Kale - Leie Archeologische Dienst
Jaarverslag Kale-Lei e
Arch eo logi sche
2009
Di enst
2
Jaarverslag 2009
COLOFON © 2010 © Kale - Leie Archeologische Dienst, D. Vanhee tenzij anders vermeld Lay-out : D. Vanhee, Kale-Leie Archeologische Dienst Ontwerp cover : I. Callebaut, Desegno Druk & bindwerk : Zquadra, Kortrijk Verantwoordelijk uitgever : Kale - Leie Archeologische Dienst Kasteelstraat 26, 9880 Aalter www.deklad.be
Kale - Leie Archeologische Dienst
3
INHOUD INLEIDING
7
DEEL I. ALGEMEENHEDEN OVER DE KLAD 1. RAAD VAN BESTUUR
9 9
1.1 BESTUUR VAN DE KLAD
9
1.2 BESTUURSVERGADERINGEN
10
1.3 CONTACTGEGEVENS KLAD
10
2. ADMINISTRATIE 3. INRICHTING EN UITRUSTING 3.1 INRICHTING VAN HET GEBOUW
11 12 12
3.2 INVESTERINGEN EN UITRUSTING
12
4. FINANCIËN 4.1 INLEIDING
13 13
4.2 GEMEENTELIJKE BIJDRAGE
13
4.3 PROVINCIALE BIJDRAGE
13
4.4 SUBSIDIE VAN DE VLAAMSE OVERHEID 2009
13
4.5 BEGROTING EN BALANS
14
4.6 FINANCIËLE SITUATIE KLAD 2009
14
5. HERNIEUWING VAN DE KLAD 2009 - 2015 6. PERSONEEL 6.1 ALGEMEEN
16 17 17
6.2 RECHTSPOSITIONERING EN PERSONEELSSTATUUT
17
DEEL II. ARCHEOLOGISCHE WERKING 1. BELEIDSVOORBEREIDENDE EN -OPVOLGENDE TAKEN
19 19
1.1 CENTRAAL ARCHEOLOGISCHE INVENTARIS (CAI)
19
1.2 LOKAAL ARCHEOLOGISCHE ADVIESKAARTEN (LAA)
19
1.3 ARCHEOLOGISCH ADVIES
19
1.4 BESCHERMINGSDOSSIER
24
2. VELDWERK
25
2.1 WERFCONTROLES
25
2.1.1 EVERGEM - ERTVELDE HOGE WAL
25
2.1.2. EVERGEM - WIPPELGEM KASTEELDOMEIN
26
2.1.3. NEVELE - HANSBEKE AQUAFIN
26
2.2. PROSPECTIES MET INGREEP IN DE BODEM
31
2.2.1. AALTER DROGENBROODSTRAAT
31
2.2.2 AALTER WOESTIJNE
32
2.2.3. DEINZE AALTERSESTEENWEG
32
2.2.4. DEINZE ARDENSE JAGERSSTRAAT
33
2.2.5. DEINZE BAARSSTRAAT
34
2.2.6. DEINZE PASTORIESTRAAT
36
4
Jaarverslag 2009
2.2.7. DEINZE STADSKERNONDERZOEK
38
2.2.8. EVERGEM CHRISTOFFELWEG
46
2.2.9. EVERGEM SCHOONSTRAAT
48
2.2.10. EVERGEM SCHOONSTRAAT 199 - 201
49
2.2.11. EVERGEM RALINGEN - BELZEELSE KERKWEG
51
2.2.12. EVERGEM RIEME NOORD
54
2.2.13. KNESSELARE - URSEL KERK
60
2.2.14. KNESSELARE - URSEL ONDERDAELE I
62
2.2.15. KNESSELARE - URSEL ONDERDAELE II
64
2.2.16. NEVELE BORREWAL
66
2.2.17. NEVELE TER MOTE
67
2.2.18. NEVELE TECHNISCHE DIENST
69
2.2.19. NEVELE - LANDEGEM LANDEGEMDORP
70
2.2.20. NEVELE - LANDEGEM TOT DRONGEN INFRABEL
72
2.3 OPGRAVINGEN
75
2.3.1 EVERGEM KLUIZENDOK
75
2.3.2 EVERGEM BELZEELSE KERKWEG - RALINGEN
20
2.3.3 EVERGEM KOOLSTRAAT
83
2.3.4 EVERGEM SCHOONSTRAAT - RALINGEN
89
2.3.4 KNESSELARE - HOEKESTRAAT
95
2.4 NATUURWETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK EN PARTNERWETENSCHAPPEN
99 99
2.5 RESTAURATIE EN CONSERVATIE
99
2.6 DEPOTWERKING EN ARCHIVERING
99
3. SENSIBILISERENDE TAKEN EN PUBLIEKSWERKING
101
3.1 CONTACTEN MET HET WERKVELD
101
3.1.1 VIA
101
3.1.2 VLAAMSE OVERHEID, VIOE
101
3.1.3 VLAAMSE OVERHEID, AGENTSCHAP RE
101
3.1.4 VLAAMSE OVERHEID, VLM
101
3.1.5 PROVINCIE OOST -VLAANDEREN
101
3.1.6 GEMEENTELIJKE DIENSTEN
101
3.1.7 UNIVERSITEIT GENT
102
3.1.8 REGIONALE PARTNERS
102
3.1.9 VRIJWILLIGERS
102
3.1.10 HEEMKUNDIGE KRINGEN
103
3.2 INITIATIEVEN TER VERRUIMING VAN HET MAATSCHAPPELIJK DRAAGVLAK 103 3.2.1 VELDEN VOL VERLEDEN EN SPEUREN NAAR SPOREN
103
3.2.2 ERFGOEDDAG EN OPEN MONUMENTENDAG 2009
105
3.2.3 KLEINE TENTOONSTELLINGEN
105
3.2.4 NIEUWSBRIEVEN, WEBSITE EN PERS
105
Kale - Leie Archeologische Dienst
5
3.2.5 WETENSCHAPPELIJKE PUBLICATIES EN LEZINGEN
106
3.2.6.1. ARTIKELS
106
3.2.6.2. RAPPORTEN
106
3.2.6.3 LEZINGEN
106
3.2.7 ARCHEOLOOG IN DE KLAS
107
DEEL III. PLANNING 2010-2015 1. ALGEMENE WERKING
108 108
1.1 AANPAK VAN DE KLAD 2010-2015
108
1.2 FINANCIËLE AANPAK VAN DE KLAD 2010-2015
108
2. BELEIDSVOORBEREIDENDE EN -OPVOLGENDE TAKEN
109
2.1 INVENTARISATIE
109
2.2 OPMAAK VAN HET BELEIDSPLAN 2010-2015
109
2.3 INTEGRATIE VAN DE ARCHEOLOGISCHE ERFGOEDZORG IN DE RUIMTELIJKE ORDENING EN STEDENBOUW 109 3.VELDWERK
111
3.1 WERFCONTROLES EN VOORONDERZOEKEN
111
3.2 OPGRAVINGEN
111
3.3 NATUUR- EN PARTNERWETENSCHAPPEN
111
3.4 RESTAURATIE EN CONSERVATIE
111
4. DE TERUGKOPPELING NAAR HET PUBLIEK
112
DEEL IV. VERANTWOORDING 1. BIBLIOGRAFIE
113 113
2. BEELDVERANTWOORDING
114
DEEL V. BIJLAGEN (LOSSE BIJLAGEN) 1. VERSLAGEN VAN DE RAAD VAN BESTUUR Raad van Bestuur - 4 februari 2009 - Verslag Raad van Bestuur - 1 april 2009 - Verslag Raad van Bestuur - 29 april 2009 - Verslag Raad van Bestuur - 5 mei 2009 - Verslag Raad van Bestuur - 1 juli 2009 - Verslag Raad van Bestuur - 8 juli 2009 - Verslag Raad van Bestuur - 2 september 2009 - Verslag Raad van Bestuur - 4 november 2009 - Verslag 2. BEGROTING 2009 3. JAARBALANS 2009
6
Jaarverslag 2009
Kale - Leie Archeologische Dienst
7
INLEIDING Beste lezer, Uit het jaarverslag 2008 is het duidelijk geworden dat de KLAD in 2009 een belangrijk jaar tegemoet ging. Het jaar 2009 stond in het teken van de hernieuwing van de KLAD voor de periode 2009-2015. Het bleek geen makkelijk dossier, maar uiteindelijk kreeg de KLAD groen licht om verder te gaan. De KLAD voerde dan ook in 2009 opnieuw een pak vooronderzoeken met proefsleuven en werfcontroles uit, werkte 5 opgravingen af en leverde op het vlak van publiekswerking heel wat inspanningen om de resultaten zo breed mogelijk te verspreiden; 2009 was net als 2008 een druk jaar.
Dit jaarverslag brengt een overzicht van dit alles, samen met het financieel overzicht. De drie grote delen moeten het beter leesbaar maken. Deel I behandelt de administratieve taken binnen de KLAD, deel II het veldwerk en de publiekswerking en deel III belicht de aanpak voor 2010. De verslagen van de Raad van Bestuur, de begroting voor 2009 en de eindbalans van 2009 met alle stavingstukken en facturen zijn als losse bijlagen opgenomen. Op die manier kan het jaarverslag 2009 ook in de bibliotheken en de archieven opgenomen worden, daar de bijgevoegde verslagen van de Raad van Bestuur niet openbaar zijn.
8
Jaarverslag 2009
Kale - Leie Archeologische Dienst
9
DEEL I. ALGEMEENHEDEN OVER DE KLAD 1. RAAD VAN BESTUUR 1.1 BESTUUR VAN DE KLAD In 2009 waren er geen aanpassingen in de Raad van Bestuur van de KLAD; in de Raad zetelen de volgende leden : Voorzitter
Martine Bergez
(Aalter)
Ondervoorzitter
Johan Beke
(Prov. Oost-Vlaanderen)
Ondervoorzitter
Hugo Verhaeghe
(Nevele)
Secretaris
Gerda Ginneberge
(Deinze)
Penningmeester
Martine Schelstraete
(Knesselare)
Leden met effectieve stem : Aalter
Eveline Eggerick
Deinze
Christoffel Roos
Evergem
Filip Lehouck en Eddy Carette
Knesselare
Kris Ally
Lovendegem
Chris De Wispelaere en Etienne Van Acker
Nevele
Johan Cornelis
Prov. Oost-Vlaanderen
Luc Lampaert
Leden met raadgevende stem : Aalter
Joost Sturtewagen
Deinze
Tony De Kimpe
Evergem
Kathleen Pisman
Knesselare
Roland Bonami
Lovendegem
Ann Mattheeuws
Nevele
Mia Pynaert
Technisch adviseurs : Filip Bastiaen Luc Bauters Wim De Clercq David Vanhee Nancy Lemay Germain Van Beversluys
Aalter, Dienst Bevolking Prov. Oost-Vlaanderen, Dienst Monumentenzorg en Cultuurpatrimonium Universiteit Gent, Vakgroep Archeologie en Oude Geschiedenis van Europa intergemeentelijk archeoloog KLAD Agentschap Ruimte en Erfgoed Deinze, Dienst Cultuur
10
Raf Walgrave
Jaarverslag 2009
Nevele, Werkgroep Monumenten, Landschappen en Archeologie, Wende
De Raad besliste om een dagelijks bestuur op te richten om bepaalde zaken snel te beslissen en de Raden van Bestuur voor te bereiden. Daarin zetelen de voorzitter, de ondervoorzitter, de secretaris en de penningmeester van de KLAD.
1.2 BESTUURSVERGADERINGEN De Raad van Bestuur kwam in 2009 zeven keer samen. 4 februari 2009
Koetshuis Kasteel van Poeke
1 april 2009
Stadhuis Deinze
29 april 2009
Gemeentehuis Nevele
5 mei 2009
Koetshuis Kasteel van Poeke (spoedoverleg)
1 juli 2009
Gemeentehuis Aalter
8 juli 2009
Koetshuis Kasteel van Poeke
4 november 2009
Koetshuis Kasteel van Poeke
De verslagen van de Raad van Bestuur zitten in bijlage (zie Deel V. 1 bij de losse bijlagen).
1.3 CONTACTGEGEVENS KLAD Adres:
Kale – Leie Archeologische Dienst Kasteelstraat 26, 9880 Aalter
Tel. en Fax:
051/636136
Website:
www.deklad.be
E-mail:
[email protected]
Contactpersoon:
David Vanhee (Intergemeentelijke Archeoloog)
GSM:
0498/36. 26. 80
E-mail:
[email protected]
Kale - Leie Archeologische Dienst
2. ADMINISTRATIE In 2009 werden geen veranderingen op administratief vlak doorgevoerd.
11
12
Jaarverslag 2009
3. INRICHTING EN UITRUSTING 3.1 INRICHTING VAN HET GEBOUW Omwille van de drukte in 2009 werd nog niet gestart met de herinrichting van werkruimte en bureau. Dit is voor 2010 gepland, zodat het werk efficiënter en in een beter kader kan verlopen.
De loods kreeg wel meer lichtpunten tussen de rekken en op de tweede verdieping installeerde men nieuwe leidingen, stopcontacten en verlichting. Later kan men deze verdieping als extra werkruimte voor het wassen en verwerken van vondsten inrichten, hoewel men daarvoor nog de nodige aanpassingen dient door te voeren zoals het plaatsen van een scheidingswand met deur, het aansluiten van water en verwarming en het plaatsen van een afvoer voor (vuil) water. Extra meubilair zoals rekken, tafels en wastafels moet het lokaal efficiënt bemeubelen. Dit investeringspakket zal de KLAD in het begin van 2010 aan de gemeente Aalter voorleggen. Verder dient er meer aandacht aan het onderhoud van het depot te gaan, met de aanschaf van dozen in zuurvrij karton als eerste stap. Daarvoor zal de KLAD advies aan het VIOE vragen.
Omdat de opgravingen van 2008 en 2009 heel wat stalen voor natuurwetenschappelijk onderzoek opleverden, werd er een zeefinstallatie gebouwd. Momenteel vindt het zeven echter nog in het park vlak bij het bureau plaats. Daar dit deel van het park binnenkort heringericht wordt, kijkt de dienst naar een andere zeefplaats uit. Deze moet voorzien zijn van een boorput en de mogelijk bieden de uit te zeven stalen dichtbij te stockeren. De KLAD zal daarvoor contact opnemen met de uitbaters van de boerderij, die zich ook in het kasteeldomein van Poeke bevindt.
3.2 INVESTERINGEN EN UITRUSTING Na de vernieuwing (zie 5.) werd een aantal nieuwe investeringen voorgelegd aan de Raad van Bestuur. Het leidde tot de aanschaf van een Olympus Stylus Touch 8000, een fototoestel dat tegen slecht weer, water en vuil bestand is en tevens schokbestendig is.
Wegens een fout in het moederbord van de desktop (einde 2009) vroeg de KLAD ook offertes voor een nieuwe desktop met bijpassende software aan. Mogelijk wordt de nieuwe desktop een Apple iMAc Quadcore 27 “met een dual-boot met Windows 7. Tevens zoekt de dienst naar een oplossing om efficiënter op het terrein te werken en naar goede externe opslagmogelijkheden om gegevens te bewaren.
Kale - Leie Archeologische Dienst
13
4. FINANCIËN 4.1 INLEIDING De begroting voor 2009 (zie Deel V. 2 in de losse bijlagen) is gebaseerd op de overdracht van 2008 (€ 32.444,81), de bijdragen van de Gemeenten en de Provincie Oost-Vlaanderen en de subsidie 2009 van de Vlaamse Overheid.
4.2 GEMEENTELIJKE BIJDRAGE De gemeentelijke bijdrage is samengesteld uit drie factoren. Ze wordt berekend met de volgende formule: VB + (aantal ha x OB) + (aantal inwoners x IB) VB
vast bedrag = € 2790
OB
oppervlaktebijdrage = € 0,315 per ha
IB
inwonersbijdrage = € 0,1125 per inwoner
Daarbij wordt de inwonersbijdrage berekend op basis van de bevolkingsgegevens van het jaar onmiddellijk voorafgaand aan het werkingsjaar. Dit is vastgelegd in Art. 20 van de Statuten van de projectvereniging KLAD. In 2008 kreeg de KLAD een totaal van € 39 782,94 aan gemeentelijke bijdragen. Respectievelijk € 7511,13 van de gemeente Aalter, € 8409,09 van de stad Deinze, € 8825,15 van de gemeente Evergem, € 4863,90 van de gemeente Knesselare, € 4463,14 van de gemeente Lovendegem en € 5710,53 van de gemeente Nevele.
4.3 PROVINCIALE BIJDRAGE De provinciale bijdrage van Oost-Vlaanderen bedroeg ook dit jaar € 10 000.
4.4 SUBSIDIE VAN DE VLAAMSE OVERHEID 2009 De Raad van Bestuur keurde op 4 februari 2009 de resultaatsverbintenis tussen het Agentschap Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed (nu Agentschap Ruimte en Erfgoed) en de KLAD goed. De inhoud van deze afsprakennota verschilt niet erg veel van de vorige versies. Deze afsprakennota legt het gebruik van de subsidie vast. In eerste instantie dient ze om de loonkost van een intergemeentelijk archeoloog te dragen. Verder moet deze archeoloog – of eigenlijk de dienst – voor de volgende taken instaan: Beleidsvoorbereidende taken en -opvolgende taken Opmaken van een overzicht van de archeologische erfgoedwaarden en het actualiseren van de inventaris ervan. Opmaken van een lokale archeologische advieskaart per gemeente, met bijzondere aandacht voor risicogebieden. Integreren van het archeologisch beleid in de structuurplanning en de stedenbouw op termijn. Adviseren van belangrijke stedenbouwkundige vergunningen. Bijhouden van een register van alle uitgebrachte adviezen en alle verrichte terreinwerkzaamheden.
14
Jaarverslag 2009
Opmaken van een beheersplan. Opmaken van een beschermingsdossier. Houden aan de vergunningsplicht bij prospecties met ingreep in de bodem en opgravingen. Veldwerk Prospecteren met het oog op de detectie van nieuwe vindplaatsen, met bijzondere aandacht voor de risicogebieden. Controleren van bouwwerven. Uitvoeren of laten uitvoeren van noodonderzoek. Opvolging van de vergunde opgravingen in de regio die uitgaan van andere archeologen of instanties. Sensibiliserende en stimulerende taken Aanmoedigen van archeologisch onderzoek in de regio. Fungeren als aanspreekpunt voor de regio en zorgen voor afstemming tussen de verschillende partners. Nemen van initiatieven ter verbreding van het maatschappelijk draagvlak. Aandacht hebben voor de vrijwilligerswerking. Op de hoogte blijven van de recente ontwikkelingen op het vlak van de archeologie. Om een regelmatige en efficiënte werking te garanderen, betaalt de Vlaamse Overheid de subsidie in schijven uit. De eerste 40% (€ 20 000) van de subsidie wordt na ondertekening van het Ministeriële Besluit vereffend. De volgende 40% (€ 20 000) is vereffend op 1 september 2009 na het indienen van een register van uitgebrachte adviezen. De laatste schijf van 20% (€ 10 000) na schriftelijke aanvraag en goedkeuring door het afdelingshoofd van de Agentschap RE aan de hand van de nodige stavingstukken en het jaarverslag.
4.5 BEGROTING EN BALANS De begroting 2009 (zie Deel V. 2 in de losse bijlagen) is opgebouwd rond de inkomsten en de geschatte uitgaven en investeringen van de KLAD. De inkomsten bestaan uit de gemeentelijke en provinciale bijdrages en de subsidie 2008 van de Vlaamse Overheid. De gecontroleerde balans 2009 met een overzicht van de effectieve uitgaven van de KLAD in 2009 is toegevoegd als losse bijlage (zie Deel V. 3 in de losse bijlagen).
4.6 FINANCIËLE SITUATIE KLAD 2009 In 2007 was het reeds duidelijk dat het met de huidige middelen niet mogelijk was om verder te werken met twee archeologen. Het bleek echter niet haalbaar meer budget bij de gemeenten, de Provincie of de Vlaamse Overheid los te krijgen. Het bestuur van de KLAD vond het ook (nog) niet lonend om de KLAD als proefproject voor een Intergemeentelijke Erfgoeddienst (IOED) voor te stellen. Enerzijds omdat men niet vanuit het oorspronkelijke idee kon werken, want toen de Vlaamse Overheid de idee van de IOED’s lanceerde, zouden KLAD, COMEET en RLM samen een dossier indienen. De Vlaamse Overheid liet echter weten dat ze enkel kandidaturen van IAD’s zou aanvaarden;; kandidaturen van andere diensten of met andere partners werden weerhouden. De dossiervorming zou dus volledig in handen van de KLAD liggen, terwijl de dienst op dat moment in
Kale - Leie Archeologische Dienst
15
een volle hernieuwingsprocedure zat (zie 5.). Anderzijds was het bestuur van de KLAD terughoudend omwille van het zware takenpakket van een IOED, en dat terwijl de in 2007 vooropgestelde bedragen (€ 100 000 voor een coördinator, € 50 000 voor een specialist in monumenten, landschappen of archeologie) naar € 75 000 voor een coördinator en € 40 000 per zuil verlaagd waren, wat meer financiële inbreng van de gemeenten met zich brengt. Noodgedwongen werd J. Hoorne dit jaar ontslagen. Hij kon gelukkig aan de slag op enkele grote projecten in de regio. De werking met één personeelslid creëert een overschot aan budget, maar dit zal de KLAD enerzijds aanwenden om meer in een betere infrastructuur en middelen, in een uitgebreide publiekswerking zoals een nieuwe website en nieuwsbrieven en eventueel in een nieuwe tentoonstelling te investeren. Anderzijds wil de KLAD een fonds aanleggen om kleine (voor)onderzoeken voor particulieren en gemeenten te financieren en om artefacten te laten conserveren en restaureren. De KLAD blijft de mogelijkheden voor extra financiële middelen onderzoeken. Eventueel komen er begin 2010 via de sociale Maribel mogelijkheden om een arbeidsplaats bij te creëren. Het doel van de sociale Maribel is de bevordering van tewerkstelling in de non-profitsector door het creëren van bijkomende arbeidsplaatsen om aan de noden van de sector tegemoet te komen en de kwaliteit van de dienstverlening te verbeteren. De werkgevers creëren nieuwe arbeidsplaatsen gefinancierd met patronale bijdrageverminderingen die vooraf bij de fondsen van de sociale Maribel werden gemutualiseerd.
16
Jaarverslag 2009
5. HERNIEUWING VAN DE KLAD 2009 - 2015 De KLAD werd in mei 2003 opgericht als een intergemeentelijke projectvereniging. Volgens het Decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking (Art. 13) wordt een dergelijke projectvereniging opgericht voor een periode van ten hoogste zes jaar, maar kan ze opeenvolgende keren verlengd worden voor een termijn die telkens niet langer dan zes jaar bedraagt. Deze verlenging moet voor de afloop beslist worden door de deelnemende gemeentebesturen. Bij gebrek aan instemming van alle betrokken gemeenten of bij het uitblijven van één of meer beslissingen, wordt de projectvereniging ontbonden. Dit hernieuwingsdossier is al in 2008 met de opmaak van een motiveringsnota en een motiveringsbrief aan alle gemeenteraadsbesturen aangevat. Om de werking van de KLAD persoonlijk bij de gemeentebesturen te verduidelijken, gaven D. Vanhee, W. De Clercq en L. Bauters een toelichting in de zes gemeenten. Hierbij lichtten de sprekers de kerntaken van de KLAD in de praktijk toe en ze toonden aan wat de KLAD nog allemaal voor de gemeenten kon betekenen. Het bestuur van de KLAD verwachtte tegen eind februari 2009 een antwoord van alle deelnemende gemeenten. Toen bleek echter dat niet alle gemeentebesturen van de meerwaarde van de KLAD overtuigd waren. Op 4 februari hadden enkel de gemeenten Aalter, Deinze en Knesselare de hernieuwing van de KLAD voor 6 jaar bevestigd. Het vroeg heel wat energie om de andere gemeenten van deze meerwaarde te overtuigen. De problematiek was ook gevoed vanuit een verkeerde interpretatie over de taken van de KLAD binnen het Burgemeesteroverleg Meetjesland. Daar was de meerwaarde van KLAD tegenover alternatieven zoals bepaalde Vlaamse instituten, de Provincie en de universiteiten in vraag gesteld. Daarnaast wilden de Meetjeslandse burgemeesters ook, cfr. de uitgangspunten van de studie Samen Sterk!?, duidelijkheid of de dienstverlening wel een aparte structuur vereist. Er werd gevraagd om een fusie met COMEET ten gronde te onderzoeken (want archeologie leunt aan bij cultuur en erfgoed). Dankzij de inspanningen van de bestuursleden van de KLAD konden de respectieve gemeentebesturen overtuigd worden. Weliswaar op de valreep werd het bestaan van de KLAD verlengd met een periode van 6 jaar, tot 2015.
Kale - Leie Archeologische Dienst
17
6. PERSONEEL 6.1 ALGEMEEN Door de financiële situatie moest de KLAD noodgedwongen intergemeentelijk archeoloog J. Hoorne laten gaan. Hij bleef aan de slag tot einde maart 2009 zodat hij nog een aantal lopende zaken binnen de KLAD kon afronden. Het volledige takenpakket van de dienst kwam daardoor opnieuw op de schouders van één intergemeentelijk archeoloog terecht. Er werd daarom besloten meer werk, voornamelijk grote onderzoeken, uit te besteden. Momenteel gebeurt dit met projectarcheologen in loondienst bij het Ename Expertisecentrum voor Erfgoedontsluiting, via de Universiteit Gent, het Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed (VIOE) of bedrijven. De KLAD wenst echter nog steeds zoveel mogelijk vooronderzoeken en werfbegeleidingen zelf uit te voeren als dienstverlening en meerwaarde voor de regio en haar bevolking.
6.2 RECHTSPOSITIONERING EN PERSONEELSSTATUUT Sinds 1 januari 2008 is het ontwerpbesluit rond de rechtspositionering van het gemeentepersoneel in werking getreden. Het regelt onder meer de arbeidsvoorwaarden (bezoldigingen, aanstelling – schorsing – ontslag, diensttijden, verlof…) van het gemeentepersoneel. Voor intergemeentelijke projectverenigingen, die een tijdelijk karakter hebben, is het momenteel onduidelijk welke rechtspositie hun personeelsleden hebben. Noch het decreet noch de VVSG bieden hierop een antwoord. De KLAD vroeg juridisch advies hieromtrent bij het sociaal secretariaat Schaubroeck (Nazareth), maar hun prijsofferte lag onrealistisch hoog, waardoor de vraag geen gevolg kreeg. Bij navraag bij andere intergemeentelijke archeologische diensten bleek dat de rechtspositionering van hun personeelsleden aan dat van een van de deelnemende gemeenten gekoppeld was. Bij KLAD, COMEET en Meetjesman is dat niet het geval en er werd voor die problematiek nog geen oplossing gevonden. Tijdens de bestuursvergadering van 4 november 2009 besloot het Bestuur wel om het statuut en de voorwaarden van het personeel aan te passen. Zo krijgen de personeelsleden vanaf januari 2010 30 dagen verlof en maaltijdcheques van € 6 (1,09 van de werknemer). Dit stemt overeen met wat binnen COMEET gangbaar is. Begin 2010 zal het arbeidsreglement naar dit besluit aangepast worden.
18
Jaarverslag 2009
Kale - Leie Archeologische Dienst
19
DEEL II. ARCHEOLOGISCHE WERKING 1. BELEIDSVOORBEREIDENDE EN -OPVOLGENDE TAKEN 1.1 CENTRAAL ARCHEOLOGISCHE INVENTARIS (CAI) De KLAD heeft toegang tot de CAI. De dienst gebruikt, verbetert en vult de gegevens van deze databank aan, die men vooral bij het adviseren van stedenbouwkundige aanvragen inzet. Eventuele hiaten of vastgestelde onregelmatigheden worden aan de Cel CAI doorgegeven, net zoals nieuwe gegevens uit (veld)prospecties of andere vondsten. De vrijetijdsarcheologen, die actief in de regio zijn, worden aangespoord hun gegevens zelf of langs de KLAD om aan de CAI door te geven. Daar de KLAD nauwelijks nog zelf opgravingen uitvoert, is er een paragraaf opgenomen in het BVS, dat de uitvoerder van een opgraving ertoe verplicht, de gegevens in de inventaris in te voeren. Daarvoor maakte de CAI een eenvoudig sjabloon op, dat samen met het nodige kaartmateriaal en een digitale versie van het rapport aan de CAI wordt opgestuurd.
1.2 LOKAAL ARCHEOLOGISCHE ADVIESKAARTEN (LAA) De LAA’s van de verschillende gemeenten werden in 2006 opgemaakt. Deze kaarten beslaan verschillende zones met elk een specifiek label, die gekoppeld zijn aan ordes van grootte. Het is de bedoeling dat de gemeentelijke diensten nieuwe bouwdossiers aan deze kaarten toetsen en ter advies aan de KLAD doorsturen. Op 1 september 2009 veranderde er echter heel wat aan de wetgeving op de Ruimtelijke Ordening. Door een nieuw Vlaams Besluit aangaande de adviesverlening ligt een groot deel van de adviesverlening (zie 1.3) nu bij het Agentschap Ruimte en Erfgoed (RE). Het is sindsdien de bedoeling dat de KLAD nieuwe afspraken met de gemeentelijke diensten maakt om de dossiers, die niet via het Agentschap RE geadviseerd worden, terug binnen te krijgen en zelf te adviseren. Daarvoor zal er vermoedelijk een andere klemtoon in de kaarten gelegd moeten worden. 1.3 ARCHEOLOGISCH ADVIES De aanvragen van de gemeenten adviseerde de KLAD in 2009 nog zelf. Om het advies op te stellen, nam de dienst akte van verschillende criteria zoals ligging, orde van grootte, archeologische kennis (CAI en LAA) enz. Eens het advies was opgesteld, nam de dienst contact op met de bouwheer om dit advies in de planning te integreren. Stedenbouwkundige dossiers die onder artikel 127 van het Decreet Ruimtelijke Ordening vallen, werden vaak op aanvraag van en in samenwerking met de erfgoedconsulenten N. Lemay en J. Vandevelde van het Agentschap RE Vlaanderen geadviseerd. Door een nieuw Vlaams Besluit over de adviesverlening op de Ruimtelijke Ordening (Besluit van 5 juni 2009), dat op 1 september 2009 in voege is getreden, ligt de adviesplicht voor het merendeel van de dossiers in handen van het Agentschap Ruimte en Erfgoed (RE). De gemeenten dienen dan ook sinds 1 september 2009 voor de volgende aanvragen advies bij het Agentschap Ruimte en Erfgoed te vragen: 1. Verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten. 2. Groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld
20
Jaarverslag 2009
worden. 3. De bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden. 4. Aanvragen voor nieuwbouwprojecten met een bebouwd oppervlak van 500 m² of meer in woongebieden en recreatiegebieden. 5. Aanvragen voor ontginningsgebieden en uitbreiding van ontginningsgebieden zoals omschreven in het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen, respectievelijk artikel 17.6.3 en artikel 18.7.1.
De KLAD heeft ondertussen een afspraak met het Agentschap RE om deze dossiers - indien nodig - samen te adviseren via het agentschap. Het is tevens het agentschap dat de dossiers zal behandelen, de KLAD hierover zal informeren en advies zal verlenen. De KLAD zal de praktische opvolging van de adviezen verzorgen. Er blijven echter nog een aantal dossiers over die niet door het Agentschap RE zullen worden geadviseerd, bv. te ontwikkelen industriegebieden of nieuwe ontwikkelingen buiten recreatie- of woongebieden. De KLAD moet daar met de gemeentelijke diensten nieuwe afspraken maken om deze dossiers zelf te kunnen adviseren.
Hierna volgt een overzicht van de in 2009 uitgebrachte adviezen.
Gemeente : Deinze Adres : Markt, Rheinbachplein, Kerkplein, E. Clausplein Werf : herinrichting stadskern Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven/kijkputten Aangevraagd door : Stadsbestuur Deinze
Gemeente : Deinze – Astene Adres : Hellestraat Werf : verkaveling Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven Aangevraagd door : Stadsbestuur Deinze
Gemeente : Deinze – Gottem Adres : Ardense Jagerstraat Werf : verkaveling Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven Aangevraagd door : Stadsbestuur Deinze
Kale - Leie Archeologische Dienst
Gemeente : Deinze – Gottem Adres : Oude Heirbaan Werf : verkaveling Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven Aangevraagd door : Stadsbestuur Deinze Opmerking: het stadsbestuur liet weten deze verkavelingsvergunning te weigeren.
Gemeente : Deinze – Petegem ad Leie Adres : Sint - Hubertstraat Werf : verkaveling Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven Aangevraagd door : Stadsbestuur Deinze
Gemeente : Evergem Adres : Hekstraat – Spoorwegstraat (Christoffelweg) Werf : aanleg publieke ruimte Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven Aangevraagd door : Agentschap RE
Gemeente : Evergem – Belzele Adres : Belzeelse Kerkweg – Schoonstraat Werf : verkaveling Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven Aangevraagd door : gemeentebestuur Evergem
Gemeente : Evergem – Belzele Adres : Doornestraat Werf : voetbalveld Advies : geen bezwaar Aangevraagd door : Agentschap RE
Gemeente : Evergem – Belzele Adres : Ralingen Werf : verkaveling Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven
21
22
Aangevraagd door : gemeentebestuur Evergem
Gemeente : Evergem – Belzele Adres : Belzeelse Kerkweg – Ralingen Werf : verkaveling Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven Aangevraagd door : gemeentebestuur Evergem
Gemeente : Evergem – Belzele Adres : Schoonstraat 199-201 Werf : verkaveling Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven Aangevraagd door : gemeentebestuur Evergem
Gemeente : Evergem – Ertvelde Adres : Hoge Avrijestraat Werf : verkaveling Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven Aangevraagd door : gemeentebestuur Evergem
Gemeente : Knesselare Adres : Moerakker Werf : RUP Moerakker (industrieterrein) Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven Aangevraagd door : gemeentebestuur Knesselare
Gemeente : Lovedegem & Nevele Adres : Lamstraat/ Vellare (Lovendegem), Lamstraat (Nevele) Werf : 10 windturbines Advies : werfcontrole Aangevraagd door : Agentschap RE
Gemeente : Nevele Adres : De Akker zn. Werf : nieuwbouw Technische Dienst
Jaarverslag 2009
Kale - Leie Archeologische Dienst
Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven Aangevraagd door : gemeentebestuur Nevele
Gemeente : Nevele Adres : Kerrebroek 8 Werf : bouw van een benzinestation Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven Aangevraagd door : gemeentebestuur Nevele
Gemeente : Nevele Adres : Stationsstraat Werf : sociale woningbouw Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven Aangevraagd door : Agentschap RE
Gemeente : Nevele – Landegem Adres : Landegemdorp Werf : sociale woningbouw Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven Aangevraagd door : Agentschap RE
Gemeente : Nevele – Landegem Adres : Spoorwegstraat Werf : verkaveling Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven Aangevraagd door : gemeentebestuur Nevele
Gemeente : Nevele – Vosselare Adres : Langemunt 37 Werf : sloop van een woning en bouwrijp maken voor appartementen Advies : geen bezwaar Aangevraagd door : gemeentebestuur Nevele
23
24
Jaarverslag 2009
1.4 BESCHERMINGSDOSSIER De Resultaatsverbintenissen 2008 en 2009 bevatten een extra clausule aangaande de opmaak van een beschermingsdossier door de intergemeentelijke dienst. Daarvoor stelde men binnen de KLAD een werkgroep met D. Vanhee, J. Hoorne, L. Bauters en W. De Clercq samen om de verschillende mogelijkheden te bespreken. Daarbij kwamen in eerste instantie de mogelijkheden voor de bescherming van volgende sites ter sprake: Aalter Loveld, Aalter Maria-Aalter Fort, Nevele Kasteel, Nevele Hansbeke Kasteel, Nevele Merendree Vicus, Deinze Gottem Ter Donk, Evergem Belzele rug langsheen de Kale en Evergem Ertvelde Hoge Wal. Na een eerste evaluatie stelde de werkgroep de volgende sites ten opzichte van de beschermingscriteria af te toetsen: het Romeinse kamp van Aalter Loveld, het fort te Aalter Maria-Aalter, de omwalde site van Deinze Gottem Ter Donk en de Romeinse vicus van Nevele Merendree. Deze sites zijn zeldzaam, representatief en hebben wetenschappelijk potentieel. Maar er rijzen heel wat vragen rond de bewaringstoestand en rond de afbakening van deze sites. Er dient dan ook nog heel wat onderzoek te gebeuren. Voor de site van Aalter Loveld zal de het onderzoek met de georadar in de aanpalende tuinen door L. Verdonck mogelijk meer gegevens opleveren over de uitgestrektheid van het kamp en de bewaringsgraad. Voor De vicus van Nevele Merendree zal contact opgenomen worden met P. Deceunick om zijn prospectieresultaten op kaart te brengen en de vicus beter te kunnen afbakenen. Om de bewaringstoestand van deze sites te kunnen inschatten dient een gericht proefsleuvenonderzoek uitgevoerd te worden. Het spreekt vanzelf dat dit pas zal gebeuren op het moment dat de werkgroep een voorstel doet.
Kale - Leie Archeologische Dienst
25
2. VELDWERK 2.1 WERFCONTROLES De KLAD voerde in 2009 enkele werfcontroles en een pak vooronderzoeken met proefsleuven uit. Een overzicht van de werfcontroles en de vooronderzoeken met ingreep in de bodem volgt hieronder. Sommige werfcontroles of vooronderzoeken bleken positief en mondden in opgravingen uit. Deze worden verder besproken in het luik 2.3 Opgravingen.
2.1.1 EVERGEM - ERTVELDE HOGE WAL Tijdens het najaar van 2008 en het begin van 2009 voerde men herinrichtingswerken aan de kastrale motte Hoge Wal te Evergem - Ertvelde uit, waardoor de motte met opperhof en neerhof terug herkenbaar is geworden. Daarvoor is om het neerhof een palissade met verschillende toegangen aangelegd en heeft men de grachten licht geprofileerd. Het opperhof kreeg een nieuwe oeverbeschoeiing, de grachten zijn licht uitgebaggerd, er is een nieuwe trap opgetrokken en boven op het opperhof heeft men een plateau van een palissade voorzien. Tussen het opperhof en het neerhof is een brug met het uitzicht van een ophaalbrug gebouwd. Bij deze werken waren strenge normen vooropgesteld aangaande de graafwerken. Er is op toegezien dat er niet in het mottelichaam werd gegraven en dat de machines zo weinig mogelijk schade veroorzaakten. In 2008 was de aanleg van de brug tussen het opperhof en het neerhof gecontroleerd, net zoals de profilering van de grachten. De KLAD en provinciaal archeoloog L. Bauters hadden hiervoor ingestaan. Bij de werkzaamheden op het opperhof werden de graafwerken opgevolgd. Daarbij zijn resten van een muur aangetroffen. Op aanraden van het agentschap werden deze door de KLAD en provinciaal archeoloog L. Bauters opgetekend en gefotografeerd. Daarna Fig. 1: De muurresten die door de nivelleringswerken op het opperhof aan het licht kwamen.
Fig. 2: Het eindresultaat van de werkzaamheden.
26
Jaarverslag 2009
Fig. 3: De aanwezigheid van de muurresten wordt door middel van grind in het grasperk beklemtoond.
heeft men de constructie licht aangepast zodat de te heien palen geen schade aan deze muur konden berokkenen. Achteraf heeft men de gevonden muurresten met geotextiel afgedekt en met aarde bedekt. Het gemeentebestuur van Evergem opteerde om deze muurresten zichtbaar te houden door ze op het oppervlak van het opperhof met grind aan te duiden. 2.1.2. EVERGEM - WIPPELGEM KASTEELDOMEIN De KLAD is hier door het Agentschap RE en de gemeente Evergem op de hoogte gebracht van een verzakking op een wandelpad binnen het kasteeldomein van Wippelgem. Bij nazicht bleek dat er onder het wandelpad een kelder of citerne aanwezig was, met een toegang via een luik die net naast het wandelpad verscholen lag. Het gewelf van deze citerne of kelder bleek gedeeltelijk ingezakt, wat de verzakking in het wandelpad veroorzaakte. De KLAD nam enkele foto’s van de binnenzijde van de structuur en gaf het dossier door aan de bevoegde personen binnen het Agentschap RE Gent.
