Kansen voor Nederlandse onderzoeksinstellingen in Centraal en Oost-Europa Synergie tussen Horizon 2020 en het cohesiebeleid in de Europese Unie Ode Wolters, augustus 2013 Samenvatting In het nieuwe EU-kaderprogramma voor onderzoek en Innovatie is meer aandacht voor het betrekken van lidstaten met potentieel om zo de innovatiekloof in Europa te verkleinen. Tegelijkertijd wordt in het cohesiebeleid meer ingezet op onderzoek en innovatie. Nederlandse organisaties kunnen profijt hebben van deze twee bewegingen door beide programma’s complementair aan elkaar in te zetten. In dit artikel een overzicht van de verschillende instrumenten, de mogelijkheden om tot synergie te komen en de uitdagingen waar Nederlandse organisaties voor staan. Inleiding Hoewel de onderhandelingen over het nieuwe kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (Horizon 2020) pas in het najaar officieel zullen worden afgrond, tekenen zich al bewegingen af die Horizon 2020 op belangrijke gebieden onderscheiden van het vorige kaderprogramma (KP7). Zo komt er in het nieuwe kaderprogramma meer ruimte voor ‘widening participation’, waarbij regio’s op weg naar excellentie worden meegenomen door lidstaten die nu al succesvol deelnemen aan het kaderprogramma. Tegelijkertijd pleit de Europese Commissie voor meer synergie met andere programma’s, zoals de structuurfondsen en het cohesiebeleid. Wat betekenen deze ontwikkelingen voor Nederland dat in de voorgaande kaderprogramma’s voor onderzoek en innovatie altijd een van de meest succesvolle deelnemers was? Hoe zal dit er de komende jaren uit gaan zien als er meer synergie moet komen met de structuurfondsen, die vooral zijn bedoeld voor lidstaten die zich nog verder moeten ontwikkelen? Dit artikel bevat een korte verkenning van de kansen en uitdagingen voor Nederlandse organisaties die actief zijn op het gebied van onderzoek en innovatie. Horizon 2020 Het nieuwe kaderprogramma heeft drie hoofdpijlers: excellentie in fundamenteel wetenschappelijk onderzoek (excellent science), het creëren van industrieel leiderschap (Industrial Leadership) en het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen (Societal Challenges). Door die drie pijlers heen loopt widening participation als een centraal aandachtspunt. Het doel van het gehele programma is om meer openheid en flexibiliteit te creëren, met minder administratieve verantwoordingslasten voor de 1
deelnemers en een beter gebruik van bottom-up initiatieven. Zo moet het kaderprogramma voor meer deelnemers toegankelijk worden en ook ruimte bieden voor kleine spelers zoals het MKB.
Cohesiebeleid De verschillende Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESIF) zijn gericht op het verkleinen van economische en sociale ongelijkheden tussen de verschillende regio’s in Europa. De structuurfondsen zijn een belangrijk onderdeel van het totale EU-budget en worden grotendeels toegewezen aan armere lidstaten en regio’s. De precieze bedragen worden pas duidelijk als in oktober de meerjarenbegroting van de EU wordt aangenomen door het Europees Parlement, maar zoals het er nu uitziet gaat het in totaal om ruim 325 miljard euro.i Hoewel het merendeel van de structuurfondsen gereserveerd is voor minder ontwikkelde regio’s, ontvangt ook Nederland hier middelen uit. Organisaties die in aanmerking komen voor financiering zijn onder andere overheidsinstanties, sommige organisaties in de particuliere sector (vooral kleine bedrijven), universiteiten en andere onderzoeksinstellingen, verenigingen, non-gouvernementele organisaties (NGO's) en vrijwilligersorganisaties. Projectvoorstellen die aanspraak willen maken op deze fondsen moeten altijd in 2
dienst staan van regionale ontwikkeling en bijdragen aan de economie van de betreffende regio. Voor Nederlandse organisaties op het gebied van onderzoek en innovatie, is vooral het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) interessant. Daarnaast kunnen ook het Europees Sociaal Fonds (ESF) het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) van belang zijn voor innovatie.
