 400 in aquatische organismen
•
2,4,5-trichloorfenol: 121- 285 in karpers
•
2,4,6-trichloorfenol: 250 – 310 in vissen
•
3,4,5-trichloorfenol: 650 in aquatische organismen
•
2,3,4-trichloorfenol en 2,3,5-trichloorfenol: geen informatie in HSDB.
Vervluchtiging van trichloorfenol via het wateroppervlak naar de lucht is een minder tot niet belangrijk verwijderingproces, zodat de effecten naar de lucht eerder beperkt zijn (HSDB): •
2,3,6-trichloorfenol: traag (bij een rivier: halfwaardetijd 127 dagen volgens een model) tot zeer traag (bij een meer: halfwaardetijd 971 dagen volgens een model).
•
2,4,5-trichloorfenol: traag (halfwaardetijd 32 resp. 236 dagen bij een rivier resp. meer volgens een model).
•
2,4,6-trichloorfenol: matig (bij een rivier: halfwaardetijd 20 dagen volgens een model) tot traag (bij een meer: halfwaardetijd 150 dagen volgens een model).
•
3,4,5-trichloorfenol: traag (bij een rivier: halfwaardetijd 127 dagen volgens een model) tot zeer traag (bij een meer: halfwaardetijd 927 dagen volgens een model).
•
2,3,4-trichloorfenol en 2,3,5-trichloorfenol: geen informatie in HSDB.
Indien trichloorfenol geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan zal trichloorfenol zowel adsorberen aan het slib, als snel tot matig (halfwaardetijd van enkele weken) biologisch afgebroken worden door micro-organismen in het slib in aanwezigheid van zuurstof (HSDB). Daarnaast verloopt de verwijdering door slib ook onder anaërobe omstandigheden snel tot matig. Hierdoor kunnen dichloorfenolen en chloorfenolen gevormd worden. PNEC-WAARDE: som trichloorfenolen: 6,25 µg/l (VMM, pers.comm.) HUMANE CARCINOGENICITEIT: polychloorfenolen: groep 2B: is mogelijk kankerverwekkend voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: •
•
2,4,5-trichloorfenol: -
niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262.
-
er worden geen endocriene effecten verwacht (ED North).
Trichloorfenol: niet opgenomen in hormoonontregelaars (COM(2001)262.
de
lijsten
van
de
communautaire
strategie
voor
REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
Database:
192
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
VMM (2002). Tabel milieugevaarlijke stoffen, 2002.
•
SIRI MSDS Index (2007). http://www2.hazard.com/msds/index.php https://fscimage.fishersci.com/msds/48729.htm https://fscimage.fishersci.com/msds/76886.htm https://fscimage.fishersci.com/msds/83731.htm
•
PTCL (2007). http://ptcl.chem.ox.ac.uk/MSDS/TR/3,4,5-trichlorophenol.html
3.6.9
Tetrachloorfenol (2,3,4,5-tetrachloorfenol; 2,3,4,6-tetrachloorfenol en 2,3,5,6-tetrachloorfenol)
CAS NUMMER: 4901-51-3 (2,3,4,5-tetrachloorfenol); 58-90-2 (2,3,4,6-tetrachloorfenol); 935-95-5 (2,3,5,6-tetrachloorfenol) GEDRAG IN HET MILIEU:
2,3,4,6-tetrachloorfenol is geclassificeerd in de Bijlage I van de richtlijn 67/548/EEC, er zijn dus R-zinnen beschikbaar in de ESIS databank. De andere tetrachloorfenolen werden niet geclassificeerd in de Bijlage I van de richtlijn 67/548/EEC, er werden dus geen R-zinnen voor deze stoffen opgenomen in ESIS (en ook niet in EC, 1999). Daarom wordt voor 2,3,4,5-tetrachloorfenol en 2,3,5,6-tetrachloorfenol de informatie uit het veiligheidsinformatieblad overgenomen (SIRI MSDS Index; Sigma-aldrich). 2,3,4,5-tetrachloorfenol; 2,3,4,6-tetrachloorfenol en 2,3,5,6-tetrachloorfenol zijn toxische (T) en irriterende (Xi) stoffen (ESIS; Sigma-aldrich) die giftig zijn bij opname door de mond (R25) en die irriterend zijn voor de de huid (38, ESIS). 2,3,4,6-tetrachloorfenol is irriterend voor de ogen (R36, ESIS). 2,3,4,5-tetrachloorfenol en 2,3,5,6-tetrachloorfenol zijn irriterend voor de ademhalingswegen (R37, Sigma-aldrich). 2,3,4,6-tetrachloorfenol en 2,3,5,6-tetrachloorfenol milieugevaarlijke (N) stoffen die zeer giftig zijn voor waterorganismen en die in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten kunnen veroorzaken (R50/53, ESIS; SIRI MSDS INDEX). Tetrachloorfenolen zijn mogelijk kankerverwekkend voor de mens (IARC). De belangrijkste blootstellingsroutes voor de mens zijn via inademing en via contact met de huid tijdens het werken met deze stoffen (HSDB). Tetrachloorfenol staat in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II. Tetrachloorfenol wordt in oppervlaktewater verwijderd door verschillende processen: adsorberen aan zwevende stoffen in water en sedimenten of afbreken door 1) micro-organismen (biodegraderen of biologisch afbreken) of 2) onder invloed van zonlicht aan het wateroppervlak. Door adsorptie kunnen effecten naar de waterbodem optreden (HSDB). Tetrachloorfenol is sterk tot matig biodegradeerbaar (biologisch afbreekbaar), wat eventueel een zuurstoftekort in oppervlaktewater kan veroorzaken. De afbraak aan het wateroppervlak via zonlicht verloopt (zeer) snel (halfwaardetijd van minder dan een uur tot ca. 1 dag). Tetrachloorfenol is veelal matig accumuleerbaar in aquatische organismen, zodat er een kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. De BCF is als volgt (HSDB): •
2,3,4,5-tetrachloorfenol: 930 in aquatische organismen;
•
2,3,4,6-tetrachloorfenol: 25 – 200 in aquatische organismen;
•
2,3,5,6-tetrachloorfenol: 142 in vissen.
193
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Vervluchtiging van tetrachloorfenol via het wateroppervlak naar de lucht is een minder tot niet belangrijk verwijderingproces, zodat de effecten naar de lucht eerder beperkt zijn (HSDB). Indien tetrachloorfenol geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan zal tetrachloorfenol zowel adsorberen aan het slib, als snel tot matig biologisch afgebroken worden door micro-organismen in het slib in aanwezigheid van zuurstof (HSDB). Daarnaast verloopt de verwijdering door slib onder anaërobe omstandigheden snel tot matig. Hierdoor kunnen trichloorfenolen en dichloorfenolen en chloorfenolen gevormd worden. PNEC-WAARDE: elke individuele tetrachloorfenol: 0,5 µg/l (VMM, pers.comm.). PNEC o.b.v. Vlaremnorm. HUMANE CARCINOGENICITEIT: polychloorfenolen: groep 2B: is mogelijk kankerverwekkend voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: •
Tetrachloorfenol: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262 en in ED-North.
REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
SIRI MSDS Index (2007). http://www2.hazard.com/msds/index.php http://www2.hazard.com/msds/mf/cards/file/0573.html
•
Sigma-aldrich (2007). http://www.sigmaaldrich.com/catalog/search/ProductDetail/SUPELCO/442284 http://www.sigmaaldrich.com/catalog/search/ProductDetail/SUPELCO/442281
3.6.10
Database:
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
Pentachloorfenol
CAS NUMMER: 87-86-5 GEDRAG IN HET MILIEU:
Pentachloorfenol is een zeer toxische (T+); irriterende (Xi) en milieugevaarlijke (N) stof. Pentachloorhenol is giftig bij aanraking met de huid en bij opname door de mond (R24/25) en zeer giftig bij inademing (R26). Deze stof is irriterend voor de ogen, de ademhalingswegen en de huid (R36/37/38). Onherstelbare effecten door deze stof zijn niet uitgesloten (R40) (ESIS). Pentachloorfenol is zeer giftig voor waterorganismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53, ESIS). Pentachloorfenol is mogelijk kankerverwekkend voor de mens (IARC). De belangrijkste blootstellingsroute voor de mens is via voeding. Pentachloorfenol is een prioritaire stof volgens Bijlage X bij de Kaderrichtlijn Water 2000/60/EG (EC, 2001). De Kaderrichtlijn water voorziet dat maatregelen worden getroffen om te komen tot de stapsgewijze vermindering van lozingen, emissies en verliezen van deze stof. Pentachloorfenol staat in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in 194
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II. Pentachloorfenol is opgenomen in de verklaring van de 3e Noordzeeconferentie (internationaal verdrag), die een emissiereductie naar water en lucht nastreeft. Deze stof staat ook op de OSPAR lijst met stoffen voor welke prioritaire actie moet genomen worden. De OSPAR-strategie Gevaarlijke Stoffen heeft tot doel te komen tot een nulemissie van gevaarlijke stoffen tegen 2020. Pentachloorfenol wordt in oppervlaktewater verwijderd door verschillende processen: adsorberen aan zwevende stoffen in water en sedimenten of afbreken door 1) micro-organismen (biodegraderen of biologisch afbreken) of 2) onder invloed van zonlicht aan het wateroppervlak. Door adsorptie kunnen effecten naar de waterbodem optreden (HSDB). Pentachloorfenol is sterk tot matig biodegradeerbaar (biologisch afbreekbaar), wat eventueel een zuurstoftekort in oppervlaktewater kan veroorzaken. De afbraak aan het wateroppervlak via zonlicht verloopt zeer snel (halfwaardetijd: minder dan enkele uren). Pentachloorfenol is matig tot sterk accumuleerbaar in aquatische organismen, zodat er een grote kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens (BCF tussen 100 – 1000, HSDB). Hoe lager de pH, hoe meer pentachloorfenol zal accumuleren in aquatische organismen. Pentachloorfenol zal niet vervluchtigen via het wateroppervlak (HSDB), zodat er geen effecten naar de lucht zijn. Indien pentachloorfenol geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan zal pentachloorfenol zowel adsorberen aan het slib, als snel tot matig biologisch afgebroken worden door micro-organismen in het slib in aanwezigheid van zuurstof (HSDB). Daarnaast verloopt de verwijdering door slib onder anaërobe omstandigheden snel tot matig. Hierdoor kunnen tetra-, tri-, di- en chloorfenolen gevormd worden. PNEC-WAARDE: pentachloorfenol: 0,4 µg/l (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: polychloorfenolen: groep 2B: is mogelijk kankerverwekkend voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: •
voor deze stof zijn er onvoldoende gegevens om uitspraken te doen (Tabel 4) (COM(2001)262).
•
Sommige studies wijzen op endocriene effecten voor zoogdieren, en andere niet: ED-North. Vanuit het voorzorgsprincipe wordt aangenomen dat pentachloorfenol hormoontregelend kan werken.
REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
EC (2001). European Commission. Beschikking 2455/2001/EC tot vaststelling van de lijst van prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/oj/2001/l_331/l_33120011215nl00010005.pdf
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
Database:
195
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.6.11
4-chloor-3-methylfenol
CAS NUMMER: 59-50-7 GEDRAG IN HET MILIEU: 4-chloor-3-methylfenol is schadelijk (Xn) bij aanraking met de huid en bij opname door de mond (R21/22) en houdt gevaar voor ernstig oogletsel in (R41). Deze stof kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid (R43). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen (R50) (ESIS).
4-chloor-3-methylfenol staat in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II (VMM, 2002). Blootstelling aan 4-chloor-3-methylfenol is mogelijk via drinkwater, waar deze stof onopzettelijk gevormd wordt tijdens chlorinatie van het water, en via huidcontact met deze stof en andere verbruiksgoederen die deze stof bevatten (HSDB). 4-chloor-3-methylfenol wordt snel uit het oppervlaktewater verwijderd via biodegradatie. Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof omdat fenolen in het algemeen resistent zijn voor deze afbraakreactie. Deze stof accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF voor karper van 5,5 tot 13), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. 4-chloor-3methylfenol zal waarschijnlijk niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). 4-chloor-3-methylfenol wordt traag verwijderd uit het oppervlaktewater via vervluchtiging. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een rivier of een meer wordt op basis van modellering geschat op resp. 16 dagen (matig) en 120 dagen (traag) (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal 4-chloor-3methylfenol vooral verwijderd worden via biodegradatie door het actieve slib van de waterzuiveringsinstallatie. Indien de concentratie aan 4-chloor-3-methylfenol de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: 4-chloor-3-methylfenol: 9,17 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: 4-chloor-3-methylfenol is niet opgenomen in de lijsten van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: 4-chloor-3-methylfenol staat op lijst 1 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met bewijsmateriaal voor hormoonontregeling of potentiële hormoonontregeling waarvoor in het kader van bestaande communautaire wetgeving geen beperkingen gelden of momenteel worden overwogen. Deze stof is niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North).
196
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
197
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.7 3.7.1
WATEROPLOSBARE SOLVENTEN 2-ethylhexanol
CAS NUMMER: 104-76-7 GEDRAG IN HET MILIEU: 2-ethylhexanol is een stof die schadelijk is bij aanraking met de huid (R21). Deze stof is irriterend voor de ogen (R36) en voor de huid (R38) (EC, 1999).
Blootstelling aan 2-ethylhexanol is mogelijk via consumptie van fruit waar 2-ethylhexanol van nature in aanwezig is, drinkwater en binnenhuislucht (HSDB). Biodegradatie is een relevant verwijderingproces voor 2-ethylhexanol. Deze stof accumuleert weinig in aquatische organismen, zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Er wordt niet verwacht dat 2-ethylhexanol in water zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, waardoor geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces voor 2ethylhexanol. Hierdoor kan 2-ethylhexanol ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van 2-ethylhexanol via een rivier wordt op basis van modellering geschat op 1,7 dagen (snel). In de lucht is deze organische stof (dampdruk 0,05mm Hg bij 20°C (Verschueren, 1983) enkel als damp aanwezig. Zij wordt snel verwijderd door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 1,2 dagen) (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal 2ethylhexanol verwijderd worden door vervluchtiging uit water naar lucht, in het bijzonder in zones van de waterzuiveringsinstallatie die extra belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens). Hierdoor kan 2ethylhexanol ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. Daarnaast zal 2-ethylhexanol verwijderd worden via biodegradatie door het actieve slib van de waterzuiveringsinstallatie. Indien de concentratie aan 2-ethylhexanol de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: 2-ethylhexanol: de VMM heeft geen PNEC-waarde vastgelegd voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: 2-ethylhexanol is niet opgenomen in de lijsten van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: 2-ethylhexanol is niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en is ook niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
Verschueren, K. (1983). Handbook of Environmental Data on Organic chemicals. 2nd Edition. Ed. Van Nostrand Reinhold, 115 Fifth Avenue, New York 10003. ISBN 0-442-28802-6.
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php 198
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.7.2
Aceton
CAS NUMMER: 67-64-1 GEDRAG IN HET MILIEU:
Aceton is een irriterende (Xi) stof die licht ontvlambaar (R11, F) is (ESIS). Aceton is irriterend voor de ogen (R36). Herhaalde blootstelling kan een droge of een gebarsten huid veroorzaken (R66) en dampen kunnen slaperigheid en duizeligheid veroorzaken (R67) (ESIS). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via de lucht, via het drinkwater, via opname vanuit voeding en via het in aanraking komen met de huid (HSDB). Biodegradatie in oppervlaktewater en vervluchtiging via het wateroppervlak zijn beiden belangrijke verwijderingprocessen. Aceton is sterk biodegradeerbaar, wat een zuurstoftekort in oppervlaktewater kan veroorzaken (zie ook 3.1.1 en 3.1.4). Aceton is weinig accumulerend in aquatische organismen, zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens (BCF = 1 voor aquatische organismen (inschatting, HSDB). Deze stof adsorbeert in water niet aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, waardoor er waarschijnlijk geen effecten naar de waterbodem optreden. Vervluchtiging van aceton via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces. Hierdoor kan aceton ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijden voor vervluchtiging van deze stof via een rivier resp. meer worden via modellering geschat op ca. 1,5 dag (snel) resp. ca. 2 weken (matig). De halfwaardetijden voor vervluchtiging van deze stof via een rivier (volgens praktijktesten) tonen zelfs een halfwaardetijd van 8 tot 18 uur aan (zeer snel). Aceton is een vluchtige organische stof (dampdruk 231mm Hg bij 25°C) die in de lucht onder normale omstandigheden enkel als damp aanwezig is. Aceton zal traag afbreken in de atmosfeer onder invloed van zonlicht en vrije radicalen (zeer reactieve verbindingen). De afbraak van vluchtige organische stoffen onder invloed van zonlicht en vrije radicalen kan, indien de omstandigheden gunstig zijn, leiden tot de vorming van ozon. Ozon kan een schadelijk effect hebben op de gezondheid en op de plantengroei. Indien aceton geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan kan deze stof snel vervluchtigen uit het water naar de lucht en dit in zones van de waterzuiveringsinstallatie die extra belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens). Hierdoor kan aceton ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. Daarnaast blijkt dat aërobe en anaërobe biodegradatie van deze stof door actief slib in de waterzuiveringsinstallatie snel verloopt (b.v. theoretische BZV: ca. 55% in 5 dagen en > 80 % in 20 dagen) (HSDB). Verwijdering van deze stof in een waterzuiveringsinstallatie zal dus veelal door een combinatie van aërobe biodegradatie en vervluchtiging gebeuren (HSDB). PNEC-WAARDE: aceton: voor deze stof is geen waarde voorgesteld door de VMM (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: niet opgenomen in IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB 199
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
3.7.3
Acetonitrile
CAS NUMMER: 75-05-8 GEDRAG IN HET MILIEU: acetonitrile is een licht ontvlambare stof (F, R11) die schadelijk (Xn) is bij inademing, opname door de mond en aanraking met de huid (R20/21/22). Deze stof is ook irriterend voor de ogen (R36) (ESIS).
Acetonitrile staat op de 1e prioriteitlijst van de Europese Verordening (EEG) Nr. 793/93. De verordening heeft tot doel de mens en alle componenten van het milieu te beschermen tegen alle mogelijke effecten van blootstelling aan gevaarlijke chemische stoffen. De stoffen uit de prioriteitlijsten vragen speciale aandacht wegens hun mogelijke effecten op lange termijn (VMM, 2002). Blootstelling aan acetonitrile is mogelijk via drinkwater en voeding, en via huidcontact met producten die acetonitrile bevatten (HSDB). Acetonitrile biodegradeert goed in oppervlaktewater (40% van de theoretische BZV bereikt na 12 dagen). Biodegradatie verloopt sneller indien de micro-organismen zich aangepast hebben aan de aanwezigheid van acetonitrile (100% verwijdering na 4 dagen). Acetonitrile is niet onderhevig aan hydrolyse (halfwaardetijd bij pH= 7 is 150.000 jaar). Deze stof accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 3), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Acetonitrile zal waarschijnlijk niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht kan een belangrijk verwijderingproces zijn voor acetonitrile. Hierdoor kan acetonitrile ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een rivier of een meer wordt op basis van modellering geschat op resp. 12 uur (zeer snel) en 7 dagen (snel). In de lucht is deze vluchtige organische stof (dampdruk 74mm Hg bij 20°C (Verschueren, 1983)) enkel als damp aanwezig. Zij wordt erg traag verwijderd door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 621 dagen) (HSDB). Dit proces kan ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal acetonitrile voornamelijk verwijderd worden door vervluchtiging uit water naar lucht, zeker in zones van de waterzuiveringsinstallatie die extra belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens). Hierdoor kan acetonitrile ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. Acetonitrile zal traag verwijderd worden door het actieve slib van de waterzuiveringsinstallatie (biodegradatie). Biodegradatie verloopt sneller indien de micro-organismen zich aangepast hebben aan de aanwezigheid van acetonitrile (98% verwijdering door aangepast actief slib na 28 dagen) (HSDB). Indien de concentratie aan acetonitrile de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: acetonitrile: de VMM stelt geen PNEC-waarde voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: acetonitrile is niet opgenomen in de lijsten van het IARC (IARC). 200
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: acetonitrile is niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en is ook niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
Verschueren, K. (1983). Handbook of Environmental Data on Organic chemicals. 2nd Edition. Ed. Van Nostrand Reinhold, 115 Fifth Avenue, New York 10003. ISBN 0-442-28802-6.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.7.4
Butanol
CAS NUMMER: 71-36-3 GEDRAG IN HET MILIEU: butanol is een ontvlambare stof (R10), die schadelijk (Xn) is bij opname door de mond (R22) en irriterend voor de ademhalingswegen en de huid (R37/38). Blootstelling aan butanol houdt ook gevaar in voor ernstig oogletsel (R41) en de dampen kunnen slaperigheid en duizeligheid veroorzaken (R67) (ESIS).
Blootstelling aan butanol is mogelijk via voedsel dat deze stof bevat of via inhalatie (HSDB). Butanol wordt snel verwijderd uit het water via biodegradatie (33% van de theoretische BZV bereikt in verontreinigd water na 5 dagen). Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof, wegens het ontbreken van hydrolyseerbare functionele groepen. Butanol accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 3), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces voor butanol. Hierdoor kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een rivier of een meer wordt op basis van modellering geschat op resp. 2 dagen (snel) en 29 dagen (matig). Deze vluchtige organische stof (dampdruk 7mm Hg bij 25°C) zal enkel als damp in de lucht aanwezig zijn. Daar wordt zij zeer snel afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 46 uur) (HSDB). Dit proces kan ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal butanol verwijderd worden via een combinatie van vervluchtiging en biodegradatie (66% van de theoretische BZV 201
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
bereikt in actief slib na 5 dagen). Ten gevolge van vervluchtiging kan butanol ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. Indien de concentratie aan butanol de PNEC-waarde voor de microorganismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: butanol: de VMM heeft geen PNEC-waarde voorgesteld voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: butanol is niet opgenomen in de lijsten van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: butanol is niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof zijn enkel fysicochemische gegevens vermeld in de ED-North databank, maar er zijn geen testgegevens vermeld (EDNorth). Dit impliceert dat er voor butanol in eerste instantie duidelijke indicaties waren met betrekking tot hormoonverstoring, maar dat de literatuur bij nader inzien niet overtuigend was of niet van voldoende kwaliteit. REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.7.5
Cyclohexanon
CAS NUMMER: 108-94-1 GEDRAG IN HET MILIEU: cyclohexanon is een ontvlambare stof (R10), die schadelijk (Xn) is bij inhalatie (ESIS).
Blootstelling aan cyclohexanon is mogelijk via inhalatie en drinkwater (HSDB). Cyclohexanon biodegradeert snel in het aquatisch milieu (HSDB). Deze stof zal weinig adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is een relevant verwijderingproces voor cyclohexanon. Hierdoor kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een rivier of een meer wordt op basis van modellering geschat op resp. 4,1 dagen (snel) en 33 dagen (matig). In de atmosfeer zal deze vluchtige organische stof (dampspanning 4,33 mm Hg bij 25°C) snel gedegradeerd worden door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 1,3 dagen) (HSDB). Dit proces kan ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen.
202
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal cyclohexanon verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie (82% verwijdering van cyclohexanon in een piloot actief slibinstallatie bestaande uit wassing, sorptie en biodegradatie) en vervluchtiging. Hierdoor kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. Indien de concentratie aan cyclohexanon de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: cyclohexanon: de VMM heeft geen PNEC-waarde voorgesteld voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: cyclohexanon behoort tot groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot humane carcinogeniciteit (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: cyclohexanon is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). In de ED-North databank zijn voor deze stof enkel fysico-chemische eigenschappen opgenomen (ED-North). Dit impliceert dat er voor cyclohexanon in eerste instantie duidelijke indicaties waren met betrekking tot hormoonverstoring, maar dat de literatuur bij nader inzien niet overtuigend was of niet van voldoende kwaliteit. REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.7.6
Diethyleenglycolmonobutylether
CAS NUMMER: 112-34-5 GEDRAG IN HET MILIEU: diethyleenglycolmonobutylether is irriterend (Xi) voor de ogen (R36) (ESIS).
Diethyleenglycolmonobutylether is opgenomen in de 1e prioriteitlijst van de Europese Verordening (EEG) Nr. 793/93. De verordening heeft tot doel de mens en alle componenten van het milieu te beschermen tegen alle mogelijke effecten van blootstelling aan gevaarlijke chemische stoffen. De stoffen uit de prioriteitlijsten vragen speciale aandacht wegens hun mogelijke effecten op lange termijn (VMM, 2002). Blootstelling aan diethyleenglycolmonobutylether is mogelijk via verontreinigd drinkwater of door het gebruik van huishoudelijke producten die deze stof bevatten (HSDB). Diethyleenglycolmonobutylether is goed biodegradeerbaar in oppervlaktewater. Hydrolyse is geen belangrijk verwijderingproces voor deze stof. Diethyleenglycolmonobutylether accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF berekend op basis van de verdelingscoëfficiënt octanol-water (Kow) = 1,4), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens (EC, 1999b). Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging uit oppervlaktewater naar de lucht is geen relevant verwijderingproces voor diethyleenglycolmonobutylether (EC, 1999b).
203
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Indien er geloosd wordt op diethyleenglycolmonobutylether diethyleenglycolmonobutylether (EC, 1999b)) overschrijdt zal de
de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal verwijderd worden door biodegradatie. Indien de concentratie aan de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib (71 mg/l biodegradatie afgeremd worden.
PNEC-WAARDE: diethyleenglycolmonobutylether: de VMM heeft geen PNEC-waarde vastgelegd voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: diethyleenglycolmonobutylether is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: diethyleenglycolmonobutylether is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Deze stof is niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
EC (1999b). European Union risk assessment report EUR 18998 EN. Rapport opgesteld in het kader van de Europese Verordening (EG) n°793/93
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.7.7
Diethyleenglycolmonoethylether
CAS NUMMER: 111-90-0 GEDRAG IN HET MILIEU: diethyleenglycolmonoethylether is niet geclassificeerd volgens Annex I van de Europese Richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Het veiligheidsinformatieblad (SIRI MSDS Index) vermeldt dat diethyleenglycolmonoethylether irriterend is voor de ogen.
Blootstelling aan diethyleenglycolmonoethylether is mogelijk via verontreinigd drinkwater (HSDB). Biodegradatie is een belangrijk verwijderingproces voor diethyleenglycolmonoethylether (48% tot 87% verwijdering in 20 dagen). Hydrolyse en directe fotolyse zijn echter geen relevante verwijderingprocessen voor deze stof. Diethyleenglycolmonoethylether accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 0,2), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging uit oppervlaktewater naar de lucht is geen relevant verwijderingproces voor diethyleenglycolmonoethylether (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal diethyleenglycolmonoethylether verwijderd worden door biodegradatie. Indien de concentratie aan
204
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
diethyleenglycolmonoethylether de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: diethyleenglycolmonoethylether: de VMM heeft geen PNEC-waarde vastgelegd voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: diethyleenglycolmonoethylether is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: diethyleenglycolmonoethylether is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Deze stof is niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
SIRI MSDS Index. Vermont http://hazard.com/msds/
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.7.8
Safety
Information
Resources,
Inc.
Beschikbaar
via
Diethyleenglycolmonomethylether
CAS NUMMER: 111-77-3 GEDRAG IN HET MILIEU: diethyleenglycolmonomethylether is een schadelijke stof (Xn): blootstelling aan deze stof houdt mogelijk gevaar in voor beschadiging van het ongeboren kind (R63) (ESIS).
Diethyleenglycolmonomethylether is opgenomen in de 1e prioriteitlijst van de Europese Verordening (EEG) Nr. 793/93. De verordening heeft tot doel de mens en alle componenten van het milieu te beschermen tegen alle mogelijke effecten van blootstelling aan gevaarlijke chemische stoffen. De stoffen uit de prioriteitlijsten vragen speciale aandacht wegens hun mogelijke effecten op lange termijn (VMM, 2002). Blootstelling aan diethyleenglycolmonomethylether is mogelijk via verontreinigd drinkwater en tijdens het gebruik van producten die deze stof bevatten (HSDB). Biodegradatie is een belangrijk verwijderingproces voor diethyleenglycolmonomethylether. Hydrolyse is echter geen relevant verwijderingproces voor deze stof. Diethyleenglycolmonomethylether accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 0,2), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging uit oppervlaktewater naar de lucht is geen relevant verwijderingproces voor diethyleenglycolmonomethylether (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal diethyleenglycolmonomethylether verwijderd worden door biodegradatie. Indien de concentratie aan
205
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
diethyleenglycolmonomethylether de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib (1000 mg/l (EC, 2000)) overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: diethyleenglycolmonomethylether: de VMM heeft geen PNEC-waarde vastgelegd voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: diethyleenglycolmonomethylether is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: diethyleenglycolmonomethylether is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Deze stof is niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
EC (2000). European Union risk assessment report EUR 18999 EN. Rapport opgesteld in het kader van de Europese Verordening (EG) n°793/93
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.7.9
Diethylether
CAS NUMMER: 60-29-7 GEDRAG IN HET MILIEU: diethylether is een zeer licht ontvlambare stof (F+, R12), die ontplofbare peroxiden kan vormen (R19). Deze stof is schadelijk (Xn) bij opname door de mond (R22). Herhaalde blootstelling via de huid kan een droge of een gebarsten huid veroorzaken (R66), dampen van diethylether kunnen slaperigheid en duizeligheid veroorzaken (R67) (ESIS).
Blootstelling aan diethylether is mogelijk bij het gebruik van producten die deze stof bevatten, via inhalatie en via drinkwater (HSDB). Diethylether is niet biodegradeerbaar (0% van de theoretische BZV bereikt na 5 dagen), fotolyse is geen relevant verwijderingsproces. Deze stof kan ook door hydrolyse uit het oppervlaktewater verwijderd worden (halfwaardetijd 118 dagen bij pH 7 en 3,7 dagen bij pH 9). Diethylether accumuleert weinig in aquatische organismen, zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging uit oppervlaktewater naar de lucht is een relevant verwijderingproces voor diethylether. Hierdoor kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een rivier of een meer wordt op basis van modellering geschat op resp. 3,1 uren (zeer snel) en 3,6 dagen (snel). In de lucht zal deze vluchtige organische stof (dampdruk 538mm Hg bij 25°C) enkel als damp aanwezig zijn. Daar reageert ze zeer snel met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 1,2 dagen) en nitraatradicalen (5,8 dagen) (HSDB). 206
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Deze processen kunnen ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Diethylether wordt niet afgebroken via directe fotolyse, omdat ze geen licht uit het UV spectrum absorbeert (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal diethylether verwijderd worden door vervluchtiging. PNEC-WAARDE: diethylether: de VMM heeft geen PNEC-waarde vastgelegd voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: diethylether is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: diethylether is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof zijn enkel fysico-chemische gegevens vermeld in de ED-North databank, maar er zijn geen testgegevens vermeld (ED-North). Dit impliceert dat er voor diethylether in eerste instantie duidelijke indicaties waren met betrekking tot hormoonverstoring, maar dat de literatuur bij nader inzien niet overtuigend was of niet van voldoende kwaliteit. REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.7.10
Dioxaan
CAS NUMMER: 123-91-1 GEDRAG IN HET MILIEU: dioxaan is een licht ontvlambare stof (R11, F), die ontplofbare peroxiden kan vormen (R19). Deze stof is bovendien irriterend voor de ogen en de ademhalingswegen (R36/37). Het optreden van onherstelbare effecten na blootstelling aan deze stof is niet uitgesloten (R40). Herhaalde blootstelling via de huid aan deze schadelijke stof (Xn) kan een droge of gebarsten huid veroorzaken (R66) (ESIS).
Dioxaan is opgenomen in de 2e prioriteitlijst van de Europese Verordening (EEG) Nr. 793/93. De verordening heeft tot doel de mens en alle componenten van het milieu te beschermen tegen alle mogelijke effecten van blootstelling aan gevaarlijke chemische stoffen. De stoffen uit de prioriteitlijsten vragen speciale aandacht wegens hun mogelijke effecten op lange termijn (VMM, 2002). Blootstelling aan dioxaan is mogelijk via inhalatie en drinkwater (HSDB).
207
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Biodegradatie is geen belangrijk verwijderingproces voor dioxaan, deze stof wordt als persistent in het milieu beschouwd. Hydrolyse is fotolyse zijn evenmin relevant voor deze stof. Dioxaan accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF 0,2 tot 0,7), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is een relevant verwijderingproces voor dioxaan. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 5 dagen (snel) en 56 dagen (traag). Hierdoor kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. In de atmosfeer zal deze vluchtige organische stof (dampdruk 30 mm Hg bij 20°C) snel gedegradeerd worden door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 35 uren) (HSDB). Deze processen kunnen ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal dioxaan verwijderd worden door vervluchtiging. Ten gevolge van vervluchtiging kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. PNEC-WAARDE: dioxaan: de VMM heeft geen PNEC-waarde vastgelegd voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: dioxaan behoort tot groep 2B: mogelijks cacinogeen voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: dioxaan is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof zijn enkel fysico-chemische gegevens vermeld in de ED-North databank, maar er zijn geen testgegevens vermeld (ED-North). Dit impliceert dat er voor dioxaan in eerste instantie duidelijke indicaties waren met betrekking tot hormoonverstoring, maar dat de literatuur bij nader inzien niet overtuigend was of niet van voldoende kwaliteit. REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
208
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.7.11
Ethanol
CAS NUMMER: 64-17-5 GEDRAG IN HET MILIEU: ethanol is een licht ontvlambare stof (R11, F) (ESIS).