2.1.3. NEVELE - HANSBEKE AQUAFIN Op 2 januari 2009 werd vastgesteld dat het Aquafintracé van Hansbeke naar Merendree al voor meer dan de helft afgegraven was en dat zonder begeleiding. Hierdoor was het tracé niet diep genoeg afgegraven en er was ook meerdere keren doorheen gereden. Een laag sneeuw verhinderde de verdere controle op het tracé. De omstandigheden waarom dit gebeurde, zijn al in het jaarverslag 2008 besproken. De overtreding is aan het Agentschap
Kale - Leie Archeologische Dienst
27
RE gemeld. In samenspraak met het Agentschap en Aquafin nv heeft men de niet voldoende afgegraven plaatsen verdiept onder begeleiding van een archeoloog van de KLAD. Dit werk is op 6, 22 en 23 januari 2009 op de rest van het tracé uitgevoerd. Op 26 en 27 januari is op bepaalde plaatsen een tweede laag ploegaarde weggenomen, onder de frequente begeleiding van intergemeentelijk archeoloog D. Vanhee. Dat dit geen maat voor niets was, bleek algauw uit de resultaten. Er kwamen langs de Voordestraat vijf verschillende zones met archeologische sporen uit verschillende periodes aan het licht. De KLAD en het Ename Expertisecentrum hebben in samenspraak met bouwheer Aquafin nv en aannemer Van Lerberghe in februari 2009 het onderzoek op deze sporen uitgevoerd. Fig. 4: Het afgegraven tracé zoals het na het bouwverlof van 2008 - 2009 werd aangetroffen.
Administratieve gegevens Gemeente:
Nevele - Hansbeke
Plaats/straat:
Voordestraat
Kadastrale gegevens: Zone I
Nevele, Afdeling 4, sectie A, 1332 & 1333
Zone II
Nevele, Afdeling 3, sectie B, 856 & 857a
Zone III
Nevele, Afdeling 3, sectie B, 821, 822, 824 & 825
Zone IV
Nevele, Afdeling 3, sectie B, deel van 813a
Zone V
Nevele, Afdeling 3, sectie B, deel van 972b
Vergunning:
2009/037
Naam aanvrager:
Johan Hoorne
Naam onderzoek:
Aquafin Hansbeke
Opgravingscode:
Nev-Aq-09
Archeologische vondsten We focussen ons op de belangrijkste vondsten, gedaan op de zones I, III, IV en V. Voor een volledig verslag verwijzen we naar het KLAD - Rapport 13 (HOORNE et al. 2009).
Op Zone I, gesitueerd op het tracé langs de oostelijke zijde van de Voordestraat, tekenden de archeologen de spectaculairste vondst van het onderzoek op. Er kwam namelijk een
28
Jaarverslag 2009
V
IV
III I
II
Fig. 5: Luchtfotografisch overzicht op het Aquafintracé met de aanduiding van de 5 archeologische zones langs de Voordestraat.
ondiepe bewaarde kuil tevoorschijn met twee grote schijnbaar nog in verband liggende, maar gebroken schervenensembles aan zijn oppervlakte. Het bleek om twee passende groepen rand- en schouderscherven van een pot te gaan. Deze zogenaamde potbeker is van 2 cm onder de rand tot net aan de buik met nagelindrukken versierd. Dit aardewerktype wordt meestal als gebruiksaardewerk (voor de bereiding en de bewaring van voedsel) binnen de bekerculturen geïnterpreteerd. Naar vorm en baksel plaatst men deze potbeker in het finaal-neolithicum (eventueel de overgang naar de vroege bronstijd), omstreeks 2500-2000 v.C. De vulling van de kuil werd volledig in bulk gelicht en naderhand gezeefd. Het was daardoor mogelijk, een minieme fractie verbrand bot en wat houtskool te recupereren, waarop radiokoolstofdatering is toegepast. Deze gaf een datering tussen 2470 en 2270 Cal BC (95,4% probability), een resultaat dat de bovengaande stelling lijkt te bevestigen. Hoe men deze finaalneolithische kuil moet interpreteren, is niet heel duidelijk. Deze structuur maakt enerzijds eventueel van een grotere nederzetting deel uit, waarvan men echter door de beperkte breedte van het tracé en de vele recentere verstoringen geen andere sporen kon ontdekken. Anderzijds kan de finaalneolithische kuil eventueel in een grafcontext geplaatst worden. Een aantal parallelle vondsten uit het finaal-neolithicum, al dan niet geïsoleerde kuilen met (bijna) volledige potten of andere speciale bijgiften, lijken op basis van vergelijkbare, maar beter bewaarde contexten als graf bestempeld te kunnen worden. Een dergelijke vondst is erg uniek voor de regio. Recent werden nog drie dergelijke kuilen in Sint-Denijs-Westrem aangetroffen. Bij deze graven ging het in de kuilvulling echter om klokbekers, - en geen potbekers die men als gebruiksaardewerk bestempelt.
Zone III had erg onder het erg natte winterweer te lijden, zodat het terrein in een moddervlakte herschapen was. Ondanks de weergesteldheid herkende men een gebouwplattegrond. Het betrof een kruisvormig, Romeins gebouw, waarvan men ondanks de beperkte breedte van het tracé toch een nokpaal en twee wandpalen kon documenteren.
Kale - Leie Archeologische Dienst
29
Het gebouw vertoonde een ONO – WZWoriëntatie. De breedte bedroeg 6 m, de lengte van de nokpaal tot deze eerste travee mat 5,5 tot 6 m. Als het gebouw een kruisvormige plattegrond met slechts één travee had, zou dit neerkomen op een lengte van 11 tot 12 m. Een vergelijkbaar kruisvormig gebouw met één travee en met vergelijkbare afmetingen werd binnen het KLAD-gebied te Evergem – Molenhoek gedocumenteerd. De vulling van de palen gaf verschillende onmiskenbaar Romeinse - scherven vrij, dateerbaar omstreeks de eerste eeuw n.C. Er werd een houtskoolstaal uit een wandpaal genomen, waarvan de C14-datering een datering tussen 110 v.C. en 60 n.C. aangaf. Romeinse vondsten komen meer voor in de regio, daar de gekende vicus van Merendree op ongeveer 1 tot 1,5 km afstand ligt. Voor Hansbeke gaat het hier wel om een eerste vondst van een Romeinse plattegrond.
Een verder bewijs van menselijke aanwezigheid uit de Romeinse periode vormt het spoor in Zone IV, nl. een rechthoekig, erg houtskoolrijk spoor, weliswaar zonder vondsten, dat echter als een mogelijk brandrestengraf geïnterpreteerd kan worden. Dergelijke sporen komen in de regio veelvuldig voor, zowel bij elkaar in grafvelden als verspreid in het landschap; ze zijn Romeins van datering.
Zone V bevond zich het meest westelijk op het tracé, ten noorden van de dorpskern van Hansbeke, nl. een ongeveer 140 m lange strook van het traject met verschillende sporen. Ook hier hinderde wateroverlast een treffelijk onderzoek van de site, net zoals de vele postmiddeleeuwse tot subrecente grachttracés die het beeld van de zone grondig verstoorden. Toch kon er een en ander in herkend worden, nl. een reeks paalsporen die op basis van het aardewerk uit de Romeinse periode stamt. Misschien gaat het hier om een deel van een Romeinse plattegrond, maar wegens de talrijke verstoringen en omdat een deel van de plattegrond buiten het tracé lijkt te liggen, blijft deze stelling hypothetisch. Fig. 6: Grondplan en coupes van Kuil I.1. Fig. 7: Randfragment met verspreidde nagelindrukken. Fig. 8: De finaalneolithische potbeker.
30
Jaarverslag 2009
Ook de volmiddeleeuwse periode is hier goed vertegenwoordigd met diverse grote en kleine paalsporen of kuilen die eventueel tot een grotere nederzetting behoren of tot een erf uit de directe omgeving. Op basis van het gevonden aardewerk is dit materiaal waarschijnlijk dateerbaar in de tweede helft van de 11e tot 12e eeuw.
Fig. 9: Detailplan van zone III, met de aanduiding van het mogelijke kruisvormig gebouw.
Fig. 10: Selectie van het aardewerk op zone III.
Fig. 11: De ondiep bewaarde Kuil S1 die werd aangetroffen op de site Aalter - Drogenbroodstraat.
Fig. 12: Het bekertje dat werd aangetroffen in de Kuil S1 stamt mogelijk uit de overgangsperiode tussen bronstijd en ijzertijd.
Kale - Leie Archeologische Dienst
31
2.2. PROSPECTIES MET INGREEP IN DE BODEM 2.2.1. AALTER DROGENBROODSTRAAT Nabij de Drogenbroodstraat te Aalter zou een nieuwe verkaveling van 28 loten met een nieuwe wegenis aangelegd worden. Het is een gebied met een relatief hoge archeologische potentie. Vlakbij liggen namelijk de sites van Manewaarde, Langevoorde, Lakeland (Air liquide), Woestijne, Aalter Brug Noord en Zuid en enkele andere. Ze liggen allemaal op de droge, hoge ruggen langs de vallei van de Kale, het huidige Kanaal Gent-Oostende. De bodemkaart van België karteert het gebied als w-ZcP, nl. een matig droge zandbodem zonder profiel of met onbepaald profiel.
Fig. 13: Ligging van de site op de topografische kaart.
Administratieve gegevens Gemeente:
Aalter
Plaats/straat:
Drogenbroodstraat
Kadastrale gegevens:
Aalter, 1ste afdeling, sectie B, nrs. 655N, 655Z/2 en 655W/2
Vergunning:
2009/218
Geldig:
04/08/09 - 23/10 /09
Naam aanvrager:
David Vanhee
Naam vooronderzoek:
Aal Drogenbroodstraat
Opgravingscode:
Aal-Drb-VO09
Datum:
5 en 6 augustus 2009
Te onderzoeken oppervlakte:
ca. 1 ha.
Algemene methodiek:
vooronderzoek met proefsleuven (ca. 12 m tussen), eventueel aangevuld met kijkvensters
Archeologische gegevens Het vooronderzoek begon erg goed, want centraal in de eerste sleuf trof men een kuil (S1) en twee mogelijke paalsporen (S2 en S3) aan. Dit beeld kende echter geen verdere bevestiging in de volgende sleuven, want die bleven alle leeg. Om de grootte van de eventuele site rond Sleuf I in te kunnen schatten, werd een kijkvenster op de sleuf aangelegd. Daarin zijn naast de kuil S1 en de twee mogelijke paalsporen S2 en S3 enkel nog twee snijdende grachten S4 en S5 aangetroffen. Verdere sporen ontbraken. Na het couperen bleken de twee paalsporen S2 en S3 van eerder recente oorsprong te zijn. Men besloot om uit dit vooronderzoek geen opgraving te laten voortvloeien, maar wel om de resterende kuil S1 en de grachten S4 en S5 toch minimaal te inventariseren, daar ze bij de aanleg van de woonwijk vernietigd zouden worden. Kuil S1had een vrij donkere vulling met een lichtgrijze kern. De kuil was nog zo een 30 cm diep bewaard en uit de coupe bleek dat de kern effectief bestond uit een lichtgrijze vulling
32
Jaarverslag 2009
met een donkere band errond. De vulling bevatte wat aardewerk. Achteraf bleek het om vier verschillende individuen te gaan. Twee kleine wandscherven passen aan elkaar (9 g). Een viertal wandfragmenten (102 g) zijn van een grote grofwandige besmeten pot afkomstig. Er werd ook een bodemfragment verzameld (23 g). Op basis van het baksel en de versiering lijkt men deze vormen in de La Tène-periode (ijzertijd) te kunnen dateren. Elf scherven (87 g) vormen een bijna volledig profiel van een kleine beker. Enkel de rand ontbreekt. Op basis van vorm en baksel lijkt deze beker terug te gaan tot de overgang van de bronstijd naar de ijzertijd. Verdere studie moet dit nog uitwijzen. Gracht S4 had een opvallend bleke vulling en oversneed de donkere gracht S5. Er waren geen artefacten. De lage sporendensiteit in de sleuven was aanleiding om geen verder onderzoek op deze verkaveling te laten uitvoeren. 2.2.2. AALTER WOESTIJNE Momenteel voert het Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed (VIOE) het vooronderzoek uit op het toekomstig industrieterrein van PRUP Woestijne te Aalter. In het PRUP waren de voorwaarden voor archeologisch vooronderzoek en onderzoek vastgelegd en deze werden overgenomen door het agentschap RE in het kader van de stedenbouwkundige vergunning. Het vooronderzoek bestaat uit een proefsleuven onderzoek en een booronderzoek. Momenteel werkt het VIOE de gegevens van dit vooronderzoek uit. 2.2.3. DEINZE AALTERSESTEENWEG Het Deinse stadsbestuur voorzag nabij de Aaltersesteenweg een verkaveling met tien loten. Het plangebied, op een kouterrug langs de Zeverenbeek, vertoonde een uitgesproken helling vanaf de Aaltersesteenweg in het westen met als hoogste punt ca. 13,75 m TAW in het oosten. De bodemkaart van België karteert het gebied als Sbc of droge lemige zandbodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B-horizont. Deze verkaveling ligt in een regio met hoge archeologische potentie, op een hogere kouterrug langs de Zeverenbeek. Vlakbij is al een brandrestengraf (Blekerij) aangetroffen en op de Deinse Kouter (richting Tielt) werden bij veldprospectie Romeinse vondsten opgeraapt. Administratieve gegevens Gemeente:
Deinze
Plaats/straat:
Aaltersesteenweg
Kadastrale gegevens:
Deinze, 1ste afdeling, sectie A, nrs. 326e en 329p.
Vergunning:
2009/77
Geldig:
01/07/09 - 01/10 /09
Naam aanvrager:
David Vanhee
Naam vooronderzoek:
Aaltersesteenweg
Opgravingscode:
Dnz-Aal-VO09
Datum:
16 en 17 juli 2009
Te onderzoeken oppervlakte:
ca. 0,8 ha
Algemene methodiek:
vooronderzoek met proefsleuven (ca. 12 m tussen), eventueel aangevuld met kijkvensters
Kale - Leie Archeologische Dienst
33
Archeologische gegevens De inventarisatie van het terrein is uitgevoerd door een onderzoek met proefsleuven die ca. 12 m uit elkaar lagen. Om meer inzicht te krijgen, legde men hier en daar kijkvensters aan. Op die manier is ca. 12% van de totale oppervlakte onderzocht. Het bleek dat de bodem inderdaad uit droog lemig zand met plaatselijk sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B-horizont (Sbc) bestond. Ondanks de enkele losse scherven in prehistorische techniek kon men in de sleuven geen archeologische sporen aflijnen. Het vooronderzoek leverde geen relevante archeologische sporen op, zodat verder archeologisch onderzoek niet nodig was. 2.2.4. DEINZE ARDENSE JAGERSSTRAAT Het project omvat de aanleg van een kleine verkaveling van 3 loten langs de Ardense Jagersstraat in het centrum van Gottem, vlak tegenover de kerk. Dit gebied ligt op een
Fig. 14: Zicht op sleuf I, Deinze - Aaltersesteenweg.
Fig. 15: Zicht op Sleuf I, Deinze - Ardense Jagersstraat.
Fig. 16: Ligging van de site aan de Aaltersesteenweg op de topografische kaart.
Fig. 17: Ligging van de verkaveling aan de Ardense Jagersstraat te Deinze - Gottem.
34
Jaarverslag 2009
hoogte, gekneld tussen de vallei van de Mandelbeek en de (oude) Leie. Het is deze landschappelijke ligging die de vondst van archeologische sporen erg reëel maakt. De bodemkaart van België karteert het gebied als Sbc of droge lemige zandbodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B-horizont.
Administratieve gegevens Gemeente:
Deinze - Gottem
Plaats/straat:
Ardense Jagersstraat
Kadastrale gegevens:
Deinze, 6e afdeling, sectie B, nr. 285p
Vergunning:
2009/155
Geldig:
05/06/09 – 31/11 /09
Naam aanvrager:
David Vanhee
Naam vooronderzoek:
Ardense Jagersstraat 8
Opgravingscode:
Dnz-Ard-VO09
Datum:
13 juli 2009
Te onderzoeken oppervlakte:
ca. 0,5 ha
Algemene methodiek:
vooronderzoek met proefsleuven (ca. 12 m tussen), eventueel aangevuld met kijkvensters
Archeologische gegevens De inventarisatie van het terrein is uitgevoerd door een onderzoek met proefsleuven die ca. 12 m uit elkaar lagen. Om meer inzicht te krijgen, zijn hier en daar kijkvensters aangelegd. Op die manier is ca. 12% van de totale oppervlakte onderzocht. Het vooronderzoek bevestigde de bodemgesteldheid met droog lemig zand met plaatselijk sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B-horizont (Sbc). Er werden echter geen archeologische sporen aangetroffen. Het vooronderzoek kende dan ook geen vervolg. 2.2.5. DEINZE BAARSSTRAAT (J. DE GRYSE, P. PYPE EN C. RYSSAERT R U B EN WI L L AE RT BVB A) Het archeologisch onderzoek te Deinze vond plaats op een terrein gelegen langs de Baarsstraat. Op dit terrein wordt door de Deinse Sociale Huisvestingsmaatschappij 12 sociale woningen gebouwd. Het gebied situeert zich tussen de gekanaliseerde loop van de Leie en de Emiel Clauslaan. Deze zone is bijna volledig ingenomen door woonwijken, uitgezonderd een aantal percelen die als akkerland in gebruik worden genomen. Deze percelen waren onbebouwd met uitzondering van een electriciteitscabine centraal op het terrein. Het onderzoeksterrein wordt op de bodemkaart gekarteerd als een droge
Fig. 18: Ligging van de verkaveling aan de Baarsstraat te Deinze - Astene.
Kale - Leie Archeologische Dienst
35
zandbodem met sterk gevlekte, verbrokkelede textuur B horizont (Zbc). Het terrein bevindt zich op een kleine zandrug die zich langs de Leie uitstrekt. Administratieve gegevens Gemeente:
Deinze - Astene
Plaats/straat:
Baarsstraat
Kadastrale gegevens:
Deinze, 2e afdeling, sectie C, nrs. 288g2, 288n2, 288r2 (deel), 289p, 290/02b en 290c
Vergunning:
2009/281
Naam aanvrager: Naam vooronderzoek:
Baarsstraat
Opgravingscode:
DEIN-BS 09
Datum:
5 oktober juni 2009
Te onderzoeken oppervlakte:
ca. 0,65 ha
Algemene methodiek:
vooronderzoek met proefsleuven, aangevuld met kijkvensters
Archeologische gegevens Conform de bijzondere voorwaarden opgesteld door het Agentschap RE werd het projectgebied gesondeerd door middel van continue sleuven. In totaal werden 4 sleuven getrokken, parallel met de Baarsstraat. Een deel van het terrein kon niet onderzocht worden omwille van de aanwezigheid van nutsleidingen. Ten oosten van de hoogspanningscabine bevond er zich dan weer een zone waar, op basis van het technisch verslag van Amibo, de grond ter plaatse diende te blijven (info architect K. Eerdekens). In overleg met David Vanhee van de KLAD werd beslist om deze zone niet te onderzoeken. In één proefsleuf werd een archeologisch spoor aangetroffen, die het relevant maakte om op deze plaats een bijkomende kijkvenster te trekken. Dit kijkvenster had tot doel de omvang, aard en functie van het aanwezige spoor beter te kunnen begrijpen en documenteren, alsook hun ruimtelijke en chronologisch relatie ten opzichte van mogelijk andere nog aanwezige sporen te onderzoeken. In sleuf 2 werd één spoor gecoupeerd om een beter inzicht te verkrijgen in de omvang en datering. In sleuf 2 en 4 werd een profielput gegraven ten einde de bodemopbouw beter te kunnen beschrijven alsook de aanwezigheid van oudere bodems te detecteren. Het profiel werd gedetailleerd beschreven, gefotografeerd en getekend. In de sleuven 1 en 2 werden een belangrijk aantal losse scherven aangetroffen. Naast een aantal middeleeuwse scherven zoals een bodemfragment in roodbeschilderd aardewerk en een aantal kleine hardgebakken, grijze fragmenten, betrof het vooral scherven die relatief zacht gebakken waren en vermoedelijk handgemaakt. De meeste hadden een organische en/of chamotteverschraling. We vermoeden dat het om Romeinse of eventueel ijzertijdaardewerk gaat. Enkele fragmenten – eveneens aangetroffen in sleuf 4 – vielen evenwel op door hun rode chamotteverschraling. Deze verschraling doet ons eerder in de richting van vroeg-middeleeuws materiaal denken. Aangezien het voornamelijk kleine, weinig diagnostische wandfragmenten betreft, blijven we voorzichtig wat hun datering betreft. In sleuf 2 werd een spinschijfje aangetroffen dat Romeins of middeleeuws kan zijn. In sleuf 4 troffen we een schijfvormig fragment van ijzeren beslag aan. De meeste vondsten werden los aangetroffen en blijken regelmatig geassocieerd met de
36
Jaarverslag 2009
B-horizont. In sleuf 1 werd een onregelmatig spoor aangetroffen dat ofwel als natuurlijk ofwel als de onderkant van een greppel kan geïnterpreteerd worden. In sleuf 2 kwamen een groot aantal greppels voor. Sporen S1 en S2 weken enigszins af omwille van hun onregelmatige aflijning, sterke verwering en de aanwezigheid van aardewerk. Het tracé van één van deze grachten werd verder gevolgd maar bleek oversneden door een recente verstoring. Het aardewerk uit S1 is grijs en hardgebakken en vermoedelijk middeleeuws, terwijl in S2 grofwandiger, zachtgebakken aardewerk met chamotteverschraling werd aangetroffen. Hier vermoeden we dat het om Romeins of vroeg-middeleeuws materiaal gaat. Alhoewel de andere greppels dezelfde oriëntatie vertoonden, onderscheidden ze zich door hun rechtlijnigheid en scherpe aflijning. In één van deze greppels werd een postmiddeleeuwse scherf aangetroffen. Het feit dat ze heel dicht bij elkaar lagen, viel eveneens op. Mogelijk gaat het om afwateringsgreppels die jaarlijks met de hand gegraven werden. In sleuven 3 en 4 werden, naast recente verstoringen, geen sporen aangetroffen. Ook werden er minder vondsten aangetroffen, vooral dan in sleuf 3 waar enkel een fragment steengoed en een geglazuurde scherf aan het licht kwamen.
Fig. 19: Greppels (S1 en S2) in sleuf II. Fig. 20: Ligging van de verkaveling aan de Pastoriestraat te Deinze - Meigem.
Als conclusie kan gezegd worden dat er op dit terrein, naast een reeks postmiddeleeuwse greppels, vooral een belangrijk aantal scherven werd aangetroffen naast twee greppels. Het schervenmateriaal hoort respectievelijk thuis in de middeleeuwen, Romeinse en/of ijzertijd. Niettemin wordt geen bijkomend onderzoek geadviseerd omwille van volgende argumenten. Enerzijds werden er, uitgezonderd van 2 ondiep bewaarde greppels, geen mogelijke bewoningssporen aangetroffen en anderzijds is het aangetroffen aardewerk over het algemeen sterk gefragmenteerd en gerold. Daarnaast blijkt de projectzone reeds in belangrijke mate verstoord door de aanleg van nutsleidingen en de aanpalende woonblokken. Wel dient er rekening gehouden te worden dat er in de braakliggende zones ten zuiden en zuidwesten van het gebied archeologische vindplaatsen voorkomen. 2.2.6. DEINZE PASTORIESTRAAT Het project omvat de aanleg van een kleine verkaveling van 8 loten langs de Pastoriestraat in Deinze - Meigem, vlak bij de vallei van de Reigerbeek. Dit plangebied ligt dan ook vrij laag op ca. 10 m TAW en de bodemkaart van België karteert het gebied als LFp of natte tot zeer natte
Kale - Leie Archeologische Dienst
37
zandleembodem zonder profiel. Uit de onderhandeling met de eigenaar, en dus lang na de adviesverlening, bleek echter dat het terrein in de jaren ’80 van de twintigste eeuw deel uitmaakte van een project van de VLM, waarbij het reliëf was aangepast en de loop van de Reigerbeek was rechtgetrokken. Administratieve gegevens Gemeente:
Deinze - Meigem
Plaats/straat:
Pastoriestraat
Kadastrale gegevens:
Deinze, 9e afdeling, sectie A, nr. 281b en een deel van 286A
Vergunning:
2009/141
Geldig:
29/05/09 - 31/10/09
Naam aanvrager:
David Vanhee
Naam vooronderzoek:
Pastoriestraat
Opgravingscode:
Dnz-Past-VO09
Datum:
16 juni 2009
Te onderzoeken oppervlakte:
ca. 0,3 ha
Algemene methodiek:
vooronderzoek met proefsleuven, tussen de bouwloten
Archeologische gegevens De inventarisatie van het terrein is uitgevoerd door een onderzoek met proefsleuven. Op vraag van de eigenaar, en rekening houdend met de mogelijke hoge verstoringsgraad, heeft men de sleuven in eerste instantie tussen de bouwblokken aangelegd. Bij een lagere verstoringsgraad zou men meer sleuven aanleggen, eventueel aangevuld met kijkvensters. Dit laatste bleek echter niet nodig.
Het vooronderzoek bevestigde de hoge verstoringsgraad van het terrein. Overal trof men verstoringen met recent materiaal (bouwpuin, plastic, …) aan. De bodem was erg nat, zoals de bodemkaart aangaf (LFp of natte tot zeer natte zandleembodem zonder profiel). Er waren echter geen archeologische sporen. Dit vooronderzoek kende dan ook geen vervolg.
Fig. 21: Zicht op de verstoringen en de sleuven op de verkaveling aan de Pastoriestraat , afkomstig van het rechttrekken van de Reigerbeek.
38
Jaarverslag 2009
2.2.7. DEINZE STADSKERNONDERZOEK Met de start van de zomervakantie 2009 maakte het stadsbestuur van Deinze de studieplannen omtrent de stadskernvernieuwing bekend. De komende jaren staat er dan ook heel wat te gebeuren in Deinze. Zowat het hele centrum van de stad wordt grondig aangepakt. Bij al deze werken is het meer dan waarschijnlijk dat er archeologische lagen en oude restanten van de stad aangesneden zullen worden. Daar dit ondergronds patrimonium erg kwetsbaar is en bescherming verdient, nam het stadsbestuur contact met de KLAD op. Samen werkten ze aan een gericht onderzoeksprogramma om de inhoud en intactheid van het gekend en ongekend archeologisch patrimonium van de Deinse stadskern te valideren door middel van gerichte proefsleuven en kijkputten. Op die manier is het voor het bestuur mogelijk om bij het concretiseren van alle bovenstaande plannen tijdig rekening te houden met de aanwezigheid van dit patrimonium. Daarbij wil men het aangetroffen patrimonium in situ bewaren. Waar het niet mogelijk is, kiest men voor een opgraving. Daarnaast wil de dienst met het stadsbestuur en de studie- en architectenbureaus onderzoeken hoe men dit patrimonium binnen de ontwerpen zichtbaar en/of herkenbaar kan maken. Bij de uitvoering van de werkzaamheden heeft men eerst het Rheinbachplein (1), daarna de zone tussen de kerk en de Leie (2) onderzocht, pas daarna komt de Markt (3) aan de beurt. De eerste fase van het onderzoeksgebied bevond zich op het huidige Rheinbachplein en op het Kerkplein, gelegen tussen de Onze-Lieve-Vrouwekerk (N), de Leiedam (O), de Leie (Z) en de Markt (NW). Het Rheinbachplein is licht hellend en ter hoogte van de sleuven varieert de hoogte van oost naar west van respectievelijk 8,57 naar 8,44 m TAW. Op het Kerkplein glooit de helling van de kerk (N) naar de Leie (Z) en varieert de hoogte van 8,91 m TAW op het Kerkplein en 8,64 m TAW aan de Leie. Op de bodemkaart van België staat het gebied gekarteerd als Bebouwde zone (OB). Fig. 22: Luchtfoto met aanduiding van het Rheinbachplein (1) en het Kerkplein (2).
2 1
Kale - Leie Archeologische Dienst
39
Administratieve gegevens Gemeente:
Deinze
Plaats/straat:
Rheinbachplein en Kerkplein
Kadastrale gegevens:
Deinze, Afdeling 1, sectie B, zn. (openbaar domein)
Vergunning:
2009/174
Geldig:
10/06/09 - 30/11/09
Naam aanvrager:
David Vanhee
Naam vooronderzoek:
Deinze Vooronderzoek Stadskern
Opgravingscode:
DNZ- RBP I-09, DNZ-RBP II-09, DNZ-KRK-09
Datum:
30/06/09, 10/08/09 - 13/09/09, 20/10/09 - 30/11/09
Algemene methodiek:
vooronderzoek met gerichte proefsleuven
Archeologische gegevens We focussen ons op de belangrijkste vondsten. Voor een volledig verslag verwijzen we naar het KLAD - Rapport 18 (VANHEE 2010). Om een beter inzicht te krijgen in de archeologische bodeminhoud van het Rheinbachplein legde de dienst twee sleuven aan. Een eerste sleuf, van de Brielstraat tot ongeveer het midden van het plein, leverde weinig informatie op. De andere sleuf trok men van de L. Matthyslaan in de richting van de Tolpoortbrug en ze kreeg een uitbreiding in de richting van de Leie. Centraal daarin sneed men een fundament van een achthoekig gebouwtje aan, met aan elke kant een aangebouwd muurtje. Naar de Brielstraat toe werd dit muurtje door de aanleg van een riool doorsneden. In de richting van de Leie echter kon men het tracé van dit muurtje verder volgen en stuitte men algauw op een veel zwaardere en dieper in de grond stekende constructie. Bij het uitgraven ontdekte men ook een trap en verder trof men de restanten van een kanaaltje of afvoergoot aan. Het achthoekig fundament A mogen we toewijzen aan een meerhoekig paviljoen, herkenbaar op verschillende historische kaarten en iconografische bronnen. De oudste afbeelding ervan vinden we op de kaart van Deinze, getekend door J. Van Maldeghem (1786), die ter hoogte van het huidige Rheinbachplein een siertuin met tuinpaviljoen afbeeldt. Het paviljoen staat ook duidelijk op de kaart van de Atlas der Buurtwegen (omstreeks 1840) (zie figuur 5, p. 17) en op de Poppkaart uit 1861 afgebeeld. Dankzij enkele iconografische bronnen uit het Archief van de Kring voor Geschiedenis en Kunst (KGK) kennen we ook het uitzicht van dit tuinpaviljoen. Twee foto’s, genomen na beschietingen van Wereldoorlog I, tonen een gehavend maar herkenbaar tuinpaviljoen in neoclassicistische stijl met Ionische elementen. Op een tekening van het Pensionnat de Deynze ontdekken we een groot complex met tuin die door een muur is afgebakend. Het centraal gelegen paviljoen is duidelijk zichtbaar. Dit weeshuis of die kostschool was tot ongeveer het midden van de 19e eeuw op deze plaats gevestigd. Het is echter onwaarschijnlijk dat een weeshuis in de aanleg van een siertuin met een prachtig tuinpaviljoen geïnvesteerd heeft. De gebouwen zelf waren omstreeks 1780 in handen van twee broers Van Doorne. Beide priesters lieten in de jaren 1780 een legaat voor het oprichten van dit weeshuis (JONCKHEERE 1984) na. Waarvoor het gebouwencomplex daarvoor diende, is momenteel nog niet gekend. Onderzoek in de oude landboeken van Deinze in het Rijksarchief Gent verstrekt hopelijk meer informatie.
40
Jaarverslag 2009
A
B
2
1
D
C
Fig. 23: Overzichtsplan van de 2 sleuven op het Rheinbachplein, en met de aanduiding van 4 punten met onderstaande Lambertcoördinaten: A B C D
X: 90849 Y: 186102 X: 90840 Y: 186151 X: 90911 Y: 186165 X: 90902 Y: 186185
Kale - Leie Archeologische Dienst
41
Fig. 24: De muren van het achthoekig fundament A werden genummerd van 1 tot 8. De buitenzijden van de muren kregen de codes a, en de binnenzijden kregen de codes b.
Fig. 25: Overzichtsfoto op de fundamenten met de aanduiding van de verschillende elementen, genomen van op de elevator van de brandweer.
G
C
E
A B
F
D
42
Jaarverslag 2009
De muren (B en C), die links en rechts van het paviljoen vertrekken, mogen we als tuinmuur interpreteren, deze diende als afbakening van de tuin en als scheiding tussen de percelen. We treffen hem op de Ferrariskaart (1771-1778) als tuinmuur aan en in de Atlas der Buurtwegen (1840) en op de Poppkaart (1861) als scheidingslijn. Een deel van de muur is op iconografische bronnen en foto’s te zien. Een ervan toont duidelijk een dichtgemetselde ingang, naast het tuinpaviljoen, een situatie die met de twee aangetroffen steunberen overeenkomt. Net vanaf de tweede steunbeer, maar niet op een foto zichtbaar, ontwikkelde muur C zich tot een andere constructie. Muur C zat dieper in de grond en ging duidelijk over in een aanmeersteiger of een kademuur aan de monding van de Kaandel met de Leie. Trap E gaf toegang van de tuin naar een lagergelegen aanmeerplaats. De overgang naar de kademuur is op basis van de opbouw en het uitzicht goed te verdedigen. De kleiige lagen die tegen de kademuur lagen en ook een deel van de trap hebben overspoeld, zijn afzettingen die we in verband met de Leie of de Kaandel kunnen brengen. De kaart van Van Maldeghem (1786) en zeker die van Ferrarris (1771-1778) situeren de monding van de Kaandel in de Leie heel duidelijk nabij de muur. Het is opvallend dat op de 19e-eeuwse Poppkaart en in de Atlas der Buurtwegen de Kaandel verder weg ligt tegenover deze muren. Mogelijk had verlanding aan de monding van de Kaandel in de Leie ervoor gezorgd dat het tracé zich verlegd had. De verlanding aan de monding van de Kaandel heeft het niet evident gemaakt om deze aanlegplaats bevaarbaar te houden. De trap was volledig overspoeld en het was duidelijk dat men de muur ter hoogte van de trap ooit heeft dichtgemetseld. Jammer genoeg kennen we tot op heden nog geen historisch kaartmateriaal of iconografische bronnen met meer gegevens over deze kademuur. Eventueel gaat het om een aanlegsteiger om een pleziervaartuig aan te meren, een extraatje bij de siertuin met sierpaviljoen. Misschien was er in het gebouwencomplex een zaak of ambacht gevestigd en Fig. 26: Foto van na de beschietingen tijdens Wereldoorlog I toont de voorzijde van een gehavend tuinpaviljoen.
Kale - Leie Archeologische Dienst
Fig. 27: Overzichtsfoto op de muur C met boog, muur D, de trap E en de stortkoker F.
Fig. 28: Foto van na de beschietingen tijdens Wereldoorlog I toont de achterzijde van een (gehavend) neoclassicistisch paviljoen en een deel van de opstaande tuinmuur te zien.
43
44
Jaarverslag 2009
Fig. 29: Overzichtsplan van de fundamenten die aangetroffen werden in Sleuf I op het Kerkplein te Deinze.
Fig. 30: De buitenzijde van muur b, van kelder A vertoont een enigszins bizarre opbouw. Het fundament is meer dan 1 meter diep bewaard over de lengte van de kelder. Daarna is het fundament minder diep bewaard en uit recuperatiemateriaal is opgebouwd. Het opstaand muurwerk loopt echter gewoon verder.
Aa
C
Ab
Kale - Leie Archeologische Dienst
b
45 Fig. 31: De kelder A met de muren Aa, Ab, Ac en Ad tegenover muur C.
d
c
C A
a
diende de aanlegsteiger om goederen of grondstoffen via de Leie te verhandelen. Om de vondsten op het Rheinbachplein correct in hun tijd in te passen en om hun precieze functie te achterhalen, zal aardig wat archiefwerk vergen. Over het Kerkplein heeft men een lange sleuf van de Leie in de richting van de kerk aangelegd. Dit gebeurde gefaseerd om het verkeer tijdens marktdagen zo min mogelijk te hinderen. Anders dan op het Rheinbachplein bleef het vooronderzoek tot deze sleuf beperkt. Er waren geen uitbreidingen, waardoor er geen volledig overzicht op de structuren is verkregen. Dit moet door verder onderzoek gebeuren. In eerste instantie trok men een sleuf tussen het voetpad langs de Leie en de Leiedam. Hier stuitte men echter op de verankering van de damwanden van de Leieoevers, die ca. 120 cm diep ten opzichte van het huidige straatniveau zitten. Deze ingreep heeft het eventueel aanwezige archeologisch patrimonium over de volledige lengte van de damwanden en voor een breedte van zeker 10 m weggeveegd. Verder zaten er ook heel wat belangrijke nutsvoorzieningen in deze zone ter hoogte van het tracé van de Leiedam. Van de Leiedam tot op een 12 m voor de zuidelijke kerkgevel is een vervolg op deze sleuf gegraven. Deze tweede fase van de graafwerken leverde wel enkele archeologische structuren op. Centraal in de sleuf zaten een kelder (A-C), een oudere muur B en een kleinere ingegraven structuur D. De kelder of voutekelder maakte deel uit van een van de gebouwen die ooit op het Kerkplein stonden. Verschillende historische kaarten situeren er een waar gebouwencomplex, met name de kaart uit het Landboek en afmeting van de Parochie van Deinze door Pieter Hovaere (1715), de kaart van Van Maldeghem (1786), de Ferrariskaart (1771-1778), de Atlas der Buurtwegen (1840) en de Poppkaart (1861). Enkele oude foto’s tonen ook het uitzicht van de bebouwing op het einde van de 19e eeuw; er was alvast een maison de commerce of een café gevestigd. Deze op eerste gezicht eenvoudige kelder is opgebouwd uit verschillende elementen en bestaat uit meerdere fasen. Mogelijk is een van de muren aan een kerkhofmuur toe te wijzen. Verder zaten er in de sleuf op het Kerkplein nog een aantal oudere en jongere muurresten, waarvan het grootste deel echter buiten de sleuf viel. De interpretatie van deze structuren kan enkel door verder onderzoek gebeuren.
46
Jaarverslag 2009
Fig. 32: Foto met de situatie op het Kerkplein voor het eind van de 19e eeuw. De huizen voor de kerk doen dan ondermeer dienst als maison de commerce of café.
Dit onderzoek wordt uitgevoerd vooraleer het stadsbestuur de werken op het plein laat aanvatten, mogelijk al in 2010. Ondertussen zal ook de tweede fase van het vooronderzoek van start gaan, nl. op de Deinse Markt, waar de archeologen met enkele sleuven onder meer opnieuw naar de stadshal zullen zoeken. 2.2.8. EVERGEM CHRISTOFFELWEG (J. VANDEN BORRE SORESMA N.V.) Tussen de Christoffelweg en de Hekstraat te Evergem wordt in de nabije toekomst een sociale woonwijk aangelegd. De bouw van de woningen, het uitgraven van een wegkoffer en deaanleg van de nutsleidingen zal eventuele archeologische waarden verstoren. Daarom voerde Soresma nv in opdracht van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen eenarcheologisch vooronderzoek uit. De oppervlakte van dit terrein bedraagt ca. 12 000 m², waarvan minstens 12% diende archeologisch onderzocht te worden door middel van proefsleuven en metaaldetectie. Administratieve gegevens Gemeente:
Evergem
Plaats/straat:
Christoffelweg en Hekstraat
Vergunning:
2009/353
Naam aanvrager:
Jeroen Vanden Borre
Naam vooronderzoek:
Evergem Christoffelweg
Kale - Leie Archeologische Dienst
47
Opgravingscode:
Evergem 041209
Datum:
3 en 4 december 2009
Te onderzoeken oppervlakte:
ca. 1,2 ha.
Algemene methodiek:
vooronderzoek met proefsleuven aangevuld met kijkvensters
Archeologische gegevens Tijdens het vooronderzoek werd de zone onderzocht met negen proefsleuven en bijna in alle sleuven werden sporen aangetroffen. We beperken ons tot een kort overzicht en voor en voor een volledig overzicht verwijzen we naar het Rapport Evergem Christoffelweg van Soresma n.v. (VANDEN BORRE 2010). In sleuf 1 zijn twee grijsbruine paalsporen gevonden (sporen 1 en 2). Rond deze sporen werd een kijkvenster aangelegd. Spoor 3 in sleuf 2 was grijsbruin en is vermoedelijk een paalkuil. Sleuf 3 bevatte niet minder dan vier relevante sporenclusters (sporen 4-11, sporen 12-19, sporen 20-22 en de sporen 23-26). De eerste cluster bevat een greppel en enkele vermoedelijke paalsporen. De tweede cluster bevatte enkele grote paalsporen, die bewaard bleven onder een opvallend dikke A-horizont. Hun vorm en kleur toonden overduidelijk aan dat het om paalsporen gaat. Sporen 20-22 zijn opnieuw erg duidelijke paalsporen. Spoor 24 is een waterput. Vermoedelijk horen sporen 23, 25 en 26 bij een structuur die boven de waterput stond of hing (bijvoorbeeld dak en/of hijsinrichting). Fig. 33: Overzichtsfoto van het kijkvenster op sleuf 7. Proefsleuf 5 was redelijk verstoord door Fig. 34: Spoor 28. wortelwerking van gekapte bomen. De sporen tekenden zich onduidelijk af en het vlak moet dieper aangelegd worden dan in proefsleuf 6. De sporen (33, 34 en 35), vermoedelijk allen paalkuilen, situeren zich in het oosten, tegen proefsleuf 7. Proefsleuf 6 bevatte zeven sporen, die zich verspreid in de sleuf bevinden. Het gaat telkens om paalkuilen, behalve bij spoor 39 die eerder een kuil is, terwijl spoor 41 een greppel is. In proefsleuf 7 zijn drie waardevolle sporen gevonden: spoor 27 is een greppel, spoor 28 is een grote kuil, waarin houtskoolresten, verbrande klei en aardewerk is opgemerkt. Spoor 29 is een paalspoor. In proefsleuf 8 bevond zich één relevant spoor (spoor 8), een paalkuil. Proefsleuf 10 bevatte vier sporen (43-46), op basis van de vorm vermoedelijk paalkuilen. Tijdens het onderzoek zijn in drie vondstennummers zeven vondsten verzameld. Alle vondsten zijn te dateren in de late ijzertijd of de Romeinse periode.
