Archeologische Dienst Waasland Jaarverslag 2012
Archeologische Dienst Waasland Sint-Niklaas 2013
Colofon verantwoordelijke uitgever Archeologische Dienst Waasland Regentiestraat 63 9100 Sint-Niklaas 03/778.20.50
[email protected] www.a-d-w.be
auteurs Inge Baetens (IB) Bart Lauwers (BL) Annebeth Plyson (AP) Thierry Van Neste (TVN) Jean-Pierre Van Roeyen (JPVR) Jeroen Van Vaerenbergh (JVV) eindredactie en lay-out Jean-Pierre Van Roeyen
met steun van de Vlaamse overheid, Onroerend Erfgoed
© Archeologische Dienst Waasland, 2013 2
Inhoud Inleiding
5
DEEL I: CEL BEHEER & ONTSLUITING
6
1. Verantwoording
6
1.1 De intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en de archeologische erfgoedzorg 1.2 Rechtsgrond van het programma 1.3 De afsprakennota en de verslaggeving
6 6 6
2. Structuur
7
2.1 Rechtsvorm en doel 2.2 Samenstelling raad van bestuur 2.3 Vergaderingen raad van bestuur 2.4 Personeel 2.5 Vrijwillige medewerkers en stagairs
7 7 8 8 9
3. Afsprakencluster 1: inventarisatie
10
3.1 Overzicht gekend erfgoed 3.2 Actualisering CAI 3.3 Uitvoeren niet-vergunningsplichtige prospecties
10 10 10
4. Afsprakencluster 2: advisering
11
4.1 Register van geadviseerde werken 4.2 Integratie archeologisch beleid in structuurplanning en stedenbouw 4.3 Trajectbegeleiding adviesverplichtingen niet onderworpen werken
11 19 19
5. Afsprakencluster 3: beleid en beheer
20
5.1 Beleidsplan 2012 5.2 Opmaak meerjarenbeleidsplan 2013-2018
20 24
6. Afsprakencluster 4: veldwerk en deponering/archivering
26
6.1 Opvolgen vergunde opgravingen van derden 6.2 Deponering/archivering
26 46
7. Afsprakencluster 5: ontsluiting en publieksgerichtheid
48
7.1 Registratie en toegankelijk stellen van verworven kennis 7.2 Vorming 7.3 Fungeren als aanspreekpunt en afstemming tussen diverse partners 7.4 Verbreding van het maatschappelijk draagvlak 7.5 Rondleidingen, lezingen en andere sensibiliserende activiteiten
48 48 51 51 57
8. Afsprakencluster 6: organisatie
59
8.1 2012 – een jaar met vele uitdagingen voor de administratie binnen de ADW 8.2 Project centraliseren en structureren algemene administratie ADW 8.3 Project organisatie eigen archief ADW
3
59 59 59
DEEL II: CEL ONDERZOEK
61
1. Databank en digitalisatie van het terreinwerk
61
1.1 Databank 1.2 Tablet-PC
61 62
2. Register van terreinwerkzaamheden
63
2.1 Inleiding 2.2 Archeologische opgravingen 2.3 Prospecties met ingreep in de bodem
63 64 72
DEEL III: CEL CONSOLIDATIE & RESTAURATIE
84
1. Inleiding
84
2. Intensieve promotiecampagne Consolidatie & restauratie
84
3. Opdrachten metaalrestauratieatelier 2012
84
4. Opdrachten keramiekrestauratieatelier
89
4
Inleiding Medio 2011 werd een nota overgemaakt aan de gemeentebesturen die deelnemen in de projectvereniging waarin gepleit werd voor een structurele herfinanciering van de totale werking van de dienst met publieke middelen. Eind 2011 maakten de aangesloten gemeentebesturen officieel bekend dat hun keuze uitging naar het behoud van de dienst, maar wel binnen de grenzen van de bestaande financiële bijdragen, wat betekende dat er bijgevolg zou moeten afgeslankt worden in de personeelsbezetting. In het kader van de Vlaamse regelgeving op archeologisch onderzoek (met name de vereiste personeelsbezetting) zou een afslanking van de dienst echter het einde betekenen van zowat 30 jaar archeologisch terreinwerk van de ADW. Dit was voor de stafmedewerkers geen optie. Ook het werken met steeds wisselende projectmedewerkers was dit niet. Vervolgens werd gezocht naar een alternatief. Een mogelijke oplossing werd gevonden in een interne herstructurering van de dienst in drie cellen: Beheer & ontsluiting, Onderzoek en Consolidatie & restauratie. De cel Beheer & ontsluiting zou hierbij de IAD-activiteiten van de dienst vervullen en als enige nog gefinancierd worden met publieke middelen (mits indexatie van de ledenbijdrage). De cellen Onderzoek (de terreinequipe) en Consolidatie & restauratie (ateliers voor keramiekrestauratie en metaalconservatie) zouden in de toekomst hun eigen middelen moeten genereren via het vermarkten van hun diensten. Het werkingsjaar 2012, dat ondertussen reeds enkele maanden gevorderd was, zou als overgangsperiode naar de nieuwe situatie worden voorzien. In januari 2012 werd dit alternatief goedgekeurd door de raad van bestuur onder voorwaarde dat ook de deelnemende gemeentebesturen zich akkoord verklaarden. Tegen eind mei raakte officieel bekend dat alle aangesloten gemeenten zich in de interne hervorming van de dienst en in het voorgelegde financieringsplan konden vinden en kon met de implementatie van de hervorming worden gestart. Onderhavig jaarverslag volgt in zijn structuur de inmiddels gerealiseerde interne hervorming van de ADW in drie cellen en geeft achtereenvolgens verslag van de werking van de cellen Beheer & Ontsluiting, Onderzoek en Consolidatie & Restauratie. JPVR
5
DEEL I: CEL BEHEER & ONTSLUITING 1. Verantwoording 1.1 De intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en de archeologische erfgoedzorg In de Beleidsnota Onroerend Erfgoed, Beleidsprioriteiten 2009-2014 wordt de onroerenderfgoedzorg op het niveau van de lokale besturen verder gestimuleerd. Hierin wordt gesteld dat dit bestuursniveau het meest geschikte platform is om een grotere betrokkenheid van de burger te bewerkstelligen doordat dit voor de burger het meest toegankelijk is. Een degelijk interlokaal beheersinstrument biedt een passend antwoord op de vele uitdagingen waarmee het beheer van het lokaal onroerend erfgoed geconfronteerd wordt (bron: Agentschap Onroerend Erfgoed, Resultaatsverbintenis 2012). 1.2 Rechtsgrond van het programma Gezien het feit dat de ontwikkeling van een complementair onroerenderfgoedbeleid vanuit de lokale besturen wenselijk wordt geacht, verleent de Vlaamse overheid subsidies aan de intergemeentelijke archeologische diensten, waarvan de som 50.000 euro bedraagt. Dit bedrag wordt ter beschikking gesteld door het Agentschap Onroerend Erfgoed. Dit kadert in een globale, geïntegreerde archeologische erfgoedzorg. Deze subsidie moet in de eerste plaats aangewend worden om de beheerstaak van één archeoloog te verzekeren, waarvan 0,75 VTE moet aangewend worden voor taken die omschreven zijn in de afsprakennota (bron: zie hoger). 1.3 De afsprakennota en de verslaggeving De inhoud van de afsprakennota 2012 heeft betrekking op volgende basisopdrachten: - 1. Inventarisatie, - 2. advisering, - 3. beleid en beheer, - 4. veldwerk en deponering/archivering, - 5. ontsluiting en publieksgerichtheid, - 6. organisatie, - 7. deontologie en gedragscode.
