Kanoën en veiligheid Versie 3 Mei '93
Voorwoord en inhoud Dit boekje, samengesteld uit verschillende bronnen, beoogt een overzicht te geven van allerlei veiligheidsaspekten die met het kanoën verbonden zijn. Verspreiding van dit boekje of delen daaruit wordt aangemoedigd. Met dank aan de velen die in de loop der jaren kommentaar en bijdragen geleverd hebben. Voor alle opmerkingen en aanvullingen houd ik me aanbevolen. Ook zoek ik nog iemand die deze verhalen kan voorzien van technisch juiste en van leuke tekeningen. Jan Doggen, p/a Kanovereniging Levitas, Postbus 11083 2301 EB Leiden Inhoudsopgave
1. INLEIDING ........................................................................................................................
1
2. HET MATERIAAL .............................................................................................................. 2.1 Drijfvermogen .......................................................................................................... 2.2 Het spatzeil .............................................................................................................. 2.3 Het zwemvest .......................................................................................................... 2.4 Kleding .................................................................................................................... 2.5 Helm ........................................................................................................................ 2.6 Wetsuit ....................................................................................................................
1 1 2 2 3 3 3
3. TOERVAREN .................................................................................................................... 3.1 Regels en voorschriften .......................................................................................... 3.2 Algemene aanwijzingen .......................................................................................... 3.2.1 Grote rivieren ................................................................................................ 3.2.2 Plassen en meren......................................................................................... 3.2.3 Bruggen en sluizen ....................................................................................... 3.3 Seinen, tekens en vlaggen ...................................................................................... 3.4 Mist .......................................................................................................................... 3.5 Botulisme .................................................................................................................
4 4 6 6 8 8 9 10 11
4. ZEEKANO - VAREN OP GROOT WATER ....................................................................... 4.1 Algemene aanwijzingen .......................................................................................... 4.2 Uitrusting .................................................................................................................
11 11 14
5. WILDWATERVAREN ........................................................................................................ 5.1 Algemene aanwijzingen .......................................................................................... 5.2 Uitrusting .................................................................................................................
18 18 19
6. KANOPOLO ......................................................................................................................
20
7. WEDSTRIJDVAREN .........................................................................................................
20
8. GEHANDICAPTEN ...........................................................................................................
21
9. TRANSPORT .................................................................................................................... 9.1 Per fiets ................................................................................................................... 9.2 Per trailer ................................................................................................................. 9.3 Per imperiaal ........................................................................................................... 9.4 Algemeen ................................................................................................................
22 22 22 23 23
10. REPARATIES .................................................................................................................
24
11. EHBO .............................................................................................................................. 11.1 Onderkoeling ......................................................................................................... 11.2 Reddend zwemmen .............................................................................................. 11.3 Eerste hulp aan drenkelingen ............................................................................... 11.4 Reanimatie ............................................................................................................
25 25 27 28 31
12. WEERSOMSTANDIGHEDEN ........................................................................................ 12.1 Onweer .................................................................................................................. 12.2 Wind onder buien .................................................................................................. 12.3 Wind - schaal van Beaufort ................................................................................... 12.4 Storm - varen of niet varen ? .................................................................................
31 32 32 33 34
13. NADERE INFORMATIE .................................................................................................. 13.1 Literatuur ............................................................................................................... 13.2 Weerbericht ........................................................................................................... 13.3 Overige telefoonnummers en adressen ................................................................
35 35 36 37
1. INLEIDING Bij het kanoën moet je er rekening mee houden dat je net als bv. een surfer en een zwemmer blootgesteld bent aan de (natte) elementen. Om risiko's zoveel mogelijk te vermijden is een goede techniek (steun, noodklap) en een goede kennis van zaken onontbeerlijk. Gevaren worden immers geringer naarmate je een situatie beter op de juiste waarde kan schatten en je je eigen (on-)bekwaamheden beter kent. Dit boekje is bedoeld als een herinnering/aanvulling op je kennis van de veiligheidsaspekten die bij het kanoën komen kijken. Achtereenvolgens komen het materiaal en de verschillende takken van kanosport aan de orde. Ook wordt ingegaan op eerste hulp bij ongelukken, op de weersomstandigheden en op de eisen die aan het vervoer van kano's gesteld worden. Een deel zal oude koek zijn, een deel nieuw. Bewaar dit boekje op een vast plaatsje en lees het van tijd tot tijd eens door.
Er geldt in de kanosport één ongeschreven wet: Wie in een kano stapt, moet kunnen zwemmen. Met 'kunnen zwemmen' wordt dan iets meer bedoeld dan -A op zesjarige leeftijd. Bij het bevaren van meren en plassen moet je toch minimaal 1 tot 2 kilometer (dat is drie kwartier !) kunnen zwemmen met kleren aan. Niet-zwemmers behoren ook niet als passagiers in een boot. Onzekere zwemmers en kinderen moeten steeds een zwemvest of dragen. Bij omslaan dien je altijd de peddel vast te houden en in principe bij de boot te blijven (de boot mee te nemen): deze heeft drijfvermogen en is veel beter zichtbaar dan een hoofd dat boven water uitsteekt. De boot moet direkt worden omgedraaid om te voorkomen dat er teveel water in komt.
2. HET MATERIAAL
2.1 Drijfvermogen Elke boot dient voorzien te zijn van zoveel mogelijk . Dit kunnen luchtdichte kompartimenten zijn, luchtzakken, of een auto-binnenband of kleine jerrycan. Ook plastic zakken met bagage (kleding) bevatten voldoende lucht om als kano:drijfvermogen te dienen. Soms bevat een boot al drijfvermogen (een met lucht gevuld frame, piepschuim), maar het kan nooit kwaad om daar zelf nog wat bij te doen. Polyester is zwaarder dan water, dus een polyester boot zinkt als ze vol water loopt. Polyethyleen en houten boten blijven in principe drijven, maar bij ruw water worden ze ook onhandelbaar als ze helemaal vol water staan (ze gaan bv. vertikaal in het water staan). Bedenk dat leeggooien van de boot makkelijker gaat naarmate er meer drijfvermogen (minder water) in zit. Een goede kombinatie van drijfvermogen in een boot zonder kompartimenten is: een kleine jerrycan permanent vóór je voetenstok, en een luchtzak onder het achterdek (die je dan wel steeds moet verwijderen na het varen om het inwerken van water te voorkomen).
Kanoën en veiligheid
Pagina 3
2.2 Het spatzeil Elk spatzeil dient voorzien te zijn van een treklus die stevig aan de voorkant van het spatzeil vastzit (de treklus moet rond het elastiek mee ingenaaid zijn, en mag nooit alleen aan het doek vastzitten). Dit geldt met name voor de strakzittende spatzeilen van een kleine kuip (zeekano, wildwaterboot). Let erop dat de lus altijd buiten het spatzeil zit. Zwemmen met een kan lastig zijn. Je kunt de 'flap' in het borstelastiek stoppen of het spatzeil uittrekken (doe het in de boot) als je moet zwemmen.
2.3 Het zwemvest Een zwemvest moet een opvallende kleur hebben en moet voor volwassenen minimaal een van 60-80 N hebben. Dit drijfvermogen moet in het zwemvest vermeld staan, alsmede de waarschuwing dat het geen reddingsvest is ('This is not a life jacket'). Het verschil met een reddingvest is dat bij dit laatste de drijflichamen zo verdeeld zijn dat een bewusteloze drenkeling op de rug gedraaid wordt. Meestal heeft een reddingsvest daarvoor een 'kraag' die het voor het kanoën ongeschikt maakt. Ook is het vaak te lang. Bij de zwemvest:aanschaf van een zwemvest dien je erop te letten dat dit goed past: - Het moet niet te strak zitten zodat het de peddelbeweging belemmert (m.n. bij de armsgaten). - Het moet zo kort zijn dat de kuiprand niet in de weg zit. - Het mag bij het zwemmen niet omhoog schuiven (bij mensen die het bewustzijn hebben verloren zou het uit kunnen schieten). Een extra sluiting rond het middel is hiertegen vaak nuttig (touwtje, clip). - Het moet met een simpele beweging uit te trekken zijn, ook als men verkleumde vingers heeft (grote clipsluitingen, grove rits). Sluitingen van klittenband zijn wat dat betreft ideaal. met een zwemvest/reddingsvest aan gaat soms makkelijker op de rug dan op de buik; op de rug zwemmen gaat trouwens altijd wat gemakkelijker, zij het dan wat minder snel. Je kunt dan ook eenvoudiger je boot meetrekken.
2.4 Kleding Zorg dat je niet te zware kleding aan hebt (geen dikke wollen trui, en ook in een open canadees niet die handige bergschoenen). Als je naar de kant moet kun je te zware kleding beter eerst uittrekken (en desnoods laten zinken). Kleding moet wel voldoende warm zijn. Meerdere dunne laagjes kleding zijn over het algemeen het best; gebruik bij koud weer of koud water ouderwets lang ondergoed of de kleding die daarvoor speciaal in de handel is. Dunne wollen kleding is ook geschikt: wol blijft ook als het nat is redelijk isoleren. Draag bij felle zon een katoenen shirt: dit voorkomt verbranding en is toch koel. Je moet altijd een winddicht jack (anorak) meenemen of aandoen.
Kanoën en veiligheid
Pagina 4
2.5 Helm Let er bij aanschaf van een helm op dat ook de slapen en het voorhoofd goed beschermd worden. Een kinbescherming (bv. een beschermstukje aan de kinband) is sterk aanbevolen.
2.6 Wetsuit Een neopreen wetsuit voorkomt te sterke afkoeling op beken/rivieren die smeltwater vervoeren, of op zee. Let er bij het kopen van een wetsuit op dat je er nog goed in kunt kanoën (schouders) en dat het overal goed aansluit op je lichaam (m.n. op je rug): als er teveel ruimte tussen het wetsuit en je lichaam zit wordt de isolerende werking minder omdat daar zoveel water zit. Bij een goede winkel kan een wetsuit eventueel versteld worden. Trek onder het wetsuit evt. een dun isolerend shirt en een onderbroek aan; je kunt er ook helemaal niets in aanhouden. Trek er overheen een sportbroek aan: je wetsuit wordt dan minder vuil en gaat langer mee.
3. TOERVAREN
3.1 Regels en voorschriften De regels voor het op de scheepvaartwegen zijn vastgelegd in het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) en het Rijnvaartpolitiereglement (RPR); te verkrijgen in de boekhandel en bij watersportzaken of in te zien in de bibliotheek. Hieronder volgen een aantal artikelen uit het BPR die voor kanovaarders van belang zijn (je moet je eraan houden of ze geven je een beeld van het gedrag van mede-waterweggebruikers). Naam Een hoeft niet verplicht een naam of registratienummer te voeren - toch is het verstandig om elke boot van een te voorzien omdat je dan te identiceren bent: een vreemde die je aanroept kan de naam van je boot gebruiken. Licht (Art. 3.13 lid 5 toelichting) Een vaarder dient 's nachts een gewoon wit gereed te hebben. Je hoeft het niet permanent aan te hebben, maar moet het wel gebruiken om jezelf kenbaar te maken. In principe moet het licht rondschijnend zijn, dus een zaklantaarn is niet genoeg.