ESIF
EUROPEES STRUCTUUR- EN INVESTERINGSFONDS (COHESIEBELEID)
EFRO
Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling
ESF
Europees Sociaal Fonds
- Versterking onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie. - Transitie naar koolstofarme economie - MKB Als specifieke doelgroep - Mobiliteit en toeleiding arbeidsmarkt
CF
Cohesiefonds
- Voor de meest arme regio’s
ELFPO
Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling
- Verhoging innovatiekracht - verduurzaming van sectoren
EFMZV
Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij
- Verhoging innovatiekracht - verduurzaming van sectoren
Slimme Specialisatie Strategie Om de ongelijkheden tussen de verschillende regio’s en lidstaten in de toekomst te verkleinen, komt er na 2013 ook binnen ESIF meer nadruk te liggen op onderzoek en innovatie. Dit moet worden bereikt door sterk in te zetten op valorisatie, het opzetten van netwerken van onderzoeksfaciliteiten en de ontwikkeling van regionale partnerfaciliteiten en eventueel de verdere ontwikkeling van hoogstaande onderzoeks- en ICT-infrastructurenii. In de algemene verordening heeft de Europese Commissie nauwkeurig vastgelegd waar de middelen aan besteed kunnen worden. Er zijn 11 thematische doelstellingen waarbij voor Nederland de focus moet liggen op het versterken van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie, het bevorderen van het gebruik en de kwaliteit van ICT, het vergroten van concurrentiekracht van het MKB en inzetten op een koolstofarme economie. Ten minste 80 % van de toegewezen middelen moet worden besteed aan deze vier doelstellingen.iii De Europese Commissie wil lidstaten te stimuleren de focus te leggen op datgene waar ze het beste in zijn. Daarom stelt de Europese Commissie voor het ontvangen van middelen voor het versterken van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie als voorwaarde dat de regio een slimme specialisatie strategie (Smart Specialisation Strategy of S3) uitwerktiv. Hiermee moet de focus van onderzoeks- en innovatieprojecten komen te liggen op de unieke kenmerken die een regio concurrentievoordeel bieden. 3
Zo moet deze specialisatie een motor voor economische ontwikkeling worden. Bij een dergelijke strategie is het bovendien van belang dat er een samenwerking ontstaat tussen overheden, kennisinstellingen en het bedrijfsleven, de zogenaamde ‘triple helix’. Synergie tussen Horizon 2020 en het Cohesiebeleid Hoewel Horizon 2020 en de structuurfondsen allebei een hele andere structuur hebben, hebben beide programma’s uiteindelijk een gezamenlijk doel: slimme en duurzame groei voor iedereen in Europa v. Om dat te bereiken, kunnen de twee programma’s complementair aan elkaar worden ingezet. Juist doordat Horizon 2020 en het Cohesiebeleid op verschillende gebieden gericht zijn, kunnen zij elkaar op het gebied van onderzoek en innovatie versterken. Horizon 2020 is een competitief programma dat zich richt op het aanpakken van grote maatschappelijke uitdagingen, het maximaliseren van de concurrentiekracht en het verhogen en verspreiden van excellentie. Het cohesiebeleid werkt juist op basis van toewijzing en is primair gericht op ontwikkeling van de regio’s. De uitvoering en de uiteindelijke verdeling worden dan ook decentraal geregeld. De Slimme Specialisatie Strategie biedt een mooie gelegenheid om onderzoeksfondsen en structuurfondsen op een zodanige manier te combineren dat zij elkaar versterken. Zo kunnen EFROfondsen bijvoorbeeld worden ingezet voor de valorisatie van een onderzoeksproject dat gefinancierd is uit Horizon 2020. Vanaf 2014 is het dan ook toegestaan om beide fondsen met elkaar te combineren binnen hetzelfde project. Het dichten van de innovatiekloof Het doel van Horizon 2020 is het stimuleren en ondersteunen van excellent onderzoek en de beste innovatieprojecten in de EU, zodat de maatschappelijke uitdagingen kunnen worden aangepakt en Europa een vooraanstaande rol kan spelen op het wereldtoneel. Daarom is het niet alleen van belang om het potentieel van excellente onderzoekers en organisaties op onderzoeksgebied in de gehele EU zo goed mogelijk te benutten, maar ook om deze te versterken en te vergroten. Sommige regio’s hebben dit potentieel nog niet ten volle kunnen ontwikkelen waardoor er grote verschillen zijn tussen de verscheidene regio’s op het gebied van onderzoek en innovatie. Dit is in kaart gebracht in de Innovation Scoreboard van de Europese Commissievi. Er zijn verschillende redenen voor deze kloof waaronder structurele problemen zoals het gebrek aan investeringen in onderzoek en ontwikkeling, onvoldoende capaciteit en gebrek aan toegang tot internationale netwerken waardoor bescheiden en gemiddelde innovatielanden minder deelnemen aan het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie. Binnen Horizon 2020 worden maatregelen genomen om de innovatiekloof te dichten door lidstaten en regio’s met potentieel meer te betrekken bij de deelname aan het kaderprogramma. Om excellentie in 4
deze lidstaten op te bouwen, zal dan ook een klein deel van het totaalbudget van Horizon 2020 worden gereserveerd voor widening participation. Maatregelen die bij kunnen dragen aan het verspreiden van excellentie zijn onder andere Teaming en Twinning, de ERA Chairs, COST en the Policy Support Facility.