6
2. Structuur 2.1 Rechtsvorm en doel De Archeologische Dienst Waasland (ADW) is een intergemeentelijk samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid dat de rechtsvorm van projectvereniging heeft aangenomen. Dit samenwerkingsverband is een publiekrechterlijk rechtspersoon, dat valt onder toepassing van het Decreet houdende de intergemeentelijke samenwerking d.d. 06-07-2001. De deelnemers in dit samenwerkingsverband zijn de gemeenten Beveren, Kruibeke, Sint-Gillis-Waas, Sint-Niklaas, Stekene, Temse, Waasmunster en de provincie Oost-Vlaanderen. Daarnaast is er een partnerschap met het Agentschap Onroerend Erfgoed (Vlaamse overheid). De maatschappelijke opdracht van deze dienst bestaat in de eerste plaats uit de archeologische erfgoedzorg binnen het territorium van de aangesloten gemeentebesturen. De archeologische erfgoedzorg is een aangelegenheid van algemeen nut, zoals bepaald in art. 4, §1 van het Decreet houdende bescherming van het archeologisch patrimonium d.d. 30-06-1993. Decretaal is bepaald dat een projectvereniging wordt opgericht voor een periode van zes jaar. Ingevolge de instemming van de deelnemende gemeenten, werd de vereniging verlengd voor eenzelfde periode, die loopt van 09-12-2008 tot 08-12-2014. In juni 2009 besliste ook de provincieraad tot verdere deelname in de projectvereniging. De verlenging werd bekendgemaakt in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad op 03-08-2009. 2.2 Samenstelling raad van bestuur Overeenkomstig de decretale bepalingen beschikt de vereniging uitsluitend over een raad van bestuur als beheersorgaan. De raad van bestuur is samengesteld naar rata van twee bestuurders per deelnemende gemeente en twee bestuurders van de provincie Oost-Vlaanderen. Voor de gemeenten betreft het steeds raadsleden/schepenen die tot de bestuurscoalitie behoren. Aan de vergaderingen wordt per gemeente ook deelgenomen door één afgevaardigde met raadgevende stem. Het betreft raadsleden die tot de oppositie behoren. De raad van bestuur heeft eveneens een adviseur namens het Agentschap Onroerend Erfgoed (als subsidiërend orgaan) en een adviseur namens de provincie Oost-Vlaanderen. De heer Roger Heirwegh (raadslid gemeente Beveren) vervulde de rol als voorzitter en mevrouw Annemie Wauman (raadslid van Sint-Niklaas) als ondervoorzitster. Namens de gemeente Beveren: - de heer Roger Heirwegh, raadslid-voorzitter; - de heer Johan Smet, raadslid-bestuurder; - de heer Sidon De Coninck, raadslid-afgevaardigde. namens de gemeente Kruibeke: - de heer Jan Van Raemdonck, raadslid-bestuurder; - mevrouw Saskia Bressinck, raadslid-bestuurder; - de heer Julien Mertens, raadslid-afgevaardigde. namens de gemeente Sint-Gillis-Waas: - de heer Karel Verelst, raadslid-bestuurder; - de heer Danny Verstraeten, raadslid-bestuurder; - de heer Herwin De Kind, raadslid-afgevaardigde. namens de stad Sint-Niklaas: - mevrouw Annemie Wauman, raadslid-ondervoorzitster; - de heer Marc Heynderickx, schepen-bestuurder; - de heer Ronny Suy, raadslid-afgevaardigde. 7
namens de gemeente Stekene: - mevrouw Nicole Van Duyse, schepen-bestuurder; - de heer Pieter De Witte, raadslid-bestuurder; - de heer Christophe Creve, raadslid-afgevaardigde. namens de gemeente Temse: - mevrouw Anne Marie Blommaert, schepen-bestuurder; - de heer Chris Vervaet, raadslid-bestuurder; - mevrouw Anne-Marie Muyshondt, raadslid-afgevaardigde. namens de gemeente Waasmunster: - mevrouw Maritta D’Hooge, raadslid-bestuurder; - de heer Ludo Lenaerts, schepen-bestuurder; - de heer Danny Vandeloock, raadslid-afgevaardigde. namens de provincie Oost-Vlaanderen: - de heer Jozef Dauwe, gedeputeerde; - de heer Peter Hertog, gedeputeerde. waarnemers/adviseurs: - de heer S. Vandecatsye, erfgoedconsulent archeologie, Agentschap Onroerend Erfgoed; - de heer Luc Bauters, erfgoedconsulent archeologie, provincie Oost-Vlaanderen. 2.3 vergaderingen raad van bestuur 18-01-12 stadhuis van Sint-Niklaas 07-03-12 kasteel Blauwendael te Waasmunster 11-04-12 gemeentehuis te Kruibeke 30-05-12 stadhuis te Sint-Niklaas 05-09-12 stadhuis te Sint-Niklaas 24-10-12 gemeentehuis te Temse 12-12-12 CC Ter Vesten te Beveren 2.4 Personeel Stafmedewerkers - de heer Jean-Pierre Van Roeyen, dd. directeur, verantwoordelijke onroerend archeologisch erfgoed, cel Beheer & Ontsluiting; - mevrouw Inge Baetens, verantwoordelijke administratie, financiën en publiekswerking, cel Beheer & Ontsluiting; - de heer Jeroen Van Vaerenbergh, cel Beheer & Ontsluiting (1/2), hoofd cel Onderzoek (1/2). Administratief en technisch personeel - mevrouw Lieve Delestinne, administratief medewerkster – grafisch vormgeefster, cel Beheer & Ontsluiting; - de heer Dries D’Hollander, historicus – technicus terrein/vondstbehandeling – depotmedewerker, cel Onderzoek (4/5), cel Beheer & Ontsluiting (1/5); - de heer Erik Pijl, technicus terrein/vondstbehandeling – tekenaar, cel Onderzoek; - de heer Dirk Boel, technicus terrein/vondstbehandeling, cel Onderzoek. Projectmedewerkers - de heer Bart Lauwers, projectarcheoloog, cel Onderzoek; - de heer Thierry Vanneste, projectarcheoloog, cel Onderzoek; - mevrouw Annebeth Plyson, projectarcheoloog, cel Onderzoek.
8
Restauratoren - de heer Paulus Florizoone, keramiekrestaurator, cel Consolidatie & Restauratie; - de heer Johan Van Cauter, metaalrestaurator - polyvalent technicus, cel Consolidatie & Restauratie. 2.5 Vrijwligge medewerkers en stagiairs Vrijwillige medewerkers - Hubert De Bock, Nieuwkerken (oppervlakteprospectie, eigen initiatief); - Marc De Meireleir, Sint-Pauwels (oppervlakteprospectie, eigen initiatief); - Jozef Goddaert, Zwijndrecht (oppervlakteprospectie, eigen initiatief). Stagiairs - Toon Bongers (KULeuven) - Evelien De Wit (KULeuven) - Jens Frisser (UGent) - Matthias Janssen (UGent) - Jozef Janssens (KULeuven) - Niels Jennes (KULeuven) - Andrey Lazarev (Ugent) - Ali Jelene Scheers (KULeuven) - Evy Scheers (UGent) - Margot van den Broeck (KULeuven)
9
3. Afsprakencluster 1: inventarisatie 3.1 Overzicht gekend erfgoed In 2012 werd de inventarisatie van de gemeente Stekene (deelgemeenten Kemzeke en Stekene) vrijwel volledig afgewerkt (enkel nog aan te vullen met recent onderzoek). De digitale gegevens zullen ter beschikking worden gesteld van het Agentschap voor integratie in de CAI. JPVR 3.2 Actualisering CAI Vermits het sinds enkele jaren niet meer mogelijk is voor externen om gegevens in te voeren in de CAI, gebeurt het actualiseren ervan door de CAI-medewerkers zelf op basis van vondstmeldingen en binnenkomende rapporten. Er werd in overleg met het Agentschap bepaald dat in het jaarverslag in het register van de terreinwerkzaamheden voor elk project ook de kadastergegevens zullen worden meegegeven. JPVR 3.3 Uitvoeren niet-vergunningplichtige prospecties Dergelijke prospecties zijn in 2012 niet door de ADW uitgevoerd. Zoals in voorgaande jaren gebeuren deze in de eerste plaats door Marc De Meireleir en Hubert De Bock, twee vrijetijdsarcheologen die nauw in contact staan met de ADW maar evenwel op eigen initiatief werken en niet in opdracht van de dienst. Deze prospecties gebeuren al meer dan twintig jaar en hebben een 120-tal nieuwe vindplaatsen aan het licht gebracht. Naargelang de inventarisatie van het onroerend archeologisch erfgoed vordert, zullen deze vindplaatsen mee worden opgenomen in de CAI. Voor hun resultaten in 2012 verwijzen we naar het document Prospectieverslag van H. De Bock en M. De Meireleir, nr. 27. Naast opvolging van reeds gekende vindplaatsen leverde de prospectie één nieuwe steentijdvindplaatsen op te Nieuwkerken (Sint-Niklaas), drie nieuwe steentijdvindplaatsen te Rupelmonde (Kruibeke), een nieuwe steentijdvindplaats te Sint-Gillis en een nieuwe steentijdvindplaats te Waasmunster-Sombeke. Nieuwe vindplaatsen met Gallo-Romeinse scherven kwamen aan het licht te Rupelmonde (Kruibeke) en Waasmunster-Sombeke. JPVR