Kanoën en veiligheid
Pagina 5
Noodseinen (Art. 3.46) Een in nood verkerend schip, dat hulp wil inroepen mag tonen: hetzij:overdag een vlag of ieder ander geschikt voorwerp waarmee in het rond wordt gezwaaid; en 's nachts eenseinen:ronddraaiend licht waarmee in het rond wordt gezwaaid; hetzij:vuurpijlen, lichtkogels, parachutelichten of rookbommen, dan wel vlammen; hetzij:een vlag met daarboven of daaronder een of daarop gelijkend voorwerp (bv. een emmer in de mast). Deze tekens vervangen de in artikel 4.01 lid 4 vermelde seinen of vullen deze aan. Een schip, dat medische hulp wil inroepen mag als geluidssignaal geven: vier korte stoten, gevolgd door een lange stoot. (Art. 4.01 lid 4) Een in nood verkerend schip dat hulp wil inroepen mag reeksen klokslagen of herhaalde lange stoten laten horen. Voorrang (Art 6.02 toelichting) Een klein schip dient in principe te wijken voor een groot schip. (Art. 6.03 lid 4) Indien twee schepen recht tegen elkaar insturen, moet elk van beide naar stuurboord ('rechts') uitwijken, zodat zij elkaar bakboord op bakboord voorbijdrijven. Deze bepaling is niet van toepassing tussen een klein schip en een ander schip (Art. 6.04 a) Een schip dat zich wil begeven naar een vaarwater, een haven etc., gelegen aan bakboordszijde, mag aan een op tegengestelde koers naderend schip het verlangen te kennen geven dat in afwijking van art. 6.04 lid 1, het voorbijvaren stuurboord op stuurboord geschiedt. Dit verlangen wordt kenbaar gemaakt door het tijdig geven van twee korte stoten en door het tegelijkertijd tonen aan stuurboord van een seinen:lichtblauw bord, of 's nachts een seinen:wit helder flikkerlicht. Dit artikel is niet van toepassing tussen een klein schip en een ander schip, of tussen kleine schepen onderling. (Art. 6.28 lid 3) Een sluis moet door wachtende schepen in volgorde van aankomst op de wachtplaats worden ingevaren. Een klein schip mag de sluis echter pas invaren na andere schepen. Slecht zicht (Art. 6.30) Een schip moet op de dichtsbijzijnde daarvoor geschikte plaats gaan stilliggen, wanneer in verband met de mate van beperking van het zicht, met de aanwezigheid en de bewegingen van andere schepen of met de plaatselijke omstandigheden, de vaart niet zonder gevaar kan worden voortgezet. Een schip dat de vaart voortzet moet zoveel mogelijk de zijde van het vaarwater aan stuurboord houden. Een niet op radar varend schip moet als geven: een lange stoot, minimaal 1 keer per minuut. Een niet op radar varende moet als mistsein geven: een lange stoot gevolgd door 4 korte, minimaal een keer per minuut.
Kanoën en veiligheid
Pagina 6
In bovenstaande artikelen wordt onder een 'klein schip' verstaan: een schip waarvan de lengte minder dan 20 meter bedraagt (met uitzondering van schepen voor meer dan 12 personen, veerponten, vissersboten, sleepboten of duweenheden). Als een bepaling geldt voor een 'schip', dan geldt die niet automatisch voor een 'klein schip'. De aanduiding 'sport' op verkeersborden slaat op kleine schepen. Voor sommige wateren bestaan extra reglementen. Zie hiervoor bv. de Almanak voor Watertoerisme. Het Amsterdam-Rijnkanaal en de Rotterdamse Waterweg zijn verboden voor kano's. Verboden Verboden is de gang bij: - seinen:rood/wit/rode vlag (horizontaal), seinen:rode vlaggen of rode lichten: in-, uit- of doorvaren verboden; - het ronde rode seinen:'eenrichtingsverkeer'-bord zoals we dat van de weg kennen: in-, uit- of doorvaren verboden met uitzondering van kleine schepen; - seinen:rood en groen licht tegelijk: doorvaren verboden, wordt zo dadelijk toegestaan. Het is verboden te varen: - tussen gemeerde schepen en de oever als daar geen dukdalven o.i.d staan (je wordt èrg plat tussen een vrachtschip en de kade); - tussen sleepeenheden door; - op de boeggolf van grote schepen (surfen) - als je omslaat is de kans groot dat je in de schroef gezogen wordt.
3.2 Algemene aanwijzingen
3.2.1 Grote rivieren Golven Op de rivieren moet je rekening houden met de beroepsvaart. Niet alleen kunnen vrachtschepen veel ruimte nodig hebben, maar ook veroorzaken zij flinke boeg- en hekgolven en op smalle rivieren bovendien een sterke zuiging. Behalve vrachtschepen veroorzaken ook snelle jachten hinderlijke golven. Doordat deze meestal steiler zijn dan die van vrachtschepen heb je daar meer last van. Wanneer je hoge boeggolven moet nemen moet je er niet haaks op in varen. In dat geval duikt de kano steil het golfdal in en krijgt veel water over zijn dek (stampen). Beter is het om onder een kleine hoek de golven in te varen. De afstand van golftop tot golfdal wordt dan groter en daardoor wordt de golfhelling minder steil. De bewegingen van de boot worden rustiger en je vaart droger. Je moet ook weer niet te evenwijdig aan de golf gaan varen, want dan gaat de boot om de lengterichting van de golf slingeren. Probeer de hoek te bepalen waarbij een goed kompromis wordt gevonden tussen stampen en slingeren.
Kanoën en veiligheid
Pagina 7
Koers van andere schepen Als kanoër doe je er goed aan om zoveel mogelijk buiten de vaargeul te blijven. Hierdoor blijf je tegenliggers uit de weg. Als er weinig of geen ruimte buiten de vaargeul is, hou dan zoveel mogelijk stuurboord. Bij harde vrachtschepen:dwarswind zijn lege schepen moeilijk te besturen. De wind blaast ze dwarsuit naar lij (lijzijde = kant waar de wind naar toe waait; loefzijde: kant waar de wind vandaan komt). De schipper moet schuin in de wind opsturen en daardoor zie je in dergelijke omstandigheden de schepen schuin vooruitkomen: zij varen dan niet in de richting die hun boeg aanwijst. Bij kan het achterste vaartuig van een sleep door wind en stroming ook aanzienlijk van de koers afwijken. In bochten zullen stroomafwaarts varende schepen soms de vrachtschepen:buitenbocht nemen en stroomopwaarts varende schepen de binnenbocht, omdat het water in de buitenbocht het hardst stroomt. Als ze daarvoor af moeten wijken van hun normale stuurboordkoers, geven ze geluidssignalen (zie verderop) of voeren ze een seinen:blauw bord/blauw licht; naast de stuurhut aan de kant waar ze langs gaan varen. ZZichtbaarheid Hoogliggende schepen hebben een grote vrachtschepen:'dode hoek' voor de boot. De kapitein kan niet zien wat er direkt voor de boot gebeurt: ga daar dus nooit varen. Deze afstand kan wel 200 meter bedragen ! Vaste hindernissen Tijdens tochten op kleine en grote rivieren moet je niet alleen op het water letten, maar ook op de vaste objekten: -
in- en uitlaten voor koel- en proceswater van elektrische centrales en industriële complexen; stuwen; militaire installaties en verboden gebieden; baggermolens en zandspuitinstallaties; veerponten, met name kabelpontjes (als een kabelpontje vaart verspert de kabel ongeveer de helft van het vaarwater); - havenmondingen (let op geluidssignalen van schepen die naar buiten komen of naar binnen willen).
Bij rivieren:hoog water moet je rekening houden met overspoelde oevers en kribben (de stenen dammetjes dwars op de stroomrichting, zichtbaar aan de kribbakens op de koppen). Ook op overspoelde uiterwaarden moet je letten op afrasteringen, struiken e.d. onder water. Bij een stevige stroming zijn er vaak keerwaters achter de kribben. Hier kun je gebruik van maken als je stukjes stroomopwaarts wilt varen.
3.2.2 Plassen en meren Bij het bevaren van grotere binnenwateren komen de omstandigheden al gauw overeen met die op groot water (wind, golven, afstand tot de kant). De golven kunnen daar zelfs veel vervelender
Kanoën en veiligheid
Pagina 8
zijn dan op zee, want ze zijn korter en steiler. De boot, de uitrusting en de ervaring van de kanoër dienen daar dan ook op berekend te zijn. De veiligste manier om een grote plas over te steken is konstant langs 'hoger wal' te varen, i.e. de kant waar de wind vanaf komt. Wil je een plas toch recht oversteken, dan is de snelste weg vaak via een betonde vaargeul. Blijf in dat geval ca. 20 meter buiten de vaargeul varen: daar is minder verkeer. Zie voor vaaraanwijzigen voor groot water § 1 op pagina 12.
3.2.3 Bruggen en sluizen Bij sluizen, stuwen en zijn veel variaties in signaalgeving (borden, lichten etc.), waar je als kanoër gelukkig niet zo vaak mee te maken zult krijgen. Er zijn een paar dingen die je kunt onthouden: Bij vaste bruggen zitten boven de doorvaartopeningen soms borden of lichten: - seinen:rood/wit/rood (brug): - seinen:één keer geel (brug): - seinen:twee keer geel (brug):
verboden door te varen; aanbevolen doorgang (tegenliggers mogelijk); aanbevolen doorgang (tegenliggers verboden).
Bij sluizen en beweegbare bruggen moet je onderscheid maken tussen installaties in bedrijf en buiten bedrijf. Als ze buiten bedrijf zijn zie je altijd twee lichten van een kleur boven elkaar, anders slechts één licht. Hier betekent: -
seinen:groen licht (brug): doorvaart toegestaan; seinen:rood èn groen licht (brug): doorvaart verboden, wordt zo dadelijk toegestaan; seinen:rood licht (brug): doorvaart verboden, tenzij er gele lichten boven branden (dan geldt wat hierboven vermeld is).
Vaak zijn lichten in tweevoud aanwezig: een keer aan bakboord en een keer aan stuurboord. Bij het invaren van een hebben alle andere boten voorrang, tenzij de sluismeester anders aangeeft. Bij veel grote sluizen is een aparte kleinere sluis voor de pleziervaart, die moet je dan gebruiken. Ook zijn er vaak buiten de sluis tijdelijke aanlegplaatsen (voor schepen die moeten wachten) waar zich dan telefoons o.i.d. bevinden. Klim bij twijfel even uit je boot en vraag aan de sluismeester wanneer je het beste binnen kunt varen. Probeer in de sluis bij een trap te gaan liggen, zodat je ook bij het veranderen van het waterniveau steeds houvast hebt (vooral handig als andere schepen aan het in- of uitvaren zijn). Ga niet vlak achter een motorschip liggen. Het rustigste gedeelte in een sluiskolk is bij het lage pand (d.i. de sluisdeur waarachter het laagste waterniveau staat), vooral als je omhoog geschut wordt - door de deuren aan de inlaatkant komen soms forse hoeveelheden water naar binnen. Bij kleinere sluizen kan het handig zijn voor de sluis uit te stappen, en je boot over te dragen (ga wel eerst kijken of je aan de andere kant weer in kunt stappen).
Kanoën en veiligheid
Pagina 9
3.3 Seinen, tekens en vlaggen Tijdens het varen overdag gelden de volgende vlagvoeringen voor schepen: - Een alleen varend motorschip voert geen bijzondere seinen. - Een voert een seinen:gele cilinder, evt. tussenliggende schepen voeren een vierkant bord of vlag (rood met een wit vierkant in het midden), en het achterste deel van de sleep voert een gele bol. Bij duwschepen of zijdelings aangekoppelde slepen kunnen er meer van de genoemde seinen naast elkaar staan. - Een of meer seinen:blauwe kegels betekent: vervoer seinen:gevaarlijke stoffen. - seinen:Groene en rode vlaggen, ruiten of bollen aan weerszijden van een schip geven aan dat het een stilliggend seinen:werktuig (in bedrijf) of een seinen:vastgelopen schip betreft. Als er rode èn groene tekens aanwezig zijn is er geen vrij vaarwater aan de rode kant. - Een of meer seinen:zwarte ballen naast elkaar geven aan dat het schip ligt. - seinen:Twee zwarte ballen boven elkaar worden gebruikt voor een seinen:onmanoeuvreerbaar schip. Let op wind en stroming !