Blootstelling aan ethanol is mogelijk via inhalatie en consumptie van alcoholische dranken (HSDB). Ethanol is goed biologisch afbreekbaar. Hydrolyse, noch fotolyse zijn relevante verwijderingprocessen voor deze stof, omdat ethanol geen functionele groepen bevat die vatbaar zijn voor deze processen. Ethanol accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 3), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is een relevant verwijderingproces voor ethanol. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 3 dagen (snel) en 39 dagen (traag). Hierdoor kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. In de atmosfeer zal deze vluchtige organische stof (dampdruk 43,3 mm Hg bij 20°C (Verschueren, 1983)) gedegradeerd worden door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 5 dagen) (HSDB). Deze processen kunnen ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal ethanol verwijderd worden door een combinatie van vervluchtiging (vooral in zones die extra belucht worden zoals beluchtingsbekkens), biodegradatie en adsorptie. Indien de concentratie aan ethanol de PNECwaarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. Vervluchtiging zorgt er voor dat ethanol ook via het compartiment lucht effecten kan veroorzaken. PNEC-WAARDE: ethanol: de VMM heeft geen PNEC-waarde voorgesteld voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: ethanol kankerverwekkend voor de mens (IARC).
in
alcoholische
dranken
behoort
tot
groep
1:
HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: ethanol is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof zijn er testresultaten voor zoogdieren opgenomen in de ED-North databank. In deze testen worden hormoonverstorende effecten aangetoond (ED-North). REFERENTIES: •
Verschueren, K. (1983). Handbook of Environmental Data on Organic chemicals. 2nd Edition. Ed. Van Nostrand Reinhold, 115 Fifth Avenue, New York 10003. ISBN 0-442-28802-6.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB 209
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.7.12
Ethylacetaat
CAS NUMMER: 141-78-6 GEDRAG IN HET MILIEU: ethylacetaat is een licht ontvlambare stof (R11, f), die irriterend (Xi) is voor de ogen (R36). Herhaalde blootstelling via de huid kan een droge of een gebarsten huid veroorzaken (R66), dampen van ethylacetaat kunnen slaperigheid en duizeligheid veroorzaken (R67) (ESIS).
Blootstelling aan ethylacetaat is mogelijk via inhalatie, verontreinigd voedsel en drinkwater en huidcontact met verbruiksgoederen die deze stof bevatten (HSDB). Ethylacetaat is goed biodegradeerbaar in oppervlaktewater. Deze stof zal traag verwijderd worden door hydrolyse (halfwaardetijd 2 jaar bij pH 7 en 25°C). Ethylacetaat accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 3,2), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is een belangrijk verwijderingsproces voor ethylacetaat. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 8,9 uur (zeer snel) en 5,6 dagen (snel). Hierdoor kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. In de atmosfeer zal deze vluchtige organische stof (dampdruk 93 mm Hg bij 25°C) vrij snel gedegradeerd worden door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 9,4 dagen) (HSDB). Deze processen kunnen ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal ethylacetaat verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie en vervluchtiging. Dit laatste vooral in zones die extra belucht worden (bvb beluchtingsbekkens). Indien de concentratie aan ethylacetaat de PNECwaarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. Vervluchtiging zorgt er voor dat ethylacetaat ook via het compartiment lucht effecten kan veroorzaken. PNEC-WAARDE: ethylacetaat: de VMM heeft geen PNEC-waarde voorgesteld voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: ethylacetaat is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: Ethylacetaat is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof zijn enkel fysico-chemische gegevens vermeld in de ED-North databank, maar er zijn geen testgegevens vermeld (ED-North). Dit impliceert dat er voor ethylacetaat in eerste instantie duidelijke indicaties waren met betrekking tot hormoonverstoring, maar dat de literatuur bij nader inzien niet overtuigend was of niet van voldoende kwaliteit.
210
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.7.13
Ethyleenglycol
CAS NUMMER: 107-21-1 GEDRAG IN HET MILIEU: ethyleenglycol is schadelijk (Xn) bij opname door de mond (R22) (ESIS).
Blootstelling aan ethyleenglycol is mogelijk via het gebruik van antivries, koelvloeistoffen en latex verven die deze stof bevatten (HSDB). Ethyleenglycol is goed afbreekbaar (100% verwijdering na 3 dagen bij 20°C en na 5 tot 14 dagen bij 8°C). Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof, omdat ethyleenglycol geen functionele groepen bevat die vatbaar zijn voor hydrolyse. Deze stof accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 10), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verwijderingproces voor ethyleenglycol (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal ethyleenglycol verwijderd worden door biodegradatie. Indien de concentratie aan ethyleenglycol de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: ethyleenglycol: de VMM heeft geen PNEC-waarde vastgelegd voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: ethyleenglycol is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: ethyleenglycol staat op lijst 4 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen die op basis van de beschikbare informatie worden geacht geen hormoonontregelaar te zijn. Voor deze stof zijn enkel fysico-chemische gegevens vermeld in de ED-North databank, maar er zijn geen testgegevens vermeld (ED-North). Dit impliceert dat er voor ethyleenglycol in eerste instantie duidelijke indicaties waren met betrekking tot hormoonverstoring, maar dat de literatuur bij nader inzien niet overtuigend was of niet van voldoende kwaliteit. REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
211
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.7.14
Ethyleenglycolmonobutylether
CAS NUMMER: 111-76-2 GEDRAG IN HET MILIEU: ethyleenglycolmonobutylether is schadelijk (Xn) bij inademing, bij opname door de mond en bij contact met de huid (R20/21/22). Deze stof is tevens irriterend voor de ogen en de huid (R36/38) (ESIS).
Ethyleenglycolmonobutylether is opgenomen in de 4e prioriteitlijst van de Europese Verordening (EEG) Nr. 793/93. De verordening heeft tot doel de mens en alle componenten van het milieu te beschermen tegen alle mogelijke effecten van blootstelling aan gevaarlijke chemische stoffen. De stoffen uit de prioriteitlijsten vragen speciale aandacht wegens hun mogelijke effecten op lange termijn (VMM, 2002). Ethyleenglycolmonobutylether is sterk biodegradeerbaar. Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof, omdat ethyleenglycolmonobutylether geen functionele groepen bevat die vatbaar zijn voor hydrolyse (EC, 2006). Ethyleenglycolmonobutylether accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 3), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak ethyleenglycolmonobutylether (EC, 2006).
is
geen
relevant
verwijderingproces
voor
Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal ethyleenglycolmonobutylether verwijderd worden door biodegradatie (91% van de theoretische BVZ bereikt na 19 dagen (HSDB)). Indien de concentratie aan ethyleenglycolmonobutylether de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: ethyleenglycolmonobutylether: de VMM heeft geen PNEC-waarde vastgelegd voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: ethyleenglycolmonobutylether behoort classificeerbaar met betrekking tot carcinogeniciteit voor de mens (IARC).
tot
groep
3:
niet
HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: ethyleenglycolmonobutylether is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Deze stof is niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
EC (2006). European Union risk assessment report EUR 22501 EN. Rapport opgesteld in het kader van de Europese Verordening (EG) n°793/93
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php 212
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.7.15
Ethyleenglycolmonoethylether
CAS NUMMER: 110-80-5 GEDRAG IN HET MILIEU: ethyleenglycolmonoethylether is een giftige stof (T) die de vruchtbaarheid kan schaden (R60) en het ongeboren kind kan schaden (R61). Deze ontvlambare stof (R10) is bovendien schadelijk bij inademing, bij opname door de mond en bij contact met de huid (R20/21/22) (ESIS).
Ethyleenglycolmonoethylether is opgenomen in de 2e prioriteitlijst van de Europese Verordening (EEG) Nr. 793/93. De verordening heeft tot doel de mens en alle componenten van het milieu te beschermen tegen alle mogelijke effecten van blootstelling aan gevaarlijke chemische stoffen. De stoffen uit de prioriteitlijsten vragen speciale aandacht wegens hun mogelijke effecten op lange termijn (VMM, 2002). Blootstelling aan ethyleenglycolmonoethylether is mogelijk via inhalatie (HSDB). Ethyleenglycolmonoethylether is sterk biodegradeerbaar. Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof, omdat ethyleenglycolmonoethylether geen functionele groepen bevat die vatbaar zijn voor hydrolyse. Ethyleenglycolmonoethylether accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 3), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak ethyleenglycolmonoethylether (HSDB).
is
geen
relevant
verwijderingproces
voor
Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal ethyleenglycolmonoethylether verwijderd worden door biodegradatie (81% van de theoretische BVZ bereikt na 5 dagen (HSDB)). Indien de concentratie aan ethyleenglycolmonoethylether de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: ethyleenglycolmonoethylether: de VMM heeft geen PNEC-waarde vastgelegd voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: ethyleenglycolmonoethylether is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: ethyleenglycolmonoethylether is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof zijn enkel fysicochemische gegevens vermeld in de ED-North databank, maar er zijn geen testgegevens vermeld (EDNorth). Dit impliceert dat er voor ethyleenglycolmonoethylether in eerste instantie duidelijke indicaties waren met betrekking tot hormoonverstoring, maar dat de literatuur bij nader inzien niet overtuigend was of niet van voldoende kwaliteit. REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/ 213
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.7.16
Ethyleenglycolmonomethylether
CAS NUMMER: 109-86-4 GEDRAG IN HET MILIEU: ethyleenglycolmonomethylether is een giftige stof (T) die de vruchtbaarheid kan schaden (R60) en het ongeboren kind kan schaden (R61). Deze ontvlambare stof (R10) is bovendien schadelijk bij inademing, bij opname door de mond en bij contact met de huid (R20/21/22) (ESIS).
Blootstelling aan ethyleenglycolmonomethylether is mogelijk via inhalatie en huidcontact met verbruiksgoederen die deze stof bevatten, zoals nagellak, sneldrogende vernissen, … (HSDB). Ethyleenglycolmonomethylether is sterk biodegradeerbaar (30% van de theoretische BZV bereikt na 5 dagen en 88% na 20 dagen). Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof, omdat ethyleenglycolmonomethylether geen functionele groepen bevat die vatbaar zijn voor hydrolyse. Ethyleenglycolmonomethylether accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 3,1), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak ethyleenglycolmonomethylether (HSDB).
is
geen
relevant
verwijderingproces
voor
Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal ethyleenglycolmonomethylether verwijderd worden door biodegradatie. Indien de concentratie aan ethyleenglycolmonomethylether de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: ethyleenglycolmonomethylether: de VMM heeft geen PNEC-waarde vastgelegd voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: ethyleenglycolmonomethylether is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: ethyleenglycolmonomethylether is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof zijn enkel fysicochemische gegevens vermeld in de ED-North databank, maar er zijn geen testgegevens vermeld (EDNorth). Dit impliceert dat er voor ethyleenglycolmonomethylether in eerste instantie duidelijke indicaties waren met betrekking tot hormoonverstoring, maar dat de literatuur bij nader inzien niet overtuigend was of niet van voldoende kwaliteit. REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
214
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.7.17
Isobutanol
CAS NUMMER: 78-83-1 GEDRAG IN HET MILIEU: isobutanol is een ontvlambare stof (R10), die irriterend (Xi) is voor de ademhalingswegen en de huid (R37/38). Blootstelling aan isobutanol houdt gevaar voor ernstig oogletsel in (R41). Dampen van deze stof kunnen slaperigheid en duizeligheid veroorzaken (R67) (ESIS).
Blootstelling aan isobutanol is mogelijk via inhalatie en via voedsel en dranken (HSDB). Isobutanol is goed biodegradeerbaar (58% van de theoretische BZV bereikt na 5 dagen). Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof, wegens het ontbreken van functionele groepen die vatbaar zijn voor hydrolyse. Isobutanol accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 3), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging van isobutanol via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze vluchtige organische stof (dampdruk 10,4 mm Hg bij 25°C) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 2 dagen (snel) en 27 dagen (matig). Als isobutanol door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. In de lucht zal isobutanol afgebroken worden door reactie met fotochemische geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 56 uren) (HSDB). Deze processen kunnen ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekte en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal isobutanol snel verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie en vervluchtiging, in het bijzonder in zones die extra belucht worden. Hierdoor kan isobutanol ook in het compartiment lucht effecten veroorzaken. Indien de concentratie aan isobutanol de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: isobutanol: voor deze stof is geen PNEC-waarde voorgesteld door de VMM (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: isobutanol is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: isobutanol is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof zijn enkel fysico-chemische gegevens vermeld in de ED-North databank, maar er zijn geen testgegevens vermeld (ED-North). Dit impliceert dat er voor isobutanol in eerste instantie duidelijke indicaties waren met betrekking tot hormoonverstoring, maar dat de literatuur bij nader inzien niet overtuigend was of niet van voldoende kwaliteit. 215
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.7.18
Isopropanol
CAS NUMMER: 67-63-0 GEDRAG IN HET MILIEU: isopropanol is een licht ontvlambare stof (F, R11), die irriterend (Xi) is voor de ogen (R36). Dampen van isopropanol kunnen slaperigheid en duizeligheid veroorzaken (R67) (ESIS).
Blootstelling aan isopropanol is mogelijk via inhalatie, voedsel en drinkwater en via huidcontact met deze stof of met verbruiksgoederen die deze stof bevatten (HSDB). Isopropanol is goed biodegradeerbaar, zowel onder aërobe (70% van de theoretische BZV bereikt na 20 dagen) als onder anaërobe (50% verwijderd na 15 dagen) omstandigheden. Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof, wegens het ontbreken van functionele groepen die vatbaar zijn voor hydrolyse. Isopropanol accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 3), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging van isopropanol via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze vluchtige organische stof (dampdruk 32 mm Hg bij 20°C (Verschueren, 1983)) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 57 uren (snel) en 29 dagen (matig). Als isopropanol door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. In de lucht zal isopropanol snel afgebroken worden door reactie met fotochemische geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 3,2 dagen) (HSDB). Deze processen kunnen ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal isopropanol snel verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie (halfwaardetijd <24 uur tot 48 dagen) en vervluchtiging, dit laatste in het bijzonder in zones die extra belucht worden. Hierdoor kan isopropanol ook in het compartiment lucht effecten veroorzaken. Indien de concentratie aan isopropanol de PNECwaarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: isopropanol: de VMM heeft geen PNEC-waarde voorgesteld voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: isopropanol behoort tot groep 3 van de IARC classificatie: niet classificeerbaar met betrekking tot humane carcinogeniciteit (IARC). 216
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: isopropanol is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof zijn enkel fysico-chemische gegevens vermeld in de ED-North databank, maar er zijn geen testgegevens vermeld (ED-North). Dit impliceert dat er voor isopropanol in eerste instantie duidelijke indicaties waren met betrekking tot hormoonverstoring, maar dat de literatuur bij nader inzien niet overtuigend was of niet van voldoende kwaliteit. REFERENTIES: •
Verschueren, K. (1983). Handbook of Environmental Data on Organic chemicals. 2nd Edition. Ed. Van Nostrand Reinhold, 115 Fifth Avenue, New York 10003. ISBN 0-442-28802-6.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.7.19
Methanol
CAS NUMMER: 67-56-1 GEDRAG IN HET MILIEU: methanol is een licht ontvlambare stof (F, R11). Ze is giftig (T) bij inademing, opname door de mond en aanraking met de huid (R23/24/25). Er is gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing, aanraking met de huid en opname door de mond (R39/23/24/25) (ESIS).
Blootstelling aan methanol is mogelijk via inhalatie en via voedsel en drinkwater (HSDB). Methanol is goed biodegradeerbaar. Hydrolyse en fotolyse zijn geen relevant verwijderingprocessen voor deze stof, wegens het ontbreken van functionele groepen die vatbaar zijn voor hydrolyse en fotolyse. Methanol accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF < 10), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging van methanol via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze vluchtige organische stof (dampdruk 92 mm Hg bij 20°C (Verschueren, 1983)) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 3 dagen (snel) en 35 dagen (matig). Als methanol door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. Omwille van zijn hoge dampdruk is methanol in de lucht enkel als damp aanwezig. Deze stof wordt matig afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 17 dagen) (HSDB). Dit proces kan ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal methanol vooral verwijderd worden door vervluchtiging (in het bijzonder in zones die extra belucht worden zoals 217
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
beluchtingsbekkens) en door biodegradatie. Indien de concentratie aan methanol de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: methanol: de VMM heeft geen PNEC-waarde voorgesteld voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: methanol is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: methanol is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof zijn enkel fysico-chemische gegevens vermeld in de ED-North databank, maar er zijn geen testgegevens vermeld (ED-North). Dit impliceert dat er voor methanol in eerste instantie duidelijke indicaties waren met betrekking tot hormoonverstoring, maar dat de literatuur bij nader inzien niet overtuigend was of niet van voldoende kwaliteit. REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
Verschueren, K. (1983). Handbook of Environmental Data on Organic chemicals. 2nd Edition. Ed. Van Nostrand Reinhold, 115 Fifth Avenue, New York 10003. ISBN 0-442-28802-6.
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.7.20
Methylacetaat
CAS NUMMER: 79-20-9 GEDRAG IN HET MILIEU: methylacetaat is een licht ontvlambare stof (R11, F), die irriterend (Xi) is voor de ogen (R36). Herhaalde blootstelling aan deze stof via de huid kan een droge of gebarsten huid veroorzaken (R66). Dampen van methylacetaat kunnen slaperigheid en duizeligheid veroorzaken (R67) (ESIS).
Methylacetaat is opgenomen in de 1e prioriteitlijst van de Europese Verordening (EEG) Nr. 793/93. De verordening heeft tot doel de mens en alle componenten van het milieu te beschermen tegen alle mogelijke effecten van blootstelling aan gevaarlijke chemische stoffen. De stoffen uit de prioriteitlijsten vragen speciale aandacht wegens hun mogelijke effecten op lange termijn (VMM, 2002). Blootstelling aan methylacetaat is mogelijk via voedsel en alcoholische dranken (HSDB). Methylacetaat is goed biodegradeerbaar (74% verwijderd na 14 dagen (EC, 2003)). Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof (halfwaardetijden 627 dagen bij pH 7 en 63 dagen bij pH 8 (EC, 2003)), behalve in sterk alkalische milieu’s (pH > 9). Methylacetaat accumuleert zeer weinig in aquatische organismen (BCF = 0,18, berekend op basis van Kow (EC, 2003)), zodat er zeer weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging van methylacetaat via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze vluchtige organische stof (dampdruk 170 mm Hg bij 20°C (Verschueren, 1983)) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 9 uur 218
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
(zeer snel) en 5 dagen (snel). Als methylacetaat door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. Omwille van zijn hoge dampdruk is methylacetaat in de lucht enkel als damp aanwezig. Deze stof wordt traag afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 47 tot 94 dagen) (HSDB). Dit proces kan ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal methylacetaat verwijderd worden door een combinatie van vervluchtiging (in het bijzonder in zones die extra belucht worden zoals beluchtingsbekkens) en biodegradatie. Indien de concentratie aan methylacetaat de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: methylacetaat: de VMM heeft geen PNEC-waarde voorgesteld voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: methylacetaat is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: methylacetaat is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
EC (2003). European Union risk assessment report for methylacetate. EUR20783EN. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
Verschueren, K. (1983). Handbook of Environmental Data on Organic chemicals. 2nd Edition. Ed. Van Nostrand Reinhold, 115 Fifth Avenue, New York 10003. ISBN 0-442-28802-6.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.7.21
Methylethylketon (MEK)
CAS NUMMER: 78-93-3 GEDRAG IN HET MILIEU: methylethylketon is een licht ontvlambare stof (R11, F), die irriterend (Xi) is voor de ogen (R36). Herhaalde blootstelling aan deze stof via de huid kan een droge of gebarsten huid veroorzaken (R66). Dampen van methylethylketon kunnen slaperigheid en duizeligheid veroorzaken (R67) (ESIS).
219
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Blootstelling aan methylethylketon is mogelijk via het verbruiksgoederen die deze stof bevatten (verven, kleefmiddelen, kleefstoffen op rubber basis), inhalatie, voedsel en drinkwater (HSDB). Methylethylketon is goed biodegradeerbaar (76%, 82%, 84% en 89% van theoretische BZV bereikt na 5, 10, 15 en 20 dagen). Methylethylketon accumuleert zeer weinig in aquatische organismen (BCF = 1), zodat er zeer weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging van methylethylketon via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze vluchtige organische stof (dampdruk 77,5 mm Hg bij 20°C (Verschueren, 1983)) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 19 uur (zeer snel) en 197 uur (matig). Als methylethylketon door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. Omwille van zijn hoge dampdruk is methylethylketon in de lucht enkel als damp aanwezig. Deze stof wordt matig afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 14 dagen) (HSDB). Dit proces kan ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Methylethylketon wordt ook afgebroken door fotolyse, dit proces verloopt echter 5x trager dan de afbraak door hydroxylradicalen (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal methylethylketon snel verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie (80% verwijdering in 24 uur) en vervluchtiging (in het bijzonder in zones die extra belucht worden zoals beluchtingsbekkens). Indien de concentratie aan methylethylketon de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: methylethylketon: de VMM heeft geen PNEC-waarde voorgesteld voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: methylethylketon is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: methylethylketon is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
Verschueren, K. (1983). Handbook of Environmental Data on Organic chemicals. 2nd Edition. Ed. Van Nostrand Reinhold, 115 Fifth Avenue, New York 10003. ISBN 0-442-28802-6.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
220
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.7.22
Methylisobutylketon (MIBK)
CAS NUMMER: 108-10-1 GEDRAG IN HET MILIEU: methylisobutylketon is een licht ontvlambare stof (R11, F), die schadelijk (Xn) is bij inademing (R20). Deze stof is irriterend voor de ademhalingswegen en de ogen (R36/37). Herhaalde blootstelling aan deze stof via de huid kan een droge of gebarsten huid veroorzaken (R66) (ESIS).
Blootstelling aan methylisobutylketon is mogelijk via inhalatie, verontreinigd drinkwater en voedsel en via huiscontact met verbruiksgoederen die deze stof bevatten (zoals verven, kleefstoffen, pesticiden en kleefmiddelen op rubberbasis) (HSDB). Methylisobutylketon is goed biodegradeerbaar (56%, 66%, 69% en 69% van theoretische BZV bereikt na 5, 10, 15 en 20 dagen). Methylisobutylketon accumuleert zeer weinig in aquatische organismen (BCF = 6), zodat er zeer weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging van methylisobutylketon via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze vluchtige organische stof (dampdruk 6 mm Hg bij 20°C (Verschueren, 1983)) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 9 uur (zeer snel) en 141 uur (snel). Als methylisobutylketon door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. Omwille van zijn hoge dampdruk is methylisobutylketon in de lucht enkel als damp aanwezig. Deze stof wordt snel afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 27 uur) (HSDB). Dit proces kan ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal methylisobutylketon verwijderd worden door een combinatie van vervluchtiging (in het bijzonder in zones die extra belucht worden zoals beluchtingsbekkens) en biodegradatie (84% van de theoretische BZV bereikt na 2 weken bij 100 mg/l actief slib). Indien de concentratie aan methylisobutylketon de PNECwaarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: methylisobutylketon: de VMM heeft geen PNEC-waarde voorgesteld voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: methylisobutylketon is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: methylisobutylketon is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof zijn enkel fysicochemische gegevens vermeld in de ED-North databank, maar er zijn geen testgegevens vermeld (EDNorth). Dit impliceert dat er voor methylisobutylketon in eerste instantie duidelijke indicaties waren met betrekking tot hormoonverstoring, maar dat de literatuur bij nader inzien niet overtuigend was of niet van voldoende kwaliteit.
221
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
REFERENTIES: •
Verschueren, K. (1983). Handbook of Environmental Data on Organic chemicals. 2nd Edition. Ed. Van Nostrand Reinhold, 115 Fifth Avenue, New York 10003. ISBN 0-442-28802-6.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.7.23
MTBE
CAS NUMMER: 1634-04-4 GEDRAG IN HET MILIEU: MTBE is een licht ontvlambare stof (R11, F), die irriterend (Xi) is voor de huid (R38) (ESIS).
MTBE is opgenomen in de 3e prioriteitlijst van de Europese Verordening (EEG) Nr. 793/93. De verordening heeft tot doel de mens en alle componenten van het milieu te beschermen tegen alle mogelijke effecten van blootstelling aan gevaarlijke chemische stoffen. De stoffen uit de prioriteitlijsten vragen speciale aandacht wegens hun mogelijke effecten op lange termijn. Blootstelling aan MTBE is mogelijk via inhalatie tijdens een tankbeurt en via verontreinigd (drink)water (HSDB). MTBE is een persistente stof. Hydrolyse en fotolyse zijn geen belangrijke verwijderingprocessen voor deze stof. MTBE accumuleert zeer weinig in aquatische organismen (berekende BCF = 1,5), zodat er zeer weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens (EC, 2002). Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging van MTBE via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze vluchtige organische stof (dampdruk 202,5 mm Hg bij 20°C (EC, 2002)) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 1,4 uur (zeer snel) en 1,4 dagen (snel) (HSDB). Als MTBE door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. Omwille van zijn hoge dampdruk is MTBE in de lucht enkel als damp aanwezig (HSDB). De halfwaardetijd van deze stof in de lucht is 3 tot 6 dagen. Deze stof wordt snel afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 5,6 dagen) en wordt in mindere mate afgebroken door reactie met ozon en nitraatradicalen (EC, 2002). Deze processen kunnen ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal MTBE verwijderd worden door een combinatie van vervluchtiging (in het bijzonder in zones die extra belucht worden zoals beluchtingsbekkens). 222
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
PNEC-WAARDE: MTBE: 2600 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: MTBE behoort tot groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot humane carcinogeniciteit (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: MTBE is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). In de ED-North databank zijn testresultaten voor zoogdieren opgenomen voor MTBE. In alle 16 testen werd een hormoonverstorend potentieel aangeduid (ED-North). REFERENTIES: •
EC (2002). European Union risk assessment report for MTBE. EUR20417EN. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.7.24
Propylacetaat
CAS NUMMER: 109-60-4 GEDRAG IN HET MILIEU: propylacetaat is een licht ontvlambare stof (F, R11), die irriterend (Xi) is voor de ogen (R36). Herhaalde blootstelling aan deze stof kan een droge of gebarsten huid veroorzaken (R66). Blootstelling aan dampen van propylacetaat kunnen slaperigheid en duizeligheid veroorzaken (R67) (ESIS).
Blootstelling aan propylacetaat is mogelijk via verontreinigd voedsel (HSDB). Propylacetaat is goed biodegradeerbaar. Hydrolyse van deze stof verloopt traag (halfwaardetijd 3 jaar, 119 dagen en 12 dagen bij pH van resp. 7, 8 en 9). Propylacetaat accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 5), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging van propylacetaat via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze vluchtige organische stof (dampdruk 20 mm Hg bij 20°C (Verschueren, 1983)) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 7 uur (zeer snel) en 126 uur (snel) (HSDB). Als propylacetaat door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. Omwille van zijn hoge dampdruk is propylacetaat in de lucht enkel als damp aanwezig. Deze stof wordt afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 5 dagen) (HSDB). Dit proces kan ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekte en plagen. 223
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal propylacetaat verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie en vervluchtiging (in het bijzonder in zones die extra belucht worden zoals beluchtingsbekkens). Indien de concentratie aan propylacetaat de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: propylacetaat: de VMM heeft geen PNEC-waarde voorgesteld voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: propylacetaat is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: propylacetaat is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof zijn enkel fysico-chemische gegevens vermeld in de ED-North databank, maar er zijn geen testgegevens vermeld (ED-North). Dit impliceert dat er voor propylacetaat in eerste instantie duidelijke indicaties waren met betrekking tot hormoonverstoring, maar dat de literatuur bij nader inzien niet overtuigend was of niet van voldoende kwaliteit. REFERENTIES: •
Verschueren, K. (1983). Handbook of Environmental Data on Organic chemicals. 2nd Edition. Ed. Van Nostrand Reinhold, 115 Fifth Avenue, New York 10003. ISBN 0-442-28802-6.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.7.25
Propyleenglycol
CAS NUMMER: 57-55-6 GEDRAG IN HET MILIEU: propyleenglycol is niet geklassificeerd volgens Annex I van de Europese Richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Het veiligheidsinformatieblad (SIRI MSDS Index) vermeldt dat deze stof irriterend is voor de ogen (R36) en voor de huid (R38).
Blootstelling aan propyleenglycol is mogelijk via huidcontact met verbruiksgoederen die deze stof bevatten, via voedsel dat additieven bevat waarin deze stof verwerkt is en via inhalatie ten gevolge van het gebruik van deze stof als desinfectiemiddel onder de vorm van een aerosol spray in ziekenhuizen en openbare gebouwen (HSDB). Propyleenglycol biodegradeert goed. Deze stof accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 3), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Propyleenglycol wordt niet verwijderd via hydrolyse, wegens het ontbreken van functionele groepen die voor dit proces vatbaar zijn. Propyleenglycol zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verwijderingproces voor propyleenglycol (HSDB).
224
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal propyleenglycol verwijderd worden door biodegradatie. Indien de concentratie aan propyleenglycol de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: propyleenglycol: de VMM heeft geen PNEC-waarde voorgesteld voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: propyleenglycol is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: propyleenglycol is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
SIRI MSDS Index. Vermont http://hazard.com/msds/
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.7.26
Safety
Information
Resources,
Inc.
Beschikbaar
via
Pyridine
CAS NUMMER: 110-86-1 GEDRAG IN HET MILIEU: pyridine is een licht ontvlambare stof (F, R11), die schadelijk (Xn) is bij inademing, opname door de mond en aanraking met de huid (R20/21/22) (ESIS).
Blootstelling aan pyridine is mogelijk via verontreinigd voedsel en via roken of blootstelling aan tabaksrook (HSDB). Pyridine is goed biodegradeerbaar (100% verwijdering na 8 dagen). Deze stof accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 88), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging van pyridine via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces, behalve bij lage pHs (zure milieu’s). De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze vluchtige organische stof (dampdruk 14 mm Hg bij 20°C (Verschueren, 1983)) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 3 dagen (snel) en 25 dagen (snel) (HSDB). Als pyridine door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. Omwille van zijn hoge dampdruk is pyridine in de lucht enkel als damp aanwezig. Deze stof wordt traag afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 43 dagen) (HSDB). Dit proces kan ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten 225
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Pyridine wordt tevens verwijderd via indirecte fotolyse door zonlicht (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal pyridine verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie en vervluchtiging (in het bijzonder in zones die extra belucht worden zoals beluchtingsbekkens). Indien de concentratie aan pyridine de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: pyridine: de VMM heeft geen PNEC-waarde voorgesteld voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: pyridine behoort tot groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot humane carcinogeniciteit (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: pyridine is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof zijn enkel fysico-chemische gegevens vermeld in de ED-North databank, maar er zijn geen testgegevens vermeld (ED-North). Dit impliceert dat er voor pyridine in eerste instantie duidelijke indicaties waren met betrekking tot hormoonverstoring, maar dat de literatuur bij nader inzien niet overtuigend was of niet van voldoende kwaliteit. REFERENTIES: •
Verschueren, K. (1983). Handbook of Environmental Data on Organic chemicals. 2nd Edition. Ed. Van Nostrand Reinhold, 115 Fifth Avenue, New York 10003. ISBN 0-442-28802-6.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.7.27
Sec-butanol
CAS NUMMER: 78-92-2 GEDRAG IN HET MILIEU: sec-butanol is een ontvlambare stof (R10), die irriterend (Xi) is voor de ogen en de ademhalingswegen (R36/37). Blootstelling aan dampen van sec-butanol kan slaperigheid en duizeligheid veroorzaken (R67) (ESIS).
Blootstelling aan sec-butanol is mogelijk via verontreinigd voedsel (HSDB). Sec-butanol is goed biodegradeerbaar (55% van de theoretische BZV bereikt na 5 dagen). Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor sec-butanol wegens het ontbreken van functionele groepen die vatbaar zijn voor dit proces. Deze stof accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 3), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging van sec-butanol via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze vluchtige organische stof (dampdruk 12 mm Hg bij 20°C (Verschueren, 1983)) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 2 226
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
dagen (snel) en 29 dagen (snel) (HSDB). Als sec-butanol door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. Omwille van zijn hoge dampdruk is sec-butanol in de lucht enkel als damp aanwezig. Deze stof wordt snel afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 40 uur) (HSDB). Dit proces kan ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal sec-butanol verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie en vervluchtiging (in het bijzonder in zones die extra belucht worden zoals beluchtingsbekkens). Indien de concentratie aan sec-butanol de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: sec-butanol: de VMM heeft geen PNEC-waarde voorgesteld voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: sec-butanol is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: sec-butanol is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
Verschueren, K. (1983). Handbook of Environmental Data on Organic chemicals. 2nd Edition. Ed. Van Nostrand Reinhold, 115 Fifth Avenue, New York 10003. ISBN 0-442-28802-6.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.7.28
tert-butanol
CAS NUMMER: 75-65-0 GEDRAG IN HET MILIEU: tert-butanol is een licht ontvlambare stof (F, R11), die schadelijk (Xn) is bij inademing (R20) (ESIS).
Tert-butanol is matig biodegradeerbaar (halfwaardetijden van 28 dagen tot 180 dagen). Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor tert-butanol wegens het ontbreken van functionele groepen die vatbaar zijn voor dit proces. Deze stof accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF <5), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB).
