Kapelgroep viering
3 april 2016
Hoe werd de aardse Jezus de verrezen Christus ? Muziek Hӓndel ‘’ Messiah’’ Hallelujah
CD track18
Welkom en Inleiding Hoewel Fik Meijer van zijn Christelijk geloof is ‘’afgewaaid’’ heeft hij een warme en redelijk geloofwaardige biografie van de mens Jezus neerzet, voor wie hij duidelijk bewondering heeft. Hij laat hierbij de evangelisten duidelijk in hun waarde; hun taak is immers van een andere orde dan die van de historicus, aldus de recensie in nov. j. l. in het dagblad ‘’ Trouw’’. Dit boek ‘’Jezus & de vijfde evangelist’’ bestaat uit 350 blz. Het gaat in het 1e deel over de wereld van Flavius Josephus en is historisch van aard. Flavius Josephus was voor de protestanten de vijfde evangelist. Deel 2 handelt over Jezus in die verschrikkelijke wereld die in deel 1 werd beschreven. In deze viering gaan wij in op gedeelten uit deel 2 van dit boek n.l; Flavius Josephus en zijn testimonium Flavianum, de opstanding van de aardse Jezus, de verschijning aan Paulus en de opgestane Christus, temeer omdat dit aansloot bij de tijd van Pasen. In de Abdij van Berne hebben wij op za.16 jan. de lezing hierover van Fik Meijer bijgewoond. De gekozen muziek vinden wij hier wel bijpassen n.l. de Messiah van Hӓndel. Aansteken van de Paaskaars Openingsgebed blz.5 nr. 04 Openingslied ‘’Van de gewone man’’ blz. 110
CD 49-1
Overweging deel 1: Volgens Fik Mijer was Flavius Josephus de enige auteur die de wereld van de joden en de romeinen in de eerste eeuw in samenhang heeft beschreven. Flavius Josephus is zijn hele leven een gelovige jood gebleven. Hij stelde zijn vertrouwen op God en beschouwde de val van Jeruzalem en de verwoesting
van de tempel, veroorzaakt door de romeinse veldheer Titus, als een straf, waaraan pas een einde zou komen als de Joden hun leven zouden beteren. Toen hij in 70 met Titus meeging naar Rome bleef hij zijn principes trouw. Hij werd door de Joden als een verrader beschouwd en in Rome door zijn volksgenoten gemeden en geschuwd, ze konden hem zijn geloof niet afnemen. Om zichzelf te rechtvaardigen en naam te maken bij het nageslacht schreef hij direct na zijn komst naar Rome ‘’ De Joodse Oorlog’’. Hij was in die tijd nog vol van wat er met Jeruzalem was gebeurd en wilde zijn lezers vertellen hoe God de Joden voor hun wandaden had gestraft. Twintig jaar na de voltooiing van ‘’ de Joodse Oorlog’’ schreef hij een veel omvangrijker geschiedwerk: ‘’ De Oude Geschiedenis van de Joden’’. Als we beide geschriften naast elkaar leggen (aldus Fik Meijer), valt op dat er in dat grote geschiedwerk meer verdieping is, meer belangstelling voor het gedachtegoed van anderen, die buiten de gevestigde regeringskringen opereerden. In die tijd, het laatste decennium van de eerste eeuw, was er bovendien veel veranderd, zeker ook in de verhouding tussen Joden en Christenen. Kon Flavius Josephus in de jaren 70 de verhalen over Jezus nog als irrelevant voor de Joodse geschiedenis van de hand wijzen, nu zag hij met eigen ogen hoe de Christelijke gemeenschap was gegroeid. De persoon Jezus, die telkens opnieuw opdook, kon hij niet meer negeren. Maar als hij over hem wilde schrijven, hoe kwam hij dan aan relevante informatie? Op zich moet dat niet zo moeilijk zijn geweest. Er waren in Rome genoeg (Joodse) Christenen die hem over Jezus konden informeren. Zij hadden hun vaders en moeders over hem horen vertellen en, wat nog veel meer gewicht in de schaal legde, de belangrijkste daden van Jezus waren nu opgetekend, met name in de evangeliën van Marcus in 70, Mattheus en Lucas in 80/90. De brieven van Paulus spraken hem waarschijnlijk meer aan. Die waren geschreven in de jaren 50 en de inhoud ervan was in latere jaren verspreid geraakt over de Christelijk gemeenten. Bij Paulus voelt Flavius Josephus zich meer op zijn gemak. Hij herkende in hem het nodige van hem zelf. Zij deelden hun achtergrond als Farizeeër, ze geloofden beiden in de geschiedopvatting van de heerschappij van God en zij waren beiden door een plotseling visioen een ander mens geworden.