48
Jaarverslag 2009
Op basis van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek kwam Soresma n.v. s tot een gedeeltelijke conclusie en archeologische waardering voor het plangebied aan de Christoffelweg. Verspreid op het onderzochte terrein zijn diverse waardevolle sporen aangetroffen, die op basis van het gevonden aardewerk te dateren zijn in de Romeinse periode. Gelet op de aard van de sporen (greppels, paalsporen, waterput) is het te verwachten op het terrein sporen van een Romeinse nederzetting aanwezig zijn. De Centraal Archeologische Inventaris (CAI) duidt echter tevens op een prehistorische aanwezigheid op het terrein. Dit kon niet bevestigd worden door het proefsleuvenonderzoek. Op basis van deze gegevens raadt Soresma n.v. aan dat in het plangebied verder archeologisch onderzoek dient te gebeuren. Eerst dient de hoge potentie op prehistorie, die in de CAI geschetst wordt, getoetst te worden door een intensief booronderzoek door middel van mega-boringen. Vervolgens dienen de resultaten van het proefsleuvenonderzoek en het booronderzoek gebruikt te worden als basis voor een vlakdekkend vervolgonderzoek. Dit zal in 2010 plaatsvinden.
2.2.9. EVERGEM SCHOONSTRAAT Het project omvat de aanleg van een verkaveling van 60 loten op ca. 2 ha met nieuwe wegen tussen de Belzeelse Kerkweg en de Schoonstraat te Evergem – Belzele. Dit is een gebied met een gekende hoge archeologische potentie, wat het veelvuldig archeologische onderzoek in de buurt al bewezen heeft, met sites zoals de Steenovenstraat, Molenhoek, Koolstraat, Ralingen en Belzeelse Kerkweg.
Fig. 35: Ligging van de verkaveling tussen de Schoonstraat en
de Belzeelse Kerkweg te Evergem. Geologisch ligt het plangebied in de zogenaamde “Vlaamse Vallei”, gevormd door een aantal opeenvolgende fasen van uitschuring en opvulling. Na de definitieve opvulling in de laatste fase van de ijstijden, vormden eolische dekzanden overwegend oost-west gerichte dekzandruggen. De uitgesproken tardiglaciale dekzandrug tussen Belzele, Kruiske en Evergem en zo verder over Elslo, Kerkbrugge en Doornzele is er één van. De bodemkaart karteert het grootste deel van het noordelijk deel van het terrein als ZBM of droge zandbodem met dikke antropogene humus A-horizont. In het zuiden is een deel gekarteerd als Zah of zeer droge zandbodem met verbrokkelde ijzer en/of humus B-horizont. De gemiddelde hoogte van het plangebied bedraagt ca. 8,75 m TAW. De terreinen waren voorheen in gebruik als akker.
Administratieve gegevens Gemeente:
Evergem - Belzele
Plaats/straat:
Belzeelse Kerkweg - Schoonstraat
Kadastrale gegevens:
Evergem, 2e Afdeling, Sectie E, nrs. 109, 110, 115, 115/2, 116, 116/2, 117, 134 en delen van 111, 112 en 113
Vergunning:
2009/257
Geldig:
14/09/09 - 23/12/09
Naam aanvrager:
David Vanhee
Naam vooronderzoek:
Belzeelse Kerkweg - Schoonstraat
Opgravingscode:
Eve-BKS-VO09
Datum:
15 en 16 september 2009
Kale - Leie Archeologische Dienst
49
Te onderzoeken oppervlakte:
ca. 2 ha
Algemene methodiek:
vooronderzoek met proefsleuven (ca. 12 m tussen), aangevuld met kijkvensters
Archeologische gegevens De inventarisatie van het terrein is uitgevoerd door een onderzoek met parallelle proefsleuven die ca. 15 m uit elkaar lagen. Op vraag van de bouwheren hield men met de te bebouwen zones. Plaatselijk werden kijkvensters aangelegd. In tegenstelling tot alle andere verkavelingen in deze regio leverde dit vooronderzoek nauwelijks sporen op. Slechts drie mogelijke paalsporen en een gracht werden afgelijnd. Een ruim kijkvenster links en rechts van de sleuf leverde echter geen verdere sporen op. Waarschijnlijk zijn de sporen eerder aan natuurlijke, dan aan menselijke oorsprong toe te schrijven. Opvallend was de aanwezigheid van zeer veel spitsporen. Het terrein is in het verleden veelvuldig en intensief gespit geweest, vermoedelijk om de harde ijzer en/of humus B-horizont te breken. Dit stemt overeen met de bodemkartering. Het vooronderzoek op deze toekomstige verkaveling tussen de Belzeelse Kerkweg en de Schoonstraat te Evergem – Belzele leverde dus nauwelijks archeologische sporen op. Er dient dan ook geen verder archeologisch onderzoek te gebeuren. 2.2.10. EVERGEM SCHOONSTRAAT 199 - 201 Dit project omvat de aanleg van een verkaveling van 26 loten op een terrein van ca. 1 ha, op de terreinen van 2 hoeves in de Schoonstraat 199 en 201. Daar de hoeve in nr. 201 nog bewoond was, vond het onderzoek in eerste instantie op het perceel van nr. 199 plaats. Het plangebied loopt net naast de hoogtelijn van 8,75 m TAW–waarde en de bodemkaart van België karteert het gebied als Zbh; een droge zandbodem met verbrokkelde ijzer- en/of humus B-horizont. Net zoals het vorige besproken project ligt ook deze nieuwe verkaveling op de hogere zandrug ten noorden van de vallei van de Kale; een bekend rijk archeologisch gebied waar met grote regelmaat archeologische sites worden ontdekt d.m.v. luchtfotografie,
Fig. 36: Een zicht op de 3 mogelijke paalsporen in Sleuf 4. Fig. 37: Een zicht op de bodemgesteldheid van het terrein en de duidelijk zichtbare spitsporen die de leesbaarheid van de grond bemoeilijkten.
50
veldprospectie of werkzaamheden.
Jaarverslag 2009
bij
archeologisch
(voor)onderzoek
voorafgaand
aan
grote
Voor de aanvang van het vooronderzoek waren er voor het plangebied zelf weinig luchtfotografische of andere indicaties van archeologische aanwezigheid gekend. Het was vooral de geografische ligging die de kans bijzonder reëel maakte om archeologische sporen aan te treffen. Daarom werd in samenspraak met de eigenaar een volledige terreininventarisatie door middel van een evaluerend vooronderzoek met proefsleuven voorafgaand aan elke ontwikkeling met ingreep in de bodem uitgevoerd. Administratieve gegevens Gemeente:
Evergem - Belzele
Plaats/straat:
Schoonstraat 199
Kadastrale gegevens:
Evergem, 2e afdeling sectie E, nrs. 952b en 953a
Vergunning:
2009/219
Geldig:
03/08/09 - 30/11/09
Naam aanvrager:
David Vanhee
Naam vooronderzoek:
Verkaveling Evergem - Belzele Schoonstraat 199
Opgravingscode:
EVE-Sch199-VO09
Datum:
23 september 2009
Te onderzoeken oppervlakte:
ca. 0,5 ha
Algemene methodiek:
vooronderzoek met elke 12 m proefsleuven en plaatselijk een kijkvenster
Fig. 38: Zicht op de dubbele palenrij en de greppels in het kijkvenster.
Fig. 39: Ligging van de verkaveling aan de Schoonstraat 199 te Evergem - Belzele.
Kale - Leie Archeologische Dienst
51
Archeologische gegevens De inventarisatie van het terrein is uitgevoerd d.m.v. een vooronderzoek met proefsleuven die ca. 12 m uit elkaar lagen. Om meer inzicht te krijgen, zijn hier en daar kijkvensters aangelegd. Op die manier is ca. 12% van de totale oppervlakte onderzocht. De resultaten van het vooronderzoek gaven aan dat het terrein wel degelijk archeologische sporen bevatte, maar dat een groot deel van het terrein erg onder (recente) verstoringen had geleden. Slechts in het meest zuidelijke deel ervan trof men sporen aan. Het ging om een dubbele rij paalsporen en een reeks grachten. De dubbele palenrij is typisch voor een plattegrond van een middeleeuwse hoeve. De tegenoverstaande rij werd niet aangetroffen in een kijkvenster. Misschien ligt die rij op het naburige perceel of onder een brede recentere gracht die het terrein doorkruist. Het vooronderzoek op de percelen van de toekomstige verkaveling aan de Schoonstraat 199 leverde enkele archeologische sporen op in de zuidelijkste hoek van de verkaveling. Waarschijnlijk zijn deze afkomstig van een middeleeuwse hoeve met dubbele palenrij aan de lange zijden. De KLAD zal in samenspraak met de eigenaar dit deel van het terrein onderzoeken in maart - april 2010. 2.2.11. EVERGEM RALINGEN - BELZEELSE KERKWEG Het project omvat de aanleg van een verkaveling van 35 loten op een terrein van ca. 1,75 ha, tussen de Belzeelse Kerkweg en Ralingen in Evergem - Belzele. Het plangebied loopt net binnen de 8,75 m TAW-waarde en de bodemkaart van België karteert het gebied als Zbh; een droge zandbodem met verbrokkelde ijzer en/of humus B-horizont. Ook dit project ligt in de hierboven beschreven hogere zandrug ten noorden van Fig. 40: Ligging van de site tussen de Belzeelse Kerkweg en de vallei van de Kale die bekend staat als rijk Ralingen, tegenover de sites Steenovenstraat - Molenhoek, Koolstraat en Schoonstraat (v.l.n.r.). archeologisch gebied. Voor de aanvang van het vooronderzoek waren er voor deze terreinen weinig luchtfotografische of andere indicaties van archeologische aanwezigheid gekend. Administratieve gegevens Gemeente:
Evergem - Belzele
Plaats/straat:
Belzeelse Kerkweg - Ralingen
Kadastrale gegevens:
Evergem, 2e afdeling sectie E, nrs. 163, 158, 150, 157, 151a en B, 148, 140 en 147²
Vergunning:
2009/078
Geldig:
01/04/09 - 05/05/09
Naam aanvrager:
David Vanhee
Naam vooronderzoek:
Verkaveling Evergem - Belzele Schoonstraat / Ralingen
Opgravingscode:
EVE-BK-VO09
52
Jaarverslag 2009
Datum:
16 en 17 april 2009
Te onderzoeken oppervlakte:
ca. 1,75 ha
Algemene methodiek:
vooronderzoek met elke 12 m proefsleuven en plaatselijk een kijkvenster
Archeologische gegevens De inventarisatie van het terrein is uitgevoerd door een onderzoek met proefsleuven die ca. 12 m uit elkaar lagen. Om meer inzicht te krijgen zijn hier en daar kijkvensters aangelegd. Op die manier is ca. 12% van de totale oppervlakte onderzocht. Uit de resultaten van het vooronderzoek bleek dat het terrein wel degelijk archeologische sporen bevatte, maar dat de bodem erg onder (recente) agrarische activiteit had geleden. Het volledige terrein kan men in 3 zones opdelen.
Fig. 41: Overzichtsfoto van het kijkvenster tussen sleuf 3 en 4.
Fig. 42: Waterput of waterkuil in het kijkvenster op sleuf 4.
Fig. 43: Sleuvenplan van de toekomstige verkaveling met de verschillende zones. Zone I
op te graven zone (geel)
Zones II & III
(zwaar) verstoorde zones (rood)
Kale - Leie Archeologische Dienst
53
De eerste zone (Zone I) bevat de percelen 163, 158, 157, 151a en b en 147² (Evergem, 2e afdeling sectie E), langs Ralingen. Het zijn tevens de hoogstgelegen percelen. Hier werden in eerste instantie 6 parallelle sleuven aangelegd (1-6) volgens een quasi O-W-richting parallel met Ralingen. Vanaf sleuf 1 was de gekarteerde droge zandbodem met verbrokkelde ijzer en/of humus B-horizont (Zbh) direct duidelijk. Dit bemoeilijkte de leesbaarheid van de bodem. Daarnaast heeft men in deze en in enkele andere sleuven recente of subrecente verstoringen aangetroffen. Vanaf sleuf 2 trof men duidelijke archeologische sporen aan. Het betrof een vermoedelijke kruising of afsplitsing van grachten met een eerder donkere vulling, waarvan er één haaks op het sleuvensysteem stond en één over enkele meters kon worden gevolgd. Daarna heeft men de sleuf een tweetal meter naar het noorden opgeschoven, waarbij een spoor met een eerder lichte, recentere vulling tussen heel wat resten van maïssilo’s bloot kwam. Het is niet uitgesloten dat dit spoor toch deel uitmaakt van een plattegrond. In de sleuven 3 en 4 werd onder meer dezelfde gracht als in sleuf 2, haaks op de sleuven aangetroffen, wat op een erfafbakening wijst. Verder ontdekte men een duidelijk paalspoor (sleuf 3) en een deel van een vermoedelijke waterput (sleuf 4). Om dit gegeven te verduidelijken, zijn er kijkvensters aangelegd. Een ervan verbond de twee sleuven ter hoogte van de haakse gracht. Naast deze gracht trof men nog enkele grachten en een reeks paalsporen aan, waaruit echter nog geen duidelijk grondplan kon opgemaakt worden. Een van de paalsporen gaf wel een wandscherf vrij, die bij de opmaak van dit tussentijds rapport nog verder onderzocht moet worden. Uit het kijkvenster bleek alweer dat de bodem zwaar door agrarische activiteit had geleden. Vele verstoringen zijn toe te kennen aan de aanleg van silo’s, aan het ploegen of aan het wegzakken van zware landbouwvoertuigen tot op de stabiele bodem. Het andere kijkvenster werd aangelegd op sleuf 4 en legde de resten van een waterput of een waterkuil bloot. Ook in de sleuven 5 en 6 trof men grachten ter hoogte van de percelen 158 en 163 aan. De bodemgesteldheid maakte het echter moeilijk om andere sporen binnen de sleuven af te lijnen.
De tweede zone (Zone II) bevat het perceel 150 (Evergem, 2e afdeling sectie E), langs de Belzeelse Kerkweg. Hier zijn sleuf 5 en 6 van de voorgaande zone doorgetrokken en werd een bijkomende sleuf 7 aangelegd. Daarbij was het direct duidelijk dat dit terrein zwaar verstoord was door een reeks parallelle ‘grachten’, die ca. 20 cm van elkaar waren verwijderd. Een coupe op een van deze grachten toonde een diepte van ca. 40 cm tot 50 cm aan. Op dit terrein kon geen enkel ander spoor aangeduid worden. Het is momenteel onduidelijk aan welke activiteit dit fenomeen toegeschreven moet worden.
Ook op Zone III ligt langs de Belzeelse Kerkweg en bevat de percelen 148 en 140
Fig. 44: Overzichtsfoto op de verstoringen in één van de sleuven op Zone II.
54
Jaarverslag 2009
(Evergem, 2e afdeling sectie E). Hier werden 4 sleuven parallel met de perceelsgrens volgens een quasi N-Z-richting aangelegd. Ook die waren zwaar gehavend door landbouwactiviteit, vnl. door ploegsporen en maïssilo’s. In sleuven 10 en 11 werden een gracht en enkele paalsporen ontdekt. Kijkvensters gaven aan dat de sporen zwaar verstoord waren, met weinig samenhang als gevolg. Het vooronderzoek op de percelen van de toekomstige verkaveling tussen de Belzeelse Kerkweg en Ralingen toont enerzijds de aanwezigheid van archeologische sporen Fig. 45: Overzichtsfoto van de verstoorde sporen op zone III. aan, maar legde anderzijds ook heel wat verstoringen bloot van recente of subrecente oorsprong die een zware impact op het bodemarchief hadden. Er dient dan ook een afweging gemaakt te worden hoe er met een dergelijk beschadigd bodemarchief wordt omgegaan. Het terrein kan op basis daarvan opgedeeld worden in 3 zones. Het lijkt echter wel opportuun om een deel van Zone I op te graven. Ondanks het beschadigd patrimonium en de mogelijke gevolgen van erosie zijn de aanwezigheid van meerdere grachten in de verschillende sleuven, de aanwezigheid van op zijn minst één waterput of waterkuil (sleuf 4) en de vondst van verschillende paalsporen in het kijkvenster tussen sleuf 3 en 4 toch indicaties van een of zelfs meer archeologische sites. Hier is een archeologisch onderzoek zeker aangewezen en de KLAD stelde daarvoor een BVS op. Dit onderzoek wordt verder besproken onder 2.3.2. Zone II is volledig verstoord en komt niet in aanmerking om verder te worden onderzocht. Zone III bevat dan wel weer archeologische indicatoren, maar ook hier is de verstoringsgraad heel hoog. Het lijkt daarom niet aangewezen een vervolgonderzoek te laten uitvoeren. 2.2.12. EVERGEM RIEME NOORD J. HOORNE, P. LALOO, PH. CROMBÉ & W. DE CLERCQ UNIVERSITEIT GENT Van juli tot oktober 2009 werd te Rieme – Noord (Ertvelde, gemeente Evergem) een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd door de Universiteit Gent. Het projectgebied omvatte een ongeveer 67 ha groot gebied, waarbij een kleine 57 ha beschikbaar was voor prospectie. Het onderzoek werd uitgevoerd door middel van lange, parallelle proefsleuven in combinatie met proefputten. De resultaten zijn voor een dergelijk groot project misschien eerder aan de matige kant, alhoewel toch enkele zeer interessante fenomenen zijn vastgesteld en sommige van de vondsten zeker verder onderzoek wettigen. De directe aanleiding van het archeologische vooronderzoek is de geplande heraanleg van de terreinen in het kader van de industrie-uitbreiding in de haven van Gent. Dit houdt op zich een verregaande verstoring in, zo niet vernietiging, van het archeologisch bodemarchief. Bouwheer Havenbedrijf Gent wilde door middel van een archeologisch onderzoek op voorhand inzicht krijgen in dit archeologische bodemarchief. Het onderzoeksgebied situeert zich in het noordelijk deel van Rieme, grenzend aan het grondgebied van de gemeente Zelzate. Het wordt omgeven door een viertal verkeersassen: de rijksweg Gent-Zelzate, de Callemansputtewegel, de Callemansputtestraat en de Assenedestraat. Rieme is een deelgemeente van Evergem en ligt zo’n twintigtal kilometer
Kale - Leie Archeologische Dienst
55
ten noord-noordoosten van Gent. Het bevindt zich direct oosten van Ertvelde. Bodemkundig gezien liggen de te onderzoeken terreinen op de grote laatglaciale dekzandrug die zich uitstrekt van Gistel over Maldegem naar Stekene. Deze zandrug is ontstaan op het einde van de ijstijden door de eolische afzetting van zand dat uit de droog liggende Noordzee is uitgeschuurd en meegevoerd. Ze varieert in breedte van 1 tot 3 kilometer en ligt gemiddeld 10 à 14m T.A.W. hoog. De zandrug wordt gekenmerkt door haar asymmetrisch profiel, met een steile zuidelijke helling en een langzaam afdalende noordelijke flank. Het onderzoeksgebied bevindt zich op naar het noorden afdalende noordflank. Op de zandrug heerst een microreliëf met opduikingen en deflatiekommen. Dergelijke deflatiekommen bevinden zich vooral op het grootste noordelijke deel van het gebied. Administratieve gegevens Gemeente:
Evergem - Rieme
Plaats/straat:
Callemansputtewegel, Callemansputtestraat en Assenedestraat
Vergunning:
2009/172
Naam aanvrager:
Pieter Laloo
Naam vooronderzoek:
Rieme - Noord
Opgravingscode:
Rieme Noord09
Datum:
16 en 17 april 2009
Te onderzoeken oppervlakte:
ca. 57 ha
Algemene methodiek:
vooronderzoek met elke proefsleuven Fig. 46: Luchtfotografische opname van het proefsleuvenonderzoek op Google Maps.
56 Fig. 47: Proefsleuvenplan met de aanduiding van de sporen. Fig. 48: Voorbeeld van de veenlaag aangetroffen in meerdere proefputten (onder).
Jaarverslag 2009
Kale - Leie Archeologische Dienst
57
Archeologische gegevens De resultaten bekomen bij het archeologisch vooronderzoek bestaan enerzijds uit de resultaten van de proefputten en anderzijds uit de resultaten van de proefsleuven. De grondsporen aangetroffen bij de sleuven kunnen op basis van datering of aard opgedeeld in een aantal groepen. Een volledig overzicht van de werkzaamheden is gepubliceerd in UGent Archeologische Rapporten nr. 19 (HOORNE et al. 2009). In 96 van de 179 proefputten is een veenlaag aangetroffen. Dit veen kan ons iets vertellen over de opbouw en ontstaansgeschiedenis van de zandrug. In wetenschappelijke kringen wordt algemeen aangenomen dat de grote zandrug in het laatglaciaal (ca. 13000-9600 v. C.) tot stand gekomen is, maar de precieze genese en chronologie is onvoldoende gekend. Het laatglaciaal is een periode met afwisselend koude Dryas-fasen en warmere Bflling en Allerfd-interstadialen. Het veen moet zich hebben ontwikkeld tijdens één van deze twee warmere periodes. De diepte en dikte van de veenlaag is sterk variabel naargelang de inplanting van de proefput. Vermoedelijk bevindt de veenlaag zich over het ganse terrein. Door instorting van sommige proefputten kon dit echter niet altijd geverifieerd worden. Van een aantal proefputten kon de veenlaag op een goede manier worden bemonsterd. Deze stalen dienen verder onderzocht te worden. Op twee plaatsen werden sporen aangetroffen die op menselijke aanwezigheid in de pre- of protohistorie zouden kunnen wijzen. Een exacte datering ontbrak, maar op basis van de uitgeloogde opvulling van deze sporen kon besloten worden dat deze sporen een zekere ouderdom moeten hebben die op zijn minst verder terug gaat dan de volle middeleeuwen. Het betrof enerzijds een circulaire greppel en anderzijds twee parallelle greppels. De eerste bevond zich in het zuiden van de grootste, noordelijke onderzoekszone, de dubbele gracht lag in het noorden van dezelfde zone grenzend aan grondgebied Zelzate. De kringgreppel had een diameter van 8,5 m. De breedte van de gracht varieerde van 0,5 tot 0,9 m. Mogelijk gaat het om een grafcirkel uit de metaaltijden, maar verder onderzoek is hier echter noodzakelijk. De dubbele gracht betrof mogelijk een erfafbakening. Ze kon over ca. 50 m worden gevolgd. De aard van de vulling verraadde ook hier dat het om twee oudere sporen moet gaan. Er werd echter geen daterend materiaal aangetroffen. Verder onderzoek is dus aangewezen om de precieze aard en functie van deze grachten te weten te komen en om te bepalen of er nog andere erfstructuren aanwezig zijn. Meer gegevens zijn gekend over een aantal vermoedelijk vol- tot laatmiddeleeuwse sporen die zich hoofdzakelijk in de noordelijke onderzoekszone bevinden, i.e. rondom Callemansputte. Het ging enerzijds om 24 zogenaamde kolenbranderskuilen, die geïsoleerd en verspreid over het gebied voorkomen en anderzijds om twee grachttracés uit de volle tot late middeleeuwen. Kolenbranderskuilen werden aangelegd voor de aanmaak van houtskool. Het waren over het algemeen vrij rechthoekige kuilen, waarvan de onderste vulling rijk was aan houtskool en geregeld vertoonden de wanden sporen van in situ verhitting. De overwegend rechthoekige structuren situeerden zich in, of aan de rand van de centraal in het gebied gelegen deflatiekom of depressie met een zeer ijzerrijke zandige tot zandlemige ondergrond. Van de twee grachtfragmenten was er één zeer slecht bewaard exemplaar en een tweede die aan twee uiteinden sterk werd verstoord. In de vulling van de eerste zijn 21 wand-, acht rand- en drie bodemscherven van een reducerend gebakken, lokale kan aangetroffen, die op basis van baksel en vorm wellicht in de late middeleeuwen (13e tot 14e eeuw) te plaatsen is. Dit spoor lag volstrekt geïsoleerd van gelijktijdige of zelfs vergelijkbare sporen of andere nederzettingssporen en bleek bovendien slecht bewaard waardoor verder onderzoek niet meer nodig lijkt. Het tweede grachtfragment kon op basis van een
58
Jaarverslag 2009
kogelpotrand in de 13e eeuw worden geplaatst. Jammer genoeg bevond deze gracht zich op een hoekperceel en werd ze bovendien aan beide uiteindes gesneden door recente verstoringen waardoor haar verder verloop niet kon worden nagegaan. In de buurt werden verder ook geen andere sporen aangetroffen. Post-middeleeuwse en recente sporen werden logischerwijs het meest aangetroffen. Ze stonden in verband met de meer ingrijpende menselijke landschapsimpact sinds de late middeleeuwen. Bij de recente sporen ging het voornamelijk om recent opgevulde perceelsgrenzen en verstoringen. Ook de post-middeleeuwse sporen waren sterk vertegenwoordigd, het zijn voornamelijk grachten die oude perceelsgrenzen aanduiden die (deels) terug te vinden zijn op de Kabinetskaart van Ferraris (1771-1778) van het gebied. Naast deze antropogene sporen werden ook veelvuldig natuurlijke sporen en bodemkundige fenomenen vast gesteld die iets kunnen vertellen over de evolutie van het landschap en het landgebruik binnen het onderzoeksgebied.
Conclusies en aanbevelingen Binnen het bijna 60 ha grote onderzoeksgebied zijn weinig dense sporenzones aan het licht gekomen. Toch heeft het onderzoek enkele interessante gegevens opgeleverd. Eerst en vooral is er de veenlaag van laatglaciale oorsprong. Verdere analyse van deze laag kan heel wat interessante gegevens opleveren over de evolutie van het klimaat en het landschap in het gebied tijdens het laatglaciaal en dus onrechtstreeks ook over de levensomstandigheden van de mensen die toen in de regio leefden. Daarom lijkt het aangeraden om deze veenlaag verder te onderzoeken en de genomen bulk- en pollenmonsters te laten bestuderen door specialisten. De schaarse oude sporen maken verder terreinonderzoek door middel van twee vlakdekkende opgravingen noodzakelijk op twee zones. Het gaat enerzijds om de zone rond de cirkelvormige greppel en anderzijds om het perceel waarop de dubbele afbakeningsgracht is gelegen, respectievelijk in het zuiden en het noorden van de grote, noordelijke onderzoekszone. De circulaire gracht is mogelijk een grafmonument uit de metaaltijden, al valt een datering in de Romeinse tijd of de middeleeuwen niet uit te sluiten. Gezien de dateringsproblematiek lijkt het aangeraden om deze structuur uitvoeriger te onderzoeken door middel van een opgraving zodat niet alleen daterende elementen kunnen worden bekomen, maar dat ook de ruimere omgeving van de cirkel kan worden onderzocht op eventuele bijkomende structuren. Indien het om een grafcirkel uit de brons- of ijzertijd zou gaan, valt immers niet uit te sluiten dat er zich nog verschillende kleinere graven en/of grafmonumenten rondom de circulaire greppel zouden bevinden. Voor de dubbele afbakeningsgracht geldt hetzelfde verhaal. De vulling en oriëntering van de greppels duiden op een zekere ouderdom. Het kan de afbakening zijn van een inheemsRomeins of een nog ouder erf. Het zou dus interessant zijn om ook het perceel waarop deze greppels zijn aangetroffen verder te onderzoeken door middel van een vlakdekkend onderzoek. Hierbij kan dan nagegaan worden of de afbakening alsnog verder kan gevolgd worden, of er zich op het terrein nog andere (nederzettings)sporen bevinden die niet werden opgemerkt tijdens het vooronderzoek en of er materiaal aanwezig is om het geheel te dateren. Nog interessant zijn de restanten van twee volmiddeleeuwse grachttracés. Jammer genoeg zijn beiden slecht bewaard. Wat datering betreft, passen ze wel perfect binnen de middeleeuwse ontginningsgeschiedenis van het onderzoeksgebied. Op basis van het aangetroffen aardewerk horen ze immers thuis in 13e -14e eeuw, de periode waarin werd gestart met de ontginning van de Riemse heide. Mogelijk zijn de 24 kolenbranderskuilen, die voornamelijk in de noordelijke onderzoekszone zijn opgemerkt, ook in verband te brengen
Kale - Leie Archeologische Dienst
59
Fig. 49 & 50: Kringgreppel en dubbele gracht
met deze ontginningsfase. In de vulling van de kuilen is echter geen daterend materiaal gevonden. Wel zijn van de 8 best bewaarde kuilen bulkstalen genomen. Deze stalen dienen gezeefd te worden en onderzocht op houtskoolsamenstelling. Op die manier kan nagegaan worden welke houtsoorten werden gebruikt voor de aanmaak van houtskool én zo kunnen
60
Jaarverslag 2009
er ook houtskoolfragmenten (twijgjes of takken) geselecteerd worden voor 14C-dateringen. Zodanig dat meer betrouwbare dateringen worden bekomen door het risico op oud-hout (bijvoorbeeld dikke stukken eik) te beperken. Onderzoek op de site Evergem - ’t Zandeken heeft aangetoond dat dergelijk anthracologisch onderzoek interessante informatie oplevert, zeker als het gecombineerd wordt met 14C-dateringen. De link met de ontginning van het gebied rond Kluizen in de volle middeleeuwen en de ginds aangetroffen kolenbranderskuilen kon er op die manier worden gelegd. Voor het onderzoek naar deze kolenbranderskuilen is dus geen verder terreinonderzoek noodzakelijk. Verdere analyses van de genomen stalen en enkele dateringen zijn wel aangewezen. Het grootste gedeelte van de tijdens het vooronderzoek aangetroffen sporen bestaat uit post-middeleeuwse tot recente grachten, kuilen, één waterput en andere vergravingen en verstoringen. Sommige van de grachten zijn terug te vinden op de eind 18e eeuwse Ferraris-kaart van het gebied. Voor deze sporen is geen verder onderzoek vereist. Voorafgaand aan het onderzoek was de verwachting groot omwille van de ligging op de grote zandrug. Daarom lijken de resultaten op het eerste zicht enigszins tegen te vallen. Het tegendeel is echter waar. De informatie uit dit vooronderzoek en uit het noodzakelijke vervolgonderzoek kan op diverse vlakken voor extra kennisverwerving zorgen over de relatie tussen de mens en zijn omgeving gedurende verschillende periodes in de geschiedenis en bijdragen tot een gediversifieerd beeld van occupatiepatronen tijdens die periodes binnen de regio. 2.2.13. KNESSELARE - URSEL KERK Het project kadert in de dorpskernvernieuwing van de Knesselaarse deelgemeente Ursel en omvat de aanleg van een nieuwe parkeerplaats tussen de pastorij en de kerk en de vernieuwing van het kerkplein. De bodemkaart karteert het gebied als OB (bebouwde zones).
Fig. 51: Ligging van het project in Ursel.
Administratieve gegevens Gemeente:
Knesselare - Ursel
Plaats/straat:
Eekloseweg - Kerkplein
Kadastrale gegevens:
Knesselare, 2e afdeling, sectie A, nrs. 676c en 679d
Vergunning:
2009/258
Geldig:
12/10/09 - 23/12/09
Naam aanvrager:
David Vanhee
Naam vooronderzoek:
Ursel Kerk
Opgravingscode:
KNES-Urs krk-VO09
Datum:
29 oktober 2009
Te onderzoeken oppervlakte:
ca. 1000 m²
Algemene methodiek:
vooronderzoek met proefsleuven
Kale - Leie Archeologische Dienst
61
Archeologische gegevens De inventarisatie van het terrein is uitgevoerd door een onderzoek met proefsleuven. Wegens de beperkte oppervlakte en ruimte, de aanwezigheid van nutsvoorzieningen en de openbare verlichting zijn er twee sleuven op de parkeerplaats aangelegd. Aan de zuidzijde van de kerk zou men 1 sleuf aanleggen. De twee sleuven op de parkeerplaats leverden voornamelijk recente sporen en verstoringen op. Daartussen werden enkele oudere sporen aangetroffen. In sleuf I ging het om een twee grachten (S1 en S3) en een paalspoor (S2). Ter hoogte van deze sporen is een kijkvenster aangelegd. Dit leverde nog een grote kuil (S5) op. Op het eind van deze sleuf trof men nog een donkerbruine, gemengde zone met heel wat grijs schervenmateriaal aan, dat naar de vorm in de middeleeuwen te dateren is. Deze zone sluit echter aan op een zwaar verstoorde zone (S4) met veel steenpuin, waardoor ook een elektriciteitsleiding was getrokken. Hierdoor is de zone aan de noordzijde moeilijk af te bakenen. Het archeologisch niveau in deze sleuf lag relatief diep, tussen ca. 100 cm in het zuiden en ca. 85 cm in het noorden. In sleuf II werd gracht S3 met zekerheid teruggevonden. Vanaf het midden en in zuidelijke richting van de sleuf lag de verstoringsgraad hoger. Op het einde van de sleuf is opnieuw een bruine tot donkerbruine gemengde zone aangetroffen, ook hier met een aantal scherven in een grijs baksel. Ook deze kunnen naar typologie en baksel in de middeleeuwen geplaatst worden. Het archeologisch niveau in deze sleuf lag relatief diep, tussen ca. 65 cm in het zuiden en ca. 55 cm in het noorden. Aan de zuidzijde van de kerk zou een sleuf getrokken worden door het grasveld. Deze zone had tot het einde van de jaren ’60 van de vorige eeuw dienst gedaan als kerkhof, maar was Fig. 52: Het archeologische niveau in de sleuven zat vrij diep.
62
Jaarverslag 2009
bij de opgave ontknekeld. Bij de aanleg van de sleuf werd echter na een paar meter duidelijk dat dit niet volledig was gebeurd. Na contact met de gemeentelijke diensten werd het onderzoek op deze plaats gestaakt. Er werd wel ter hoogte van de kerktoren wel nog een kijkvenster aangelegd, omdat bij de oudste gekende fase van de Romaanse kerk sprake van kruisbeuken zou zijn. Men trof echter geen natuurstenen fundament aan, wel stuitte men op de bovenkant van een grafkelder. De lage densiteit aan oude sporen, de hoge verstoringsgraad, voornamelijk in de zuidelijke helft van de sleuven, en de diepte van het archeologisch niveau voerden tot het besluit dat verder onderzoek voorafgaand aan de aanleg van de nieuwe parkeerplaats niet nodig is. Ten zuiden van de kerk werd het vooronderzoek gestaakt omdat er quasi direct menselijke resten van relatief recente tijd werden aangetroffen. Langs de zuidelijke gevel, ter hoogte van de kerktoren zijn dan weer grafkelders aangetroffen, waarmee men bij verdere werkzaamheden rekening moet houden. 2.2.14. KNESSELARE - URSEL ONDERDAELE I Het nieuwe schoolgebouw met speelplaats (ca. 0,85 ha) tussen Onderdale en de Hendelstraat in Knesselare – Ursel maken deel uit van het BPA Onderdale. Binnen dit BPA zijn er voorwaarden opgenomen ter bescherming van het archeologisch patrimonium, in de vorm van een vooronderzoek met proefsleuven. Het plangebied zelf ligt met ca. 20 tot 22 m TAW topografisch hoog en is als ZdP of matig natte zandbodem zonder profiel of met onbepaald profiel ingekleurd op de bodemkaart van België. Het Fig. 53: Ligging van het schoolproject aan Ursel - Onderdale. onderzoek met proefsleuven toonde echter aan dat er geregeld klei tussen het zand opduikt. Voor de aanvang van het vooronderzoek waren er voor het plangebied zelf geen indicaties van archeologische aanwezigheid gekend, maar luchtfoto’s en resultaten van veldprospecties laten uitschijnen dat er in de buurt heel wat mogelijke archeologische sites aanwezig zijn. Administratieve gegevens Gemeente:
Knesselare - Ursel
Plaats/straat:
Onderdale - Hendelstraat
Kadastrale gegevens:
Knesselare, 2e afdeling, sectie A, percelen 158p en 177
Vergunning:
2009/140
Geldig:
29/05/09 - 30/10/09
Naam aanvrager:
David Vanhee
Naam vooronderzoek:
Vooronderzoek schoolterrein Knesselare – Ursel, Onderdale
Opgravingscode:
Knes-Ond-VO09
Datum:
4 en 5 mei 2009
Te onderzoeken oppervlakte:
ca. 0,85 ha
Algemene methodiek:
vooronderzoek met elke 12 m proefsleuven en plaatselijk kijkvensters.
Kale - Leie Archeologische Dienst
63
Archeologische gegevens De inventarisatie van het terrein is uitgevoerd door een vooronderzoek met proefsleuven die ca. 12 m uit elkaar lagen. Om meer inzicht te krijgen, zijn hier en daar kijkvensters aangelegd. Op die manier is ca. 12% van de totale oppervlakte onderzocht. Uit de resultaten van het vooronderzoek bleek dat het grootste deel van het terrein wel degelijk archeologische sporen bevatte. Vooral in de westelijke helft van het terrein zijn paalsporen vastgesteld. De bodemgesteldheid, met de vele kleiige opduikingen, bemoeilijkte vaak de zichtbaarheid en maakte een eenvoudige interpretatie niet mogelijk. Daarom zijn op verschillende sleuven kijkvensters aangelegd. In de kijkvensters ontdekte men verschillende clusters van paalsporen afkomstig van verschillende (bij)gebouwen. Mogelijk zijn deze plattegronden onvolledig bewaard. In het noordelijke deel van Sleuf I stelde men een aantal paalsporen vast. In de uitbreiding (Kijkvenster 1) werd een palenrij vastgesteld, parallel met een gracht. Er waren geen artefacten. Een extra uitbreiding naar het zuiden van dit kijkvenster legde nog een aantal paalsporen bloot. Vermoedelijk hebben we hier te maken met een grondplan van een bijgebouw. Er zijn geen artefacten als dateerbaar materiaal aangetroffen. De gracht ten noorden van dit kijkvenster komt voor in de Sleuven I t.e.m. IV en is eerder van recente oorsprong. Verder gaf Sleuf I nog enkele oudere grachten en een paalspoor vrij. In Sleuf II werd naast de recentere gracht een aantal oudere grachten vastgesteld, ze leken van een of meerdere oude erfafbakeningen deel uit te maken en bevatten paalsporen. Een uitbreiding (Kijkvenster 2), die Sleuf II quasi met Sleuf III verbond, stelt ons in staat de aanwezigheid van een plattegrond van een gebouw aan te tonen. In Sleuf III lag de sporendensiteit lager, maar toch liepen er verschillende oost-west gerichte grachten over het terrein. De zijwand van de sleuf vertoonde een paalspoor.
Fig. 54: Overzichtsfoto op Sleuf II, met de sporen en de kleiige opduikingen.
Fig. 55: Overzichtsfoto op het kijkvenster dat aangelegd werd op Sleuf II.
64
Jaarverslag 2009 Fig. 56: Overzicht van de zones met hoge (rood) en lagere densiteit (geel) aan archeologische sporen.
Sleuf IV bevatte enkel een aantal grachten die ook in de andere sleuven werden vastgesteld. Dit was ook het geval voor Sleuf V. Van deze laatste was het zuidelijke deel verstoord, waardoor de recente brede gracht, die in de andere sleuven wel voorkwam, hier niet is opgemerkt. Het vooronderzoek op de percelen (Knesselare, 2e afdeling, sectie A, percelen 158p en 177) van het toekomstige schoolgebouw tussen Onderdale en de Hendelstraat toonde de aanwezigheid van archeologische sporen op een deel van het terrein aan. Op basis van deze bevindingen is het aangewezen ca. 5000 m² van het terrein te onderzoeken, voorafgaand aan de aanleg van het schoolgebouw. Dit onderzoek zal in 2010 een vervolg kennen.