227
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Vervluchtiging van tert-butanol via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze vluchtige organische stof (dampdruk 31 mm Hg bij 20°C (Verschueren, 1983)) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 2 dagen (snel) en 29 dagen (matig) (HSDB). Als tert-butanol door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. Omwille van zijn hoge dampdruk is tertbutanol in de lucht enkel als damp aanwezig. Deze stof wordt traag afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 14 dagen) (HSDB). Dit proces kan ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal tert-butanol vooral verwijderd worden door vervluchtiging (in het bijzonder in zones die extra belucht worden zoals beluchtingsbekkens) en in mindere mate door biodegradatie. Indien de concentratie aan tert-butanol de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: tert-butanol: de VMM heeft geen PNEC-waarde vastgelegd voor deze stof( VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: tert-butanol is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: tert-butanol is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en is evenmin opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
Verschueren, K. (1983). Handbook of Environmental Data on Organic chemicals. 2nd Edition. Ed. Van Nostrand Reinhold, 115 Fifth Avenue, New York 10003. ISBN 0-442-28802-6.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.7.29
Tetrahydrofuraan
CAS NUMMER: 109-99-9 GEDRAG IN HET MILIEU: tetrahydrofuraan is een licht ontvlambare stof (F, R11), die ontplofbare peroxiden kan vormen (R19). Deze stof is irriterend (Xi) voor de ogen en de ademhalingswegen (R36/37) (ESIS).
228
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Tetrahydrofuraan is goed biodegradeerbaar in aërobe omstandigheden, maar persistent in anaërobe omstandigheden. Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof, wegens het gebrek aan functionele groepen die vatbaar zijn voor dit proces. Tetrahydrofuraan accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 3), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging van tetrahydrofuraan via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze vluchtige organische stof (dampdruk 131,48 mm Hg bij 20°C (Verschueren, 1983)) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 13,1 uur (zeer snel) en 6,6 dagen (snel) (HSDB). Als tetrahydrofuraan door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. Omwille van zijn hoge dampdruk is tetrahydrofuraan in de lucht enkel als damp aanwezig. Deze stof wordt snel afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen en met nitraatradicalen (halfwaardetijden resp. 1 dag en 3 dagen) (HSDB). Deze processen kunnen ozonvorming bevorderen. Op leefniveau is ozon een vervuilende stof, die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen. Het inademen van lucht waarin veel ozon zit, kan leiden tot luchtwegklachten en een verminderde werking van de longen. Herhaalde blootstelling aan hoge ozonconcentraties kan leiden tot een blijvende verminderde werking van de longen. Bij sommige planten ontstaat een zichtbare bladschade bij een kortdurende blootstelling aan hoge ozonconcentraties. Op lange termijn treedt er bovendien een verminderde plantengroei op en is er een grotere gevoeligheid voor ziekten en plagen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal tetrahydrofuraan vooral verwijderd worden door vervluchtiging (in het bijzonder in zones die extra belucht worden zoals beluchtingsbekkens) en in mindere mate door biodegradatie. Indien de concentratie aan tetrahydrofuraan de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: tetrahydrofuraan: de VMM heeft geen PNEC-waarde voorgesteld voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: tetrahydrofuraan is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: tetrahydrofuraan is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof zijn enkel fysico-chemische gegevens vermeld in de ED-North databank, maar er zijn geen testgegevens vermeld (ED-North). Dit impliceert dat er voor tetrahydrofuraan in eerste instantie duidelijke indicaties waren met betrekking tot hormoonverstoring, maar dat de literatuur bij nader inzien niet overtuigend was of niet van voldoende kwaliteit. REFERENTIES: •
Verschueren, K. (1983). Handbook of Environmental Data on Organic chemicals. 2nd Edition. Ed. Van Nostrand Reinhold, 115 Fifth Avenue, New York 10003. ISBN 0-442-28802-6.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php 229
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.8 3.8.1
ORGANOFOSFORPESTICIDEN Azinfos-ethyl
CAS NUMMER: 2642-71-9 GEDRAG IN HET MILIEU: Als organische fosforverbinding is azinfos-ethyl opgenomen in Lijst I van de Europese richtlijn 76/464/EEG. Voor de stoffen van lijst I geldt dat de lidstaten alle maatregelen moeten nemen om de verontreiniging van de oppervlaktewateren, territoriale wateren en kustwateren stop te zetten. Deze stof is ook opgenomen in de Noordzeeconferenties (50% tot 70% emissiereductie naar water en lucht tov 1985, nulinbreng in de Noordzee binnen de termijn van één generatie) (VMM, 2002).
Azinfos-ethyl is giftig (T) bij aanraking met de huid (R24) en zeer giftig bij opname door de mond (R28). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen, ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS). Blootstelling aan azinfos-ethyl is mogelijk via inhalatie, verontreinigd drinkwater en voedsel en huidcontact met producten die deze stof bevatten (HSDB). Azinfos-ethyl is matig biodegradeerbaar (halfwaardetijd 65 dagen bij pH 7,3 en 22°C). Deze stof wordt traag verwijderd door hydrolyse, in het bijzonder bij hoge pH-waarden. Deze stof accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 83), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Azinfos-ethyl kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat effecten op de waterbodem mogelijk zijn (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is geen relevant verwijderingproces voor azinfosethyl (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan zal azinfosethyl slechts traag verwijderd worden en dit voornamelijk door biodegradatie. Indien de concentratie aan azinfos-ethyl de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: azinfos-ethyl: 0,011 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: azinfos-ethyl is niet opgenomen in de lijsten van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: azinfos-ethyl is niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf 230
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
3.8.2
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
Azinfos-methyl
CAS NUMMER: 86-50-0 GEDRAG IN HET MILIEU: Als organische fosforverbinding is azinfos-methyl opgenomen in Lijst I van de Europese richtlijn 76/464/EEG. Voor de stoffen van lijst I geldt dat de lidstaten alle maatregelen moeten nemen om de verontreiniging van de oppervlaktewateren, territoriale wateren en kustwateren stop te zetten. Deze stof is ook opgenomen in de Noordzeeconferenties (50% tot 70% emissiereductie naar water en lucht tov 1985, nulinbreng in de Noordzee binnen de termijn van één generatie) (VMM, 2002).
Azinfos-methyl is zeer giftig (T+) bij inademing en bij opname door de mond (R26/28). Deze stof is giftig bij aanraking met de huid (R24) en kan daarbij ook overgevoeligheid veroorzaken (R43). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen, ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS). Blootstelling aan azinfos-methyl is mogelijk via verontreinigd drinkwater en voedsel (HSDB). Biodegradatie is een belangrijk verwijderingproces voor azinfos-methyl (halfwaardetijd 42 dagen). Deze stof wordt ook uit het water verwijderd via hydrolyse (halfwaardetijd van 27,9 dagen bij pH 8,6 en 25°C). Deze stof accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 26), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Azinfos-methyl kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat effecten op de waterbodem mogelijk zijn (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is geen relevant verwijderingproces voor azinfosmethyl (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan zal azinfosmethyl slechts traag verwijderd worden en dit voornamelijk door biodegradatie. Indien de concentratie aan azinfos-methyl de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: azinfos-methyl: 0,0016 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: azinfos-methyl is niet opgenomen in de lijsten van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: azinfos-methyl is niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php 231
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.8.3
Bromophos
CAS NUMMER: 2104-96-3 GEDRAG IN HET MILIEU: bromophos is een stof die schadelijk (Xn) is bij opname door de mond (R22). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Bromophos is goed biodegradeerbaar in een rioolwaterzuiveringsinstallatie (verwijdering van 6,6%, 25,7% en 33,1% na resp. 3, 6 en 9 uur blootstelling aan actief slib). Op basis hiervan kan verondersteld worden dat bromophos ook goed biodegradeert in oppervlaktewater. Hydrolyse is bij lage pH-waarden geen belangrijk verwijderingproces voor bromophos (halfwaardetijden van 167,5 en 54,82 dagen bij resp. pH van 5 en 7). Bij hoge pH waarden echter is hydrolyse wel relevant (halfwaardetijd van 1,61 dagen bij pH 9). Ook fotolyse is een belangrijk verwijderingproces (halfwaardetijd in zeewater is 2 dagen bij 22 °C). ). Deze stof accumuleert sterk in aquatische organismen (BCF = 44.670), zodat er een grote kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Bromophos kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces voor bromophos. Hierdoor kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een rivier of een meer wordt op basis van modellering geschat op resp. 83 uren (snel) en 10 dagen (matig), indien geen rekening gehouden wordt met adsorptie aan zwevende stoffen en sedimenten. Indien wel met dergelijke adsorptie wordt rekening gehouden bedraagt de gemodelleerde halfwaardetijd voor vervluchtiging uit een meer 1,6 jaar (zeer traag). In de lucht zal deze organische stof (dampdruk 1,3*10-4mm Hg bij 20°C) enkel als damp aanwezig zijn. Daar reageert ze zeer snel met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 7 uur). Bromophos wordt ook afgebroken via directe fotolyse, omdt ze licht uit het UV spectrum absorbeert (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan zal bromophos verwijderd worden door een combinatie van vervluchtiging, zeker in zones van de waterzuiveringsinstallatie die extra belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens) en biodegradatie (6,6%, 25,7% en 33,1% verwijderd door actief slib na 3, 6 en 9 uur incubatie). Ten gevolge van vervluchtiging kan bromophos ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. Indien de concentratie aan bromophos de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: bromophos: 0,00005 mg/l. Deze PNEC-waarde is gebaseerd op een LC50 voor vissen en veiligheidsfactor 1000 (EC, 1999). Er werd geen PNEC-waarde voorgesteld door de VMM (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: bromophos is niet opgenomen in de lijsten van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: bromophos is niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB 232
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.8.4
Bromophos-ethyl
CAS NUMMER: 4824-78-6 GEDRAG IN HET MILIEU: bromophos-ethyl is schadelijk bij aanraking met de huid (R21) en giftig (T) bij opname door de mond (R25). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Blootstelling aan bromophos-ethyl is mogelijk indien dit product gebruikt wordt voor het beheersen van plagen die de volksgezondheid kunnen schaden (HSDB). Bromophos-ethyl is goed biologisch afbreekbaar in de bodem (FOOTPRINT). Op basis hiervan kan verondersteld worden dat deze stof ook goed biodegradeerbaar is in het oppervlaktewater. Deze stof accumuleert sterk in aquatische organismen (BCF = 10.000), zodat er een grote kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces voor bromophosethyl. Hierdoor kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een rivier of een meer wordt op basis van modellering geschat op resp. 73 uren (snel) en 40 dagen (traag). Adsorptie aan zwevende stoffen en sedimenten kan dit proces in belangrijke mate vertragen (modellering van vervluchtiging uit een meer, al dan niet rekening houdend met adsorptie: halfwaardetijden resp. 25 jaar en 51 dagen). Deze organische stof (dampdruk 4,6*10-5 bij 30°C) zal in de lucht aanwezig zijn in de dampfase en gebonden aan stofdeeltjes. Bromophos-ethyl zal in de dampfase zeer snel afgebroken worden door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 4 uur). Het bromophos-ethyl dat in de lucht gebonden aan stofdeeltjes aanwezig is zal verwijderd worden door stofuitval en door neerslag (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal bromophosethyl verwijderd worden door een combinatie van vervluchtiging, vooral in zones die extra belucht worden (bvb beluchtingsbekkens), biodegradatie en adsorptie aan het actief slib. PNEC-WAARDE: bromophos-ethyl: 0,00019 mg/l. deze PNEC-waarde is gebaseerd op een LC50 voor vissen en veiligheidsfactor 1000 (EC, 1999). De VMM heeft geen PNEC-waarde voorgesteld voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: bromophos-ethyl is niet opgenomen in de lijsten van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: bromophos-ethyl is niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
FOOTPRINT database. Beschikbaar via http://www.eu-footprint.org/ppdb.html
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php 233
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.8.5
Chloorfenvinphos
CAS NUMMER: 470-90-6 GEDRAG IN HET MILIEU: chloorfenvinphos is opgenomen in de lijst van prioritaire stoffen voor het waterbeleid van de Kaderrichtlijn Water. Deze prioritaire stoffen vormen een zo hoog risico voor of via het aquatisch milieu dat de Europese Commissie hiervoor prioritair reductiemaatregelen moet uitwerken. Voor deze stoffen heeft de Commissie milieukwaliteitsnormen voorgesteld (COM(2006)397 final) (VMM, 2002).
Chloorfenvinphos is giftig bij aanraking met de huid (R24). Bovendien is deze stof zeer giftig (T+) bij opname door de mond (R28). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS). Blootstelling aan chloorfenvinphos is mogelijk via voedsel dat residuen van deze stof bevat (HSDB). Chloorfenvinphos wordt slechts met matige snelheid verwijderd uit de waterkolom indien enkel biologische en chemische degradatie mogelijk is (halfwaardetijd 51,2 dagen). Indien ook rekening gehouden wordt met vervluchtiging en adsorptie dan wordt chloorfenvinphos snel verwijderd uit de waterkolom (halfwaardetijd 13,2 dagen). Deze stof wordt traag verwijderd via hydrolyse (halfwaardetijd >700 uren bij pH 1,1 en >400 uren bij pH 9,1). Chloorfenvinphos accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 28), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Chloorfenvinphos kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is een minder belangrijk verwijderingproces voor chloorfenvinphos (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal chloorfenvinphos verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie en vervluchtiging. Indien de concentratie aan chloorfenvinphos de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: chloorfenvinphos: 0,1 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: chloorfenvinphos is niet opgenomen in de lijsten van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: chloorfenvinphos is opgenomen in lijst 3 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met onvoldoende gegevens. Deze stof is ook opgenomen in de ED-North databank. Er worden testresultaten vermeld voor vissen, zoogdieren en gisten. Enkel de test op vissen toont een hormoonverstorend effect aan (EDNorth).
234
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.8.6
Chlorpyrifos
CAS NUMMER: 2921-88-2 GEDRAG IN HET MILIEU: chlorpyrifos is giftig (T) bij opname door de mond (R25). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Chlorpyrifos staat ter evaluatie met het oog op een eventuele aanwijzing als “prioritaire gevaarlijke stof” onder de Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG). Deze subcategorie van stoffen vormt een nog groter risico dan de “prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid”, welke een zo hoog risico vormen voor of via het aquatisch milieu dat de Europese Commissie hiervoor prioritaire reductiemaatregelen moet uitwerken (VMM, 2002). Blootstelling aan chlorpyrifos is mogelijk via inhalatie en voeding (HSDB). Chlorpyrifos is sterk biodegradeerbaar (halfwaardetijd 3 tot 6 dagen) (EC, 2005). Deze stof wordt matig verwijderd via hydrolyse (halfwaardetijden in gedestilleerd water bij 25°C: 62 dagen bij pH 4,7; 35 dagen bij pH 6,9 en 22 dagen bij pH 8,1) en via fotolyse (halfwaardetijd 22 dagen). Chlorpyrifos accumuleert matig tot sterk in aquatische organismen (BCF 100 tot 4,667), zodat er een grote kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Chlorpyrifos kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is ook een mogelijk verwijderingproces voor chlorpyrifos. Hierdoor kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een rivier of een meer wordt op basis van modellering geschat op resp. 16 dagen (matig) en 179 dagen (traag) (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal chlorpyrifos verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie en adsorptie. Indien de concentratie aan chlorpyrifos de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: chlorpyrifos: 0,03 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: chlorpyrifos is niet opgenomen in de lijsten van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: chlorpyrifos is opgenomen in lijst 3 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met onvoldoende gegevens. Deze stof is ook opgenomen in de ED-North databank. Er worden testresultaten vermeld voor zoogdieren en gisten. 235
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
In bepaalde testen met zoogdieren en in de test met gisten worden hormoonverstorende effecten aangetoond (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
EC (2005): Review report voor de actieve stof chlorpyrifos, opgesteld in het kader van de Europese richtlijn 91/414/EEG: SANCO/3059/99/ rev 1.5. Beschikbaar via: http://ec.europa.eu/food/plant/protection/evaluation/exist_subs_rep_en.htm
3.8.7
Chlorpyrifos-methyl
CAS NUMMER: 5598-13-0 GEDRAG IN HET MILIEU: chlorpyrifos-methyl irriterende stof (Xi), die overgevoeligheid kan veroorzaken bij contact met de huid (R43). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Blootstelling aan chlorpyrifos-methyl is mogelijk via voesel dat deze stof bevat (HSDB). Chlorpyrifos-methyl degradeert snel in oppervlaktewater, er kan verondersteld worden dat microorganismen hier in grote mate voor verantwoordelijk zijn (halfwaardetijd 8 dagen). Deze stof wordt snel verwijderd via hydrolyse (halfwaardetijden bij 20°C: 26 dagen bij pH 6,1 en 13 dagen bij pH 7,4). Chlorpyrifos-methyl accumuleert matig in aquatische organismen (BCF = 802), zodat er een kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Chlorpyrifos-methyl kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is ook een mogelijk verwijderingproces voor chlorpyrifos-methyl. Hierdoor kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een rivier of een meer wordt op basis van modellering geschat op resp. 12 dagen (matig) en 135 dagen (traag) (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal chlorpyrifos verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie en adsorptie. Hierdoor kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. Indien de concentratie aan chlorpyrifos de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: chlorpyrifos-methyl: 0,03 µg/l. Deze PNEC-waarde is een schatting op basis van de PNEC-waarde voor chloorpyrifos (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: chlorpyrifos-methyl is niet opgenomen in de lijsten van het IARC (IARC). 236
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: chlorpyrifos-methyl is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
EC (2005): Review report voor de actieve stof chlorpyrifos-methyl, opgesteld in het kader van de Europese richtlijn 91/414/EEG: SANCO/3061/99/ rev 1.6. Beschikbaar via: http://ec.europa.eu/food/plant/protection/evaluation/exist_subs_rep_en.htm
3.8.8
Diazinon
CAS NUMMER: 333-41-5 GEDRAG IN HET MILIEU: diazinon is schadelijk (Xn) bij opname door de mond (R22). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Blootstelling aan diazinon is mogelijk tijdens het huishoudelijk gebruik als insecticide, via inhalatie en via verontreinigd voedsel en drinkwater (HSDB). Diazinon biodegradeert matig in oppervlaktewater (halfwaardetijd 12 weken). Hydrolyse is een traag verwijderingproces voor diazinon (halfwaardetijd 2 tot 3 weken in gedestilleerd water bij pH 6). Fotolyse is een belangrijk verwijderingproces voor deze stof (36% verwijderd bij pH 7 na 24 uur blootstelling). Diazinon accumuleert weinig tot matig in aquatische organismen (BCF 3 tot 200), zodat er kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Diazinon kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is geen relevant verwijderingproces voor diazinon (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal diazinon verwijderd worden door een combinatie van fotolyse en van biodegradatie (16% van de theoretische BZV bereikt na 7,5 tot 8,3 weken). Indien de concentratie aan diazinon de PNEC-waarde voor de microorganismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: diazinon: 0,0016 µg/l. Deze PNEC-waarde is een schatting op basis van de PNECwaarde voor pyrimifos-methyl (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: diazinon is niet opgenomen in de lijsten van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: diazinon staat op lijst 2 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met bewijsmateriaal voor hormoonontregeling of potentiële hormoonontregeling waarvoor in het kader van bestaande wetgeving al een regulering geldt of momenteel wordt overwogen. Voor deze stof is een test op vissen beschreven in de ED-North databank, die hormoonverstorende effecten op deze organismen aantoont (ED-North). 237
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.8.9
Dichloorvos
CAS NUMMER: 62-73-7 GEDRAG IN HET MILIEU: dichloorvos is giftig bij aanraking met de huid en bij opname door de mond (R24/25). Bij contact met de huid kan dichloorvos overgevoeligheid veroorzaken (R43). Deze stof is zeer giftig (T+) bij inademing (R26). Deze milieugevaarlijke (N) stof is zeer giftig voor in het water levende organismen (R50) (ESIS).
Dichloorvos behoort tot de familie van de organische fosforverbindingen. Deze familie staat op lijst I van de Europese Richtlijn 76/464/EEG. Voor de stoffen van lijst I geldt dat de lidstaten alle maatregelen moeten nemen om de verontreiniging van de oppervlaktewateren, territoriale wateren en kustwateren stop te zetten (VMM, 2002). Dichloorvos biodegradeert snel in oppervlaktewater (halfwaardetijd <1 dag). Hydrolyse is een belangrijk verwijderingproces voor deze stof bij hoge pH waarde (halfwaardtijden 7,9 dagen bij pH 7 en 1,4 dagen bij pH 8). Dichloorvos accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = <0,5 en 0,8), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is een relevant verwijderingproces voor dichloorvos. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een rivier of een meer wordt op basis van modellering geschat op resp. 95 dagen (traag) en 700 dagen (zeer traag). Hierdoor kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. In de atmosfeer zal deze organische stof (dampdruk 0,012 mm Hg bij 20°C) snel gedegradeerd worden door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 15 uren). Dichloorvos kan golflengten >290 nm absorberen zodat een snelle afbraak door directe fotolyse mogelijk is (halfwaardetijd 7,25 uren) (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal dichloorvos vooral verwijderd worden door biodegradatie (halfwaardetijd 3,5 dagen bij 20°C). Indien de concentratie aan dichloorvos de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. Ten gevolge van vervluchtiging kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. PNEC-WAARDE: dichloorvos: 0,0007 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: dichloorvos behoort tot groep 2B: mogelijks carcinogeen voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: voor deze stof zijn enkel fysico-chemische gegevens opgenomen in de ED-North databank (ED-North). Dit impliceert dat er voor dichloorvos in eerste instantie duidelijke indicaties waren met betrekking tot hormoonverstoring, maar dat de literatuur bij nader inzien niet overtuigend was of niet van voldoende kwaliteit.
238
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.8.10
Dimethoaat
CAS NUMMER: 60-51-5 GEDRAG IN HET MILIEU: dimethoaat is schadelijk (Xn) bij aanraking met de huid en bij opname door de mond (R21/22) (ESIS).
Dimethoaat behoort tot de familie van de organische fosforverbindingen. Deze familie staat op lijst I van de Europese Richtlijn 76/464/EEG. Voor de stoffen van lijst I geldt dat de lidstaten alle maatregelen moeten nemen om de verontreiniging van de oppervlaktewateren, territoriale wateren en kustwateren stop te zetten (VMM, 2002). Blootstelling aan dimethoaat is mogelijk via verontreinigd voedsel (HSDB). Biodegradatie is geen belangrijk verwijderingproces voor dimethoaat (halfwaardetijd 171 dagen bij 6°C en 43 dagen bij 22°C). Hydrolyse is evenmin relevant voor deze stof, wegens het ontbreken van hydrolyseerbare functionele groepen. Dimethoaat accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF 0,9 tot 9,1), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging uit oppervlaktewater naar de lucht is geen relevant verwijderingproces voor dimethoaat (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal dimethoaat weinig verwijderd worden door biodegradatie. Indien de concentratie aan dimethoaat de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: dimethoaat: 0,02 µg/l (Vmm, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: dimethoaat is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: dimethoaat behoort tot lijst 2 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met bewijsmateriaal voor hormoonontregeling of potentiële hormoonontregeling waarvoor in het kader van bestaande wetgeving al een regulering geldt of momenteel wordt overwogen. Voor deze stof zijn enkel fysico-chemische gegevens vermeld in de ED-North databank, maar er zijn geen testgegevens vermeld (ED-North). Dit impliceert dat er voor diethylether in eerste instantie duidelijke indicaties waren met betrekking tot hormoonverstoring, maar dat de literatuur bij nader inzien niet overtuigend was of niet van voldoende kwaliteit. 239
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.8.11
Disulfoton
CAS NUMMER: 298-04-4 GEDRAG IN HET MILIEU: disulfoton is zeer giftig (T+) bij aanraking met de huid en bij opname door de mond (R27/28). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Disulfoton behoort tot de familie van de organische fosforverbindingen. Deze familie staat op lijst I van de Europese Richtlijn 76/464/EEG. Voor de stoffen van lijst I geldt dat de lidstaten alle maatregelen moeten nemen om de verontreiniging van de oppervlaktewateren, territoriale wateren en kustwateren stop te zetten (VMM, 2002). Biodegradatie draagt bij tot de verwijdering van disulfoton uit oppervlaktewater (halfwaardetijd 7 tot 41 dagen). Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof. Disulfoton accumuleert matig in aquatische organismen (BCF = 450), zodat er kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is een relevant verwijderingproces voor disulfoton. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 28 dagen (matig) en 210 dagen (traag). Adsorptie aan zwevende stoffen en sedimenten kan dit proces vertragen (halfwaardetijd voor vervluchtiging uit meer, rekening houdend met adsorptie: 1410 dagen). Ten gevolge van vervluchtiging kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. In de atmosfeer zal deze stof (dampdruk 0,054 mm Hg bij 20°C) snel gedegradeerd worden door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 3 uren). Disulfoton wordt niet afgebroken door directe fotolyse wegens gebrek aan absorptie in het UVspectrum (>290 nm) (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal disulfoton vooral verwijderd worden door biodegradatie. Vervluchtiging is relevant in zones die extra belucht worden (bvb beluchtingsbekkens). Indien de concentratie aan disulfoton de PNEC-waarde voor de microorganismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: disulfoton: 0,065 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: disulfoton is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC).
240
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: disulfoton is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Deze stof is niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.8.12
Ethoprofos
CAS NUMMER: 13194-48-4 GEDRAG IN HET MILIEU: ethoprofos is giftig bij opname door de mond (R25) en zeer giftig (T+) bij inademing en aanraking met de huid (R26/27). Bij contact met de huid kan deze stof bovendien overgevoeligheid veroorzaken (R43). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Blootstelling aan ethoprofos is mogelijk via verontreinigd voedsel en inhalatie (HSDB). Ethoprofos is matig biodegradeerbaar in de bodem (halfwaardetijd 3 tot 56 dagen). Op basis hiervan kan verondersteld worden dat deze stof ook matig biodegradeerbaar is in het oppervlaktewater. Hydrolyse van deze stof verloopt traag (halfwaardetijd 133 dagen). Ethoprofos accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF 4 tot 17), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verwijderingsproces voor ethoprofos (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal ethoprfos verwijderd worden door biodegradatie. Indien de concentratie aan ethylbenzeen de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: ethoprofos: 0,5 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: ethoprofos is niet opgenomen is de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: ethoprofos is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Deze stof is niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North).
241
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.8.13
Fenitrothion
CAS NUMMER: 122-14-5 GEDRAG IN HET MILIEU: fenitrothion is schadelijk (Xn) bij opname door de mond (R22). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Fenitrothion is opgenomen in de Noordzeeconferenties (50% tot 70% emissiereductie naar water en lucht tov 1985, nulinbreng in de Noordzee binnen de termijn van één generatie). Deze stof behoort tot de familie van de organische fosforverbindingen. Deze familie staat op lijst I van de Europese Richtlijn 76/464/EEG. Voor de stoffen van lijst I geldt dat de lidstaten alle maatregelen moeten nemen om de verontreiniging van de oppervlaktewateren, territoriale wateren en kustwateren stop te zetten (VMM, 2002). Fenitrothion is sterk biodegradeerbaar (82% verwijderd na 4 tot 7 dagen). Ook fotolyse is een belangrijk verwijderingproces voor fenitrotion (halfwaardetijd 1,1 dag). Verwijdering van deze stof uit oppervlaktewater kan ook gebeuren via hydrolyse (halfwaardetijden bij resp. 20°C en 23°C en bij pH van resp. 5 en 9 bedragen 247,5 dagen en 4,3 dagen). Fenitrothion accumuleert weinig tot matig in aquatische organismen (BCF 1,5 tot 650), zodat er kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal in beperkte mate adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er een beperkte kans is op effecten op de waterbodem (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verwijderingproces voor fenitrothion (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal fenitrothion snel verwijderd worden door biologische en chemische degradatie. Indien de concentratie aan fenitrothion de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: fenitrothion: 0,0009 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: fenitrothion is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: fenitrothion is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Deze stof is evenmin opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008. 242
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.8.14
Fenthion
CAS NUMMER: 55-38-9 GEDRAG IN HET MILIEU: fenthion is schadelijk (Xn) bij aanraking met de huid en bij opname door de mond (R21/22). Bovendien houdt deze giftige stof (T) gevaar in voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij opname door de mond (R48/25). Deze stof is giftig (T) bij inademing (R23). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Fenthion is opgenomen in de Noordzeeconferenties (50% tot 70% emissiereductie naar water en lucht tov 1985, nulinbreng in de Noordzee binnen de termijn van één generatie). Deze stof behoort tot de familie van de organische fosforverbindingen. Deze familie staat op lijst I van de Europese Richtlijn 76/464/EEG. Voor de stoffen van lijst I geldt dat de lidstaten alle maatregelen moeten nemen om de verontreiniging van de oppervlaktewateren, territoriale wateren en kustwateren stop te zetten (VMM, 2002). In oppervlaktewater wordt fenthion afgebroken via fotolyse (halfwaardetijd 19,7 dagen zonder belichting en 2,9 dagen met belichting) en via biodegradatie (halfwaardetijd 2,9 tot 21,1 dagen). Bij lage zuurstofconcentraties en gebrek aan licht kan deze stof meer persistent zijn. Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof (halfwaardetijd 101 dagen). Fenthion accumuleert sterk in aquatische organismen (BCF = 16.600), zodat er een grote kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging van fenthion via het wateroppervlak verloopt traag. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 42 dagen (traag) en 455 dagen (zeer traag) indien geen rekening gehouden wordt met adsorptie aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten. Indien wel rekening gehouden wordt met adsorptie dan bedraagt de halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een meer >5 jaar. (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal fenthion verwijderd worden door biodegradatie en foto-oxidatie. Indien de concentratie aan fenthion de PNECwaarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: fenthion: 0,0002 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: fenthion is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: fenthion staat op lijst 4 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen die op basis van de beschikbare informatie worden geacht geen hormoonontregelaar te zijn. Voor deze stof zijn testresultaten voor vissen opgenomen in de ED-North databank. Deze testen toonden een hormoonverstorend effect aan van fenthion (ED-North).
243
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.8.15
Fonofos
CAS NUMMER: 944-22-9 GEDRAG IN HET MILIEU: fonofos is zeer giftig (T+) bij aanraking met de huid en bij opname door de mond (R27/28). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Blootstelling aan fonofos is mogelijk via verontreinigd voedsel en water en via huidcontact met producten die deze stof bevatten (HSDB). In oppervlaktewater wordt fonofos snel afgebroken via biodegradatie. Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof (halfwaardetijden 110 dagen tot 435 dagen). Fonofos accumuleert matig in aquatische organismen (BCF = 300), zodat er een kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging van fonofos via het wateroppervlak kan relevant zijn, afhankelijk van de mate van adsorptie aan zwevende stoffen en sedimenten. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze organische stof (3,38*10-4 mm Hg bij 25°C) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 8 dagen (matig) en 66 dagen (traag) indien geen rekening gehouden wordt met adsorptie aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten. Indien wel rekening gehouden wordt met adsorptie dan bedraagt de halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een meer 2,3 jaar (zeer traag). (HSDB). Als fonofos door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. In de lucht zal fonofos snel degraderen door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 4,5 uren). Fonofos dat op deeltjes geadsorbeerd wordt kan via droge of natte depositie terug in het oppervlaktewater terecht komen (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal fonofos verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie en vervluchtiging. Indien de concentratie aan fonofos de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. via vervluchtiging kan fonofos ook in het compartiment lucht effecten veroorzaken. PNEC-WAARDE: fonofos: de VMM heeft geen PNEC-waarde vastgelegd voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: fonofos is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC).
244
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: fonofos is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.8.16
Malathion
CAS NUMMER: 121-75-5 GEDRAG IN HET MILIEU: malathion is schadelijk (Xn) bij opname door de mond (R22). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Malathion behoort tot de familie van de organische fosforverbindingen. Deze familie staat op lijst I van de Europese Richtlijn 76/464/EEG. Voor de stoffen van lijst I geldt dat de lidstaten alle maatregelen moeten nemen om de verontreiniging van de oppervlaktewateren, territoriale wateren en kustwateren stop te zetten. Malathion is ook opgenomen in de Noordzeeconferenties (50% tot 70% emissiereductie naar water en lucht tov 1985, nulinbreng in de Noordzee binnen de termijn van één generatie) (VMM, 2002). Blootstelling aan malathion is mogelijk via inhalatie en via dermaal contact indien dit insecticide voor huishoudelijk gebruik toegepast wordt (HSDB). In België is het huishoudelijk gebruik van insecticiden die malathion bevatten niet toegelaten (stand van zaken dd 15/09/2007). Malathion is goed biodegradeerbaar (90% verwijderd na 2 weken). Hydrolyse is een relevant verwijderingproces voor malathion (halfwaardetijden 2 tot 11 dagen). Deze stof accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 13), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verwijderingproces voor malathion (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal malathion vooral verwijderd worden door biodegradatie. Indien de concentratie aan malathion de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: malathion: 0,0008 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: malathion is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: malathion is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof zijn testresultaten opgenomen in de ED-North databank. Het betreft 1 test met Crustacea, 10 testen met vissen en 2 testen met zoogdieren. In alle testen werden hormoonverstorende effecten aangetoond (ED-North).