Kansen voor Nederland Het idee van de Commissie is duidelijk: door het bevorderen van samenwerkingsverbanden tussen lidstaten zal het gehele niveau in Europa worden verhoogd en dat is goed voor onze concurrentiepositie. Voor Nederlandse organisaties die deze samenwerkingsverbanden aan moeten gaan is het echter niet altijd evident wat de toegevoegde waarde is van een verregaande samenwerking met een minder ontwikkelde partner. De acties die voortvloeien uit het streven om de innovatiekloof te dichten, hoeven echter niet enkel voort te komen uit solidariteit. Het kan ook de Nederlandse instellingen en bedrijven verder vooruit helpen. Zo biedt het Nederlandse organisaties de mogelijkheid om gebruik te maken van state of the art infrastructuren en capaciteiten. Academische samenwerking en aanwezigheid in andere lidstaten bieden immers toegang tot meer studenten, meer onderzoekers, meer onderzoekseenheden en meer kenniswerkers. Bovendien draagt deze samenwerking bij aan de zichtbaarheid en het internationale karakter van een onderzoeksinstituut of organisatie.
5
Teaming en Twinning Teaming richt zich op het creëren van nieuwe of het upgraden van bestaande Centers of Excellence in samenwerking met een excellente partner in Europa. Een belangrijk voorwaarde hiervoor is een duidelijke betrokkenheid van de regio of de betreffende lidstaat. Het eindproduct is een business plan voor het Center of Excellence, waarmee een Label of Excellence verworven kan worden. Voor de realisatie van het center zijn eventueel andere middelen beschikbaar, zoals bijvoorbeeld de structuurfondsen. Voor Nederland betekent dit dus de mogelijkheid om via deelname aan een consortium gebruik te kunnen maken van bijvoorbeeld infrastructuren die in een regio met potentieel worden gerealiseerd met gebruikmaking van structuurfondsen die aan die betreffende regio zijn toegewezen. Op die manier heeft het Max Planck Instituut tientallen samenwerkingsprojecten in Centraal en Oost Europa opgezet en geniet daardoor internationaal aanzien in de onderzoekswereldvii. Twinning is een meer kleinschalige regeling die zich richt op het versterken van een bepaald onderzoeksgebied in een opkomende instelling. Dit gebeurt door het koppelen van onderzoeksinstellingen in een bepaald gebied zodat een opkomende instelling samenwerkt met ten minste twee internationaal vooraanstaande instellingen. Activiteiten die vanuit de twinningregeling kunnen worden gesteund zijn bijvoorbeeld: uitwisseling van personeel, bezoeken van experts, workshops, conferenties of de organisatie van een gezamenlijke summerschool.viii Mobiliteit van Onderzoekers Een andere maatregel die in Horizon 2020 onder widening participation moet bijdragen aan het dichten van de innovatiekloof, zijn de ERA Chairs. Dit programma biedtinstellingen met een duidelijk potentieel voor toponderzoek de mogelijkheid om een nieuwe leerstoel te creëren en daarmee excellente academici uit andere landen aan te trekkenix. Daarnaast komt er ondersteuning voor het verbeteren van de uitvoering en evaluatie van nationaal en regionaal onderzoeksbeleid (Policy Support Facility x) en voor de toegang van excellente onderzoekers en vernieuwers tot Europese en internationale netwerken (COST: European COoperation in Science and Technology)xi. Naast de widening participation maatregelen zijn er nog meer instrumenten die kunnen bijdragen aan het dichten van de kloof door deelname te verbreden. Zo biedt het Marie Sklodowska Curie Programma verschillende beurzen waarmee ervaren onderzoekers naar het buitenland kunnenxii. Ook het European Institute for Innovation and Technology (EIT) kan bijdragen aan integratie tussen excellente instellingen en instellingen met potentie door het combineren van excellent onderzoek, onderwijs en innovatie. EIT wordt ingevuld in de vorm van een aantal samenwerkingsverbanden met fysieke “co-locaties” in meerdere lidstaten, zogenoemde Knowledge and Innovation Communities (KIC’s), die zich richten op het aanpakken van de maatschappelijke uitdagingen zoals genoemd in Horizon 2020 xiii. De KIC’s worden voor 25 % 6