De paar woorden die Paulus, de apostel van de niet Joden, aan het leven en de wonderen van Jezus had gewijd boden samen met de verhalen die Flavius Josephus zelf in Rome over hem opving, voldoende informatie voor een kort signalement. Jezus’ hele leven beschrijven, dat was teveel voor Flavius Josephus, maar hij wilde zijn lezers een korte vermelding niet onthouden. In het jaar 94 voltooit Josephus zijn ‘’Oude geschiedenis van de joden’’. In de passage uit boek 18 passage 63-64, het zgn. Testimonium Flavianum zegt hij het volgende over Jezus: ‘’In die tijd leefde Jezus, een wijs man voor zover het geoorloofd is hem een man te noemen. Hij verrichtte namelijk daden die onmogelijk geacht werden, en hij was leermeester van mensen die met vreugde de waarheid tot zich namen. En veel Joden alsook velen van de Grieken bracht hij tot zich. Hij was de Christus. Ook nadat Pilatus hem op aanwijzing van de eerste mannen bij ons de straf van het kruis had opgelegd, gaven zij die het eerst in liefde waren gaan leven niet op. Hij was namelijk aan hen verschenen op de derde dag, opnieuw levend. De goddelijke profeten hadden die dingen en ontelbare andere wonderlijke dingen over hem gezegd. Tot op de dag van vandaag is de naar hem genoemde groep van Christenen niet verdwenen.’’ einde passage. Door over hem te schrijven gaf Flavius Josephus Jezus een plaats in de geschiedenis. Op zich niet zo’n bijzonder verhaal, maar omdat het van buiten de kring van de Christenen kwam werd het van grote betekenis. Flavius Josephus leverde met zijn korte signalement immers het bewijs dat Jezus werkelijk heeft bestaan. Muziek Hӓndel ‘Messiah’’ (gedeelte uit) Symphony
CD Track 1
De opstanding van Jezus Als de evangelisten hun tekst hadden afgesloten met de dood en de begrafenis van Jezus, zou zijn naam mogelijk snel uit de geschiedenis zijn verdwenen. Vermoedelijk zou hij het lot van de vergetelheid hebben gedeeld met andere messiassen en profeten, die met wisselend succes in Galilea en Judea de bevolking hadden opgeroepen om hen te volgen en een nieuwe staat te stichten, maar hun streven hadden zien stuklopen op het nietsontziende geweld van de Romeinen. Alleen Flavius Josephus heeft hen enkele bladzijden waardig gekeurd, maar niet genoeg om hen blijvend in de
herinnering te houden. Ook Jezus’ intenties zouden met zijn dood aan het kruis een tragisch einde hebben gevonden. Binnen enkele jaren zou hij zijn vergeten. Zijn volgelingen waren (aldus Fik Meijer) zich er van bewust dat als ze niet iets speciaals bedachten, zijn beweging met zijn dood snel uit elkaar zou vallen. Hun grote voorman was per slot van rekening een onterende dood gestorven. Hoe mooi zijn boodschap ook was, de mislukking was evident, tenzij de boodschap nieuw leven kon worden ingeblazen. Dat gebeurde middels een wonder, dat alle voorgaande wonderen in Jezus’ leven overtrof: n.l. zijn opstanding . De verhalen over de opstanding van Jezus in de decennia na zijn dood zijn steeds sterker geworden. De evangeliën zijn getuigenissen van de boodschap van Jezus en geen geschiedschrijving, dat geldt, het meest sterk, voor de wijze waarop de omvorming van de aardse Jezus tot de verrezen Christus, beschreven wordt. Jezus had de laatste twee jaar van zijn leven met overtuiging zijn heilsleer verkondigd. Zijn wonderen pasten in zijn strategie om die geloofwaardig te maken. Nu, na zijn opstanding moest worden verkondigd dat Jezus niet was gestorven, maar uit het graf was opgestaan. De evangelisten vroegen hun lezers een grens te overschrijden die vroeg om een diep geloof: Jezus was niet langer de wonderdoener, de verkondiger van de blijde