245
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.8.17
Methidathion
CAS NUMMER: 950-37-8 GEDRAG IN HET MILIEU: methidathion is schadelijk bij aanraking met de huid (R21) en zeer giftig (T+) bij opname door de mond (R28). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Blootstlling aan methidathion is mogelijk via inhalatie, voedsel, drinkwater en via huidcontact met deze stof (HSDB). Methidathion is goed biodegradeerbaar (halfwaardetijd 12 dagen). Hydrolyse is een belangrijk verwijderingproces voor deze stof in alkalische (hoge pH) en sterk zure (zeer lage pH) milieu’s. Hydrolyse is niet relevant in neutrale (pH = 7) en licht zure (lage pH) milieu’s. Deze stof accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF 1,5 – 3) zodat er geen kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verwijderingproces voor methidathion (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal methidathion vooral verwijderd worden door biodegradatie. Indien de concentratie aan methidathion de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: methidathion: 0,0234 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: methidathion is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: methidathion is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB 246
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.8.18
Mevinfos
CAS NUMMER: 7786-34-7 GEDRAG IN HET MILIEU: mevinfos is zeer giftig (T+) bij aanraking met de huid en opname door de mond (R27/28). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig is voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Mevinfos behoort tot de familie van de organische fosforverbindingen. Deze familie staat op lijst I van de Europese Richtlijn 76/464/EEG. Voor de stoffen van lijst I geldt dat de lidstaten alle maatregelen moeten nemen om de verontreiniging van de oppervlaktewateren, territoriale wateren en kustwateren stop te zetten. Blootstelling aan mevinfos is mogelijk via verontreinigd voedsel (HSDB). Mevinfos wordt in de bodem zeer snel afgebroken via biodegradatie (halfwaardetijden 2 tot 12 uur). Bijgevolg kan verondersteld worden dat biodegradatie in oppervlaktewater ook goed zal verlopen. Deze stof wordt ook afgebroken via hydrolyse, in het bijzonder in alkalische milieu’s (hoge pH) (halfwaardetijden 120 dagen, 35 dagen en 3 dagen bij pH 6, 7 en 9). Mevinfos accumuleert weinig in aquatische organismen, zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten met een hoog kleigehalte, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verwijderingproces voor mevinfos (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal mevinfos vooral verwijderd worden door biodegradatie en adsorptie. Indien de concentratie aan mevinfos de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: mevinfos: 0,0017 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: mevinfos is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: mevinfos staat op lijst 3 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met onvoldoende gegevens. Mevinfos is niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
247
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.8.19
Parathion-ethyl
CAS NUMMER: 56-38-2 GEDRAG IN HET MILIEU: parathion-ethyl is giftig bij aanraking met de huid (R24) en is zeer giftig bij inademing en bij opname door de mond (T+, R26/28). Bij langdurige blootstelling bij opname door de mond van deze giftige stof is er gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid (R48/25). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Parathion-ethyl behoort tot de familie van de organische fosforverbindingen. Deze familie staat op lijst I van de Europese Richtlijn 76/464/EEG. Voor de stoffen van lijst I geldt dat de lidstaten alle maatregelen moeten nemen om de verontreiniging van de oppervlaktewateren, territoriale wateren en kustwateren stop te zetten. Deze stof is tevens opgenomen in de Noordzeeconferenties (50% tot 70% emissiereductie naar water en lucht tov 1985, nulinbreng in de Noordzee binnen de termijn van één generatie) (VMM, 2002). Blootstelling aan parathion-ethyl is mogelijk via verontreinigd voedsel en via inhalatie (HSDB). Parathion-ethyl wordt goed afgebroken via biodegradatie (100% verwijdering in enkele weken). Hydrolyse is een relevant verwijderingsproces voor deze stof (20% verwijderd na 2 uur). Parathion-ethyl accumuleert weinig tot matig in aquatische organismen (BCF 63 tot 462), zodat er een kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verwijderingproces voor parathion-ethyl (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal parathionethyl vooral verwijderd worden door biodegradatie. Indien de concentratie aan parathion-ethyl de PNECwaarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: parathion-ethyl: 0,0002 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: parathion-ethyl behoort tot groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot carcinogeniciteit voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: parathion-ethyl staat op lijst 2 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met bewijsmateriaal voor hormoonontregeling of potentiële hormoonontregeling waarvoor in het kader van bestaande wetgeving al een regulering geldt of momenteel wordt overwogen. In de ED-North databank zijn voor deze stof testresultaten opgenomen voor vissen en zoogdieren. Zowel in de test voor vissen als in de 5 testen voor zoogdieren werden hormoonverstorende effecten aangetoond (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf 248
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
3.8.20
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
Parathion-methyl
CAS NUMMER: 298-00-0 GEDRAG IN HET MILIEU: indien parathion-methyl verwarmd wordt dan kan deze stof ontploffen (R5). Deze ontvlambare stof (R10) is giftig bij aanraking met de huid (R24). Parathion-methyl is zeer giftig bij inademing en bij opname door de mond (T+, R26/28). Bij langdurige blootstelling bij opname door de mond van deze schadelijke stof is er gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid (R48/22). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Blootstelling aan parathion-methyl is mogelijk via verontreinigd voedsel en drinkwater, via inhalatie en via huidcontact met dit insecticide (HSDB). Parathion-methyl wordt goed afgebroken via biodegradatie (halfwaardetijden 2,3 dagen tot 30 dagen). Hydrolyse is een relevant verwijderingsproces voor deze stof (halfwaardetijden 6,5 dagen tot 13 dagen bij 40°C en pH<8). Parathion-methyl accumuleert weinig tot matig in aquatische organismen (BCF 8,3 tot 959), zodat er een kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal matig adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verwijderingproces voor parathion-methyl (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal parathionmethyl vooral verwijderd worden door biodegradatie. Indien de concentratie aan parathion-methyl de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: parathion-methyl: 0,0135 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: parathion-methyl behoort tot groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot carcinogeniciteit voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: parathion-methyl staat op lijst 2 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met bewijsmateriaal voor hormoonontregeling of potentiële hormoonontregeling waarvoor in het kader van bestaande wetgeving al een regulering geldt of momenteel wordt overwogen. Voor deze stof zijn testresultaten voor vogels (4 testen), Crustacea (2 testen), vissen (4 testen), insecten (2 testen) en zoogdieren (1 test) opgenomen in de ED-North databank. In alle testen werden hormoonverstorende effecten aangetoond, behalve in de test voor zoogdieren (ED-North). REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
249
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.8.21
Pirimiphos-methyl
CAS NUMMER: 23505-41-1 GEDRAG IN HET MILIEU: pirimiphos-methyl is schadelijk bij aanraking met de huid (R21). Deze stof is giftig (T) bij opname door de mond (R25). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Pirimiphos-methyl is weinig biodegradeerbaar (EFSA, 2005). Deze stof accumuleert sterk in aquatische organismen (BCF = 2900), zodat er een grote kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Pirimiphos-methyl adsorbeert aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces voor pirimiphos-methyl. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze organische stof (dampdruk 15*10-6 mm Hg bij 20°C (Verschueren, 1983)) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 2 dagen (snel) en 22 dagen (matig) (HSDB). Als pirimiphos-methyl door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. Deze stof is in de lucht als damp en gebonden aan deeltjes aanwezig. Pirimiphos-methyl wordt zeer snel afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 1 uur). Het pirimiphos-methyl dat aan deeltjes gebonden is wordt voornamelijk via droge depositie uit de lucht verwijderd, waarbij het in het oppervlaktewater kan terechtkomen (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal pirimiphosmethyl verwijderd worden door een combinatie van vervluchtiging (vooral in zones die extra belucht worden) en adsorptie. PNEC-WAARDE: pirimiphos-methyl: 0,0016 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: pirimiphos-methyl is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: pirimiphos-methyl is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
EFSA (2005). EFSA Scientific Report (2005) 44, 1-53, Conclusion on the peer review of pirimiphosmethyl. Beschikbaar via http://ec.europa.eu/food/plant/protection/evaluation/exist_subs_rep_en.htm
•
Verschueren, K. (1983). Handbook of Environmental Data on Organic chemicals. 2nd Edition. Ed. Van Nostrand Reinhold, 115 Fifth Avenue, New York 10003. ISBN 0-442-28802-6.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
250
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.8.22
Terbufos
CAS NUMMER: 13071-79-9 GEDRAG IN HET MILIEU: terbufos is zeer giftig (T+) bij aanraking met de huid en bij opname door de mond (R27/28). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Blootstelling aan terbufos is mogelijk via verontreinigd voedsel (HSDB). Terbufos is goed biodegradeerbaar in de bodem, er kan verondersteld worden dat dit ook in oppervlaktewater het geval is. Deze stof wordt ook verwijderd door fotolyse. Deze stof accumuleert matig in aquatische organismen (BCF = 560), zodat er een kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging van terbufos via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze organische stof (dampdruk 0,00032 mm Hg bij 20°C) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 2,8 dagen (snel) en 26 dagen (matig). Dit proces wordt afgeremd door adsorptie aan zwevende stoffen en sedimenten. In de dampfase wordt terbufos zeer snel afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 1,6 uur). Terbufos wordt niet verwijderd door directe fotolyse, omdat deze stof geen licht met golflengte >290 nm absorbeert (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal terbufos verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie, vervluchtiging (in het bijzonder in zones die extra belucht worden zoals beluchtingsbekkens) en adsorptie. Indien de concentratie aan terbufos de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: terbufos: de VMM heeft geen PNEC-waarde voorgesteld voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: terbufos is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: terbufos is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
251
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.9 3.9.1
ORGANOCHLOORPESTICIDEN 2,3,5,6-tetrachloornitrobenzeen (tecnazeen)
CAS NUMMER: 117-18-0 GEDRAG IN HET MILIEU:
Het is een schadelijke (Xn) en milieugevaarlijke (N) stof (ESIS). Het is een stof die schadelijk is bij opname door de mond (R22) en die overgevoeligheid kan veroorzaken bij contact met de huid (R43). 2,3,5,6-tetrachloornitrobenzeen is zeer giftig voor in het water levende organismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53). De belangrijkste blootstellingroutes voor de mens zijn via de lucht en door contact met de ogen en de huid (HSDB). 2,3,5,6-tetrachloornitrobenzeen staat in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II. Deze stof is sterk accumulerend in waterorganismen (BCF = 1362 in een regenboogforel, HSDB). Er zijn geen gegevens m.b.t. biodegradeerbaarheid in oppervlaktewater bekend (gebaseerd op HSDB; ESIS; EC (1999); INERIS). 2,3,5,6-tetrachloornitrobenzeen adsorbeert in water aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, waardoor er effecten naar de waterbodem kunnen optreden. Vervluchtiging van 2,3,5,6-tetrachloornitrobenzeen via het wateroppervlak naar de lucht is een minder belangrijk verwijderingproces, zodat de effecten naar de lucht eerder beperkt zijn (HSDB). De vervluchtiging via het wateroppervlak verloopt matig (halfwaardetijd 31 dagen, zonder adsorptie) tot traag (halfwaardetijd > 2 jaar, met adsorptie). Indien 2,3,5,6-tetrachloornitrobenzeen geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan zal deze stof in de eerste plaats adsorberen aan het slib. Daarnaast blijkt dat deze stof snel biodegradeerbaar is door slib onder anaërobe omstandigheden (HSDB). Er zijn geen gegevens bekend in de geraadpleegde literatuur m.b.t. biodegradeerbaarheid onder aërobe omstandigheden in een waterzuiveringsinstallatie (HSDB). PNEC-WAARDE: 2,3,5,6-tetrachloornitrobenzeen: 12,8 µg/l (VMM, pers.comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: niet opgenomen in IARC. HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262); niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances bin/sis/htmlgen?HSDB
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: Beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
Database:
252
Beschikbaar
via
http://toxnet.nlm.nih.gov/cgi-
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.9.2
Aldrin
CAS NUMMER: 309-00-2 GEDRAG IN HET MILIEU: Aldrin is giftig (T) bij aanraking door de huid en bij opname door de mond (R24/25). Bij blootstelling zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten (R40). Deze giftige stof houdt gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid in bij langdurige blootstelling bij inademing en opname door de mond (R48/24/25). Bovendien is het een milieugevaarlijke stof (N), die zeer giftig is voor in het water levende organismen, ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Aldrin staat in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II. Daarnaast is aldrin opgenomen in de waterverontreiniging gerelateerde internationale verdragen UNEP-POPs (stopzetten of reduceren van de emissie van POPs) en de Noordzeeconferenties (50% tot 70% emissiereductie naar water en lucht tov 1985, nulinbreng in de Noordzee binnen de termijn van één generatie) (VMM, 2002). Blootstelling aan aldrin is mogelijk via voedsel en drinkwater dat verontreinigd is met aldrin (HSDB). Aldrin is goed biodegradeerbaar (20%, 60% en 80% biodegradatie na resp. 2, 4 en 8 weken). Aldrin is niet onderhevig aan hydrolyse, wegens het gebrek aan hydrolyseerbare functionele groepen in de molecule. Deze stof accumuleert matig tot sterk in aquatische organismen (BCF = 735 tot 20.000), zodat er kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Aldrin kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat effecten op de waterbodem mogelijk zijn (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces voor aldrin. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een rivier of een meer wordt op basis van modellering geschat op resp. 27 uur (snel) en 19 dagen (matig), indien geen rekening gehouden wordt met adsorptie aan zwevende stoffen en sedimenten. Indien wel rekening gehouden wordt met adsorptie bedraagt de halfwaardetijd voor vervluchtiging uit een meer 52 jaar. In de lucht is deze organische stof (dampdruk 2,3*10-5mm Hg bij 20°C (Verschueren, 1983)) enkel als damp aanwezig. Zij wordt erg snel verwijderd door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 6 uur) (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal aldrin verwijderd worden door een combinatie van vervluchtiging uit water naar lucht, zeker in zones van de waterzuiveringsinstallatie die extra belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens), en biodegradatie. Ten gevolge van vervluchtiging kan aldrin ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. Indien de concentratie aan aldrin de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: aldrin: 0,01 µg/l. Deze PNEC-waarde geldt voor de som van de “drins” (aldrin, endrin, isodrin en dieldrin) (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: aldrin behoort tot groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot humane carcinogeniciteit (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: aldrin is niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en is ook niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North).
253
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.9.3
Alfa-hexachloorcyclohexaan
CAS NUMMER: 319-84-6 GEDRAG IN HET MILIEU: alfa-hexachloorcyclohexaan is niet geclassificeerd in Annex I van de Europese richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Het veiligheidsinformatieblad (SIRI MSDS Index) voor deze stof vermeld dat alfa-hexachloorcyclohexaan schadelijk is bij aanraking met de huid (R21) en giftig (T) bij opname door de mond (R25). Na blootstelling aan deze stof is het optreden van onherstelbare effecten niet uitgesloten (R40).
Blootstelling aan alfa-hexachloorcyclohexaan is mogelijk via inhalatie en via voedsel en drinkwater (HSDB). Alfa-hexachloorcyclohexaan wordt met een matige snelheid verwijderd via biodegradatie in bodem (halfwaardetijd 90 dagen in vochtige bodem). Op basis hiervan kan verondersteld worden dat ook de biodegradatie in oppervlaktewater slechts met matige snelheid zal verlopen. Deze stof wordt ook zeer traag verwijderd via hydrolyse (halfwaardetijden 1,2 jaren, 0,8 jaren en 30 dagen bij pH van resp. 7, 8 en 9). Deze stof accumuleert matig tot sterk in aquatische organismen (BCF = 330 tot 1.216), zodat er kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Alfa- hexachloorcyclohexaankan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat effecten op de waterbodem mogelijk zijn (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces voor alfahexachloorcyclohexaan. Hierdoor kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een rivier of een meer wordt op basis van modellering geschat op resp. 6 dagen (snel) en 74 dagen (traag). In de lucht zal deze organische stof (dampdruk 4,5*10-5mm Hg bij 25°C) zeer traag afbreken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 110 dagen). Deze stof wordt niet afgebroken door directe fotolyse, omdat zij geen licht absorbeert met golflengte >290 nm (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal alfahexachloorcyclohexaan verwijderd worden door een combinatie van vervluchtiging, zeker in zones van de waterzuiveringsinstallatie die extra belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens), biodegradatie en adsorptie. Ten gevolge van vervluchtiging kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. Indien de concentratie aan alfahexachloorcyclohexaan de PNEC-waarde voor de microorganismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: alfa-hexachloorcyclohexaan: 0,02 µg/l. Deze PNEC-waarde geldt voor de som van hexachloorcyclohexanen (alfa-, beta-, delta- en gamma-hexachloorcyclohexaan) (VMM, pers. comm.).
254
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
HUMANE CARCINOGENICITEIT: alfa-hexachloorcyclohexaanis niet opgenomen in de lijsten van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: Alfa-hexachloorcyclohexaan is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
SIRI MSDS Index. Vermont http://hazard.com/msds/
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.9.4
Safety
Information
Resources,
Inc.
Beschikbaar
via
Beta-hexachloorcyclohexaan
CAS NUMMER: 319-85-7 GEDRAG IN HET MILIEU: beta-hexachloorcyclohexaan is niet geclassificeerd in Annex I van de Europese richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Het veiligheidsinformatieblad (SIRI MSDS Index) voor deze stof vermeld dat alfa-hexachloorcyclohexaan schadelijk is bij aanraking met de huid (R21) en giftig (T) bij opname door de mond (R25). Na blootstelling aan deze stof is het optreden van onherstelbare effecten niet uitgesloten (R40).
Blootstelling aan beta-hexachloorcyclohexaan is mogelijk via inhalatie en via voedsel en drinkwater (HSDB). Beta-hexachloorcyclohexaan is persistent in de bodem (halfwaardetijd >100 dagen). Op basis hiervan kan verondersteld worden dat deze stof ook persistent is in oppervlaktewater. Deze stof accumuleert matig in aquatische organismen (BCF = 631), zodat er kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Beta- hexachloorcyclohexaan kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat effecten op de waterbodem mogelijk zijn (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is geen belangrijk verwijderingproces betahexachloorcyclohexaan (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal betahexachloorcyclohexaan verwijderd worden door adsorptie. PNEC-WAARDE: beta-hexachloorcyclohexaan: 0,02 µg/l. Deze PNEC-waarde geldt voor de som van hexachloorcyclohexanen (alfa-, beta-, delta- en gamma-hexachloorcyclohexaan) (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: beta-hexachloorcyclohexaan is niet opgenomen in de lijsten van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: Beta-hexachloorcyclohexaan is opgenomen in lijst 3 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met onvoldoende gegevens voor hormoonverstoring. In de ED-North databank zijn testresultaten opgenomen voor deze 255
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
stof voor vissen en zoogdieren. In de 4 testen voor vissen en in de 4 testen voor zoogdieren werden endocriene effecten aangetoond of vermoed (ED-North). REFERENTIES: •
SIRI MSDS Index. Vermont http://hazard.com/msds/
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.9.5
Safety
Information
Resources,
Inc.
Beschikbaar
via
DDD
CAS NUMMER: 53-19-0 (o,p’-DDD), 72-54-8 (p,p’-DDD) GEDRAG IN HET MILIEU: DDD is een afbraakproduct van DDT.
o,p’-DDD en p,p’-DDD zijn niet geclassificeerd volgens Annex I van de Europese Richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Het veiligheidsinformatieblad (University of Akron) vermeldt dat deze stof irriterend is voor de ogen, de huid en het verteringskanaal. DDD is schadelijk bij inslikken en bij adsorptie door de huid. Bovendien is deze stof mogelijks kankerverwekkend. Blootstelling aan p,p’-DDD is mogelijk via verontreinigd voedsel en drinkwater, via inhalatie en via huidcontact met bodemdeeltjes (HSDB). p,p’-DDD is een persistente stof. Hydrolyse verloopt zeer traag (halfwaardetijden 570 dagen bij pH 9 en 190 jaar bij pH 3-5). p,p’-DDD accumuleert sterk in aquatische organismen (BCF = 51.000 – 83.200), zodat er een grote kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). p,p’-DDD kan vervluchtigen via het wateroppervlak, doch dit is een minder relevant verwijderingproces in vergelijking met adsorptie. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze organische stof (dampdruk 1,35*10-6 mm Hg bij 25°C) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 10 dagen (matig) en 79 dagen (traag) indien geen rekening gehouden wordt met adsorptie aan zwevende deeltjes en sedimenten. Indien wel rekening gehouden wordt met adsorptie dan bedraagt de halfwaardetijd voor vervluchtiging via een meer 81 jaar (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal p,p’-DDD vooral verwijderd worden door adsorptie. Betreffende het gedrag van o,p’-DDD in het milieu zijn geen gegevens opgenomen in de HSDB databank (HSDB). Er kan verondersteld worden dat het gedrag vergelijkbaar is met dat van p,p’-DDD. PNEC-WAARDE: o,p’-DDD en p,p’-DDD: 0,025 µg/l. Deze PNEC-waarde geldt voor de som van DDT (DDE, DDD en DDT) (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: o,p’-DDD is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC).
256
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: o,p’-DDD behoort tot lijst 3 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met onvoldoende gegevens. Voor o,p’-DDD en voor p,p’-DDD zijn testgegevens voor vissen, zoogdieren, reptielen en gisten opgenomen in de EDNorth databank. In bijna alle testen werden hormoonverstorende effecten aangetoond: vissen (o,p’-DDD: 6/6, p,p’-DDD: 0/2), zoodieren (o,p’-DDD: 9/10, p,p’-DDD: 5/5), reptielen (o,p’-DDD: 1/2, p,p’-DDD: 2/4), gisten (o,p’-DDD: 1/1, p,p’-DDD: 1/1) (ED-North). REFERENTIES: •
University of Akron. Veiligheidsinformatiebladen, http://ull.chemistry.uakron.edu/cgi-bin/htsearch
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.9.6
beschikbaar
via
DDE
CAS NUMMER: 3424-82-6 (o,p’-DDE) en 72-55-9 (p,p’-DDE) GEDRAG IN HET MILIEU: DDE is een afbraakproduct van DDT.
o,p’-DDE en p,p’-DDE zijn niet geclassificeerd volgens Annex I van de Europese Richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Het veiligheidsinformatieblad (University of Akron) vermeldt dat deze stof irriterend is voor de ogen, de huid, de ademhalingswegen en het verteringskanaal. Bovendien werd in dierproeven aangetoond dat deze stof kankerverwekkend is en dat ze bij dieren de voorplanting en het erfelijke materiaal (mutageen) negatief beïnvloed. Blootstelling aan p,p’-DDE is mogelijk via verontreinigd voedsel en drinkwater, via inhalatie en via huidcontact met bodemdeeltjes (HSDB). p,p’-DDE is een persistente stof. Hydrolyse verloopt zeer traag (halfwaardetijden 120 jaar bij pH 3-5). Fotolyse is een relevant verwijderingsproces voor deze stof (halfwaardetijden 15 uur en 26 uur bij bestraling met licht van resp. 310 nm en 410 nm). p,p’-DDE accumuleert sterk in aquatische organismen (BCF = 27.500 – 81.000), zodat er een grote kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces voor p,p’-DDE. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze organische stof (dampdruk 6*10-6 mm Hg bij 25°C) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 2 dagen (snel) en 18 dagen (matig) indien geen rekening gehouden wordt met adsorptie aan zwevende deeltjes en sedimenten. Indien wel rekening gehouden wordt met adsorptie dan bedraagt de halfwaardetijd voor vervluchtiging via een meer 5 jaar (HSDB). Als p,p’-DDE door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. Deze stof is in de lucht aanwezig als damp en gebonden aan deeltjes. p,p’-DDE wordt snel afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 2 dagen). Daarnaast wordt p,p’-DDE ook uit de lucht verwijderd door directe fotolyse, omdat deze stof licht met golflengten >290nm kan adsorberen (halfwaardetijden 0,9 dagen in de zomer en 6,1 dagen in de winter). Het p,p’-DDE dat aan deeltjes gebonden is wordt uit de 257
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
lucht verwijderd via droge en natte depositie, zodat het terug in het oppervlaktewater kan terechtkomen (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal p,p’-DDE verwijderd worden door een combinatie van adsorptie en vervluchtiging (vooral in zones die extra belucht worden). o,p’-DDE is niet opgenomen in de HSDB databank (HSDB). Er kan verondersteld worden dat het gedrag vergelijkbaar is met dat van p,p’-DDE. PNEC-WAARDE: o,p’-DDE en p,p’-DDE: 0,025 µg/l. Deze PNEC-waarde geldt voor de som van DDT (DDE, DDD en DDT) (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: DDE is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: o,o’-DDE en o,p’-DDE staan op lijst 3 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met onvoldoende gegevens voor hormoonontregelend potentieel. Voor o,p’-DDE en voor p,p’-DDE zijn testgegevens voor vogels, vissen, zoogdieren, reptielen en gisten opgenomen in de ED-North databank. Voor p,p’-DDD is ook een test voor amfibieën beschreven. In bijna alle testen werden hormoonverstorende effecten aangetoond: amfibieën (p,p’-DDE: 1/1), vogels (o,p’-DDE: 2/2, p,p’-DDE: 2/2), vissen (o,p’-DDE: 4/12, p,p’-DDE: 0/7), zoodieren (o,p’-DDE: 5/5, p,p’-DDE: 30/41), reptielen (o,p’-DDE: 3/5, p,p’-DDE: 4/6), gisten (o,p’-DDE: 0/3, p,p’-DDE: 2/2) (ED-North). REFERENTIES: •
University of Akron. Veiligheidsinformatiebladen, http://ull.chemistry.uakron.edu/cgi-bin/htsearch
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.9.7
beschikbaar
via
DDT
CAS NUMMER: 789-02-6 (o,p’-DDT) en 50-29-3 (p,p’-DDT) GEDRAG IN HET MILIEU: o,p’-DDT is niet geclassificeerd volgens Annex I van de Europese Richtlijn 67/548/EEG. p,p’-DDT is giftig (T) bij opname door de mond (R25). Bij langdurige blootstelling bij opname door de mond is er bovendien gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid (R48/25). Bij blootstelling aan DDT is het optreden van onherstelbare effecten niet uitgesloten (R40). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer schadelijk voor in het water levende organismen, ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS). Het veiligheidsinformatieblad (Oxford University) vermeldt dat DDT giftig is bij inslikken en schadelijk is bij adsorptie door de huid en bij inhalatie. Deze stof is mogelijks kankerverwekkend en kan mutagene effecten bij de mens veroorzaken. Bovendien kan deze stof de reproductiviteit aantasten.
DDT is opgenomen in de waterverontreiniging gerelateerde internationale verdragen UNEP-POPs (stopzetten of reduceren van de emissie van POPs) en de Noordzeeconferenties (50% tot 70% 258
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
emissiereductie naar water en lucht tov 1985, nulinbreng in de Noordzee binnen de termijn van één generatie) (VMM, 2002). Blootstelling aan p,p’-DDT is mogelijk via verontreinigd voedsel en drinkwater, via inhalatie en via huidcontact met bodemdeeltjes (HSDB). p,p’-DDT is een persistente stof. Hydrolyse verloopt traag (halfwaardetijden 81 dagen bij pH 9, 12 jaar bij pH 3-5). p,p’-DDT accumuleert matig tot sterk in aquatische organismen (BCF = 600 – 84.500), zodat er een grote kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces voor p,p’-DDT. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze organische stof (dampdruk 0,18*10-6 mm Hg bij 20°C (Tomlin, 1994)) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 6 dagen (snel) en 68 dagen (traag) indien geen rekening gehouden wordt met adsorptie aan zwevende deeltjes en sedimenten. Indien wel rekening gehouden wordt met adsorptie dan bedraagt de halfwaardetijd voor vervluchtiging via een meer 129 jaar (HSDB). Als p,p’-DDT door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. Deze stof is in de lucht aanwezig als damp en gebonden aan deeltjes. p,p’-DDT wordt snel afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 5 dagen). Het p,p’-DDT dat aan deeltjes gebonden is wordt uit de lucht verwijderd via droge en natte depositie, zodat het terug in het oppervlaktewater kan terechtkomen (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal p,p’-DDT verwijderd worden door een combinatie van adsorptie en vervluchtiging (vooral in zones die extra belucht worden). o,p’-DDT is niet opgenomen in de HSDB databank (HSDB). Er kan verondersteld worden dat het gedrag vergelijkbaar is met dat van p,p’-DDT. PNEC-WAARDE: o,p’-DDT en p,p’-DDT: 0,025 µg/l. Deze PNEC-waarde geldt voor de som van DDT (DDE, DDD en DDT) (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: DDT behoort tot groep 2B: mogelijks carcinogeen voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: o,p’-DDT staat op lijst 3 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met onvoldoende gegevens voor hormoonontregelend potentieel. p,p’-DDT staat op lijst 2 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met bewijsmateriaal voor hormoonontregeling of potentiële hormoonontregeling waarvoor in het kader van bestaande wetgeving al een regulering geldt of momenteel wordt overwogen. Voor o,p’-DDT en voor p,p’-DDT zijn testgegevens voor amfibieën, vissen, zoogdieren, reptielen en gisten opgenomen in de ED-North databank. Voor o,p’-DDT zijn ook testen op gisten beschreven, voor p,p’-DDT zijn ook testen voor vogels beschreven. In bijna alle testen werden hormoonverstorende effecten aangetoond: amfibieën (o,p’-DDT: 0/1, p,p’-DDT: 1/1), vogels (p,p’-DDT: 1/2), vissen (o,p’-DDT: 12/15, p,p’-DDT: 2/2), zoodieren (o,p’-DDT: 40/42, p,p’-DDT: 14/19), reptielen (o,p’-DDT: 2/3, p,p’-DDT: 2/3), gisten (o,p’-DDT: 11/12) (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
Oxford University. The Physical and Theoretical Chemistry Laboratory. Beschikbaar via http://physchem.ox.ac.uk/MSDS/#MSDS 259
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
Tomlin (1994). The Pesticide Manual. Incorporating The Agrochemicals Handbook. Tenth Edition. ISBN 0 948404 79 5.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.9.8
Delta-hexachloorcyclohexaan
CAS NUMMER: 319-86-8 GEDRAG IN HET MILIEU: delta-hexachloorcyclohexaan is niet geclassificeerd in Annex I van de Europese richtlijn 67/548/EEG (ESIS). In de literatuur wordt aangegeven dat bij blootstelling aan deze stof onherstelbare effecten niet uitgesloten zijn (Verordnung zum Schutz vor gefährlichen Stoffen, 1997).
Blootstelling aan delta-hexachloorcyclohexaan is mogelijk via inhalatie en via voedsel en drinkwater (HSDB). Delta-hexachloorcyclohexaan wordt met matige snelheid verwijderd door biodegradatie in bodem (halfwaardetijd 23,4 dagen tot 33,9 dagen). Op basis hiervan kan verondersteld worden dat de verwijdering uit oppervlaktewater via biodegradatie ook met matige snelheid verloopt. Deze stof accumuleert matig tot sterk in aquatische organismen (BCF 280 tot 1.780), zodat er kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Delta-hexachloorcyclohexaan kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat effecten op de waterbodem mogelijk zijn (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is geen relevant verwijderingproces voor deltahexachloorcyclohexaan (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal deltahexachloorcyclohexaan verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie en adsorptie. Indien de concentratie aan delta-hexachloorcyclohexaan de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: delta-hexachloorcyclohexaan: 0,02 µg/l. Deze PNEC-waarde geldt voor de som van hexachloorcyclohexanen (alfa-, beta-, delta- en gamma-hexachloorcyclohexaan) (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: delta-hexachloorcyclohexaan is niet opgenomen in de lijsten van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: delta-chloorcyclohexaan is opgenomen in lijst 3 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met onvoldoende gegevens voor hormoonverstoring. In de ED-North databank zijn voor deze stof testresultaten opgenomen voor testen met zoogdieren. In 4 van de 5 testen werden hormoonverstorende effecten vastgesteld (ED-North). REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/ 260
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
•
Verordnung zum Schutz vor gefährlichen Stoffen (1997). Liste der gefährlichen Stoffe und Zubereitungen nach § 4a GefStoffV [list of hazardous substances and preparations acc. §4a of the German ordinance on protection from hazardous substances] in: Verordnung zum Schutz vor gefährlichen Stoffen (Gefahrstoffverordnung - GefStoffV) of October 26, 1993, last update April 15, 1997
3.9.9
Dieldrin
CAS NUMMER: 60-57-1 GEDRAG IN HET MILIEU: dieldrin is giftig bij opname door de mond (R25) en zeer giftig (T+) bij aanraking met de huid (R27). Bij langdurige blootstelling bij opname door de mond is er gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid (R48/25). Het optreden van onherstelbare effecten na blootstelling (R40) is niet uitgesloten. Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Dieldrin is opgenomen in de waterverontreiniging gerelateerde internationale verdragen UNEP-POPs (stopzetten of reduceren van de emissie van POPs) en de Noordzeeconferenties (50% tot 70% emissiereductie naar water en lucht tov 1985, nulinbreng in de Noordzee binnen de termijn van één generatie). Dieldrin behoort tot de familie van de organische halogeenverbindingen. Deze familie staat op lijst I van de Europese Richtlijn 76/464/EEG. Voor de stoffen van lijst I geldt dat de lidstaten alle maatregelen moeten nemen om de verontreiniging van de oppervlaktewateren, territoriale wateren en kustwateren stop te zetten (VMM, 2002). Blootstelling aan dieldrin is mogelijk via voeding, drinkwater, inhalatie en huidcontact met verontreinigde grond (HSDB). Dieldrin is weinig biodegradeerbaar in oppervlaktewater. Hydrolyse is geen belangrijk verwijderingproces voor deze stof (halfwaardtijd > 4 jaar). Dieldrin accumuleert sterk in aquatische organismen (BCF 3.300 tot 14.500), zodat er een grote kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Dieldrin zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is mogelijk voor dieldrin. Dit proces kan echter afgeremd worden door adsorptie van de stof aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een meer, zonder rekening te houden met adsorptie aan zwevende stoffen en sedimenten, wordt op basis van modellering geschat op resp. 5 dagen (snel) en 60 dagen (traag). Indien rekening gehouden wordt met adsorptie dan bedraagt de halfwaardetijd voor vervluchtiging uit een meer 7 jaar (zeer traag). Ten gevolge van vervluchtiging kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. In de atmosfeer zal deze organische stof (dampdruk 5,89*10-6 mm Hg bij 25°C) aanwezig zijn in de dampfase en gebonden aan stofdeeltjes. In de dampfase zal dieldrin snel gedegradeerd worden door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 42 uren). Het diendrin zal gebonden is aan stofdeeltjes zal door stofuitval en via neerslag uit de atmossfeer verwijderd worden. Via deze processen kan een gedeelte van het dieldrin terug in het oppervlaktewater terechtkomen. Deze stof kan ook uit de atmosfeer verwijderd worden via directe 261
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
fotolyse (2,8% tot 6% verwijderd na blootstelling aan licht met golflengte >300 nm gedurende 91 uren) (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal dieldrin zeer traag verwijderd worden door een combinatie van vervluchtiging en biodegradatie (0% ven de theoretische BVZ bereikt na 2,5 weken incubatie van 100 mg/l dieldrin bij 30 mg/l actief slib inoculum (HSDB)). Indien de concentratie aan dieldrin de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. Ten gevolge van vervluchtiging kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. PNEC-WAARDE: dieldrin: 0,01 µg/l. Deze PNEC-waarde is een waarde voor de som van de “drins” (aldrin, endrin, isodrin, dieldrin) (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: dieldrin behoort tot groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot humane carcinogeniciteit (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: dieldrin staat op lijst 2 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met bewijsmateriaal voor hormoonontregeling of potentiële hormoonontregeling waarvoor in het kader van bestaande wetgeving al een regulering geldt of momenteel wordt overwogen. Voor deze stof zijn testresultaten opgenomen in de ED-North databank. Het enige testresultaat voor vogels toonde geen hormoonverstorende effecten aan. Bepaalde testen op zoogdieren, reptielen en gisten wezen wel op hormoonverstorende effecten (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.9.10
Endosulfan (alfa-endosulfan en beta-endosulfan)
CAS NUMMER: 959-98-8 (alfa-endosulfan) en 33213-65-9 (beta-endosulfan) GEDRAG IN HET MILIEU: de stoffen alfa-endosulfan en beta-endosulfan worden niet vermeld in de ESIS-databank.