gefinancierd uit het EIT budget, het resterende bedrag moeten de deelnemende instellingen en regio’s zelf inleggen. Ook hiervoor kunnen eventueel structuurfondsen worden aangewend. Uitdagingen voor Nederlandse onderzoeksinstellingen De mogelijkheden om samenwerkingsverbanden aan te gaan met onderzoeksinstituten over de grens zijn talrijk. Van grensoverschrijdende onderzoeksnetwerken (teaming, twinning en EIT) tot het uitwisselen van onderzoekers (ERA Chairs en Marie Sklodowska Curie Acties) of samenwerking met een regio die een vergelijkbare specialisatie strategie heeft geformuleerd. In theorie kan Nederland dus profijt hebben bij de ambitie van de Europese Commissie om de innovatiekloof te dichten door een grotere deelname van minder ontwikkelde landen aan het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie en het complementair inzetten van structuurfondsen, maar de praktijk blijkt soms wat weerbarstiger te zijn. Daarom is hieronder aandacht voor de uitdagingen waar het Nederlandse onderzoeksveld voor staat. Ook worden er een aantal mogelijke oplossingen vermeld. Om synergie te bevorderen is het vanaf 2014 mogelijk om middelen uit verschillende kaderprogramma’s in te zetten binnen een en hetzelfde project. De toekenning van deze middelen is echter niet gekoppeld. Middelen uit Horizon 2020 worden door middel van competitie verdeeld, terwijl de structuurfondsen per regio worden toegekend. Dat betekent dat het mogelijk is dat het ene deel van een project wel gefinancierd wordt en het andere deel uiteindelijk niet. De uitdaging is dan ook om een projectvoorstel zo te schrijven dat het niet alleen op korte termijn uitvoeringsgereed is, maar dat de onderdelen die uit verschillende fondsen gefinancierd moeten worden ook onafhankelijk van elkaar uitvoerbaar zijn. Betrekken van relevante partners Hoewel juist de regio’s met potentieel baat hebben bij de verschillende maatregelen die de deelname aan Horizon 2020 moeten verbreden, gaat het betrekken van deze regio’s voor Nederlandse organisaties vaak nog erg moeizaam. Het initiatief moet vaak nog van de meer excellente lidstaten komen. Kennisinstellingen zoals universiteiten herbergen echter de sleutel tot deze verbinding. Individuele onderzoekers hebben vaak allerlei contacten met andere onderzoekers op hun vakgebied in allerlei landen, dus ook in de lidstaten die hun potentieel nog verder kunnen ontwikkelen. Door deze contacten aan te boren ontstaat er niet alleen een aanknopingspunt voor verdere samenwerking, maar is er ook op inhoudelijk vlak een gemeenschappelijke basis waarop een onderzoeksproject gestoeld kan worden. Horizon 2020 zet in op een grotere deelname van de particuliere sector, en met name het MKB. Ook binnen het cohesiebeleid speelt de verbinding met het MKB een belangrijke rol, zoals duidelijk wordt in de voorwaarde van een slimme specialisatiestrategie. In de praktijk blijkt het echter vaak niet eenvoudig te zijn om ondernemers en kennisinstellingen bij elkaar te brengen. De administratieve lasten van aanmelding en 7