10
4. Afsprakencluster 2: advisering 4.1 Register van geadviseerde werken Pre-adviezen en adviezen niet onderworpen werken Beveren-Haasdonk-Melsele – inplanting 5 windmolens Aanvrager: Onroerend Erfgoed Advies: Vooral de meest noordelijke van de 2 oostelijke windmolens ligt net ten zuiden van de Romeinse site Melsele-Den Es (waarvan de omvang niet gekend is).Momenteel loopt bij ons ook een onderzoek van een windmolen te Kruibeke-Heirbaan en hierbij werden al relevante archeologische sporen aangetroffen. Beveren-Kallo (Immo Danneels) – verkaveling Aanvrager: Onroerend Erfgoed Advies: Om een goede inschatting te kunnen maken van de aan te wenden prospectietechniek zou ik voorstellen om in de betrokken zone eerst een paleolandschappelijk booronderzoek te laten uitvoeren. Uit eigen boringen net ten oosten van deze zone (aan de overzijde van de weg, in het Groot Rietveld) en net ten zuiden van de zone (huidige RWZI) is gebleken dat het gebied deel uitmaakt van het oude Beverenbroek, een gebied met een relatief dik kleidek (meer dan 150 cm). Hieronder volgt normaal het veen. In de zone van het huidige RWZI zijn er duidelijke aanwijzingen voor veenontginning. Verder wordt het hele gebied doorsneden door soms erg brede geulen die zich zeer diep in het landschap hebben ingesneden (meer dan 4 m). Het dekzand (het niveau met mogelijke steentijdresten) zit vermoedelijk meer dan 2 m diep. Bij onze boringen in de omliggende zones vonden wij geen aanwijzingen voor steentijdresten. Beveren-Bosdamlaan – verkaveling Aanvrager: Onroerend Erfgoed Advies: Ondanks de beperkte oppervlakte lijken proefsleuven ons hier zeker zinvol. Beveren-Melsele-Kalishoekstraat – verkaveling Aanvrager: gemeentebestuur Beveren Advies: Wij ontvingen van U een adviesaanvraag betreffende een verkavelingsaanvraag vanwege de B.V.B.A. Jimmy VERMEULEN & CO, gevolmachtigde voor Marcel Trogh, Veldstraat 363, 9140 Temse met betrekking tot 9 bouwkavels met aanleg van nieuwe wegenis op de percelen aan de Kalishoekstraat te Melsele, kadastraal gekend als Beveren, 9 Afd., sectie C, nrs. 0073B en 0077H. Gezien de bescheiden oppervlakte en de vroegere bebouwing van het projectgebied dienen er vanuit het standpunt van de archeologische erfgoedzorg geen bijkomende voorwaarden te worden opgelegd. Beveren-Verrebroek – bouwaanvraag Aanvrager: Onroerend Erfgoed Advies: De uitbreiding van de opslagterminal bevindt zich op hydraulisch opgehoogd (opgespoten) terrein. De impact van de bouwwerken op de onderliggende bodemlagen lijkt me bijgevolg verwaarloosbaar. Beveren-Verrebroek – bouwaanvraag Aanvrager: Onroerend Erfgoed Advies: Mijns inziens gaat het hier om reeds hydraulisch opgehoogd terrein (waarbij de onderliggende lagen kunnen zijn verstoord). Vermits ik geen informatie heb over de mogelijke verstoringen die kunnen ontstaan bij de aanleg van een verhoogde rotonde, kan ik dit moeilijk inschatten. Ik vermoed evenwel dat de ingrepen niet van die omvang zullen zijn dat zij het eventueel aanwezig onderliggend erfgoed zouden verstoren. 11
Beveren-Doel – bouwaanvraag Aanvrager: Onroerend Erfgoed Advies: Voor zover de onderliggende niveaus nog niet werden geroerd naar aanleiding van de hydraulische ophoging, lijkt het risico ons gering dat bij opgraven tot op polderniveau de onderliggende lagen en eventueel aanwezige erfgoedwaarden zullen worden verstoord. Kruibeke-Kattestraat – bouwaanvraag Aanvrager: gemeentebestuur Kruibeke Advies: Wij ontvingen van U een adviesaanvraag betreffende een stedenbouwkundige vergunning vanwege De Maeyer-Willaert, Kattestraat 15, 9150 Kruibeke, met betrekking op kadastrale percelen KRUIBEKE 1 AFD, sectie C, nr. 0302E en strekkende tot het bouwen van een halfopen ééngezinswoning. Gezien de zeer bescheiden oppervlakte dienen er vanuit het standpunt van de archeologische erfgoedzorg geen bijkomende voorwaarden te worden opgelegd. Kruibeke-Bazel-Kruibekestraat – bouwaanvraag Aanvrager: gemeentebestuur Kruibeke Advies: Wij ontvingen van U een adviesaanvraag betreffende een stedenbouwkundige vergunning vanwege de Gewestelijke Maatschappij voor Huisvesting, Diederik Van Beverenlaan 11, 9120 Beveren, met betrekking op kadastrale percelen KRUIBEKE 2 AFD, sectie A, nr. 0172D en strekkende tot het bouwen van 4 woningen + 8 appartementen. Gezien de bescheiden oppervlakte en de vroegere bebouwing van het projectgebied dienen er vanuit het standpunt van de archeologische erfgoedzorg geen bijkomende voorwaarden te worden opgelegd. Kruibeke-Bazelstraat – bouwaanvraag Aanvrager: gemeentebestuur Kruibeke Advies: Wij ontvingen van U een adviesaanvraag betreffende een stedenbouwkundige vergunning vanwege Van Den Hende David, Scheldeweg 60, 9090 Melle, met betrekking op kadastrale percelen KRUIBEKE 1 AFD, sectie C, nrs. 0470K, 0471L, 0472B, 0473F, 0473G, 0473H, 0473L en 0474B en strekkende tot het bouwen van een woonzorgcentrum. Het projectgebied bevindt zich langsheen de Barbierbeek. In de onmiddellijke omgeving (overzijde van de Bazelstraat) werden bij vroeger onderzoek resten uit de steentijd, bronstijd, ijzertijd, de Romeinse tijd, de middeleeuwen en nieuwe tijd ontdekt. Gelet op de locatie en de omvang van het projectgebied, is de kans reëel dat bij de realisatie van het bouwproject archeologische waarden worden aangetroffen. Overwegende de boven vermelde argumenten wordt de aanvraag gunstig met voorwaarden geadviseerd. Wij willen u verzoeken volgende voorwaarden in de vergunning op te nemen: - Alle werken met ingreep in de bodem dienen door een archeologische prospectie met ingreep in de bodem te worden voorafgegaan en dit in opdracht van de bouwheer, die de financiële lasten hiervoor draagt. - De prospectie met ingreep in de bodem dient te voldoen aan bijzondere voorschriften. De bouwheer vraagt deze bijzondere voorschriften op bij de Archeologische Dienst Waasland. - De archeologische prospectie met ingreep in de bodem, inclusief de rapportage, dient te worden uitgevoerd door een archeoloog conform artikel 12 of artikel 13 van het Besluit van de Vlaamse regering van 20 april 1994 tot uitvoering van het Decreet van 30 juni 1993 houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium, gewijzigd bij het Besluit van de Vlaamse Regering van 23 juni 2006. - De archeoloog vraagt hiertoe een prospectievergunning aan bij de bevoegde administratie (Onroerend Erfgoed, Koning Albert II laan 19 bus 5, 1210 Brussel) conform artikel 15 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 1994 tot uitvoering van het Decreet van 30 juni 1993 houdende 12