Endosulfan is een mengsel bestaande uit de isomeren alfa-endosulfan en beta-endosulfan die voorkomen in verhouding 7:1. Endosulfan is een toxische stof (T) die giftig is bij aanraking met de huid en opname door de mond (R24/25). Deze stof is ook irriterend voor de ogen (R36). Endosulfan is zeer giftig voor in het water levende organismen, ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (T, R50/53) (ESIS). Alfa-endosulfan is als prioritaire stof opgenomen in de kaderrichtlijn Water. Deze prioritaire stoffen vormen een zo hoog risico voor of via het aquatisch milieu dat de Europese Commissie hiervoor prioritair reductiemaatregelen moet uitwerken. Voor deze stoffen heeft de Commissie milieukwaliteitsnormen voorgesteld (COM(2006)397 final) (VMM, 2002). 262
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Biodegradatie is een belangrijk verwijderingproces voor endosulfan (halfwaardetijden van 2 dagen en 8 dagen in resp. aërobe en anaërobe wateren). Ook hydrolyse is een belangrijk verwijderingsproces voor deze stof (halfwaardetijden van 9 tot 533 uren in een rivier). Deze stof accumuleert sterk in aquatische organismen (BCF = 2.650 tot 11.583), zodat er kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Endosulfan kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat effecten op de waterbodem mogelijk zijn (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces voor endosulfan, dit proces kan echter afgeremd worden door adsorptie aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten. Ten gevolge van vervluchtiging kan endosulfan ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een rivier of een meer wordt op basis van modellering geschat op resp. 20 uur (zeer snel) en 16 dagen (matig), indien adsorptie buiten beschouwing gelaten wordt. In de lucht is deze organische stof (dampdruk 6,2*10-6mm Hg bij 20°C) aanwezig als damp en geadsorbeerd aan deeltjes. Het endosulfan in de dampfase wordt snel verwijderd door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 2 dagen). Endosulfan wordt in de lucht ook afgebroken onder invloed van zonlicht. Het endosulfan dat aan deeltjes geadsorbeerd is wordt verwijderd door droge en natte depositie (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal endosulfan verwijderd worden door een combinatie van vervluchtiging, zeker in zones van de waterzuiveringsinstallatie die extra belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens), biodegradatie en adsorptie. Ten gevolge van vervluchtiging kan endosulfan ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. Indien de concentratie aan endosulfan de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: alfa-endosulfan: 0,005 µg/l. Deze PNEC-waarde geldt voor de som van endosulfan en endosulfansulfaat. Beta-endosulfan: 0,005 µg/l. Deze PNEC-waarde geldt voor de som van endosulfan en endosulfansulfaat (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: alfa-endosulfan en beta-endosulfan zijn niet opgenomen in de lijsten van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: voor alfa-endosulfan en beta-endosulfan wordt verwezen naar endosulfan. Deze stof staat op lijst 2 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met bewijsmateriaal voor hormoonontregeling of potentiële hormoonontregeling waarvoor in het kader van bestaande wetgeving al een regulering geldt of momenteel wordt overwogen. Deze stoffen zijn niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
263
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.9.11
Endosulfansulfaat
CAS NUMMER: 1031-07-8 GEDRAG IN HET MILIEU: endosulfansulfaat is niet opgenomen in de ESIS-databank (ESIS). Het is immers een afbraakproduct van alfa-endosulfan en van beta-endosulfan. Volgens het veiligheidsinformatieblad (SIRI MSDS Index) is endosulfansulfaat schadelijk bij inademing en bij opname door de mond.
Blootstelling aan endosulfansulfaat is mogelijk via voedsel waar één of meerdere ingrediënten behandeld zijn met het gewasbeschermingsmiddel endosulfan (HSDB). Biodegradatie van endosulfansulfaat in oppervlaktewater verloopt traag. Hydrolyse is een verwijderingproces voor deze stof (halfwaardetijd 178 dagen). Endosulfansulfaat accumuleert matig in aquatische organismen (BCF = 130), zodat er kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging uit oppervlaktewater naar de lucht is geen relevant verwijderingproces voor endosulfansulfaat (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal endosulfansulfaat verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie en adsorptie. Indien de concentratie aan endosulfansulfaat de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: endosulfansulfaat: 0,005 µg/l. Deze PNEC-waarde geldt voor de som van endosulfan en endosulfansulfaat (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: endosulfansulfaat is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: endosulfansulfaat is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Deze stof is niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
SIRI MSDS Index. Vermont http://hazard.com/msds/
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
Safety
Information
264
Resources,
Inc.
Beschikbaar
via
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.9.12
Endrin
CAS NUMMER: 72-20-8 GEDRAG IN HET MILIEU: endrin is giftig bij aanraking met de huid (R24) en zeer giftig (T+) bij opname door de mond (R28). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Endrin is opgenomen in de waterverontreiniging gerelateerde internationale verdragen UNEP-POPs (stopzetten of reduceren van de emissie van POPs) en de Noordzeeconferenties (50% tot 70% emissiereductie naar water en lucht tov 1985, nulinbreng in de Noordzee binnen de termijn van één generatie). Endrin behoort tot de familie van de organische halogeenverbindingen. Deze familie staat op lijst I van de Europese Richtlijn 76/464/EEG. Voor de stoffen van lijst I geldt dat de lidstaten alle maatregelen moeten nemen om de verontreiniging van de oppervlaktewateren, territoriale wateren en kustwateren stop te zetten (VMM, 2002). Blootstelling aan endrin is mogelijk via verontreinigd drinkwater, via inhalatie en via huidcontact met grond waar het gewasbeschermingsmiddel endrin gebruikt is (HSDB). Biodegradatie van endrin in oppervlaktewater verloopt zeer traag (<16% degradatie na 16 weken). Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof (halfwaardetijd 12,8 jaar bij pH 7). Endrin accumuleert sterk in aquatische organismen (BCF 4.860 tot 14.500), zodat er een grote kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is een relevant verwijderingproces voor endrin. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 8 dagen (matig) en 89 dagen (traag). Adsorptie aan zwevende stoffen en sedimenten kan dit proces sterk vertragen (halfwaardetijd voor vervluchtiging uit meer, rekening houdend met adsorptie: 13 jaar). Ten gevolge van vervluchtiging kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. In de atmosfeer zal deze stof (dampdruk 3*10-6 mm Hg bij 20°C) vrij snel gedegradeerd worden door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 2 dagen). Endrin kan afgebroken worden door zonlicht (halfwaardetijd 7 dagen) (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal endrin verwijderd worden door een combinatie van vervluchtiging, vooral in zones die extra belucht worden (bvb beluchtingsbekkens), en door adsoprtie. PNEC-WAARDE: endrin: 0,01 µg/l. Deze PNEC-waarde geldt voor de som van de “drins” (aldrin, endrin, isodrin en dieldrin) (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: endrin behoort tot groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot carcinogeniciteit voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: endrin behoort tot lijst 2 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met bewijsmateriaal voor hormoonontregeling of potentiële hormoonontregeling waarvoor in het kader van bestaande wetgeving al een regulering geldt of momenteel wordt overwogen. Voor deze stof zijn een meerdere testresultaten opgenomen voor vogels, zoogdieren en vissen. In een groot deel van deze testen worden hormoonverstorende effecten vastgesteld (ED-North).
265
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.9.13
Gamma-hexachloorcyclohexaan (lindaan)
CAS NUMMER: 58-89-9 GEDRAG IN HET MILIEU: Gamma-hexachloorcyclohexaan staan op de OSPAR lijst met stoffen voor welke prioritaire actie moet genomen worden. De OSPAR-strategie Gevaarlijke Stoffen heeft tot doel te komen tot een nulemissie van gevaarlijke stoffen tegen 2020. Gamma-hexachloorcyclohexaan is ook opgenomen in de lijsten van de Noordzeeconferenties (50% tot 70% emissiereductie naar water en lucht tov 1985, nulinbreng in de Noordzee binnen de termijn van één generatie). Deze stof is tenslotte ook opgenomen als prioritaire stof in de Kaderrichtlijn Water. Deze prioritaire stoffen vormen een zo hoog risico voor of via het aquatisch milieu dat de Europese Commissie hiervoor prioritair reductiemaatregelen moet uitwerken. Voor deze stoffen heeft de Commissie milieukwaliteitsnormen voorgesteld (COM(2006)397 final).
Gamma-hexachloorcyclohexaan is schadelijk bij inademing en bij aanraking met de huid (R20/21). Deze stof is giftig (T) bij opname door de mond (R25): er bestaat gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij opname door de mond (R48/22). Verder kan deze stof schadelijk zijn via de borstvoeding (R64). Tenslotte is deze stof milieugevaarlijk (N): zij is zeer giftig voor in het water levende organismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS). Blootstelling aan gamma-hexachloorcyclohexaan is mogelijk via inhalatie, verontreinigd voedsel en drinkwater, of door huidcontact met geneesmiddelen (bvb producten tegen scabiës (schurft), tegen luizen/vlooien, tegen ectoparasieten) die dit insecticide bevatten. Zuigelingen kunnen aan deze stof blootgesteld worden via verontreinigde moedermelk (HSDB). Biodegradatie is een belangrijk verwijderingsproces voor gamma-hexachloorcyclohexaan (>70% verwijdering na 16 weken in natuurlijk oppervlaktewater). Fotolyse van gamma-hexachloorcyclohexaan is een traag proces en bijgevolg niet relevant voor de verwijdering van deze stof uit oppervlaktewater (7 dagen bij pH 9,2 tot 74 dagen bij pH 7,3). Hydrolyse is echter wel een belangrijk verwijderingsproces voor deze stof (92, 748 en 771 uren bij pH-waarden van resp. 9,2; 7,8 en 7,3). De mogelijkheid tot bioaccumulatie varieert sterk voor deze stof, van weinig tot sterk accumulerend (BCF van 5,5 tot 4.240). De kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens is dus sterk situatiespecifiek. Gamma-hexachloorcyclohexaan kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat effecten op de waterbodem mogelijk zijn (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is een relevant verwijderingproces voor gammahexachloorcyclohexaan. De mate van vervluchtiging is afhankelijk van de samenstelling van het water: 24 uur blootstelling resulteerde in 16,4% vervluchtiging uit leidingwater, 11,5% vervluchtiging uit leidingwater met gesuspendeerde leemdeeltjes en 5,5% vervluchtiging uit leidingwater met algencellen 266
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
(HSDB). Er kan bijgevolg gesteld worden dat gamma-hexachloorcyclohexaan matig vervluchtigd uit oppervlaktewater. Hierdoor kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. In de lucht is deze organische stof (dampdruk 4,2*10-5mm Hg bij 20°C) aanwezig in de dampfase en gebonden aan stofdeeltjes. In de dampfase wordt gamma-hexachloorcyclohexaan traag afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 61 dagen). Het gammahexachloorcyclohexaan dat aan stofdeeltjes gebaonden is wordt via stofuitval of neerslag uit de lucht verwijderd. Via deze processen kan de stof terug in het oppervlaktewater terechtkomen. Gammahexachloorcyclohexaan wordt niet afgebroken door zonlicht, omdat deze stof geen licht in het UVspectrum (>290 nm) absorbeert (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan zal gammahexachloorcyclohexaan verwijderd worden door een combinatie van vervluchtiging, zeker in zones van de waterzuiveringsinstallatie die extra belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens), en biodegradatie. Ten gevolge van vervluchtiging kan gamma-hexachloorcyclohexaan ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. Indien de concentratie aan gamma-hexachloorcyclohexaan de PNEC-waarde voor de microorganismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: gamma-hexachloorcyclohexaan: 0,02 µg/l. Deze PNEC-waarde geldt voor de som van hexachloorcyclohexanen (alfa-, beta-, delta- en gamma-hexachloorcyclohexaan) (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: gamma-hexachloorcyclohexaan is niet opgenomen in de lijsten van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: Gamma-hexachloorcyclohexaan is opgenomen in lijst 2 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met bewijsmateriaal voor hormoonontregeling of potentiële hormoonontregeling waarvoor in het kader van bestaande wetgeving al een regulering geldt of momenteel wordt overwogen. In de ED-North databank worden voor deze stof 37 testresultaten vermeld voor vogels, vissen, zoogdieren en gisten. In de enige test voor vogels werd een hormoonverstorend effect vastgesteld, evenals in alle 16 testen voor vissen. In 8 van de 18 testen voor zoogdieren werd een hormoonverstorend effect vastgesteld en ook in één van de twee testen voor gisten (ED-North). REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.9.14
Heptachloor
CAS NUMMER: 76-44-8 GEDRAG IN HET MILIEU: heptachloor is giftig (T) bij aanraking met de huid en bij opname door de mond (R24/25). Blootstelling aan deze stof houdt bovendien gevaar in voor cumulatieve effecten (R33). Het optreden van onherstelbare effecten na blootstelling aan heptachloor is niet uitgesloten (R40). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
267
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Heptachloor is opgenomen in het waterverontreiniging gerelateerde internationale verdrag UNEP-POPs (stopzetten of reduceren van de emissie van POPs) (VMM, 2002). Blootstelling aan heptachloor is mogelijk via inhalatie en via verontreinigd voedsel en drinkwater (HSDB). In oppervlaktewater wordt heptachloor snel afgebroken via biodegradatie (95,3% verwijderd na 4 weken). Hydrolyse is een relevant verwijderingproces voor deze stof (halfwaardetijd 4,5 dagen bij pH 7). Heptachloor accumuleert matig tot sterk in aquatische organismen (BCF 200 tot 37.000), zodat er een grote kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging van heptachloor via het wateroppervlak is relevant. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze organische stof (4*10-4 mm Hg bij 25°C) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 6 uren (zeer snel) en 9 dagen (matig) indien geen rekening gehouden wordt met adsorptie aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten. Indien wel rekening gehouden wordt met adsorptie dan bedraagt de halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een meer 1,5 jaar (zeer traag). Als heptachloor door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. In de lucht zal heptachloor snel degraderen door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen en met ozon (halfwaardetijden resp. 6,3 uren en 1,4 uur). Heptachloor dat op deeltjes geadsorbeerd wordt kan via droge of natte depositie terug in het oppervlaktewater terecht komen. Niet geadsorbeerd heptachloor kan afgebroken worden via fotolyse (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal heptachloor snel verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie en vervluchtiging. Indien de concentratie aan heptachloor de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. Via vervluchtiging kan heptachloor ook in het compartiment lucht effecten veroorzaken. PNEC-WAARDE: heptachloor: 0,009 µg/l. Deze PNEC-waarde geldt voor de som van heptachloor en heptachloorepoxide (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: heptachloor behoort tot groep 2B: mogelijks carcinogeen voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: heptachloor behoort tot lijst 2 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met bewijsmateriaal voor hormoonontregeling of potentiële hormoonontregeling waarvoor in het kader van bestaande wetgeving al een regulering geldt of momenteel wordt overwogen. Voor deze stof zijn testresultaten voor zoogdieren en gisten opgenomen in de ED-North databank. In één van de twee testen voor gisten worden hormoonverstorende effecten aangetoond, evenals in de meeste van de negen testen die voor zoogdieren besproken zijn (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
268
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.9.15
Heptachloorepoxide (alfa-heptachloorepoxide en betaheptachloorepoxide)
CAS NUMMER: 1024-57-3 (heptachloorepoxide), 76543-83-4 (beta-heptachloorepoxide). Het CASnummer van alfa-heptachloorepoxide is niet gekend. GEDRAG IN HET MILIEU: heptachloorepoxide ontstaat als een afbraakproduct van heptachloor (Tomlin, 1994). Gezien dit een afbraakproduct is, is deze stof niet opgenomen in de ESIS databank (ESIS) en is er evenmin een veiligheidsinformatieblad voor beschikbaar die de gevaren bij blootstelling aan deze stof vermeld. Heptachloor is gifitg (T) bij aanraking met de huid en bij opname door de mond (R24/25). Blootstelling aan deze stof houdt bovendien gevaar in voor cumulatieve effecten (R33). Het optreden van onherstelbare effecten na blootstelling aan heptachloor is niet uitgesloten (R40). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Blootstelling aan heptachloorepoxide is mogelijk via verontreinigd voedsel (HSDB). Heptachloorepoxide is een persistente stof. Deze stof accumuleert sterk in aquatische organismen, zodat er een grote kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Heptachloorepoxide adsorbeert sterk aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat effecten op de waterbodem mogelijk zijn (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is een minder relevant verwijderingproces voor heptachloorepoxide (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal heptachloorepoxide verwijderd worden door adsorptie aan het actief slib. PNEC-WAARDE: alfaheptachloorepoxide: 0,009 µg/l. Deze PNEC-waarde geldt voor de som van heptachloor en heptachloorepoxide (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: heptachloorepoxide is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: heptachloorepoxide staat op lijst 3 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met onvoldoende gegevens voor hormoonontregeling. Voor deze stof zijn enkel fysico-chemische gegevens vermeld in de ED-North databank, maar er zijn geen testgegevens vermeld (ED-North). Dit impliceert dat er voor heptachloorepoxide in eerste instantie duidelijke indicaties waren met betrekking tot hormoonverstoring, maar dat de literatuur bij nader inzien niet overtuigend was of niet van voldoende kwaliteit. REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf 269
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
3.9.16
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
Isodrin
CAS NUMMER: 465-73-6 GEDRAG IN HET MILIEU: isodrin is zeer giftig (T+) bij inademing, opname door de mond en aanraking met de huid (R26/27/28). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Isodrin behoort tot de familie van de organische halogeenverbindingen. Deze familie staat op lijst I van de Europese Richtlijn 76/464/EEG. Voor de stoffen van lijst I geldt dat de lidstaten alle maatregelen moeten nemen om de verontreiniging van de oppervlaktewateren, territoriale wateren en kustwateren stop te zetten. Isodrin is ook openomen in de Noordzeeconferenties (50% tot 70% emissiereductie naar water en lucht tov 1985, nulinbreng in de Noordzee binnen de termijn van één generatie) en staat op de OSPAR lijst met stoffen voor welke prioritaire actie moet genomen worden. De OSPAR-strategie Gevaarlijke Stoffen heeft tot doel te komen tot een nulemissie van gevaarlijke stoffen tegen 2020 (VMM, 2002). Blootstelling aan isodrin is mogelijk via consumptie van vis en huidcontact met deze stof (HSDB). Pesticiden met een vergelijkbare structuur als isodrin zijn persistent in de bodem. Er kan verondersteld worden dat isodrin ook persistent zal zijn in de waterkolom. Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof, wegens het ontbreken van functionele groepen die vatbaar zijn voor hydrolyse. Isodrin accumuleert sterk in aquatische organismen (BCF = 31.000), zodat er een grote kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging van isodrin via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze organische stof (4,4*10-5mm Hg bij 25°C) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 9,9 uur (zeer snel) en 8,9 dagen (matig). Dit proces wordt afgeremd door adsorptie aan zwevende stoffen en sedimenten. De halfwaardetijd voor vervluchtiging uit een meer, rekening houdend met adsorptie, bedraagt 4,6 jaar. Als isodrin door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. In de lucht zal isodrin snel afgebroken worden door reactie met fotochemische geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 0,2 dagen). Deze stof kan ook afgebroken worden door zonlicht. Het isodrin dat aan deeltjes geabsorbeerd is kan uit de lucht verwijderd worden door droge en natte depositie en zo terug in het oppervlaktewater terechtkomen (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal isodrin snel verwijderd worden door vervluchtiging, in het bijzonder in zones die extra belucht worden. Hierdoor kan isodrin ook in het compartiment lucht effecten veroorzaken. Daarnaast zal isodrin ook verwijderd worden door adsorptie. PNEC-WAARDE: isodrin: 0,01 µg/l. Deze PNEC-waarde geldt voor de som van de “drins” (isodrin, aldrin, endrin en dieldrin) (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: isodrin is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: isodrin is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North).
270
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.9.17
Methoxychlor
CAS NUMMER: 72-43-5 GEDRAG IN HET MILIEU: methoxychlor is niet geclassificeerd volgens Annex I van de Europese Richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Het veiligheidsinformatieblad (University of Akron) vermeldt dat deze stof irriterend is voor de huid. Bovendien is deze stof schadelijk bij inademing en bij inslikken.
Methoxychlor staat op de OSPAR lijst met stoffen voor welke prioritaire actie moet genomen worden. De OSPAR-strategie Gevaarlijke Stoffen heeft tot doel te komen tot een nulemissie van gevaarlijke stoffen tegen 2020 (VMM, 2002). Blootstelling aan methoxychlor is mogelijk via inhalatie, voedsel, drinkwater en via huidcontact met deze stof (HSDB). Methoxychlor is matig aëroob biodegradeerbaar (halfwaardetijd 115 tot 206 dagen) en goed anaëroob biodegradeerbaar (halfwaardetijd <28 dagen). Hydrolyse is geen belangrijk verwijderingproces voor deze stof. Deze stof accumuleert matig tot sterk in aquatische organismen (BCF 138 tot 8300) zodat er kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verwijderingproces voor methoxychlor (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal methoxychlor vooral verwijderd worden door biodegradatie en adsorptie. Indien de concentratie aan methoxychlor de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: methoxychlor: 0,01 µg/l. Deze PNEC-waarde is een schatting op basis van de norm voor DDT (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: methoxychlor behoort tot groep 3 van de IARC classificatie: niet classificeerbaar met betrekking tot humane carcinogeniciteit (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: methoxychlor staat op lijst 3 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met onvoldoende gegevens. Voor deze stof zijn 49 testresultaten besproken. In de enige test op amfibieën en de enige test op Crustacea werden hormoonverstorende effecten aangetoond. In de enige stest op reptielen werden geen hormoonverstorende effecten aangetoond. In 2 van de 3 testen op gisten werden hormoonverstorende effecten aangetoond, in de helft van de 10 testen op vissen werden hormoonverstorende effecten 271
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
aangetoond. Tenslotte werden hormoonverstorende effecten aangetoond in 28 van de 33 beschreven testen op zoogdieren (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
University of Akron. Veiligheidsinformatiebladen, http://ull.chemistry.uakron.edu/cgi-bin/htsearch
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.9.18
beschikbaar
via
Pentachloornitrobenzeen
CAS NUMMER: 82-68-8 GEDRAG IN HET MILIEU: pentachloornitrobenzeen is een irriterende stof (Xi), die overgevoeligheid kan veroorzaken bij contact met de huid (R43). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Blootstelling aan pentachloornitrobenzeen is mogelijk via verontreinigd voedsel en drinkwater (HSDB). Pentachloornitrobenzeen biodegradeert snel (halfwaardetijden 5 dagen tot 7 dagen). Deze stof accumuleert matig tot sterk in aquatische organismen (BCF 114 – 1.140), zodat er een grote kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Pentachloornitrobenzeen adsorbeert aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces voor pentachloornitrobenzeen. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze organische stof (dampdruk 5*10-5 mm Hg bij 20°C) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 2 dagen (snel) en 20 dagen (matig). Dit proces wordt echter sterk afgeremd door adsorptie aan zwevende stoffen en sedimenten (HSDB). Als pentachloornitrobenzeen door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. Deze stof is in de lucht enkel als damp aanwezig, waar ze zeer traag wordt afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 2200 dagen) (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal pentachloornitrobenzeen verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie, adsorptie en vervluchtiging (vooral in zones die extra belucht worden). Indien de concentratie aan pentachloornitrobenzeen de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: pentachloornitrobenzeen: de VMM heeft geen PNEC-waarde voorgesteld voor deze stof (VMM, pers. comm.).
272
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
HUMANE CARCINOGENICITEIT: pentachloornitrobenzeen behoort tot groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot humane carcinogeniciteit (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: pentachloornitrobenzeen staat op lijst 3 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met onvoldoende gegevens voor hormoonontregelend potentieel. Voor deze stof zijn in de ED-North databank testresultaten opgenomen voor zoogdieren en voor gisten. In geen van deze testen werd een hormoonverstorend potentieel aangeduid (ED-North). REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.9.19
Telodrin
CAS NUMMER: 297-78-9 GEDRAG IN HET MILIEU: telodrin is zeer giftig (T+) bij aanraking met de huid en bij opname door de mond (R27/28). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen (R50) (ESIS).
Telodrin is opgenomen in de Noordzeeconferenties (50% tot 70% emissiereductie naar water en lucht tov 1985, nulinbreng in de Noordzee binnen de termijn van één generatie) (VMM, 2002). Telodrin biodegradeert traag in de bodem. Bijgevolg kan geconcludeerd worden dat dit ook in oppervlaktewater het geval zal zijn. Deze stof accumuleert matig in aquatische organismen (BCF 600), zodat er een kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor telodrin. Deze stof zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verwijderingproces voor telodrin (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal telodrin vooral verwijderd worden door adsorptie. PNEC-WAARDE: telodrin: 350 ng/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: telodrin is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: telodrin is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/ 273
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.9.20
Trans-chloordaan
CAS NUMMER: 5103-74-2 GEDRAG IN HET MILIEU: trans-chloordaan is niet geklassificeerd volgens Annex I van de Europese Richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Deze stof is een isomeer van chloordaan (CAS nr 57-74-9), een stof die schadelijk (Xn) is bij aanraking met de huid en bij opname door de mond (R21/22). Na blootstelling aan chloordaan zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten (R40). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Trans-chloordaan behoort tot de familie van de organische halogeenverbindingen. Deze familie staat op lijst I van de Europese Richtlijn 76/464/EEG. Voor de stoffen van lijst I geldt dat de lidstaten alle maatregelen moeten nemen om de verontreiniging van de oppervlaktewateren, territoriale wateren en kustwateren stop te zetten. Daarnaast is deze stof opgenomen in het waterverontreiniging gerelateerde internationale verdrag UNEP-POPs (stopzetten of reduceren van de emissie van POPs) (VMM, 2002). Trans-chloordaan is niet opgenomen in de HSDB databank. Hierna wordt het gedrag in het milieu van chloordaan beschreven. Gezien trans-chloordaan een isomeer van deze stof is kan aangenomen worden dat het gedrag van beide stoffen vergelijkbaar is. Blootstelling aan chloordaan is onwaarschijnlijk, omdat de productie van dit insecticide verboden werd. Vroeger was blootstelling mogelijk via verontreinigd voedsel (HSDB). Chloordaan is weinig biodegradeerbaar (0% verwijdering na 28 dagen blootstelling aan actief slib). Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof, wegens het gebrek aan functionele groepen die vatbaar zijn voor dit proces. Chloordaan accumuleert sterk in aquatische organismen (BCF 3,311 tot 11,481), zodat er een grote kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging van chloordaan via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze organische stof (dampdruk 9,7*10-6 mm Hg bij 25°C) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 42 uur (snel) en 19 dagen (matig). Dit proces wordt afgeremd door adsorptie aan zwevende stoffen en sedimenten. Indien rekening gehouden wordt met adsorptie bedraagt de halfwaardetijd voor vervluchtiging uit een meer 100 jaar. Als chloordaan door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. Chloordaan is in de lucht aanwezig als damp en als gebonden aan deeltjes. Deze stof wordt afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijden 3 dagen) (HSDB). Het chloordaan dat gebonden is aan deeltjes kan via droge en natte depositie uit de lucht verwijderd worden en zo terug in het oppervlaktewater terechtkomen (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal chloordaan vooral verwijderd worden door vervluchtiging (in het bijzonder in zones die extra belucht worden zoals beluchtingsbekkens) en door adsorptie. 274
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
PNEC-WAARDE: trans-chloordaan: 0,0015 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: trans-chloordaan is niet opgenomen in de classificatie van het IARC. Chloordaan behoort tot groep 2B: waarschijnlijk carcinogeen voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: trans-chloordaan is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof zijn testresultaten voor zoogdieren en reptielen opgenomen in de ED-North databank. In 3 van de 4 testen voor zoogdieren werd een hormoonverstorend effect aangetoond, evenals in 2 van de 4 testen voor reptielen (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
275
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.10 3.10.1
STIKSTOFPESTICIDEN Atrazine
CAS NUMMER: 1912-24-9 GEDRAG IN HET MILIEU: Als organische halogeenverbinding is atrazine opgenomen in Lijst I van de Europese richtlijn 76/464/EEG. Voor de stoffen van lijst I geldt dat de lidstaten alle maatregelen moeten nemen om de verontreiniging van de oppervlaktewateren, territoriale wateren en kustwateren stop te zetten. Atrazine is ook opgenomen in de Noordzeeconferenties (50% tot 70% emissiereductie naar water en lucht tov 1985, nulinbreng in de Noordzee binnen de termijn van één generatie). Atrazine staat in de Bijlage X van de Katerrichtlijn Water aangeduid als “prioritaire stof”. Deze stof staat ter evaluatie met het oog op een eventuele aanwijzing als “prioritaire gevaarlijke stof” onder de Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG). Deze subcategorie van stoffen vormt een nog groter risico dan de “prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid”, welke een zo hoog risico vormen voor of via het aquatisch milieu dat de Europese Commissie hiervoor prioritaire reductiemaatregelen moet uitwerken. In 2004 besliste de Europese Commissie8 dat de Lidstaten de erkenningen van gewasbeschermingsmiddelen die atrazine bevatten moesten intrekken tegen 10/09/2004. Het eigenlijke gebruik van deze producten moest stoppen tegen 10/09/2005. Voor bepaalde toepassingen in specifieke Lidstaten (niet in België) kon de erkenning behouden blijven tot 30/06/2007, het effectieve gebruik blijft in die gevallen mogelijk tot 31/12/2007 (VMM, 2002).
Atrazine is een schadelijke stof (Xn), die gevaar inhoudt voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij opname door de mond (R48/22). Deze stof kan ook overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid. Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen, ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS). Blootstelling aan atrazine is mogelijk via inhalatie, verontreinigd drinkwater en voedsel dat deze stof bevat (HSDB). Atrazine wordt slechts traag afgebroken door micro-organismen en blijft bijgevolg lang aanwezig in het aquatisch milieu. Deze stof is onderhevig aan hydrolyse, de mate van verwijdering wordt in belangrijke mate bepaald door de zuurtegraad van het water (pH) en de aanwezigheid van humuszuren (snelle hydrolyse bij lage en hoge pH’s en in aanwezigheid van humuszuren. Halfwaardetijden bij 25°C en pHs 1, 2, 3, 4, 11, 12, en 13 zijn 3,3 dagen, 14 dagen, 58 dagen, 240 dagen, 100 dagen, 12,5 dagen en 1,5 dagen). Atrazine kan verwijderd worden via fotolyse door zonlicht (halfwaardetijd 346 uur). Deze stof accumuleert weinig tot matig in aquatische organismen (BCF 0,27 tot 132), zodat er een kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat effecten op de waterbodem mogelijk zijn (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is geen relevant verwijderingproces voor atrazine (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan zal atrazine slechts traag verwijderd worden en dit voornamelijk door biodegradatie. Indien de concentratie aan
8
Beslissing 2004/248/EG van de Commissie betreffende het niet opnemen van atrazine in Bijlage I van de Richtlijn 91/414/EEG en het terugtrekken van erkenningen voor gewasbeschermingsmiddelen die deze actieve stof bevatten. Official Journal of the European Union d.d. 16/03/2004, L78, p. 53-55. 276
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
atrazine de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: atrazine: 0,6 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: atrazine behoort tot groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot humane carcinogeniciteit (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: Atrazine staat in lijst 2 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met bewijsmateriaal voor hormoonontregeling of potentiële hormoonontregeling waarvoor in het kader van bestaande wetgeving al een regulering geldt of momenteel wordt overwogen. Voor deze stof zijn testresultaten opgenomen in de ED-North databank: uit de testen op zoogdieren en reptielen blijkt dat atrazine een hormoonverstorend effect heeft op deze organismen. Uit de testen op gist blijkt dat atrazine geen hormoonverstorend effect heeft op deze organismen (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.10.2
Chloortoluron
CAS NUMMER: 15545-48-9 GEDRAG IN HET MILIEU: Blootstelling aan het schadelijke (Xn) chloortoluron kan onherstelbare effecten veroorzaken (R40) en houdt mogelijk gevaar in voor beschadiging van het ongeboren kind (R63). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Blootstelling aan chloortoluron is mogelijk via drinkwater (HSDB). Chloortoluron is matig biodegradeerbaar in oppervlaktewater (halfwaardetijd 42 dagen). Hydrolyse is geen belangrijk verwijderingproces voor chloortoluron (halfwaardetijd bij 20°C: >200 dagen) (EC, 2005). Deze stof accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 40), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Chloortoluron kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is geen relevant verwijderingproces voor chloortoluron (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal chloortoluron verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie door het actief slib en adsorptie. Indien de concentratie aan chloortoluron de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. 277
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
PNEC-WAARDE: chloortoluron: 0,23 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: chloortoluron is niet opgenomen in de lijsten van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: chloortoluron is niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
EC (2005): Review report voor de actieve stof chloortoluron, opgesteld in het kader van de Europese richtlijn 91/414/EEG: SANCO/4329/2000 final. Beschikbaar via: http://ec.europa.eu/food/plant/protection/evaluation/exist_subs_rep_en.htm
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.10.3
Cyanazine
CAS NUMMER: 21725-46-2 GEDRAG IN HET MILIEU: cyanazine is schadelijk (Xn) bij opname door de mond (R22). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Blootstelling aan cyanazine is mogelijk via verontreinigd drinkwater (HSDB). Cyanazine degradeert matig in het aquatisch milieu (halfwaardetijd 30 tot 40 dagen in waterrijke gebieden). Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof (halfwaardetijd ≥200 dagen), evenmin als fotolyse. Cyanazine accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 5), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Cyanazine kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is geen relevant verwijderingproces voor cyanazine (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal cyanazine verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie en adsorptie. Indien de concentratie aan cyanazine de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: cyanazine: 1 µg/l. Deze PNEC-waarde is een schatting op basis van de PNEC-waarden voor andere chloortriazines (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: cyanazine is niet opgenomen in de lijsten van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: cyanazine is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). In de ED-North databank zijn voor deze stof 278
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
testresultaten opgenomen voor zoogdieren en voor reptielen. In de testen werden voor beide groepen organismen hormoonverstorende effecten aangetoond (ED-North). REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.10.4
Desethylatrazine
CAS NUMMER: 6190-65-4 GEDRAG IN HET MILIEU: desethylatrazine wordt in het milieu gevormd als afbraakproduct van atrazine, een herbicide. Deze stof is niet opgenomen in de ESIS databank. Het veiligheidsinformatieblad (SIRI MSDS Index) vermeldt dat desethylatrazine schadelijk is bij inademing en irriterend voor de ogen, de huid en de luchtwegen.