2.2.15. KNESSELARE - URSEL ONDERDAELE II (B. DE VRIENDT ARCHAEOLOGICAL SOLUTIONS)
Fig. 57: Ligging van de sociale woonwijk op Ursel - Onderdale.
Op verzoek van het Agentschap RE Vlaanderen - Entiteit Onroerend Erfgoed werd in opdracht van de VMSW van 9 tot en met 12 november 2009 binnen het projectgebied van nieuw te realiseren serviceflats een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd door het projectbureau Archaeological Solutions bvba. Het ging om een verkennende prospectie met ingreep in de bodem. De terreinen situeren zich nog net in de dorpskern van Ursel, ten zuiden van de Hekelstraat, ten oosten van de Hendelstraat en grenzen in het zuiden aan Onderdale, net naast het rusthuis en de school.
Op het aangrenzend terrein van de nieuwe school had de KLAD al archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. Hierbij waren met een gemiddelde densiteit archeologische sporen aangetroffen, die niet gedateerd konden worden. Bij een veldkartering door W. De Clercq van de Universiteit Gent heeft men op de omliggende percelen Romeins materiaal verzameld. Administratieve gegevens Gemeente:
Knesselare - Ursel
Plaats/straat:
Onderdale
Kadastrale gegevens:
Knesselare, 2e afdeling, sectie A, perceel 158 A
Vergunning:
2009/328
Kale - Leie Archeologische Dienst
65
Naam aanvrager:
Ben De Vriendt Archaeological Solutions
Naam vooronderzoek:
Vooronderzoek schoolterrein Knesselare – Ursel, Onderdale
Opgravingscode:
Knes-09-Ond
Datum:
4 en 5 mei 2009
Te onderzoeken oppervlakte:
ca. 1 ha
Algemene methodiek:
vooronderzoek met elke 12 m proefsleuven en plaatselijk kijkvensters
Archeologische gegevens Om het gebied te evalueren luidde het advies van het Agentschap RE dat minimum 12% van het plangebied diende te worden onderzocht op aanwezigheid van (al dan niet) intacte archeologische waarden. De sleuf wordt – indien de aanwezigheid van sporen daartoe aanleiding geeft - met ‘kijkvensters’ (grootte 10 x 10 m) aangevuld, in functie van een betere inschatting van de sporendichtheid. Sleuf 1 S01 en S02 bevonden zich naast elkaar ter hoogte van sector 1. Beide sporen hadden een grijze vulling, waren eerder rechthoekig en leken van een recentere datum dan de verderop aangetroffen paalsporen. In één ervan (S03) werd een randfragment handgevormd aardewerk aangetroffen (dikwandig; gegladde, zwarte binnenkant; besmeten, rode buitenkant). S03 en S04 bevonden zich beide langs de westelijke profielwand, waren matig geconserveerd en hadden een grijs gevlekte vulling. Mogelijk maakten deze twee sporen deel van een gebouwplattegrond uit. S05 was een eerder cirkelvormige greppel met de uiterlijke kenmerken van een grafcirkel (breedte: 40 cm; vulling: zwart). Een tweede kwadrant van deze mogelijke cirkel werd echter niet aangetroffen, waardoor het spoor voorlopig aangezien wordt als greppel. Na couperen bleek het spoor zo'n 10 cm diep te zijn en het vertoonde een onduidelijke aflijning. S06 Fig. 58: Overzicht op de sporen in het kijkvenster rond Sleuf II. bevond zich ter hoogte van sector 3. Deze gracht was ca. 1 m breed en had een bruingrijze vulling. Mogelijk waren S06 en S17 dezelfde gracht, hoewel het merkwaardig is dat deze niet in sleuf 2 is aangetroffen. Sleuf 2 Aan het begin van sector 2 zijn 4 paalsporen aangetroffen (S07-S10). Drie ervan bevonden zich op eenzelfde lijn en op eenzelfde afstand van mekaar. Deze paalsporen hadden een diameter van ca. 30 cm en een grijszwarte vulling, waarin houtskoolspikkels werden opgemerkt. Tijdens het opschaven van een van de paalsporen (S09) kwam er een klein, dikwandig randfragment handgevormd aardewerk te voorschijn, (…). In de onmiddellijke omgeving heeft men een vierde paalspoor (S10) met vergelijkbare kenmerken aangetroffen. Omwille van deze sporen besliste men een kijkvenster aan te leggen. Dit leverde geen nieuwe paalsporen op, het terrein bleek wel plaatselijk verstoord. Ook trof men een kuilvormig spoor aan (S11), dat houtskool bevatte en waar bij het
66
Jaarverslag 2009
opschaven een silex afslag aan het licht kwam. S12 was een O-W georiënteerde greppel (breedte: 50 cm) met een grijs-bruine vulling. Mogelijk waren S12 en S16 ( sleuf 3) dezelfde greppel. Net naast deze greppel bevond zich een cirkelvormige kuil (S13; diameter: 80 cm) met verstoorde vulling. Ter hoogte van sector 3 is een mogelijk paalspoor aangetroffen (S14). Na het plaatsen van een kijkvenster trof men in de nabijheid een tweede mogelijk paalspoor aan (S15). S14 ( kleur: donkerbruin) was merkelijk kleiner dan S15 (kleur: zwart). Sleuf 3 S16 bevond zich ter hoogte van sector 2. Deze greppel was mogelijk het verlengde van S12. S17 bevond zich ter hoogte van sector 3 en was mogelijk het verlengde van S06. De gracht werd gecoupeerd langs de oostelijke profielwand. De gracht had een spitse vorm en bleek ca. 1 m diep. Er kwamen enkele kleine wandscherven vrij, waaronder Andenne (met radstempelversiering) en grijs AW. Even verderop, langs de westelijke profielwand, werd een cirkelvormig spoor aangetroffen (S18; mogelijke kuil; kleur: donkerbruin; diameter: 50 cm).
Tijdens het proefsleuvenonderzoek werden enkele interessante sporen aangetroffen. De datering aan de hand van het gevonden aardewerk (late ijzertijd/midden-Romeinse tijd) sluit aan bij eerder archeologisch onderzoek op het grondgebied van Ursel. Temeer er op het aangrenzende perceel binnenkort wordt overgegaan tot een feitelijke opgraving, verdient het aanbeveling dit ook hier te doen. Daar de aangetroffen sporen op het terrein tamelijk verspreid lagen, heeft is het aanbevolen het hele terrein op te graven. Dit onderzoek zal, samen met dat van het schoolterrein, in 2010 aangevat worden.
2.2.16. NEVELE BORREWAL In het zog van het groot project RUP Lokaal bedrijventerrein Nevele Ter Mote (zie 2.2.16) is ook nog een individueel bouwlot nabij Borrewal gesondeerd. Het project omvat de bouw van een individuele woning met kelder, een garage en een bergplaats, gedeeltelijk ingeplant op een gekende kasteelsite. Het gaat hierbij om de omwalde motte met kasteel van de adellijke familie Mulle de Terschueren of het zogenaamde Kasteel “De Kluize” of “Ter Motte” daterend van ca. 1862 en gebouwd op de plaats van het goed “Ten Rietgaver”. Het kasteel is gesloopt in de jaren vijftig van de 20e eeuw. Deze zone was dan ook opgenomen binnen het RUP Lokaal bedrijventerrein Nevele, waarin verschillende voorwaarden zijn opgenomen om het behoud, het beheer en het eventuele onderzoek van deze archeologische site te waarborgen. De bodemkaart van België karteert dit gebied op een overgang tussen Lcc (Matig droge zandleembodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B-horizont) en OT (sterk vergraven grond).
Fig. 59: Ligging van het perceel nabij de kasteelsite aan Borrewal. Fig. 60: Het Kasteel de Kluyse op de Atlas der Buurtwegen.
Kale - Leie Archeologische Dienst
67
Administratieve gegevens Gemeente:
Nevele
Plaats/straat:
Borrewal
Kadastrale gegevens:
Nevele, 1ste afdeling, sectie F, nrs. 314F en 312C
Vergunning:
2009/367
Geldig:
14/12/09 - 01/02/10
Naam aanvrager:
David Vanhee
Naam vooronderzoek:
Nevele Borrewal
Opgravingscode:
Nev-Bor-VO09
Datum:
16 december 2009
Te onderzoeken oppervlakte:
ca. 1000 m²
Algemene methodiek:
vooronderzoek met proefsleuven
Archeologische gegevens De inventarisatie van het terrein is uitgevoerd door een onderzoek met proefsleuven. Daarbij hield men rekening met de te bebouwen zone die niet onderkelderd zou worden. Uit de resultaten van het vooronderzoek bleek dat de bodemgesteldheid van het terrein inderdaad sterk vergraven was. Er werden quasi geen archeologische sporen aangetroffen. Slechts op één plaats trof men een ouder grachtje aan, het lag echter in het niet te bebouwen deel van het lot. Verder werden heel wat afbraakmateriaal en bouwpuin aangetroffen, vermoedelijk van de sloop van het kasteel in de jaren ’50 van de vorige eeuw. Het vooronderzoek op het individueel bouwlot aan Borrewal te Nevele leverde geen relevante archeologische sporen op en kende dan ook geen vervolg. Fig. 61: Overzicht op de sleuf op het perceel te Borrewal.
2.2.17. NEVELE TER MOTE Het project omvat de aanleg van een lokaal bedrijventerrein van ca. 5.4 ha nabij de Biebuyckstraat te Nevele. Het gebied vertoont een uitgesproken microreliëf dat telkens tussen de ca. 9,00 en 10,00 m TAW–waarde draait. De bodemkaart van Fig. 62: Ligging van het lokaal bedrijventerrein in Nevele.
68
Jaarverslag 2009
België karteert het gebied als Ldc; een matig natte zandleembodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B-horizont. Dit plangebied sluit aan bij de kasteelsite, die in het RUP Lokaal Bedrijventerrein Nevele is ingekleurd als Art. 50; een zone bestemd voor de aanleg van een parkzone uitgaande van de cultuurhistorische en archeologische site die verwijst naar het voormalige kasteel. Het gaat hierbij om de omwalde motte met kasteel van de adellijke familie Mulle de Terschueren, ook het zogenaamde Kasteel “De Kluize” of “Ter Motte” genoemd. Het stamt uit ca. 1862 en was gebouwd op de plaats van het voormalige goed “Ten Rietgaver”. Het kasteel is gesloopt in de jaren vijftig van de 20e eeuw. Administratieve gegevens Gemeente:
Nevele
Plaats/straat:
Biebuyckstraat
Kadastrale gegevens:
Nevele, 1ste afdeling, sectie f, nrs. 305a, 306a, 307b, 308c, 308d, 311c en 328g
Vergunning:
2009/005
Geldig:
19/01/09 - 31/07/09
Naam aanvrager:
David Vanhee
Naam vooronderzoek:
Lokaal bedrijventerrein Ter Mote
Opgravingscode:
Nev-TM-VO09
Datum:
17 en 18 maart 2009
Te onderzoeken oppervlakte:
ca. 5,4 ha
Algemene methodiek:
vooronderzoek met proefsleuven (ca. 12 m tussen) en plaatselijk een kijkvenster
Archeologische gegevens De inventarisatie van het terrein is uitgevoerd door een onderzoek met proefsleuven die ca. 12 m uit elkaar lagen. Om meer inzicht te krijgen, zijn hier en daar kijkvensters aangelegd. Op die manier is ca. 12 % van de totale oppervlakte onderzocht. Uit de resultaten van het vooronderzoek bleek dat de bodemgesteldheid van het terrein (Ldc; een matig natte zandleembodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B-horizont) de interpretatie van de bodeminhoud bemoeilijkte. De natte, lemige bodemstructuur zorgde er vaak voor dat de grond bij het trekken van sleuven openscheurde. Er werden quasi geen archeologische sporen ontdekt. Slechts op één plaats trof men een paalspoor aan. Errond werd een kijkvenster
Fig. 63: Opengescheurde grond in de sleuven van Ter Mote.
Kale - Leie Archeologische Dienst
aangelegd, aanwijzingen.
echter
69
zonder
verdere
Vlak bij de Biebuyckstraat en de kapel werden nog enkele grachten gedetecteerd. Ze waren recentelijk gevuld met puin en waren vermoedelijk afkomstig van het oude wegtracé van de huidige Biebuyckstraat. Dit wordt zichtbaar wanneer de Atlas der Buurtwegen op de huidige topografische kaart wordt gelegd. Het vooronderzoek op de percelen van de toekomstige lokale bedrijventerrein Ter Mote aan de Biebuyckstraat leverde geen relevante archeologische sporen op. Er dient dan ook geen verder archeologisch onderzoek te gebeuren.
Fig. 64: De Atlas der Buurtwegen toont het oude wegtracé ten opzichte van de weg op de topografische kaart.
2.2.18. NEVELE TECHNISCHE DIENST De gemeente Nevele plant een nieuwbouw als onderkomen voor haar Technische Dienst op een perceel aan de Akker te Nevele. Het terrein sluit aan bij dat waarop eerder de brandweerkazerne werd gebouwd. Ook daar voerde de KLAD een vooronderzoek uit, maar het leverde geen sporen op. Dit perceel ligt aan de vallei van de Kale, het huidige Kanaal Gent-Oostende en kent een uitgesproken helling. De hoogte nabij de Akker bedraagt ca. 11,50 m TAW en daalt Fig. 65: Ligging van het terrein voor het nieuw gebouw van de naar ca. 8,80 m TAW in de richting van de Technische Dienst. Kalevallei. De bodemkaart van België karteert dit gebied als Sbc, meer bepaald droge lemige zandbodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B-horizont. Administratieve gegevens Gemeente:
Nevele
Plaats/straat:
De Akker zn.
Kadastrale gegevens:
Nevele, 1ste afdeling, sectie B, nr. 122G
Vergunning:
2009/363
Geldig:
07/12/09 - 01/02/10
Naam aanvrager:
David Vanhee
Naam vooronderzoek:
Nevele Technische Dienst
Opgravingscode:
Nev-TD-VO09
Datum:
14 december 2009
Te onderzoeken oppervlakte:
ca. 3000 m²
Algemene methodiek:
vooronderzoek met proefsleuven (ca. 12 m tussen), plaatselijk aangevuld met kijkvensters
70
Jaarverslag 2009
Fig. 66: Recente verstoringen in de sleuven op het terrein aan De Akker te Nevele.
Archeologische gegevens De inventarisatie van het terrein is uitgevoerd door een onderzoek met 5 proefsleuven die ca. 12 m uit elkaar lagen. Om de aangetroffen sporen te interpreteren, werd plaatselijk een kijkvenster aangelegd. De 5 sleuven leverden slechts enkele sporen op, die dan nog aan recente activiteit op het terrein toegeschreven kunnen worden. Dit vooronderzoek kende dan ook geen vervolg.
2.2.19. NEVELE - LANDEGEM LANDEGEMDORP (DAVID VANHEE & EVELIEN TAELMAN EEC VZW) Het project omvat de bouw van een aantal sociale appartementen en woningen op een terrein van ca. 1 ha nabij Landegemdorp en de Brouwerijstraat te Nevele – Landegem. Het Fig. 67: Ligging van de sociale verkaveling in Landegemdorp. plangebied vertoont een uitgesproken helling van oost naar west, of van Landegemdorp naar de vallei van de Oude Kale. Het hoogteverschil bedraagt soms meer dan 3,6 m en daalt van ca. 11,50 m TAW naar ca. 7,9 m TAW. De bodemkaart van België karteert het gebied als Sbb; een droge lemige zandbodem met structuur B-horizont
Kale - Leie Archeologische Dienst
71
Administratieve gegevens Gemeente:
Nevele - Landegem
Plaats/straat:
Landegemdorp
Kadastrale gegevens:
Nevele, 5e afdeling, sectie b, nrs. 6b, 7b, 13, 14d, 14e, 15a, 23 en 24
Vergunning:
2009/175
Geldig:
8 juni 2009 tot 31 oktober 2009
Naam aanvrager:
David Vanhee
Naam vooronderzoek:
Landegemdorp
Opgravingscode:
Nev-Lnd-VO09
Datum:
8 en 9 juni 2009
Te onderzoeken oppervlakte:
ca. 1 ha
Algemene methodiek:
vooronderzoek met proefsleuven (ca. 12 m tussen)
Archeologische gegevens De inventarisatie van het terrein is uitgevoerd door een onderzoek met proefsleuven die ca. 12 m uit elkaar lagen. Op die manier werd ca. 12% van de oppervlakte van de gesondeerde percelen bekeken. Het gesondeerde gebied kan in 3 zones opgedeeld worden: Zone I op perceel 24 (sleuven I t.e.m. III), Zone II op de percelen 14d en 15a (de sleuven IV en V) en Zone III op de percelen 6b en 7b (de sleuven VI en VII). De eerste zone (Zone I) bevat het perceel nummer 24 en doet dienst als weide. Hier werden 3 parallelle sleuven aangelegd (I – III) volgens een quasi oost-westrichting. In al deze sleuven was de gekarteerde droge, lemige zandbodem met structuur B-horizont (Sbb) duidelijk. Naar de vallei van de Oude Kale (westen) is de leemfractie iets groter. De bodemopbouw is eenvoudig, consistent en typisch voor de zandstreek; een ploeglaag van ca. 40 tot 50 cm dik met daaronder de stabiele moederbodem. De ploeglaag zelf kan in een humusrijke Ap1 en een meer uitgeloogde Ap2 opgedeeld worden. In de sleuven zijn enkel recente of subrecente verstoringen aangetroffen. Het lijken voornamelijk grachten en grote kuilen te zijn. Na het couperen van twee van deze sporen bleken ze slechts een tiental cm diep bewaard. De vulling leunt sterk aan bij de humusrijke Ap2. Uit enkele van deze sporen is a a r d ew e r k verzameld , w a ar o n d e r zwartgoed, rood geglazuurd aardewerk en witgoed, dat als postmiddeleeuws gedateerd
Fig. 68: Zicht op enkele van de recente sporen in sleuf I.
72
Jaarverslag 2009
kan worden. Zone II omvat de percelen 14d en 15a en was aan de oostzijde tot voor kort bebouwd met een boerderij. In de twee O-W gerichte sleuven IV en V werden sporen van de recente sloop van dit gebouw weergevonden. Deze recente verstoringen waren gevuld met recent puin, bakstenen, glas en plastic. De grachten en kuilen zoals die in de eerste drie sleuven voorkwamen, ontbreken hier.
Fig. 69: De verstoringen met recent bouwpuin in de Sleuven V. Fig. 70: Een van de 2 grote waterputten, aandenken aan de serrebouw op het terrein.
Ook de sleuven VI en VII liggen in O-Wrichting in de percelen 6b en 7b, omschreven als Zone III. Aan de oostzijde ervan stonden voorheen serres en struiken. In de sleuven waren zowel sporen van serres (recente verstoringen met glas, baksteen, buizen en ander bouwmateriaal) als van struiken (lange stroken met wortels) terug te vinden. In sleuf VI is aan de westzijde een klein kijkvenster aangelegd, waarbij de sleuf circa 1 meter breder werd gemaakt, om een recente betonnen waterput te lokaliseren. Ten westen van deze sleuf, tussen de grens van het perceel en de grens van de sleuf, werd een tweede betonnen waterput gelokaliseerd. In beide sleuven ontbraken archeologische sporen. Het was snel duidelijk dat in de eerste drie sleuven (Sleuven I t.e.m. III) op Zone I (perceel 24) een reeks donkerbruine grachtjes en een aantal kuilen voorkwamen. Deze ontbraken in de overige sleuven op de zones II en III. Deze sporen bleken op basis van het aangetroffen aardewerk echter relatief recent te zijn, ze waren ondiep bewaard en bevatten weinig archeologische waarden. Vermoedelijk zijn ze afkomstig van agrarische activiteit.
De andere sleuven (Sleuven IV t.e.m. VII) op zone II en III vertoonden dan weer veel r ec en te v e r s tor i n gen . Ze k unn e n toegeschreven worden aan een recent gesloopte hoeve met serre. Van de serreteelt werden nog een leiding en twee betonnen waterputten aangetroffen. Hieruit kan besloten worden dat er op deze percelen geen relevante archeologische sporen aanwezig zijn. Er is geen verder onderzoek noodzakelijk. 2.2.20. NEVELE - LANDEGEM TOT DRONGEN INFRABEL (T. BRUYNINCKX, B. BOT & B. ACKE GROUP MONUMENT) In het kader van de geplande uitbreiding van de spoorlijn Brussel-Oostende op het grondgebied van Drongen (deelgemeente van Gent) tot Landegem (deelgemeente van Nevele) voerde een archeologisch team van Monument Vandekerckhove nv van 1 juli tot 19 augustus 2009 langs weerszijden van de spoorweg een archeologisch prospectie uit.
Kale - Leie Archeologische Dienst
73
Fig. 71: Overzicht op de sleuven en kijkvensters getrokken langs de spoorlijn Gent - Oostende.
Opdrachtgever voor het onderzoek was nv Aswebo, die als hoofdaannemer is aangesteld door Infrabel voor de uitvoering van de infrastructuurwerken. Het onderzoek gebeurde volgens de bijzondere voorwaarden geformuleerd door het Agentschap RE en in nauwe samenwerking met de Dienst Stadsarcheologie van de stad Gent en de Kale-Leie Archeologische Dienst. Infrabel voorziet in de aanleg van twee bijkomende sporen (1 spoor langs beide kanten van de huidige spoorbedding) en bijhorende infrastructuur op het grondgebied van de stad Gent en de gemeente Nevele, tussen de Holisstraat in Drongen en de Wildedreef in Landegem. In het kader van de stedenbouwkundige vergunning adviseerde het Agentschap RE dat een archeologisch onderzoek voorafgaand aan de werken diende uitgevoerd te worden. Het doel was hierbij te vermijden dat waardevol archeologisch erfgoed ongedocumenteerd verloren zou gaan. Aan weerszijden van de huidige sporen werden lange proefsleuven aangelegd die, indien sporen werden aangetroffen, konden uitgebreid worden met kijkvensters. Administratieve gegevens Gemeente:
Gent Drongen tot Nevele Landegem
Plaats/straat:
spoorlijn Gent - Oostende, de Holisstraat in Drongen en de Wildedreef in Landegem
Vergunning:
2009/189
Naam aanvrager:
Tina Bruyninckx
Naam vooronderzoek:
Gent/Nevele spoorlijn Drongen - Landegem
Opgravingscode:
DGLG09
Datum:
1 juli - 19 augustus 2009
74
Algemene methodiek:
Jaarverslag 2009
vooronderzoek met proefsleuven langsheen het tracé en plaatselijk kijkvensters.
Archeologische gegevens Langs beide zijden van het tracé werden heel wat sporen aangesneden. Deze sporen lagen meestal sterk verspreid over het onderzochte terrein. Echte spoorconcentraties werden enkel aangetroffen op de hoger gelegen zandige zones in het uiterste oosten en westen van het onderzochte gebied. Een overzicht van de werkzaamheden is gepubliceerd in het basisrapport 2009/12 uitgegeven door Group Monument Vandekerckhove n.v. (BRUYNINCKX et al. 2009). We beperken ons hier tot enkele kernresultaten van het onderzoek. Het archeologisch vooronderzoek langs de spoorlijn Gent - Oostende leverde verschillende sporenclusters en vondsten op uit verschillende periodes. De meeste sporen bleken zich te bevinden op de hoger gelegen zandige bodems aan de Holisstraat te Drongen en de Wildedreef te Landegem. De oudste sporen gaan terug tot in de late ijzertijd en/of de Romeinse periode. De grootste concentratie van sporen uit deze periode werd aangetroffen nabij de Holisstraat te Drongen. Nabij de landweg in het verlengde van de Wildedreef te Landegem waren de sporen kleiner in aantal en meer verspreid. Enkele grachten kunnen aan de hand van het gerecupereerde aardewerk gedateerd worden in de volle middeleeuwen, meer bepaald in de 12e tot 13e eeuw. Ook deze sporen situeerden zich in de zone nabij de Holisstraat. De andere sporen waarbij een datering mogelijk was konden allen geplaatst worden in de postmiddeleeuwse periode (vooral 17e 18e eeuw). Een concentratie sporen werd aangesneden tussen de Scheurestraat en de landweg in het verlengde van de Wildedreef, een andere situeerde zich opnieuw dicht bij de Holisstraat. Het gaat zowel om grachten, greppels, paalkuilen als andere structuren. Het tussenliggende natte gebied werd gekenmerkt door zeer verspreide sporen, voornamelijk Fig. 72: Overzichtsfoto van de sleuf langs de spoorlijn Gent - Oostende ter hoogte van Landegem.
Kale - Leie Archeologische Dienst
75
grachten en greppels, die slechts weinig dateerbaar materiaal bevatten. Het landschap was in de loop van de geschiedenis duidelijk een bepalende factor bij de keuze van het landgebruik. De hoger gelegen droge kouterruggen waren een aantrekkelijke plek voor bewoning en akkerbouw, terwijl de lager gelegen natte gebieden waarschijnlijk vooral ingeschakeld werden als weiland, een beeld dat ook nu nog niet helemaal verdwenen is. Belangrijk is nog te vermelden dat de bodem ten oosten van de brug over de Holisstraat eveneens droog en zandig is. Het is zeer waarschijnlijk dat ook daar sporen aanwezig zijn onder de ploeglaag. Dit is iets waar rekening mee gehouden dient te worden bij de verdere spoorweguitbreiding.
2.3 OPGRAVINGEN 2.3.1 EVERGEM KLUIZENDOK (P. LALOO, Y. PERDAEN & W. DE CLERCQ UNIVERSITEIT GENT) Van december 2005 tot november 2007 voerde de Gentse Universiteit een archeologisch noodonderzoek uit te Evergem Kluizen, meer bepaald op de wijk Zandeken. Een vooronderzoek over bijna 130 ha en een vervolgonderzoek over een vijftiental ha kon worden uitgevoerd in een gebied waarin de Vlaamse Gemeenschap, afdeling Maritieme Toegang, een nieuw dok heeft gegraven en een havengebonden bedrijventerrein heeft gepland. Dit archeologisch onderzoek was het grootste van zijn soort gehouden in België en leverde belangrijke resultaten op het vlak van wetenschappelijke kennisverruiming over het verleden op. Bovendien had het ook belangrijke methodologische consequenties voor toekomstig archeologisch onderzoek in Vlaanderen. Het is tevens één van de weinige projecten die in het kader van de zogenaamde Malta-archeologie hebben geleid tot verregaande uitwerking en synthese van de resultaten. Administratieve gegevens Gemeente:
Evergem
Plaats/straat:
Kluizen/Kluizendok
Vergunning:
2005/92 & 2006/114
Naam aanvrager:
Yves Perdaen
Datum:
december 2005 - november 2007 (veldwerk) december 2007 - december 2009 (verwerking)
Algemene methodiek:
vooronderzoek met proefsleuven langsheen het tracé en plaatselijk kijkvensters over een terrein van ca. 128 ha, waarna ca. 15 ha vlakdekkend werd onderzocht
Archeologische gegevens We beperken de bijdrage over het onderzoek op het Kluizendok tot de belangrijkste conclusies getrokken door het team van de Gentse Universiteit. Een volledig overzicht van hun bevindingen kan nagelezen worden in het lijvige rapport, Het Kluizendokproject, UGent Archeologische Rapporten nr. 20 (LALOO et al. 2009). Uit het vooronderzoek over 130 ha door middel van proefsleuven en kijkvensters bleek al snel dat de voor landbouw marginale gronden binnen het gebied wel degelijk veel archeologisch potentieel bezaten. Dit in tegenstelling tot wat de bodemkaart en CAI deden vermoeden voor de aanvang van het project. Uiteindelijk leverde het onderzoek duidelijke indicaties voor menselijke aanwezigheid uit het neolithicum, de ijzertijd, de Romeinse tijd en de middeleeuwen. Deze occupatie is echter verschillend van periode tot periode zowel in intensiteit als in vorm.
76
Jaarverslag 2009
Fig. 73: Sleuvenplan van alle gesondeerde percelen op het havenuitbreidingsgebied, met in rood de positieve sleuven en de aanduiding van de ontoegankelijke percelen in grijs. Het projectgebied was ca. 200 ha groot en op ca. 130 ha daarvan werden proefsleuven getrokken.
Kale - Leie Archeologische Dienst
77
Fig. 74: Plan met de opgegraven sites, goed voor een oppervlakte van ca. 15 ha.
78
Jaarverslag 2009
In de proefsleuven werden diverse grachtfragmenten aangetroffen, waarvan aanvankelijk een datering ontbrak. Naarmate het vooronderzoek vorderde en er extra evaluaties werden uitgevoerd, bleek het om een uitgestrekte occupatie van het gebied te gaan. Het geringe materiaal wees in de richting van bewoning in de Romeinse tijd. Op drie zones binnen het projectgebied werden sporen van een inheems Romeinse landelijke nederzetting gevonden. Hierbij leek men optimaal gebruik te hebben gemaakt van de minimale hoogteverschillen in het landschap veroorzaakt door de kleine zandrug waaraan de wijk Zandeken haar naam te danken heeft. Waar de occupatie uit de steentijd en de ijzertijd zowel ruimtelijk als qua intensiteit uiterst beperkt was, werden we voor wat betreft een deel van de Romeinse periode geconfronteerd met een uitgestrekte landname. Bij de opgraving bleek dat het nederzettingslandschap een 15-tal ha groot was. Ook enkele tijdens het vooronderzoek lege’ zones bevatten Romeinse sporen. Bovendien kwamen tijdens het onderzoek naar de gedetecteerde Romeinse bewoning ook sporen aan het licht uit andere periodes die nog meer dan de Romeinse sporen gekenmerkt werden door een lage sporendensiteit, doordat ze een minder groot gebied in namen. Door de schaal van het onderzoek kon het nederzettingspatroon goed worden nagegaan en kon de nederzetting bekeken worden op landschapsniveau. Dergelijke kijk wordt al enkele jaren toegepast in Noord-Frankrijk waar men het niveau van de individuele landelijke nederzettingen overstijgt en de evolutie van het landschap en het landgebruik en –indeling doorheen de tijd gaat bekijken. In dit opzicht heeft het Kluizendokproject een nieuw inzicht gegeven in de kennis van de diversiteit aan nederzettingen die er heerste binnen een bepaalde periode in een regio. Vergelijkbare nederzettingen wat erfstructuur en -indeling betreft waren immers niet gekend binnen de regio van zandig Vlaanderen. De erven en hun afbakening door middel van grachten leken voornamelijk het landschap en meer bepaald de oriëntatie van de zandrug te volgen. Andere gekende landelijke nederzettingen binnen de regio uit de Romeinse periode zijn eerder planmatig en regelmatig aangelegd en georiënteerd op een wegtracé. Dit laatste was op ’t Zandeken ook het geval, maar ook hier leek de inplanting van het landelijk wegtracé eerder bepaald te zijn geweest door de Fig. 75: Aanduiding van de 17 erven binnen het opgravingsvlak en de aanduiding van de vermoedelijke wegtracés (blauw).
5
1
4
2 3
17 14 15 11
10 9 7
12
13
8
16
6
Kale - Leie Archeologische Dienst
79
zandrug, de weg liep immers over de hoogste delen van de zandrug. Nog een opvallend feit aan de configuratie van de Romeinse nederzetting was de lage densiteit aan en de wijde verspreiding van sporen. Slechts op twee erven waren er sporen van reparaties en/of uitbreiding van het huis. Er waren praktisch geen oversnijdingen van grachten. Dit wijst op een kortstondige occupatie van het gebied. Dit was ook merkbaar in de materiële cultuur. Die bestond -voor zover teruggevonden- voornamelijk uit aardewerk en in mindere mate natuursteenen metaal. In vergelijking met andere sites in Vlaanderen viel vooral de geringe hoeveelheden materiaal op die op sommige erven werd aangetroffen. Andere complexen leverden meer ceramiek op die ons toelaat een gedeeltelijk inzicht te krijgen in de culinaire gebruiken maar ook in aanvoerlijnen van aardewerk en in aardewerk vervoerde producten. Er werden in totaal zo’n 11.000 fragmenten aardewerk gevonden, afkomstig van meer dan 1000 verschillende potten. Het aanwezige materiaal bestond bovendien grotendeels uit gewoon gebruiksaardewerk en slechts een handvol luxe -waar. Bij het gebruiksaardewerk zat, naast de gebruikelijke importen uit het noorden van Frankrijk en het Rijnland, een groot aandeel handgemaakt aardewerk van lokaal inheemse traditie. Door het groot aantal contexten is het mogelijk gebleken een diachrone evolutie van de aanvoer van vaatwerk te ontwikkelen. Hieruit blijkt dat de bewoners vooral tijdens het midden en derde kwart van de tweede eeuw toegang hadden tot macro-economische handelsnetwerken, al is die eerder beperkt wanneer vergeleken met andere nederzettingen in de regio. Bovendien is er sprake van een duidelijke terugval op de autochtone levenswijze vanaf ca. 200AD. Het aardewerk wijst overigens op een occupatie tussen het uiterste einde van de eerste eeuw en vooral in de tweede en deels ook in de derde eeuw. Deze datering wordt ondersteund door verschillende 14C- en dendrochronologische dateringen. Hiermee blijkt dat de site slechts een 150-tal jaar bewoond werd. We kunnen dus spreken van een kortstondige kolonisatie van het gebied. Het is enkel in de Romeinse tijd dat men het gebied er op die schaal gaat ontginnen, wellicht als gevolg van toegenomen druk op de betere landschapsdelen elders, dit op zijn beurt door de steeds grotere druk tot taxatie uitgeoefend door 390 de Romeinse staat. Sporen van vroegere occupatie zijn nagenoeg afwezig en het is wachten tot de 12de -13de eeuw vooraleer het gebied opnieuw wordt ontgonnen. We vermoedden dat gezien de arme zandgronden de kern van activiteiten niet kan gelegen hebben in akkerbouw. Waarschijnlijk deed men aan veeteelt, meer bepaald het houden van kleinvee (schapen, geiten en varkens). Directe bewijzen hiervoor ontbreken echter, gezien botmateriaal zeer slecht bewaard blijft in deze zure zandgronden. Het paleo-ecologisch onderzoek wijst echter op een sterke boscomponent voor en na de Romeinse bewoning en een geringe afname van dit bos tijdens de bewoning. Ook in dit opzicht verschilt de nederzetting met andere gekende sites voor de Romeinse periode binnen zandig Vlaanderen. De verdere en diepere studie van de tijdens de opgraving en verwerking bekomen resultaten biedt heel wat mogelijkheden. Hoe moet immers deze kortstondige kolonisatie begrepen worden? Wat waren de drijfveren voor de occupatie van dit marginaal landschap? Om antwoord hierop te krijgen moet de sociaal-economische positie van de bewoners van de nederzetting verder nagegaan worden in het kader van de romanisatieprocessen van de rurale bevolking in Noord-Gallië. Deze nieuwe vragen, die voortvloeien uit de antwoorden op vorige vragen, tonen aan dat het onderzoek op ’t Zandeken een serieuze impuls heeft gegeven tot het verruimen van de kennis van de Romeinse bewoning in al haar facetten binnen de regio ten noorden van Gent en daarbuiten én dat ook nog in de toekomst zal blijven doen. We hopen met dit rapport te hebben aangetoond dat bepaalde gebieden niet mogen worden afgeschreven of gecatalogeerd als archeologisch niet-interessant omwille van bodemkundige redenen, de afwezigheid van archeologische indicaties voorafgaand aan het onderzoek en/of omwille van lage sporendensiteiten
80
Jaarverslag 2009
2.3.2 EVERGEM BELZEELSE KERKWEG - RALINGEN (E. TAELMAN & B. POLFLIET EEC VZW) Door de positieve resultaten van het proefsleuvenonderzoek, uitgevoerd door David Vanhee (KLAD) in april 2009, werd overeengekomen het terrein (Afdeling 2, sectie 2, perceelsnummers 147/02, 151A, 151B, 157, 158 en 163) in juli 2009 aan een vlakdekkend onderzoek te onderwerpen. Twee archeologen van het Ename Expertisecentrum voor Erfgoedontsluiting v.z.w. voerden het terreinwerk uit tot in september, waarna werd aangevangen met de verwerking van de resultaten. Deze werd afgerond in november 2009. Snel werd duidelijk dat de site een Romeinse bewoning heeft gekend. Archeologische structuren Vrij centraal in het noordoostelijk deel van de site werden 17 paalsporen aangesneden. De goed bewaarde cluster vormde een NO-ZW georiënteerde tweeschepige gebouwplattegrond, gekend als type IB en beschreven in het doctoraat van dr. W. De Clercq (UGent). Twaalf ondiepe paalkuilen vormden de zijwanden, vijf paalkuilen vormden de nokpalenrij. Opvallend aan deze plattegrond zijn de twee diepe uitstaande nokpalen die kunnen geïnterpreteerd worden als ondersteuning voor een verlenging van het zadeldak. Door de opvallende lichte structuur van deze zijwanden kan afgeleid worden dat zij geen grote dragende functie hadden. Mogelijk kwam de onderkant van het dak laag tegen de grond en vormden deze paaltjes eerder een lage ondersteunende aanvulling op de zware nokpalenrij. De lengte van beide zijwanden bedroeg exact 11,34 m. De lengte van de nokpalenrij, inclusief de uitstaande palen, bedroeg maximaal 14,20 m. De maximale breedte aan de westelijke korte zijde bedroeg 6 m en aan de oostelijke korte zijde 6,20 m. De uitstaande nokpaal lag aan de oostelijke korte zijde 1,24 m verwijderd van paalkuil 18 en aan westelijke zijde 1,40 m van paalkuil 13. In de lange zijwanden werden twee over elkaar liggende ingangen opgemerkt. De breedte van de noordelijke ingang bedroeg 1,25 m (gemeten van het midden van 15 tot het midden van 17). De zuidelijke ingang was 1,54 m breed (opnieuw van midden naar midden gemeten). Een eerste brandrestengraf bevond zich op tien meter ten Z-O van het gebouw en lag in één lijn met de oostelijke korte zijde. Het was vierkant en kende afmetingen van 1,77 m bij 1,40 tot 1,60 m. Het tweede brandrestengraf bevond zich eveneens op tien meter van het Fig. 76: grondplan met Romeinse structuren.
Kale - Leie Archeologische Dienst
81
gebouw maar langs noordwestelijke zijde en werd eveneens gekenmerkt door een typische opvulling, iets meer geprononceerd dan het eerste graf. Het was langwerpig en mat 88 cm op 50 cm, met eenzelfde oriëntatie als de gebouwplattegrond. Nabij de huisplattegrond doken twee langwerpige sporen op waarvan de functie aan discussie onderhevig is. De eerste kuil situeerde zich in het westelijk gedeelte van het opgravingsvlak en lag afgezonderd van andere archeologische sporen, op 35 m ten Z-W van de huisplattegrond. Het kende een NO-ZW-oriëntatie, licht afwijkend van de huisplattegrond. In het grondvlak manifesteerde het zich als een langgerekte, duidelijk afgelijnde vlek met donkergrijze tot zwarte kleur met donkerbruine vlekken. De rand tekende zich iets lichtgrijzer af dan de rest van het spoor. Het kende afmetingen van 4,94 m bij 1,10 tot 1,30 m. Het spoor ging maximaal 64 cm diep en bestond uit verschillende opeenvolgende humusrijke lagen, met ondermeer houtskool. Een tweede gelijkaardig spoor lag in het oostelijk gedeelte van het opgravingsvlak, op ongeveer 20 m ten Z-O van de huisplattegrond en op 0,5 m van de bocht in gracht 4. Het kende een O-W-oriëntatie en lag meer in dezelfde richting als de gebouwplattegrond dan de eerste kuil. In het grondvlak was de kleur lichter dan van spoor 41. Het tekende zich af als een grijsbruine vlek. Het mat 10,20 m op 1,46 m en leek een minder humeuze opvulling te kennen als spoor 41. In profiel was deze kuil ook gelaagd, maar het vertoonde verder duidelijk sporen van opvulling met pakketten plaggen of brokken. Dit soort kuilen kan verschillende mogelijke functies toebedeeld krijgen. Het kan gaan om zandwinningkuilen, afvalkuilen of mestkuilen. Een oorspronkelijke functie kan de zandwinning zijn geweest, waarbij in de droge zandgronden nabij een Romeins erf diepe kuilen gegraven werden om het zand voor verder gebruik te hanteren. Vervolgens konden deze kuilen opgevuld worden met afval en/of mest.
Fig. 77 & 78: gebouwplattegrond, type IB.
Fig. 79: Terreinfoto van spoor 112.
Op dit erf werd eveneens een kleine waterput getraceerd. De waterput bevond zich op 19 m ten westen van de gebouwplattegrond en lag bijna in dezelfde lijn als de nokpalenrij. De diameter bedroeg 2,36 m. Hoewel de put geen materiaal bevatte en een datering op die basis uitgesloten is, lijkt het niet ondenkbaar dat de waterput in gebruik was ten tijde van de bewoningsfase van de gebouwplattegrond. Nu kan men de structuur hoogstwaarschijnlijk plaatsen in de vroeg-Romeinse tijd, mogelijk tussen 70 n.C. en de eerste helft van de 2e eeuw n.C.