de bescherming van het archeologisch patrimonium, gewijzigd bij Besluit van de Vlaamse Regering van 23 juni 2006. De bijzondere voorschriften worden aan deze prospectievergunning gekoppeld. - De archeologische prospectie met ingreep in de bodem houdt in dat voorafgaand aan de werken op het terrein proefputten dienen te worden gegraven over een oppervlakte én tot op de diepte bepaald door de archeoloog. - De archeologische prospectie met ingreep in de bodem behelst eveneens de opmaak van een rapport. Dit rapport moet, conform de bijzondere voorschriften, binnen een redelijke termijn na het afronden van het onderzoek door de bouwheer aan de Archeologische Dienst Waasland en aan Onroerend Erfgoed worden toegezonden. Pas na de ontvangst van het rapport kan de bevoegde ambtenaar van Onroerend Erfgoed oordelen of de gronden kunnen worden vrijgegeven wegens een gebrek aan relevante archeologische sporen. - Indien daarentegen wel relevante archeologische sporen aangetroffen worden, dient afgewogen te worden of behoud in situ mogelijk is. Kan dit niet, dan moeten er door de bouwheer de nodige tijd én financiële middelen worden voorzien voor een volwaardige archeologische opgraving. - De Archeologische Dienst Waasland moet betrokken worden bij de werkplanning en uitgenodigd worden voor de coördinatie- en werfvergaderingen. Sint-Gillis-Reepstraat – bouwaanvraag Aanvrager: gemeentebestuur Sint-Gillis Advies: Wij ontvingen van U een adviesaanvraag betreffende een stedenbouwkundige vergunning ingediend door de heer Raf Vertenten, met betrekking tot een perceel aan de Reepstraat te Sint-Gillis, kadastraal gekend als Sint-Gillis, 1ste afd., sectie C, nrs. 0095A, 0106E, 0106F, 0106G en 0116A, strekkende tot het bouwen van een leghennenstal, uitbreiden van leghennenstal, aanleggen van betonverharding en foliebassin. In het kader van de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed, zoals bepaald in het Decreet van 30 juni 1993 houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium, gewijzigd bij decreten van 18 mei 1999, 28 februari 2003 , 10 maart 2006 en 27 maart 2009 (Belgisch Staatsblad 15.09.1993, 08.06.1999, 24.03.2003, 07.06.2006 en 15.05.2009), luidt ons advies als volgt: In het betrokken gebied zijn op dit moment geen archeologische erfgoedwaarden gekend. Gezien de niet geringe te ontwikkelen oppervlakte en de ligging van de terreinen aan de Loeverbeek is het niet ondenkbaar dat bij de werken archeologische sporen worden aangesneden. Artikel 4 § 2 van bovenvermeld archeologiedecreet bepaalt dat de eigenaar en gebruiker de zorgplicht hebben om de archeologische monumenten die zich op hun gronden bevinden te bewaren en te beschermen en ze voor beschadiging en vernieling te behoeden. Bijgevolg adviseren wij dat in de betrokken zone voorafgaand aan de bouwwerken een archeologisch vooronderzoek zou worden uitgevoerd aan de hand van kijksleuven om na te gaan of er in het gebied archeologische resten aanwezig zijn. Op basis van de resultaten van dit vooronderzoek kan dan worden bepaald of verder onderzoek al dan niet noodzakelijk is. Sint-Gillis-Hoogeindeken – bouwaanvraag Aanvrager: gemeentebestuur Sint-Gillis Advies: Wij ontvingen van U een adviesaanvraag betreffende een stedenbouwkundige vergunning ingediend door B.V.B.A. Structa-plan, met betrekking tot een perceel aan Hoogeindeken te Sint-Gillis, kadastraal gekend als Sint-Gillis, 1de afd., sectie E, nr. 0545W 2, strekkende tot het bouwen van KMO-units. In het kader van de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed, zoals bepaald in het Decreet van 30 juni 1993 houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium, gewijzigd bij decreten van 18 mei 1999, 28 februari 2003 , 10 maart 2006 en 27 maart 2009 (Belgisch Staatsblad 15.09.1993, 08.06.1999, 24.03.2003, 07.06.2006 en 15.05.2009), luidt ons advies als volgt: Bij opvolging van de wegeniswerken werden geen archeologische sporen aangetroffen. Bijgevolg dienen vanuit het standpunt van de archeologische erfgoedzorg geen bijkomende voorwaarden te worden opgelegd in de stedenbouwkundige vergunning. 13
Sint-Gillis-Laarstraat – reliëfswijziging Aanvrager: gemeentebestuur Sint-Gillis Advies: Wij ontvingen van U een adviesaanvraag betreffende een stedenbouwkundige vergunning ingediend door de heer Marc Kluskens, met betrekking tot een perceel aan de Laarstraat te Sint-Gillis, kadastraal gekend als Sint-Gillis, 1ste afd., sectie E, nr. 0557H, strekkende tot het uitvoeren van reliëfwerken over een oppervlakte > 500m². In het kader van de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed, zoals bepaald in het Decreet van 30 juni 1993 houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium, gewijzigd bij decreten van 18 mei 1999, 28 februari 2003 , 10 maart 2006 en 27 maart 2009 (Belgisch Staatsblad 15.09.1993, 08.06.1999, 24.03.2003, 07.06.2006 en 15.05.2009), luidt ons advies als volgt: In het betrokken gebied zijn op dit moment geen archeologische erfgoedwaarden gekend. In de onmiddellijke omgeving van het projectgebied zijn vondsten gekend uit de steentijd en werden in 2006 bij de aanleg van het fietspad langsheen de Laarstraat bewoningssporen uit de ijzertijd aangetroffen. Gezien de niet geringe te ontwikkelen oppervlakte en de ligging van de terreinen aan een zijarm van de Vrasenebeek is het niet ondenkbaar dat bij de werken archeologische sporen worden aangesneden. Artikel 4 § 2 van bovenvermeld archeologiedecreet bepaalt dat de eigenaar en gebruiker de zorgplicht hebben om de archeologische monumenten die zich op hun gronden bevinden te bewaren en te beschermen en ze voor beschadiging en vernieling te behoeden. Overwegende de boven vermelde argumenten wordt de aanvraag gunstig met voorwaarden geadviseerd. Wij verzoeken u om volgende voorwaarden in de vergunning op te nemen: - Alle werken met ingreep in de bodem dienen door een archeologische prospectie met ingreep in de bodem te worden voorafgegaan en dit in opdracht van de bouwheer, die de financiële lasten hiervoor draagt. - De prospectie met ingreep in de bodem dient te voldoen aan bijzondere voorschriften. De bouwheer vraagt deze bijzondere voorschriften op bij de Archeologische Dienst Waasland. - De archeologische prospectie met ingreep in de bodem, inclusief de rapportage, dient te worden uitgevoerd door een archeoloog conform artikel 12 of artikel 13 van het Besluit van de Vlaamse regering van 20 april 1994 tot uitvoering van het Decreet van 30 juni 1993 houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium, gewijzigd bij het Besluit van de Vlaamse Regering van 23 juni 2006. - De archeoloog vraagt hiertoe een prospectievergunning aan bij de bevoegde administratie (Onroerend Erfgoed, Koning Albert II laan 19 bus 5, 1210 Brussel) conform artikel 15 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 1994 tot uitvoering van het Decreet van 30 juni 1993 houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium, gewijzigd bij Besluit van de Vlaamse Regering van 23 juni 2006. De bijzondere voorschriften worden aan deze prospectievergunning gekoppeld. - De archeologische prospectie met ingreep in de bodem houdt in dat voorafgaand aan de werken op het terrein proefsleuven dienen te worden gegraven over een oppervlakte én tot op de diepte bepaald door de archeoloog. - De archeologische prospectie met ingreep in de bodem behelst eveneens de opmaak van een rapport. Dit rapport moet, conform de bijzondere voorschriften, binnen een redelijke termijn na het afronden van het onderzoek door de bouwheer aan de Archeologische Dienst Waasland worden toegezonden. Pas na de ontvangst van het rapport kan de Archeologische Dienst Waasland oordelen of de gronden kunnen worden vrijgegeven wegens een gebrek aan relevante archeologische sporen. - Indien daarentegen wel relevante archeologische sporen aangetroffen worden, dient afgewogen te worden of behoud in situ mogelijk is. Kan dit niet, dan moeten er door de bouwheer de nodige tijd én financiële middelen worden voorzien voor een volwaardige archeologische opgraving. - De Archeologische Dienst Waasland moet betrokken worden bij de werkplanning en uitgenodigd worden voor de coördinatie- en werfvergaderingen.