Blootstelling aan desethylatrazine is mogelijk via inhalatie en verontreinigd drinkwater. Ook huidcontact met desethylatrazine is mogelijk via contact met materialen en media (incl. neerslag) die desethylatrazine bevatten (HSDB). Desethylatrazine biodegradeert in het aquatisch milieu onder aërobe omstandigheden, maar is stabiel onder anaërobe omstandigheden (bijvoorbeeld in grondwater). Hydrolyse is een traag verwijderingproces voor deze stof (halfwaardetijd ≥ 100 dagen, in functie van de pH). Desethylatrazine accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 8,3), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Desethylatrazine kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is geen relevant verwijderingproces voor desethylatrazine (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal desethylatrazine verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie en adsorptie. Indien de concentratie aan desethylatrazine de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: desethylatrazine: 9,84 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: desethylatrazine is niet opgenomen in de lijsten van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: desethylatrazine is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof zijn testresultaten voor gisten opgenomen in de ED-North databank. De testen wijzen niet op hormoonontregelende effecten bij deze organismen (ED-North).
279
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
REFERENTIES: •
SIRI MSDS Index. Vermont http://hazard.com/msds/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.10.5
Safety
Information
Resources,
Inc.
Beschikbaar
via
Desisopropylatrazine
CAS NUMMER: 1007-28-9 GEDRAG IN HET MILIEU: Desisopropylatrazine is een afbraakproduct van atrazine, van cyanazine en van simazine. Bijgevolg is deze stof niet opgenomen in de ESIS databank. Desisopropylatrazine is evenmin opgenomen in de HSDB databank. Deze stof is giftig voor de mens en voor het aquatisch milieu (PAN databank).
In de meest relevante databanken (HSDB, PAN, FOOTPRINT, …) is geen specifieke informatie beschikbaar over het gedrag van desisopropylatrazine in het milieu. Omdat dit een afbraakproduct is, is evenmin een risico-evaluatiedossier voor deze stof opgesteld in het kader van Europese wetgeving rond producten en gevaarlijke stoffen. De vakgroep Gewasbescherming van de Universiteit Gent beschikt evenmin over informatie betreffende het gedrag van desisopropylatrazine in het milieu (Vergucht, pers. comm.). Bij gebrek aan specifieke informatie over het gedrag van desisopropylatrazine wordt hierna het gedrag van de mogelijke oudercomponenten atrazine, cyanazine en simazine besproken. Uitgaande van het voorzorgbeginsel worden ten behoeve van de beschrijving van het gedrag van desisopropylatrazine die aspecten (biodegradatie, bioaccumulatie, adsorptie, vervluchtiging) van de oudercomponenten geselecteerd die de meeste impact hebben op de mens en het milieu. Atrazine wordt slechts traag afgebroken door micro-organismen en blijft bijgevolg lang aanwezig in het aquatisch milieu. Deze stof is onderhevig aan hydrolyse, de mate van verwijdering wordt in belangrijke mate bepaald door de zuurtegraad van het water (pH) en de aanwezigheid van humuszuren (snelle hydrolyse bij lage en hoge pH’s en in aanwezigheid van humuszuren. Halfwaardetijden bij 25°C en pHs 1, 2, 3, 4, 11, 12, en 13 zijn 3,3 dagen, 14 dagen, 58 dagen, 240 dagen, 100 dagen, 12,5 dagen en 1,5 dagen). Atrazine kan verwijderd worden via fotolyse door zonlicht (halfwaardetijd 346 uur). Deze stof accumuleert weinig tot matig in aquatische organismen (BCF 0,27 tot 132), zodat er een kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat effecten op de waterbodem mogelijk zijn. Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is geen relevant verwijderingproces voor atrazine (HSDB). Cyanazine degradeert matig in het aquatisch milieu (halfwaardetijd 30 tot 40 dagen in waterrijke gebieden). Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof (halfwaardetijd ≥200 dagen), evenmin als fotolyse. Cyanazine accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 5), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Cyanazine kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat effecten op de waterbodem verwacht worden. Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is geen relevant verwijderingproces voor cyanazine (HSDB). Simazine biodegradeert goed. Deze stof accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF <1 tot 55 ), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Simazine wordt traag 280
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
verwijderd via hydrolyse (halfwaardetijden 70 dagen, >200 dagen en >200 dagen bij pH van resp. 5, 7 en 9). Simazine zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden. Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verwijderingproces voor simazine (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan zal atrazine slechts traag verwijderd worden en dit voornamelijk door biodegradatie. Indien de concentratie aan atrazine de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. Cyanazine zal verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie en adsorptie. Indien de concentratie aan cyanazine de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. Simazine zal verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie en adsorptie. Indien de concentratie aan simazine de PNEC-waarde voor de microorganismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. Op basis van de bovenstaande informatie voor de mogelijke oudercomponenten van desisopropylatrazine kan, uitgaande van het voorzorgbeginsel, gesteld worden dat desisopropylatrazine slechts traag afgebroken wordt door micro-organismen en bijgevolg lang aanwezig blijft in het aquatisch milieu. Deze stof accumuleert weinig tot matig in aquatische organismen, zodat er een kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Desisopropylatrazine zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden. Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verwijderingproces voor deze stof. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan zal desisopropylatrazine slechts gedeeltelijk verwijderd worden uit het afvalwater en dit door adsorptie aan het actief slib. PNEC-WAARDE: desisopropylatrazine: 1 µg/l. Deze PNEC-waarde is een schatting op basis van PNECwaarden voor andere chloortriazines (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: desisopropylatrazine is niet opgenomen in de lijsten van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: desisopropylatrazine is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof zijn testresultaten voor gisten opgenomen in de ED-North databank. De testen wijzen niet op hormoonontregelende effecten bij deze organismen (ED-North). REFERENTIES: •
PAN databank. Pesticide Action http://www.pesticideinfo.org/Index.html
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.10.6
Network
database,
beschikbaar
via
Diuron
CAS NUMMER: 330-54-1 GEDRAG IN HET MILIEU: diuron is schadelijk (Xn) bij opname door de mond (R22). Bovendien is er gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij opname door de mond (R48/22). Na blootstelling aan deze stof is het optreden van onherstelbare effecten niet uitgesloten (R40). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS). 281
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Diuron staat ter evaluatie met het oog op een eventuele aanwijzing als “prioritaire gevaarlijke stof” onder de Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG). Deze subcategorie van stoffen vormt een nog groter risico dan de “prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid”, welke een zo hoog risico vormen voor of via het aquatisch milieu dat de Europese Commissie hiervoor prioritaire reductiemaatregelen moet uitwerken (VMM, 2002). Biodegradatie draagt bij tot de verwijdering van diuron uit oppervlaktewater (67% tot 99% verwijdering in 10 weken). Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof, wegens het gebrek aan hydrolyseerbare functionele groepen. Diuron accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF <3 tot 74), zodat er kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging uit oppervlaktewater naar de lucht is geen relevant verwijderingproces voor diuron (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal diuron verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie en adsorptie. Indien de concentratie aan diuron de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: diuron: 0,2 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: diuron is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: diuron behoort tot lijst 2 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met bewijsmateriaal voor hormoonontregeling of potentiële hormoonontregeling waarvoor in het kader van bestaande wetgeving al een regulering geldt of momenteel wordt overwogen. In de ED-North databank zijn voor deze stof testresultaten opgenomen voor zoogdieren en voor gisten. In geen van de vermelde testen worden hormoonverstorende effecten aangetoond (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.10.7
Hexazinone
CAS NUMMER: 51235-04-2 GEDRAG IN HET MILIEU: hexazinone is schadelijk (Xn) bij opname door de mond (R22). Bovendien is deze stof irriterend voor de ogen (R36). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS). 282
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Blootstelling aan hexazinone is mogelijk via verontreinigd water (HSDB). In oppervlaktewater wordt hexazinone snel afgebroken via biodegradatie. Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof. Hexazinone accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF 2 tot 7), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verwijderingproces voor hexazinone (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal hexazinone vooral verwijderd worden door biodegradatie. Indien de concentratie aan hexazinone de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: hexazinone: de VMM heeft geen PNEC-waarde vastgelegd voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: hexazinone is nit opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: hexazinone is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.10.8
Isoproturon
CAS NUMMER: 34123-59-6 GEDRAG IN HET MILIEU: isoproturon is een schadelijke stof (Xn). Na blootstelling aan isoproturon is het optreden van onherstelbare effecten niet uitgesloten (R40). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Isoproturon staat ter evaluatie met het oog op een eventuele aanwijzing als “prioritaire gevaarlijke stof” onder de Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG). Deze subcategorie van stoffen vormt een nog groter risico dan de “prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid”, welke een zo hoog risico vormen voor of via het aquatisch milieu dat de Europese Commissie hiervoor prioritaire reductiemaatregelen moet uitwerken (VMM, 2002). Isoproturon is niet opgenomen in de HSDB databank (HSDB). Volgens het technische rapport, opgemaakt in het kader van de herziening van Bijlage I van de Europese Richtlijn 91/414/EEG (EC, 2002), is hydrolyse geen relevant verwijderingproces voor isoproturon (halfwaardetijd bij 25°C en pH 5, 7, 9 is resp. 1210, 1560 en 540 dagen). Ook fotolyse is minder relevant (halfwaardetijd 72 tot 88 dagen bij 25°C en pH 7). Deze stof is matig biodegradeerbaar (halfwaardetijd 20 tot 61 dagen). Accumulatie van
283
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
isoproturon in aquatische organismen is niet relevant, zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens (EC, 2002). Op basis van een lage dampdruk van 2,8-8,1*10-6 Pa (EC, 2002) kan gesteld worden dat vervluchtiging is geen relevant verwijderingsproces is voor isoproturon. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal isoproturon vooral verwijderd worden door matige biodegradatie. Indien de concentratie aan isoproturon de PNECwaarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: isoproturon: 0,3 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: isoproturon is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: isoprouron is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
EC (2002). Review report voor de actieve stof isoproturon in het kader van de herziening van Bijlage I van de Europese Richtlijn 91/414/EEG. SANCO/3045/99-final. Beschikbaar via http://ec.europa.eu/food/plant/protection/evaluation/exist_subs_rep_en.htm.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.10.9
Linuron
CAS NUMMER: 330-55-2 GEDRAG IN HET MILIEU: blootstelling aan de giftige stof (T) linuron kan resulteren in schade aan het ongeboren kind (R61), houdt mogelijk gevaar in voor verminderede vruchtbaarheid (R62) en het optreden van onherstelbare effecten is niet uitgesloten (R40). Deze stof is schadelijk bij opname door de mond (R22), bovendien is er gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij opname door de mond (R48/22). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Linuron behoort tot de familie van de organische halogeenverbindingen. Deze familie staat op lijst I van de Europese Richtlijn 76/464/EEG. Voor de stoffen van lijst I geldt dat de lidstaten alle maatregelen moeten nemen om de verontreiniging van de oppervlaktewateren, territoriale wateren en kustwateren stop te zetten (VMM, 2002). Blootstelling aan linuron is mogelijk via het consumeren van verontreinigde groenten en water (HSDB).
284
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Linuron is onderhevig aan biodegradatie (halfwaardetijden: 7,2 dagen in stilstaand water, 10 weken in een meer). Hydrolyse is een relevant verwijderingproces voor linuron, behalve bij pH > 9. Deze stof accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF 13 tot 49), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verwijderingproces voor linuron (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal linuron verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie en adsorptie. Indien de concentratie aan linuron de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: linuron: 0,25 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: linuron is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: linuron behoort tot lijst 1 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) stoffen met bewijsmateriaal voor hormoonontregeling of potentiële hormoonontregeling waarvoor in het kader van bestaande communautaire wetgeving geen beperkingen gelden of momenteel worden overwogen. Voor deze stof zijn testresultaten voor vissen, zoogdieren en gisten opgenomen in de ED-North databank. De enige test op vissen toonde geen hormoonverstorende effecten aan, evenmin als de enige test op gisten. In 14 van de 15 vermelde testen op zoogdieren werden hormoonverstorende effecten aangetoond (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.10.10 Metabenzthiazuron CAS NUMMER: 18691-97-9 GEDRAG IN HET MILIEU: metabenzthiazuron is een milieugevaarlijke stof (N), die zeer giftig is voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Metabenzthiazuron is niet opgenomen in de HSDB databank (HSDB). Metabenzthiazuron is weinig biodegradeerbaar (halfwaardetijd 90 dagen). Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof (halfwaardetijd 365 dagen). Deze stof accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 75), zodat er geen kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (FOOTPRINT). 285
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verijwderingproces voor metabenzthiazuron (FOOTPRINT). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal metabenzthiazuron voornamelijk verwijderd worden door adsorptie. PNEC-WAARDE: metabenzthiazuron: 0,18 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: metabenzthiazuron is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: metabenzthiazuron is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-north databank (ED-North). REFERENTIES: •
FOOTPRINT databank: beschikbaar via http://www.herts.ac.uk/aeru/footprint/en/
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.10.11 Metazachloor CAS NUMMER: 67129-08-2 GEDRAG IN HET MILIEU: metazachloor is niet geclassificeerd volgens Annex I van de Europese Richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Het veiligheidsinformatieblad (University of Akron) vermeldt dat deze stof irriterend is voor de ogen, de huid en de ademhalingswegen. Bovendien houdt deze stof gevaar in bij inslikken.
Metazachloor is niet opgenomen in de HSDB databank (HSDB). Metazachloor is goed biodegradeerbaar. Hydrolyse is een belangrijk verwijderingproces voor deze stof (halfwaardetijd 1 dag). Deze stof accumuleert weinig in aquatische organismen zodat er geen kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (FOOTPRINT). Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verijwderingproces voor metazachloor (FOOTPRINT). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal metazachloor vooral verwijderd worden door biodegradatie en adsorptie. Indien de concentratie aan metazachloor de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: metazachloor: 0,25 µg/l. Deze PNEC-waarde is een schatting op basis van de PNECwaarde voor alachloor (VMM, pers. comm.).
286
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
HUMANE CARCINOGENICITEIT: metazachloor is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: metazachloor is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
University of Akron. Veiligheidsinformatiebladen, http://ull.chemistry.uakron.edu/cgi-bin/htsearch
•
FOOTPRINT databank: beschikbaar via http://www.herts.ac.uk/aeru/footprint/en/
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
beschikbaar
via
3.10.12 Metobromuron CAS NUMMER: 3060-89-7 GEDRAG IN HET MILIEU: metobromuron is niet geclassificeerd volgens Annex I van de Europese Richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Het veiligheidsinformatieblad (University of Akron) vermeldt dat deze stof irriterend is voor de ogen en de huid. Metobromuron houdt gevaar in voor de gezondheid bij inhalatie en bij opname door de mond.
Metobromuron is matig biodegradeerbaar. Deze stof accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 38) zodat er geen kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verijwderingproces voor metobromuron (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal metobromuron vooral verwijderd worden door biodegradatie. Indien de concentratie aan metobromuron de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: metobromuron: 0,25 µg/l. Deze PNEC-waarde is een schatting, gebaseerd op de PNEC-waarde voor enylureumherbiciden (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: metabromuron is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: metabromuron is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
University of Akron. Veiligheidsinformatiebladen, http://ull.chemistry.uakron.edu/cgi-bin/htsearch 287
beschikbaar
via
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.10.13 Metolachlor CAS NUMMER: 51218-45-2 GEDRAG IN HET MILIEU: metolachlor is niet geclassificeerd volgens Annex I van de Europese Richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Het veiligheidsinformatieblad (University of Akron) vermeldt dat deze stof irriterend is voor de ogen, de huid, de ademhalingswegen en het verteringskanaal.
Blootstelling aan metolachlor is mogelijk via inhalatie en via verontreinigd voedsel en drinkwater (HSDB). Metolachlor is matig biodegradeerbaar (halfwaardetijd 47 dagen (aëroob) en 78 dagen (anaëroob)). Deze stof wordt ook afgebroken via fotolyse (halfwaardetijden 11 dagen (zomer) en 77 dagen (winter)). Hydrolyse is geen belangrijk verwijderingproces voor deze stof (halfwaardetijd 210 dagen). Deze stof accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF <1 en 69) zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verijwderingproces voor metolachlor (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal metolachlor vooral verwijderd worden door biodegradatie en adsorptie. Indien de concentratie aan metolachlor de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: metolachlor: 0,25 µg/l. Deze PNEC-waarde is een schatting, op basis van de PNECwaarde voor alachlor (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: metolachlor is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: metolachlor is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
University of Akron. Veiligheidsinformatiebladen, http://ull.chemistry.uakron.edu/cgi-bin/htsearch
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf 288
beschikbaar
via
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.10.14 Metoxuron CAS NUMMER: 19937-59-8 GEDRAG IN HET MILIEU: metoxuron is een milieugevaarlijke stof (N), die zeer giftig is voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Metoxuron is niet opgenomen in de HSDB databank (HSDB). Metoxuron wordt matig afgebroken in het oppervlaktewater (halfwaardetijd 145 dagen). Hydrolyse (halfwaardetijd 24 dagen) en fotolyse (halfwaardetijd 26 dagen) leveren een bijdrage tot deze afbraak (FOOTPRINT). Deze stof kan ook afgebroken worden door licht uit het UV-spectrum (Tomlin, 1994). Deze stof bioaccumuleert weinig in aquatische organismen, zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Metoxuron zal niet adsorberen aan zwevende stoffen en sedimenten, zodat geen effecten naar de waterbodem verwacht worden (FOOTPRINT). Op basis van een lage dampdruk (32*10-6 mm Hg bij 20°C (Tomlin, 1994)) kan gesteld worden dat vervluchtiging via het wateroppervlak geen relevant verwijderingproces is voor metoxuron. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal metoxuron matig verwijderd worden door biologische en niet-biologische degradatieprocessen. Indien de concentratie aan metoxuron de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: metoxuron: 0,25 µg/l. deze PNEC-waarde is een schatting op basis van de PNECwaarde voor enylureumherbiciden (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: metoxuron is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: metoxuron is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North databank). REFERENTIES: •
Tomlin (1994). The Pesticide Manual: incorporating The Agrochemicals Handbook. 10th Edition. Ed. Clive Tomlin. ISBN 0 948404 79 5
•
FOOTPRINT database. Beschikbaar via http://www.eu-footprint.org/ppdb.html
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
289
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.10.15 Monolinuron CAS NUMMER: 1746-81-2 GEDRAG IN HET MILIEU: monolinuron is schadelijk (Xn) bij opname door de mond (R22). Deze stof houdt gevaar in voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij opname door de mond (R48/22). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig is voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Monolinuron behoort tot de familie van de organische halogeenverbindingen. Deze familie staat op lijst I van de Europese Richtlijn 76/464/EEG. Voor de stoffen van lijst I geldt dat de lidstaten alle maatregelen moeten nemen om de verontreiniging van de oppervlaktewateren, territoriale wateren en kustwateren stop te zetten (VMM, 2002). Monolinuron wordt goed afgebroken in oppervlaktewater (halfwaardetijd 22 dagen). Monolinuron accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF <20 tot 140), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten met een hoog kleigehalte, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verwijderingproces voor monolinuron (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal monolinuron vooral verwijderd worden door biodegradatie en adsorptie. Indien de concentratie aan monolinuron de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: monolinuron: 0,28 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: monolinuron is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: monolinuron is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-Northdatabank (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
290
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.10.16 Prometryn CAS NUMMER: 7287-19-6 GEDRAG IN HET MILIEU: prometryn is niet geclassificeerd volgens Annex I van de Europese Richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Het veiligheidsinformatieblad (SIRI MSDS Index) vermeldt dat deze stof irriterend is voor de ogen en de huid.
Blootstelling aan prometryn is mogelijk via verontreinigd drinkwater (ESIS). Op basis van een halfwaardetijd van 150 dagen in de bodem kan gesteld worden dat prometryn matig biodegradeerbaar is in oppervlaktewater. Deze stof accumuleert matig in aquatische organismen (BCF = 270), zodat er een kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Prometryn zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verwijderingproces voor prometryn (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal prometryn verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie en adsorptie. Indien de concentratie aan prometryn de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: prometryn: 0,01 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: prometryn is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: prometryn staat op lijst 3 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met onvoldoende gegevens voor hormoonverstorend potentieel. REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.10.17 Propazine CAS NUMMER: 139-40-2 GEDRAG IN HET MILIEU: propazine is een schadelijke stof (Xn). Na blootstelling aan propazine is het optreden van onherstelbare effecten niet uitgesloten (R40). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
291
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Op basis van een trage biodegradatie in bodem kan gesteld worden dat propazine ook traag zal biodegraderen in oppervlaktewater. Deze stof accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 17), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof wordt traag verwijderd via hydrolyse (halfwaardetijd 61 dagen bij pH 5). Propazine zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verwijderingproces voor propazine (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal propazine vooral verwijderd worden door adsorptie. PNEC-WAARDE: propazine: 0,25 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: propazine is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: propazine is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.10.18 Sebutylazine CAS NUMMER: 7286-69-3 GEDRAG IN HET MILIEU: sebutylazine is niet geclassificeerd volgens Annex I van de Europese Richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Sebutylazine is niet opgenomen in de HSDB databank (HSDB). Volgens de PAN databank is deze stof irriterend voor de ogen, de huid en de ademhalingswegen (PAN databank).
Sebutylazine is persistent in het oppervlaktewater. Deze stof accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 9,8), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Op basis van een verdelingscoëfficiënt organisch materiaal/water (Koc) van 447 kan gesteld worden dat sebutylazine zal adsorberen aan zwevende stoffen en sedimenten, zodat effecten naar de waterbodem verwacht worden (RWS RIZA, 2006). Vervluchtiging via het oppervlaktewater is geen relevant verwijderingsproces voor sebutylazine (RWS RIZA, 2006). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal sebytylazine verwijderd worden door adsorptie aan het actief slib. Het sebutylazine dat niet adsorbeert aan het slib zal via het effluent van de RWZI terug in het oppervlaktewater terechtkomen. PNEC-WAARDE: sebutylazine: 1 µg/l. Deze PNEC-waarde is een schatting op basis van de PNECwaarden voor andere chloortriazines (VMM, pers. comm.).
292
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
HUMANE CARCINOGENICITEIT: sebutylazine is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: sebutylazine is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
PAN databank. Pesticide Action http://www.pesticideinfo.org/Index.html
•
RWS RIZA (2006). Afleiding van 25 ad hoc MTR’s 2006. RWS RIZA rapport 2006.036. ISBN 9789036913751.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
Network
database,
beschikbaar
via
3.10.19 Simazine CAS NUMMER: 122-34-9 GEDRAG IN HET MILIEU: simazine is een schadelijke stof (Xn). Na blootstelling aan deze stof zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten (R40). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53).
Blootstelling aan simazine is mogelijk via verontreinigd drinkwater (HSDB). Simazine behoort tot de familie van de organische halogeenverbindingen. Deze familie staat op lijst I van de Europese Richtlijn 76/464/EEG. Voor de stoffen van lijst I geldt dat de lidstaten alle maatregelen moeten nemen om de verontreiniging van de oppervlaktewateren, territoriale wateren en kustwateren stop te zetten. Deze stof staat tevens ter evaluatie met het oog op een eventuele aanwijzing als “prioritaire gevaarlijke stof” onder de Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG). Deze subcategorie van stoffen vormt een nog groter risico dan de “prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid”, welke een zo hoog risico vormen voor of via het aquatisch milieu dat de Europese Commissie hiervoor prioritaire reductiemaatregelen moet uitwerken. Tenslotte is simazine opgenomen in de Noordzeeconferenties (50% tot 70% emissiereductie naar water en lucht tov 1985, nulinbreng in de Noordzee binnen de termijn van één generatie) (VMM, 2002). Simazine biodegradeert goed. Deze stof accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF <1 tot 55 ), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Simazine wordt traag verwijderd via hydrolyse (halfwaardetijden 70 dagen, >200 dagen en >200 dagen bij pH van resp. 5, 7 en 9). Simazine zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verwijderingproces voor simazine (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal simazine verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie en adsorptie. Indien de concentratie aan 293
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
simazine de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: simazine: 1 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: simazine behoort tot groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot carcinogeniciteit voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: simazine is opgenomen in lijst 2 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met bewijsmateriaal voor hormoonontregeling of potentiële hormoonontregeling waarvoor in het kader van bestaande wetgeving al een regulering geldt of momenteel wordt overwogen. Voor deze stof zijn testresultaten voor zoogdieren en gisten opgenomen in de ED-North databank. 8 van de 10 testen voor zoogdieren duiden op hormoonverstorende effecten, de enige test voor gisten duidde niet op een hormoonverstorend effect (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.10.20 Terbutryn CAS NUMMER: 886-50-0 GEDRAG IN HET MILIEU: terbutryn is niet geklassificeerd volgens Annex I van de Europese Richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Volgens het veiligheidsinformatieblad (OXford University) is terbutryn irriterend voor de ogen (R36). Bovendien is deze stof zeer giftig voor in het water levende organismen (R50) en kan deze stof in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R53).
Blootstelling aan terbutryn is mogelijk via huidcontact met bodemdeeltjes of via inhalatie op plaatsen waar deze stof gebruikt wordt als herbicide (HSDB). Terbutryn biodegradeert traag (halfwaardetijden 240 dagen in een meer en 180 dagen in een rivier). Deze stof accumuleert weinig in aquatische organismen, zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Hydrolyse van terbutryn verloopt erg traag, fotolyse van deze stof is meer relevant. Deze stof zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verwijderingproces voor terbutryn (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal terbutryn vooral verwijderd worden door adsorptie. Biodegradatie zal traag verlopen. Indien de concentratie aan terbutryn de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. 294
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
PNEC-WAARDE: terbutryn: 0,01 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: terbutryn is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: terbutryn staat op lijst 3 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met onvoldoende gegevens. Deze stof is niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.10.21 Terbutylazine CAS NUMMER: 5915-41-3 GEDRAG IN HET MILIEU: terbutylazine is niet geklassificeerd volgens Annex I van de Europese Richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Het veiligheidsinformatieblad (University of Akron) vermeldt dat deze stof zeer giftig is en fataal kan zijn bij inhalatie, inslikken of adsorptie door de huid.
Blootstelling aan terbutylazine is mogelijk via verontreinigd drinkwater (HSDB). Terbutylazine biodegradeert matig in oppervlaktewater. Deze stof is niet onderhevig aan hydrolyse. Terbutylazine accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 28), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verwijderingproces voor terbutylazine (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal terbutylazine traag verwijderd worden door biodegradatie. Indien de concentratie aan terbutylazine de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: terbutylazine: 0,23 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: terbutylazine is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: terbutylazine is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en is evenmin opgenomen in de ED-North databank (ED-North).
295
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
REFERENTIES: •
University of Akron. Veiligheidsinformatiebladen, http://ull.chemistry.uakron.edu/cgi-bin/htsearch
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
296
beschikbaar
via
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.11 3.11.1
CHLOORFENOXYCARBONZUREN 2,4,5-T (2,4,5-trichloorfenoxyazijnzuur)
CAS NUMMER: 93-76-5 GEDRAG IN HET MILIEU: 2,4,5-T is schadelijk (Xn) bij opname door de mond (R22). Deze stof is irriterend voor de ogen, de ademhalingswegen en de huid (R36/37/38). 2,4,5-T is zeer giftig voor in het water levende organismen, ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (N, R50/53) (ESIS).
2,4,5-T behoort tot de familie van de organische halogeenverbindingen. Deze familie staat op lijst I van de Europese Richtlijn 76/464/EEG. Voor de stoffen van lijst I geldt dat de lidstaten alle maatregelen moeten nemen om de verontreiniging van de oppervlaktewateren, territoriale wateren en kustwateren stop te zetten (VMM, 2002). Blootstelling aan 2,4,5-T is mogelijk via inhalatie van kleine deeltjes en via de opname van fruit, melk of drinkwater dat met 2,4,5-T verontreinigd is ten gevolge van het gebruik van deze stof als herbicide (HSDB). De meest relevante verwijderingprocessen voor 2,4,5-T uit oppervlaktewater zijn fotochemische ontbinding (halfwaardetijd directe fotolyse = 15 dagen tijdens de zomer), biodegradatie en adsorptie. Humuszuren bevorderen de fotochemische ontbinding (humuszuur geïnduceerde afbraakprocessen domineren bij concentraties aan humuszuren > 15 mg organische koolstof/l). Het primaire degradatieproduct van 2,4,5-T in water is 2,4,5-trichloorfenol (HSDB). 2,4,5-T accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF 23 tot 25), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Adsorptie van 2,4,5-T aan humuszuren in gesuspendeerde deeltjes en sedimenten kan aanzienlijk zijn (HSDB). Bijgevolg kunnen effecten naar de waterbodem optreden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen belangrijk verwijderingsproces voor 2,4,5-T (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, kan 2,4,5-T verwijderd worden via biodegratie door en adsorptie aan het actieve slib van de waterzuiveringsinstallatie. Indien de concentratie aan 2,4,5-T de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: 2,4,5-T: 1,85 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: 2,4,5-T is niet opgenomen in de lijsten van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: 2,4,5-T staat op lijst 3 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): “Stoffen met onvoldoende gegevens”. Deze stof is opgenomen in de ED-North databank, maar er zijn geen testresultaten beschreven (ED-North). Dit impliceert dat er voor 2,4,5-T in eerste instantie duidelijke indicaties waren met betrekking tot hormoonverstoring, maar dat de literatuur bij nader inzien niet overtuigend was of niet van voldoende kwaliteit. REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/ 297
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.11.2
2,4-D (2,4-dichloorfenoxyazijnzuur)
CAS NUMMER: 94-75-7 GEDRAG IN HET MILIEU: 2,4-D is schadelijk (Xn) bij opname door de mond (R22). Deze stof is irriterend voor de ademhalingswegen (R37) en blootstelling houdt gevaar voor ernstig oogletsel in (R41). Deze stof kan ook overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid (R43). 2,4-D is schadelijk voor in het water levende organismen, ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R52/53) (ESIS).
2,4-D staat in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II (VMM, 2002). Blootstelling aan 2,4-D is mogelijk via de voeding en drinkwater en via huidcontact met herbiciden die 2,4-D bevatten (HSDB). De snelheid waarmee 2,4-D biodegradeert is afhankelijk van de hoeveelheid aanwezige nutriënten, de temperatuur, de beschikbaarheid van zuurstof en van het feit of het water al eerder met 2,4-D verontreinigd was. Typische halfwaardetijden zijn 10 tot > 50 dagen, zodat kan gesteld worden dat 2,4-D sterk tot matig biodegradeerbaar is. In oligotrofe wateren en indien hoge concentraties 2,4-D aanwezig zijn zullen de halfwaardetijden langer zijn. Hydrolyse is geen belangrijk verwijderingproces voor 2,4-D. Deze stof wordt vrij snel verwijderd door fotolyse (halfwaardetijden 2 tot 4 dagen in water bestraald met licht van 356 nm golflengte). 2,4-D accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 1 voor Lepomis macrochirus), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. 2,4-D zal waarschijnlijk niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat geen effect op de waterbodem verwacht wordt (HSDB). Vervluchtiging uit het water naar de lucht is geen belangrijk verwijderingproces voor 2,4-D (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie zal 2,4-D voornamelijk via biodegratie door het actieve slib van de waterzuiveringsinstallatie verwijderd worden (50% verwijdering na 15 dagen bij 4,63 mg/l 2,4-D) (ESIS). Indien de concentratie aan 2,4-D de PNECwaarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: 2,4-D: 18,5 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: 2,4-D is niet opgenomen in de lijsten van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: 2,4-D is niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en is ook niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North).