Tijdens het varen 's nachts worden de volgende lichten gebruikt: - In het algemeen voert elk schip een wit toplicht en een wit heklicht, aan bakboord een rood licht en aan stuurboord een groen licht. Brede schepen hebben meerdere witte lichten naast elkaar. - Bij een sleep is hetseinen: geel heklicht van de seinen:sleper geel, elke sleep voert een of meer witte toplichten, en de laatste heeft een wit heklicht. - Een groot zeilschip kan in plaats van een wit toplicht ook rode of groene seinen:mastlichten voeren. Vaak is het een gekombineerd licht wat in verschillende richtingen een andere kleur heeft. - seinen:Blauwe lichten worden gebruikt bij vervoer van seinen:gevaarlijke stoffen. - Een seinen:vrijvarende veerpont heeft een groen wit toplicht, en standaard bakboord-, stuurboord- en heklichten. - seinen:Twee rode lichten boven elkaar geven een seinen:onmanoeuvreerbaar schip aan. - Alleen witte lichten staan op een of gemeerd schip. - Als een vaartuig meerdere seinen:groene en rode lichten aan weerszijden heeft (met evt. witte lichten erbij) dan is het een stilliggend seinen:werktuig (in bedrijf) of seinen:vastgelopen schip. Als er rode en groene lichten op staan is er geen vrije doorvaart aan de rode kant.
Geluidsseinen worden ook gebruikt. We onderscheiden drie soorten signalen: ---.
Lang signaal (4 sek.) Kort signaal (1 sek.) Zeer kort signaal (¼ sek.)
De volgende zijn de meest gebruikte officiële signalen: ---------...... - - - - ------- ----
Kanoën en veiligheid
seinen:'Attentie' seinen:'Ik ga stuurboord' seinen:'Ik ga bakboord' seinen:'Ik ga achteruit' seinen:'Ik kan niet manoeuvreren' seinen:'Gevaar voor aanvaring' Verzoek om seinen:medische hulp (herhaald) seinen:Noodsein (met klok: 2x 2x 2x ..)
Pagina 10
- ----
(herhaald) seinen:'Blijf weg'
Bij slecht zicht (mist, slagregens): ------- - - - -
Algemeen sein (min. 1x per minuut) seinen:Varende pont bij mist
3.4 Mist De radionieuwsdienst gebruikt bij mist de volgende begrippen: 'zeer dicht' 'dicht' 'matig' 'licht' 'nevel'
0 - 60 meter zicht 60 - 200 meter zicht 200 - 500 meter zicht 500 - 1000 meter zicht 1000 - 2000 meter zicht
Bij dichte en zeer dichte mist moet je alle scheepvaartverkeer mijden: vaar alleen op kleine waters. Ook bij matige mist moet je nog uitkijken; bij het oversteken van vaarwaters bijvoorbeeld eerst luisteren en dan snel loodrecht oversteken. Het is heel moeilijk om bij mist afstanden en richtingen van geluiden te schatten. Als je geen herkenningspunten op de wal hebt en geen kompas lukt het niet om rechtuit te varen.
3.5 Botulisme Botulisme is een vorm van voedselvergiftiging die veroorzaakt wordt door de bakterie Clostridium Botulinum. Deze bakterie produceert onder 'gunstige omstandigheden' een gif dat bij besmette dieren (mensen) verlammingsverschijnselen veroorzaakt. Uiteindelijk worden de ademhalingsspieren aangetast waarna het dier door verstikking sterft. De bakterie die botulisme veroorzaakt kan zich alleen onder bepaalde omstandigheden vermenigvuldigen: - een eiwitrijk milieu (dode vogels of vissen, vooral als deze in/aan water liggen); - een temperatuur van van 20° C of meer (bijvoorbee ld in ondiep, stilstaand water). Er zijn verschillende soorten botulisme, die worden aangeduid met de letters A t/m G. De typen A, B, E en F zijn gevaarlijk voor mensen, maar komen gelukkig zelden voor. Het type C komt in Nederland het meeste voor en tast alleen vogels en vissen aan. Als een met botulisme besmet dood dier lang blijft liggen kan hieruit ook het voor de mens gevaarlijke type B of E ontstaan. Hoewel type C niet direkt gevaarlijk is, is het toch aan te raden om voorzichtig te zijn met zwemmen en kanoën in water waarin dode dieren liggen. Botulisme verspreidt zich snel door besmette dode dieren. Nieuwe slachtoffers krijgen botulisme door het eten van weefseldeeltjes van (of vliegenlarven afkomstig uit) dode dieren. Het gif wordt ook wel rechtstreeks uit de bodem opgenomen samen met het bodemvoer.
Kanoën en veiligheid
Pagina 11
Zieke (water-)vogels herken je aan verlammingsverschijnselen aan kop, nek, vleugels of poten. Als je in de omgeving dan ook nog dode vogels of vissen ziet liggen na een langdurige warmteperiode, is er duidelijk iets mis. Waarschuw dan in ieder geval zo snel mogelijk de gemeente. Deze weet hoe de dode dieren op de juiste manier onderzocht en vernietigd moeten worden. Zieke dieren kun je eventueel naar een vogelasiel brengen. Pak de dieren dan niet met blote handen op, maar doe bijvoorbeeld een plastic zak om je handen. Geef dode dieren nooit met de vuilnisman mee en begraaf ze ook niet.
4. ZEEKANO - VAREN OP GROOT WATER
4.1 Algemene aanwijzingen Twee absolute geboden bij het zeekanoën zijn: - nooit alleen varen - zorg altijd voor één of meer ervaren mensen bij een groep; - de tocht voorbereiden. Deze zeekanoën:tochtvoorbereiding houdt in dat je van tevoren een kompleet vaarschema maakt, rekening houdend met wind en getijdenstromingen (hoe snel varen we onder die omstandigheden, hoever moeten we, hoeveel tijd houden we reserve, etc.). Ook alternatieve routes moeten voorbereid worden (plotseling opstekende wind, iemand raakt uitgeput of wordt zeeziek, het schema wordt niet gehaald, etc.). Het mag niet te krap in elkaar zitten: er moet altijd tijd over zijn om te rusten of problemen op te lossen. Nooit moet een schema je dwingen om bij slecht weer of bij ongunstige stromingen te varen. Er komt heel wat kijken bij het plannen van een tocht, en het valt buiten het bestek van dit boekje om daar diep op in te gaan. Volg daarvoor een navigatiekursus, en laat je door ervaren kanoërs instrueren. We zullen hier een paar aspekten noemen die bij het varen en bij de planning overwogen kunnen worden. Wind Bij sterke Zeekanoën:wind is het verstandig om tijdens laagwater moeilijke plaatsen te passeren. De golven zijn dan vaak minder hoog en het is gemakkelijker om geulen te herkennen. Als wind en stroom tegengesteld zijn, kunnen in bepaalde gebieden onplezierige (steile en onregelmatige) golven optreden. Soms staan dergelijke gebieden zelfs op de kaart aangegeven: in dat geval is het beter daar uit de buurt te blijven. Branding De golven in de Zeekanoën:branding komen in een zekere regelmaat. Dit betekent dat je de grootste golven kunt vermijden als je de tijd neemt om de branding te bekijken. Als je door een forse branding moet om aan land te komen bestaat het gevaar dat je boot over de kop gaat omdat de golven te steil zijn of omdat de voorpunt van de boot in het zand komt. Als dat
Kanoën en veiligheid
Pagina 12
gebeurt moet je voorover op je dek gaan liggen met je hoofd en peddel aan een kant naast de boot om te voorkomen dat je met je hoofd op de zandbodem komt - dat is meteen een makkelijke uitgangspositie om te eskimoteren. Het verdient voor zeekanoërs aanbeveling om regelmatig te gaan brandingvaren: dat is een uitstekende oefening van je vaardigheden. Je kunt iets makkelijker aanlanden als je zorgt dat je boot niet mee gaat surfen op de brekers; eventueel kun je ook achterwaarts aanlanden zodat je je snelheid heel klein kunt maken. Dat is bijvoorbeeld erg veilig voor je boot als je op een harde kust (stenen, basaltblokken) moet landen. Scheepvaart Blijf uit de buurt van Zeekanoën:scheepvaartroutes. Zeeschepen hebben een hoge snelheid, een grote remweg en een grote dode hoek. Een schip dat 20 km/h vaart is zó bij je (in 3 minuten een kilometer dichterbij). Soms is het onmogelijk om een scheepvaartroute te vermijden; steek dan zo snel mogelijk en haaks over en houd de groep kano's dicht bij elkaar. Voor sommige vaarwegen bestaan aanvullende reglementen; zij zijn te vinden in deel 2 van het Binnenvaartpolitiereglement (BPR). Omslaan Als je op zee of op groot water omslaat is het erg handig als je kunt eskimoteren. Lukt dat niet dan kun je altijd nog met hulp van anderen weer in je boot komen (X-redding, H-redding etc.). Het is een noodzaak dat je minstens een van de twee technieken beheerst. Lukt het om een of andere reden niet om in je boot terug te komen dan moet je in ieder geval zo snel mogelijk uit het water zien te komen. Als de wal dichtbij is kun je daar naar toe zwemmen. Bedenk wel dat je op groot water de afstanden snel onderschat. Zoek een zwemtempo en -houding die je lang vol kunt houden en waarbij je het minste last van golven hebt; het heeft geen zin om als een bezetene te gaan zwemmen. Het is handig als iemand meevaart terwijl de anderen zich om je boot bekommeren; je kunt je eventueel ook laten slepen. Is de wal ver of het water koud, klim dan bij iemand op het achterdek om onderkoeling tegen te gaan (zie § 1 op pagina 23). Je lichaam staat veel meer warmte af aan water dan aan lucht van dezelfde temperatuur, en dat verschil wordt alleen maar groter naarmate je een beetje opdroogt. Ben je alleen (bv. op een wat grotere plas) hou dan altijd je boot bij je. Een drijvende kano zal sneller opgemerkt worden dan je hoofd, en je hebt er drijfvermogen aan. Als je boot veel drijfvermogen heeft kun je eventueel proberen op je boot te gaan liggen (let op dat je hem dan niet voller laat lopen). Kustwacht Bij grotere tochten is het beslist niet kinderachtig om havenautoriteiten, Zeekanoën:kustwacht of strandwacht in te lichten over het vaarplan, met vermelding van de route en de tijd dat je verwacht terug te zijn (dan na afloop wel even afmelden natuurlijk). Zij stellen dit altijd erg op prijs. Vaargedrag Zorg dat de onderlinge afstanden niet te groot worden: je moet elkaar altijd kunnen horen.
Kanoën en veiligheid
Pagina 13
Iedereen moet regelmatig om zich heen kijken: -
Is iedereen er nog ? Hoe groot zijn de onderlinge afstanden ? Wordt er iemand erg moe ? Hoe ziet het weer eruit ? Is er ander scheepvaartverkeer ? Is het volgende herkenningspunt al in zicht ?