14
Sint-Gillis-Stationstraat – bouwaanvraag Aanvrager: Onroerend erfgoed Advies: In de nabijheid van de zone voor het KLJ-gebouw vind je onderzoekszone 97D. Bij de afgravingen van het terrein in functie van de aanleg van de sportterreinen kon hier een oude bodemdepressie worden gelokaliseerd. Hier was een volledig podzolprofiel begraven onder de latere ploeglagen. In deze podzol (vnl. in de A-horizont) werden fragmenten handgevormd aardewerk in prehistorische techniek aangetroffen. Duidelijke archeologische sporen werden in deze zone niet waargenomen. Sint-Gillis-Kluizenmeersen – bouwaanvraag Aanvrager: gemeentebestuur Sint-Gillis Advies: Wij ontvingen van U een adviesaanvraag betreffende een stedenbouwkundige vergunning ingediend door Wit-Tech, met betrekking tot een perceel aan de Reepstraat te Sint-Gillis, kadastraal gekend als Sint-Gillis, 1ste afd., sectie C, nrs. 1726, 1727 en 1728, strekkende tot het bouwen van magazijn met kantoren gelegen Kluizenmeersen 7, 9170 Sint-Gillis-Waas. In het kader van de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed, zoals bepaald in het Decreet van 30 juni 1993 houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium, gewijzigd bij decreten van 18 mei 1999, 28 februari 2003 , 10 maart 2006 en 27 maart 2009 (Belgisch Staatsblad 15.09.1993, 08.06.1999, 24.03.2003, 07.06.2006 en 15.05.2009), luidt ons advies als volgt: De betrokken percelen maken deel uit van de archeologische site Kluizenmolen III, die in 2010 vlakdekkend werd onderzocht. Bijgevolg dienen in de stedenbouwkundige vergunning geen verdere voorwaarden te worden opgenomen ter bescherming van het archeologisch erfgoed. Sint-Gillis-Sint-Pauwels-Beekstraat – reliëfswijziging Aanvrager: gemeentebestuur Sint-Gillis Advies: Wij ontvingen van U een adviesaanvraag betreffende een stedenbouwkundige vergunning ingediend door de heer en mevrouw Vertenten-Van de Vyver, met betrekking tot een perceel aan de Beekstraat 2 te Sint-Gillis, kadastraal gekend als Sint-Gillis, 4de afd., sectie A, nrs. 0878L, 0883, 0884Z, 0931A, 0933A, 0936A en 0944A, strekkende tot het uitvoeren van een reliëfwijziging over een oppervlakte van meer dan 500 m². In het kader van de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed, zoals bepaald in het Decreet van 30 juni 1993 houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium, gewijzigd bij decreten van 18 mei 1999, 28 februari 2003 , 10 maart 2006 en 27 maart 2009 (Belgisch Staatsblad 15.09.1993, 08.06.1999, 24.03.2003, 07.06.2006 en 15.05.2009), luidt ons advies als volgt: In het betrokken gebied zijn op dit moment geen archeologische erfgoedwaarden gekend. Het gebied ligt echter centraal in de gemeente Sint-Pauwels en grenst aan de Kleibeek. Vermits over het hele gebied de teelaarde zal worden verwijderd in functie van egalisatie en ophoging, is de kans reëel dat bij de reliëfswijziging archeologisch erfgoed wordt aangesneden. Artikel 4 § 2 van bovenvermeld archeologiedecreet bepaalt dat de eigenaar en gebruiker de zorgplicht hebben om de archeologische monumenten die zich op hun gronden bevinden te bewaren en te beschermen en ze voor beschadiging en vernieling te behoeden. Bijgevolg adviseren wij dat in de betrokken zone voorafgaand aan de reliëfswijziging een archeologisch vooronderzoek zou worden uitgevoerd aan de hand van kijksleuven om na te gaan of er in het gebied archeologische resten aanwezig zijn. Op basis van de resultaten van dit vooronderzoek kan dan worden bepaald of verder onderzoek al dan niet noodzakelijk is. Sint-Gillis-Sint-Pauwels-Sterrenwegel – reliëfswijziging Aanvrager: gemeentebestuur Sint-Gillis Advies: Wij ontvingen van U een adviesaanvraag betreffende een stedenbouwkundige vergunning ingediend door de N.V. Van Raemdonck, met betrekking tot een perceel aan de Sterrenwegel te Sint-Gillis, 15
kadastraal gekend als Sint-Gillis, 4de afd., sectie A, nrs. 0934A, strekkende tot het uitvoeren van een reliëfwijziging over een oppervlakte van meer dan 500 m². In het kader van de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed, zoals bepaald in het Decreet van 30 juni 1993 houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium, gewijzigd bij decreten van 18 mei 1999, 28 februari 2003 , 10 maart 2006 en 27 maart 2009 (Belgisch Staatsblad 15.09.1993, 08.06.1999, 24.03.2003, 07.06.2006 en 15.05.2009), luidt ons advies als volgt: In het betrokken gebied zijn op dit moment geen archeologische erfgoedwaarden gekend. Het gebied ligt echter centraal in de gemeente Sint-Pauwels en grenst aan de Kleibeek. Vermits over een groot deel van het gebied de teelaarde zal worden verwijderd in functie van ophoging, is de kans reëel dat bij de reliëfswijziging archeologisch erfgoed wordt aangesneden. Artikel 4 § 2 van bovenvermeld archeologiedecreet bepaalt dat de eigenaar en gebruiker de zorgplicht hebben om de archeologische monumenten die zich op hun gronden bevinden te bewaren en te beschermen en ze voor beschadiging en vernieling te behoeden. Bijgevolg adviseren wij dat in de betrokken zone voorafgaand aan de reliëfswijziging een archeologisch vooronderzoek zou worden uitgevoerd aan de hand van kijksleuven om na te gaan of er in het gebied archeologische resten aanwezig zijn. Op basis van de resultaten van dit vooronderzoek kan dan worden bepaald of verder onderzoek al dan niet noodzakelijk is. Sint-Gillis-Sint-Pauwels-Kerkomgeving – heraanleg Aanvrager: Onroerend Erfgoed Advies: Voor Sint-Pauwels volgen we het voorstel voor de wadi volledig. Voor het rioleringstracé zijn wij eerder voorstander van een lineaire opvolging. Sint-Niklaas-VTS-site – herinrichting site Aanvrager: Interwaas Advies: De huidige VTS-site aan de Parkstraat te Sint-Niklaas beschikt duidelijk over een archeologisch potentieel. De ligging langsheen de middeleeuwse Grote Markt is hier niet vreemd aan. De oudst gekende cartografische bron gaat terug tot de vroege 17de eeuw, nl. een ingekleurde pentekening op papier “De Plaetse van Sinte Niclaus uit 1602. Deze figuratieve perceelskaart is waarschijnlijk de oudste afbeelding van Sint-Niklaas. Zij komt voor in een kaartboek van de heer van Beveren, de hertog van Arenberg (Algemeen Rijksarchief, Brussel, Fonds Arenberg, nr. LA 4413, folio 146bis verso-146ter recto). Deze kaart lijkt aan te geven dat de site zelf toen reeds was bebouwd. De inventaris bouwkundig erfgoed vermeld voor de site (aan de zijde van de Parkstraat): een herenhuis met katoenfabriek (ID: 15114). Gebouwencomplex met straatvleugel en twee haakse vleugels uitziend op de binnenplaats, opklimmend tot XVII (1691 gedateerd in de binnengang) met voornaamste bouwfase eind XVIII (jaarstenen 1775, 1785) en gedateerde poort 1788. Aanpassingen in 1909 (onder meer dakkapellen en driehoekig fronton aan voorgevel) bij het inrichten tot vakschool. De site zou in 1811 zijn aangekocht door Jan Janssens die er een katoenweverij vestigde. Omstreeks 1860 is enkel het zuidwestelijke deel van de site (aan de Parkstraat) bebouwd. Het noordoostelijke deel (met doorgang naar de Collegestraat) is nog onbebouwd. In 1907 werd het goed verkocht en omgevormd tot Vak- en Beroepsschool Antonius, die in 1908 werd ingewijd door Mgr. Stillemans. In de 20ste eeuw werd ook het noordoostelijke deel van de site bebouwd. Enkel een smalle tuinzone achter het herenhuis bleef onbebouwd. De site bleef in gebruik als schoolcomplex tot 2008. De omvorming van de schoolsite tot woongebied is een vrij complex project, waarbij het bestaande gebouwenbestand deels wordt bewaard (o.m. het voormalige herenhuis aan de Parkstraat), deels wordt verbouwd en deels wordt afgebroken in functie van nieuwbouw. De bestaande onbebouwde tuinzone blijft ook in het nieuwe woonproject voorzien als tuinzone. In de gegeven omstandigheden lijkt archeologisch vooronderzoek op de VTS-site ons weinig zinvol. Indien archeologische sporen zouden aanwezig zijn, zullen ze reeds deels zijn verstoord door de bestaande bebouwing en de bijhorende (ondergrondse) infrastructuur. Vermits slechts plaatselijk zal worden gesloopt in functie van nieuwbouw zou een archeologisch vooronderzoek op deze plaatsen 16