82
Jaarverslag 2009
Er werd eveneens een grachtensysteem blootgelegd, waarbij tien grachten en greppels onderscheiden werden. Enkele daarvan oversneden elkaar. Slechts één kon als vroegRomeins omschreven worden, de overige dateren van recentere datum. Gracht 4 kende in het vlak een lengte van 115 m, waarbij het in het noordelijk gedeelte over een afstand van 37 m een NW-ZO-oriëntatie volgde. De gracht maakte een bocht van 90 graden en liep 78 m verder in Z-W-richting. Net voor en na de afbuiging, ten Z-O van de huisplattegrond, verbreedde de gracht en verscheen er in het grondvlak een laag met accumulatie van organisch materiaal, die zich uitstrekte over een afstand van 30 m. Mogelijk verwijst zij naar de herbebossing van het gebied vanaf de 2e eeuw, maar pollenonderzoek moet dit verder uitwijzen (persoonlijke communicatie dr. W. DE CLERCQ). Ter hoogte van de afbuiging van de gracht werd tijdens het couperen onder deze structuur een nieuw spoor ontdekt. Spoor 112 bleek zich ca. 50 cm onder het grondvlak te bevinden en had een rechthoekige vorm. Het mat 170 cm op ca. 70 cm. Het bestond in het grondvlak uit een bruin pakket mul zand opgevuld met grijze, bruine en lichtbruine vlekken. Het spoor was duidelijk heterogeen gevlekt, hoewel het centraal eerder een cirkelvorm vertoonde. Onderaan zat een heel dun donkerbruin tot zwart laagje schuimig organische restant vermengd met mul zand. In profiel liep het maximaal 40 cm diep, waardoor de bodem zich daardoor ook onder de gracht bevond. Er werden geen vondsten in aangetroffen. Aangezien het zich in en onder gracht 4 bevond, hoort het bij de vroegste fasen van de occupatiefase van het vroeg-Romeinse erf. Door de locatie in de gracht, in de bocht, en door de aanwezigheid van het donkere laagje onderaan het spoor, kan het een aanwijzing tot een offer zijn. Bij het oprichten van een enclosure werden in grachten, meer bepaald in afbuigingen en bochten, offerpraktijken uitgevoerd (persoonlijke communicatie dr. W. DE CLERCQ). Na het determineren van de vroeg-Romeinse sporen en structuren, viel het op dat er weinig sporen dateren uit latere periodes. Enkel het grachtensysteem, verstoringen en enkele losse kuilen verspreid over het opgravingvlak konden tot deze latere periodes gerekend worden. Op de site ligt een beperkt aantal kuilen waarvan is vastgesteld dat zij dateren uit de postmiddeleeuwse tot de recente periode. Fig. 80: Luchtfotografische opname van de site tussen de Belzeelse Kerkweg en Ralingen op Google Maps.
Kale - Leie Archeologische Dienst
83
Archeologische vondsten Vondsten op de site bleken eerder schaars. Slechts in één paalspoor (19) werd aardewerk teruggevonden. Het betreft 40 wandscherven, waarvan er enkele gecategoriseerd kunnen worden als gedraaide import. Uitgezonderd het stuk importkeramiek zijn ze alle handgevormd. Ook een fragment van bewerkte natuursteen en drie gewone fragmenten natuursteen zijn in dit spoor teruggevonden. Een exacte datering van deze scherven blijkt moeilijk. Vast staat dat ze dateren uit de vroeg- Romeinse periode, gaande van 70 n.C. tot de eerste helft van de 2e eeuw n.C. (persoonlijke communicatie dr. W. DE CLERCQ). In een van de brandrestengraven werd een stuk Romeinse dakpan gevonden, in het andere graf bevonden zich drie Romeinse wandscherven. Het aardewerk uit een van de mestafvalkuilen bestaat uit vijf randscherven, 36 wandscherven en één fragment van een oor. Twee wandscherven konden gecategoriseerd worden als kruikwaar uit de Scheldevallei, vier worden omschreven als Lowlandwaar (vroeg Waaslands aardewerk), twee als terra nigra en één scherf is een fragment van een dolium. Daarnaast is er ook een stukje bewerkt silex aangetroffen. In gracht 4 zijn een aantal vondsten naar boven gekomen. Het betreft een hoeveelheid aan keramiek, een fragment natuursteen, twee fragmenten basaltlava (maalsteen), één fragment conglomeraat (maalsteen) en vijftien fragmenten van imbrices en tegulae. De aangetroffen keramiek omvat 4 randen, 22 wanden en 2 fragmenten van oren. Na analyse van de soorten aardewerk werd geconcludeerd dat ze allen dateren uit de vroeg-Romeinse tijd, van 70 n.C. tot 150 n.C. In het grachtensysteem zijn eveneens een aantal scherven naar boven gekomen, die een ruime datering in de post-middeleeuwen en recentere periode voorop plaatsen. Conclusie De belangrijkste sporen en structuren aangetroffen op deze site dateren uit de Romeinse periode. De huisplattegrond met waterput, de twee brandrestengraven en de twee mest- of afvalkuilen behoorden allen tot een bewoningsoccupatie die kan geplaatst worden in de periode tussen 70 en 150 n.C. Het erf werd omheind door een lange gracht die vooral langs de oost- en zuidkant een afsluiting vormde. Opmerkelijk is het spoor in en onder de omheinende gracht, dat waarschijnlijk als offerspoor kan beschouwd worden. 2.3.3 EVERGEM KOOLSTRAAT (A. DE LOGI, J. DECONYNCK,N. VANHOLME & S. RENIERE DURABRIK) Eind december 2007 kreeg de KLAD melding van de geplande aanleg van een verkaveling met een totale oppervlakte van 3,6 ha door bouwheren Durabrik en Van Rysselberghe te Belzele, Evergem. Het terrein bevond zich ter hoogte van de Koolstraat en de Belzeelse Kerkweg. Om het archeologisch potentieel van de gronden in te schatten werd hier in juni 2008 door de KLAD een proefsleuvencampagne uitgevoerd. Daarbij kwamen een groot aantal paalsporen, sporen van grachten, kuilen en waterputten aan het licht. Om deze reden werd in overleg met RO-Vlaanderen beslist om 3,1 ha van het projectgebied vlakdekkend te onderzoeken. Hiervoor werd een opgravingstermijn van 150 werkdagen voor vier projectarcheologen voorzien. De verwerking diende aansluitend te gebeuren gedurende 70 dagen door twee archeologen. Het financieel luik van het onderzoek werd integraal door de bouwheren gedragen. Zij stonden eveneens in voor het grootste deel van de logistiek. Het terreinonderzoek liep van 1 oktober 2008 tot 10 juni 2009, de verwerking had aansluitend plaats tot 9 oktober 2009. Het onderzoeksgebied bevond zich tussen de Koolstraat en de Belzeelse Kerkweg te Belzele, Evergem. Het betreft een terrein, bestaande uit een droge tot matig droge zandbodem, dat gesitueerd is op de lange O-W georiënteerde dekzandrug langs het traject van de Kale. Het microreliëf van deze rug is gevormd door de afwisseling van kleine zandruggetjes en depressies. Op het projectgebied was deze lokale topografie duidelijk zichtbaar: centraal over het terrein strekte zich van ZZO naar NNW een zandige opduiking uit waarop
84
Jaarverslag 2009
ook de meeste sporen geconcentreerd waren. Aan de noordoostelijke sleufrand werd vermoedelijk de aanzet van een tweede dergelijke zandrug aangesneden. Ook daar nam de sporendensiteit aanzienlijk toe. De archeologische sporen in dit onderzoek zijn uitsluitend grondsporen. Ze stammen voornamelijk uit de Romeinse en de volmiddeleeuwse periode. Er werden echter ook een aantal silex objecten uit de steentijd gevonden waaronder twee stukjes microkling, waarvan één mogelijk een gebruiksglans heeft op beide boorden, een spits met schuine afknotting, een onbepaald werktuigfragment, een kernfragment en een afslag. Op typologische basis worden deze vondsten in het mesolithicum geplaatst. Het grootste deel van de sporen en vondsten stamt uit de Romeinse periode. Samen vormen ze erven bestaande uit gebouwen, waterputten, grachten en greppels, kuilen en brandrestengraven. Deze dateren van de 1e eeuw tot de eerste helft van de 3e eeuw n.C. Alle gegevens samen beschouwd is het duidelijk dat de gronden in deze tijdspanne zo goed als continu occupatie kenden, zij het over verschillende fases van ingebruikname. De Romeinse bewoning kende een aanvang in de 1e eeuw n.C. met het optrekken van een tweeschepig hoofdgebouw van het type Alphen-Ekeren centraal in het zuidelijk deel van het terrein en de aanleg van een greppelsysteem met toegang tot het erf errond. Twee Fig. 81: Algemeen grondplan met aanduiding van alle aangetroffen sporen.
blauw: Romeinse sporen groen: middeleeuwse sporen grijs: postmiddeleeuwse sporen beige: ongedateerde sporen wit: recente sporen niet ingekleurd: sporen van natuurlijke aard
Kale - Leie Archeologische Dienst
85
spiekers kunnen met dit hoofdgebouw samengaan. Tijdens deze fase werd in het noordoostelijk deel van het terrein de centrale zandrug voor het eerst afgebakend door grachten. Hierbij hoort waarschijnlijk een hoofdgebouw en een spieker, beide een variant op het Alphen-Ekeren gebouwtype. Een gracht en waterput met een gelijkaardige datering wijzen eventueel op het gelijktijdig gebruik van de grond ten NW van het opgravingsgebied. De waterput had een komvormig profiel en ging in totaal 2,17 m diep. Vanaf 1,24 m onder het opgravingsvlak was een bekisting bewaard, opgebouwd uit verticaal geplaatste houten planken en balken. De vondsten in deze context zijn vrij bijzonder. Het aardewerk omvatte enkele mooie stukken, zoals een bodemscherf in terra sigillata, waarschijnlijk versierd met het thema van Europa op een stier. Uit de bovenste vulling van de waterput werd een lang plat metalen voorwerp gehaald. Het formaat en de vorm van het object doen vermoeden dat het om een gladius ibericus of pompeii (een Romeins kortzwaard) gaat. Dit vermoeden werd gesterkt door CT-scans waarop ook zichtbaar was dat het vermoede zwaard zich waarschijnlijk nog in zijn schede bevindt. Een laatste opvallende vondst in deze waterput is het onderste gedeelte van een houten ladder. Het werd binnen de bekisting rechtopstaand op de bodem van het spoor aangetroffen. Een tweede fase moet in het tweede deel van de 1e eeuw en de eerste helft van de 2e eeuw n.C. gesitueerd worden. Gedurende deze periode werd de begrenzing van de centrale zandige opduiking door een aantal grachten heraangelegd. Het hierdoor gevormde enclos bevindt zich centraal op het terrein en meet ongeveer 80 op 74 m. Binnen het erf hebben zich mogelijk nog gebouwen uit de voorgaande fase bevonden. Vermoedelijk zijn deze door een nieuw hoofdgebouw met bijhorende spieker(s) opgevolgd. Het hoofdgebouw is een tweeschepige constructie uit twee zware nokstaanders op de centrale as van en binnen het gebouw. Mogelijk betreft het een variant op het AlphenEkeren type. De vondsten uit de paalsporen van dit gebouw besloegen vooral aardewerk, onder andere terra sigillata, terra nigra en Argonnenwaar. Naast keramiek werden in de Fig. 82: Een mogelijke gladius in schede afkomstig uit een waterput.
86
Jaarverslag 2009
nokstaanders ook een spijker en een viertal dunne licht gebogen metalen plaatjes gevonden. Op de CT-scans waren op elk van de plaatjes duidelijk twee doorboringen te zien. Vermoedelijk gaat het om onderdelen van een lorica segmentata, een Romeins borstharnas. In de loop van de 2e eeuw werd de centrale afbakening op de zandrug heraangelegd. De grachten vormen een rechthoekig enclos van ca. 90 op 80 m. In elk van de twee parallelle NNW - ZZO georiënteerde grachten van het erf werd een depositie aangetroffen. Binnen dit enclos duiken nu twee gebouwen op, bestaande uit een kern van vier nokstaanders in kruisvormige configuratie, en waarschijnlijk opnieuw met bijhorende spiekers. Tegen de noordoostelijke korte zijde van het meer noordelijk gelegen gebouw was een kleine aanbouw geënt. Bij dit erf hoort waarschijnlijk een zogenaamde afval-/mestkuil. Dit donkergrijs langwerpig spoor was 5,7 op 1,5 m groot en 70 cm diep. De kuil was bijzonder rijk aan vondsten. Zo werden er onder andere terra sigillata wandscherven van een Drag. 33 en scherven van een kruik in Lowlandsware in aangetroffen. Deze context leverde ook enkele metalen objecten op. Een eerste betreft een 22 cm lang object met een aangepunte korte zijde. Vermoedelijk gaat het om een in tweeën gebroken houweel. Een andere vondst is een gecorrodeerd brokje metaal voorzien van een kanaaltje. Eventueel kan dit als een riemgeleider geïdentificeerd worden. Tenslotte werd nog een licht gebogen dun metalen plaatje gevonden. Wellicht gaat het ook hier om een onderdeel van een lorica segmentata. Meer naar het zuiden werden eveneens twee kruisvormige gebouwen met spiekers en twee afval-/mestkuilen aangelegd. Deze gebouwen bevinden zich binnen een enclos dat slechts gedeeltelijk werd teruggevonden. Een eerste mogelijke afval-/mestkuil horende bij dit enclos was vlak bij het ZO gebouw gesitueerd. Dit spoor mat 3 op 1 m, was nog 50 cm diep bewaard en leverde geen vondstmateriaal op. Een tweede afval-/mestkuil bevond zich meer naar het zuidwesten en was 5 op 1,1 m groot. Het was een Fig. 83: Veldopname van het meest noordelijke erf uit de laatste fase van de Romeinse occupatie van het terrein.
Kale - Leie Archeologische Dienst
87
donkergrijs langwerpig spoor dat nog 66 cm diep ging. In tegenstelling tot de vorige kuil was deze context wel rijk aan vondstmateriaal. Zo werden veel scherven aangetroffen, onder andere afkomstig van mortaria, dolia, kruiken, en terra nigra bekers. In het oosten van het terrein bakent een gracht de vermoede bebouwing op een zandige opduiking ten NO van het projectgebied af. Wellicht hoort de aldaar aangetroffen waterput daar bij. Deze laatste had een diameter van ca. 4,5 m. Wegens mogelijk instabiliteitgevaar voor een aanpalend gebouw werd beslist dit spoor slechts tot een diepte van 95 cm te onderzoeken. Het (gedeeltelijk) profiel van deze kuil had een trechtervormig verloop. De vondsten besloegen aardewerk in terra nigra, kruikwaar, fragmenten van een Spaanse olijfolieamfoor, van vuurbok, mortaria, kruikamforen en tegulae. In de westelijke hoek van het terrein tenslotte verschijnen de afbakenende grachten van een meer westelijk gelegen enclos. Het gaat om een door een dubbel tot driedubbel grachtensysteem gevormd erf waarvan bij dit onderzoek vermoedelijk de oostelijke hoek werd aangesneden. In een laatste fase, die zich waarschijnlijk voltrekt in de tweede helft van de 2e eeuw, werden nieuwe structuren en erven, afgebakend door grachten, aan dit geheel toegevoegd. In het noorden werd een erf aangelegd waarbinnen zich vermoedelijk één hoofdgebouw, twee bijgebouwen en een waterput bevonden. Dit erf werd geënt op het bestaande centrale erf en mat ongeveer 65 op 40 m. Centraal in het noordoostelijk deel ervan werd een concentratie van grote en diepe paalsporen aangetroffen. Waarschijnlijk bevond zich hier het hoofdgebouw van dit erf. De structuur is echter niet met zekerheid af te bakenen aangezien de sporencluster verder loopt onder een perceel dat niet in het projectgebied is opgenomen. De vondsten uit de paalsporen plaatsen ze aan het eind van de 2e en het begin van de 3e eeuw n.C. Ten ZW van dit vermoede hoofdgebouw werd een negenpalige spieker aangetroffen. De vondsten uit de paalsporen van dit bijgebouw omvatten onder andere Pompejaans rood van een bord type Blicquy 5, terra nigra, kruikwaar, fragmenten van dolia en een metalen ringvormig object. Ten ZO van deze spieker werden twee elkaar oversnijdende waterputten gevonden. De oudste had een diameter van ongeveer 3 m en een diepte van 3,76 m. Het trechtervormig profiel was opgevuld met pakketten moederbodem, wat erop kan wijzen dat deze kuil niet of zeer kort in gebruik was. Bekisting was niet aanwezig. De oversnijdende waterput manifesteerde zich in het vlak als een donkergrijze cirkelvormige vlek met een doorsnede van 7 m. De trechtervormige kuil ging nog 2,83 m diep. Vanaf een diepte van 1,38 m werd een houten bekisting aangetroffen. Deze beschoeiing was rechthoekig van vorm en geconstrueerd uit vier verticaal geplaatste hoekbalken waartegen horizontale planken waren bevestigd. Het aardewerk uit deze waterput omvatte onder meer terra nigra, kruikwaar, handgemaakte scherven met netvormige versiering en de bodem van een Drag. 18/31 voorzien van de stempel AMATOR. Tegen de zuidelijke hoek van het erf bevond zich een mogelijke veekraal met afval-/mestkuil. Dit spoor was langwerpig, donkergrijs, 6,6 op 1,6 m groot en 98 cm diep. Ook deze afval-/mestkuil was rijk aan vondsten. Zo werd er een terra nigra beker type Deru P.53 met onleesbare graffito in aangetroffen, alsook een roodbakken kom met naar binnen gebogen rand en overhangende greepelementen. In het zuidelijk deel van het terrein werd een potstalgebouw opgetrokken met eventueel bijhorende spiekers. De dragende palen van dit gebouw bevinden zich uitsluitend op de wanden. In het noordoostelijk deel van de structuur werd een potstal aangetroffen die 32 cm diep bewaard was. Aan de zuidoostelijke kant liep deze potstal over in een onregelmatig ovaal spoor dat waarschijnlijk als een uitloop voor het vee mag gezien worden. De vele vondsten uit dit gebouw, potstal en uitloop dateren van de tweede helft van de 2e tot de eerste helft van de 3e eeuw n.C. De drainagegracht van de potstal sloot in eerste instantie aan op een erfgracht ten NO van de structuur. Deze gracht omgaf een aantal spiekers en een waterput. Deze laatste was in het vlak zichtbaar als een donkergrijze afgeronde rechthoekige vlek van 7 bij 6 m. Het spoor ging minstens 2,36 m diep. Een vierkante bekisting met een zijde van 1,10 m breedte werd aangetroffen vanaf een diepte van 1,30 m. Hij bestond uit vier verticale hoekbalken met horizontale planken ertegenaan geplaatst. Het weinig aardewerk uit dit spoor afkomstig plaatste het tussen 110 en 180 n.C. Na enige tijd werd voor de potstal een nieuwe drainagegracht aangelegd die rechtstreeks aansloot op de zuidoostelijke erfgracht van het
88
Jaarverslag 2009
wellicht nog in deze fase functioneel centraal enclos. De deposities in de zuidwestelijke en noordoostelijke erfgrachten van dit centraal enclos doen in elk geval vermoeden dat het pas werd opgegeven tussen 175 en 210 n.C. De zuidwestelijke erfgracht leverde nauwelijks vondsten op behalve aan het zuidoostelijk uiteinde waar drie volledige terra sigillata recipiënten werden aangetroffen. Het gaat om twee borden type Drag. 31, waarvan één met doorboring in de bodem, en één Drag. 37 met versiering. Behalve aardewerk leverde dit uiteinde van de gracht ook een balkvormige blok kwartsiet zandsteen uit de streek van Tienen op. Deze natuursteen was aan tenminste drie zijden glad afgewerkt en vertoonde op één vlak een afgeronde lineaire uitslijting. Tenslotte werd op deze plaats nog een lang smal metalen voorwerp van 63 cm lang aangetroffen. De beelden met CT-scan gemaakt doen vermoeden dat het om een pilum of Romeinse werpspeer gaat. Ook het noordwestelijk uiteinde van de noordoostelijke erfgracht leverde een vermoedelijke depositie op. Hier werd een vrij goed bewaarde hamerbijl gevonden. Aangezien geen enkele aanwijzing werd gevonden voor gebruik van het terrein na de eerste helft van de 3e eeuw, kan verondersteld worden dat de depots een aanduiding geven van het teloorgaan van de Romeinse occupatie op deze gronden. Regelmatig waren de gebruiksfases van de sporen afgedekt met een zwart sterk organisch pakket. Mogelijk wijst dit op het heroprukken van de bebossing tussen het verdwijnen van de Romeinse bewoning en de heringebruikname van het terrein tijdens de volle middeleeuwen. Uit de volle middeleeuwen zijn twee hoofdgebouwen aangetroffen. Beide structuren zijn opgebouwd uit gebogen lange zijden gevormd door palenkoppels en worden aan één korte zijde geflankeerd door een ondiepe greppel. Een eerste gebouw kon op basis van enkele scherven, waaronder één in roodbeschilderde Rijnlandse waar, tot de periode tweede helft 11e - midden 12e eeuw gedateerd worden. Deze structuur bevond zich centraal binnen een D-vormige omgrachting die zelf in de volle middeleeuwen, na 1125, Fig. 84: Fotografische opname van een volmiddeleeuws gebouw.
Kale - Leie Archeologische Dienst
89
geplaatst moet worden. Eveneens binnen dit erf werden twee volmiddeleeuwse waterputten aangetroffen. De meest noordelijke was 1,86 m diep en bevatte nog een restant van een cilindervormige eiken beschoeiing. De meer zuidelijke waterput had nog een diepte van 1,62 m en bevatte geen bekisting. Het geheel, gebouw, erfgracht en waterputten, moet gedateerd worden in het tweede en derde kwart van de 12e eeuw. Een tweede gebouw bevond zich net ten noorden van voorgaand erf. De datering ervan, op basis van scherven van kogelpotten en een roodgebakken gedraaide randscherf voorzien van spikkels loodglazuur, is volmiddeleeuws, vanaf het tweede kwart van de 12e eeuw. In de nabijheid van dit gebouw werd bij het opschaven van het terrein een goed bewaarde 12e-eeuwse sleutel aangetroffen. Bij deze structuur hoorde wellicht de waterput die zich ten NW ervan bevond. Het spoor had een maximale diepte van 1,54 m. Bekisting was niet aanwezig. Het schaars aardewerk leverde een datering tot de 12e eeuw op. Het is mogelijk dat beide gebouwen gelijktijdig in gebruik waren, maar evengoed volgden ze mekaar in de tijd op. Het verschil in oriëntatie van beide structuren doet het laatste vermoeden. Het is echter ook mogelijk dat het gebouw buiten de omgrachting een groot bijgebouw is. Nog twee waterputten, die zich langs de noordoostelijke sleufrand bevonden, kregen een volmiddeleeuwse datering mee. Slechts één ervan bevatte een beschoeiing, bestaande uit rechtop geplaatste in elkaar hakende planken. Wellicht horen deze structuren bij een volmiddeleeuwse occupatie ten NO van het projectgebied. Uit de laatmiddeleeuwse periode werd slechts één spoor aangetroffen. Het gaat om een gracht met vertakkingen. Hierin werden een greep van een grote kruik en een randscherf van een drinknap in Siegburgaardewerk gevonden. Tenslotte moet ook nog een postmiddeleeuwse gracht met verschillende vertakkingen vermeld worden. Dit systeem spreidde zich uit over het geheel opgravingsvlak. Het vondstmateriaal uit dit spoor is zeer divers en gaat van de 15e tot de 20e eeuw. Het grootste deel van het aardewerk mag wel in de 18e tot 19e eeuw geplaatst worden. 2.3.4 EVERGEM SCHOONSTRAAT - RALINGEN (M. VANDEVIJVER, S. DALLE, K. KEPPENS & S. SADONES EEC VZW) Naar aanleiding van de aanleg van een verkaveling door Huysman Bouw n.v. werd tussen Ralingen en de Schoonstraat te Belzele (Evergem) eind 2008 een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd door de Kale-Leie Archeologische Dienst. Het betrof de percelen 37a, 42, 52c, 52d, 52e en 53, afdeling 2, sectie E (2,5 ha). De resultaten hiervan waren positief: talrijke middeleeuwse sporen kwamen aan het licht. Hierop werd in samenspraak met het Agentschap RE de beslissing genomen om het terrein aan een verder archeologisch onderzoek te onderwerpen. Het overgrote merendeel van de sporen dateert in de middeleeuwen, met uitzondering van vier Romeinse brandrestengraven die zich verspreid over het opgravingsvlak bevonden (fig. 85: blauw). Het betrof vier rechthoekige kuilen met afmetingen van 50 tot 75 cm bij 140 tot 160 cm. De opvulling bestond uit een zandige inzakkingslens bovenaan, met daaronder een zeer houtskoolrijk pakket gevolgd door een uitlogingslaag. Dergelijke vorm, afmeting en opvulling zijn typisch voor Romeinse brandrestengraven in de zandstreek.
De middeleeuwse sporen (fig. 85: groen) omvatten drie tot mogelijk zelfs vijf hoofdgebouwen met bijhorende erfstructuren zoals waterputten, (voorraad)kuilen en grachtensystemen. Centraal in het opgravingsvlak bevond zich het meest in het oog springende erf dat uit een hoofdgebouw, drie waterputten, één of twee drenkpoelen, een palencluster, enkele kuilen en een omgrachting bestond. Het hoofdgebouw had een drieschepige plattegrond met rechte lange wanden en een afmeting van 18,25 bij 10 m. Het is het enige aangetroffen
90
Jaarverslag 2009
gebouw op de site met een mogelijke aanbouw of herbouwfase, wat de totale breedte ervan op 16 m zou brengen. Het erf is ook het enige met een individuele brede omgrachting waarbinnen een duidelijke indeling op te merken is. In de noordwestelijke hoek bevond zich het hoofdgebouw met een mogelijke toegangspartij in de onmiddellijke omgeving en een grachtensysteem dat naar een drenkkuil leidt. Deze drenkkuil van ovale vorm mat ca. 9 bij 6,10 m. De structuur was tenminste 2,80 m diep, maar wegens de moeilijke opgravingsomstandigheden bestaat hierover geen uitsluitsel. Bij het uitgraven werd wel een houten bekisting opgemerkt: een constructie met vier hoekbalken en wellicht enkele horizontaal geplaatste planken. In de zuidoostelijke hoek van het erf bevonden zich drie waterputten, een grotere met een diameter van 4,55 m en twee kleinere met een respectieve diameter van ca. 2,95 en 2,80 m. Ze waren bewaard tot op een diepte van respectievelijk 1,80, 1,70 en 1,85 m. Enkel bij de eerste waterput werd een houten bekisting aangetroffen, opgebouwd uit vier keer twee hoekpalen in paren geplaatst, waartussen horizontale planken geplaatst waren. Bijzonder is de bodem van de waterput die uit een achttal planken bestond (fig. 86). Vlak bij deze waterputten bevond zich een palencluster. Centraal binnen de brede omgrachting situeerde zich een kuil met een afmeting van ca. 3,65 bij 1,10 m en een vulling met een specifieke gelaagdheid (fig. 87). Mogelijk had deze kuil een artisanale functie. In de oostelijke helft van het erf bevonden zich nog enkele mogelijk voorraad- en andere kuilen. Aan de westelijke rand van het erf bevond zich een tweede drenkkuil die door de omgrachting oversneden was en wellicht tot een vroegere fase behoorde. Deze structuur was ovaal van vorm, had een afmeting van ca. 12,5 bij 10 m en was nog ca. 2,30 m diep bewaard. Bij het couperen werden geen restanten van een bekisting aangetroffen. Het lijkt aannemelijk dat dit erf een bijzondere plaats innam. Fig. 85: Grondplan van de opgraving.
Kale - Leie Archeologische Dienst
91
Rond dit eerste erf lag een tweede, grotere omgrachting, ze omsloot nog twee tot vier hoofdgebouwen. Een ervan lag in het noordoosten van het opgravingsvlak en was opnieuw drieschepig. Deze gebouwplattegrond met lichtgebogen lange zijden mat 20,5 bij 9,5 m. In de zuidwestelijke korte zijde lijkt een afwateringsgrachtje aangelegd te zijn wat mogelijk op de aanwezigheid van een stalgedeelte in de woning wijst. Tot hetzelfde erf behoorden wellicht enkele (voorraad)kuilen, een waterput en enkele grachten. De waterput had een diameter van ca. 3,10 m en was nog tot 1,60 m diep bewaard. Er is geen bekisting aangetroffen. Ten ZO van het centrale erf bevond zich een drieschepig hoofdgebouw met rechte anden, dat 14 bij 9,5 m meet (fig. 88). Net ten O daarvan stond een hypothetisch hoofdgebouw van minimum 11 bij 10 m dat wellicht opnieuw een drieschepige plattegrond en rechte wanden bezat. Of deze gebouwen gelijktijdig waren of elkaar in tijd hebben opgevolgd, is niet duidelijk. In de onmiddellijke omgeving bevonden zich geen andere
Fig. 86: Waterput 189, coupe GH, bodem houten bekisting.
Fig. 87: Kuil 278, coupe AB.
92
Jaarverslag 2009
sporen, uitgezonderd één paalspoor, één kuil en twee waterputten. De waterputten met een diameter van ca. 3,85 en 2,65 m waren respectievelijk tot 1,70 en 1,60 m diep bewaard. In geen van beide structuren vond men bekisting, maar in de bodem van de eerste waterput zijn de restanten van twee ladders aangetroffen. Tussen dit erf en het vorige, waartoe het tweede besproken hoofdgebouw behoort, lag mogelijk een perceelsgrachtje.
Een laatste, eveneens hypothetisch hoofdgebouw bevond zich ten O hiervan. Opnieuw was het wellicht drieschepig van opbouw, met rechte wanden en een afmeting van minstens 19,5 bij 9,5 m. Deze gebouwplattegrond was ook omgeven door de grootste omgrachting en bovendien ook door een daarop aansluitende gracht die waarschijnlijk verschillende gebruiksfases gekend heeft. Nabij deze mogelijke gebouwplattegrond zijn geen andere sporen aangetroffen. Net ten W van de grootste omgrachting groef men twee waterputten en een vierpalige spieker van 4 bij 4 m op. De waterputten hadden een diameter van 3,55 en 5 m en waren bewaard tot op een diepte van respectievelijk 1,88 en 2,40 m. Bij geen van beide werd een bekisting aangetroffen, maar in de grootste waterput registreerde men onderaan een bladerpakket van enkele cm dik. De waterputten kunnen eventueel bij dit laatste gebouw gehoord hebben of bij een erf dat zich meer naar het Z of O uitstrekt. Behalve deze erfstructuren zijn nog geïsoleerde ook in de middeleeuwen te dateren sporen opgegraven, ze sluiten echter nergens bij aan. Het betrof enkele grachten en een mogelijke
Fig. 88: Terreinopname van een drieschepig hoofdgebouw.
Fig. 89: De plattegronden van de volmiddeleeuwse hoofdgebouwen.
Kale - Leie Archeologische Dienst
93
waterput of silo die men allemaal aan de periferie van de opgegraven zone heeft getraceerd. Het merendeel van de sporen kon aan de hand van aardewerkvondsten in de volle middeleeuwen, meer bepaald in de 12e eeuw geplaatst worden. Het aardewerk vertoont gelijkenissen met de vondsten van de sites Evergem-Steenovenstraat en EvergemMolenhoek. Te Ralingen/Schoonstraat zijn de lokale imitaties van Rijnlands rood beschilderd aardewerk wel talrijker aanwezig (persoonlijke communicatie Koen De Groote). Behalve de grachtensystemen zijn er vrij weinig sporen die elkaar oversnijden, en bovendien worden ze vrijwel allemaal in dezelfde periode gedateerd. Dit doet vermoeden dat de meeste van deze erven naast elkaar bestonden.
Tijdens dit project werden drie, misschien zelfs vijf hoofdgebouwen opgegraven die allemaal in eenzelfde traditie gebouwd zijn. Het waren gebouwen met een drieschepige plattegrond, uit rechte of licht gebogen zijbeuken opgebouwd en met een brede middenbeuk (fig. 89). Ze zijn allemaal NO-ZW georiënteerd. In de regio is dit gebouwtype ondertussen goed gekend. Dergelijke gebouwplattegronden zijn te Evergem-Koolstraat (De Logi et al. 2009), Evergem-Steenovenstraat (De Logi & Schynkel 2008) en EvergemMolenhoek (Schynkel & Urmel 2009) opgegraven. Afgezien van de ene spieker werden geen bijgebouwtjes opgegraven. Wellicht ging het om boerderijen waar woon- en stalgedeelte, alsook opslagruimte onder één dak samengebracht waren (Mortier et al. 2003: 39). De site Evergem-Ralingen/Schoonstraat kenmerkt zich door een complex grachtensysteem waarbinnen zich enkele erven bevonden hebben. Ook op andere (vol)middeleeuwse sites heeft men een dergelijke configuratie vastgesteld. Bijv. te Brugge-Refuge waar een drieschepige gebouwplattegrond met gebogen wanden zich binnen enkele omgrachtingen bevond (Hollevoet & Hillewaert 2002). Te Aalter-Langevoorde kent men ook een dergelijk complex netwerk van grachten rond een van beide middeleeuwse gebouwplattegronden (De Clercq & Mortier 2001: 201-202). Te Evergem-Steenovenstraat zijn bij de meeste gebouwplattegronden eveneens omgrachtingen aangetroffen (De Logi & Schynkel 2008). Te Evergem-Molenhoek tenslotte groef men ook een grachtensysteem op dat mogelijk met een van de opgegraven middeleeuwse gebouwplattegronden verband hield (Schynkel & Urmel 2009). Het systeem lijkt echter minder complex en uitgebouwd dan te Ralingen/Schoonstraat. Dit onderzoek heeft alvast een schat aan informatie geboden over het rurale leven in de 12e eeuw op het grondgebied van het huidige Evergem. Samen met voorgaand en nog lopend onderzoek toont het aan dat de regio, in het bijzonder de zandrug langs de Kale, van uitzonderlijk archeologisch belang is. Bibliografie De Clercq W. & Mortier S., 2001. Aalter - Industrieterrein Langevoorde – Grootschalige noodarcheologie. Onderzoek van een meerperiodenvindplaats. Jaarverslag van de provincie Oost-Vlaanderen - Monumentenzorg en Cultuurpatrimonium 2000: 197-202. De Logi A., Deconynck J., Vanholme N. & Reniere S., 2009. Archeologisch onderzoek Evergem-Koolstraat 1 oktober 2008 tot 10 juni 2009. KLAD-Rapport 15. Aalter. De Logi A. & Schynkel E., 2008. Archeologisch onderzoek Evergem-Steenovenstraat. 7 april tot 22 augustus 2008. KLAD-Rapport 7. Aalter. Hollevoet Y. & Hillewaert B., 2002. Het archeologisch onderzoek achter de voormalige vrouwengevangenis Refuge te Sint-Andries/Brugge (prov. West-Vlaanderen). Nederzettingssporen uit de Romeinse tijd en de Middeleeuwen. Archeologie in Vlaanderen VI - 1997/1998: 191-207.
Jaarverslag 2009 94
4
5
6
vooronderzoek KLAD, opgraving team Durabrik (2008 ) vooronderzoek KLAD, opgraving team G. Van Ryselberghe (2008) vooronderzoek KLAD, opgraving KLAD (2010) vooronderzoek KLAD, opgraving team Durabrik en G. Van Ryselberghe (2008 - 2009) vooronderzoek KLAD vooronderzoek KLAD, opgraving team EEC vzw (2009) vooronderzoek KLAD, opgraving team EEC vzw (2009)
Fig. 90: De rug langs de Kale tussen Belzele en Evergem is rijk aan archeologische sites. De resultaten van de vooronderzoeken en onderzoeken van 2007 tot 2009 liegen er dan ook niet om. Deze luchtfotografische gegevens van Gisoost.be bieden een schitterend overzicht op de werkzaamheden in deze regio.
3
1 Steenovenstraat 2 Molenhoek 3 Schoonstraat 199 - 201 4 Koolstraat 5 Schoonstraat - Belzeelse Kerkweg 6 Belzeelse Kerkweg - Ralingen 7 Schoonstraat - Ralingen
1
2
7
Kale - Leie Archeologische Dienst
95
Mortier S., Bastiaens J., De Groote K., Gelorini V. & Van Peteghem A., 2003. Een archeologische kijk op Zele in de Middeleeuwen. VOBOV-info 57: 36-45. Schynkel E. & Urmel L., 2009. Archeologisch onderzoek Evergem-Molenhoek. 1 oktober tot 23 december 2008. KLAD-Rapport 11. Aalter. 2.3.5 KNESSELARE - HOEKESTRAAT (E. SCHYNKEL, T. BONCQUET, S. DALLE, S. SADONES & N. VANHOLME EEC VZW) Van 29 juni tot 11 september 2009 vond een opgraving plaats aan de Hoekestraat te Knesselare (Afd. 1, sectie D, 765H², 765P², 765S²/EX en 766A/EX), uitgevoerd door een team van 4 projectarcheologen van het Ename Expertisecentrum vzw. Archeologisch onderzoek was hier noodzakelijk door de nakende aanleg van een verkaveling door de firma Huysman Bouw nv. op het terrein. De KLAD had bij een voorafgaand proefsleuvenonderzoek een groot aantal sporen aangetroffen, die uit verschillende perioden konden stammen. Tijdens het onderzoek bleken de sporen in vier perioden thuis te horen: de beginfase van de late ijzertijd, de late ijzertijd/vroeg-Romeinse periode, de Romeinse periode en de middeleeuwse periode. Late ijzertijd Voor deze periode is een deel van een nederzetting aangesneden. In totaal zijn er 25 constructies en zeven mogelijke constructies gevonden. Drie van de gebouwen lijken iets groter , maar het is niet uit te maken of het bijgebouwen of hoofdgebouwen betreft. Omdat er voor de ijzertijd immers een gebrek aan betrouwbare plattegronden is, heeft dit zeer sterk de interpretatie van de herkende gebouwen bemoeilijkt. Daarom worden ze voorlopig onder de noemer ‘bijgebouw’ geklasseerd, maar er kan niet uitgesloten worden dat het eventueel toch hoofdgebouwen betreft. Twee ervan waren uit twaalf palen opgebouwd en kenden een tweebeukige constructie. Het derde bijgebouw was uit meerdere palen opgetrokken en bestond slechts uit één beuk. In deze laatste constructie trof men een aardewerkfragment aan, vermoedelijk van het zogenaamde Jogasses-aardewerk. De overige constructies kunnen we waarschijnlijk als zogenaamde spiekers identificeren. Hoewel een aantal ervan geïsoleerd liggen, lijken de meeste zich toch binnen een cluster te bevinden. Er werden drie negenpalige, negen zespalige en 17 vierpalige spiekers gevonden, waarvan we een aantal als hypothetisch kunnen beschouwen. Tenslotte kon in een cluster paalsporen een mogelijk kraal worden herkend, een vrij rechthoekige vorm met afgeronde hoeken met een eventuele ingang bestaande uit twee palenkoppels. Meer dan waarschijnlijk zijn deze gebouwen niet allemaal tegelijk in gebruik geweest. Op basis van het schervenmateriaal is een fasering niet mogelijk. Het materiaal uit de paalsporen is zeer uniform. Waar er voldoende scherven voor handen zijn, is in bijna al die contexten een sterke component besmeten en geruwd grofwandig aardewerk aanwezig, met daarnaast een meestal kleinere component geglad of geëffend fijnwandig aardewerk met geknikte profielen. Daaronder bevinden zich echter weinig diagnostische stukken, waardoor een precieze datering wordt bemoeilijkt. Het aardewerkensemble lijkt sterke gelijkenissen met gekend materiaal uit de vroege fase van de late ijzertijd te vertonen. Een groter bijgebouw, één zespalige en één vierpalige spieker kunnen zelfs met zekerheid aan de vroege La Tène-periode worden toegeschreven. De spiekers in dezelfde cluster horen vermoedelijk ook in deze vroege La Tène-periode thuis. De overige constructies dateren we algemeen in de beginfase van de late ijzertijd (5e tot 3e eeuw v. C.). Naast de talrijke spiekers en de iets grotere bijgebouwen trof men ook andere nederzettingssporen op de site aan, zoals een stukje gracht, twee silo’s en een aantal andere kuilen waarvan de functie niet is gekend. Tenslotte bevond zich in de noordelijke hoek van het vlak nog een brede gracht die in een grote bocht om de hoek verliep. Hij wordt in de
96 Fig. 91: Algemeen grondplan van de site.
Jaarverslag 2009
Kale - Leie Archeologische Dienst
97
vroege La Tène-periode gedateerd op basis van het relatief grote aantal aangetroffen scherven, met een groot aandeel aan besmeten aardewerk en de aanwezigheid van geknikte vormen bij het fijnwandig aardewerk. De functie van de gracht stelt nog enkele problemen. Grachten lijken op late ijzertijdsites immers nog steeds eerder uitzondering dan regel te zijn. Late ijzertijd – vroeg-Romeinse periode Aan deze periode kunnen we slechts enkele grachten toeschrijven. Mogelijk behoren verschillende losse paalsporen of ongedateerde spiekers tot deze periode. De functie van deze twee grachten is niet geheel duidelijk. Eventueel vormden ze de afsluiting of omheining van een erf, dat op het terrein mogelijk niet zichtbaar was of zich eventueel buiten de opgegraven zone bevond. Romeinse periode Uit de Romeinse periode zijn verschillende grachten en twee mogelijke drenkpoelen teruggevonden De grachten lijken twee tot drie faseringen te hebben. Een eerste fase bestaat uit een systeem met grachten in een NW-ZO of een NO-ZW-verloop. De meeste grachten hadden een bleekgrijze tot beige vulling met een zeer geringe diepte van maximaal 24 cm. Slechts op een plaats werd de gracht plots veel breder en opmerkelijk dieper met een maximale diepte van 82 cm. Een tweede fase werd uitgemaakt door één N-Z verlopende gracht, die twee langwerpige sporen met elkaar verbond. Hoe deze twee systemen zich ten opzichte van elkaar in de tijd verhouden, is niet achterhaalbaar, want er het is niet uit te maken welk systeem al dan niet jonger of ouder is. Een laatste gracht oversneed duidelijk de twee vorige fasen. Wat de datering betreft, kunnen de grachten grofweg in de periode van de 1e tot de 3e eeuw n. Chr. worden geplaatst. Enkel de laatste gracht is in de late 2e tot 3e eeuw te dateren, vooral op basis van een terra sigillatafragment type Dragendorf 43 of 45 (Fig. 93). Deze gracht oversneed ook alle andere grachten en stamt bijgevolg duidelijk uit een jongere fase dan de andere grachten. Fig. 92: Overzichtfoto van één van de grotere bijgebouwen.
