3D visualisatie
KANTOORTOREN THE LOOP, GENT
–– haalbaarheidsstudie naar inplanting van hoogbouw binnen de randvoorwaarden van het RUP Handelsbeurs –– programma: kantoorgebouw van ca. 20 000 m² en halfondergrondse parking voor 525 wagens, inclusief brandweerpost –– studie in opdracht van private ontwikkelaar
STUDIE
2007-2008
OPDRACHTGEVER
private ontwikkelaar
ONTWERPTEAM
ABSCIS ARCHITECTEN en INGENIUM
LIGGING
the LOOP 9000 GENT
BRUTO OPPERVLAKTE (M2)
39 341 m2 incl. parking
volumestudie
Toren + park[ing] Uit de randvoorwaarden van het RUP Handelsbeurs kan een bebouwbare oppervlakte worden afgeleid van ongeveer 9.860 m². Het programma dat op deze beschikbare bouwzone gerealiseerd dient te worden, bestaat uit een kantoorgebouw met een bruto-oppervlakte van ca. 20.000 m² en een parking voor 525 wagens (met brandweerpost en laad- en loszone): het eerste realiseerbaar in een torenvolume met minimale footprint, het tweede daarentegen over het hele terrein uitgespreid. Vanuit stedenbouwkundige motieven is ervoor gekozen om de half-ondergrondse parking (over 2 niveaus) langs de steenweg in te planten en de ca. 100 meter hoge kantoortoren zo ver mogelijk van de steenweg te verwijderen. Hierdoor interfereert de hoogbouw niet met de bestaande steenwegmorfologie, doch sluit dichter aan bij de Handelsbeurssite. Vanuit energetische overwegingen werd bewust niet gekozen voor een volledig beglaasde toren, maar eerder een gesloten volume met functionele raamopeningen als perforaties in een massieve wand.
KANTOORTOREN THE LOOP | GENT
situering
[Groene ruimte] Ruimtelijk heeft het ontwerp de ambitie om de bestaande en schaars bebouwde verkeerslus om te vormen tot een attractieve en gebruiksvriendelijke groene ruimte. Daartoe wordt de parking afgedekt met een hellende dakplaat die als daktuin wordt ingericht en schuin afloopt naar de steenweg toe. Via deze daktuin bereiken voetgangers (openbaar vervoer) en fietsers de ingang van het gebouw, waardoor de toren ook een ‘adres’ krijgt aan de steenweg, d.w.z. een binding met de publieke ruimte op maaiveldniveau. Ook de zone waarlangs de parking (vanaf de ringweg) ontsloten wordt, krijgt een nieuwe groene laag, onder de vorm van een bomenraster. Beide groene ruimtes hebben een dubbele functie: als bufferzone tussen de verkeersinfrastructuur en de omliggende bebouwing én als publiek park rond de toren. Het landschappelijk geheel is dus ontworpen om tegelijkertijd de fysieke grenzen van het terrein te doen vervagen én de kantoortoren door een groene tussenruimte te introduceren.