slechts een zeer fragmentarisch beeld opleveren van eventuele bewoning of landgebruik in het verleden. Sint-Niklaas-Europark-Zuid – aanleg nieuwe stelplaats Aanvrager: Onroerend Erfgoed Advies: De luchtfoto zegt inderdaad genoeg. Op perceel 526 werden met enclos een 5-tal woonstalhuizen uit de Gallo-Romeinse periode aangetroffen. De enclos strekte zich verder uit naar het oosten. Proefsleuvenonderzoek lijkt me dus duidelijk aangewezen. Sint-Niklaas-Gerda – gebouw OCMW en verkaveling Aanvrager: Onroerend Erfgoed Advies: Binnen het projectgebied Sint-Niklaas-Gerda (zorgstrategisch plan OCMW en uitbreiding verkaveling Klokkedreef) zijn momenteel geen archeologische erfgoedwaarden gekend. Het projectgebied betreft wel één van de laatste open ruimtes in het zuidelijke stadsdeel (tot en met de 19de eeuw grotendeels onbebouwd). Daarom lijkt het me toch interessant om hier een vooronderzoek te adviseren. Sint-Niklaas-Heimolen – RUP windturbine Heimolen Aanvrager: gemeentebestuur Sint-Niklaas Advies: Binnen het projectgebied zelf zijn op dit moment geen archeologische erfgoedwaarden gekend. Ter hoogte van het gebied, net aan de overzijde van de N41, zijn er evenwel aanwijzingen voor bewoning in de steentijd. Het lijkt me bijgevolg waarschijnlijk dat het Agentschap Onroerend Erfgoed voor het projectgebied een archeologisch vooronderzoek zal adviseren. Sint-Niklaas-Grote Baan – RUP Drowa Aanvrager: gemeentebestuur Sint-Niklaas Advies: Binnen het plangebied zijn op dit moment geen archeologische erfgoedwaarden gekend. Vermits het hier om een beperkte uitbreiding gaat van een bestaand bedrijf, stellen we voor om vanuit de archeologische erfgoedzorg geen bijkomende voorwaarden op te leggen in dit dossier. Sint-Niklaas-Vleeschouwerstraat/Hooimanstraat – bouwaanvraag Aanvrager: Onroerend Erfgoed Advies: Ook bij ons zijn in de ruimere omgeving niet direct archeologische vindplaatsen gekend. Argumenten voor een vooronderzoek zullen dus moeten stoelen op de topografie en de ligging nabij de historische dorpskern van Sinaai (aansluitend bij bewoning weergegeven op Ferraris). Sint-Niklaas-Smisstraat – RUP Aanvrager: gemeentebestuur Sint-Niklaas Advies: Op dit moment zijn binnen het projectgebied geen archeologische erfgoedwaarden gekend. Gezien de fysisch-geografische kenmerken van het projectgebied lijkt het me zeker archeologische potenties te hebben. Een archeologisch vooronderzoek aan de hand van proefsleuven, voorafgaand aan de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, lijkt mij bijgevolg dan ook aangewezen. Sint-Niklaas-Vlasstraat – verkaveling Aanvrager: Onroerend Erfgoed Advies: Wij kunnen ons zeker vinden in een archeologisch vooronderzoek. Sint-Niklaas-Driegaaienhoek – preadvies grondverwerving Aanvrager: Willemen Real Estate Advies: 17
Binnen het projectgebied zelf zijn op dit moment geen archeologische waarden gekend (wat niet betekent dat ze er niet kunnen aanwezig zijn). In de ruimere omgeving van het projectgebied zijn echter wel bewoningssporen aangetroffen uit de metaaltijden en de Gallo-Romeinse periode. Dit gegeven, samen met de topografische ligging van het terrein, verantwoorden zeker een archeologisch vooronderzoek (proefsleuven). Afhankelijk van het te realiseren project (aantal wooneenheden, bebouwde oppervlakte, …) zal het dossier ofwel door onze dienst (ADW) of door Onroerend Erfgoed (Vlaams niveau) worden geadviseerd. Hierbij vermoed ik dat beide instellingen een archeologisch vooronderzoek zullen adviseren. Sint-Niklaas-Nieuwe Molenstraat – rioleringswerken Aanvrager: gemeentebestuur Sint-Niklaas Advies: Gezien de relatief beperkte oppervlakte en het feit dat de ingrepen grotendeels plaatsvinden onder bestaande wegenis en (af te breken) bebouwing, dienen er vanuit het standpunt van de archeologische erfgoedzorg geen bijkomende voorwaarden te worden voorzien in dit dossier. Stekene-Expresweg – aanleg fietspad Aanvrager: Onroerend Erfgoed Advies: Jeroen sprak je reeds kort over de aanleg van een fietspad ten zuiden van de Expresweg te Stekene. Het gaat om een tracé van in totaal een kleine 3 km, waarvan een deel zich bovengronds bevindt en op palen wordt gefundeerd. Het oostelijke deel van het tracé (ca. 1100 m) snijdt doorheen de gekende site van de Verkeerswisselaar (polygoon 400304 op plan in bijlage) en snijdt tevens een aantal percelen met oppervlaktevondsten (polygonen 400343, 400342 en 444328) die mogelijk verband houden met de middeleeuwse pottenbakkerij aan de Verkeerswisselaar. Vermits de uitgestrektheid van de middeleeuwse pottenbakkerij niet gekend is, lijkt de aanleg van het fietspad (werkbreedte 5 m) ons een interessante gelegenheid om dit te proberen controleren. We stellen bijgevolg een vlakdekkende opvolging voor van aan het rond punt tot aan snede 63 op het ontwerpplan in bijlage (DWG). Na kennisname in november 2012 van het arrest van het hof van cassatie rond projectontwikkeling en archeologie (d.d. 23.02.2012) werd uit voorzorg beslist voorlopig geen autonome adviezen meer te verlenen aan de aangesloten gemeentebesturen in dossiers die buiten de bevoegdheid vallen van het agentschap Onroerend Erfgoed. Samen met het agentschap zal nagegaan worden of voor dergelijke adviezen nog een aanvaardbare juridische basis kan worden gevonden. JPVR
18
4.2 Integratie archeologisch beleid in structuurplanning en stedenbouw 4.2.1 Samenwerkingsovereenkomst Interwaas-ADW inzake archeologisch vooronderzoek van ruimtelijke ontwikkelingsprojecten (2009-2012) Met het oog op de proactieve integratie van de archeologische erfgoedzorg in de ruimtelijke planning en stedenbouw werd in oktober 2009 door de ADW een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met Interwaas, het Intergemeentelijk samenwerkingsverband van het Land van Waas, één van de belangrijke actoren op het vlak van ruimtelijke ontwikkelingen in het Waasland (huisvesting en bedrijventerreinen). De samenwerkingsovereenkomst bepaalt dat alle ruimtelijke ontwikkelingen van Interwaas, voorzien voor de periode 2009-2012 (ca. 63 ha), zullen worden voorafgegaan door een archeologisch vooronderzoek dat door of in opdracht van de ADW zal worden uitgevoerd. Ook in 2012 werden in het kader van deze overeenkomst een aantal dossiers opgevolgd en werden enkele vooronderzoeken uitgevoerd (zie afdeling 6.1.1). JPVR 4.2.2 Doel - Tweede sluis Waaslandhaven → opvolging onderzoeksovereenkomst Paleolandschappelijk en archeologisch onderzoek van de te realiseren tweede maritieme toegang tot de Waaslandhaven, aansluitend op het ContainergetijdendokWest (gemeente Beveren) Ter voorbereiding van een mogelijke start van de infrastructuurwerken voor de bouw van de tweede sluis tot de Waaslandhaven werd in 2009 in overleg met W&Z bepaald op welke manier fase 2 van het onderzoek, nl. een archeologisch booronderzoek, in de werken zelf kon worden geïntegreerd. Op basis van dit overleg werd parenthese 2 van de onderzoeksovereenkomst uitgewerkt, samen met een financiële verantwoording. Verder werden ook technische richtlijnen opgesteld ten behoeve van de uitvoerende aannemer(s) om in het bestek van de werken te worden opgenomen. Dit dossier werd in 2012 verder opgevolgd. Tenslotte kon eind 2012 ook worden overgaan tot de start van het archeologisch boorproject. JPVR 4.3 Trajectbegeleiding adviesverplichtingen niet onderworpen werken Voor de dossiers Sint-Gillis-Reepstraat en Sint-Pauwels-Sterrenwegel, beide door de ADW geadviseerd, stond de dienst ook in voor de verdere trajectbegeleiding. Er werden bijzondere voorwaarden opgesteld voor de prospectie met ingreep in de bodem. De proefsleuvenonderzoeken werden uitgevoerd door All-Archeo bvba, onder wetenschappelijke begeleiding van J. Van Vaerenbergh (Sint-Gillis-Reepstraat) en Jean-Pierre Van Roeyen (Sint-Pauwels-Sterrenwegel). Geen van beide vooronderzoeken gaf aanleiding tot een vervolgonderzoek. Het vervolgonderzoek te Kruibeke-Kasteleinsstraat (Krucor nv), een dossier dat eveneens door de ADW werd geadviseerd, werd ook verder voorbereid en opgevolgd door de dienst. Er werden door de ADW bijzondere voorwaarden opgesteld voor de vlakdekkende opgraving. Het onderzoek werd uitgevoerd door BAAC bv., onder wetenschappelijke begeleiding van J. Van Vaerenbergh, hoofd buitendienst van de ADW. JPVR
19
5. Afsprakencluster 3: beleid en beheer 5.1 Beleidsplan 2012 5.1.1 Afsprakencluster 1: inventarisatie Voor 2013 voorziet de ADW de inventarisatie in de CAI van de fusiegemeente Sint-Niklaas (prefusiegemeenten Belsele, Nieuwkerken, Sinaai en Sint-Niklaas). In het kader van het in kaart brengen van toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen werd in 2010 door de ADW een overzicht gemaakt van de RUP’s binnen zijn werkingsgebied. Deze toekomstige ontwikkelingsprojecten (op korte of lange termijn) werden eveneens op kaart gebracht. In 2013 zal verder de evolutie in de uitwerking van deze dossiers worden opgevolgd. 5.1.2 Afsprakencluster 2: advisering Zoals gebruikelijk zal de ADW ook in 2013 archeologische adviezen verstrekken. Dit kan enerzijds op vraag van Onroerend Erfgoed in de vorm van een preadvies. Anderzijds worden ook op eigen initiatief dossiers geadviseerd die buiten de bevoegdheid van Onroerend Erfgoed vallen. Voor deze laatste dossiers staat de ADW in voor de begeleiding van het hele traject vanaf het advies tot de deponering van de vondsten en het opgravingsarchief. 5.1.3 Afsprakencluster 3: beleid en beheer In 2012 werd de aanzet gegeven voor de opmaak van een meerjarenbeleidsplan voor de ADW. Om de objectiviteit van het proces te garanderen, wordt uitgegaan van een opmaakmodel dat in de ruime erfgoedsector wordt gebruikt (aangereikt en toegelicht door FARO). Door het interne planningsteam werd in eerste instantie een missie geformuleerd, waarin de bestaansreden en het toekomstperspectief van de dienst worden weergegeven. Om een objectieve kijk te krijgen op de beleidsuitdagingen vindt in 2013 een intensieve bevraging plaats van de belangrijkste partners van de ADW. Ook een zelfevaluatie van de interne werking wordt voorzien. Daarnaast wordt een profiel van de dienst opgemaakt en worden de trends en veranderingen in kaart gebracht die een invloed kunnen hebben op de verdere ontwikkeling van de ADW. Alle bevindingen worden op een objectieve manier geanalyseerd, om uiteindelijk in het najaar van 2013 tot het formuleren van de beleidsuitdagingen te komen. 