boodschap waarbij die wonderen hoorden, maar hij was nu zélf de boodschap geworden: Jezus was de Christus geworden. Niemand heeft de opstanding gezien, maar wel is de opgestane Jezus aan een aantal mensen verschenen. Dat hoeft niet te betekenen dat zij Jezus daadwerkelijk hebben gezien. De mensen aan wie hij de eerste dagen na zijn opstanding is ‘’verschenen’’, hadden allemaal een speciale band met hem gehad, als leerling, volgeling of sympathisant op afstand. Als de evangelisten erin slaagden zijn verschijning aan hen als sluitstuk van zijn wonderen te presenteren, ontstond er een continuïteit in zijn boodschap. Omdat alle vier de evangelisten geruime tijd na de dood van Jezus schreven, moesten zij zich baseren op verhalen van zijn tijdgenoten, die na zijn dood in verschillende versies in omloop kwamen. Het feit dat het lichaam van Jezus was verdwenen maakte het voor zijn leerlingen en andere sympathisanten gemakkelijker om te geloven of zich in te beelden dat Jezus werkelijk aan hen was verschenen. Er zijn in het Nieuwe
Testament heel wat getuigenissen van mensen die zoiets beweerden. Maar de verhalen van de evangelisten stemmen niet geheel overeen, niet wat betreft de plaatsen waar Jezus zich zou hebben vertoond en evenmin als het gaat over de gedaante waarin hij zich vertoonde. De man Jezus die zich tijdens zijn leven had gericht op de kinderen van Israël heeft na zijn opstanding een andere boodschap: ‘’Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde. Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de vader en de Zoon en de Heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat ik jullie opgedragen heb. En houd dit voor ogen: Ik ben met jullie alle dagen tot aan de voltooiing van deze wereld’’. Aldus Mattheus in 28: 16-20. Lied
‘’ Wie is die man? ’’ blz. 117
CD 30-07
Overweging deel 2 De verschijning aan Paulus De kring van ‘’aangesprokenen’’ werd steeds groter. In de evangeliën ging het nog uitsluitend om direct betrokkenen: de vrouwen bij het graf en de leerlingen, maar naarmate de Jezusbeweging groeide meenden steeds meer mensen dat ze persoonlijk door hem waren aangesproken. We kennen niet veel van die getuigenissen, maar een daarvan zegt in al zijn beknoptheid veel over de toename van hun aantal. Het is afkomstig van Paulus, een man die Jezus gekend zou kunnen hebben, omdat hij ten tijde van diens kruisiging in Jerusalem was. Waarschijnlijk heeft hij nooit in zijn directe omgeving verkeerd, omdat hij niet een van zijn volgelingen was maar een overtuigde Farizeeër en Jezus’ geloofsleer aanvankelijk categorisch afwees. Op zeker moment meende ook hij, de opgestane Jezus gezien te hebben. Hij heeft er persoonlijk verslag van gedaan in zijn eerste brief aan de Korintiërs (15:3-8): ‘’ Het belangrijkste dat ik u heb doorgegeven, heb ik op mijn beurt ook weer ontvangen: dat Christus voor onze zonden is gestorven, zoals in de schriften staat, dat hij is begraven en op de derde dag is opgewekt, zoals in de schriften staat, en dat hij is verschenen aan Kefas (= Petrus) en vervolgens aan de twaalf leerlingen. Daarna is hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders en zusters tegelijk, van wie er enkele gestorven zijn, maar de meesten nu nog in