DUURZAAMHEID ligt aan de basis van de meeste keuzes van waaruit de architectuur van de toren werd bedacht. Duurzaamheid als waardering naar de omgeving toe, als respect voor de komende generaties, maar evenzeer als meerwaarde voor de kantoortoren zelf op langere termijn. Deze keuze leidde van bij de aanvang naar een energieefficiënt gebouw, gebaseerd op goede thermische eigenschappen en minimale zonnelasten. Het gebouw werd dan ook bewust niet volledig beglaasd, maar wel ontworpen als een eerder gesloten volume met functionele raamopeningen als perforaties in een massieve wand. Volume, geveltextuur, raamopeningen,... vormen samen het “beeld” van een ecologisch kantoorgebouw, ontworpen volgens het “green building”concept, dat rechtstreeks de link legt met de “green value”, wat zowel de ecologische als economische waardering kan zijn. Vooral in de US is men met deze begrippen en benadering reeds ver gevorderd, en is er zelfs een certificatiesysteem (L.E.E.D. ) ontstaan, dat aangeeft hoe “duurzaam” een nieuw gebouw (of een renovatieproject) wel is. Ook in Europa begint men deze meer holistische aanpak van gebouwen toe te passen en ontstaan gelijkaardige systemen (HQE, BREEAM, …). Belangrijk is vooral dat om een gebouw zo duurzaam mogelijk te maken, er van bij het ontstaan van het gebouw (ontwerp) t.e.m. de afbraak ervan, er rekening gehouden wordt met meer dan alleen energie-factoren, dus ook met de keuze en het gebruik van de locatie, water gebruik, binnenklimaat, keuze van materialen, … Voor dit kantoorgebouw (ca. 20.000 m² kantooroppervlakte + ca. 17.000 m² oppervlakte voor parkeergarage e.a.) wordt de L.E.E.D.-benadering van het USGBC gebruikt. Deze holistische benaderingswijze is een eenvoudig houvast en hulpmiddel om de kwaliteit van dit gebouw te verhogen, alsook de impact op zijn omgeving te optimaliseren. Daarenboven betekent de keuze voor een “groen gebouw” niet alleen een positieve ecologische impact, het helpt uiteraard de uitbatingskosten te verminderen, het heeft een positieve invloed op de productiviteit van diegenen die in het gebouw actief zijn, enz… Bijkomend heeft het uiteraard een positieve uitstraling naar zijn omgeving toe, wat het zelfs commerciëel aantrekkelijker maakt, en het kan op deze wijze ook bijdragen tot het verwezenlijken van gestelde duurzame doelstellingen van ondernemingen die het gebouw gebruiken. De L.E.E.D.-AANPAK bestaat uit 6 grote onderdelen, met elk een aantal noodzakelijke eisen en aanbevelingen. Deze aanbevelingen en eisen worden binnen de L.E.E.D.-certificatie exact gekwantificeerd, op basis van Amerikaanse standaarden. Het is niet de bedoeling deze kwantificering in eerste instantie over te nemen, doch wel om de globale aanpak en de verschillende aandachtspunten te weerhouden. We overlopen kort hoe deze eisen en aanbevelingen op dit project kunnen worden toegepast. 1. Duurzame locatie –– Vermijden van vervuiling tijdens de bouwfase : dit is een eis voor tijdens de werffase –– Keuze van de site : de voorziene locatie heeft geen
belangrijke ecologische meerwaarde (moeras- of valleigebied, overstromingsgebied,...) doch is eerder een restgrond die a.h.w. gerecupereerd wordt; –– De site ligt in een gebied dat reeds over een bepaalde gebruiksdichtheid beschikt; –– De site ligt in de buurt van een gebied dat reeds over de nodige basisvoorzieningen beschikt; –– Toegang tot openbare transportmogelijkheden : de bus stop langs het terrein, de tram op 400m loopafstand, Sint-Pietersstation op 2,5km; –– Parkeergelegenheid voor fietsers en omkleedruimtes worden voorzien in het ontwerp; –– Speciale parkeergelegenheid zeer dicht bij het gebouw voor energievriendelijke voertuigen kunnen voorzien