5.1.4 Afsprakencluster 4: veldwerk en deponering/archivering Veldwerk Statutair heeft de ADW als opdracht de zorg voor het archeologisch patrimonium in het Waasland in het algemeen en de behandeling van het bedreigd archeologisch patrimonium in het bijzonder, en dit in de meest ruime betekenis. Bijgevolg is de ADW uitdrukkelijk de mening toegedaan dat het zelf uitvoeren van veldwerk een volwaardig onderdeel moet blijven van de taken van de dienst. Deze positieve keuze voor eigen veldwerk stelt de dienst bovendien in staat de door de jaren heen zorgvuldig opgebouwde personeelsbezetting en knowhow van de cel Onderzoek te handhaven en verder uit te bouwen. Bovendien blijft de ADW door deze keuze sterk betrokken bij de nieuwe evoluties binnen het archeologisch terreinonderzoek, wat ook het beheer van het archeologisch erfgoed ten goede komt. In de afsprakennota 2012 werd de problematiek van de terreinwerking van de ADW uitvoerig aangekaart. Vervolgens werd als oplossing een grondige hervorming van de terreinwerking voorgesteld die ook haar weerklank zou vinden in de algemene werking van de ADW. Het is dit werkingsmodel dat de dienst voor haar terreinwerking in de toekomst wil blijven hanteren. De hervorming van de terreinwerking is gestoeld op het principe van een ‘gecontroleerde vermarkting’. Hierbij wordt de financiering van de terreinwerking losgekoppeld van de algemene financiering van de ADW. Bijgevolg moet de cel Onderzoek instaan voor haar eigen werkingsmiddelen. Deze vermarkting gebeurt op een gecontroleerde manier, om te voorkomen dat de werking (opnieuw) wordt 20
gedicteerd door de noodgedwongen uitvoering van snel opeenvolgende projecten. Bij de ‘gecontroleerde vermarkting’ wordt enerzijds uitgegaan van een doordachte projectselectie, met voorrang voor de projecten van partnergemeenten, en anderzijds van de samenstelling van een beperkte vaste terreinequipe van goed op elkaar ingewerkte archeologen en geschoolde veldtechnici. Verder wordt er steeds gewerkt aan marktconforme prijzen. Er worden enkel projecten aangenomen indien ze volledig (inclusief de verwerking) kunnen ingepast worden in de jaarplanning van de ADW. Er wordt werk gemaakt van het standaardiseren van de terreinadministratie en de terugkoppeling ervan naar de verwerking, archivering en deponering in een digitale onderzoeksdatabank. In 2013 wordt deze databank op maat van de ADW verder ontwikkeld. In functie van het opmaken van de databankstructuur vindt intensief intern overleg plaats. Nadien zullen externe experts aangesproken worden om het digitale systeembeheer door te lichten. Het werkingsjaar 2012 werd aanzien als een overgangsfase, waarbij lopende dossiers (uit het oude systeem) konden afgerond worden en het nieuwe werkingsmodel kon worden getest. Met uitzondering van 1 project (t.g.v. uitstel van de ruimtelijke ontwikkeling) konden in 2012 alle lopende dossiers afgerond worden. Aanvullend werden twee nieuwe onderzoeken (Melsele-Schoolstraat en Melsele-Pauwstraat-Perzikenlaan) succesvol uitgevoerd, waarmee de start werd ingeluid van het nieuwe werkingsmodel. In alle onderzoeken werd minimaal voldaan van de bepalingen van de minimumnormen en de bijzondere voorwaarden. Door kwalitatief onderzoek te leveren, wil de ADW nogmaals zijn meerwaarde illustreren aan de partnergemeenten en hoopt de dienst tevens een voorbeeld te kunnen zijn voor de private archeologische bedrijven. Vanaf oktober 2012 tot en met februari 2013 wordt effectief tijd voorzien voor de verwerking en rapportage van de onderzoeksresultaten. De personeelsbezetting van de terreinequipe wordt, zoals voorzien, beperkt tot 2 projectarcheologen bijgestaan door 1 juniorarcheoloog en 3 geschoolde veldtechnici. Voor wat betreft de nabehandeling van het vondstenmateriaal krijgt elk van de veldtechnici een welomschreven taak, respectievelijk: de eerstelijnsbehandeling, de grafische registratie en het opbergen in het depot. Het hoofd van de buitendienst is verantwoordelijk voor de coördinatie, planning en overleg. Tijdens de overgangsfase van 2012 heeft hij het terreinonderzoek van een groot deel van de lopende dossiers afgerond. Na het rapporteren van deze onderzoeken en het op punt stellen van een efficiënte terreinwerking kan tijd worden vrijgemaakt om nog oudere dossiers systematisch bij te werken. Op drukke moment of tijdens de verlofperiode van één van de projectarcheologen helpen hij en andere archeologen van de dienst, zoals voorzien, actief mee op het terrein. Ook staat hij in voor de wetenschappelijke begeleiding van projecten die door private archeologische bedrijven worden uitgevoerd. In 2012 werden niet minder dan 19 wetenschappelijke begeleidingen uitgevoerd vanaf de startvergadering tot en met de evaluatie van het rapport. Ook in 2013 zullen projecten van derden binnen het werkingsgebied van de dienst intensief worden begeleid. Gezien het grote aantal Wase adviesaanvragen wordt er voor 2013 niet onmiddellijk een dalende tendens in het aantal projecten verwacht. Terugblikkend kan 2012 als een positieve start van het nieuwe werkingsmodel worden beschouwd. De cel Onderzoek blijkt voldoende financiële middelen te kunnen generen om een efficiënte werking mogelijk te maken. Natuurlijk is er hier en daar nog ruimte voor bijsturing en fijnstelling. Op het einde van het jaar wordt daarom een intern evaluatiemoment ingepland. Deponering/archivering Statutair heeft de ADW als opdracht de zorg voor het archeologisch patrimonium in het Waasland in het algemeen en de behandeling van het bedreigd archeologisch patrimonium in het bijzonder, en dit in de meest ruime betekenis. Een kwalitatieve bewaring van archeologische vondsten en het bijhorende opgravingsarchief behoren ook tot deze opdracht. Hiervoor beschikt de ADW over een archeologisch depot waar opgegraven 21
archeologische vondsten en het bijhorende opgravingsarchief uit zijn werkingsgebied worden bewaard, beheerd en ontsloten voor wetenschappelijk onderzoek en publieksgerichte projecten. Sinds 2011 beschikt de ADW over een nieuwe depotruimte. Na het overlijden van voormalig directeur Rudi Van Hove in 2011 werd geopteerd om één van de geschoolde veldtechnici aan te stellen als deeltijds depotbeheerder. In 2012 is inzicht gekregen in de diversiteit aan opslagentiteiten, waarna een voorlopige ordening werd doorgevoerd. Uit praktische overwegingen kregen de archeologische metalen een plaats binnen de atelierruimten. Zo kan de bewaringstoestand van de talrijke metalen archeologica beter worden gecontroleerd. Een systematische ordening van deze materiaalgroep staat voor 2013 geprogrammeerd. Verder is er een evaluatie van de metaalvondsten van vrijwillig medewerker J. Goddaert voorzien. De vondsten zijn het resultaat van een jarenlange oppervlakteprospectie naar alle hoeven uit het Waasland die sedert de opmaak van de zgn. Ferrariskaart (1771-1778) verdwenen zijn en die nu in gebruik zijn als landbouwgrond. In totaal werden ca. 140 sites gescreend. Het archeologisch relevante materiaal zal indien nodig in het metaalrestauratieatelier worden geconsolideerd. In 2013 wordt er tevens werk gemaakt van het digitale databeheer van het depot, gekoppeld aan de onderzoeksdatabank. Dit vormt een belangrijk element in het gecentraliseerde databeheer waarnaar de ADW streeft (zie veldwerk). Gelijktijdig worden beslissingen genomen met betrekking tot de definitieve ordening van het vondstenmateriaal en de te bewaren stalen. Via de opmaak van het “Reglement voor overdracht van archeologische vondsten en opgravingsarchief” worden duidelijke richtlijnen gegeven om het aanleveren van vondsten en opgravingsadministratie door externen op een gestandaardiseerde en kwalitatieve wijze te laten verlopen. Het stipuleert de administratieve bepalingen, overdrachtprodecure, eigendomssituatie en minimale voorwaarden voor aanvaarding in het Archeologisch Depot Waasland. Op deze manier kan in 2013 vorm gegeven worden aan een sterk onderbouwd regionaal depot- en archiefbeheer. 5.1.5 Afsprakencluster 5: ontsluiting en publieksgerichtheid www.a-d-w.be: De website zal in 2013 verder actief worden ingezet voor het aankondigen van publieksgerichte activiteiten (zoals opensleuvendagen, lezingen, …), het geven van een stand van zaken van het eigen archeologisch onderzoek, het promoten van de eigen dienstverlening (metaalrestauratie en archeologisch (voor)onderzoek ….). Bij de berichtgeving zal vanaf 2013 ook aandacht worden besteed aan het archeologisch onderzoek door private bedrijven in het Waasland. Ook het online raadplegen van onderzoeksrapporten zal worden mogelijk gemaakt. Daarnaast worden er enkele deelrubrieken verder uitgewerkt. Recente en oudere opgravingen zullen aan de reeds bestaande sitelijst van Opgravingen in kaart gebracht worden toegevoegd. Ook het eerste deel van de rubriek Archeokids krijgt een vervolg: een infoluik rond het dagdagelijkse leven van de prehistorie tot de 18de eeuw (met thema’s zoals kleding, voeding, wonen en ontspanning). In de deelrubriek Onderzoek je mee worden opnieuw 10 objecten uit het depot gehaald en in de schijnwerpers geplaatst. In 2013 opent de ADW ook een eigen facebookaccount. Bedoeling is om hierop o.m. korte berichten rond eigen activiteiten, links naar stand van zaken/onderzoeksresultaten van recente onderzoeken, het aankondigen van een nieuw item op Onderzoek je mee …. te plaatsen.