4.2 Uitrusting Een kano voor groot water moet een goede koersstabiliteit hebben. Je moet immers vaak lang dezelfde koers aanhouden en het kost veel te veel energie als je boot steeds met de golven mee rolt. Een aan- of ingebouwde scheg en/of roertje zijn erg prettig, zeker als je op de golven gaat surfen. Bij het zeekanoën moet je in ieder geval bij je hebben: Deklijnen op de boot Aan een boot zonder Zeekano:deklijnen heb je geen houvast, zeker niet als je handen koud zijn. Bij reddingsoperaties zijn deklijnen onmisbaar, maar ook kun je de boten eraan vasthouden als je een vlotje maakt voor de koffie, of je kunt je boot aan een steiger vastleggen. Op je voordek kun je je peddelklem eraan vastmaken en kun je elastieken spannen om je kaart onder te doen. Zorg dat deklijnen niet te slap staan, zodat je bij een eskimorol er nooit achter blijft hangen. Om die reden is het ook het beste geen deklijnen langs de kuiprand te laten lopen. Sleeplijn Het kan nodig zijn dat iemand gesleept moet worden: - Iemand kan uitgeput raken door slechte weersomstandigheden. - Iemand krijgt kramp of wordt zeeziek. - Iemand wordt zo angstig dat hij zijn evenwicht niet meer kan handhaven. Een ander moet hem dan vasthouden, en beiden moeten gesleept worden. Een sleeplijn moet ongeveer 10 meter lang zijn (de boten mogen niet te dicht bij elkaar komen) en het is handig als een paar meter ervan van elastiek is (anders rukt de gesleepte boot wel erg hard aan je). Een sleeplijn kan aan de boot vastzitten (span hem langs de boot en zet hem met een musketonhaak vast), of je kunt hem om je middel dragen in een houder met een brede band (nooit een touw om je middel snoeren). Dat laatste heeft een voor- en een nadeel: enerzijds is het het beste aangrijpingspunt om te slepen (de kano van de sleper wordt zo minimaal naar links en rechts geslingerd), maar anderzijds zou hij er zelf last van kunnen hebben als hij moet eskimoteren. Ook als er bagage op het achterdek ligt kan bevestiging aan de achterpunt handiger zijn. Pomp, spons, hoosvat Een Zeekano:pomp is natuurlijk het handigst om je boot leeg te maken als je bent gaan zwemmen (en tegen lekwater), maar ook een hoosvat en een spons kunnen goede diensten bewijzen. Zorg dat je altijd andermans boot leeg kunt maken; de aanvoerslang van je pomp kun
Kanoën en veiligheid
Pagina 14
je bijvoorbeeld tot achter je zitje leggen waardoor hij lang genoeg is om hem ook in een andere kuip te hangen. Kaart, kompas, horloge Iedere vaarder moet een kompas en een kopie van de Zeekano:kaart hebben; iedereen moet ook de route vooraf kennen (de avond tevoren gezamenlijk de route uitzetten is een van de beste manieren om de planning onder de knie te krijgen). Als de groep dan uit elkaar valt weet tenminste iedereen wat hem te doen staat. Laat mensen onderweg om de beurt eens de koers bijhouden; dit is zeker voor beginners nodig om te leren een bewegend kompas af te lezen. Vergelijk tijdens het begin van een tocht eens de aflezing van de kompassen (of de interpretatie daarvan door de vaarders). Waterdichte horloges (meer dan één) zijn uiteraard ook nodig. Reservepeddel Een of twee Zeekano:reservepeddels moeten altijd aanwezig zijn. Dit zijn altijd deelbare peddels, zodat ze op het achterdek geklemd kunnen worden. Fakkels, vuurpijlen Zeekano:Lichtseinen en fakkels moeten altijd makkelijk te pakken zijn. Vervoer ze in de zakken van je zwemvest of op je dek; liever niet in je kuip en zeker niet in een compartiment. Zorg dat de vervaldatum niet verlopen is (je geeft elk jaar weer voor niets geld uit aan nieuwe seinen, maar dat is beter dan dat ze het niet doen) en houd er rekening mee dat ze in het algemeen niet goed tegen water kunnen: als je er twee plastic zakjes omheen sealt kun je deze gewoon kapottrekken. Ook kun je ze bewaren in kokers met schroefdop, die je bijvoorbeeld van plastic pijp gemaakt hebt. Als je vuurpijlen moet gebruiken, steek er dan eerst twee af met een tussentijd van enkele minuten, en wacht dan steeds een kwartier met de volgende. Gebruik handfakkels als je een schip ziet opdoemen of als je vanaf de wal zichtbaar bent. Lichtkogels hebben de voorkeur, omdat ze lang blijven hangen (soms uitgevoerd als vuurpijl, soms als lichtkogelpistool). Overige materialen: - Een scheidsrechtersfluitje kan handig zijn voor niet te grote afstanden, maar vooral tegen de wind in komt het geluid niet erg ver. - Er zijn zendertjes te koop die een signaal op de internationale noodfrekwenties uitzenden. Kleding, zwemvest, 'rescue bag' Een zwemvest is uiteraard verplicht. Verder moet je je warm genoeg en winddicht aankleden 'een beetje fris' wordt na een paar uur erg koud. Een 'rescue bag' is een grote (oranje) plastic zak waar iemand in kan kruipen als onderkoeling dreigt - evt. zelfs in het water als je niet gaat zwemmen. Ook als rode vlag is hij goed bruikbaar (zowel op het land als liggend in het water): laat hem door de wind opbollen.
Kanoën en veiligheid
Pagina 15
's Zomers kan het erg warm worden in de boot. Als er weinig deining is kun je je zwemvest wel uittrekken, maar houd het onder handbereik; klem het bijvoorbeeld onder je deklijnen. Als de zon fel schijnt zijn zonnebrand (je nek!) en een zonnebril en hoofddeksel (tegen zonnesteek) verplicht. Als dat laatste ook nog een felle kleur heeft, val je goed op. Reparatiemateriaal Afhankelijk van de spullen die je bij je hebt en de lengte van de tocht kun je het volgende meenemen om je materiaal te repareren: -
Rol watervaste tape (bv. hittebestendige tape). Fietsplakkers en solutie (luchtzak, zwemvest etc.). Ook evt. andere lijm/doek kombinaties. Dun nylontouw en ijzerdraad. Watervaste lucifers of aansteker. Naald en draad. Zakmes met schaartje. Polyester, stukje dioleenmat, afgezaagd wegwerpkwastje en harder.
Er is ook materiaal in de handel waar dakgoten provisorisch mee gedicht worden (met lijm geïmpregneerde stof). Je kunt hiervan stukjes in plastic gewikkeld in de zak van je zwemvest meenemen, zodat je al varend een kraak in de boot van een ander kunt afplakken. Dit kan handig zijn in rotsachtige gebieden. EHBO-materiaal Uiteraard neem je het gebruikelijke materiaal mee: verband, pleisters, jodium (niet in glas, of het glazen buisje weer stootvast in een lekdicht kunststof potje doen), schaartje, pincet, en wat er verder zoal in een -doos zit. Ook kunnen nodig zijn: -
Reisziekte-pillen (zeeziekte). Zalf tegen steken van bijen of kwallen. Brandzalf. Kleingeld voor het gebruik van een telefoon. Inpakken
Probeer zware dingen dicht bij de kuip in te pakken: de kano blijft dan beter wendbaar. Verder moet alles wat je op je dek of in je kuip meeneemt geborgd zijn: ook een dekluik, uitneembaar pomphandvat, kaart in plastic etc. moeten met kleine lijntjes aan je deklijnen bevestigd worden. Gebruik musketonhaken voor de spullen die makkelijk los moeten kunnen. Pak altijd alles minstens dubbel in: geen enkele verpakking is, zeker op de lange duur, echt waterdicht. Als je je pakjes klein houdt is het in- en uitpakken makkelijk en is de schade bij verlies of lekraken van een verpakking beperkt. Neem op meerdaagse tochten reserve verpakkingsmateriaal mee. Onderhoud Zout en zand zorgen voor snelle slijtage van al je materialen. Maak daarom alles na afloop schoon met veel zoet water.
Kanoën en veiligheid
Pagina 16
Brandingvaren Wie alleen bij het strand gaat brandingvaren heeft weinig speciale uitrusting nodig: zwemvest en helmpje (zand en schelpen zijn hard). Als er een werplijn of sleeplijn bij de hand is, kan dat soms handig zijn. Het weerbericht en de stromingen moet je echter wel kennen. Brandingvaren is vaak een koude aangelegenheid: een wetsuit is dan ook aan te bevelen. Als je met je boot naar de kant terug moet zwemmen, zorg dan dat de boot vóór je uitdrijft (anders zet een golf de boot in je nek). Hou hem bij voorkeur vast aan een toggle en niet aan een deklijn, dan komt je hand niet klem te zitten als de boot ronddraait. Gebruik liever wildwaterboten dan poloboten, omdat die laatste geen toggle hebben.
5. WILDWATERVAREN
5.1 Algemene aanwijzingen De twee belangrijkste regels bij het wildwatervaren zijn: - nooit alleen varen; - de route vooraf bekijken. Dat laatste is beslist geen overbodige moeite, omdat op wildwater zeer snelle wijzigingen in de omstandigheden mogelijk zijn (omgevallen bomen, veranderde waterstand etc.). Het is goed om regelmatig even uit te stappen om te kijken wat er aan komt. Dit dient zeker bij een stuw of stroomversnelling te gebeuren om te kijken of deze bevaarbaar is. Als er verrassende veranderingen op of langs het water opgetreden zijn (in vergelijking met de kaart of de gids die je gebruikt) geef dit dan door aan de NKB of aan de samenstellers van de kaart/gids. Je bewijst er andere vaarders een dienst mee. Voor het wildwatervaren geldt net als voor het zeekanoën dat er talloze aspekten aan vast zitten, die buiten het bestek van dit boekje vallen. Het belangrijkste daarvan is wel het leren 'lezen' van het water: hoe kun je uit de bewegingen van het water informatie afleiden over diepte en obstakels, en welke route volg je dan ? Dit kun je alleen in de praktijk leren. Een paar punten worden hier toegelicht, met name de eisen die aan de uitrusting gesteld worden. Vaargedrag Ook bij het wildwatervaren moet je een paar afspraken maken, bv. dat de kanoërs niet te dicht op elkaar varen, maar elkaar wel in het zicht houden (iedereen moet dus in de gaten houden dat hij zijn 'achtervolger' blijft zien). Verder is het verstandig als er één ervaren persoon altijd de voorste vaarder is, en een andere ervaren persoon de achterste.
Kanoën en veiligheid
Pagina 17
Het is nuttig tekens af te spreken om elkaar te waarschuwen. Het bekendste voorbeeld daarvan is bijvoorbeeld de peddel horizontaal boven het hoofd om aan te geven dat men moet stoppen (het keerwater in moet). De voorste vaarder zal dit gebruiken als hij de vaarders wil verzamelen, of als hij een moeilijke passage eerst wil gaan bekijken). Hoog water Denk erom dat de gegevens in riviergidsen altijd betrekking hebben op normale waterstanden: beschrijvingen kunnen dan ook niet meer dan een leidraad zijn. Als een beek of rivier wildwatervaren:hoog water voert, ziet die er heel anders uit. Je moet dan letten op: -
onderspoelde oevers; overspoelde stenen of muurresten (vaak te zien aan de golven); dwarsliggende of drijvende bomen; draden, vlonders en bruggen over het water (die nu dus lager zijn); draden over het water, waaronder ook prikkeldraad! Omslaan
Bij het is het aanleren van enkele extra peddeltechnieken sterk aan te bevelen; je kunt daarmee wat adekwater reageren op de obstakels die je tegenkomt. Ook kunnen eskimoteren is bijna een noodzaak om te voorkomen dat je steeds je boot uit moet. Als het eskimoteren niet lukt, probeer dan in eerste instantie om een 'puntje' van een ander te krijgen. Lukt dat niet (het water is te wild, de anderen zijn te ver weg of te onervaren) dan zul je moeten zwemmen; probeer met je boot in een keerwater te komen waar je uit het water kunt klimmen. Als er erg veel obstakels zijn kun je beter meteen gaan zwemmen: een ander kan toch niet bij je in de buurt komen en je wilt liever niet ergens klem komen te zitten terwijl je nog in je boot hangt. Zorg er bij het zwemmen voor dat je boot voor je uitdrijft, en hou je peddel vast. Kom je bij het omslaan in een wildwatervaren:draaikolk of stopgolf dan is het mogelijk dat je er niet uitkomt, omdat je steeds rondgedraaid wordt. Je moet dan niet proberen om aan de oppervlakte te blijven en van daaruit weg te zwemmen. Gemakkelijker is het om onder water met de stroom mee weg te zwemmen (je moet dan evt. wel eerst je zwemvest uittrekken). Kom je plotseling voor wildwatervaren:barrières van drijfhout of omgevallen bomen en kan je niet meer op tijd de oever bereiken, draai dan je boot bij en kruip op de hindernis. Je moet voorkomen dat je juist hier omslaat omdat er onder water ook takken en hout zitten waar je in verward zou kunnen raken. Markeringen Er is niet echt een uniform systeem van wildwatervaren:markeringen gangbaar langs het vaarwater, de meeste beken en riviertjes hebben zelfs geen markeringen. Als er al eens een bord staat, is de uitleg ervan wel duidelijk.