worden; –– Er is voldoende parkeergelegenheid zodat de buurt niet onnodig belast wordt, ook voorkeurparkeerplaatsen voor carpooling kunnen voorzien worden; –– De omgeving buiten de footprint van het gebouw wordt beschermd en hersteld en/of op natuurlijke manier heraangelegd; –– Hoogbouw maximaliseert de open ruimte; –– De open ruimte (inclusief groen dak) wordt quasi volledig groen ingericht; –– Regenwaterafvoer is zo ontworpen dat in geval van overvloedige regenval er geen onmiddellijke of vertraagde overbelasting van het rioleringsstelsel ontstaat door maximaal infiltratie toe te laten (groen dak, doorlatende verhardingen, opslagcapaciteit, hergebruik van regenwater voor niet-drinkbare toepassingen, …); –– In de afvoersystemen zijn de nodige behandelingssystemen voorzien die vermijden dat vervuiling mee afgevoerd wordt (maximale infiltratie, infiltratiebekkens, KWS-afscheiders, fliters, …); –– Warme zones die een nefaste impact op het microklimaat en de habitat hebben, worden vermeden (voldoende beschaduwing, materialen met een hoge reflectiecoëfficiënt en een lage absorptie, gebruik van groendaken, zoveel mogelijk parkeergelegenheid onder dak, …); –– Lichtvervuiling: de verlichting in het gebouw zal automatisch uitgeschakeld worden buiten de kantooruren; –– De binnenverlichting wordt zo ontworpen om maximaal efficiëntie te halen binnen het gebouw, en minimaal licht te verstrooien naar buitenomgeving; –– Buitenverlichting is enkel noodzakelijk voor veiligheid en comfort en wordt daartoe ontworpen. 2. Water efficiëntie –– Reductie van de hoeveelheid afvalwater door gebruik van zuinige toestellen (WC’s, urinoirs,…); –– Reductie van de drinkwaterbehoefte door waterbesparende technologieën (optie): aanwezigheidsdetectie, elektronische kranen, watersbesparende douches, … –– Hergebruik regenwater voor niet-drinkbare toepassingen; –– Reductie van de drinkwaterbehoefte voor irrigatie door keuze voor goede soort beplanting met weinig nood aan irrigatie, hergebruik regenwater, …
GREEN BUILDING, GREEN VALUE | GENT
3. Energie & Atmosfeer –– Controle dat de technische installaties goed geïnstalleerd, en ingeregeld zijn, zodat ze werken zoals ontworpen, door een “commissioner” (integratie van “commissioning” eisen in bestekken, opstellen van een “commissioning plan”,…) en dit voor alle HVAC-installaties, verlichtingsinstallaties, sanitair warm water productie, hernieuwbare energiesystemen (wind, zon, …). Er wordt een onafhankelijke commissioner aangeduid, die actief meewerkt tijdens voorontwerp, ontwerp, uitvoering en uitbating; –– Maximale energieperformantie: Uitgaande van de TRIAS ENERGETICA wordt er minimaal voldaan aan het wettelijk opgelegde E-peil (streefdoel : E 90 door o.m. vraaggestuurde ventilatie, warmteterugwinning op ventilatielucht, frequentiesturing op pompen en motoren, hoge rendementsopwekking van koude en warmte, overkoepelend GBS, …), K-peil (streefdoel : K 40 door hoge isolatiekwaliteit halfopen gevel en thermisch massa), … –– Beheer van koelmiddelen: er worden geen CFC-gebaseerde koelmiddelen gebruikt in het gebouw; –– On-site hernieuwbare energie: alle mogelijkheden tot integratie van hernieuwbare energiebronnen in het bouwproject worden onderzocht. Streefdoel is maximaal hernieuwbare energie aan te wenden (wind, zon, bodem, water, biomassa,…). Een mogelijkheid is de integratie van zonnepanelen op basis van fotovoltaïsche cellen in de gevel en het dak; –– Optimaal beheer van koelmiddelen: geen koelmiddelen, of koelmiddelen (of blusmiddelen) die zo weinig mogelijk ODP en GWP hebben. Bij het ontwerp (volume, gevel) werd reeds rekening gehouden met het minimaliseren van de externe koellasten; –– Meting en verificatie: een afdoend controle- en meetsysteem is voorzien, zodat de energetische performantie steeds kan opgevolgd worden. –– Groene stroom : minimaal 35 % van de externe elektriciteitsproductie wordt voorgesteld in hernieuwbare energiebronnen, vastgelegd in een tweejarig contract met een externe stroomleverancier (te bespreken met toekomstige gebruikers). 