98
Fig. 93: Terra Sigillatafragment type Dragendorf 43 of 45. Fig. 94: Drenkpoel met mogelijke sporen van trampling.
Jaarverslag 2009
De twee langwerpige sporen hebben een zeer grote omvang en lijken ook aan ten minste één zijde zeer geleidelijk aan te verdiepen, dat stelt ons in staat ze mogelijk als drenkpoel te interpreteren. De andere zijde kon helaas niet worden bestudeerd, daar ze zich buiten de opgegraven zone bevond. De mogelijke drenkpoelen liggen in elkaars verlengde en worden door een gracht met elkaar verbonden. Beide poelen vertoonden mogelijke sporen van trampling. Deze manifesteren zich in de coupe als lusvormige vlekken die in de uitlogingslaag doorlopen (Fig. 94) - het eventuele bewijs dat de drenkpoel door vee werd gebruikt. Beide drenkpoelen kunnen niet preciezer dan binnen de Romeinse periode gedateerd worden, ze krijgen net als de grachten de eerder ruime datering tussen de 1e en de 3e eeuw n. C. Middeleeuwse periode Er kon slechts één spoor aan deze periode worden toegeschreven. Het materiaal plaatst de gracht in de late middeleeuwen (14e tot 15e eeuw). Opvallend aan deze gracht is dat hij de oriëntering van de Romeinse gracht lijkt te volgen. Mogelijk behoort deze gracht tot een noordelijker gelegen erfstructuur.
Besluit De resultaten van deze opgravings-campagne zorgen voor een goede aanvulling op de reeds gekende bewoningsgeschiedenis van Knesselare, vooral in de ijzertijd en de Romeinse periode. Voor de beginfase van de late ijzertijd zijn in totaal 32 gebouwen aangesneden, waaronder één groter bijgebouw en twee mogelijke hoofdgebouwen. Drie van deze constructies konden met zekerheid in de vroege La Tène-periode worden gedateerd. Verder vond men nog een veekraal, twee mogelijke silo’s, enkele andere kuilen en één brede gracht. Deze laatste hoort ook in de vroege La Tène-periode thuis. Uit de Romeinse periode trof men enkele grachten en twee drenkpoelen aan, afkomstig uit de periode tussen de 1e en 3e eeuw n. C. Een gracht was jonger dan alle andere en kon niet voor 175 n. C. hebben bestaan. Tenslotte is nog één gracht uit de late middeleeuwen (14e tot 15e eeuw) gevonden.
Bibliografie Bourgeois I., Cherretté B. & Bourgeois J., 2003 : Bronze Age and Iron Age settlements in Belgium. An overview. In : Bourgeois J., Bourgeois I. & Cherretté B (eds.), 2003. Bronze Age and Iron Age communities in North-Western Europe : 175-299. De Groote K., 2008. Middeleeuws aardewerk in Vlaanderen. Techniek, typologie,
Kale - Leie Archeologische Dienst
99
chronologie en evolutie van het gebruiksgoed in de regio Oudenaarde in de volle en late middeleeuwen (10e – 16e eeuw). Relicta monografieën 1. Archeologie, monumenten- en landschapsonderzoek in Vlaanderen, Brussel. Fokkens H. & Roymans N. (eds), 1991. Nederzettingen uit de bronstijd en de vroege ijzertijd in de Lage Landen. Nederlandse Archeologische Rapporten 13, Amersfoort. Maes S., 2008. Voedselopslag tijdens de metaaltijden tussen Rijn en Seine. Een studie over spiekers en silo’s. Terra Incognita. Annual review of archaeological Master Research in Flanders (Belgium) 2 : 79-90. Vanhee D., 2009. Knesselare Hoekestraat. Jaarverslag 2008 Kale-Leie Archeologische Dienst, Aalter : 40-41. Van den Broecke P.W., 1987. Oss-Ussen: het handgemaakt aardewerk. In: Van der Sanden W. & Van den Broecke P., 1987. Getekend zand. 10 jaar archeologisch onderzoek in OssUssen. Waalre : 101-119.
2.4 NATUURWETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK EN PARTNERWETENSCHAPPEN De KLAD hecht veel belang aan de inbreng van partnerwetenschappen bij de uitwerking van de archeologische gegevens. Daarom werd in het verleden een beroep gedaan op de laboratoria van het Koninklijk Instituut voor Kunstpatrimonium (KIK - IRPA) voor radiokoolstofdateringen en op de diensten van de Archeologische Dienst Waasland (ADW) voor zaden- en vruchtenonderzoek, pollenanalyse en bij het maken van replica’s. De KLAD reserveert daarom elk jaar een budget binnen de begroting om dergelijk onderzoek mogelijk te maken. In 2009 dateerde het Koninklijk Instituut voor Kunstpatrimonium (KIK) een aantal stalen van de site Aalter Loveld 08 en de site Nevele - Hansbeke Aquafin met radiokoolstofdatering. Doordat de KLAD zelf nog weinig onderzoek uitvoert, wordt in elk BVS een budget voorzien om de partnerwetenschappen bij de verwerking te betrekken. In 2009 werd de aanzet gegeven van een grootschalig natuurwetenschappelijk project rond de verwerking van de gegevens van de verschillende onderzoeken die tussen Evergem en Belzele plaatsvonden. Mogelijk wordt dit nog tot een groter gebied uitgebreid. Het is de bedoeling stalen uit de verschillende sites voor zaden- en vruchtenonderzoek en pollenanalyse te laten onderzoeken, het aangetroffen hout in de vele waterputten door middel van dendrochronologie te laten dateren en een reeks gerichte radiokoolstofdateringen te laten uitvoeren. Daarvoor zit de KLAD aan tafel met de verschillende projectarcheologen, het VIOE en de Universiteit Gent. Dit project dient verder uitgewerkt te worden in 2010. 2.5 RESTAURATIE EN CONSERVATIE De onderzoeken van de sites Aalter - Loveld 08 en de site Evergem Koolstraat leverden een ongeziene hoeveelheid aardewerk en metalen artefacten op. Ook andere sites gaven heel wat artefacten vrij. Om deze grote hoeveelheid artefacten te verwerken, te conserveren en eventueel te restaureren wordt met het VIOE en de ADW samengewerkt en vereist een selectie van vondsten die voor restauratie in aanmerking komen. 2.6 DEPOTWERKING EN ARCHIVERING De loods in het Koetshuis van het Kasteel van Poeke is volgens de normen van het depotbeheer niet ideaal voor de bewaring van archeologische artefacten. Momenteel moet het eerder als een eerste opvang voor archeologisch materiaal en stalen gezien
100
Jaarverslag 2009
worden. Daarom levert de KLAD elk jaar inspanningen om deze ruimte zo functioneel mogelijk in te richten. Dit jaar is de elektrische installatie vervangen en plaatste men meer lichtpunten tussen de rekken. Een bestelling dozen in zuurvrij karton moet de artefacten de kans op een lange conservering bieden. Onderhandelingen met het gemeentebestuur van Aalter moeten uitmaken of de bovenverdieping in de loods tot een werkruimte voor de verwerking van artefacten uitgebouwd kan worden.
Kale - Leie Archeologische Dienst
101
3. SENSIBILISERENDE TAKEN EN PUBLIEKSWERKING De Kale – Leie Archeologische Dienst besteedde zoals elk jaar veel aandacht aan de publiekswerking. Om zijn slagkracht te vergroten werkt de KLAD vaak met andere diensten samen.
3.1 CONTACTEN MET HET WERKVELD 3.1.1 VIA Ook dit jaar kwam de Vereniging voor (Inter)gemeentelijke Archeologische diensten een aantal keer samen om bepaalde thema’s te bespreken. Er werd onder meer samen gezeten rond de kwaliteitsnorm archeologie en de nieuwe resultaatsverbintenis. 3.1.2 VLAAMSE OVERHEID, VIOE De KLAD kon bij verschillende projecten opnieuw een beroep doen op de expertise van het VIOE. Zo stond dr. K. De Grootte in voor het determineren van middeleeuws aardewerk van verschillende projecten. De natuurwetenschappelijke cel van het VIOE met A. Ervynck, K. Deforce en K. Haneca zullen voor het natuurwetenschappelijk project rond de sites van Evergem - Belzele instaan. Verder wordt met J. Moens van het VIOE de verwerking van het materiaal van de site Aalter Loveld 08 en de uitwerking van deze site aangepakt. Het VIOE staat eveneens in voor het vooronderzoek op het industrieterrein van Aalter Woestijne.
3.1.3 VLAAMSE OVERHEID, AGENTSCHAP RE In 2009 voerden de administratie en de verschillende intergemeentelijke archeologische diensten geregeld overleg, waarbij specifieke zaken zoals de resultaatsverbintenis, het takenpakket van de intergemeentelijke diensten en de nieuwe wetgeving rond de ruimtelijke ordening aan bod kwamen. Daarnaast bleef de KLAD de stedenbouwkundige vergunningen en de verkavelingsaanvragen adviseren in samenwerking met de erfgoedconsulenten N. Lemay en J. Vandevelde. Ook voor moeilijke dossiers kon een beroep gedaan worden op de erfgoedconsulenten van Brussel of Gent.
3.1.4 VLAAMSE OVERHEID, VLM De KLAD had voor verschillende dossiers contact met de VLM. Het herinrichtingsproject Landinrichting Bulskampveld, deels gelegen in Maria-Aalter, werd met K. Gheysen doorgenomen, terwijl het vooronderzoek voor het industrieterrein Stokstorm te Deinze met K. Cordemans werd besproken. 3.1.5 PROVINCIE OOST -VLAANDEREN De KLAD kan voor beleidskwesties, advies en zelfs voor archeologisch onderzoek steeds een beroep doen op de vakkunde van provinciaal archeoloog L. Bauters. Zo werd dit jaar onder meer het dossier rond de Deinse stadskernvernieuwing gezamenlijk aangepakt.
3.1.6 GEMEENTELIJKE DIENSTEN Na het overleg van 2006 werken de meeste gemeenten met de Lokale Archeologische
102
Jaarverslag 2009
Advieskaarten (LAA) en sturen ze zeker de grootste dossiers voor advies naar de KLAD door, zo blijkt uit het cijfermateriaal verzameld naar aanleiding van de motiveringsnota voor het verlengen van de KLAD in 2008. Het aantal uitgereikte, opgevolgde en uitgevoerde adviezen stijgt elk jaar. Daarnaast vormt de KLAD meer en meer het aanspreekpunt voor de gemeenten bij de advisering rond de aanpak van archeologische en historische dossiers. Zo betrok men de KLAD ook bij de werkzaamheden aan verschillende historische kastelen en kerken en bij de verschillende projecten omtrent dorps- en stadskernvernieuwing. In 2009 investeerde de KLAD echter minder tijd in het onderhouden van contacten met de verschillende gemeentelijke diensten. Het jaarbegin stond in het teken van het aanslepende dossier rond de hernieuwing 2009-2015. In de tweede jaarhelft werd dan alweer duidelijk dat de nieuwe wetgeving op de ruimtelijke ordening de advisering grotendeels in de handen van het Vlaams Agentschap RE zou leggen. Hierdoor is het noodzakelijk geweest dat er rond de advisering en de opvolging van dossiers nieuwe afspraken met het Agentschap RE werden gemaakt, vooraleer met de gemeentelijke diensten opnieuw aan tafel te gaan zitten. Ondertussen geldt de afspraak dat het Agentschap RE Gent voor de opmaak van de adviezen instaat en indien nodig hierover met de KLAD zal overleggen. Deze adviezen worden per mail aan de KLAD doorgestuurd, waarna de dienst kan kiezen om het werk zelf uit te voeren of uit te besteden en daarvoor een BVS op te maken. De controle op de BVS voert het Agentschap RE Brussel uit. De KLAD volgt de dossiers op die manier op, eventueel gesteund door het agentschap. De vrijgave van de gronden gebeurt altijd door het agentschap. De gemeenten zullen in het begin van 2010 hiervan op de hoogte gebracht worden. De KLAD werkt voor historisch onderzoek ook samen met de lokale musea en archieven, zoals bij het historisch onderzoek rond het Deinse stadskernonderzoek. Daar kon de KLAD rekenen op de medewerking van het Deinse Stadsarchief en op het MUDEL. 3.1.7 UNIVERSITEIT GENT De samenwerking met de Universiteit Gent blijft intensief. De KLAD kan uiteraard rekenen op dr. W. De Clercq als deskundige binnen de Raad van Bestuur en als deskundige bij het terreinwerk en de determinatie van Romeinse artefacten. Verder verzorgden de professoren J. Bourgeois en G. De Mulder de determinatie van aardewerk uit de metaaltijden en hielp professor Ph. Crombé en J. Sergant bij de determinatie van artefacten uit de steentijd. Verder stond de Universiteit Gent voor de vooronderzoeken van Evergem - Rieme Noord, het onderzoek Evergem Kluizendok in en werd tevens rond de uitvoering van het voor 2010 voorziene project Evergem De Nest samen gezeten. De KLAD kan daarnaast ook de hulp van studenten van de Universiteit Gent inroepen.
3.1.8 REGIONALE PARTNERS Binnen het Meetjesland bestaat een hecht netwerk van regionale organisaties werkzaam in verschillende sectoren, waaronder ook de KLAD resideert.
3.1.9 VRIJWILLIGERS De KLAD kan elk jaar rekenen op een aantal vrijwilligers en stagestudenten die meehelpen De KLAD kan elk jaar rekenen binnen de dienst op een aantal vrijwilligers en stagestudenten. Stagestudenten helpen voornamelijk bij het veldwerk en waar het toegestaan worden daarbij ook vrijwilligers ingezet.
Kale - Leie Archeologische Dienst
103
Enkele vrijwilligers werkten mee bij de publiekswerking, zoals bij het opstellen van de tentoonstelling op Open Monumentendag en de inrichting van de tentoonstelling Velden vol verleden. Voor deze reizende tentoonstelling kon de KLAD een beroep doen op collectiestukken van verschillende regionale vrijetijdsarcheologen. Nu de tentoonstelling een vaste stek in het Koetshuis van het Kasteel van Poeke (zie verder) heeft gekregen, zijn er met de eigenaars van de stukken in bruikleen nieuwe afspraken gemaakt. De KLAD kreeg de toestemming de stukken te houden of om er replica’s van te maken. De KLAD heeft ondertussen ook contact met een aantal vrijwilligers om hen in te schakelen bij het uitvoeren van veldprospecties en het systematisch inventariseren van hun privécollecties. De KLAD beschikt over een verzekering bij Ethias zodat de vrijwilligers en stagestudenten verzekerd zijn. Ook de collectiestukken uit de particuliere verzamelingen in de tentoonstelling zijn verzekerd. 3.1.10 HEEMKUNDIGE KRINGEN De verschillende heemkundige en geschiedkundige kringen uit de regio worden betrokken bij de werking van de KLAD. Er is de samenwerking met Open Monumentendag en Erfgoeddag, verder de uitwisseling van informatie, onder meer naar aanleiding van het stadskernonderzoek in Deinze, het geven van lezingen of de publicatie van artikels in heemkundige bladen. In dit laatste perspectief werkte de KLAD intensief mee aan de Geschiedenis van Deinze Deel III en aan de Geschiedenis van Lovendegem. In die optiek bestaan er goede contacten met Het Land van Nevele, de Kring voor Geschiedenis en Kunst van Deinze, Het Land van de Woestijne, de Heemkundige Kring Arthur Verhoustraete en de heemkundigen van Lovendegem en met de Nevelse werkgroep erfgoed WENDE.
3.2 INITIATIEVEN TER VERRUIMING VAN HET MAATSCHAPPELIJK DRAAGVLAK 3.2.1 VELDEN VOL VERLEDEN EN SPEUREN NAAR SPOREN (D. VANHEE, E. MARTENS & L. DE CLERCQ) De reizende tentoonstelling Velden vol verleden is door de KLAD samen de Erfgoedcel COMEET ontwikkeld, dit met de hulp van de Provinciale Dienst Land- en Tuinbouw. De tentoonstelling laat op een eenvoudige wijze een ruim publiek met het rijke regionale archeologisch patrimonium kennis maken. Ze stond op 20 plaatsen in de verschillende gemeenten van het Meetjesland en de Leiestreek opgesteld. In 2009 kreeg het bestuur van de KLAD de toestemming van de gemeente Aalter om de tentoonstelling voor een aantal jaar in het Koetshuis van het Kasteel van Poeke op te stellen. Op die manier krijgt het publiek de mogelijkheid de tentoonstelling verder te bezoeken. Voor de stukken in bruikleen uit particuliere collecties heeft de KLAD afspraken met de eigenaars gemaakt om het materiaal langer in bruikleen te mogen houden. Waar dit niet mogelijk was, werden via de ADW replica’s vervaardigd. De KLAD zal ook op zoek gaan naar vrijwilligers die gidsbeurten bij de tentoonstelling willen verzorgen.
De educatieve koffer Speuren naar sporen is een kwartetspel dat bestaat uit 10 kwartetten. Vijf kwartetten handelen over de door archeologen gehanteerde perioden, 5 andere kwartetten over archeologie in de praktijk . Bij elk kwartet hoort een object. In de koffer zit ook een speldoek met kaart van de 13 gemeenten van het Meetjesland, de 3 gemeenten van de Leiestreek en de stad Gent. Een aantal vindplaatsen uit de streek staan op de kaart
104
Jaarverslag 2009
met sterren aangeduid. Verder bevindt er zich een tijdsband met afbeeldingen en 5 zinnen die naar de 5 ‘Archeologie in de praktijk’-kwartetten verwijzen. Het spel zelf gaat als volgt: de klas wordt in 5 teams verdeeld die rond het speldoek gaan zitten. Elk team krijgt 1 periodevoorwerp, 1 praktijkvoorwerp, 4 periodekaarten en 4 praktijkkaarten. De teams krijgen eerst de tijd om hun voorwerpen, kaarten en het speldoek te bestuderen. Daarna begint het spel. Het team met de jongste speler mag het spel starten. Elk team geeft om beurt een kaart die het niet nodig heeft, aan het team aan zijn linkerzijde door. Op die manier gaan de kaarten rond en worden de kwartetten samengesteld. Het doel van het spel is, zo snel mogelijk de juiste kwartetten te verzamelen die bij de objecten horen. Het team dat daarin als eerste slaagt, wint. Het hele opzet impliceert wel dat de kinderen over een vrij ruime kennis van de regionale archeologie moeten beschikken. Daarom werd beslist om aan het spel een kant-en-klaar lessenpakket te koppelen. Dat stelt de leerkracht in staat in een paar lessen meer over archeologie in de praktijk en de regionale geschiedenis met de archeologische vondsten te vertellen. De educatieve koffer wordt via de Erfgoedcel COMEET gepromoot waar hij in de folder van de verschillende educatieve pakketten is opgenomen.
Ondertussen blijft ook de publicatie Meetjesland Graaft voorhanden (€ 5). De publicatie is
Kale - Leie Archeologische Dienst
105
Fig. 95: De tentoonstelling Velden vol verleden. Fig. 96: De educatieve koffer Speuren naar sporen.
het derde deel van de reeks Erfgoed leeft, uitgegeven door de Erfgoedcel Meetjesland, die een kwaliteitsvolle en laagdrempelige publicatiereeks over het erfgoed uit deze regio vormt. De publicatie is gestoeld op de inhoud van de reizende tentoonstelling, maar ze gaat veel dieper in op het landelijk archeologisch erfgoed in het Meetjesland. De lezer krijgt er een algemeen beeld over het archeologisch onderzoek en een overzicht van de geschiedenis met de belangrijkste archeologische vondsten van de regio. Hierdoor vormt de publicatie een blijvende output voor het project.
3.2.2 ERFGOEDDAG EN OPEN MONUMENTENDAG 2009 De KLAD was op Erfgoeddag 2009 niet aanwezig, want de dienst zat toen net in zijn volle hernieuwingsfase. De KLAD was wel aanwezig op Open Monumentendag op 13 september 2009 in Aalter, Deinze, Evergem en Nevele met de minitentoonstelling Zorgen voor vroeger, geen zorg voor later. Deze tentoonstelling beklemtoonde enerzijds de aanwezigheid van archeologisch erfgoed binnen de regio - met de rol van de KLAD daarin -, anderzijds gaf ze een overzicht van enkele recente ontdekkingen binnen de regio. Deze tentoonstelling kreeg een plaats in het Kasteel van Poeke (Aalter), de kerk te Vinkt (Deinze), de Hoge Wal te Evergem en St. - Vincentiusschool te Nevele.
3.2.3 KLEINE TENTOONSTELLINGEN Met het materiaal van Open Monumentendag 2008 en 2009, aangevuld met een maquette, werd een kleine tentoonstelling opgebouwd. Ze werd op 19 en 20 september bij de opening van het nieuwe politiekantoor van de Lowazone in de oude pastorij van Hansbeke opgesteld. De KLAD was met deze stand tevens aanwezig op de Erfgoedbeurs in CC Den Hoogen Pad te Adegem (Maldegem) op zondag 4 oktober. Voor het persmoment op zondag 11 oktober rond de dorpskernvernieuwing te Ursel (Knesselare) werd deze tentoonstelling nog aangevuld met een poster over de recente vondsten in Knesselare en Ursel.
3.2.4 NIEUWSBRIEVEN, WEBSITE EN PERS J. Hoorne bracht de website http://www.deklad.be begin 2009 up to date, maar omwille van de grote toevloed van gegevens uit de externe projecten zijn deze nog niet allemaal online gezet, want met de huidige bezetting van de KLAD is dit nauwelijks bij te houden. De KLAD denkt daarom aan een nieuwe website of aan andere kanalen waarmee de dienst zijn gegevens kan verspreiden. Kanalen zoals facebook en twitter worden daarbij uitgeprobeerd. Verschillende resultaten kwamen wel in de aandacht van de pers. Zo haalde de stadskernvernieuwing van Deinze meermaals de schrijvende pers en het regionaal televisiestation AVS. Ook de vondsten van het Aquafintracé te Hansbeke en die van de opgravingen op de verkaveling in de Schoonstraat te Evergem - Belzele kregen aandacht bij Radio 2, AVS en in meerdere kranten. De tentoonstelling Velden vol verleden kreeg een quasi paginagrote promotie in zowel het Nieuwsblad als Het Laatste Nieuws.
106
Jaarverslag 2009
3.2.5 WETENSCHAPPELIJKE PUBLICATIES EN LEZINGEN 3.2.6.1. ARTIKELS JOHAN HOORNE, JORIS SERGANT, MATHIEU BOUDIN, EVELIEN TAELMAN, DAVID VANHEE & MARK VAN STRYDONCK, 2009. Een finaalneolitische potbeker op het Aquafintracé te Hansbeke (gem. Nevele, Prov. Oost-Vlaanderen). In: Notae Praehistoricae, 29, pp. 81-85.
ADELHEID DE LOGI, NELE VANHOLME, JASPER DECONYNCK & SIEBRECHT RENIERE, 2009. Sporen van Gallo-Romeinse aanwezigheid op de site Evergem - Koolstraat (O.-Vl.): een voorlopige stand van zaken. In: Romeinendag 2009, pp. 79-81. ADELHEID DE LOGI & EVELYN SCHYNKEL, 2009. Middeleeuwse woonerven te Evergem Belzele. Resultaten van de opgraving Evergem - Steenovenstraat (O.-Vl.). In: Archaeologia Mediaevalis 2009, pp. 17-20. DAVID VANHEE, 2009. De stadskernvernieuwing gunt archeologen een blik in de Deinse ondergrond. In: Contactblad van de Kring voor Geschiedenis en Kunst van Deinze en de Leiestreek. Deinze, IXXX, 4, pp. 3894 - 3899.
3.2.6.2. RAPPORTEN JOHAN HOORNE, 2009; Archeologische opvolging Aquafintracé Knesselare Fase 2. 7 tot 18 augustus 2006. Poeke, 46 pp. (KLAD-rapport 12)
JOHAN HOORNE, EVELIEN TAELMAN & DAVID VANHEE, 2009. Archeologische opvolging Aquafintracé Hansbeke, januari - februari 2009. Poeke, 2009, 38 pp. (KLAD-rapport 13)
EVELYN SCHYNKEL & LIEN URMEL, 2009. Archeologisch onderzoek Evergem - Molenhoek. 1 oktober tot 18 december 2008. Poeke, 72 pp. (KLAD-rapport 11)
EVELIEN TAELMAN & BRUNO POLFLIET, 2009. Archeologisch onderzoek Evergem Belzeelse Kerkweg / Ralingen. 13 juli tot 10 november 2009. Poeke, 68 pp. (KLAD-rapport 17)
MIEKE VAN DE VIJVER, KRISTOF KEPPENS, EVELYN SCHYNKEL & SARAH DALLE, 2009. Archeologisch onderzoek Evergem - Ralingen / Schoonstraat. 23 februari tot 26 juni 2009. Poeke, 92 pp. (KLAD-rapport 14)
3.2.6.3 LEZINGEN ADELHEID DE LOGI & EVELYN SCHYNKEL, 2009. Middeleeuwse woonerven te Evergem Belzele (Provincie Oost-Vlaanderen). Resultaten van twee opgravingscampagnes: Steenovenstraat en Molenhoek. Archaeologia Mediaevalis 2009, Gent, 12 - 13 maart 2009.
DAVID VANHEE, 2009. Een kijkje in de bodem tussen Hansbeke en Merendree, dankzij de Aquafinleiding. WENDE, Nevele, 23 november 2009.
Kale - Leie Archeologische Dienst
107
WIM DE CLERCQ & DAVID VANHEE, 2009. Speuren naar sporen in Aalter. Nieuwe inzichten in het oudste verleden van Aalter. Aalter, 14 oktober 2009.
3.2.7 ARCHEOLOOG IN DE KLAS Ook dit jaar gaf de KLAD een presentatie voor de 3 klassen van het 5e studiejaar van de Vrije Gemengde Basisschool van Bellem (Aalter).
108
Jaarverslag 2009
DEEL III. PLANNING 2010-2015 1. ALGEMENE WERKING 1.1 AANPAK VAN DE KLAD 2010-2015 In 2009 werd de KLAD opnieuw vernieuwd tot 2015. Daar dit dossier veel energie heeft opgeslorpt en de geplande werkzaamheden de rest van het jaar in beslag namen, bleef de uitwerking van een aanpak van de KLAD en het beleidsplan 2009-2015 voorlopig uit. Het bestuur vond het belangrijker om de KLAD in een goed daglicht te stellen en met zoveel mogelijk positieve resultaten naar buiten te komen, zodat de klemtoon op het veldwerk en de publiekswerking lag. Toch is er nood aan een plan van aanpak voor de dienst. Daarbij zal de aandacht naar de noden van de dienst zelf gaan, zodat deze aan het taken- en eisenpakket van de verschillende deelnemers en subsidiënten blijft voldoen. Het bestuur van de KLAD wenst nog steeds zoveel mogelijk vooronderzoeken en werfcontroles in eigen beheer uit te voeren. Enkel zo behoudt de dienst het contact met de gemeenten, de bevolking en de bouwheren, en verkrijgt de intergemeentelijke archeoloog de kennis over het lokaal archeologisch patrimonium. Zoiets vergt veel tijd en daarnaast blijft de grote administratieve last bestaan, waarzonder de dienst niet kan functioneren . Verder is er nood aan een goede opvolging en begeleiding van externe projecten, er dient duidelijk meer energie aan een beter beheer van depot en archief gespendeerd te worden om de output van al deze projecten te kunnen stallen. Ook een goede publiekswerking met een bijgehouden website, met deelname aan allerhande initiatieven zoals de Erfgoeddag en de Open Monumentendag, met het opstellen en verzenden van nieuwsbrieven, persberichten en publicaties vergt veel inzet. De vraag blijft of het met het huidige personeelsbestand realistisch en haalbaar is om aan het bovenstaand taken- en eisenpakket te voldoen. 1.2 FINANCIËLE AANPAK VAN DE KLAD 2010-2015 De jaarlijkse inkomsten van de KLAD bedragen ca. € 100.000, waarvan € 40.000 van de gemeenten, € 10.000 van de Provincie Oost-Vlaanderen en € 50.000 van de Vlaamse Overheid. Zicht op extra budgetten bij de gemeenten of de Vlaamse Overheid is er niet, maar eventueel wordt de provinciale bijdrage in 2010 verhoogd. Dit budget maakt het mogelijk de loonlast van één personeelslid en de vaste kosten zoals huisvesting, verzekeringen enz. te dragen. Daarnaast is er ruimte om in publiekswerking te investeren en een fonds aan te leggen om kleine (voor)onderzoeken voor particulieren en gemeenten te kunnen financieren. Er is ook een beperkt budget voor restauratie en conservatie en voor natuurwetenschappelijk onderzoek voorzien. Bij het opstellen van dit jaarverslag 2009 kwamen er echter ook andere punten binnen de werking bloot te liggen, die meer tijd en meer budget eisen. Zo moet er werk gemaakt worden van het depot en het archief, net zoals het bijhouden van de website, de nieuwsbrieven en persberichten.
Kale - Leie Archeologische Dienst
109
2. BELEIDSVOORBEREIDENDE EN -OPVOLGENDE TAKEN 2.1 INVENTARISATIE De gegevens van prospectie en onderzoek uit 2009 en later geeft de KLAD aan de CAI door met het daarvoor opgemaakte sjabloon. Die worden telkens in de bijzondere voorwaarden bij uitbestede projecten opgenomen. Tevens zal er tijd vrijgemaakt worden om nieuwe gegevens te verzamelen, reeds ingevoerde gegevens te controleren en eventuele onregelmatigheden of problemen te melden. De planning zal vooral uitgevoerd worden in het kader van de gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen in gebieden waar de druk hoog is en als aanvulling van de Lokale Archeologische Advieskaarten (LAA). Om meer veldprospecties uit te voeren - de tijd ontbrak de laatste jaren - wordt met een groep vrijwilligers en vrijetijdsarcheologen samengewerkt. Zij geven hun gegevens door aan de CAI met het daarvoor opgemaakte sjabloon. Op die manier probeert de KLAD ook bestaande collecties van bovenstaande groep geïnventariseerd en eventueel ontsloten te krijgen.
2.2 OPMAAK VAN HET BELEIDSPLAN 2010-2015 Er is een nieuw archeologisch beleidsplan voor de termijn 2009-2015 in opmaak. Het dient zo snel mogelijk opgesteld te worden, maar de beleidsmakers moeten rekening houden met de op til zijnde nieuwe wetgevingen en met het nieuw ruimtelijk structuurplan Vlaanderen dat vanaf 10 februari 2010 ter inzage is. In het beleidsplan zal de klemtoon op de archeologische aanpak van zones binnen de deelnemende gemeenten met een hoge ruimtelijke druk liggen, maar zullen ook de noden ter bescherming van het archeologisch patrimonium in de zones daarbuiten aandacht krijgen. De aangepaste versie van de LAA wordt daarbij erg belangrijk: deze krijgt een invulling met de gekende archeologische zones en met de eventueel te beschermen sites. Tevens zal men de reeds gesondeerde percelen en de daarvoor in aanmerking komende percelen evalueren.
2.3 INTEGRATIE VAN DE ARCHEOLOGISCHE ERFGOEDZORG IN DE RUIMTELIJKE ORDENING EN STEDENBOUW Door een nieuw besluit over de adviesverlening op de dossiers Ruimtelijke Ordening (Besluit van 5 juni 2009), dat op 1 september 2009 in voege trad, ligt de adviesplicht grotendeels in handen van het Agentschap Ruimte en Erfgoed (RE). De gemeenten dienen dan ook sinds 1 september 2009 voor de volgende aanvragen een advies bij het Agentschap Ruimte en Erfgoed te vragen: 1. Verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten. 2. Groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden. 3. De bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden. 4. Aanvragen voor nieuwbouwprojecten met een bebouwd oppervlakte van 500 m² of meer in woongebieden en recreatiegebieden. 5. Aanvragen voor ontginningsgebieden en uitbreiding van ontginningsgebieden zoals
110
Jaarverslag 2009
omschreven in het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen, respectievelijk artikel 17.6.3 en artikel 18.7.1; De KLAD heeft ondertussen een afspraak met het Agentschap RE om deze dossiers - indien nodig - samen via het agentschap te adviseren. Het is tevens het agentschap dat de dossiers zal behandelen, de KLAD hierover zal informeren en advies zal verlenen. De KLAD zal de praktische opvolging van de adviezen verzorgen en indien mogelijk het advies zelf uitvoeren of coördineren. Daarnaast zal de KLAD nieuwe afspraken maken met de gemeentelijke diensten om dossiers die buiten dit besluit vallen en daarom niet door het Agentschap RE zullen worden geadviseerd, zelf te kunnen adviseren.
Kale - Leie Archeologische Dienst
111
3.VELDWERK 3.1 WERFCONTROLES EN VOORONDERZOEKEN Voor 2010 staan alvast werfcontroles en vooronderzoeken op stapel. Zodra ze positief blijken, volgt een BVS voor de organisatie van verder onderzoek. De volgende vooronderzoeken staan geprogrammeerd: Deinze stadskernonderzoek Markt, Deinze Sint-Hubertstraat, Evergem Ertvelde Hoge Avrijestraat, Evergem De Nest, Nevele Merendreedorp, Nevele Kerrebroek en Knesselare Onderdale III. De KLAD voorziet ook een aantal grote projecten, die wegens hun omvang zijn uitbesteed. In Deinze zullen archeologen van de VLM de 35 ha grote glastuinbouwzone Stokstorm sonderen, terwijl een ploeg van de Universiteit Gent 60 ha van het industriegebied De Nest te Evergem zal onderzoeken. Verder bestaat er nog een pak dossiers met op te volgen adviezen, waarvoor nog de nodige afspraken met de bouwheren gemaakt moeten worden. De KLAD blijft in 2010 extra aandacht schenken aan de opvolging van dossiers geadviseerd door de Provincie Oost-Vlaanderen (een aantal MER’s en RUP’s) en door het Agentschap RE.
3.2 OPGRAVINGEN Ook voor 2010 staan grootschalige onderzoeken gepland, waarvan de KLAD er zelf één zal uitvoeren omdat het om een beperkte oppervlakte van ca. 1000 m² gaat. Deze zal de dienst in maart op een verkaveling in de Schoonstraat 199 te Evergem - Belzele uitvoeren. De andere projecten worden uitbesteed. In januari 2010 start het onderzoek op de verkaveling in de Hoogstraat te Nevele - Vosselare, uitgevoerd door het Ename Expertisecentrum voor Erfgoedontsluiting vzw. In Aalter krijgt het vooronderzoek van het industrieterrein Woestijne ongetwijfeld een vervolg; momenteel staat het VIOE daar in voor de uitvoering. In het kader van de Deinse stadskernvernieuwing volgt aldaar een onderzoek op het Kerkplein en ook de positieve vooronderzoeken van Knesselare - Ursel Onderdale I en II krijgen een vervolg.
3.3 NATUUR- EN PARTNERWETENSCHAPPEN De KLAD hecht veel belang aan de inbreng van partnerwetenschappen bij de uitwerking van archeologische gegevens. Daarvoor heeft de dienst een budget voorzien op de begrotingen voor 2009 en 2010. Omdat de KLAD zelf nog weinig onderzoek uitvoert, werkt hij in elk BVS een budget in om partnerwetenschappen bij de verdere uitwerking van de gegevens te kunnen betrekken. Eind 2009 maakte de KLAD samen met de verschillende projectleiders een selectie van de stalen van projecten uit 2008 en 2009. Na overleg met de Universiteit Gent en het VIOE gaat er in 2010 een project van start rond de natuurwetenschappelijke uitwerking van de verschillende sites. 3.4 RESTAURATIE EN CONSERVATIE Ook voor restauratie en conservatie is op de begroting 2010 een budget voorzien. Zoals aangehaald leverden de onderzoeken onderzoek van onder andere Aalter-Loveld 08 en Evergm Koolstraat 09 een ongeziene hoeveelheid artefacten in ceramiek en metaal op. Er is samenwerking met het VIOE en ADW om deze te verwerken, te conserveren en eventueel te restaureren.
112
Jaarverslag 2009
4. DE TERUGKOPPELING NAAR HET PUBLIEK De KLAD blijft veel aandacht besteden aan publiekswerking en werkt daarvoor zoveel mogelijk samen met andere (gemeentelijke) diensten en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden zoals de Erfgoedcel Meetjesland en COMEET. Momenteel staat de tentoonstelling Velden vol verleden opgesteld in het Koetshuis van het Kasteel van Poeke. De educatieve koffer Speuren naar sporen wordt verder gepromoot via de folder Cultureel erfgoed in het Meetjesland voor kinderen en jongeren van de Erfgoedcel Meetjesland. De Erfgoedcel gaat op zoek naar een stagiair om het educatieve pakket verder uit te werken. In 2010 zoekt de KLAD opnieuw naar extra enthousiaste, geïnteresseerde vrijwilligers, vooral naar personen met interesse voor terreinwerk, materiaalverwerking en veldprospectie, maar ook naar gidsen voor de tentoonstelling Velden vol verleden en naar medewerkers voor archiefwerk en historisch onderzoek. Verder wil de KLAD op verzoek van de gemeenten aanwezig zijn op grote manifestaties zoals Erfgoeddag, Open Monumentendag en eventueel Week van de Smaak. In het weekend van 22 en 23 mei 2010 werkt de KLAD in Deinze met de middeleeuwse re-enactorsgroep De Gentse Gezellen samen. Het is de bedoeling een kleine tentoonstelling rond de middeleeuwse vondsten in de regio op te bouwen en ook aandacht aan het Deinse stadskernonderzoek te schenken. Tevens zullen de resultaten van de opgravingen bekend worden gemaakt, zowel in de vakliteratuur als bij het brede publiek langs pers, radio en (lokale) televisie om.