5.2 Uitrusting Iedere wildwatervaarder moet uiteraard een helm en een zwemvest dragen; zie hiervoor § 1 op pagina 3. Sommige ('expeditie') zwemvesten hebben een ring aan de achterzijde waar je een lijn aan kunt bevestigen als je iemand uit het water wilt sleuren (bv. iemand die klem zit of bewusteloos is).
Kanoën en veiligheid
Pagina 18
Verder moet elke groep vaarders een werplijn en een EHBO-uitrusting (zie § 2 op pagina 12) bij zich hebben. Bij langere tochten is een reparatiesetje ook erg handig (zie § 3 op pagina 12). Bij moeilijke passages is het nuttig om achter zo'n passage een paar mensen met een werplijn op de kant klaar te zetten.
Voor de wildwatervaren:kleding geldt hetgeen al eerder vermeld is. Wildwatervaarders zullen vaker in koude seizoenen varen (dan is er meer water), zodat een laagje extra nodig is. Een anorak met goede manchetten is dan onmisbaar. Het is moeilijk om iets te doen tegen koude handen, omdat handschoentjes toch meteen nat worden, of omdat ze het peddelen lastiger maken. Eventueel kun je bij het varen met blote handen de rug van je handen invetten met vaseline (niet de palm, want dan glijdt je peddel uit je handen).
6. KANOPOLO Essentiële bescherming bij kanopolo vormt de deze moet ook voorhoofd, slapen en kin goed beschermen. Dat kan door er een gezichtsrooster bij te gebruiken (in de Nederlandse reglementen is dat zelfs verplicht). Zorg voor voldoende schuim'bumpers' op (de voorkant van) je boot. In de (wedstrijd-)eisen die aan het materiaal en het spel gesteld worden is al rekening gehouden met diverse veiligheidsaspekten. Zo mag je bijvoorbeeld niet haaks op iemand invaren, en je peddel mag niet bij iemands hand in de buurt komen (bv: als iemand naar een bal grijpt, mag een ander niet met een peddel proberen de bal te pakken).
7. WEDSTRIJDVAREN Een medische verklaring voor sportgeschiktheid is een voorwaarde voor toelating tot de wedstrijdsport. De sportkeuring heet tegenwoordig PSMO (Preventief Sport Medisch Onderzoek). Er wordt niet meer goed- of afgekeurd, maar er wordt een zgn. sporttak-gericht advies gegeven, dat de sporter naar eigen verantwoording kan opvolgen. De NKB eist van wedstrijdvaarders echter een 'goedkeuring'. De gang van zaken bij een PSMO is als volgt (voor 18-40 jarigen): je moet een vragenlijst invullen, aan de hand waarvan je ingedeeld wordt in een van de drie kategorieën 'geen', 'lichte' of 'ernstige' sportrelevante afwijkingen. De eerste kategorie krijgt schriftelijk bericht met evt. een algemeen advies. De tweede kategorie krijgt bericht dat een nader onderzoek aanbevolen is. De derde kategorie krijgt te horen dat een onderzoek noodzakelijk is, maar je bent ook hier weer zelf verantwoordelijk voor het al of niet opvolgen van het advies. De NKB wordt ook van het advies in kennis gesteld, maar krijgt geen inzage in de aard van de afwijking.
Kanoën en veiligheid
Pagina 19
Het onderzoek bestaat uit een bespreking van de vragenlijst, een iometrisch onderzoek (lengte, gewicht, bloeddruk, longfunktie, ogentest en urine-onderzoek), en een gericht lichamelijk onderzoek aan de hand van de afwijkingen.
Voor het geldt net als voor andere wedstrijdsporten dat een warming-up vooraf en een coolingdown na afloop van belang zijn voor het voorkomen van blessures. Trainingen gaan ook 's winters door: hou er rekening mee dat het water dan erg koud is, en trek een zwemvest aan (is ook een stuk warmer). Je moet op plassen dan langs de kant varen.
8. GEHANDICAPTEN Er zijn kano's in de handel die speciaal voor lichamelijk gehandicapten ontworpen zijn (grote kuip, lijnen, handgrepen, luchtkamers, rugsteun etc.). Vaak zal echter een gewone kano (evt. met kleine aanpassingen) ook al geschikt zijn: iemand die gehandicapt is weet zelf wel wat hij kan en niet kan. De volgende eigenschappen van de boot kunnen van belang zijn: - Grootte van de kuip: kan iemand er goed in- en uitstappen ? Dat is vooral belangrijk als mensen hun benen niet kunnen intrekken of buigen. - Zitruimte: je mag niet klem raken met heupen, benen of voeten. Dat is vooral belangrijk als de vaarder dit klem zitten niet kan voelen. Een hoog voordek kan handig zijn. - Afwerking binnenzijde: bij iemand die dat niet voelt kunnen ruwe randen en polyestervezels voor verwondingen zorgen. Het is altijd een goede zaak als de binnenkant van een boot goed afgewerkt is: let daarbij vooral op naden, hoeken en verbindingspunten. - Stabiliteit: mensen die hun romp of benen minder kunnen bewegen hebben wat meer problemen met de stabiliteit van een boot. Als mensen scheef zitten als gevolg van hun handicap, korrigeer de boot dan eventueel met een gewicht naast het zitje. - Zitstabiliteit: kan de vaarder goed blijven zitten (glijdt hij bijvoorbeeld niet opzij of naar voren weg) ? Eenvoudige hulpmiddelen kunnen zijn: een ruw matje op het zitje, een kussentje, of een rugsteun. Zorg ervoor dat de vaarder niet te hoog zit, omdat dat het evenwicht niet ten goede komt. Mensen die zelf niet kunnen varen (bv. blinden) kunnen mee in een meerpersoonsboot.
9. TRANSPORT
9.1 Per fiets Als je de kano met een aanhangwagentje achter de fiets wilt vervoeren mag dit (met lading) max. 1½ meter breed zijn. Verder moet de rem vastgezet kunnen worden, of moet je op een andere manier fiets en aanhanger op de rem kunnen zetten.
Kanoën en veiligheid
Pagina 20
De voorschriften voor verlichting, achterspatborden, reflektoren e.d. zijn vastgelegd in artikel 84 e.v. van het Wegenverkeersreglement (in te zien in bibliotheek of bij de politie).
9.2 Per trailer De voorschriften m.b.t. afmetingen, verlichting, belading en inrichting van trailers kun je vinden in de artikelen 65, 67, 72, 77 en 78 van het Wegenverkeersreglement. Een paar opmerkingen: - Op autowegen met drie of meer rijstroken mogen bestuurders van kombinaties van 7 meter of langer slechts de twee meest rechtsgelegen rijstroken gebruiken (niet bij voorsorteren). - De maximumsnelheid voor een auto met aanhanger is 80 km/h op alle snelwegen. Deze snelheid geldt ook in de ons omringende landen (zie de borden bij de douane-overgangen). - Indien de aanhanger het zicht van de achteruitkijkspiegel belemmert, is een tweede zijspiegel op de auto verplicht. - Denk om tunneltjes en laaghangende boomtakken als de trailer hoger is dan de auto. - Zorg dat de trailer met een slot vastzit aan de auto - dat voorkomt diefstal.
9.3 Per imperiaal Bij vervoer met behulp van een imperiaal moet je op het volgende letten: - Gebruik een stevige imperiaal met brede poten (dat is meestal het zwakke punt). - Vóór mogen de kano's niet buiten de auto uitsteken, opzij 0.2 meter en achter hooguit 2/3 maal de lengte van de wielbasis (d.i. de afstand tussen voor- en achteras van de auto). - De toegestane dakbelasting mag niet overschreden worden, evenals de druk op de assen en het totaalgewicht (zie het kentekenbewijs). Voor een auto uit de middenklasse kun je ongeveer 40-50 kilo op het dak vervoeren. - Bind de kano's vast met brede riemen. Gebruik geen elastieken. - Een canadees moet op z'n kop vervoerd worden. - De voor- en achterpunten van de kano's moeten aan de bumpersteunen vastgebonden worden (niet aan de bumpers zelf). Als er meerdere boten naast elkaar liggen, moeten hun punten ook aan elkaar gebonden worden. Hierdoor kunnen de boten niet verschuiven bij remmen of snel optrekken. - Denk om tunneltjes en laaghangende boomtakken. - Om het benzineverbruik van de auto te verminderen is het het beste de kano's op hun kant (in beugels) te bevestigen, met een dekzeiltje over de kuiprand. - Vervoer niets in de kano's om verlies en beschadiging te voorkomen. - Om diefstal te voorkomen kun je bij boten met een vast zitje een kabel achter het zitje langs halen. - Een imperiaal met een vertikaal 'paaltje' kan handig zijn bij vervoer van wildwater- en poloboten. Je moet er op letten dat het rijgedrag van de auto door de dakbelasting geheel verandert. De remweg wordt langer, de zijwindgevoeligheid groter, en de wegligging verandert.
Kanoën en veiligheid
Pagina 21
9.4 Algemeen Tijdens het vervoer op het dak of in een aanhangwagen is de kano gedekt door de WAverzekering van de auto. Kontroleer spanbanden, ophangriemen en touwen regelmatig op defekten. Doe dit in ieder geval na 10 à 20 kilometer, en kijk bij lange ritten ook in een rustpauze de boten eens na. Het gebeurt nog wel eens dat ze schuiner of dieper wegzakken in hun steunen waardoor de boot zou kunnen beschadigen. Maak altijd alles dubbel vast: twee spanbanden of touwen op dezelfde plaats over de boten, onafhankelijk van elkaar. In het buitenland gelden in het algemeen andere voorschriften m.b.t. de belading en afmetingen. Een verkeersbureau kan je meestal aan de informatie helpen. Ook veerdiensten hanteren verschillende regels of tarieven afhankelijk van de belading (afmetingen). Je moet naar het buitenland meestal een identiteitsbewijs en eigendomsbewijs van een trailer mee te nemen, alsmede de eigendomsbewijzen van de kano's. Dat laatste is vooral handig als de boten er nog nieuw uitzien. Neem eventueel kopieën mee.
10. REPARATIES Bij het werken met polyester moet je uitkijken voor glasvezels en polyesterstof. De vezels gaan in je huid zitten, maar die verlies je vanzelf weer - sommige mensen kunnen er echter slecht tegen. Veel belangrijker is het dat het stof en de vezels niet in je longen en je ogen komen. Probeer altijd buiten te schuren en te slijpen en ga boven de wind staan; zorg ook dat anderen niet in het stof staan. Aarzel niet om een veiligheidsbril en een stofkapje te gebruiken. Vloeibare polyester kan soms ook allergische reakties veroorzaken. Gebruik eventueel wegwerphandschoentjes; je kunt dan ook schoner werken. Kijk uit dat je met het werken met een kwastje geen spettertjes in je ogen krijgt. Het verwijderen van natte polyester doe je met aceton: een agressief en hoogst brandbaar goedje. Ook hier geldt dat buiten werken het best is - zorg anders voor ruime ventilatie. Kijk uit voor rokers en voor waakvlammen. Laat een fles met aceton niet open staan (al was het maar omdat de helft dan nutteloos verdampt). Sommige soorten plastic en lak kunnen niet tegen polyester of aceton: probeer altijd eerst of nieuwe materialen niet aangetast worden. Krijg je iets in je ogen of je mond, dan is spoelen met veel water altijd veilig. Zorg dat er geen kleine (nieuwsgierige) kinderen bij hars, oplosmiddelen en glasvezelmat kunnen komen. Als iemand per ongeluk aggressieve middelen inslikt, ga dan onmiddellijk naar het ziekenhuis of waarschuw een ambulance. Hang een 'gifwijzer' aan de muur op een plaats waar vaak met aggressieve stoffen gewerkt wordt, plus het telefoonnummer van een dokter.