4. Materialen –– Opslag van reclyceerbare materialen: er wordt een gemakkelijk bereikbare zone voorzien voor opslag van niet-schadelijke materialen, klaar voor recyclage (papier, karton, glas, PMD); –– Afval management tijdens de werf: minimaal 50% van het werfafval moet direct terug naar de oorspronkelijke productieprocessen gebracht worden, in plaats van af te voeren naar verbrandingsovens; –– Herbruik van materialen: minimaal 5 % van de bouwkost gaat naar gerecycleerde bouwmaterialen, met het oog op het beperken van het gebruik van nieuwe materialen –– Gebruik van regionale materialen: minimaal 10 % van de bouwkost wordt besteed aan bouwmaterialen die in de onmiddellijke nabijheid werden geproduceerd teneinde de milieu-impact door transport te minimaliseren; –– Gebruik van gemakkelijk reclyceerbare materialen: voor minimaal 2,5 % van de bouwkost worden bouwmaterialen gebruikt die snel
recycleerbaar zijn (bamboe, wol, katoen, linoleum, kurk, …) –– Gecertificeerd hout: de houten componenten bevatten minimaal 50% hout dat het FSC-label draagt 5. Kwaliteit van de binnenomgeving –– Minimale binnenluchtkwaliteit: er wordt voldaan aan de minimale eisen betreffende de binnenluchtkwaliteit zoals vastgelegd in EN 13779; –– Roken in het gebouw is in principe verboden; –– De ventilatiecapaciteit wordt met minimaal 30% verhoogd boven de minimale ventilatie-eisen zoals wettelijk gedefinieerd; –– Binnenluchtkwaliteit tijdens werffase: binnenluchtkwaliteitproblemen worden vermeden tijdens de werffase met het oog op het bevorderen van het comfort en het welzijn van de arbeiders; –– Binnenluchtkwaliteit voor ingebruikneming: er wordt een plan ontwikkeld voor het verhogen van de binnenluchtkwaliteit alvorens het gebouw in dienst te nemen. Zo wordt een grondige éénmalige verluchting (“flush”) voorzien alvorens het gebouw in gebruik te nemen; –– Gebruik van “Low-Emitting” materialen : –– Reductie van het aantal van potentiële binnenluchtvervuilers (lijmen, dichtingen, …) –– Reductie van het aantal van potentiële binnenluchtvervuilers (verf, coatings, afwerkingen, …) –– Gebruik van tapijtsoorten die geen verontreinigende elementen bevatten; –– Gebruik van composiethoutsoorten en laminaten die geen ureaformaldehyde bevatten; –– Het gebouw wordt zo ontworpen dat er minimale vervuiling zich kan verspreiden in het gebouw (lange vloermatten aan de inkomzones, aparte ventilatiesystemen voor parkings, printerlokalen, etc…, voldoende luchtfiltering, …) –– Individuele bedieningsmogelijkheid : minimaal 90% van het gebouw wordt voorzien van individuele bediening van de verlichting (optie); –– Individuele bedieningsmogelijkheid : minimaal 50% van het gebouw wordt voorzien van individuele bediening van de HVACinstallaties(optie); –– Thermisch comfort : het ontwerp gaat uit van een comfortabele thermische omgeving voor het welzijn van de gebouwgebruikers. 6 tot 18 maanden na de ingebruikname wordt een evaluatie voorzien van het thermisch comfort bij de gebruikers –– Daglicht en zicht in 75% van alle ruimtes : alle verblijfsruimtes (kantoren) in het gebouw hebben direct daglicht en zicht. Vergaderruimtes hebben direct of indirect daglicht. 6. Innovatie & ontwerpproces –– Tijdens het ontwerpproces zullen nog bijkomende innovaties worden voorgesteld die niet onmiddellijk in huidige L.E.E.D.-certificatie voorkomen.