Kale - Leie Archeologische Dienst
113
DEEL IV. VERANTWOORDING 1. BIBLIOGRAFIE TINA BRUYNINCKX, BART BOT & BERT ACKE, 2009. Archeologische prospectie uitbreiding spoorlijn Drongen - Landegem( prov. Oost-Vlaanderen). Ingelmunster, 127pp. (Group Monument Rapport 2009/12)
JANIEK DE GRYSE, PEDRO PYPE & CAROLINE RYSSAERT, 2009. Archeologisch vooronderzoek. Baarsstraat, Astene - Deinze. Damme, 13 pp. (Ruben Willaert bvba)
BEN DEVRIENDT, 2009. Archeologisch vooronderzoek te Knesselare Onderdale. Mechelen, 30 pp. (AS - Rapportage 2009 - 33)
JOHAN HOORNE, PIETER LALOO, PHILIPPE CROMBE & WIM DE CLERCQ, 2009. Archeologisch vooronderzoek te Rieme - Noord. Gent, 69pp. (UGent Archeologische Rapporten 19)
JOHAN HOORNE, EVELIEN TAELMAN & DAVID VANHEE, 2009. Archeologische opvolging Aquafintracé Hansbeke, januari - februari 2009. Poeke, 2009, 38 pp. (KLAD-rapport 13)
WILLY JONCKHEERE, 1984. Sint-Hendrikssprokkelingen. Grasduinend in het verleden van het Sint-Hendrikscollege te Deinze. Oorsprong, stichting en eerste levensjarenonder directie van de E.H. Silvain Gevaert. In: Bijdragen tot de geschiedenis der Stad Deinze en van het land aan de Leie en de Schelde. LI, pp. 165-194.
JEROEN VANDEN BORRE, 2010. Archeologisch vooronderzoek Evergem Christoffelweg. Antwerpen, 20 pp. (Soresma)
DAVID VANHEE, 2010. Archeologisch vooronderzoek Stadskern Deinze. Rheinbachplein en Kerkplein. 30 juni tot 25 november 2009. Poeke, 63pp. (KLAD-rapport 18)
PIETER LALOO, WIM DE CLERCQ, YVES PERDAEN & PHILIPPE CROMBE, 2009. Het Kluizendokproject. Basisrapportage van het preventief archeologisch onderzoek op de wijk Zandeken. (Kluizen, gem. Evergem, prov. Oost-Vlaanderen). December 2005 - december 2009). Gent, 405pp. (UGent Archeologische Rapporten 20)
114
Jaarverslag 2009
2. BEELDVERANTWOORDING Fig. 1: L. Bauters, Provincie Oost-Vlaanderen. Fig. 2: D. Vanhee, KLAD. Fig. 3: D. Vanhee, KLAD. Fig. 4: D. Vanhee, KLAD. Fig. 5: GISOOST, 2009. Kleurenorthofoto’s, op http://www.gisoost.be/home/orthofotos.php. Fig. 6: J. Hoorne & D. Vanhee, KLAD & E. Taelman EEC vzw. Fig. 7: J. Hoorne & D. Vanhee, KLAD & E. Taelman EEC vzw. Fig. 8: J. Hoorne & D. Vanhee, KLAD & E. Taelman EEC vzw. Fig. 9: J. Hoorne & D. Vanhee, KLAD & E. Taelman EEC vzw. Fig. 10: J. Hoorne & D. Vanhee, KLAD & E. Taelman EEC vzw. Fig. 11: D. Vanhee, KLAD. Fig. 12: D. Vanhee, KLAD. Fig. 13: AGENTSCHAP VOOR GEOGRAFISCHE INFORMATIE VLAANDEREN (AGIV), 2009. Topografische kaart van België, op http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen. Fig. 14: D. Vanhee, KLAD. Fig. 15: D. Vanhee, KLAD. Fig. 16: AGENTSCHAP VOOR GEOGRAFISCHE INFORMATIE VLAANDEREN (AGIV), 2009. Topografische kaart van België, op http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen. Fig. 17: AGENTSCHAP VOOR GEOGRAFISCHE INFORMATIE VLAANDEREN (AGIV), 2009. Topografische kaart van België, op http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen. Fig. 18: AGENTSCHAP VOOR GEOGRAFISCHE INFORMATIE VLAANDEREN (AGIV), 2009. Topografische kaart van België, op http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen. Fig. 19: J. De Gryse, P. Pype & C. Ryssaert, Ruben Willaert bvba. Fig. 20: AGENTSCHAP VOOR GEOGRAFISCHE INFORMATIE VLAANDEREN (AGIV), 2009. Topografische kaart van België, op http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen. Fig. 21: D. Vanhee, KLAD. Fig. 22: GISOOST, 2009. Kleurenorthofoto’s, op http://www.gisoost.be/home/orthofotos.php. Fig. 23: D. Vanhee, KLAD. Fig. 24: D. Vanhee, KLAD. Fig. 25: D. Vanhee, KLAD. Fig. 26: W. Lammertijn, Mudel. Fig. 27: D. Vanhee, KLAD. Fig. 28: W. Lammertijn, Mudel. Fig. 29: D. Vanhee, KLAD. Fig. 30: D. Vanhee, KLAD. Fig. 31: D. Vanhee, KLAD.
Kale - Leie Archeologische Dienst
115
Fig. 32: W. Lammertijn, Mudel. Fig. 33: J. Vanden Borre, Soresma nv. Fig. 34: J. Vanden Borre, Soresma nv. Fig. 35: AGENTSCHAP VOOR GEOGRAFISCHE INFORMATIE VLAANDEREN (AGIV), 2009. Topografische kaart van België, op http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen. Fig. 36: D. Vanhee, KLAD. Fig. 37: D. Vanhee, KLAD. Fig. 38: D. Vanhee, KLAD. Fig. 39: AGENTSCHAP VOOR GEOGRAFISCHE INFORMATIE VLAANDEREN (AGIV), 2009. Topografische kaart van België, op http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen. Fig. 40: AGENTSCHAP VOOR GEOGRAFISCHE INFORMATIE VLAANDEREN (AGIV), 2009. Topografische kaart van België, op http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen. Fig. 41: D. Vanhee, KLAD. Fig. 42: D. Vanhee, KLAD. Fig. 43: D. Vanhee, KLAD. Fig. 44: D. Vanhee, KLAD. Fig. 45: D. Vanhee, KLAD. Fig. 46: GOOGLE MAPS, op http://maps.google.be/maps Fig. 47: J. Hoorne, P. Laloo, Ph. Crombé & W. de Clercq, UGent. Fig. 48: J. Hoorne, P. Laloo, Ph. Crombé & W. de Clercq, UGent. Fig. 49: J. Hoorne, P. Laloo, Ph. Crombé & W. de Clercq, UGent. Fig. 50: J. Hoorne, P. Laloo, Ph. Crombé & W. de Clercq, UGent. Fig. 51: AGENTSCHAP VOOR GEOGRAFISCHE INFORMATIE VLAANDEREN (AGIV), 2009. Topografische kaart van België, op http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen. Fig. 52: D. Vanhee, KLAD. Fig. 53: AGENTSCHAP VOOR GEOGRAFISCHE INFORMATIE VLAANDEREN (AGIV), 2009. Topografische kaart van België, op http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen. Fig. 54: D. Vanhee, KLAD. Fig. 55: D. Vanhee, KLAD. Fig. 56: D. Vanhee, KLAD. Fig. 57: AGENTSCHAP VOOR GEOGRAFISCHE INFORMATIE VLAANDEREN (AGIV), 2009. Topografische kaart van België, op http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen. Fig. 58: B. Devriendt, Archaeological Solutions nv. Fig. 59: D. Vanhee, KLAD. Fig. 60: GISOOST, 2009. Atlas der Buurtwegen, op http://www.gisoost.be/home/atlasbw.php. Fig. 61: D. Vanhee, KLAD. Fig. 62: AGENTSCHAP VOOR GEOGRAFISCHE INFORMATIE VLAANDEREN (AGIV), 2009. Topografische kaart van België, op http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen.
116
Jaarverslag 2009
Fig. 63: D. Vanhee, KLAD. Fig. 64: GISOOST, 2009. Atlas der Buurtwegen, op http://www.gisoost.be/home/atlasbw.php. Fig. 65: AGENTSCHAP VOOR GEOGRAFISCHE INFORMATIE VLAANDEREN (AGIV), 2009. Topografische kaart van België, op http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen. Fig. 66: D. Vanhee, KLAD. Fig. 67: AGENTSCHAP VOOR GEOGRAFISCHE INFORMATIE VLAANDEREN (AGIV), 2009. Topografische kaart van België, op http://geovlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen. Fig. 68: D. Vanhee KLAD & E. Taelman EEC vzw. Fig. 69: D. Vanhee KLAD & E. Taelman EEC vzw. Fig. 70: D. Vanhee KLAD & E. Taelman EEC vzw. Fig. 71: T. Bruyninckx, B. Bot & B. Acke, Group Monument nv. Fig. 72: T. Bruyninckx, B. Bot & B. Acke, Group Monument nv. Fig. 73: P. Laloo, W. De Clercq, Y. Perdaen & Ph. Crombé, UGent. Fig. 74: P. Laloo, W. De Clercq, Y. Perdaen & Ph. Crombé, UGent. Fig. 75: P. Laloo, W. De Clercq, Y. Perdaen & Ph. Crombé, UGent. Fig. 76: E. Taelman & B. Polfliet, EEC vzw. Fig. 77: E. Taelman & B. Polfliet, EEC vzw. Fig. 78: E. Taelman & B. Polfliet, EEC vzw. Fig. 79: E. Taelman & B. Polfliet, EEC vzw. Fig. 80: GOOGLE MAPS, op http://maps.google.be/maps Fig. 81: A. De Logi, J. Deconynck, N. Vanholme & S. Reniere, Durabrik nv. Fig. 82: A. De Logi, J. Deconynck, N. Vanholme & S. Reniere, Durabrik nv. Fig. 83: A. De Logi, J. Deconynck, N. Vanholme & S. Reniere, Durabrik nv. Fig. 84: A. De Logi, J. Deconynck, N. Vanholme & S. Reniere, Durabrik nv. Fig. 85: M. Vandevijver, S. Dalle, K. Keppens & S. Sadones, EEC vzw. Fig. 86: M. Vandevijver, S. Dalle, K. Keppens & S. Sadones, EEC vzw. Fig. 87: M. Vandevijver, S. Dalle, K. Keppens & S. Sadones, EEC vzw. Fig. 88: M. Vandevijver, S. Dalle, K. Keppens & S. Sadones, EEC vzw. Fig. 89: M. Vandevijver, S. Dalle, K. Keppens & S. Sadones, EEC vzw. Fig. 90: GISOOST, 2009. Kleurenorthofoto’s, op http://www.gisoost.be/home/orthofotos.php. Fig. 91: E. Schynkel, t. Boncquet, S. Dalle S. Sadones & N. Vanholme, EEC vzw. Fig. 92: E. Schynkel, t. Boncquet, S. Dalle S. Sadones & N. Vanholme, EEC vzw. Fig. 93: E. Schynkel, t. Boncquet, S. Dalle S. Sadones & N. Vanholme, EEC vzw. Fig. 94: E. Schynkel, t. Boncquet, S. Dalle S. Sadones & N. Vanholme, EEC vzw. Fig. 95: D. Vanhee, KLAD. Fig. 96: D. Vanhee, KLAD.
Kale - Leie Archeologische Dienst
117
118
Jaarverslag 2009
Kale - Leie Archeologische Dienst
119
Dit jaarverslag 2009 van de Kale - Leie Archeologische Dienst werd opgemaakt gedurende januari 2010 door D. Vanhee, in opdracht van de Raad van Bestuur. Tijdens de bestuursvergadering van 3 februari 2010 werd de inhoud goedgekeurd.
Martine Bergez Voorzitter KLAD
Gerda Ginneberge Secretaris KLAD
120
Jaarverslag 2009
Kale - Leie Archeologische Dienst
121
122
Jaarverslag 2009
Kale - Leie Archeologische Dienst
123
DEEL V. BIJLAGEN 1. VERSLAGEN VAN DE RAAD VAN BESTUUR Raad van Bestuur - 4 februari 2009 - Verslag Aanwezig: Martine Bergez (voorzitter), Hugo Verhaeghe (ondervoorzitter), Johan Beke (ondervoorzitter), Gerda Ginneberge (secretaris), Martine Schelstraete (penningmeester), Kris Ally, Eveline Eggerick, Etienne Van Acker (leden met effectieve stem), Ann Mattheeuws (lid met raadgevende stem), Luc Bauters, Geeraard De Baets, Johan Hoorne, Raf Walgraeve en David Vanhee (notulist). Verontschuldigd: Filip Bastiaen, Roland Bonami, Eddy Carette, Johan Cornelis, Wim De Clercq, Tony De Kimpe, Chris De Wispelaere, Luc Lampaert, Filip Lehouck, Nancy Lemay, Kathleen Pisman, Mia Pynaert, Christof Roos, Joost Sturtewagen en Germain Van Beversluys.
VERSLAG 1. GOEDKEURING VAN HET VORIGE VERSLAG Er zijn geen opmerkingen over het vorige verslag. Het wordt door de RVB goedgekeurd. 2. J AARVERSLAG 2008 EN JAARBALANS 2008 De RVB stelt voor de bijlagen (verslagen etc) in losse bijlage aan het jaarverslag toe te voegen. Op deze manier kan het jaarverslag ook in bibliotheken geplaatst worden (de verslagen zijn niet openbaar). Accountant G. De Baets heeft uitleg bij de jaarbalans. Er is een positief saldo van € 32.000 door het redu- ceren van de loonlast (J. Hoorne werkte ca. 3 maan voor KLAD in 2008). Er zijn wel nog kosten die begin 2009 zullen binnenkomen (RSZPPO +/- € 5.000). De totale schuld tov leveranciers bedraagt € 457. Het jaarverslag zal afgewerkt worden en daarna afgegeven worden bij Zquadra. Tegen 28/02 moet het jaarverslag met alle stavingstukken afgegeven zijn bij de Vlaamse Overheid. Het wordt ook opgestuurd naar de Provincie Oost-Vlaanderen en de gemeenten. 3. BEGROTING 2009 De begroting 2009 is opgemaakt op basis van de bijdragen en de subsidies als inkomsten en de vermoedelijke uitgaven, maar is onder voorbehoud van de vernieuwing van de KLAD. Binnen de loonkost is ruimte naast een fulltime archeoloog voor een tijdelijk medewerker (ca. 3-4 maand). A.M. onder welk pc vallen de personeelsleden D.V. dit is niet geregeld, bij de oprichting in 2003 werden de voorwaarden en loonbarema’s van de ge- meente Aalter overgenomen. Het decreet op de intergemeentelijke samenwerking regelt echter niks van personeelszaken. Aangaande rechtspositionering van personeelsleden van intergemeentelijke diensten zal er bij Comeet een onderzoek gebeuren die kan dienen als voorbeeld voor de andere diensten. H.V. stelt voor ook gebruik te maken van het subsidiereglement van de Erfgoedcel bij publiekswerking. 4. RESULTAATSVERBINTENIS 2009 Voor 2009 is de gekende resultaatsverbintenis van kracht. Deze moet ondertekend worden door het bestuur en samen met de subsidieaanvraag ingediend worden. Voor 2010 werkt het Agentschap RE echter aan een ander type resultaatsverbintenis. Het is afwachten wat deze juist zal inhouden maar ieg zal er nauwlettend op toegezien worden hoeveel uren de intergemeentelijk archeoloog besteed aan de taken die in de resultaatsverbintenis zijn opgenomen (ca. 75% van de tijd). 5. HERNIEUWING KLAD De gemeenten Aalter, Deinze en Knesselare hebben de hernieuwing van de KLAD voor 6 jaar reeds bevestigd. De gemeente Nevele zou de verlenging van de KLAD momenteel willen beperken tot 2 jaar. De gemeenten Evergem en Lovendegem antwoordden nog niet maar hun vragen aangaande de KLAD kwa-
124
Jaarverslag 2009 men via Streekplatform+. Daar was tijdens het Burgemeesteroverleg (op aanvraag van deze gemeenten) de meerwaarde van KLAD tegenover alternatieven zoals bepaalde Vlaamse instituten, de provincie en universiteiten in vraag gesteld. Vooral of er tijdswinst kan geboekt worden en het goedkoper is dan deze “alternatieven” wordt in vraag gesteld. Daarom vragen de burgemeesters cfr. de uitgangspunten van Samen Sterk!? duidelijkheid omtrent de meerwaarde van KLAD tegenover private initiatieven, alsook of de dienstverlening wel een aparte structuur vereist. Er wordt gevraagd om een fusie met COMEET ten gronde te onderzoeken. Archeologie leunt aan bij cultuur en erfgoed. De KLAD zou bovenstaande vragen moeten beantwoorden op het burgemeesteroverleg van zaterdag 28 maart 2009 om 11u in Evergem. Hierbij zal vooral moeten aangetoond worden in cijfers wat de KLAD opbracht voor de deelnemende gemeenten.
6. OVERZICHT VAN DE RECENTE ARCHEOLOGISCHE WERKING EN PUBLIEKSWERKING 6.1 AALTER LOVELD 08 De opgraving in de Loveldlaan te Aalter is beëindigd. Dit onderzoek werd uitgevoerd door KLAD, het VIOE en de Gentse Universiteit. Momenteel worden de vele artefacten bij het VIOE gereinigd. Enkele metalen voorwerpen en ceramische stukken komen in aanmerking voor conservatie en restauratie. De KLAD heeft plaats op de begroting om dit te financieren. Er moet dan wel een afspraak zijn met de eigenaars aangaande bruikleen van deze stukken, daarom wordt een overeenkomst opgemaakt (op basis van een voorbeeld van het VIOE) en er worden offertes aangevraagd bij verschillende metaalrestaurateurs. Er zijn ook een aantal stalen geselecteerd voor koolstofdatering bij het KIK, ook hiervoor is plaats op de begroting. De RVB gaat akkoord met het aanvragen van de offertes bij minstens 3 metaalrestaurateurs, de opmaak van een gebruiksovereenkomst met de eigenaars en het indienen van de stalen voor koolstofdatering bij het KIK 6.2 AALTER LANGEVOORDE De opgraving op het industriegebied Langevoorde tussen de Groendreef en Brug Zuid zijn afgerond. De projectarcheologen hebben hun conclusies op papier gezet en het rapport zal binnenkort verschijnen. Er werden alvast 3 gebouwplattegronden geregistreerd, samen met een aantal grachten. Een eerste gebouw is van het ‘Alphen – Ekeren’-type en kan gedateerd worden in de late ijzertijd of vroege Romeinse tijd. Het tweede gebouw kan dan weer in de 1ste helft van de 2de eeuw gedateerd worden, op basis van een parallelle gracht. Deze structuren worden op hun beurt oversneden door een jongere gracht uit de 2de helft van de 2de eeuw. Deze gracht vormt de hoek van een enclosure, waarbinnen een derde gebouw ligt dat zonder twijfel met deze gracht geassocieerd mag worden. 6.3 EVERGEM KOOLSTRAAT Het onderzoek in de Koolstraat gaat verder. Er zijn al bijna 2000 sporen geregistreerd, waarvan verschillende gebouwplattegronden, waterputten, perceleringssystemen etc uit vnl. de Romeinse periode. Als het onderzoek wat verder staat wordt wat meer uitleg gegeven bij de vondsten. 6.4 EVERGEM M OLENSTRAAT De opgraving op de verkaveling aan de Molenstraat is afgelopen. De projectarcheologen zijn bezig met de verwerking. Er werden zowel sporen uit de Romeinse periode als uit de middeleeuwen aangetroffen. Het rapport wordt verwacht. 6.5 EVERGEM SCHOONSTRAAT – RALINGEN Het vooronderzoek in de Schoontraat was positief. Er werden verschillende zones met paalsporen en grachten aangetroffen. Op het eerste zicht werden vooral middeleeuwse artefacten aangetroffen, maar niks sluit uit dat er ook sporen uit andere periodes zitten. De bouwheer zal 4 projectarcheologen financieren via het Enamecenter om het onderzoek uit te voeren. Dit zal waarschijnlijk midden februari van start gaan. 6.6 EVERGEM HOGE WAL De KLAD en de provincie Oost-Vlaanderen staan in voor de werfopvolging van de werkzaamheden aan de Hoge Wal te Ervelde. Daarbij worden de werkzaamheden met ingreep in de bodem op zowel het neerhof als het opperhof opgevolgd.
Kale - Leie Archeologische Dienst
125
6.7 KNESSELARE URSEL ROZESTRAAT De opgraving op de verkaveling in de Rozestraat zijn afgelopen en de gegevens zijn in een rapport gegoten. Over het volledige oppervlak van het vlak lopen grachten. Drie evenwijdige kennen een noord-zuid verloop. Haaks daarop loopt een dubbele gracht van het westen naar het oosten. Halverwege gaat deze één bedding vormen. Deze verschillende grachten lijken samen de ruimte te organiseren. De eerste cluster bestaat uit een concentratie paalsporen waar niet onmiddellijk een gebouwplattegrond uit af te leiden valt. Er konden wel twee vierpalige spiekers worden opgemerkt. Helemaal in het noorden van de percelen werd een tweede cluster aangesneden. Hier zijn duidelijkere aanwijzingen dat het om een slecht bewaarde gebouwplattegrond gaat. De zware nokpalen en gefundeerde ingang doen vermoeden dat het een plattegrond van het ijzertijdtype ‘Haps’ betreft. Duidelijker is het gebouw in het zuiden van het vlak. Twee tegenoverliggende ingangspartijen, twee lange wanden die diep gefundeerd zijn en een iets minder diepe middenstaander vormen een plattegrond met een mogelijke verwantschap aan het gebouwtype Haps. Ten noorden van deze plattegrond is een vijfpalige spieker te vinden.
Deze gegevens werden meegegeven in een Nieuwsbrief, die blijkbaar ook de weg vond naar de VRT redactie (via Archeonet?). Dit leidde tot een ongecontroleerde reactie van de pers naar de gemeente Knesselare. Deze gemeente reageerde erg scherp naar KLAD omdat ze niks van dit “persmoment” wist. Dit was echter geen persbericht maar een algemeen Nieuwsbrief zoals er al zo vele de revue passeerden. Persberichten worden op een goed moment georganiseerd met de gemeenten en de RVB. De RVB stelt voor ook de nieuwsbrieven voor te leggen aan het bestuur en ook de communicatieambtenaren van de gemeenten erbij te betrekken. 6.8 KNESSELARE HOEKESTRAAT Het vooronderzoek in de Hoekestraat was positief. Er werden verschillende zones met paalsporen aangetroffen. Momenteel lopen de onderhandelingen met de eigenaar om dit op te graven voor de start van de werken. 6.9 NEVELE AQUAFIN Bij een controle op het Aquafintracé tussen Hansbeke en Merendree werden 5 zones met archeologische sporen ontdekt. Daarbij werden ondermeer een Romeins brandrestengraf en een kuil met materiaal uit het finaal-neolithicum aangetroffen. Er wordt verder onderzocht. 6.10 NEVELE HOOGSTRAAT De werkzaamheden aan de Hoogstraat gaan momenteel niet verder. De eigenaar is bezig met een haalbaarheidstudie over alle projecten. 6.11 VELDEN VOL VERLEDEN Er is een mogelijkheid om de tentoonstelling in het NEC te plaatsen. De huidige tentoonstelling heeft nood aan zuurstof en er kan plaats gemaakt worden om VVV te plaatsen. Er wordt een brief naar het college van Aalter gestuurd. 6.12 RECONSTRUCTIE KNESSELARE KOUTER Wim De Clercq liet een reconstructie maken van de vondst aan Knesselare Kouter. Dit is een hele troef voor de publiekswerking. De RVB stelt voor de helft van de kosten te dragen. 7. DOSSIERS IN OPBOUW 7.1 AALTER Drogenbroodstraat – verkaveling : proefsleuvenonderzoek Aalterweg : grootschalige afgravingen voor de bouw van een biogasinstallatie -> was niet gemeld door de gemeente, de dienst stedenbouw en RO zal hiervoor aangeschreven worden. 7.2 DEINZE Aaltersesteenweg verkaveling : proefsleuvenonderzoek Kouter – sociale woningbouw OCMW Gent : proefsleuvenonderzoek
126
Jaarverslag 2009 Meigem Pastoriestraat – verkaveling : proefsleuvenonderzoek Astene Hellestraat – verkaveling : proefsleuvenonderzoek
7.3 EVERGEM Ralingen – verkaveling : proefsleuven Doornestraat – aanleg van voetbalveld 7.4 KNESSELARE Ursel – Aquafinwerken in het centrum : proefsleuven en opvolging vd werken Ursel Onderdaele – school : proefsleuven 7.5 LOVENDEGEM Electrawinds – bouw van windmolens -> er is vanuit de gemeenten bezwaar ingediend Bredestraat Kouter – bouw van appartementsgebouwen 7.6 NEVELE Borrewal : bouw van een particuliere woning, garage vlakbij de kasteelsite en hertenstal op de kasteelsite Lokaal bedrijventerrein Ter Mote : het vooronderzoek zal begin 2009 plaatsvinden. Merendreedorp – verkaveling : proefsleuvenonderzoek begin 2009 Stationsstraat – sociale woningen : vooronderzoek met proefsleuven 8. VOLGENDE RAAD VAN BESTUUR De volgende vergadering zal doorgaan op woensdag 1 april in Deinze. 9. VARIA EN RONDVRAAG
Namens de Raad van Bestuur van de KLAD,
Martine Bergez
Gerda Ginneberge
Voorzitter
Secretaris
Raad van Bestuur - 1 april 2009 - Verslag Aanwezig: Martine Bergez (voorzitter), Gerda Ginneberge (secretaris), Martine Schelstraete (penningmeester), Eveline Eggerick, Filip Lehoucq, Etienne Van Acker (leden met effectieve stem), Kathleen Pisman (lid met raadgevende stem), Luc Bauters, Wim De Clercq, Raf Walgraeve, Germain Van Beversluys en David Vanhee (notulist). Verontschuldigd: Kris Ally, Filip Bastiaen, Johan Beke (ondervoorzitter), Roland Bonami, Eddy Carette, Johan Cornelis, Tony De Kimpe, Chris De Wispelaere, Luc Lampaert, Nancy Lemay, Ann Mattheeuws, Mia Pynaert, Christof Roos, Joost Sturtewagen en Hugo Verhaeghe (ondervoorzitter).
VERSLAG De aanwezige leden van de RVB merken op dat er geen stemgerechtigde meerderheid aanwezig is. De vergadering wordt verdaagd naar woensdag 29 april, om 20u in het gemeentehuis van Nevele. De leden wensen wel de agenda door te nemen als advies tegen de volgende vergadering.
Kale - Leie Archeologische Dienst
127
1. GOEDKEURING VAN HET VORIGE VERSLAG Er zijn geen opmerkingen over het vorige verslag. 2. HERNIEUWING KLAD De gemeenten Aalter, Deinze en Knesselare hebben de hernieuwing van de KLAD voor 6 jaar reeds bevestigd. De gemeente Nevele beperkt de verlenging van de KLAD momenteel tot 2 jaar. De gemeente Evergem liet weten het Burgemeesteroverleg af te wachten. Van de gemeente Lovendegem kwam nog geen antwoord. Het Burgemeesteroverleg ging op 28 maart door in Evergem. De KLAD was er in eerste instantie uitgenodigd door het streekplatform+ om er op de gestelde vragen te antwoorden rond de meerwaarde van KLAD tegenover alternatieven zoals bepaalde Vlaamse instituten, de provincie en universiteiten en de fusie met COMEET. Groot was de verbazing toen KLAD een week ervoor te horen kreeg dat er geen tijd was om een uiteenzetting te houden. De voorzitter kon echter in de plaats van de burgemeester van Aalter gaan en bovenstaande vragen beantwoorden aan de hand van een nota opgemaakt door David Vanhee. Daarbij zaten ook een aantal berekeningen van de kostprijs van verschillende projecten, moesten die uitgevoerd zijn door privébedrijven. Deze zullen doorgemaild worden aan de leden van de RVB. Rond de fusie met COMEET hadden de coördinatoren zelf al rond de tafel gezeten. Ook dit verslag werd meegegeven aan de Burgemeesters. Naast de vele praktische en juridische obstakels is het grootste probleem dat de fusie tot 1 grote projectvereniging een algemene coördinatie vergt. Een extra niveau dat personeel en dus geld vraagt. Daarnaast zal de vergaderlast enkel maar verhogen (meer platformen). Als vergelijking was er contact opgenomen met CO7/Archeo7, waar een dergelijke structuur is opgetrokken. Dit kost de gemeenten 1,4 € per inwoner, terwijl de aparte werkingen van KLAD en COMEET samen- geteld nog geen 0,7 € per inwoner kosten. De Burgemeesters hadden na de toelichting nog steeds dezelfde bedenkingen; vnl. dat de KLAD enkel een meerwaarde is voor de private bouwheren en niet zo zeer voor de gemeenten zelf. Ook rond de fusie in kader van het Samen Sterk verhaal bleven dezelfde vragen komen. De voorzitter heeft deze trachten te weerleggen, maar merkt op dat er in het verslag van het overleg nauwelijks iets van de toelichting is opgenomen. Enkel de bezwaren zijn opgenomen. Uiteindelijk stelt de voorzitter voor aan de RVB om een beslissing te nemen. De KLAD kan ophouden te bestaan; verder gaan voor 1 of 2 jaar, of verder gaan voor 6 jaar. De aanwezige leden van de RVB staan in elk geval achter de beslissing om verder te gaan met de KLAD. Daarnaast is ook duidelijk dat elk jaar, of elke 2 jaar vernieuwen teveel inspanningen vergt. Hierdoor gaan veel tijd en financies verloren. De RVB stelt momenteel voor verder te gaan met de gemeenten die instemmen met een verlenging van 6 jaar, momenteel Aalter, Deinze en Knesselare. Aan Nevele zal een schrijven gericht worden om de verlenging van 6 jaar toch terug te overwegen. De volgende gemeenteraad is 28/04. In Lovendegem staat de vernieuwing op 23/04 op de gemeenteraad. Filip Lehoucq zal het Evergems College hierover aanspreken. Ook daar staat de vernieuwing op 23/04 op de agenda. De procedure voor een vernieuwing of nieuwe stichting wordt alvast voorbereid, samen met een herziening van de statuten. 3. VOLGENDE RAAD VAN BESTUUR De volgende vergadering zal doorgaan op woensdag 29 april om 20u in het gemeentehuis van Nevele. 4. VARIA EN RONDVRAAG De voorzitter meldt dat er tijdens de RVB van COMEET is opgemerkt dat het jammer is dat het Meetjesland naast de IOED grijpt, omdat de KLAD in een fase van hernieuwing is en zich geen kandidaat stelde. Het is echter complexer dan dat. Enerzijds is de KLAD inderdaad in een fase van hernieuwing (voor 5 mei) en moeten de dossiers tegen dan ingediend zijn. Vandaar dat de energie naar de vernieuwing is gegaan en niet naar de dossiervorming rond een IOED. Het oorspronkelijke idee bij de lancering van de IOED’s door de Vlaamse Overheid was dat KLAD, CO- MEET en RLM zouden samenwerken. De Vlaamse Overheid liet echter weten dat ze enkel kandidaturen van IAD’s aanvaardt. Kandidaturen van anderen of met anderen worden weerhouden. De dossiervor- ming zou dus volledig in handen van de KLAD en de intergemeentelijk archeoloog vallen, die eerder voor behoud van de dienst ijvert.
128
Jaarverslag 2009 Daarnaast is het takenpakket van een IOED enorm zwaar en zijn de beloofde bedragen (€ 100.000 voor een coördinator, € 50.000 voor en specialist in monumenten, landschappen of archeologie) verlaagd naar € 75.000 voor een coördinator, en € 40.000 per zuil. Dit impliceert dat er meer financiële inbreng van de gemeenten nodig is. De Vlaamse Overheid zoekt naar 2 proefprojecten voor 2009 – 2010, maar de algemeen teneur binnen de IAD’s is dan zeer terughoudend door het zware takenpakket en de aangepaste budgetten. De KLAD wenst dan ook af te wachten tot de kinderziekten voorbij zijn. De gemeente Aalter stemde in met de plaatsing van de tentoonstelling Velden Vol Verleden in het Natuureducatief Centrum te Poeke. David Vanhee zal de eigenaars van de stukken in bruikleen aanspreken om de stukken in de tentoonstelling te houden (of replica’s te laten maken).
Namens de Raad van Bestuur van de KLAD,
Martine Bergez
Gerda Ginneberge
Voorzitter
Secretaris
Raad van Bestuur - 29 april 2009 - Verslag Aanwezig: Martine Bergez (voorzitter), Johan Beke en Hugo Verhaeghe (ondervoorzitters), Gerda Ginneberge (secretaris), Martine Schelstraete (penningmeester), Kris Ally, Eddy Carette, Johan Cornelis, Eveline Eggerick, Etienne Van Acker (leden met effectieve stem), Ann Mattheeuws, (lid met raadgevende stem), Burgemeester Roger Boone, Raf Walgraeve (deskundige)en David Vanhee (notulist). Verontschuldigd: Filip Bastiaen, Luc Bauters, Roland Bonami, Wim De Clercq, Tony De Kimpe, Chris De Wispelaere, Luc Lampaert, Filip Lehoucq, Nancy Lemay, Kathleen Pisman,Mia Pynaert, Christof Roos, Joost Sturtewagen en Germain Van Beversluys.
VERSLAG Op deze vergadering worden de agendapunten van de vergadering van 1 april voor een tweede keer besproken. 1. GOEDKEURING VAN HET VORIGE VERSLAG Er zijn geen opmerkingen over het vorige verslag. 2. HERNIEUWING KLAD De RVB van de KLAD nam tijdens de bijeenkomst van 1 april het standpunt in verder te gaan met de gemeenten die intekenen voor 6 jaar. Op dat moment waren dat Aalter, Deinze en Knesselare. Dit werd meegedeeld aan de gemeente Nevele die de verlenging van de KLAD beperkte tot 2 jaar en de gemeenten Evergem en Lovendegem die lieten weten het Burgemeesteroverleg af te wachten (28 maart 2009). Momenteel hebben ook de gemeenten Lovendegem en Evergem de verlenging van de KLAD voor 6 jaar goedgekeurd. De gemeente Nevele wijkt momenteel echter niet af van de beslissing slechts voor 2 jaar verder te gaan. Dit impliceert dat de KLAD in vereffening zal moeten gaan, om dan opnieuw een stichtingsvergadering te houden. Om dit te bespreken werd Burgemeester van Nevele Roger Boone uitgenodigd om deel te nemen aan de RVB. De Burgemeester legt uit dat de beslissing om de verlenging te beperken voor 2 jaar kadert in wat opgemerkt is binnen het Burgemeesteroverleg, met name de meerwaarde die de KLAD kan bieden tegenover alternatieven zoals bepaalde Vlaamse instituten, de provincie en universiteiten en cfr. de uitgangspunten van Samen Sterk!? duidelijkheid of de dienstverlening wel een aparte structuur vereist. Daarbij was een fusie met COMEET en een uitbreiding van het werkgebied gesuggereerd. De gemeente Nevele besloot dan ook om de verlenging voor 2 jaar goed te keuren om dit te helpen bewerkstelligen. De gemeente is de KLAD zeker genegen en wenst na 2 jaar een verlenging aan te vragen van 4 jaar.
Kale - Leie Archeologische Dienst
129
Het decreet op de intergemeentelijke samenwerking en de statuten staan toe dat er een verlenging kan zijn van max. 6 jaar (dus ook voor een kortere periode), maar het impliceert ook dat er unanimiteit moet zijn bij de deelnemers. De RVB stelde tijdens de vorige vergadering dat de KLAD zou verder gaan voor 6 jaar met de gemeenten die daar mee instemden; omdat het de meest werkbare periode is. Slechts op deze manier kan gewerkt worden aan een lange termijnvisie voor de bescherming van het archeologisch patrimonium. Daarnaast is de verlenging een moeilijke, tijdrovende en erg dure aangelegenheid geweest voor de KLAD. Het is dus niet aangewezen dit vaak te doen. David Vanhee stelt ook dat de fusie met COMEET een juridisch en praktisch erg moeilijke zaak is. Vergelijkbaar is CO7/Archeo7 waar een algemeen coördinator boven de verschillende zuilen ressorteert om alles in goede banen te leiden. Dit kost de gemeenten meer dan het dubbel dan wat ze nu aan KLAD en COMEET apart betalen. De uitbreiding van het werkgebied moet gezien worden binnen de mogelijkheden van de dienst, die momenteel maar 1 personeelslid heeft. Uiteindelijk moet voldaan worden aan de wensen van de gemeenten, provincie en de resultaatsverbintenis van de Vlaamse Overheid. Deze houdt nl. geen rekening met het feit of een dienst 1 personeelslid of meer heeft en of een dienst voor 3,6, 8 of 12 gemeenten werkt. Het enige dat telt is dat aan de voorwaarden in deze verbintenis wordt voldaan. Wanneer de intergemeentelijke archeoloog niet meer aan die voorwaarden kan voldoen wegens teveel werk, zal de subsidie van 50.000 € komen te vervallen. De einddatum komt echter snel schreden dichterbij. Voor 5 mei moeten de beslissingen genomen zijn. Ofwel gaan alle gemeenten verder met de KLAD, ofwel moeten we streven naar een heroprichting. Schepenen Johan Cornelis en Hugo Verhaeghe van Nevele merken op dat zij erg verveeld zitten met de situatie en stellen voor maandag 4 mei in het college een principebeslissing te nemen en deze door te faxen naar de KLAD. Dit zal dan bekrachtigd worden op de komende gemeenteraad (einde mei). De RVB stemt in met de ze werkwijze en wacht het antwoord van Nevele af. 3. VOLGENDE RAAD VAN BESTUUR De volgende vergadering zal doorgaan op woensdag 1 juli 2009 om 20u in het gemeentehuis van Aalter. De vergadering zal gepaard gaan met een receptie en een persmoment rond de vernieuwing van de KLAD. 4. VARIA EN RONDVRAAG De voorzitter wenst de mail van Johan Hoorne aangaande een fout in zijn C4 te bespreken. Daarnaast merkte Johan ook op dat het C4 niet per post werd bezorgd en dat er vanuit de KLAD geen bedanking volgde voor zijn werk en dat hij geen evaluatiegesprek heeft gekregen. Er komen verschillende vragen vanuit de RVB omtrent de afhandeling van het C4. David Vanhee beantwoord. Tijdens de vorige vergaderingen had hij al duidelijk gemaakt dat het C4 niet wordt ingevuld door het sociaal secretariaat Schaubroeck; het werd gewoon terug gestuurd. Daarnaast had niemand van de RVB zich geëngageerd om dit C4 in te vullen. David Vanhee heeft het getracht het C4 zo goed mogelijk in te vullen, maar had Johan gewaarschuwd dat er fouten konden instaan. Hij had ook gevraagd dat Johan hem er zo snel mogelijk zou van op de hoogte brengen. Het C4 is na ondertekening door de voorzitter op de post gegaan, maar kwam terug net voor het paasweekend. Gezien het opportuun leek dat Johan zijn C4 zo snel mogelijk had, bezorgde David het C4 in een gesloten omslag aan Mieke Van de Vijver (vriendin van Johan en projectleider van Evergem Ralingen). Daarna volgde een sms en mail over de foutieve datum (foutieve datum aangaande het terug opnemen van het werk na verlof zonder wedde). Om ook hier snel te handelen stelde David voor het C4 aan te passen. Daarna volgde de mail van Johan aan de gehele RVB. Ann Mattheeuws merkt op dat zij de materie kent omdat ze zelf voor een sociaal secretariaat werkt en dat er haar inziens 3 fouten zijn gemaakt. Enerzijds moet een C4 correct afgeleverd worden en dit gebeurt door het sociaal secretariaat. David merkt op dat Schaubroeck zich hiervoor blijkbaar niet engageert. Daarnaast brengt het systeem met verlof zonder wedde Johan zijn pensioenregeling in gevaar. Daarnaast moeten de ingevulde data correct zijn om geen problemen te krijgen met de RSZPPO. David merkt op dat Johan pas op verlof zonder wedde is gegaan toen hij zeker was van een ander project (Flanders Expo) en niet zonder werk gezeten heeft gedurende deze periode. Het is zelfs zo dat de KLAD hem de kans heeft gelaten na de beslissing van ontslag wegens een tekort aan financiële middelen, zolang mogelijk aan de slag te blijven bij dat project en daarna ook bij de KLAD. De oorspronkelijke beslissing op de RVB op 21 februari 2008 luidt : De RVB beslist dat er zal verder gewerkt worden met 1 archeoloog. Het contract van J. Hoorne zal opgezegd worden van zodra zijn verlof zonder wedde voor de projecten aan Flanders Expo en Ikea afgelo-
130
Jaarverslag 2009 pen is. De begroting zal aangepast worden. Daarbij was door Johan Hoorne gesteld dat het project Flanders Expo – Ikea nog tot begin juni loopt, waarna hij nog ongeveer anderhalve maand werk voor KLAD zou hebben om de rapporten af te werken. Toen eind april de aangetekende brief met de officiële datum zou vertrekken vroeg Johan uitstel tot zeker september omdat het project was verlengd. Uiteindelijk zou Johan midden oktober terug bij de KLAD werken. En daarna bleef hij tot eind maart ipv eind februari (verlengd door het project Hansbeke Aquafin 09) aan de slag. Ondertussen is het C4 aangepast teruggestuurd aan Johan Hoorne. De RVB merkt op dat er zeker een evaluatiegesprek moet komen, samen met een bedanking. Hij stelt voor Johan uit te nodigen voor een etentje, betaald door de KLAD en op eigen kosten voor de leden van de RVB. David Vanhee merkt op dat er ook een boekenreeks is besteld twv € 135 bij het VIOE. De voorzitter merkt op dat zij contact zal opnemen met Johan Hoorne aangaande het evaluatiegesprek, de bedanking en het etentje. De gemeente Aalter stemde in met de plaatsing van de tentoonstelling Velden Vol Verleden in het Natuureducatief Centrum te Poeke. De tentoonstelling kan er alvast staan vanaf de dag van het Park op 31/05/09 tot het bestuur van de gemeente beslist welke invulling het Koetshuis zal krijgen. David Vanhee heeft contact gehad met de eigenaars van de stukken in bruikleen en kreeg van een aantal mensen de toestemming om stukken te houden. Enkele anderen wilden hun stukken terug en daar dienen replica’s van gemaakt te worden. De ADW wil dit doen tegen de voorwarden van een of- ferte van 09/2007 en de kost bedraagt ca. € 1.200. Gezien de openingsdatum nabij is, kan er niet lang over nagedacht worden. De RVB gaat akkoord. Raf Walgrave merkt wel op waarom er zoveel geld wordt besteed aan replica’s. Kunnen er geen andere stukken in de tentoonstelling geplaatst worden? Er ligt nog voldoende uit de regio in het depot van de Universiteit. David Vanhee merkt op dat de tentoonstelling is opgebouwd uit 3 boksen, waarvan de plaats van en tekst rond elk stuk is vastgelegd op panelen. Een stuk van een andere site plaatsen, impliceert de panelen aanpassen en dus ook de teksten aanpassen. Dit moet via Impressant+ gebeuren en dat zal enorm veel geld kosten.