Kanoën en veiligheid
Pagina 22
Veel doe-het-zelf materialen vallen na gebruik in de categorie 'chemisch afval': probeer het gebruik ervan te beperken en zorg dat ze niet bij het gewone huisvuil belanden.
11. EHBO Enige kennis van EHBO is niet alleen bij kanovaren aan te bevelen; in feite zou iedereen er het een en ander van af moeten weten. Gelukkig worden er op veel plaatsen tegen geringe vergoeding kursussen gegeven: de beste manier om te leren wat 'reddend zwemmen', 'reanimatie' etc. inhoudt, is het volgen van zo'n kursus.
11.1 Onderkoeling We spreken van onderkoeling (hypothermie) als het centrale deel van het lichaam (romp en hersenen) een lagere temperatuur krijgt dan de normale 37° C. Als het lichaam veel warmte verliest, koelen de buitenste delen (armen, benen, huid) het snelst af; het lichaam probeert het centrale deel zolang mogelijk op temperatuur te houden. Als dat niet meer lukt begint er schade op te treden, o.a. doordat de doorbloeding afneemt waardoor onvoldoende zuurstof wordt aangevoerd en afvalstoffen slecht worden afgevoerd. Symptomen die op onderkoeling kunnen wijzen zijn: -
een algeheel verstijfd gevoel; rillingen (die bij verdere afkoeling zelfs stoppen); moeite met praten; moeite met zien; verminderde coördinatie van bewegingen; verward spreken; soms niet in staat zijn om eenvoudige vragen te beantwoorden; verminderd oordeelsvermogen ("Nee hoor, het gaat nog wel"); - paarsblauw gezicht en lippen; - slaperig of apathisch gedrag.
Het grootste gevaar voor onderkoeling bestaat als iemand in het water ligt: de afgifte van warmte aan water gaat véél sneller dan aan lucht. Iemand die niet meer in zijn boot kan komen en die naar de kant geholpen moet worden, kan dan ook het beste óp andermans kano gaan liggen. De snelheid waarmee iemand onderkoeld kan raken hangt van veel faktoren af: - de watertemperatuur; - de kleding; - de hoeveelheid lichaamsvet. Ook maakt het veel uit of iemand in beweging is: als je zwemt verlies je veel warmte via bv. je oksels, je keel en je lies. Het extra warmteverlies door beweging is groter dan de extra warmteproduktie door inspanning. Bovendien zal het laagje water tussen de kleding, wat warmer geworden is en een enigszins isolerende werking had, wegspoelen en worden vervangen door kouder water.
Kanoën en veiligheid
Pagina 23
Als je in het water zolang mogelijk warm wilt blijven, moet je je knieën tegen je zwemvest optrekken en er je armen omheen slaan. Evt. hoef je je hoofd niet konstant boven water te houden.
Het is moeilijk om getallen te geven over de tijd die men het uit kan houden in koud water, omdat er zoveel faktoren meespelen. Dat varieert ruwweg van enkele dagen in water van 20° C (met kleding aan), tot 10 minuten in water van 5° C (zon der kleding aan).
Wat te doen als iemand onderkoeld raakt ? Als iemand onderkoeld dreigt te raken moet je altijd alarm slaan (ambulance bellen als je aan land kunt komen, vuurpijl afschieten op zee). Ook als de situatie 'gered' is, moet de persoon die onderkoeld was nog naar een dokter of het ziekenhuis. Kun je de patiënt niet snel in het ziekenhuis krijgen, dan moet je het volgende doen: - Haal het slachtoffer zo snel mogelijk het water uit. Doe dat horizontaal: als je iemand uit het water hijst moet het hart harder gaan werken omdat de opwaartse kracht van het water wegvalt. Dit effekt is het grootst in vertikale positie en bij een onderkoeld persoon kan het hart deze extra belasting mogelijk niet aan (hartstilstand). Is het moeilijk om iemand horizontaal uit het water te halen, hijs hem dan zo snel mogelijk op en leg hem daarna plat neer. - Kleed het slachtoffer voorzichtig uit, en wikkel hem (vooral romp en hoofd) in droge dekens, slaapzak of kleren van een ander. Zorg dat hij niet op een koude of natte ondergrond ligt. Trek eventueel zelf (een deel van) je kleren uit en ga er naast liggen. Beweeg het slachtoffer zo min mogelijk Leg hem in stabiele zijligging uit de wind of met het gezicht van de wind af. Stabiele zijligging = de drenkeling ligt op de zij; de knieën zijn gebogen en liggen zover mogelijk van elkaar met de bovenste knie voor; de handen liggen voor het lichaam; het hoofd is achterovergebogen om de ademhaling te vergemakkelijken (leg er eventueel iets onder). - Als het slachtoffer niet meer bij bewustzijn is, kontroleer dan steeds ademhaling en hartslag. Het kan zijn dat je moet gaan reanimeren. Daarbij wordt normaal de regel gehanteerd dat je niet met reanimatie hoeft te beginnen als het hart al 10 minuten stilstaat, maar bij onderkoelde personen geldt dat niet: door de onderkoeling zijn ook afbraakprocessen in het lichaam vertraagd en is die limiet groter (als het bijvoorbeeld een half uur heeft geduurd om een bewusteloos onderkoeld persoon op de kant te krijgen en je konstateert dan hartstilstand, is reanimatie nog zinnig - het hart is dan ergens in dat half uur gestopt). Iemand die nog bij bewustzijn is en die zelf zijn bekertje vast kan houden mag je lauwe, zoete drank geven (chocolademelk of thee met suiker uit de thermosfles). Je mag 'm ook onder een lauwe douche zetten, maar houd er rekening mee dat warm water voor koude mensen gloeiend heet is. Een belangrijk criterium om lichte onderkoeling te onderscheiden van ernstiger gevallen is rillen. Wanneer een onderkoelde drenkeling nog rilt, is dit eigenlijk een goed teken. Het rillen betekent dat het lichaam zelf probeert om de temperatuur op niveau te brengen. Als iemand niet meer rilt, heeft het lichaam de verwarmingspogingen opgegeven en spaart het zijn energie. In deze gevallen is het slachtoffer meestal buiten bewustzijn.
Kanoën en veiligheid
Pagina 24
Je mag een onderkoeld persoon nooit koffie, alcohol of tabak geven, en hem ook nooit masseren. Door de slechte doorbloeding als gevolg van de afkoeling hebben zich veel afvalstoffen in het lichaam opgehoopt. Bij plotseling stimulatie van de bloedsomloop zouden die in één keer vrijkomen en kan het slachtoffer door de afbraakprodukten van zijn eigen lichaam vergiftigd worden.
11.2 Reddend zwemmen Als iemand in het water in moeilijkheden is gekomen en hulp nodig heeft, moet je het volgende doen: 1.Roep de drenkeling toe dat hij moet watertrappen en niet zijn armen boven het water uit moet steken; tevens dat je hem zult helpen. Gooi de drenkeling een voorwerp toe waaraan hij zich drijvende kan houden, of waarmee kontakt tussen drenkeling en redder tot stand gebracht kan worden (werplijn). 2.Ga in hurk- of zithouding het water in. Dit is veilig bij ondiep water en je hoofd blijft boven water: hierdoor kun je konstant de drenkeling in de gaten houden, of de plaats waar hij onder water verdwenen is. Beveilig jezelf eventueel met een lijn, maar zorg dat je er niet in verward raakt. Doe daarom de lijn niet om je middel, maar met een niet-schuivende lus om je schouder, zodat je hem evt. af kunt doen. 3.Pak de drenkeling van achter vast om te voorkomen dat hij zich aan je vastklampt. Heeft de drenkeling een voorwerp in zijn handen, pak dit dan aan de andere kant vast en trek hem daaraan naar de kant. 4.Hou er rekening mee dat de drenkeling je toch vastgrijpt en daardoor het zwemmen bemoeilijkt. Bevrijd je in dat geval van de drenkeling (geef hem bv. een klap). Hoe dat moet kun je o.a. te weten komen via de Nederlandse Bond tot het Redden van Drenkelingen (zie adressen in laatste hoofdstuk). 5.Om de drenkeling aan boord of aan de wal te krijgen moet je hem ruggelings en vertikaal omhoog trekken tot ze op rand of wal kunnen zitten. Kijk uit voor beschadiging van de wervelkolom. Als je drenkeling op een andere manier uit het water haalt bestaat de kans dat je er ook in valt omdat hij de neiging heeft om mee te trekken.
11.3 Eerste hulp aan drenkelingen Iemand die lang in koud water heeft gelegen ziet er levenloos uit. Hij is koud en bovendien kun je vaak geen hartslag voelen. Dit wil echter niet zeggen dat iemand dood is. Wanneer het menselijk lichaam sterk onderkoeld raakt, gaat het hart op een laag pitje draaien. Alleen hart en hersenen krijgen nog voldoende zuurstof aangeboden. Armen en benen krijgen geen zuurstofrijk bloed meer en voelen daardoor dood aan. Je kunt het vergelijken met de winterslaap van een dier; alle organen functioneren dan op een zeer laag niveau en het dier ziet er dood uit. Ook wanneer iemand onder water komt en niet meer kan ademen pompt het hart nog een tijdje door. Samen met de toestand van 'winterslaap' werkt dit soms levensreddend. Een mens kan zo nog minuten lang in leven blijven. Er is een geval bekend van een Amerikaans meisje dat ongeveer een uur onder het ijs lag zonder zuurstof. Toen ze boven water kwam zag ze er dood uit, maar na reanimatie kwam ze toch tot leven.
Kanoën en veiligheid
Pagina 25
Vroeger werd de hoop opgegeven als iemand tien of vijftien minuten onder het ijs lag. De laatste tien jaar geeft men de hoop niet zo snel op; hulpverleners weten nu dat ze iemand die korter dan een uur onder water gelegen heeft moeten reanimeren. Bij een klein aantal drenkelingen kunnen hart en longen uiteindelijk weer goed functioneren. De kans op hersenbeschadiging is dan relatief klein.
De eerste reflex van iemand die in koud water belandt, is happen naar lucht. Omdat de stembanden zich verkrampen en daardoor de luchtpijp wordt afgesloten, kan het water aanvankelijk niet in de longen komen. Er komt wel veel water in de maag. De verhalen van drenkelingen waar op de wal liters water uit de longen geduw worden - zoals je wel eens ziet in een film - zijn onzin: dat water zat in de maag. Later verdwijnt de stembandkramp en als er daarna water in de longen komt dan is dat een kleine hoeveelheid. Door een andere reflex kan het hart ineens heel langzaam gaan kloppen en soms zelfs stil gaan staan. Aan deze reflexen kun je weinig doen. Alleen een derde reflex, het van schrik en kou gaan hyperventileren, is soms bewust te kontroleren. Dit lukt natuurlijk niet als je in paniek bent en dat moet je dus zien te voorkomen.
Hoe moet je een drenkeling helpen ? Het is heel belangrijk om te weten met wat voor soort slachtoffer je te maken hebt. Een drenkeling die onder water is geweest heeft gebrek aan zuurstof en moet zo snel mogelijk gereanimeerd worden. Hij heeft immers zuurstof nodig om te overleven. Met een onderkoelde drenkeling moet je anders te werk gaan. Zie de vorige paragraaf.
Als de drenkeling niet meer duidelijk adem haalt moet onmiddellijk met mond-op-mond of mondop-neus beademing begonnen worden. Bij mond-op-mond beademing moet je als volgt te werk gaan: 1.Leg de drenkeling op de rug. 2.Kniel naast het hoofd van de drenkeling 3.Haal slijm, schuim, en vuil weg uit en rond de mond. 4.Buig het hoofd van de drenkeling zover mogelijk in de nek - hierdoor opent zich de luchtpijp. Je doet dit met een hand in de nek (optillen) en een op het voorhoofd (zachtjes achterover drukken). Open de mond als deze niet vanzelf open gaat. 5.Met duim en wijsvinger van de hand die op het voorhoofd ligt kun je de neus dichtknijpen. 6.Adem in. 7.Open je mond wijd en druk je lippen sluitend aan rond de mond van de drenkeling. Beide monden staan 'haaks' op elkaar. 8.Blaas met matige kracht in de mond van de drenkeling. 9.Kijk ondertussen naar de borstkas om te kontroleren of deze omhoog komt. 10.Verwijder je mond en kijk of de borstkas daalt; luister naar het ontwijken van de lucht. 11.Ga hiermee door in een tempo van één beademing per 5 sekonden tot de drenkeling zelf duidelijk ademt of tot medische hulp ter plekke is.