298
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.11.3
2,4-DB (dichloorfenoxyboterzuur)
CAS NUMMER: 94-82-6 GEDRAG IN HET MILIEU: 2,4-DB is een stof die schadelijk (Xn) is bij opname door de mond (R22). Deze stof is giftig voor in het water levende organismen, ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (N,R51/53) (ESIS).
2,4-DB staat in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II (VMM, 2002). 2,4-DB biodegradeert in oppervlaktewater (>12% in een week (HSDB), 50% in 12,2 tot 12,6 dagen (EC, 2002)). Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof. 2,4-DB wordt vrij snel verwijderd via fotolyse (halfwaardetijden van 6,3 dagen, 17,2 dagen en 6,9 dagen bij pH van resp. 5, 7 en 9). Op basis van een lage Kow waarde kan verwacht worden dat 2,4-DB weinig accumuleert in aquatische organismen, zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens (EC, 2002). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie zal 2,4-DB verwijderd worden door het actieve slib van de waterzuiveringsinstallatie. Indien de concentratie aan 2,4DB de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: 2,4-DB: 18,5 µg/l. Deze PNEC-waarde is een schatting op basis van de PNEC-waarde voor 2,4-D (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: 2,4-DB is niet opgenomen in de lijsten van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: 2,4-DB staat op lijst 3 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): “Stoffen met onvoldoende gegevens”. Deze stof is niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
EC (2002): Review report voor de actieve stof 2,4-DB, opgesteld in het kader van de Europese richtlijn 91/414/EEG. Beschikbaar via: http://ec.europa.eu/food/plant/protection/evaluation/exist_subs_rep_en.htm 299
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.11.4
Bentazon
CAS NUMMER: 25057-89-0 GEDRAG IN HET MILIEU: bentazon staat in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II (VMM, 2002).
Bentazon is schadelijk (Xn) bij opname door de mond (R22), deze stof is tevens irriterend voor de ogen (R36) en kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid (R43). Bentazon is schadelijk voor in het water levende organismen, deze stof kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R52/53) (ESIS). Blootstelling aan bentazon is mogelijk via verontreinigd drinkwater (HSDB). Bentazon is slechts matig biodegradeerbaar in oppervlaktewater (halfwaardetijd 161 dagen). Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor bentazon (stabiel bij pH 5, 7 en 9 en 25°C) (EC, 2000). Bentazon kan uit het oppervlaktewater verwijderd worden via fotolyse (volledige verwijdering uit gedestilleerd water na 16 uur bij pH 6,8 en UV-bestraling (HSDB); halfwaardetijden van 122 uur, 93/63 uur en 14 uur bij resp. pH van 5, 7 en 9 (EC, 2000)). Deze stof accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 79), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Bentazon zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is geen relevant verwijderingproces voor bentazon (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal bentazon maar traag verwijderd worden via een combinatie van biodegradatie en vervluchtiging. Indien de concentratie aan bentazon de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: bentazon: 45 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: bentazon is niet opgenomen in de lijsten van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: bentazon is niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
300
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
EC (2000). Technisch rapport voor de actieve stof bentazon in het kader van de Europese richtlijn 91/414/EEG. 7585/VI/97-final. Beschikbaar via http://ec.europa.eu/food/plant/protection/evaluation/exist_subs_rep_en.htm
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.11.5
Dicamba
CAS NUMMER: 1918-00-9 GEDRAG IN HET MILIEU: dicamba is schadelijk (Xn) bij opname door de mond (R22). Blootstelling aan dicamba houdt ook gevaar in voor ernstig oogletsel (R41). Deze stof is schadelijk voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R52/53) (ESIS).
Blootstelling aan dicamba is mogelijk via verontreinigd drinkwater (HSDB). Dicamba biodegradeert goed in oppervlaktewater. Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof, fotolyse is echter wel relevant. Dicamba accumuleert weinig in aquatische organismen, zodat er geen kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Dicamba zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is geen relevant verwijderingproces voor dicamba (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal dicamba voornamelijk verwijderd worden door biodegradatie. Indien de concentratie aan dicamba de PNECwaarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: dicamba: de VMM heeft geen PNEC-waarde voorgesteld voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: dicamba is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: dicamba is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Deze stof is niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf 301
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
3.11.6
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
Dichlorprop
CAS NUMMER: 120-36-5 GEDRAG IN HET MILIEU: dichlorprop is schadelijk (Xn) bij aanraking met de huid en bij opname door de mond (R21/22). Deze stof is tevens irriterend voor de ogen (R38) en blootstelling houdt gevaar voor ernstig oogletsel in (R41) (ESIS).
Dichlorprop behoort tot de familie van de organische halogeenverbindingen. Deze familie staat op lijst I van de Europese Richtlijn 76/464/EEG. Voor de stoffen van lijst I geldt dat de lidstaten alle maatregelen moeten nemen om de verontreiniging van de oppervlaktewateren, territoriale wateren en kustwateren stop te zetten (VMM, 2002). In de literatuur zijn onvoldoende gegevens beschikbaar om de relevantie van biodegradatie in oppervlaktewater te beoordelen. Deze stof wordt weinig afgebroken in grondwater (halfwaardetijden 196 dagen tot 1286 dagen). Bioaccumulatie in aquatische organismen is niet relevant voor dichlorprop, zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Dichlorprop zal weinig adsorberen aanz wevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten naar de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging is geen relevant verwijderingproces voor dichlorprop (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal dichlorprop traag verwijderd worden via biodegradatie (>205 dagen voor splitsing van de benzeenring) (Verschueren, 1983). PNEC-WAARDE: dichlorprop: 24 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: dichlorprop is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: dichlorprop is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Deze stof is niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
Verschueren, K. (1983). Handbook of Environmental Data on Organic chemicals. 2nd Edition. Ed. Van Nostrand Reinhold, 115 Fifth Avenue, New York 10003. ISBN 0-442-28802-6.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
302
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.11.7
Fenoprop
CAS NUMMER: 93-72-1 GEDRAG IN HET MILIEU: fenoprop is schadelijk bij opname door de mond (R22) en is irriterend voor de huid (R38). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Blootstelling aan fenoprop is mogelijk via voedsel dat residuen van dit gewasbeschermingsmiddel bevat (HSDB). Fenoprop biodegradeert traag in oppervlaktewater. Aan het wateroppervlak kan fenoprop afgebroken worden door reactie met zuurstofradicalen die ontstaan zijn onder invloed van zonlicht (foto-oxidatie). Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof. Fenoprop accumuleert weinig in aquatische organismen, zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verwijderingproces voor fenoprop (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal fenoprop traag verwijderd worden door biodegradatie, foto-oxidatie en adsorptie. Indien de concentratie aan fenoprop de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: fenoprop: 18,5 µg/l. deze PNEC-waarde is een schatting op absis van de PNEC-waarde voor fenoxypropion herbiciden (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: fenoprop is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: fenoprop is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Deze stof is evenmin opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.11.8
Fluroxypyr
CAS NUMMER: 69377-81-7 GEDRAG IN HET MILIEU: fluroxypyr is schadelijk voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R52/53) (ESIS).
Blootstelling aan fluroxypyr is mogelijk via inhalatie en dermaal contact in de nabijheid van velden die behandeld werden met dit gewasbeschermingsmiddel (HSDB). 303
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
In oppervlaktewater wordt fluroxypyr snel afgebroken via biodegradatie. Fluroxypyr accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 3,2), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verwijderingproces voor fluroxypyr (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal fluroxypyr verwijderd worden door biodegradatie. Indien de concentratie aan fluroxypyr de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: fluroxypyr: 2,4 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: fluroxypyr is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: fluroxypyr is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.11.9
MCPA
CAS NUMMER: 94-74-6 GEDRAG IN HET MILIEU: MCPA is schadelijk (Xn) bij opname door de mond (R22) en irriterend voor de huid (R38). Blootstelling aan MCPA houdt gevaar in voor ernstig oogletsel (R41) (ESIS).
MCPA behoort tot de familie van de organische halogeenverbindingen. Deze familie staat op lijst I van de Europese Richtlijn 76/464/EEG. Voor de stoffen van lijst I geldt dat de lidstaten alle maatregelen moeten nemen om de verontreiniging van de oppervlaktewateren, territoriale wateren en kustwateren stop te zetten (VMM, 2002). Op basis van de biodegradatie in bodem kan gesteld worden dat MCPA goed biodegradeerbaar is in water. Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor MCPA, wegens het gebrek aan functionele groepen die vatbaar zijn voor hydrolyse. Deze stof accumuleert niet in aquatische organismen (BCF = 1), zodat er geen kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal niet adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er geen effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verwijderingproces voor MCPA (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal MCPA vooral verwijderd worden door biodegradatie. Indien de concentratie aan MCPA de PNEC-waarde voor de microorganismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden.
304
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
PNEC-WAARDE: MCPA: 0,7 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: MCPA is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: MCPA is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.11.10 MCPB CAS NUMMER: 94-81-5 GEDRAG IN HET MILIEU: MCPB is een milieugevaarlijke stof (N), die zeer giftig is voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Op basis van de biodegradatie in bodem kan gesteld worden dat MCPB goed biodegradeerbaar is in water (halfwaardetijden voor bodem van <7 dagen tot 14 dagen). Fotodegradatie is een relevant verwijderingproces voor MCPB. Bioaccumulatie in aquatische organismen is niet relevant voor MCPB, zodat er geen kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verwijderingproces voor MCPB (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal MCPB vooral verwijderd worden door biodegradatie. Indien de concentratie aan MCPB de PNEC-waarde voor de microorganismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: MCPB: 0,7 µg/l. Deze PNEC-waarde is een schatting op basis van de PNEC-waarde voor MCPA (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: MCPB is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: MCPB is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB 305
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.11.11 Mecoprop CAS NUMMER: 93-65-2 GEDRAG IN HET MILIEU: mecoprop is schadelijk (Xn) bij opname door de mond (R22) en irriterend voor de huid (R38). Blootstelling aan mecoprop houdt gevaar in voor ernstig oogletsel (R41). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen: ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
MCPA behoort tot de familie van de organische halogeenverbindingen. Deze familie staat op lijst I van de Europese Richtlijn 76/464/EEG. Voor de stoffen van lijst I geldt dat de lidstaten alle maatregelen moeten nemen om de verontreiniging van de oppervlaktewateren, territoriale wateren en kustwateren stop te zetten (VMM, 2002). Blootstelling aan mecoprop is mogelijk via drinkwater en via huidcontact met oppervlaktewater (HSDB). Mecoprop is matig biodegradeerbaar (halfwaardetijden 24 tot 156 dagen (EC, 2003)). Hydrolyse (stabiel na 31 dagen bij 25°C) en fotolyse (halfwaardetijden 680 uur, 1019 uur en 415 uur bij resp. pH 5, pH 7 en pH 9 (EC, 2003)) zijn geen relevante verwijderingprocessen voor mecoprop. Deze stof accumuleert matig in aquatische organismen (BCF = 141, berekend op basis van Kow), zodat er een kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verwijderingproces voor mecoprop (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal mecoprop vooral verwijderd worden door biodegradatie. Indien de concentratie aan mecprop de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: mecoprop: 13 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: mecoprop is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: mecoprop is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
EC (2003). Review report for the active substance mecoprop. SANCO/30/63/99-final. Beschikbaar via http://ec.europa.eu/food/plant/protection/evaluation/exist_subs_rep_en.htm
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php 306
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.12 3.12.1
PAK Acenafteen
CAS NUMMER: 83-32-9 GEDRAG IN HET MILIEU: acenafteen is niet geclasssificeerd in Annex I van de Europese richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Het veiligheidsinformatieblad (SIRI MSDS Index) vermeldt dat blootstelling aan acenafteen irriterend is voor de ogen en de huid. Bovendien houdt absorptie door de huid gevaar in. Deze stof houdt ook gevaar in bij inslikken, omdat ze irriterend is voor de slokdarm. Ten slotte houdt deze stof gevaar in bij inademing, omdat ze irriterend is voor de luchtwegen.
Acenafteen staat in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II (VMM, 2002). Blootstelling aan acenafteen is mogelijk in een stedelijke omgeving, via verontreinigd drinkwater en bij recreatief gebruik van oppervlaktewater (HSDB). Acenafteen is sterk tot matig biodegradeerbaar in oppervlaktewater (halfwaardetijden van 1 tot 25 dagen). Deze stof kan persistent zijn onder anaërobe omstandigheden of bij hoge concentraties van deze stof, die dan toxisch zijn voor de micro-organismen die acenafteen afbreken. Hydrolyse is geen belangrijk verwijderingsproces voor acenafteen. Deze stof wordt wel verwijderd door directe fotolyse onder invloed van zonlicht. Acenafteen accumuleert weinig in aquatische organismen, zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Acenafteen kan adsorberen aan het organisch materiaal in het sediment en in gesuspendeerde deeltjes. Dit houdt een potentieel effect naar de waterbodem in (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht kan een belangrijk verwijderingsproces zijn voor acenafteen. Hierdoor kan acenafteen ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een rivier of een meer wordt op basis van modellering geschat op resp. 11 uren (zeer snel) en 39 dagen (traag). In de lucht is deze organische stof (dampdruk 2,5*10-3mm Hg bij 25°C) enkel als damp aanwezig. Zij wordt snel verwijderd door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 1,2 dagen) (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, kan acenafteen snel verwijderd worden via biodegradatie door het actieve slib van de waterzuiveringsinstallatie. Indien de concentratie aan acenafteen de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. Ook vervluchtiging uit water naar lucht kan een belangrijk verwijderingsproces zijn, in het bijzonder in zones van de waterzuiveringsinstallatie die extra belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens). Hierdoor kan acenafteen ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. PNEC-WAARDE: acenafteen: 0,06 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: acenafteen behoort tot groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot humane carcinogeniciteit (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: acenafteen is niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en is ook niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North).
307
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
SIRI MSDS Index. Vermont http://hazard.com/msds/
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.12.2
Safety
Information
Resources,
Inc.
Beschikbaar
via
Acenaftyleen
CAS NUMMER: 208-96-8 GEDRAG IN HET MILIEU: acenaftyleen is niet geclasssificeerd in Annex I van de Europese richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Het veiligheidsinformatieblad (SIRI MSDS Index) vermeldt dat blootstelling aan acenaftyleen irriterend is voor de ogen. Bovendien kan blootstelling aan deze stof huidirritatie veroorzaken. Bij inademing kan deze stof de ademhalingswegen irriteren.
Acenaftyleen staat in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II (VMM, 2002). Blootstelling aan acenaftyleen is mogelijk in een stedelijke omgeving, via verontreinigd drinkwater en bij recreatief gebruik van oppervlaktewater (HSDB). Acenaftyleen kan afgebroken worden door micro-organismen (biodegradatie). Hydrolyse is geen belangrijk verwijderingsproces voor acenaftyleen. Deze stof wordt wel verwijderd door directe fotolyse onder invloed van zonlicht. Acenaftyleen accumuleert weinig in aquatische organismen, zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Acenaftyleen kan adsorberen aan het organisch materiaal in het sediment en in gesuspendeerde deeltjes. Dit houdt een potentieel effect naar de waterbodem in (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht kan een belangrijk verwijderingproces zijn voor acenaftyleen. Hierdoor kan acenaftyleen ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een rivier of een meer wordt op basis van modellering geschat op resp. 4 dagen (zeer snel) en 184 dagen (traag). In de lucht is deze organische stof (dampdruk 9,12*10-4mm Hg bij 25°C) enkel als damp aanwezig. Zij wordt zeer snel verwijderd door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 5 uur) en met ozon (halfwaardetijd 1 uur) (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, kan acenaftyleen verwijderd worden via biodegradatie door het actieve slib van de waterzuiveringsinstallatie. Indien de concentratie aan acenaftyleen de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. Ook vervluchtiging uit water naar lucht kan een belangrijk verwijderingsproces zijn, in het bijzonder in zones van de waterzuiveringsinstallatie die extra belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens). Hierdoor kan acenaftyleen ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. 308
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
PNEC-WAARDE: acenaftyleen: 4,13 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: acenaftyleen is niet opgenomen in de lijsten van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: acenaftyleen is niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en is ook niet opgenomen in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
SIRI MSDS Index. Vermont http://hazard.com/msds/
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.12.3
Safety
Information
Resources,
Inc.
Beschikbaar
via
Anthraceen
CAS NUMMER: 120-12-7 GEDRAG IN HET MILIEU: anthraceen is opgenomen in bijlage bij de Europese Richtlijn 76/464/EEG. Gezien anthraceen een uit aardolie bereide niet-persistente koolwaterstof is, wordt anthraceen geklasseerd onder lijst II. De richtlijn stelt dat de lozing van lijst II-stoffen in het aquatisch milieu moet beperkt worden door het vastleggen van waterkwaliteitsdoelstellingen voor deze stoffen. Anthraceen staat ter evaluatie met het oog op een eventuele aanwijzing als “prioritaire gevaarlijke stof” onder de Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG). Deze subcategorie van stoffen vormt een nog groter risico dan de “prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid”, welke een zo hoog risico vormen voor of via het aquatisch milieu dat de Europese Commissie hiervoor prioritaire reductiemaatregelen moet uitwerken. Deze stof is opgenomen in de 3e prioriteitlijst van de Europese Verordening (EEG) Nr. 793/93. De verordening heeft tot doel de mens en alle componenten van het milieu te beschermen tegen alle mogelijke effecten van blootstelling aan gevaarlijke chemische stoffen. De stoffen uit de prioriteitlijsten vragen speciale aandacht wegens hun mogelijke effecten op lange termijn (VMM, 2002).
Anthraceen is niet geclassificeerd in Annex I van de Europese richtlijn 67/548/EEG (ESIS). In de literatuur wordt aangegeven dat anthraceen schadelijk is bij inademing (R20), bij aanraking met de huid (R21) en bij opname door de mond (R22). Deze stof is irriterend voor de ogen (R36), voor de ademhalingswegen (R37) en voor de huid (R38). Anthraceen kan overgevoeligheid veroorzaken bij inademing (R42) en bij contact met de huid (R43) (VMM, 2005). Blootstelling aan anthraceen is mogelijk via roken, via inhalatie van deeltjes uit de lucht en via voedsel en water (HSDB). Anthraceen biodegradeert traag in oppervlaktewater, zodat dit geen belangrijk verwijderingsproces is voor deze stof. Hydrolyse is evenmin relevant, dit door het ontbreken van functionele groepen. Anthraceen accumuleert matig tot sterk in aquatische organismen (BCF 162 tot 9200), zodat er kans is
309
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat effecten op de waterbodem mogelijk zijn (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is een mogelijk verwijderingproces voor anthraceen. Hierdoor kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een rivier of een meer wordt op basis van modellering geschat op resp. 1,2 uur (zeer snel) en 13 dagen (matig). Dit proces wordt echter afgeremd door adsorptie aan zwevende stoffen en sedimenten in het oppervlaktewater. In de lucht is deze organische stof (dampdruk 2,67*106 mm Hg bij 25°C) aanwezig als damp en gebonden aan stofdeeltjes. Het anthraceen dat in de dampfase aanwezig is wordt zeer snel afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 3,4 uur). Het anthraceen dat aan stofdeeltjes gebonden is wordt uit de lucht verwijderd door stofuitval of via neerslag (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, dan zal anthraceen verwijderd worden door een combinatie van vervluchtiging, zeker in zones van de waterzuiveringsinstallatie die extra belucht worden (b.v. beluchtingsbekkens), en biodegradatie. Ten gevolge van vervluchtiging kan anthraceen ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. Indien de concentratie aan anthraceen de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: anthraceen: 0,1 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: anthraceen behoort tot groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot humane carcinogeniciteit (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: anthraceen is niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof zijn wel testresultaten opgenomen in de ED-North databank: uit de testen op vissen wordt besloten dat anthraceen vermoedelijk geen hormoonverstorend effect heeft op deze organismen. Uit de testen op zoogdieren wordt echter besloten dat in bepaalde gevallen hormoonverstorende effecten optreden (effecten op anti-androgeen en anti-estrogeen) (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
VMM (2005). Ontwerp reductieprogramma gevaarlijke stoffen
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.12.4
Benzo(a)anthraceen
CAS NUMMER: 56-55-3 GEDRAG IN HET MILIEU: Benzo(a)anthraceen is een giftige stof (T) die kanker kan veroorzaken (R45). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen, ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS). 310
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Blootstelling aan benzo(a)anthraceen is mogelijk via voeding en via huidcontact met dampen, voedsel en andere producten die deze stof bevatten (HSDB). Benzo(a)anthraceen wordt weinig afgebroken via biologische processen in oppervlaktewater. Fotolyse is een belangrijk verwijderingproces voor benzo(a)anthraceen (halfwaardetijden van enkele dagen). In nutriëntenrijke wateren is ook oxidatie door alkylperoxy radicalen een belangrijk verwijderingproces. Deze stof accumuleert matig tot sterk in aquatische organismen (BCF 560 tot 18.000), zodat er kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Benzo(a)anthraceen kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is een belangrijk verwijderingproces voor benzo(a)anthraceen. Hierdoor kan deze stof ook via het compartiment lucht effecten veroorzaken. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een rivier of een meer wordt op basis van modellering geschat op resp. 170 uren (snel) en 56 dagen (traag). In de lucht komt deze organische stof (dampdruk 1,9*10-6mm Hg bij 25°C) voor in de dampfase en gebonden aan stofdeeltjes. Het benzo(a)anthraceen dat in de dampfase aanwezig is zal zeer snel reageren met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 7,7 uur). Het benzo(a)anthraceen dat aan stofdeeltjes gebonden is zal uit de lucht verwijderd worden via stofuitval of via neerslag. Op die manier kan dit benzo(a)anthraceen gedeeltelijk terug in het oppervlaktewater terechtkomen (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal benzo(a)anthraceen verwijderd worden door een combinatie van vervluchtiging en adsorptie. PNEC-WAARDE: benzo(a)anthraceen: 0,3 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: benzo(a)anthraceen behoort tot groep 2B: mogelijks carcinogeen voor mensen (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: benzo(a)anthraceen behoort tot lijst communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met gegevens. Voor deze stof zijn testresultaten opgenomen in de ED-North databank: uit zoogdieren blijkt dat in sommige testen benzo(a)anthraceen een hormoonverstorend effect organismen (ED-North).
3 van de onvoldoende de testen op heeft op deze
REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.12.5
Benzo(a)pyreen
CAS NUMMER: 50-32-8 GEDRAG IN HET MILIEU: Benzo(a)pyreen staat in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II. Deze stof staat ook op de OSPAR lijst met stoffen voor welke prioritaire actie moet genomen worden. De OSPAR-strategie Gevaarlijke Stoffen heeft tot doel 311
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
te komen tot een nulemissie van gevaarlijke stoffen tegen 2020. Benzo(a)pyreen is verder als polyaromatische koolwaterstof opgenomen in de lijst van prioritaire stoffen voor het waterbeleid van de Kaderrichtlijn Water. Deze prioritaire stoffen vormen een zo hoog risico voor of via het aquatisch milieu dat de Europese Commissie hiervoor prioritair reductiemaatregelen moet uitwerken. Voor deze stoffen heeft de Commissie milieukwaliteitsnormen voorgesteld (COM(2006)397 final) (VMM, 2002). Benzo(a)pyreen is een giftige stof (T) die overgevoeligheid kan veroorzaken bij contact met de huid (R43). Bovendien kan deze stof kanker veroorzaken (R45), erfelijke genetisch schade veroorzaken (R46), de vruchtbaarheid schaden (R60) en het ongeboren kind schaden (R61). Benzo(a)pyreen is ook een milieugevaarlijke stof (N): ze is zeer giftig voor in het water levende organismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS). Blootstelling aan benzo(a)pyreen is mogelijk via roken, inhalatie van verontreinigde lucht, water verontreinigd met effluenten van verbrandingsprocessen en voedsel dat met steenkool verwarmd werd (bvb barbecue) (HSDB). Benzo(a)pyreen is weinig biodegradeerbaar in bodem (halfwaardetijden in grootte-orde van 200 dagen). Op basis hiervan kan verondersteld worden dat deze stof ook in oppervlaktewater weinig biodegradeerbaar is. Deze stof accumuleert weinig tot sterk in aquatische organismen (BCF 8,7 tot 100.000), zodat er kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Dit proces wordt afgeremd door adsorptie aan organisch materiaal in de waterkolom. Benzo(a)pyreen kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is geen relevant verwijderingproces voor benzo(a)pyreen (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal benzo(a)pyreen voornamelijk verwijderd worden via adsorptie. PNEC-WAARDE: benzo(a)pyreen: 0,05 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: benzo(a)pyreen behoort tot groep 1: carcinogeen voor mensen (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: benzo(a)pyreen behoort tot lijst 3 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met onvoldoende gegevens. Voor deze stof zijn testresultaten opgenomen in de ED-North databank: uit de testen op zoogdieren blijkt dat in sommige testen benzo(a)pyreen een hormoonverstorend effect heeft op deze organismen. De test op gisten resulteerde niet in een hormoonverstorend effect op deze organismen (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
312
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.12.6
Benzo(b)fluorantheen
CAS NUMMER: 205-99-2 GEDRAG IN HET MILIEU: Benzo(b)fluorantheen staat in Lijst I (“zwarte lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden beëindigd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.1° van Vlarem II. Deze stof staat ook op de OSPAR lijst met stoffen voor welke prioritaire actie moet genomen worden. De OSPAR-strategie Gevaarlijke Stoffen heeft tot doel te komen tot een nulemissie van gevaarlijke stoffen tegen 2020. Benzo(b)fluorantheen is verder als polyaromatische koolwaterstof opgenomen in de lijst van prioritaire stoffen voor het waterbeleid van de Kaderrichtlijn Water. Deze prioritaire stoffen vormen een zo hoog risico voor of via het aquatisch milieu dat de Europese Commissie hiervoor prioritair reductiemaatregelen moet uitwerken (VMM, 2002).
Benzo(b)fluorantheen is een giftige stof (T) die kanker kan veroorzaken (R45). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS). Blootstelling aan benzo(b)fluorantheen is mogelijk via roken, inhalatie van verontreinigde lucht en inname van voedsel en water dat verontreinigd is door effluenten van verbrandingsprocessen (HSDB). Benzo(b)fluorantheen biodegradeert traag in water (halfwaardetijden van maanden tot jaren). Deze stof accumuleert sterk in aquatische organismen (BCF 2.800), zodat er kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Benzo(b)fluorantheen kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is minder relevant voor benzo(b)fluorantheen. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een rivier of een meer wordt op basis van modellering geschat op resp. 116 dagen (traag) en 852 dagen (zeer traag) (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal benzo(b)fluorantheen vooral verwijderd worden door adsorptie aan het actief slib. Adsorptie aan het actief slib leidt tot een verhoogd slibgehalte. Dit betekent dat er meer slib moet verwijderd worden. PNEC-WAARDE: benzo(b)fluorantheen: 0,03 µg/l. Deze PNEC-waarde geldt voor de som van benzo(b)fluorantheen en benzo(k)fluorantheen (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: benzo(b)fluorantheen behoort tot groep 2B: mogelijks carcinogeen voor mensen (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: benzo(b)fluorantheen is niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof zijn testresultaten opgenomen in de ED-North databank: uit de testen op zoogdieren blijkt dat benzo(a)pyreen een hormoonverstorend effect heeft op deze organismen (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
313
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.12.7
Benzo(g,h,i)peryleen
CAS NUMMER: 191-24-2 GEDRAG IN HET MILIEU: Benzo(g,h,i)peryleen staat op de OSPAR lijst met stoffen voor welke prioritaire actie moet genomen worden. De OSPAR-strategie Gevaarlijke Stoffen heeft tot doel te komen tot een nulemissie van gevaarlijke stoffen tegen 2020. Deze stof is verder als polyaromatische koolwaterstof opgenomen in de lijst van prioritaire stoffen voor het waterbeleid van de Kaderrichtlijn Water. Deze prioritaire stoffen vormen een zo hoog risico voor of via het aquatisch milieu dat de Europese Commissie hiervoor prioritair reductiemaatregelen moet uitwerken (VMM, 2002).
Benzo(g,h,i)peryleen is niet geclassificeerd in Annex I van de Europese richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Het veiligheidsinformatieblad (Oxford University) vermeldt dat deze stof een milieugevaarlijke stof (N) is, die zeer giftig is voor in het water levende organismen. Ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53). Blootstelling aan benzo(g,h,i)peryleen is mogelijk via inhalatie, voeding en drinkwater en via huidcontact met voedsel en andere producten die deze stof bevatten (HSDB). In de bodem kan benzo(g,h,i)peryleen als persistent beschouwd worden (halfwaardetijden in de grootteorde van honderden dagen). Op basis hiervan kan verondersteld worden dat deze stof ook in oppervlaktewater persistent is. Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor benzo(g,h,i)peryleen, wegens het gebrek aan hydrolyseerbare functionele groepen. Deze stof accumuleert sterk in aquatische organismen (BCF 64.000), zodat er kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Benzo(g,h,i)peryleen kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is minder relevant voor benzo(g,h,i)peryleen (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal benzo(g,h,i)peryleen vooral verwijderd worden door adsorptie aan het actief slib. Adsorptie aan het actief slib leidt tot een verhoogd slibgehalte. Dit betekent dat er meer slib moet verwijderd worden. PNEC-WAARDE: benzo(g,h,i)peryleen: 0,002 µg/l. Deze PNEC-waarde geldt voor de som van benzo(g,h,i)peryleen en indeno(1,2,3-cd)pyreen (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: benzo(g,h,i)peryleen behoort tot groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot humane carcinogeniciteit (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: benzo(g,h,i)peryleen is niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof zijn testresultaten opgenomen in de ED-North databank: in de testen op zoogdieren werd geen hormoonverstorend effect op deze organismen vastgesteld (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
Oxford University. The Physical and Theoretical Chemistry Laboratory. Beschikbaar via http://physchem.ox.ac.uk/MSDS/#MSDS 314
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.12.8
Benzo(k)fluorantheen
CAS NUMMER: 207-08-9 GEDRAG IN HET MILIEU: Benzo(k)fluorantheen staat op de OSPAR lijst met stoffen voor welke prioritaire actie moet genomen worden. De OSPAR-strategie Gevaarlijke Stoffen heeft tot doel te komen tot een nulemissie van gevaarlijke stoffen tegen 2020. Deze stof is verder als polyaromatische koolwaterstof opgenomen in de lijst van prioritaire stoffen voor het waterbeleid van de Kaderrichtlijn Water. Deze prioritaire stoffen vormen een zo hoog risico voor of via het aquatisch milieu dat de Europese Commissie hiervoor prioritair reductiemaatregelen moet uitwerken (VMM, 2002).
Benzo(k)fluorantheen is een giftige stof (T) die kanker kan veroorzaken (R45). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS). Blootstelling aan benzo(k)fluorantheen is mogelijk via roken, inhalatie van verontreinigde lucht, water verontreinigd met effluenten van verbrandingsprocessen en voedsel dat met steenkool verwarmd werd (bvb barbecue) (HSDB). Benzo(k)fluorantheen biodegradeert goed (reductie met 50% tot 70% na 4 weken in een statische test met afvalwater). Hydrolyse is geen belangrijk verwijderingproces voor benzo(k)fluorantheen, omdat deze stof geen hydrolyseerbare functionele groepen bevat. Deze stof accumuleert sterk in aquatische organismen (BCF 27.000 tot 310.000), zodat er kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Benzo(k)fluorantheen kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is minder relevant voor benzo(k)fluorantheen (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal benzo(k)fluorantheen verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie en adsorptie. Indien de concentratie aan benzo(k)fluorantheen de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: benzo(k)fluorantheen: 0,03 µg/l. Deze PNEC-waarde is gebaseerd op de som van benzo(b)fluorantheen en benzo(k)fluorantheen (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: benzo(k)fluorantheen behoort tot groep 2B: mogelijks carcinogeen voor mensen (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: Benzo(k)fluorantheen is niet opgenomen in de lijsten van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof zijn testresultaten opgenomen in de ED-North databank: in de testen op zoogdieren werd in sommige gevallen een hormoonverstorend effect vastgesteld op deze organismen (ED-North). 315
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.12.9
Chryseen
CAS NUMMER: 218-01-9 GEDRAG IN HET MILIEU: chryseen is een giftige stof (T), die kanker kan veroorzaken (R45). Blootstelling aan deze stof kan onomkeerbare effecten veroorzaken (R68). Deze milieugevaarlijke stof (N) is zeer giftig voor in het water levende organismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Blootstelling aan chryseen is mogelijk via roken, inhalatie van verontreinigde lucht en via voedsel en water dat verontreinigd is door verbrandingseffluenten (HSDB). Chryseen wordt traag afgebroken door micro-organismen. Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof wegens het ontbreken van functionele groepen. Chryseen accumuleert weinig tot sterk in aquatische organismen (BCF 8,2 tot 100.000), zodat er een grote kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Chryseen kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is geen relevant verwijderingproces voor chryseen (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal chryseen voornamelijk verwijderd worden door adsorptie. PNEC-WAARDE: chryseen: 1,43 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: chryseen behoort tot groep 2B: mogelijks carcinogeen voor mensen (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: chryseen is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). In de ED-North databank worden voor deze stof testresultaten vermeld voor zoogdieren en voor gisten. De testen voor zoogdieren toonden een hormoonontregelend potentieel aan op deze organismen. De test op gisten toonde geen hormoonverstorend potentieel aan (ED-North). REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
316
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.12.10 Dibenzo(a,h)anthraceen CAS NUMMER: 53-70-3 GEDRAG IN HET MILIEU: Dibenzo(a,h)anthraceen is een giftige stof (T), die kanker kan veroorzaken (R45). Bovendien is deze milieugevaarlijke stof (N) zeer giftig voor in het water levende organismen, ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Blootstelling aan dibenzo(a,h)anthraceen is mogelijk via roken, via inhalatie van deeltjes uit de lucht en via voedsel en inname van water (HSDB). Dibenzo(a,h)anthraceen biodegradeert goed in oppervlaktewater. Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor dibenzo(a,h)anthraceen wegens het ontbreken van hydrolyseerbare functionele groepen. Dibenzo(a,h)anthraceen accumuleert matig in aquatische organismen die het enzyme microsomaal oxidase niet bezitten (bijvoorbeeld watervlo) (BCF 652 en 773), zodat er via die organismen kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Het enzyme microsomaal oxidase maakt een snelle metabolisatie van bepaalde PAK’s mogelijk, vissen bevatten dit enzyme wel. Dibenzo(a,h)anthraceen kan adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak naar de lucht is geen relevant verwijderingproces voor dibenzo(a,h)anthraceen (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal dibenzo(a,h)anthraceen voornamelijk verwijderd worden door biodegradatie (43% degradatie na 36 dagen in RWZI; 7,9% van theoretische BZV bereikt na 144 uur in RWZI met gemeentelijk afvalwater). Dibenzo(a,h)anthraceen heeft echter een toxisch effect op actief slib in RWZI’s die enkel huishoudelijk afval verwerken (HSDB). Dibenzo(a,h)anthraceen zal ook verwijderd worden door adsorptie. PNEC-WAARDE: dibenzo(a,h)anthraceen: 0,496 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: dibenzo(a,h)anthraceen behoort tot groep 2A: waarschijnlijk carcinogeen voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: dibenzo(a,h)anthraceen is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof zijn testresultaten voor zoogdieren opgenomen in de ED-North databank. In 7 van de 8 vermelde testen wordt een hormoonverstorend effect op deze organismen vastgesteld (ED-North). REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf 317
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.12.11 Fenantreen CAS NUMMER: 85-01-8 GEDRAG IN HET MILIEU: fenantreen is niet geclassificeerd volgens Annex I van de Europese Richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Het veiligheidsinformatieblad (SIRI MSDS Index) vermeldt dat deze stof irriterend is voor de ogen, de huid, de ademhalingswegen en het verteringskanaal.