leven. Vervolgens is hij aan Jakobus verschenen en daarna aan alle apostelen. Pas op het laatst is hij ook aan mij verschenen, aan het misbaksel dat ik was. Want ik ben de minste van de apostelen, ik ben de naam apostel niet waard omdat ik Gods gemeente heb vervolgd. Alleen dankzij zijn genade ben ik wat ik ben.’’ Einde citaat. Paulus was geen historicus, maar hij was in ieder geval beter als de evangelisten in staat de verschijningen in een begrijpelijk kader te plaatsen. Hij laat zien dat de kring van mensen die Jezus gezien meenden te hebben steeds groter werd. De opgestane Christus Twintig jaar na de kruisdood van Jezus was er wel het nodige veranderd. Anderen waren zich met de invulling van het geloof gaan bemoeien. We kunnen er over lezen in de Handelingen van de Apostelen, maar vooral in de brieven van Paulus. Ze vormen een belangrijke bron, omdat ze dateren uit het midden van de eerste eeuw. Ze zijn vooral zo interessant omdat een buitenstaander, iemand van buiten de kring van leerlingen, de aardse Jezus minder relevant maakt en de opgestane Christus in het centrum van de aandacht plaatst. Paulus maakte van nadeel, zijn onbekendheid met de aardse Jezus, een voordeel. Hij ging niet in op zijn levensverhaal, hij bekommerde zich niet om de raadsels en de inconsistenties die de woorden van Jezus opriepen. Hij begon bij de opgestane Jezus. Zijn beginpunt was dat hij ’’Jezus onze Heer heeft gezien’’ (1 Kor. 0:1) en dat God had besloten ‘’Zijn Zoon in mij te openbaren’’ (Gal.1:16). Wanneer hem verweten werd dat hij Jezus’ optreden op aarde niet had meegemaakt en zich dus niet op enige kennis over Jezus kon laten voorstaan, beriep hij zich op een direct contact met Jezus als Heer van de Hemel. Hij doet dat op verscheidene plaatsen in zijn brieven, maar nergens verwoordt hij zijn relatie met Christus zo duidelijk als in 2 Kor. 5:14-20. Als opgestane Heer bevond Jezus zich nu in Gods hemelse rijk. Dat idee heerste niet alleen bij Paulus, ook de leerlingen in Jeruzalem konden zich er in vinden. Volgens Hand. 1:11 zouden na de Hemelvaart van Jezus twee mannen in witte gewaden aan hen zijn verschenen. Ze zouden hun hebben gezegd dat Jezus in de hemel was opgenomen. Ze voegden er nog aan toe dat hij op dezelfde wijze zou terugkomen als ze hem naar de hemel hadden zien gaan. Hier raken we aan het kernpunt van de boodschap van Paulus; de verwachting van de terugkeer van Jezus op aarde.
Voor Paulus zelf was het feit dat de wederkeer nog niet had plaatsgevonden niet zo teleurstellend. Anderen waren negatiever over het uitblijven van de wederkomst van Christus. In de tweede brief van Petrus (zie N.T. 2 Petrus), vermoedelijk geschreven na 100, is de teleurstelling zichtbaar. De verwachting van de wederkomst bleef evenwel bestaan, en de Christenen probeerden hun leven zo in te richten dat ze zich er gezamenlijk op konden voorbereiden. Omdat het nog enige tijd kon duren voordat het zover was organiseerden ze zich in hechte gemeenschappen, waarin ze het verhaal van de wederkomst uitwerkten, om het aan de volgende generaties door te geven. Al 2000 jaar lang. Tussenlied ‘’De steppe zal bloeien’’ (Lied van de opstanding) blz.116
CD 02-19/13-11
Voorbeden Er zijn wel 200.000 boeken over Jezus verschenen wij hopen dat het boek ‘’Jezus en de vijfde evangelist’’ nieuwe elementen toevoegt die voor Christenen van belang zijn om te weten. Jezus heeft daadwerkelijk als mens bestaan. Zelfs de gelovige jood en niet-christen Flavius Josephus getuigt hiervan. Kaarsje voor de mens Jezus die ons nog steeds als voorbeeld inspireert. Door zijn verschijningen na zijn opstanding, is Jezus als Gods Zoon blijven voortleven tot op heden, voor velen de basis van ons geloof. Collecte en Muziek Hӓndel ‘’Messiah’’ Worthy is the lamb that was slain Gebed voor Brood en Beker
CD track 20
05 blz.43-44
Delen van Brood en Beker en Muziek Hӓndel ‘’Messiah” Amen
CD track 21
Slotlied ‘’Ga nu maar’’ blz.172
CD 48-13
Mededelingen Afsluiting
Uit de Roerom van febr. 2016 ’’Geloven’’. ( zie voorkant blaadje)