Kanoën en veiligheid
Pagina 26
Overige aanwezigen kunnen ondertussen het volgende doen: 1.Hulp halen. 2.Knellende kledingstukken verwijderen 3.Natte kleding uittrekken en onder en boven de drenkeling droge jassen of dekens leggen. Houd rekening met mogelijke onderkoeling (zie de eerste paragraaf van dit hoofdstuk).
Opmerkingen: - Als het beademen niet lukt, kontroleer dan nogmaals of het hoofd ver genoeg achterover ligt; voel anders in de mond naar een kunstgebit of voedsel, dat een afsluiting veroorzaakt. Ga eventueel over op mond-op-neus beademing: hierbij hou je de lippen van de drenkeling dicht en blaas je via de neus lucht naar binnen. - Een rochelend of snurkend geluid wijst op gedeeltelijke afsluiting van de luchtweg: ook dan zoeken naar het obstakel. - Als de drenkeling gaat braken, rol hem dan op de zij om vocht en braaksel te laten wegvloeien. Veeg daarna de mondholte schoon en ga door met beademen. - Voel je je tijdens de beademing duizelig worden, dan heb je zelf te diep en te snel geademd. Je hoeft niet extra diep te ademen: de 'afgewerkte' lucht uit je longen bevat nog ongeveer 17% zuurstof, wat ruim voldoende is voor beademing van een ander. - Door te hard blazen kan er lucht in de maag van de drenkeling komen. Hou het hoofd, indien mogelijk, meer achterover en blaas minder sterk. Niet op de maag drukken ! - Bij kleine kinderen kort en zacht blazen, met je mond over mond èn neus van het kind. - Als de omstandigheden het toelaten, kun je de drenkeling tijdens het beademen al richting ziekenhuis vervoeren (bv. op de bodem van een busje). Waarschuw wèl een dokter.
De beste manier om mond-op-mond beademing te leren is het volgen van een reanimatiekursus. Daar leer je ook wat je moet doen bij hartstilstand (alleen beademen heeft dan geen effekt).
Het bovenste had betrekking op een drenkeling die buiten bewustzijn is en niet meer ademt. Als de drenkeling wel duidelijk (!) ademhaalt doe je het volgende: 1.Hulp halen. 2.Mondholte navoelen en leegmaken. 3.De drenkeling in stabiele zijligging leggen met het hoofd goed achterover. 4.Knellende kleding losmaken. 5.Natte kleding uittrekken en de drenkeling tussen droge dekens of jassen leggen. Hou rekening met onderkoeling. 6.De ademhaling doorlopend kontroleren. Wordt deze te zwak, ga dan over op beademing. 7.Nooit drank in de mond gieten. Indien de drenkeling na zijn redding bij kennis is, of later bij kennis komt, moet je aannemen dat hij veel water heeft binnen gekregen en dat hij koud zal zijn. De verzorging bestaat dan uit: 1.Mond leeg- en schoonmaken. 2.Natte kleding uittrekken en vervangen door droge. 3.Geen drinken geven, als de verdrinking in zoet water plaatsvond. Drenkelingen uit zee zullen veel dorst krijgen: zij mogen alleen met flinke tussenpozen kleine hoeveelheden drinken. Waarschuw in ieder geval een arts met het oog op latere komplikaties.
Kanoën en veiligheid
Pagina 27
4.Thuis een warme douche nemen en direkt naar bed met de kachel aan of met een ouderwetse kruik.
11.4 Reanimatie Als bij een drenkeling hartstilstand opgetreden is zal hij niet alleen beademd moeten worden, maar zal ook hartmassage toegepast moeten worden. Reanimeren kun je niet uit een boekje leren. Het is niet echt moeilijk, maar er zijn een paar dingen die je moet oefenen om goed te kunnen reanimeren, zoals het konstateren van hartstilstand en het bepalen van de juiste massageplaats. Het oefenen van reanimatie dient vooral ook om het te leren dúrven. Het lijkt eng om een slachtoffer te reanimeren, maar elementaire reanimatie verdubbelt wel de overlevingskansen ! In het hele land worden reanimatiekursussen gegeven, gratis of voor een kleine vergoeding. Zij duren meestal ongeveer 3 keer 2 uur, en worden dan vaak gevolgd door jaarlijks één keer een herhaling. Zie het laatste hoofdstuk voor informatie en adressen.
12. WEERSOMSTANDIGHEDEN Als je gaat varen moet je de weersverwachtingen weten. Daarnaast is het van belang om zelf het weer waar te nemen en de veranderingen die hierin optreden te signaleren. Aan de hand van je eigen waarnemingen, gekombineerd met de weerberichten, kun je je dan een oordeel vormen van het te verwachten weer in de komende uren. Dit kan nog aanzienlijk afwijken van het weerbericht, omdat dat slechts een gemiddelde van de te verwachten weerstoestand is. Plaatselijk kan het weer sterk afwijken, en het zijn juist deze afwijkingen die van belang zijn bij kanovaren. We zullen hier slechts een paar aspekten van het weer bespreken die van groot belang zijn voor kanoërs en die je goed kunt herkennen. Slechts door geregeld waar te nemen krijg je na verloop van tijd de nodige 'kijk' op het weer. Een goede methode om dit te oefenen is de volgende: als het weerbericht grote veranderingen meldt ("Later op de dag kans op onweer...", "In de loop van de middag komt een depressie uit het westen ons land binnen ...."), houd dan eens tijdens zo'n verandering het weer in de gaten: hoe zien vorm en dikte van de wolken eruit, wat doet de wind, etc. Als je thuis een barometer hebt is het een goede gewoonte om er elke ochtend even naar te kijken: uit de manier waarop de luchtdruk zich ontwikkeld is ook informatie af te leiden over het te verwachten weer (zie div. literatuur voor meer informatie).
12.1 Onweer Onweer kun je verwachten als het weer bepaald wordt door een hoge-drukgebied. Het weer wordt dan hoofdzakelijk gekenmerkt door mooie blauwe luchten. Door de heldere lucht wordt de
Kanoën en veiligheid
Pagina 28
zonnestraling weinig gehinderd op zijn weg naar de aarde, waardoor deze sterk verhit wordt. Dat geldt ook voor de lucht vlak boven het aardoppervlak. Deze verwarming hangt sterk af van de struktuur van de aarde: water, een zandvlakte en een bos warmen in verschillend tempo op. Op plaatsen waar de opwarming sterk is, zal de hete lucht opstijgen. Als de lucht veel vocht bevat kunnen hierdoor cumuluswolken ontstaan. Dit zijn mooie witte wolken (enigszins afhankelijk van de beschijning door de zon), niet groot en van onderen plat. Als de opstijging van de luchtmassa doorgaat kunnen de wolken groter worden en zich uiteindelijk ontwikkelen tot onweerswolken: grote donkere wolken, met aan de bovenzijde dikwijls uitlopers waardoor ze op een aambeeld gaan lijken. Als onweerswolken onstaan doordat een warme vochtige luchtmassa over een koude omhoogschuift, kunnen ze tegen de overheersende windrichting in bewegen - let dus goed op hun ontwikkeling. Vóór onweer moet je van het water af ! Als de bliksem in het water inslaat plant de potentiaal van de inslag zich door het water voort en het kan verkeerd aflopen als jij daar met je natte handen in zit. Lukt het je niet meer om van het water af te komen, peddel dan niet meer en maak jezelf zo laag mogelijk: ga indien mogelijk op de bodem van je boot liggen. Raak in ieder geval het water niet meer aan.
12.2 Wind onder buien Onder buien is de wind lokaal vaak veel sterker (soms wel 2 trappen op de schaal van Beaufort). Als je buien aan ziet komen kun je daar rekening mee houden. Bij de boven genoemde onweerswolken is dat makkelijk te herkennen: ga van het water af (moet je toch al vanwege de bliksem). Soms zijn buien moeilijker te herkennen: let op wolkenpartijen die duidelijk donkerder zijn dan de rest. Dit zie je bijvoorbeeld als er een (regen-)front vanaf zee binnenkomt: in een aanvankelijk lichtgrijze bewolking komen donkere wolken voor waar regen en windstoten bij horen (buienfront). In een later stadium worden regen en wind gelijkmatiger. Als de depressie bijna overgetrokken is (uren of dagen later) kan er aan de achterkant nog een instabiel 'koufront' volgen met zware regenbuien, windstoten en zelfs hagel. Het is wellicht overbodig op te merken dat zich in depressies zware stormen kunnen ontwikkelen.
12.3 Wind - schaal van Beaufort Hier volgt een tabel met de windsnelheden uitgedrukt in Beaufort, kilometers per uur, en wat je ervan kunt merken. De genoemde effekten op het wateroppervlak gelden voor zee of groot open water. Bft
Km/h
Benaming
Omstandigheden
0
0
Stil
Spiegelglad water
Kanoën en veiligheid
Pagina 29
1
1-5
Windstil
Kleine golfjes, waardoor het water er 'geschubd' uitziet.
2
6-11
Zwak
Wind is voelbaar, kleine golfjes.
3
12-19
Zwak tot matig
Vlaggen beginnen strak te staan. Kleine golven; de golftoppen beginnen te breken waardoor witte kopjes onstaan. Op zee zijn dit leuke golven voor beginners.
4
20-28
Matig
Kleine, langer wordende golven; de witte schuimkoppen beginnen al vrij veel voor te komen. Minder ervaren mensen moeten beschutting opzoeken.
5
29-38
Vrij krachtig
Matige golven, van aanmerkelijk grotere lengte; overal zijn witte schuimkoppen voor en hier en daar komt opwaaiend schuim voor. Voor onervaren mensen wordt tegen de wind invaren moeilijk; voor op zee varen heb je behoorlijke ervaring nodig.
6
39-49
Krachtig
Waarschuwing voor de scheepvaart. Grotere golven beginnen zich te vormen; de brekende koppen doen overal grote witte schuimplekken ontstaan. Alleen ervaren zeekanoërs kunnen in de buurt van de kust wat oefenen. Een langere tocht is vrijwel niet te doen - reddingen zijn moeilijk.
7
50-61
Hard
De golven worden hoog en het witte schuim van de brekende koppen vormt strepen in de windrichting, en er is een 'regen' van kleine druppels. Draaien en vooruitkomen is moeilijk, communicatie eveneens.
8
62-74
Stormachtig
Toppen van de golven waaien af en ontwikkelen schuimstrepen. De wind grijpt de kano op de golftoppen. Communicatie en reddingen vrijwel onmogelijk. Alleen zeer ervaren vaarders kunnen op beschutte plaatsen kanoën.
Omrekenen van m/s naar km/h: 3.6 km/h = 1 m/s. De genoemde omstandigheden zijn natuurlijk afhankelijk van verschillende omstandigheden: hoe groot is het water, is de wind aanlandig of aflandig (hoe groot is de 'strek', d.i. de afstand die de wind zonder obstakels over het water heeft kunnen waaien), zijn er getijdenstromen (en in welke richting t.o.v. de wind). Zo is bv. windkracht 5 uit het zuiden langs de Noordzeekust heel wat minder heftig dan windkracht 5 NW op het Ysselmeer.
12.4 Storm - varen of niet varen ? Bij windkracht 7 en hoger dien je uitsluitend op slootjes en vaarten te varen. Wie daarop een uitzondering wil maken, moet dat zelf beoordelen: het is natuurlijk niet mogelijk precies een grens te trekken voor alle mensen, boten en omstandigheden. Eigenlijk heeft ook elk water een andere grens.