De belangrijkste blootstellingsroute voor fenantreen is via verontreinigd voedsel (HSDB). Fenantreen is sterk biodegradeerbaar. Aan het wateroppervlak kan fenantreen afgebroken worden via fotolyse. Fenantreen accumuleert weinig in aquatische organismen, zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verwijderingproces voor fenantreen (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal fenantreen verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie en adsorptie. Indien de concentratie aan fenantreen de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: fenantreen: 0,1 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: fenantreen behoort tot groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot carcinogeniciteit voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: fenantreen is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). In de ED-North databank zijn voor deze stof testresultaten opgenomen voor vissen, zoogdieren en gisten. De testen op vissen en sommige testen op zoogdieren tonen hormoonverstorende effecten aan. De test op gisten toont geen hormoonverstorende effecten aan (ED-North). REFERENTIES: •
SIRI MSDS Index. Vermont http://hazard.com/msds/
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
Safety
Information
318
Resources,
Inc.
Beschikbaar
via
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.12.12 Fluorantheen CAS NUMMER: 206-44-0 GEDRAG IN HET MILIEU: fluorantheen is niet geclassificeerd volgens Annex I van de Europese Richtlijn 67/548/EEG (ESIS). In het reductieprogramma gevaarlijke stoffen van de VMM wordt vermeld dat fluorantheen schadelijk is bij opname door de mond (R22) en irriterend voor de ogen (R36), de ademhalingswegen (R37) en de huid (R38). Bovendien is het optreden van onherstelbare effecten na blootstelling aan fluoratheen niet uitgesloten (R40) (VMM, 2005).
Fluorantheen staat op de lijst van prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid die opgenomen is in Annex X van de Kaderrichtlijn Water. Deze prioritaire stoffen vormen een zo hoog risico voor of via het aquatisch milieu dat de Europese Commissie hiervoor prioritair reductiemaatregelen moet uitwerken. Voor deze stoffen heeft de Commissie milieukwaliteitsnormen voorgesteld (COM(2006)397 final) (VMM, 2002). Blootstelling aan fluorantheen is mogelijk via inhalatie, via voedsel en drinkwater en via huidcontact met dampen van fluorantheen en met producten die deze stof bevatten (HSDB). In oppervlaktewater wordt fluorantheen vooral afgebroken via fotolyse (halfwaardetijd 21 uur aan het wateroppervlak en 16 uur op 5m diepte). Fluorantheen accumuleert matig tot sterk in aquatische organismen (BCF 380 tot 6.110), zodat er een grote kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging van fluorantheen via het wateroppervlak wordt sterk vertraagd door adsorptie aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze organische stof (dampdruk 9,22*10-6mm Hg 25°C) bij via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 6 dagen (snel) en 46 dagen (traag) indien geen rekening gehouden wordt met adsorptie. Indien wel rekening gehouden wordt met adsorptie dan bedraagt de halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een meer 17 jaar. (HSDB). Als fluorantheen door vervluchtiging in de lucht terechtkomt, kan deze stof daar ook effecten veroorzaken. Fluorantheen in de dampfase wordt afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 8 uur) en met nitraat radicalen (halfwaardetijd 85 dagen). Het fluorantheen dat geabsorbeerd is aan deeltjes zal afgebroken worden door fotolyse (halfwaardetijd functie van het substraat: voor silica, alumina, vliegas en koolstof resp. 74, 23, 44 en >1000 uur) en zal verwijderd worden uit de lucht door droge en nate depositie (HSDB). Via deze laatste processen kan het fluorantheen terug in het oppervlaktewater terechtkomen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal fluorantheen vooral verwijderd worden door fotolyse, biodegradatie (95% verwijdering, gemeten in 6 waterzuiveringsstations langs de Rijn in Nederland) en adsorptie. Indien de concentratie aan fluorantheen de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. Verwijdering door vervluchtiging zal enkel relevant zijn in zones die extra belucht worden (bvb beluchtingsbekkens). PNEC-WAARDE: fluorantheen: 0,1 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: fluorantheen behoort tot groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot carcinogeniciteit voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: fluorantheen is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof zijn testresultaten voor zoogdieren 319
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
en gisten opgenomen in de ED-North databank. In één van de twee testen op zoogdieren worden hormoonverstorende effecten beschreven. In de test op gisten worden geen hormoonverstorende effecten aangetoond (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
VMM (2005). Reductieprogramma gevaarlijke stoffen
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.12.13 Fluoreen CAS NUMMER: 86-73-7 GEDRAG IN HET MILIEU: fluoreen is niet geclassificeerd volgens Annex I van de Europese Richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Het veiligheidsinformatieblad voor fluoreen (SIRI MSDS Index) vermeldt dat deze stof irriterend is voor de ogen, de huid, de ademhalingswegen en het verteringskanaal.
In oppervlaktewater wordt fluoreen snel afgebroken via biodegradatie, dit proces verloopt trager bij lage zuurstofconcentraties. Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor deze stof. Fluoreen accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF ongeveer 3), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging van fluoreen via het wateroppervlak kan relevant zijn, afhankelijk van de mate van adsorptie aan zwevende stoffen en sedimenten. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze organische stof (3,2*10-4 mm Hg bij 20°C) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 15 uren (zeer snel) en 167 uren (snel) indien geen rekening gehouden wordt met adsorptie aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten. Indien wel rekening gehouden wordt met adsorptie dan bedraagt de halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze stof via een meer 160 dagen (traag). (HSDB). Als fluoreen door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. In de lucht zal fluoreen snel degraderen door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 29 uren). Een klein percentage van het fluoreen dat in de lucht aanwezig is adsorbeert op deeltjes. De mate van degradatie van dit geadsorbeerd fluoreen door fotolyse, hangt sterk af van de samenstelling van het deeltje. Indien dit meer dan 5% koolstof bevat zal degradatie door fotolyse beperkt zijn. Het geadsorbeerde fluoreen kan dan over grote afstanden getransporteerd worden en bijgevolg over een groot geografisch gebied effecten veroorzaken. Fluoreen kan via stofuitval of via neerslag terug in het oppervlaktewater terechtkomen (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal fluoreen verwijderd worden door een combinatie van vervluchtiging, biodegradatie en adsorptie. Indien de concentratie aan fluoreen de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. Via vervluchtiging kan fluoreen ook in het compartiment lucht effecten veroorzaken. 320
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
PNEC-WAARDE: fluoreen: 2,12 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: fluoreen behoort tot groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot carcinogeniciteit voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: fluoreen is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof zijn in de ED-North databank testresultaten voor zoogdieren opgenomen. In geen van de drie testen die besproken worden, zijn hormoonverstorende effecten aangetoond (ED-North). REFERENTIES: •
SIRI MSDS Index. Vermont http://hazard.com/msds/
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
Safety
Information
Resources,
Inc.
Beschikbaar
via
3.12.14 Indeno(1,2,3-cd)pyreen CAS NUMMER: 193-39-5 GEDRAG IN HET MILIEU: indeno(1,2,3-cd)pyreen is niet geclassificeerd volgens Annex I van de Europese Richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Het veiligheidsinformatieblad (SIRI MSDS Index) vermeldt dat onherstelbare effecten niet uitgesloten zijn bj blootstelling aan deze stof (R40). Volgens het reductieprogramma gevaarlijke stoffen van de VMM kan deze stof kanker veroorzaken (R45) (VMM, 2005).
Indeno(1,2,3-cd)pyreen staat op de OSPAR lijst met stoffen voor welke prioritaire actie moet genomen worden. De OSPAR-strategie Gevaarlijke Stoffen heeft tot doel te komen tot een nulemissie van gevaarlijke stoffen tegen 2020. Deze stof staat ook op de lijst van prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid die opgenomen is in Annex X van de Kaderrichtlijn Water. Deze prioritaire stoffen vormen een zo hoog risico voor of via het aquatisch milieu dat de Europese Commissie hiervoor prioritair reductiemaatregelen moet uitwerken. Voor deze stoffen heeft de Commissie milieukwaliteitsnormen voorgesteld (COM(2006)397 final) (VMM, 2002). Blootstelling aan indeno(1,2,3-cd)pyreen is mogelijk via roken, inhalatie en via voedsel en water dat verontreinigd is door effluenten van verbrandingsprocessen (HSDB). Indeno(1,2,3-cd)pyreen is goed biodegradeerbaar. Hydrolyse is geen relevant verwijderingproces voor indeno(1,2,3-cd)pyreen, wegens het ontbreken van functionele groepen die vatbaar zijn voor hydrolyse. Deze stof accumuleert sterk in aquatische organismen (BCF = 10.000), zodat er een grote kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verwijderingproces voor indeno(1,2,3-cd)pyreen (HSDB).
321
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal indeno(1,2,3-cd)pyreen vooral verwijderd worden door biodegradatie (verwijderingspercentage van 89% op basis van gegevens van 6 waterzuiveringsinstallaties) en door adsorptie. Indien de concentratie aan indeno(1,2,3-cd)pyreen de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: indeno(1,2,3-cd)pyreen: 0,002 µg/l. Deze PNEC-waarde geldt voor de som van benzo(g,h,i)peryleen en indeno(1,2,3-cd)pyreen (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: indeno(1,2,3-cd)pyreen behoort tot groep 2B: mogelijks carcinogeen voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: indeno(1,2,3-cd)pyreen is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof zijn testresultaten voor zoogdieren opgenomen in de ED-North databank. In 3 van de 4 testen die besproken worden, zijn hormoonontregelende effecten vastgesteld (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
SIRI MSDS Index. Vermont http://hazard.com/msds/
•
VMM (2005). Ontwerp reductieprogramma gevaarlijke stoffen
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
Safety
Information
Resources,
Inc.
Beschikbaar
via
3.12.15 Naftaleen CAS NUMMER: 91-20-3 GEDRAG IN HET MILIEU: naftaleen is schadelijk (Xn) bij opname door de mond (R22). Bij blootstelling aan naftaleen is het optreden van onherstelbare effecten niet uitgesloten (R40). Bovendien is deze milieugevaarlijke stof (N) zeer giftig voor in het water levende organismen, ze kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken (R50/53) (ESIS).
Naftaleen is opgenomen in Lijst I van de Europese Verordening (EEG) Nr. 793/93 inzake de beoordeling en beperking van risico’s van bestaande stoffen. De verordening heeft tot doel de mens en alle componenten van het milieu te beschermen tegen alle mogelijke effecten van blootstelling aan gevaarlijke chemische stoffen. De stoffen uit de prioriteitlijsten vragen speciale aandacht wegens hun mogelijke effecten op lange termijn. Daarnaast staat naftaleen in Lijst II (“grijze lijst”) van Bijlage 2C van Vlarem I wat betekent dat de lozing van deze schadelijke stof in het aquatisch milieu dient te worden verminderd overeenkomstig artikel 2.3.6.1.§1.2° van Vlarem II. Deze stof staat bovendien ter evaluatie met het oog op een eventuele aanwijzing als “prioritaire gevaarlijke stof” onder de Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG). Deze subcategorie van stoffen vormt een nog groter risico dan de “prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid”, welke een zo hoog risico vormen voor of via het aquatisch milieu dat de Europese Commissie hiervoor prioritaire reductiemaatregelen moet uitwerken (VMM, 2002). 322
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Blootstelling aan naftaleen is mogelijk via inhalatie en via verontreinigd voedsel en drinkwater (HSDB). Naftaleen is goed biodegradeerbaar. Deze stof accumuleert matig in aquatische organismen (BCF = 427), zodat er een kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal matig adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (EC, 2003). Vervluchtiging van naftaleen via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze organische stof (dampdruk 0,0072 kPa bij 20°C) via het wateroppervlak geschat op 7 uur (zeer snel) (EC, 2003). Als naftaleen door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. Naftaleen is in de lucht aanwezig als damp wordt in deze fase snel afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 1 uur) en in mindere mate door reactie met ozon en nitraat radicalen (EC, 2003). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal naftaleen verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie, vervluchtiging (in het bijzonder in zones die extra belucht worden zoals beluchtingsbekkens) en adsorptie. Indien de concentratie aan naftaleen de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: naftaleen: 2,4 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: naftaleen behoort tot groep 2B: mogelijks carcinogeen voor de mens (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: naftaleen is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof zijn testresultaten voor vissen opgenomen in de ED-North databank. Er werden hormonaal verstorende effecten vastgesteld in alle 3 de testen die beschreven worden (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
EC (2003). European Union Risk Assessment Report on Naphthalene. EUR 20763 EN. Beschikbaar via: http://ecb.jrc.it/esis/
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.12.16 Pyreen CAS NUMMER: 129-00-0 GEDRAG IN HET MILIEU: pyreen is niet geklassificeerd volgens Annex I van de Europese Richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Het veiligheidsinformatieblad (SIRI MSDS Index) vermeldt dat deze stof irriterend is voor de ogen, de huid en de ademhalingswegen. Er is ernstig gevaar voor de gezondheid bij inademing en bij inslikken. 323
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Blootstelling aan pyreen is mogelijk via roken, huidcontact en via inhalatie, voornamelijk op plaatsen met een hoge verkeersintensiteit of hoge industriële intensiteit (HSDB). Pyreen is goed biodegradeerbaar. Deze stof accumuleert matig in aquatische organismen (BCF 72 tot 970), zodat er een kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging van pyreen via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze organische stof (dampdruk 8,9*10-5 mm Hg bij 25°C) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 5 dagen (snel) en 32 dagen (matig). Dit proces wordt sterk afgeremd door adsorptie: de halfwaardetijd voor vervluchtiging uit een meer bedraagt 34 jaar indien rekening gehouden wordt met adsorptie aan zwevende stoffen en sedimenten (HSDB). Als pyreen door vervluchtiging in de lucht terecht komt kan deze stof ook in dit compartiment effecten veroorzaken. Pyreen is in de lucht aanwezig als damp en gebonden aan deeltjes. Deze stof wordt in de dampfase snel afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 8 uur) en in mindere mate door reactie met nitraat radicalen (halfwaardetijd 30 dagen). Het aan stofdeeltjes gebonden pyreen wordt uit de lucht verwijderd via stofuitval en via neerslag. Pyreen wordt in de atmosfeer ook verwijderd via directe fotolyse door zonlicht (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal pyreen verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie, vervluchtiging (in het bijzonder in zones die extra belucht worden zoals beluchtingsbekkens) en adsorptie. Indien de concentratie aan pyreen de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: pyreen: 0,04 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: pyreen behoort tot groep 3: niet classificeerbaar met betrekking tot humane carcinogeniciteit (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: pyreen is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor deze stof zijn testresultaten voor Crustacea, zoogdieren en gisten opgenomen in de ED-North databank. Er werden hormonaal verstorende effecten vastgesteld in 4 van de 8 testen voor Crustacea, in 1 van de 4 testen voor zoogdieren en in de enige test voor gisten werden geen hormoonverstorende effecten vastgesteld (ED-North). REFERENTIES: •
SIRI MSDS Index. Vermont http://hazard.com/msds/
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
Safety
Information
324
Resources,
Inc.
Beschikbaar
via
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.13 3.13.1
PCB PCB (PCB28, PCB52, PCB101, PCB118, PCB138, PCB153 en PCB180)
CAS NUMMER: 37680-73-2 (PCB101), 31508-00-6 (PCB118), 35065-28-2 (PCB138), 35065-27-1 (PCB153), 35065-29-3 (PCB180), 7012-37-5 (PCB28) en 35693-99-3 (PCB52) GEDRAG IN HET MILIEU: PCB28 is niet geclassificeerd volgens Annex I van de Europese Richtlijn 67/548/EEG. De overige PCBs zijn niet opgenomen in de ESIS databank (ESIS). Het veiligheidsinformatieblad (SIRI MSDS Index) vermeldt dat PCB’s giftige en irriterende stoffen zijn.
De specifieke PCBs zijn evenmin opgenomen in de HSDB databank. Bjigevolg wordt hierna het gedrag van PCBs in het algemeen beschreven (HSDB). Blootstelling aan PCBs is mogelijk via verontreinigd voedsel (voornamelijk vis) en drinkwater en via inhalatie (HSDB). De snelheid waarmee PCBs biodegraderen hangt af van het aantal chlooratomen. Mono-, di- en trichloorbifenylen (PCB28) biodegraderen vrij snel. Tetrachloorbifenylen (PCB52) biodegraderen matig en PCBs met meer dan 4 chlooratomen (PCB101, PCB118, PCB153, PCB180) zijn persistent. PCBs accumuleren sterk in aquatische organismen, zodat er een grote kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stoffen adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is een relevant verwijderingproces voor PCBs. De halfwaardetijd voor vervluchtiging van deze organische stof (dampdruk 1,2*10-3 mm Hg (mono) tot 7,6*10-9 mm Hg bij 25°C) via een rivier en een meer, wordt op basis van modellering geschat op resp. 2,5 uur tot 70 uur (zeer snel tot snel) en 6 tot 39 dagen (snel tot traag). Dit proces wordt sterk afgeremd door adsoprtie aan zwevende stoffen en sedimenten (HSDB). Als PCBs door vervluchtiging in de lucht terecht komen kunnen deze stoffen ook in dit compartiment effecten veroorzaken. Deze stoffen zijn in de lucht aanwezig als damp en gebonden aan deeltjes. PCBs worden afgebroken door reactie met fotochemisch geproduceerde hydroxylradicalen (halfwaardetijd 4,6 dagen tot 490 dagen). De PCBs die aan deeltjes gebonden zijn worden echter sneller uit de lucht verwijderd via droge en natte depositie, waarbij zij terug in het oppervlaktewater kunnen terechtkomen (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zullen PCBs verwijderd worden door een combinatie van vervluchtiging (vooral in zones die extra belucht worden), biodegradatie (PCB28 en PCB52) en adsorptie. Vervluchtiging zal belangrijker zijn voor de PCBs met minder chlooratomen (mono-, di- en trichloorbifenylen, waaronder PCB28). PNEC-WAARDE: PCB28, PCB52, PCB101, PCB118, PCB138, PCB153, PCB180: 0,0018 µg/l. Deze PNECwaarde geldt voor de som van PCB’s (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: geen van de specifieke PCBs zijn opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: PCB101, PCB118, PCB138, PCB180 en PCB28 zijn niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). PCB153 staat op lijst 2 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met bewijsmateriaal voor hormoonontregeling of potentiële hormoonontregeling waarvoor in het kader van bestaande wetgeving al een regulering geldt of momenteel wordt overwogen. PCB52 staat op lijst 3 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met onvoldoende 325
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
gegevens voor hormoonontregelend potentieel. PCB28 en PCB101 zijn niet opgenomen in de ED-North databank. Voor PCB128 zijn enkel fysico-chemische gegevens vermeld in de ED-North databank, maar er zijn geen testgegevens vermeld (ED-North). Dit impliceert dat er voor PCB128 in eerste instantie duidelijke indicaties waren met betrekking tot hormoonverstoring, maar dat de literatuur bij nader inzien niet overtuigend was of niet van voldoende kwaliteit. Voor de overige specifiek PCBs die hier beschouwd worden zijn wel testgegevens opgenomen in de ED-North databank, waarbij steeds in één of meerder testen voor een bepaald organisme een hormoonverstorend effect aangetoond werd (PCB52: 5 testen op zoogdieren, PCB118: 2 testen op zoogdieren, PCB138: 1 test op zoogdieren, PCB153: 1 test op vogels en 9 testen op zoogdieren, PCB180: 1 test op zoogdieren) (ED-North). REFERENTIES: •
SIRI MSDS Index. Vermont http://hazard.com/msds/
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
Safety
Information
326
Resources,
Inc.
Beschikbaar
via
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.14 3.14.1
ORGANOTINVERBINDINGEN Monobutyltin
CAS NUMMER: 78763-54-9 GEDRAG IN HET MILIEU: monobutyltin is niet opgenomen in de ESIS databank (ESIS) en evenmin in de HSDB databank (HSDB).
Organotinverbindingen worden in het oppervlaktewater snel omgevormd tot andere verbindingen zoals oxiden en dit onder meer in functie van de zuurtegraad van het water (pH-waarde). Het veiligheidsinformatieblad voor n-butyltinhydroxide oxide (Oxford University) vermeldt dat deze stof irriterend is voor de ogen, de huid en de ademhalingswegen. Bovendien is deze stof schadelijk bij inslikken, inademen en bij adsorptie door de huid. In de HSDB databank is wel informatie opgenomen over het gedrag van organische en anorgische tinverbindingen. Dergelijke stoffen kunnen uit het oppervlaktewater verwijderd worden via biodegradatie en door afbraak onder invloed van zonlicht. Deze processen zijn echter minder relevant dan bioaccumulatie en adsorptie. Deze verbindingen accumuleren immers sterk in aquatische organismen, zodat er een grote kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Zij adsorberen ook sterk aan het sediment. Bijgevolg worden effecten op de waterbodem verwacht (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verwijderingsproces voor organische en anorganische tinverbindingen (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal monobutyltin vooral verwijderd worden door adsorptie aan het slib. PNEC-WAARDE: monobutyltin: de VMM heeft geen PNEC-waarde voorgesteld voor deze stof (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: monobutyltin is niet opgenomen in de lijsten van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: monobutyltin is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
Oxford University. The Physical and Theoretical Chemistry Laboratory. Beschikbaar via http://physchem.ox.ac.uk/MSDS/#MSDS
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
327
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.14.2
Dibutyltin
CAS NUMMER: 1002-53-5 GEDRAG IN HET MILIEU: deze stof is niet opgenomen in de ESIS-databank en ook niet in de HSDBdatabank (ESIS, HSDB).
Organotinverbindingen worden in het oppervlaktewater snel omgevormd tot andere verbindingen zoals oxiden en dit onder meer in functie van de zuurtegraad van het water (pH-waarde). Het veiligheidsinformatieblad voor dibutyltinoxide (SIRI MSDS Index) vermeldt dat deze stof irriterend is voor de ogen, de huid en de ademhalingswegen. Bovendien kan deze stof het ongeboren kind schaden. In de HSDB databank is wel informatie opgenomen over het gedrag van organische en anorganische tinverbindingen. Dergelijke stoffen kunnen uit het oppervlaktewater verwijderd worden via biodegradatie en door afbraak onder invloed van zonlicht. Deze processen zijn echter minder relevant dan bioaccumulatie en adsorptie. Deze verbindingen accumuleren immers sterk in aquatische organismen, zodat er een grote kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Zij adsorberen ook sterk aan het sediment. Bijgevolg worden effecten op de waterbodem verwacht. Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verwijderingsproces voor organische en anorganische tinverbindingen. Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal dibutyltin vooral verwijderd worden door adsorptie aan het slib. PNEC-WAARDE: dibutyltin: 0,08 µg Sn/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: dibutyltin is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: dibutyltin is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Deze stof is niet opgenomen in de ED-North databank (EDNorth). REFERENTIES: •
SIRI MSDS Index. Vermont http://hazard.com/msds/
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.14.3
Safety
Information
Resources,
Inc.
Beschikbaar
via
Tributyltin
CAS NUMMER: 688-73-3 GEDRAG IN HET MILIEU: tributyltin is niet geklassificeerd volgens Annex I van de Europese Richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Het veiligheidsinformatieblad (SIRI MSDS Index) vermeldt dat deze stof gevaar voor de gezondheid inhoudt bij inslikken, inademing en bij adsorptie door de huid. Daarnaast is deze stof irriterend voor de ogen, de ademhalingswegen en de huid. 328
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
Tributyltin is opgenomen in de Noordzeeconferenties (50% tot 70% emissiereductie naar water en lucht tov 1985, nulinbreng in de Noordzee binnen de termijn van één generatie). Daarnaast is deze stof geklasseerd als “prioritaire gevaarlijke stof” onder de Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG). Deze subcategorie van stoffen vormt een nog groter risico dan de “prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid”, welke een zo hoog risico vormen voor of via het aquatisch milieu dat de Europese Commissie hiervoor prioritaire reductiemaatregelen moet uitwerken (VMM, 2002). De halfwaardetijd van tributyltin in oppervlaktewater bedraagt enkele tot meerdere maanden. Biodegradatie levert een bijdrage in het verwijderingproces (halfwaardetijden van 6 dagen tot 35 weken). Andere factoren die verantwoordelijk zijn voor de verwijdering van deze stof zijn fotolyse, bioaccumulatie in aquatische organismen en vooral adsorptie aan het sediment. Tributyltin accumuleert sterk in aquatische organismen (BCF >6000), zodat er een grote kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof adsorbeert sterk aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verwijderingproces voor tributyltin (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal tributyltin vooral verwijderd worden door adsorptie. Biodegradatie zal traag verlopen. Indien de concentratie aan tributyltin de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: tributyltin: 0,0002 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: tributyltin is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: tributyltin is opgenomen in lijst 2 van de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262): stoffen met bewijsmateriaal voor hormoonontregeling of potentiële hormoonontregeling waarvoor in het kader van bestaande wetgeving al een regulering geldt of momenteel wordt overwogen. Voor deze stof zijn testresultaten voor Crustacea, echinodermen en mollusken opgenomen in de ED-North databank. Er werd een hormoonverstorend effect aangetoond in 1 van de 2 testen voor echinodermen en in 22 van de 23 testen voor mollusken. In de enige test voor Crustacea werd geen hormoonverstorend effect aangetoond (ED-North). REFERENTIES: •
VMM, Tabel milieugevaarlijke stoffen, Aalst: Vlaamse Milieumaatschappij, 2002. Depotnummer D/2002/6871/008.
•
SIRI MSDS Index. Vermont http://hazard.com/msds/
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
Safety
Information
329
Resources,
Inc.
Beschikbaar
via
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.14.4
Trifenyltin
CAS NUMMER: 668-34-8 GEDRAG IN HET MILIEU: trifenyltin is niet opgenomen in de ESIS databank (ESIS) en evenmin in de HSDB databank (HSDB). Het veiligheidsinformatieblad (SIRI MSDS Index) vermeldt dat deze stof irriterend is voor de ogen, de huid, de ademhalingswegen en het verteringskanaal.
Trifenyltin is niet opgenomen in de HSDB databank (HSDB). Het gedrag van trifenyltinhydroxide in het milieu kan als representatief beschouwd worden voor trifenyltin. Bij lozing naar oppervlaktewater wordt trifenyltinhydroxide immers snel omgezet tot onder meer gehydrateerde trifenyltinkationen (positief geladen ionen) (HSDB). Op basis van het gedrag van analoge trifenyltinverbindingen kan gesteld worden dat het trifenyltin-kation goed biodegradeerbaar is in de bodem en bijgevolg ook in oppervlaktewater. Fotolyse is een belangrijk verwijderingsproces voor trifenyltin-kationen (72% verwijderd na 36 dagen). Deze stof accumuleert matig in aquatische organismen (BCF = 800), zodat er een kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Trifenyltin-kationen zullen adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateropperlvak is geen relevant verwijderingsproces voor trifenyltin-kationen (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zullen trifenyltin-kationen verwijderd worden door een combinatie van biodegradatie en adsorptie. Indien de concentratie aan trifenyltin-kationen de PNEC-waarde voor de micro-organismen in het actief slib overschrijdt zal de biodegradatie afgeremd worden. PNEC-WAARDE: trifenyltin: 0,00031 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: trifenyltin is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: trifenyltin is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262). Voor trifenyltinhydride is een testresultaat voor mollusken opgenomen in de ED-North databank, waarin hormoonverstorende effecten aangetoond worden (EDNorth). REFERENTIES: •
SIRI MSDS Index. Vermont http://hazard.com/msds/
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
Safety
Information
330
Resources,
Inc.
Beschikbaar
via
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
3.15 3.15.1
PFT Perfluoroctaansulfonaat
CAS NUMMER: 1763-23-1 GEDRAG IN HET MILIEU: perfluoroctaansulfonaat is niet geclassificeerd volgens Annex I van de Europese Richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Uit de internationale literatuur kan afgeleid worden dat dit een giftige stof is.
Blootstelling aan perfluoroctaansulfonaat is mogelijk via consumptie van vis met hoge concentraties van deze stof, verontreinigd drinkwater en via huidcontact met deze stof en producten die deze stof bevatten (HSDB). Perfluoroctaansulfonaat is een persistente stof. Hydrolyse is geen relevant verwijderingsproces voor deze stof. Perfluoroctaansulfonaat accumuleert sterk in aquatische organismen, zodat er een grote kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verwijderingproces voor perfluoroctaansulfonaat (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal perfluoroctaansulfonaat vooral verwijderd worden door adsorptie. PNEC-WAARDE: perfluoroctaansulfonaat: 25 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: perfluoroctaansulfonaat is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: perfluoroctaansulfonaat is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de EDNorthdatabank (ED-North). REFERENTIES: •
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
3.15.2
Perfluoroctaanzuur
CAS NUMMER: 335-67-1 GEDRAG IN HET MILIEU: perfluoroctaanzuur is niet geclassificeerd volgens Annex I van de Europese Richtlijn 67/548/EEG (ESIS). Het veiligheidsinformatieblad (University of Akron) vermeldt dat deze stof
331
ARCADIS ECOLAS Wetenschappelijk achtergronddocument milieurelevantie ongeoorloofde afvalwaterlozingen 06/11948/KC Milieurelevantie en vermogensvoordeel ongeoorloofde lozingen – Boekdeel 3
irriterend is voor de ademhalingswegen, de ogen en de huid. Blootstelling aan deze stof kan zelfs brandwonden aan huid en ogen veroorzaken. Perfluoroctaanzuur is een persistente stof. Hydrolyse en fotolyse zijn geen relevante verwijderingsprocessen voor deze stof. Perfluoroctaanzuur accumuleert weinig in aquatische organismen (BCF = 56), zodat er weinig kans is op doorvergiftiging naar hogere organismen zoals de mens. Deze stof zal adsorberen aan de aanwezige zwevende stoffen en sedimenten, zodat er effecten op de waterbodem verwacht worden (HSDB). Vervluchtiging via het wateroppervlak is geen relevant verwijderingproces voor perfluoroctaanzuur (HSDB). Indien er geloosd wordt op de riolering met aansluiting op een waterzuiveringsinstallatie, zal perfluoroctaanzuur vooral verwijderd worden door adsorptie. PNEC-WAARDE: perfluoroctaanzuur: 250 µg/l (VMM, pers. comm.). HUMANE CARCINOGENICITEIT: perfluoroctaanzuur is niet opgenomen in de classificatie van het IARC (IARC). HORMOONONTREGELEND POTENTIEEL: perfluoroctaanzuur is niet opgenomen in de communautaire strategie voor hormoonontregelaars (COM(2001)262) en evenmin in de ED-North databank (ED-North). REFERENTIES: •
University of Akron. Veiligheidsinformatiebladen, http://ull.chemistry.uakron.edu/cgi-bin/htsearch
•
ESIS: European Chemical Substances Information System. Beschikbaar via http://ecb.jrc.it/esis/
•
IARC: Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans: beschikbaar via http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
•
HSDB: Hazardous Substances Database: Beschikbaar via http://toxnet.nlm.nih.gov/cgibin/sis/htmlgen?HSDB
•
COM(2001)262: communautaire strategie voor hormoonontregelaars. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0262nl01.pdf
•
ED-North: ED-North database. Beschikbaar via http://www.vliz.be/projects/endis/aboutEDN.php
332
beschikbaar
via