verantwoording vormen voor ondernemers vaak nog een te hoge drempel om deel te nemen aan een consortium. Wellicht is hier een verbindende rol weggelegd voor de hogescholen, waar vaak hoogwaardig onderzoek wordt gedaan dat tegelijkertijd meer toegepast is dan op universiteiten en dichter bij de praktijk staat. Op die manier kunnen hogescholen wellicht een rol spelen in de verbinding met het MKB en de industrie. Nog niet alle regio’s zijn al even hard bezig met het ontwikkelen van hun Slimme Specialisatie Strategie. Hoewel dit natuurlijk een strategie moet zijn die uniek is voor de regio, is het ook mogelijk om nu al contact te zoeken met potentiële partnerregio’s en de Slimme Specialisatie Strategieën op elkaar af te stemmen, zodat een samenwerking met gebruikmaking van de structuurfondsen in 2014 een logische volgende stap wordt. Zichtbaarheid Om de structuur- en investeringsfondsen zo goed mogelijk te benutten is het van belang dat projectvoorstellen daadwerkelijk aansluiten op de Europese agenda. Terwijl de onderhandelingen over beide kaderprogramma’s nog in de afrondende fase zijn, wordt er in de lidstaten en in Brussel al hard gewerkt aan de werkprogramma’s en operationele programma’s voor de komende zeven jaar. Wie de ambitie heeft om deel te nemen aan een van beide kaderprogramma’s, levert dan ook in dit stadium input zodat die ambitie in 2014 naadloos aansluit op het programma. Wie invloed wil hebben in Brussel moet zichtbaar zijn. Blijf op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen en onderhoudt contacten met stakeholders en belangrijke personen binnen de EU. Trek samen op met andere organisaties en maak gebruik van vertegenwoordigers in Brussel zoals de Permanente Vertegenwoordiging van Nederlandxiv, Netherlands House for Education and Researchxv, het Huis van de Nederlandse Provinciesxvi en het Expertisecentrum Internaal Onderzoek en Innovatiexvii. Ga niet alleen naar Brussel om informatie te halen, maar ook om expertise en advies te brengen. Conclusie De Europese Commissie heeft een kaderprogramma voor ogen waarin lidstaten van verschillende innovatieniveaus nauw samenwerken en verschillende fondsen inzetten om elkaar naar een hoger niveau te brengen. Samen kunnen dan maatschappelijke uitdagingen worden aangepakt en de concurrentiepositie van Europa worden versterkt. Deze nieuwe visie op het gebruik van onderzoeksmiddelen en structuurfondsen biedt ook kansen voor Nederlandse organisaties die er slim gebruik van weten te maken. Hoewel het niet eenvoudig is om verschillende regio’s en sectoren bij elkaar te krijgen, is het zeker de moeite waard om de mogelijkheden te verkennen. 8
AANSLUITING IN EIGEN REGIO NOORD OOST ZUID WEST
www.snn.eu www.go-oostnederland.nl www.op-zuid.nl www.kansenvoorwest.nl
[streamers] Het nieuwe kaderprogramma heeft drie hoofdpijlers: excellentie in fundamenteel wetenschappelijk onderzoek het creëren van industrieel leiderschap en het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen In de praktijk blijkt het echter vaak niet eenvoudig te zijn om ondernemers en kennisinstellingen bij elkaar te brengen Wie invloed wil hebben in Brussel moet zichtbaar zijn. Blijf op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen en onderhoudt contacten met stakeholders en belangrijke personen binnen de EU Bronnen i
http://europa.eu/rapid/press-release_MEMO-13-678_en.htm?locale=en
ii
http://ec.europa.eu/regional_policy/what/future/proposals_2014_2020_en.cfm#2
iii
http://ec.europa.eu/regional_policy/sources/docoffic/official/regulation/pdf/2014/proposals/regulation/general/gen
eral_proposal_nl.pdf iv
http://ec.europa.eu/research/regions/index_en.cfm?pg=smart_specialisation&lg=en
v
http://ec.europa.eu/europe2020/index_en.htm
vi
http://ec.europa.eu/enterprise/policies/innovation/files/ius-2013_en.pdf
vii
http://www.mpg.de/6877962/WP_Teaming_for_excellence.pdf
viii
http://ec.europa.eu/europeaid/where/neighbourhood/overview/twinning_en.htm
ix
http://ec.europa.eu/research/era/era-chairs_en.html
x
http://ec.europa.eu/research/horizon2020/pdf/press/fact_sheet_on_widening_participation_in_horizon_2020.pdf
xi
www.cost.eu/download/COSTPositionPaper
xii
http://ec.europa.eu/research/mariecurieactions
xiii
http://eit.europa.eu 9
xiv
http://eu.nlvertegenwoordiging.org
xv
http://www.neth-er.eu/nl
xvi
http://www.nl-prov.eu/nl
xvii
http://www.agentschapnl.nl
10