Kanoën en veiligheid
Pagina 30
Of je al dan niet zal gaan varen mag nooit door haast of afspraken bepaald worden. Ook als je het weer niet vertrouwt moet je dat gevoel respekteren: ga niet weg of neem in ieder geval maatregelen voor het geval dat gevoel bewaarheid wordt (bv. route aanpassen). Misschien gebeurt er niets, maar anders ben je in ieder geval voorbereid. Zie je al varend aankomen dat de wind waarschijnlijk te sterk zal worden (bv. als gevolg van opkomende buien), dan hangt het van de omstandigheden af wat je moet doen. De volgende overwegingen kunnen van belang zijn: - Zorg dat je je zwemvest aan hebt, dat de groep bij elkaar is, dat de sleeplijn klaar is, etc. - Ga naar de kant indien mogelijk. Zoek bij voorkeur hoger wal op omdat daar geen golven zijn. Dat is vooral van belang als je aan lager wal niet of moeilijk uit kunt stappen. Je moet dan wel tegen de wind invaren om hoger wal te bereiken, maar dit vaart wat stabieler dan met de wind mee (het duurt alleen veel langer). - Als je niet op tijd bij de kant denkt te komen moet je beslissen waar je naar toe gaat vóór de ergste wind opsteekt: je kunt dan nog eenvoudig draaien en jezelf voorbereiden. - Sla je om, blijf dan bij je boot, tenzij je zeker weet dat je met je boot de kant niet haalt, en zonder je boot wel.
13. NADERE INFORMATIE
13.1 Literatuur Vaarreglementen (binnenwater en zee), van grote rivieren en stromen, bebakening, markering van waters en schepen, veiligheidaspekten: -
Almanak voor watertoerisme deel 1 (ANWB, watersportzaken)
van alle waterwegen in Nederland: -
Almanak voor watertoerisme deel 2 (ANWB, watersportzaken)
Wind en golven: -
Kanosport aug.'84, pag. 3 e.v.
Voeding en vochtregulatie bij wedstrijden -
Kanosport apr.'84, pag. 8 e.v.
Zwemvesten: -
Kanosport jun.'84, pag. 3 e.v.
Keuze van 's en zeekano:uitrusting: -
Kanosport jun.'83, pag. 4 e.v. Kanosport apr.'92, pag. 49 e.v.
Kanoën en veiligheid
Pagina 31
Zeekanoën en brandingvaren (div. aspekten): -
Kanosport okt. '84, pag. 5 e.v. Kanosport apr. '92, pag. 16 e.v. Hutchinson, D. - "Zee-kanovaren" (Uitg. Kosmos, Utrecht)
Onderkoeling: -
-
-
Kanosport dec. '83, pag. 13 e.v. met de volgende kanttekening: de genoemde methoden op pag. 19 zijn fout of onvolledig - vergeet deze ! Zie ook: Kanosport apr. '84, pag. 43 Kanosport dec. '84, pag. 7 e.v. Kanosport feb. '91, pag. 31 e.v. Waterkampioen (ANWB) mei '92 "Onderkoeling en verdrinking", GG en GD Utrecht. De GG en GD Utrecht geven ook een kursus 'Verdrinking en onderkoeling' (adres zie volgende paragraaf) Forgey, W.W. - "Hypothermia, death by exposure", ICS Books, Merrilville, USA Keating, W.R. - "Survival in cold water", Blackwell Scientific Publications, Oxford, UK
Kleding (m.n. bij wildwatervaren): -
Kanosport jun. '86, pag. 13
-
H. Aaftink - "Leven met bliksem" (Winterthur verzekeringen, Amsterdam) Verstreken, G. en Schwagten, K. - "Bliksem, fysische en medische aspekten" (O.L.V. Kliniek te Geel, België) Kanosport jun. '85, pag. 35
-
Botulisme: -
Kanosport aug. '84, pag. 25 e.v.
Kano:Licht (bouwtekening rondstralend licht): -
Kanosport okt. '88, pag. 17 en 19
Sportvoorbereiding (voorkomen blessures): -
Kanosport okt. '83, pag. 11
Aanpassingen van kano's voor gehandicapten: -
Kanosport okt. '83, pag. 23 e.v. Kanosport jun. '84 pag. 21 Kanosport dec. '85, pag. 17
Noodsignalen: -
Kanosport apr. '87, pag. 13
Kanoën en veiligheid
Pagina 32
categorieën en veiligheidmaatregelen: -
Kanosport apr. '91. pag. 9
13.2 Weerbericht weerberichten:Algemeen: 06 - 8003 NW-Nederland: ZW-Nederland: NO-Nederland: ZO-Nederland: Midden-Nederland:
06-91122341 06-91122342 06-91122343 06-91122346 06-91122344
Strand: 06 - 91122351 Waddengebied en Ysselmeer: 06 - 91122352 Deltagebied en Biesbosch: 06 - 91122353 Internationaal: Informatie over frekwenties, uitzendtijden, gesproken talen en distrikten staan in het boekje 'Uitzendtijden weerberichten' dat een gemeenschappelijke uitgave is van de Waterkampioen (ANWB), KNMI en PTT Telecom.
13.3 Overige telefoonnummers en adressen Nationaal alarmnummer 06 - 11 Nederlandse kanobond: Postbus 1160, 3800 BD Amersfoort Onderkoeling en GG en GD Utrecht Jaarbeursplein 17, 3521 AN Utrecht 030 - 958911)
Kanoën en veiligheid
Pagina 33
Koninklijke Nederlandse Bond tot het Redden van Drenkelingen Frans Halsstraat 8, 2021 EK Haarlem 023 - 264386 Reanimatie: Nederlandse Hartstichting Sophialaan 10, 2514 JR Den Haag 070 - 3511511 Gehandicapten: Stichting Watersport Gehandicapten Postbus 157, 1600 AD Enkhuizen 02280 - 12828 Nationale Federatie Sport Gehandicapten Postbus 30802, 2500 GV Den Haag 070 - 3924761 NKB Commissie Kanoën voor Gehandicapten (CKG) (adres: zie NKB) Scheepvaart:stremmingen en doorvaartbeperkingen: KNMI/ANWB 'Waterlijn': 06 - 91091020 Radioberichten scheepvaart en uitgebreid weerbericht Radio 5, elke dag van 6h30 - 6h50
Kanoën en veiligheid
Pagina 34
Index
Alarmnummer 39 Amsterdam-Rijnkanaal 7 Beademing 31 Bebakening 37 Beschrijvingen vaarwaters 37 Beschrijvingen waterwegen 37 Binnenvaartpolitiereglement 6 Bliksem zie onweer 38 Boeggolven 8 Botulisme 13, 38 maatregelen 13 BPR 6 Brandingvaren 19, 37 Bruggen lichten 10 Buien 34 Deklijnen 16 Doorvaart-verboden 8 Doorvaartbeperkingen 40 Drenkelingen 29, 39 Drijfvermogen boot 3 zwemvest 4 Dwarswind bij vrachtschepen 9 EHBO 27 Drenkelingen 30 Onderkoeling 28 Reanimatie 33 EHBO-materiaal 18 Fakkels 17 Gehandicapten 23, 38, 40 Geluidsseinen 12 Geluidssignalen 6 Groot water 10 Handfakkels 17 Helm 5 kanopolo 22 Imperiaal 25 Kano drijfvermogen 3 Licht 38 naamgeving 6 typen 37 verlichting 6 zichtbaarheid 6, 9 Kano inpakken 19 Kanopolo 22 Kleding 5, 38 Koers van andere schepen 9 Kompas 17 Licht op kano 6 Lichtkogels 17 Lichtseinen 17 Markering van waters en schepen 37 Medische verklaring 22 Mist 7, 12 seinen 7 Mond-op-mond beademing 31 Naam op kano 6 Nationaal alarmnummer 39 Noodseinen 6 Noodsignalen 38 Omslaan 3, 36 groot water 15 wildwater 21
Onderkoeling 27, 37, 39 maatregelen 28 wat niet te doen 29 Onweer 34, 38 hoe te handelen 34 Plassen en meren 10 Pomp 17 PSMO 22 Radioberichten scheepvaart 40 Reanimatie 28, 39 Reanimeren 33 Reddend zwemmen 29 Reddingsvest zie 'zwemvest' Reparaties 26 materiaal voor onderweg 18 Rescue bag 18 Reservepeddel 17 Rijnvaartpolitiereglement 6 Rivieren 8 hoog water 9 Rotterdamse Waterweg 7 RPR 6 Scheepvaart radioberichten 40 stremmingen 40 Seinen 'Attentie' 12 'Blijf weg' 12 'eenrichtingsverkeer'-bord 8 'Gevaar voor aanvaring' 12 'Ik ga achteruit' 12 'Ik ga bakboord' 12 'Ik ga stuurboord' 12 'Ik kan niet manoeuvreren' 12 bak- en stuurboordlichten 11 blauw bord/blauw licht 9 blauwe kegels 11 Blauwe lichten 11 één keer geel (brug) 10 geankerd schip 11 geel heklicht 11 gele cilinder 11 geluid 12 gevaarlijke stoffen 11 groen licht (brug) 10 groene en rode lichten 12 Groene en rode vlaggen 11 lichtblauw bord 7 mastlichten 11 medische hulp 6, 12 mist 7, 12 Noodsein 12 onmanoeuvreerbaar schip 11 rode vlaggen of rode lichten 8 ronddraaiend licht 6 ronddraaiende vlag 6 rood èn groen licht (brug) 10 rood en groen licht tegelijk 8 rood licht (brug) 10 rood/wit/rode vlag 8 rood/wit/rood (brug) 10 sleper geel 11 slepers 11 twee keer geel (brug) 10 Twee rode lichten boven elkaar 11
Twee zwarte ballen boven elkaar11 Varende pont bij mist 12 vastgelopen schip 11, 12 vlag en bol in mast 6 vrijvarende veerpont 11 werktuig 12 werktuig (in bedrijf) 11 wit helder flikkerlicht 7 zie ook 'Noodsignalen' zwarte ballen 11 Seinen, tekens en vlaggen 11 Sleepboten dwarswind 9 Sleeplijn 16 Sluis 7 voorrang 10 Sluizen 10 Spatzeil 4 zwemmen 4 Sportvoorbereiding 38 Stabiele zijligging 28 Toervaren bruggen en sluizen 10 grote rivieren 8 plassen en meren 10 regels en voorschriften 6 Trailers 24 Transport 25 fiets 24 imperiaal 25 trailer 24 Vaargeul 9 Vaarreglementen 37 Vaarschema (zeekanoën) 14 Vaste hindernissen 9 Veerpont 9 mistseinen 7 Verdrinking zie drenkelingen Verkeersregels op het water 6 Voeding en vochtregulatie bij wedstrijden 37 Voorrangsregels 7 Vrachtschepen 'dode hoek' 9 buitenbocht 9 dwarswind 9 Vuurpijlen 17 Wedstrijden voeding 37 Wedstrijdvaren 22 warming-up 23, 38 Weerberichten Algemeen 38 Weersomstandigheden 33 buien 34 onweer 34 storm 36 wind 35 wind onder buien 34 Wegenverkeersreglement 24 Werplijn 22 Wetsuit 5 Wildwatervaren 20, 38 barrières 21 draaikolk of stopgolf 21
hoog water kleding markeringen omslaan uitrusting vaargedrag Wind en golven Wind onder buien Windsnelheden Zeekano deklijnen kaart kleding Lichtseinen pomp reservepeddel slepen uitrusting Zeekanoën branding kustwacht omslaan scheepvaartroutes tochtvoorbereiding uitrusting vaargedrag wind Zichtbaarheid kano Zonnesteek Zwemdiploma's Zwemmen groot water kleding met zwemvest Zwemvest aanschaf Zwemvesten
21 22 21 21 21 20 37 34 35 16 17 18 17 17 17 16 37 37 14 15 15 15 14 16 15 14 9 18 3 3 15 5 5 4, 18 4 37