Namens de Raad van Bestuur van de KLAD,
Martine Bergez
Gerda Ginneberge
Voorzitter
Secretaris
Raad van Bestuur - 5 mei 2009 - Verslag Aanwezig: Martine Bergez (MB) (voorzitter), Hugo Verhaeghe (HV) (ondervoorzitter), Gerda Ginneberge (GG) (secretaris), Martine Schelstraete (MS) (penningmeester), Johan Cornelis (JC), Eveline Eggerick (EE), Filip Lehoucq (FL), Etienne Van Acker (EVA) (leden met effectieve stem), Mia Pynaert (MP) (lid met raadgevende stem), Raf Walgraeve (RW) (deskundige)en David Vanhee (DV) (notulist). Verontschuldigd: Kris Ally, Filip Bastiaen, Luc Bauters, Johan Beke, Roland Bonami, Eddy Carette, Wim De Clercq, Tony De Kimpe, Chris De Wispelaere, Luc Lampaert, Nancy Lemay, Ann Mattheeuws, Kathleen Pisman, Christof Roos, Joost Sturtewagen en Germain Van Beversluys.
VERSLAG De voorzitter bedankt iedereen om tijd te maken voor dit informeel overleg bij hoogdringendheid. De reden is het schrijven vanuit de gemeente Nevele gericht aan de voorzitter van de KLAD.
Kale - Leie Archeologische Dienst
131
Van: Paul Raman [mailto:
[email protected]] Verzonden: dinsdag 5 mei 2009 16:46 Aan:
[email protected] Onderwerp: KLAD projectvereniging
Geachte Voorzitter van het K L A D , In aansluiting met het telefonisch onderhoud met de burgemeester, maken wij u langs deze weg het standpunt over van de gemeente Nevele inzake de verlenging van onze projectvereniging. Nevele wenst de correcte toepassing van de vereniging zoals bepaald bij de oprichtingsakte van 5 mei 2003. Conform artikel 4 heeft onze gemeente zich akkoord verklaard en zijn instemming verleend met de verlenging van de vereniging. Deze instemming werd u betekend met ons schrijven van 12 februari 2009, waarbij u de desbetreffende beslissing van het bevoegd orgaan, zijnde de gemeenteraad werd overgemaakt. In het motiverend gedeelte zal u willen lezen dat de verlenging voorlopig wordt beperkt tot 2 jaar, ten einde ruimte te scheppen om mogelijke alternatieve initiatieven te onderzoeken en te beoordelen, in casu uitbreiding met andere gemeenten uit het Meetjesland. Ons bestuur is hiermee bezig, en is zinnens om ten gepaste tijde van zodra er voldoende elementen in ons bezit zijn aan de gemeenteraad voor te stellen zijn termijn van 2 jaar zoals reeds goedgekeurd, nogmaals te verlengen met 4 jaar, zodat het bestaan van de huidige vereniging zeker niet in het gedrang wordt gebracht; integendeel op die manier kan bv. De vereniging worden uitgebreid. Wij zijn niet akkoord met de visie die ons mondeling werd medegedeeld dat de projectvereniging zou worden ontbonden, gezien het ontbreken van een akkoord van één der deelnemers. Gezien alle oorspronkelijke deelnemers akkoord zijn krachtens de respectievelijke beslissingen van de bevoegde organen, zijnde de gemeenteraden, en dit conform de statuten en de oprichtingsakte is er een verlenging. Nevele heeft dus noch de intentie om KLAD te laten ontbinen, noch om uit te stappen. Mocht u niet akkoord gaan met deze juridische visie, stellen wij voor de dscussie voor te leggen aan de bevoegde voogdijoverheid. Met vriendelijke groeten, In opdracht Paul Raman gemeentesecretaris De bedoeling van dit informeel overleg, samengeroepen bij hoogdringendheid, is de stand van zaken te bespreken en de opties te bekijken die er nog resten. Feit is dat vandaag 6 jaar geleden de KLAD werd opgericht voor 6 jaar, zoals decretaal bepaald, en vandaag alle gemeenteraadsbeslissingen binnen moesten zijn. Dit is op zich wel zo, maar zonder unanimiteit in termijn. 5 gemeenten Aalter, Deinze, Evergem, Knesselare en Lovendegem stemmen in voor 6 jaar, de gemeente Nevele stemt in met 2 jaar. Op de voorgaande vergadering is beslist verder te gaan met de gemeenten die instemmen voor 6 jaar, maar daarvoor moet de KLAD in vereffening gaan en terug opgericht worden. Ook dit is een lange administratieve weg die terug voorbij alle gemeenteraden moet. De voorzitter merkt ook op dat dit spoedoverleg zeer laat gecommuniceerd werd naar de leden van de RVB omdat er pas kwart voor 5 een antwoord was vanuit de gemeente Nevele, en niet ’s morgens zoals op de vorige bijeenkomst van 29 april was beloofd. Gezien dit verslag een overzicht is van de discussie die gevoerd werd zijn bij alle namen afkortingen geplaatst (DV). JC en HV merken op dat zij verwoede pogingen ondernomen hebben om een principebeslissing aangaande de verlenging van het college te bekomen, zodat hiermee naar de gemeenteraad en de RVB van de KLAD kon gestapt worden. Er is echter geen unanimiteit verkregen binnen het college. De bovenstaande mail is tevens een
132
Jaarverslag 2009
nieuw gegeven voor hen. JC merkt op dat de inhoud van de statuten bekend is en dat er eventueel een opening is in de interpretering. Hij merkt op dat er instemming is van alle gemeenten, los van de termijn Hij stelt voor om de KLAD in eerste instantie te verlengen voor 2 jaar en achteraf op te trekken naar een verlenging van 6 jaar (afwachtende op de bijkomende beslissing van de Nevelse gemeenteraad). MB: deze interpretatie kan gevaarlijk zijn wanneer het Agentschap Binnenlandse Zaken (ABZ) hierover valt. Daarnaast is dit in strijd met de beslissing van de RVB (om verder te gaan voor 6 jaar) én met de resp. gemeenteraadsbeslissingen van de andere gemeenten. Dit is tevens geen goed teken voor alle leden van de RVB die eerst veel inspanningen hebben geleverd om te pleiten voor 6 jaar, en die nu terug naar de gemeenteraad moeten om een verlening van 2 + 4 voor te stellen. MP merkt op dat de oorspronkelijke gemeenteraadsbeslissing in Nevele ook een verlenging van 6 jaar inhield, maar dat deze op het laatste moment naar 2 jaar werd teruggeschroefd. JC dat was inderdaad op basis van een misverstand ontsproten in het burgemeesteroverleg. MB merkt op dat er op de vragen vanuit het burgemeesteroverleg duidelijke antwoorden zijn gegeven. MB: Op de bestuursvergadering van 1 april was er beslist de gemeenteraden van Evergem (23 april), Lovendegem (23 april) en Nevele (28 april) af te wachten en terug samen te komen op 29 april. Ook toen was er geen antwoord van de gemeente Nevele. Daarom werd besloten een principebeslissing af te wachten van het college op 4 mei. Vandaag zijn we 5 mei ’s avonds en er is nog geen beslissing. Op zich is dit te laat en dient de KLAD in vereffening te gaan. MS is zeer ontgoocheld wetende dat we hier al mee bezig zijn van in juni 2008 en dat er nu – de avond van de uiterste inzenddatum - nog mensen zijn die denken dat er nog kan uitgesteld worden. Dit is een zeer ernstige zaak want iemands job hangt hiervan af. JC (na telefonisch contact) en MP vragen of het mogelijk is een principebeslissing van het college, onder voorbehoud van goedkeuring om verder te gaan voor 6 jaar van de gemeenteraad van 26 mei, in te dienen voor 6 mei - 12 u. Op zich is er een beslissing van alle gemeenten om verder te gaan met de KLAD. Enkel de termijnen staan nog niet gelijk. FL merkt op dat we zeker voor 6 jaar moeten strijden om net de continuïteit te verzekeren. Ontbinding en terug hernieuwen zal een lange administratieve procedure met zich mee brengen. MS & EE merken op dat zij beiden juridisch te weinig onderlegd zijn om een passend antwoord te geven, maar gaan akkoord met de stelling van FL. Bovendien zal ook het financiële plaatje (vereffening en nadien terug opstarten) niet gering zijn. Wie zal die kosten dragen: Nevele? JC : de enige manier om ontbinding te voorkomen is te werken via de bovenvermelde principebeslissing ovb van de gemeenteraadsbeslissing. MB er moet zeker nog advies ingewonnen worden bij ABZ om de juiste juridische procedure te volgen. EE vraagt wat de mogelijkheden zijn. MB : ontbinden en heroprichten met 5 gemeenten voor 6 jaar (de statuten laten wel toe dat er steeds een gemeente kan aansluiten); een lange administratieve weg. Of morgen nog de beslissing van de gemeente Nevele afwachten en tevens advies inwinnen bij ABZ of de verlenging op deze manier aanvaard wordt. GG : aanpassen van de termijn naar 2 jaar gaat tegen 5 gemeenteraadsbeslissingen in. FL : dat komt niet geloofwaardig over naar de resp. gemeenteraden. Daarnaast is een heroprichting alweer een nieuw gegeven waarmee terug naar alle gemeenteraden moet gegaan worden. JC : stelt voor om tot morgenmiddag 6 mei 2009 de principebeslissing aangaande de verlenging van de KLAD voor 6 jaar en in voorbehoud van goedkeuring van de gemeenteraad af te wachten. Wanneer er geen antwoord is voor 12 u zal de KLAD ontbonden worden. Tevens dient advies ingewonnen te worden of de verlenging op deze manier juridisch kan voor het ABZ. MP wat zijn de consequenties van de ontbinding? MB Art. 21 van de statuten is daarin zeer duidelijk. Art. 21. Bij vereffening van de vereniging zullen de in gebruik gegeven goederen, het in beheer gegeven archeologisch patrimonium en het in gemeenschap ingebrachte patrimonium worden teruggegeven aan de eigenaars, in zoverre hun recht kan bewezen worden door geschreven overeenkomsten. Bij vereffening wijst de raad van betuur één of meerdere vereffenaars aan en bepaalt hun bevoegdheden, evenals de bestemming die aan het nettovermogen van het maatschappelijk bezit gegeven wordt.
Kale - Leie Archeologische Dienst
133
Er zal een bestemming worden gekozen die zoveel mogelijk overeenkomt met het doel van de vereniging. Indien een soortgelijke projectvereniging met een meerderheid van deelnemers die ook van deze projectverenging deel uitmaken wordt opgericht, dan worden de goederen, personeelsleden met behoud van rechten en het ingebrachte patrimonium bij voorkeur overgedragen aan deze nieuwe projectvereniging. Evenwel zullen binnen de nieuwe bestemming het roerend archeologisch patrimonium en het archeologisch archief (in de ruimste zin) op één locatie bewaard worden, en dit onder optimale bewaringsomstandigheden. Daarnaast impliceert dit het ontslag van het personeelslid met de uitbetaling van een opzegvergoeding van 4,5 maand. De hernieuwing is zoals reeds opgemerkt een nieuw gegeven dat terug een lange administratieve weg moet doorlopen. De aanwezige leden van de RVB stellen voor om tot morgenmiddag 6 mei 2009 de principebeslissing van het College van Nevele aangaande de verlenging van de KLAD voor 6 jaar en in voorbehoud van goedkeuring van de gemeenteraad af te wachten. Advies in te winnen of de verlenging op deze manier juridisch kan voor het ABZ.
Wanneer er geen antwoord is voor 12 u zal de KLAD ontbonden worden.
Namens de Raad van Bestuur van de KLAD,
Martine Bergez
Gerda Ginneberge
Voorzitter
Secretaris
Raad van Bestuur - 1 juli 2009 - Verslag Aanwezig: Martine Bergez (voorzitter), Hugo Verhaeghe en Johan Beke (ondervoorzitter), Gerda Ginneberge (secretaris), Martine Schelstraete (penningmeester), Kris Ally, Johan Cornelis (leden met effectieve stem), Tony De Kimpe (lid met raadgevende stem), Raf Walgraeve (deskundige), Johan Hoorne en David Vanhee (notulist). Verontschuldigd: Filip Bastiaen, Luc Bauters, Roland Bonami, Eddy Carette, Wim De Clercq, Chris De Wispelaere, Eveline Eggerick, Luc Lampaert, Filip Lehoucq, Nancy Lemay, Ann Mattheeuws, Kathleen Pisman, Mia Pynaert, Christof Roos, Joost Sturtewagen, Etienne Van Acker en Germain Van Beversluys.
Gezien het quorum om geldig te beslissen niet is bereikt, is deze vergadering verdaagd naar woensdag 8 juli om 11u in het Koetshuis van het Kasteel van Poeke. De agenda wordt besproken om advies uit te brengen voor de volgende bestuursvergadering.
VERSLAG 1. GOEDKEURING VAN HET VORIGE VERSLAG Er zijn geen opmerkingen over het vorige verslag. 2. BEDANKING JOHAN HOORNE De voorzitter bedankt Johan vanuit de RVB voor de inzet van de voorbije jaren en het vele afgeleverde werk en publicaties. Daarnaast excuseert ze zich voor de late reactie en ontvangst binnen de RVB. De KLAD heeft enkele woelige maanden achter de rug door de verlenging. Johan wenst zijn email (zoals besproken op de vorige RVB) toe te lichten. Het was niet de bedoeling om de nadruk op de fout in het C4 te leggen, maar eerder op de stille manier waarop het vertrek plaatsvond. Anderzijds benadrukt hij dat hij de KLAD bedankt voor de mogelijkheden die hij kreeg binnen de KLAD, naar opgravingen en rapporten toe, wat hem de kans bood zich te ontwikkelen als regiospecialist. Daarnaast hoopt hij dat de KLAD de website, de nieuwsbrieven, die ontstonden door zijn toedoen, verder zal uitbouwen en dat ook de rapportenreeks verder kan blijven bestaan.
134
Jaarverslag 2009 Johan Cornelis dankt Johan nogmaals voor alle werk en nodigt hem uit aanwezig te zijn op een persmoment rond de vondsten gedaan op het Aquafintracé te Hansbeke. De datum wordt binnenkort vastgelegd.
3. AFSPRAKEN ROND COMMUNICATIE ROND DE KLAD Publiekswerking biedt een enorme meerwaarde rond archeologie en zorgt er voor dat de werking van de KLAD bekend geraakt. Er moet dus meer aandacht aan besteed worden. Het probleem stelt zich echter dat bij projecten die uitgevoerd worden door externe bureaus, het werk van de KLAD (vooronderzoek, coördinatie) op de achtergrond verdwijnt. De voorzitter haalt het voorbeeld aan van het persmoment in de Schoonstraat te Belzele, waar alle aandacht ging naar het Ename Expertisecentrum en niet naar de KLAD noch de Evergemse schepen van cultuur Filip Lehoucq. Johan Beke : we moeten het EEC zien als een sociaal bureau. Ze gebruiken echter de projecten graag om zichzelf te profileren. Er moet een overleg komen met het EEC om te voorkomen dat de KLAD op de achtergrond verdwijnt. De voorzitter zal eerstdaags een datum voor overleg met het EEC prikken zodat er beter kan samengewerkt worden. Raf Walgraeve merkt op dat bij de stichtingsvergadering van de KLAD in 2003 was afgesproken dat alle projecten zouden bekend gemaakt worden aan de pers, met de betrokken schepen van cultuur. Deze afspraak wordt momenteel niet strikt nageleefd. David Vanhee merkt op dat in 2008 bijna alle projecten in het nieuws kwamen; maar dat het voor enkele niet kon of niet mocht. De projecten van Durabrik mogen van deze bouwheer niet in de pers komen. De prachtige opgraving in het Loveld had dan weer zulke zware problemen met de aannemer en bouwmaatschappij dat de kans op een persbericht er aan voorbij ging. Verder blijft pers en archeologie moeilijk in evenwicht te houden. Enerzijds mag een site niet te vroeg in de pers komen, om plunderaars er van weg te houden. Anderzijds wil de pers mooie beelden kunnen maken, wat op het eind van een opgraving moeilijk is. Met AVS kan wel de afspraak gemaakt worden dat men eerst komt filmen en pas achteraf een interview doet. Daarnaast zijn er veel partners om mee samen te werken. Het EEC is er één van. Maar er zijn ook projecten die zullen uitgevoerd worden met bedrijven (bvb. Groep Monument), de Universiteit Gent of die gewoon regio-overschrijdend zijn, bvb met de Stad Gent (spoorlijn Drongen -Landegem). Er zal in elk geval getracht worden de persmomenten en -berichten zo goed mogelijk op alle noden af te stemmen. Er zal ook gewerkt worden aan een uitgebreide website en een systeem van nieuwsbrieven. 4. KORT OVERZICHT VAN DE WERKZAAMHEDEN Vooronderzoeken Deinze Baarsstraat te Astene : vooronderzoek op een kleine sociale verkaveling, zal worden uitgevoerd door een extern bureau, gezien het BVS van de Vlaamse Overheid ondermeer 2 archeologen op terrein eist. Pastoriestraat te Meigem : vooronderzoek op een kleine verkaveling, geen resultaten. Stadskernvernieuwing Deinze : er zullen op verschillende plaatsen binnen de Deinse stadskern kijkputten of proefsleuven getrokken worden om de archeologische inhoud van de Deinse stadskern te taxeren. Momenteel werd 1 sleuf getrokken op het Reinbachplein. Deze bracht nog geen informatie op. Aaltersesteenweg : vooronderzoek zal doorgaan op 16 en 17 juli. Evergem Belzeelse Kerkweg te Belzele : vooronderzoek uitgevoerd op 16 en 17 april, met resultaten. Belzeelse Kerkweg – Schoonstraat te Belzele : vooronderzoek in onderhandeling. Schoonstraat 199/201 te Belzele : vooronderzoek gepland na het bouwverlof. Knesselare Onderdale te Ursel : het vooronderzoek was positief, en er dient een deel van het terrein opgegraven te worden. Nevele Landegemdorp te Landegem, uitgevoerd, maar zonder resultaten. Merendreedorp te Merendree : wordt uitgevoerd na de sloop van de serres.
Kale - Leie Archeologische Dienst
135
Spooruitbreiding Drongen – Landegem : is gestart op 1 juli door een team van Groep Monument. Onderzoeken Aalter Manewaarde: 1 perceel werd onderzocht door 2 archeologen voor een periode van 2 weken; momenteel worden de resultaten gekoppeld aan de resultaten van het onderzoek dat in 2008 plaatsvond. Evergem Koolstraat te Belzele: het veldwerk is afgerond, momenteel werken 2 archeologen aan de verwerking van de gegevens. Schoonstraat te Belzele: het veldwerk is afgerond, momenteel werken 2 archeologen aan de verwerking van de gegevens. Belzeelse Kerkweg – Ralingen te Belzele: het onderzoek gaat van start op 13 juli, het zal uitgevoerd worden door 2 archeologen via het EEC. Knesselare Hoekestraat : het onderzoek is gestart op 29 juni, en wordt uitgevoerd door 4 archeologen via het EEC. 5. VOLGENDE RAAD VAN BESTUUR De volgende bestuursvergadering zal doorgaan op woensdag 8 juli om 11u in het Koetshuis. Dit zal gekoppeld worden aan het persmoment rond de tentoonstelling Velden vol verleden. De volgende bestuursvergaderingen zullen doorgaan op : Woensdag 2 september om 20 u in het Koetshuis te Poeke Woensdag 4 november om 20 u 6. VARIA EN RONDVRAAG
Namens de Raad van Bestuur van de KLAD,
Martine Bergez
Gerda Ginneberge
Voorzitter
Secretaris
Raad van Bestuur - 8 juli 2009 - Verslag Aanwezig: Martine Bergez (voorzitter), Hugo Verhaeghe, Gerda Ginneberge (secretaris) en David Vanhee (notulist). Verontschuldigd: Kris Ally, Filip Bastiaen, Luc Bauters, Johan Beke (ondervoorzitter), Roland Bonami, Eddy Carette, Johan Cornelis, Wim De Clercq, Tony De Kimpe, Chris De Wispelaere, Eveline Eggerick, Luc Lampaert, Filip Lehoucq, Nancy Lemay, Ann Mattheeuws, Kathleen Pisman, Mia Pynaert, Christof Roos, Martine Schelstraete (penningmeester), Joost Sturtewagen, Etienne Van Acker, Germain Van Beversluys en Raf Walgraeve.
Dit verslag is de herneming van de punten die ter advies voor deze vergadering besproken werden op 1 juli 2009.
VERSLAG 1. GOEDKEURING VAN HET VORIGE VERSLAG Er zijn geen opmerkingen over het vorige verslag. 2. BEDANKING JOHAN HOORNE
136
Jaarverslag 2009 Johan Hoorne werd door de voorzitter en uit naam van de RVB bedankt voor zijn voor de inzet van de voorbije jaren en het vele afgeleverde werk en publicaties. Daarnaast excuseert ze zich voor de late reactie en ontvangst binnen de RVB. De KLAD heeft enkele woelige maanden achter de rug door de verlenging.
3. AFSPRAKEN ROND COMMUNICATIE ROND DE KLAD Publiekswerking biedt een enorme meerwaarde rond archeologie en zorgt er voor dat de werking van de KLAD bekend geraakt. Er moet dus meer aandacht aan besteed worden. Het probleem stelt zich echter dat bij projecten die uitgevoerd worden door externe bureaus, het werk van de KLAD (vooronderzoek, coördinatie) op de achtergrond verdwijnt. Verder blijft pers en archeologie moeilijk in evenwicht te houden. Enerzijds mag een site niet te vroeg in de pers komen, om plunderaars er van weg te houden. Anderzijds wil de pers mooie beelden kunnen maken, wat op het eind van een opgraving moeilijk is. Met AVS kan wel de afspraak gemaakt worden dat men eerst komt filmen en pas achteraf een interview doet. Er zal in elk geval getracht worden de persmomenten en -berichten zo goed mogelijk op alle noden af te stemmen. Er zal ook gewerkt worden aan een uitgebreide website en een systeem van nieuwsbrieven. 4. KORT OVERZICHT VAN DE WERKZAAMHEDEN Vooronderzoeken Deinze Baarsstraat te Astene : vooronderzoek op een kleine sociale verkaveling, zal worden uitgevoerd door een extern bureau, gezien het BVS van de Vlaamse Overheid ondermeer 2 archeologen op terrein eist. Pastoriestraat te Meigem : vooronderzoek op een kleine verkaveling, geen resultaten. Stadskernvernieuwing Deinze : er zullen op verschillende plaatsen binnen de Deinse stadskern kijkputten of proefsleuven getrokken worden om de archeologische inhoud van de Deinse stadskern te taxeren. Momenteel werd 1 sleuf getrokken op het Reinbachplein. Deze bracht nog geen informatie op. Aaltersesteenweg : vooronderzoek zal doorgaan op 16 en 17 juli. Evergem Belzeelse Kerkweg te Belzele : vooronderzoek uitgevoerd op 16 en 17 april, met resultaten. Belzeelse Kerkweg – Schoonstraat te Belzele : vooronderzoek in onderhandeling. Schoonstraat 199/201 te Belzele : vooronderzoek gepland na het bouwverlof. Knesselare Onderdale te Ursel : het vooronderzoek was positief, en er dient een deel van het terrein opgegraven te worden. Nevele Landegemdorp te Landegem, uitgevoerd, maar zonder resultaten. Merendreedorp te Merendree : wordt uitgevoerd na de sloop van de serres. Spooruitbreiding Drongen – Landegem : is gestart op 1 juli door een team van Groep Monument. Onderzoeken Aalter Manewaarde: 1 perceel werd onderzocht door 2 archeologen voor een periode van 2 weken; momenteel worden de resultaten gekoppeld aan de resultaten van het onderzoek dat in 2008 plaatsvond. Evergem Koolstraat te Belzele: het veldwerk is afgerond, momenteel werken 2 archeologen aan de verwerking van de gegevens. Schoonstraat te Belzele: het veldwerk is afgerond, momenteel werken 2 archeologen aan de verwerking van de gegevens. Belzeelse Kerkweg – Ralingen te Belzele: het onderzoek gaat van start op 13 juli, het zal uitgevoerd worden door 2 archeologen via het EEC. Knesselare
Kale - Leie Archeologische Dienst
137
Hoekestraat : het onderzoek is gestart op 29 juni, en wordt uitgevoerd door 4 archeologen via het EEC. 5. VOLGENDE RAAD VAN BESTUUR De volgende bestuursvergadering zal doorgaan op woensdag 2 september 2008 om 20u in het Koetshuis te Poeke. 6. VARIA EN RONDVRAAG
Namens de Raad van Bestuur van de KLAD,
Martine Bergez
Voorzitter
Gerda Ginneberge
Secretaris
Raad van Bestuur - 2 september 2009 - Verslag Deze vergadering werd uitgesteld naar de volgende vergadering van 4 november 2009 door het uitblijven van voldoende agendapunten.
Raad van Bestuur - 4 november 2009 - Verslag Aanwezig: Martine Bergez (voorzitter), Johan Beke (ondervoorzitter), Hugo Verhaeghe (ondervoorzitter), Gerda Ginneberge (secretaris), Martine Schelstraete (penningmeester),Kris Ally, Johan Cornelis, Filip Lehoucq, Eveline Eggerick, Etienne Van Acker (EVA) (leden met effectieve stem), Ann Mattheeuws, Joost Sturtewagen (lid met raadgevende stem), Luc Bauters, Raf Walgraeve (deskundige)en David Vanhee (notulist). Verontschuldigd: Filip Bastiaen, Roland Bonami, Eddy Carette, Wim De Clercq, Tony De Kimpe, Chris De Wispelaere, Luc Lampaert, Nancy Lemay, Kathleen Pisman, Mia Pynaert, Christof Roos, en Germain Van Beversluys.
VERSLAG
1. GOEDKEURING VAN HET VORIGE VERSLAG Het moederbord van de vaste pc van de KLAD heeft het begeven en momenteel is deze computer in reparatie of (indien niet mogelijk) zullen de gegevens overgezet worden naar een nieuwe pc. Hierdoor was het momenteel niet mogelijk het laatste verslag van door te sturen. Dit verslag is echter de herneming van dat van de vergadering op 1 juli, dat reeds eerder werd doorgestuurd. Dit verslag zal nagestuurd worden. 2. PERSONEELSSTATUUT, RECHTSPOSITIONERING EN ARBEIDSREGLEMENT Sinds 1 januari 2008 is het ontwerpbesluit rond de rechtspositionering van het gemeentepersoneel in werking getreden. Dat regelt ondermeer de arbeidsvoorwaarden (bezoldigingen, aanstelling – schorsing – ontslag, diensttijden, verlof, …) van het gemeentepersoneel. Voor intergemeentelijke projectverenigingen, die een tijdelijk karakter hebben, is het momenteel onduidelijk aan wat er moet voldaan worden. Het decreet, noch de VVSG bieden hierop een antwoord. Comeet en KLAD vroegen (apart) een offerte aan bij de juridische dienst van Weddecentrale Schaubroeck om dit te onderzoeken, maar deze lag veel te hoog en hierdoor kreeg dit geen gevolg.
138
Jaarverslag 2009
Het is wel wenselijk dat het statuut en de voorwaarden van het personeel aangepast worden. Momenteel zijn het arbeidsreglement en de voorwaarden geschoeid op wat in 2003/2004 gangbaar was binnen de gemeente Aalter. De voorzitter stelt voor het arbeidsreglement aan te passen en de voorwaarden van COMEET over te nemen, met name 30 verlofdagen en maaltijdcheques van 6€ (1,09 van de werknemer). 3. I NVESTERINGEN 2009 – 2010 Momenteel beschikt de KLAD over een redelijk budget van ca. € 70.000. Een deel er- van dient aangewend te worden voor de afhandeling en betaling van verschillende dossiers aangaande de restauratie van bepaalde stukken ceramiek en metaal, het betalen van enkele kraankosten en natuurlijk de vaste kosten. Maar er blijft budget over om te investeren in nieuw materiaal en in het gebouw en de inrichting. Aankoop van nieuw materiaal Nieuw fototoestel : er zijn 2 offertes binnen voor de Olympus Stylus Touch 8000. De prijs ligt vast op € 399. De RVB stelt voor contact op te nemen met de site www/ konijnenberg.nl Nieuw computersysteem met mogelijkheden tot digitale archivering en aangepaste software : er zijn verschillende offertes aangevraagd voor pcs met Windowsconfiguratie. De RVB stelt voor ook contact te nemen met een Mac verdeler, gezien deze geschikt zijn voor grafisch werk en stabieler zijn. De pc zal ook voorzien moeten zijn van een grote harde schijf. Verder zal er gezocht worden naar externe opslagmogelijkheden (via een server of een tape). De problematiek van het onderhouden van een archeologisch advies worden ook op het niveau van de Vlaamse Overheid (werkgroep binnen het VIOE) besproken. Zuurvrije dozen : om het archeologisch materiaal naar behoren te archiveren dienen deze aangekocht te worden. Luc stelt voor enkele types aan te kopen, maar eerst contact op te nemen met het VIOE. Loods De verlichting en elektriciteit zijn ondertussen aangepast. De tweede verdieping kan ingericht worden als werkruimte door het plaatsen van een wand. Daarin zouden dan rekken en tafels geplaatst worden om materiaal te bergen en te drogen. Er kunnen ook wastafels gezet worden om materiaal te wassen. Maar dan moet er wel een afvoer en aanvoer van water komen en verwarming. De RVB stelt voor dit aan de gemeente Aalter voor te leggen om de mogelijkheden te bespreken. Zeefplaats Om de vele stalen uit te zeven is er nood aan een zeefplaats, die werkt op een boorput en waar veel grond en water mag blijven liggen. Daarnaast moet er daar ook plaats zijn om de zeefstalen te stockeren, om vele verplaatsingen van de opbergplaats naar de zeefplaats tegen te gaan. De zeefinstallatie zelf is reeds gemaakt. De RVB stelt voor contact op te nemen met de hoeve en Pro Natura om daar een plaats te zoeken. 4. VRIJWILLIGERSWERKING Het zou interessant zijn ook eens met de vrijwilligerswerking te structureren en er mee naar buiten te komen. Momenteel zijn er een aantal mensen die als vrijwilliger voor de
Kale - Leie Archeologische Dienst
139
KLAD werken, maar dat zou wel een grotere groep kunnen worden (naast stagestudenten). Er kunnen mensen aan de slag op opgravingen, bij het verwerken, maar ook voor archiefonderzoek en om gidsbeurten bij de tentoonstelling te geven. Dit zou via een persmoment kunnen gebeuren. Er is ook interesse van een jongen (12) uit Ursel om betrokken te worden bij de KLAD, hij is gepassioneerd door archeologie. De RVB merkt op dat jongeren onder de 16 veel toezicht nodig hebben wat veel extra werk vergt. Daarnaast is er ook de verantwoordelijkheid wanneer er iets gebeurd. We kunnen die jongen wel kennis laten maken met de KLAD en archeologie in e regio. Er zal een datum vastgelegd worden om de vrijwilligerswerking via de pers bekend te maken. 5. COMMUNICATIE EN WEBSITE Er is nood aan een nieuwe website om de werking van de KLAD beter te belichten en van waaruit de werking, de vrijwilligerswerking, het nieuws en de nieuwsbrieven kunnen gelanceerd worden. Deze moet tevens zo ontwikkeld zijn dat deze erg gebruiksvriendelijke is en snel te onderhouden. Een website laten ontwikkelen (en er een offerte voor laten opmaken) is echter geen eenvoudige opdracht en is vaak duur. Er volgt een lange discussie aangaande het onderhoud van de site. Dit is een zeer energierovende taak. De vraag is of dit nog kan door de intergemeentelijke archeoloog. Dit punt wordt doorgeschoven naar de volgende RVB. Er zal eerst meer aandacht gaan naar de geschreven pers. De afspraak blijft dat iedereen op de hoogte gehouden zal worden van wanneer de persmomenten doorgaan. 6. DE MOGELIJKHEDEN VAN HET SOCIAAL MARIBEL Het doel van de sociale Maribel is het bevorderen van de tewerkstelling in de nonprofitsector door de creatie van bijkomende arbeidsplaatsen, teneinde tegemoet te komen aan de noden van de sector en zo de kwaliteit van de dienstverlening te verbeteren. De werkgevers creëren nieuwe arbeidsplaatsen gefinancierd via patronale bijdrageverminderingen die vooraf werden gemutualiseerd bij de fondsen sociale Maribel. Mogelijk komen er fondsen vrij in 2010. De KLAD kan een dossier indienen om een nieuwe aanwerving mogelijk te maken. Dit zal via het dagelijks bestuur gebeuren. 7. NIEUWE WETGEVING OP DE RUIMTELIJKE ORDENING EN AFSPRAKEN MET DE GEMEENTELIJKE DIENSTEN De wetgeving op de Ruimtelijke ordening is aangepast en voorziet nieuwe reglementeringen aangaande de archeologische advisering bij bouwprojecten. Op woensdag 28 oktober was er een vergadering met het Agentschap RO over de inhoud van de aangepaste wet. De nieuwe wetgeving voorziet dat er meer adviezen dienen gevraagd te worden, bvb voor de bouw van verkavelingen, de bouw van appartementsgebouwen etc. Er zullen dus meer dossiers geadviseerd worden. Maar de advisering (en de verantwoordelijkheid ervan)zelf gebeurt door het Agentschap RO. Hoe een IAD zoals KLAD nog een advies kan leveren, en vooral dossiers kan opvolgen is momenteel nog niet bepaald. De KLAD zal alvast de gemeentelijke diensten RO en Stedenbouw berichten over de nieuwe wetgeving. 8 OVERZICHT VAN DE WERKZAAMHEDEN
140
Jaarverslag 2009
Aalter Drogenbroodstraat Er werd een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd op deze nieuwe verkaveling, maar met beperkte resultaten. In 1 van de sleuven werd een kuil met aardewerk aangetroffen. Dit aardewerk blijkt op de overgang van de bronstijd naar de ijzertijd te dateren. Deinze Stadskernvernieuwing In het kader van de stadskernvernieuwing in Deinze zijn deze zomer een aantal kijkputten op het Rheinbachplein en het Kerkplein aangelegd, ter aftoetsing van de inhoud en intactheid van het archeologisch patrimonium. Evergem Koolstraat Het rapport van de opgravingen in de Koolstraat is af. Er werd een meerperiodensite aangetroffen met ondermeer bewoning uit de Romeinse periode en de middeleeuwen. Evergem Schoonstraat - Ralingen Het rapport van de opgravingen in de Schoonstraat is af. Er werd bewoning uit de middeleeuwen aangetroffen. Evergem Belzeelse Kerkweg – Ralingen Het rapport van de opgravingen in de Belzeelse Kerkweg is af. Er werd een site met bewoning uit de Romeinse periode aangetroffen. Evergem Schoonstraat 199 – 201 Er werd een vooronderzoek uitgevoerd. Het grootste deel van deze verkaveling is verstoord. In de zuidelijke uithoek zal in maart een klein onderzoek van ca. 1.000m² uitgevoerd worden. Evergem Schoonstraat Er werd een vooronderzoek uitgevoerd maar er werden geen sporen aangetroffen. Knesselare Hoekestraat Het rapport van de opgravingen is af. Er werd een meerperiodensite aangetroffen met ondermeer bewoning uit de ijzertijd en uit de Romeinse periode. Knesselare – Ursel Kerkplein Er werd een vooronderzoek uitgevoerd maar er werden geen relevante sporen aangetroffen. Knesselare – Ursel Onderdale Er werd een vooronderzoek uitgevoerd door Archaeological Solutions. De resultaten sluiten aan op wat de terreinen van de school werd aangetroffen. Nevele Hoogstraat Dit onderzoek zal vermoedelijk begin 2010 van start gaan. 9. VOLGENDE RAAD VAN BESTUUR De volgende Raad van bestuur zal doorgaan op woensdag 3 februari 2010, om 20u in het stadhuis van Deinze. Onder voorbehoud zijn de komende data van de bestuursvergaderingen in 2010 op: Woensdag 7 april 2010 Woensdag 2 juni 2010-01-12
Kale - Leie Archeologische Dienst
141
Woensdag 1 september 2010 Woendag 3 november 2010 10. VARIA EN RONDVRAAG
Namens de Raad van Bestuur van de KLAD,
Martine Bergez
Voorzitter
Gerda Ginneberge
Secretaris
142
Jaarverslag 2009
2. BEGROTING 2009 Inkomsten : Overdrachten 2008
32.444,81
Gemeentelijke bijdragen
39.782,94
Bijdrage Aalter
7.511,13
Bijdrage Deinze
8.409,09
Bijdrage Evergem
8.825,15
Bijdrage Knesselare
4.863,90
Bijdrage Lovendegem
4.463,14
Bijdrage Nevele
5.710,53
Bijdrage Provincie Oost – Vlaanderen
10.000,00
Subsidie Vlaams Gewest
50.000,00
20% 2007
10.000
40% 2008
20.000
40% 2008
20.000
Diverse inkomsten
Totaal :
0,00
132.227,75
Uitgaven : 1. ALGEMENE WERKINGSKOSTEN 1.1. Bestuur en beheer
1. Receptie en representatie 2. Zitpenningen
91.100 4.000 500 pro memorie
3. Verplaatsingskosten
1.000
4. Accountant G. De Baets
1.500
Verzekering
1.000
1
1.2. Personeel
1. Loonkost 2 archeologen
69.500 65.000
2. Verzekering
1.500
3. Sociaal secretariaat
1.500
4. Kledij en uitrusting
750
Studiedagen en vorming
750
Kale - Leie Archeologische Dienst
1
1.3. Administratieve werkingskosten
143
2.000
1. Administratie
500
2. Klein bureaumateriaal
500
3. Software
500
Boeken en tijdschriften
500
1
1.4. Huisvesting
1. Huur (€ 125 x 12) met indexatie 2. Verzekering (brand, BA)
7.100 1.600 500
3. Verbruik (elektriciteit en verwarming) en onderhoud
3.000
Telefoon en internet
2.000
1
8.500
1.5. Logistieke kosten
1. Hardware 2. Opgravingmateriaal
1.000 500
3. Foto - materiaal
1.000
4. Meubilair en inrichting
2.000
Auto- en verplaatsingskosten
4.000
1
2. ARCHEOLOGISCHE WERKINGSKOSTEN
1. Opgravingen
35.500 20.000
2. Conservatie en restauratie
5.000
3. Natuurwetenschappelijk onderzoek
5.000
4. Publiekswerking
5.500
3. DIVERSEN 4. RESERVEVORMING 2010 Totaal
627,75 5.000 132.227,75
144
3. JAARBALANS 2009
Jaarverslag 2009
Kale - Leie Archeologische Dienst
145
146
Jaarverslag 2009
Kale - Leie Archeologische Dienst
147
Dit jaarverslag 2009 van de Kale - Leie Archeologische Dienst werd opgemaakt gedurende januari 2010 door D. Vanhee, in opdracht van de Raad van Bestuur. Tijdens de bestuursvergadering van 3 februari 2010 werd de inhoud goedgekeurd.
Martine Bergez Voorzitter KLAD
Gerda Ginneberge Secretaris KLAD