22
Deelname aan Erfgoeddag 2013: Het thema van 2013 Stop de tijd lijkt archeologen wel op het lijf geschreven. De ADW denkt er momenteel aan om een viertal activiteiten uit te werken: De tand des tijds: In het archeologisch depot huizen kwetsbare archeologische vondsten o.m. metaal, hout, leder en glas. Zonder de nodige consolidatie vreet de tand des tijds deze archeologica tot stof. Naar aanleiding van Erfgoeddag wordt in het depot en de ateliers van de ADW getoond hoe archeologen en restauratoren de strijd aanbinden met de tijd. Maak je eigen tijdslijn van het Waasland: Door middel van enkele verrassingsboxen maken gezinnen op een leuke manier kennis met verschillende tijdsperioden uit de geschiedenis van het Waasland. Tijdens deze ontdekkingstocht kunnen ze een eigen tijdslijn van het Waasland samenstellen. Bedoeling is om aan deze gepersonaliseerde tijdslijn ook een gezelschapspel te koppelen waardoor deze tijdslijn ook thuis nog voor leuke en leerzame momenten kan zorgen. Project met studenten lerarenopleidng KAHOSL: Tot nu toe hebben educatieve initiatieven rond archeologie zich vooral op de archeologische verhaallijn in SteM gefocust. Dit komt in de eerste plaats de onderwijsinstellingen in het stadscentrum van Sint-Niklaas ten goede. Voor de overige onderwijsinstellingen in de periferie van Sint-Niklaas en in de andere participerende gemeenten (Beveren, Kruibeke, Sint-Gillis-Waas, Stekene, Temse en Waasmunster) lijken tijd, afstand en de bijhorende kosten (vooral busvervoer) de grootste hindernissen te zijn om een bezoek aan SteM te organiseren. Daarom werkt de ADW in samenwerking met studenten lerarenopleiding van het KAHOSL een variatie uit op de workshop Van barbaarse broek tot extravagante hoed die in de klassen van de 3de graad lager onderwijs en de 1ste graad middelbaar onderwijs kan worden ingezet. ADW als partner in SteM: Sinds 2008 is de ADW een actieve partner binnen SteM, het Stedelijk Museum van Sint-Niklaas. Na de realisatie van een archeologische verhaallijn binnen de museale opstelling volgde het uitwerken van tal van activiteiten rond publiekswerking voor verenigingen, het onderwijs en gezinnen. Voor 2013 voorziet de ADW het volgende: De workshop Munten schrijven geschiedenis: In 2013 worden de studieopdrachten – een zilverschat, munten uit een mysterieuze kuil en munten uit een opgraving – definitief op punt gesteld. Ook volgen er nog enkele proefklassen i.f.v. de opleiding van de museumgidsen. Deelname aan de reeks Zondag-familiedag in SteM: In 2013 start SteM met het organiseren van vijf themanamiddagen met als doelgroep gezinnen. Ook archeologie behoort tot een van deze thema’s. Medewerking opleiding museumgidsen: In 2012 kocht SteM replica’s van een boog, pijl en een benen werktuig met duimschrabber uit het laat-mesolithicum aan. Samen met andere artefacten uit private collecties (kernen, microlieten..) worden ze bij het tijdsvenster van de jager-verzamelaars op een sokkel geëxposeerd. Voor de museumgidsen wordt tevens een infomoment over deze tijdsperiode georganiseerd. Verdere medewerking promotie educatieve werking van SteM: Met de start van het schooljaar 20122013 investeren de ADW en de dienst publiekswerking van SteM tijd in het toelichten van de educatieve workshops waaronder archeologie aan het leerkrachtenkorps van diverse onderwijsinstellingen in de stad Sint-Niklaas. 5.1.6 Afsprakencluster 6: organisatie Het administratief takenpakket van de ADW: Anno 2013 is het administratief takenpakket van de ADW uitgegroeid tot een complex en omvangrijk gegeven. Diverse factoren liggen hiervan aan de basis: 23
Het huidige personeelsbestand. De laatste twee jaren is het personeelsbestand van de ADW uitgegroeid tot 10 leden (8,2 VTE). Personeelsadministratie (loonadministratie, verloffiches, de RPR van eigen en gedetacheerd personeel …) maakt daarom samen met het financieel beheer van de dienst het grootste deel van het takenpakket uit. De opsplitsing van de ADW in drie aparte entiteiten Beheer & ontsluiting, Onderzoek en Consolidatie & restauratie heeft o.m. tot gevolg dat de entiteiten Onderzoek en Consolidatie & restauratie zichzelf volledig via dienstverlening moeten financieren. Het promoten van deze dienstverlening, de opmaak van offertes en facturen, de nodige controles van de financiën … zijn eveneens medeverantwoordelijk voor de recente groei van het administratief takenpakket van de dienst. In 2012 werd ingezet op het efficiënter maken van de administratie. De administratie werd gecentraliseerd en van een duidelijke structuur voorzien. Tevens werd een eerste fase van de inrichting en organisatie van het administratief archief afgerond. Hier dient echter nog een achterstand van bijna 25 jaar te worden weggewerkt. Deze inhaalbeweging wordt (hopelijk) in 2013 afgerond. Vanaf 2013 worden taken inzake archiveren standaard aan het administratief takenpakket toegevoegd. Ook zal het digitaal netwerk van de ADW beter worden georganiseerd met o.m. een nieuwe structuur. In functie van een efficiënte werking van de dienst is de inzet van 1,5 VTE voor het administratief takenpakket van de ADW geen overbodige luxe, maar een noodzakelijk gegeven. 5.1.7 Afsprakencluster 7: deontologie en gedragscode De ADW handelt hier conform de punten in de resultaatsverbintenis. 5.2 Opmaak meerjarenbeleidsplan 2013-2018. In 2012 werd de aanzet gegeven voor de opmaak van een meerjarenbeleidsplan voor de ADW. Om de objectiviteit van het proces te garanderen wordt uitgegaan van een opmaakmodel dat in de ruime erfgoedsector wordt gebruikt (aangereikt en toegelicht door FARO). Door het interne planningsteam werd in eerste instantie een missie geformuleerd, waarin de bestaansreden en het toekomstperspectief van de dienst worden weergegeven. Missie: De Archeologische Dienst Waasland (ADW) heeft als missie uit te groeien tot het intergemeentelijk kenniscentrum voor onroerenderfgoedzorg in het Waasland en wil daarbij een scharnierfunctie vervullen tussen lokale overheden en administraties, ruimtelijke ontwikkelaars, wetenschappers en het brede publiek. Het Waasland beschikt over een rijk en gevarieerd onroerend erfgoed (archeologisch, bouwkundig en landschappelijk) waar ook toekomstige generaties recht op hebben. Diverse maatschappelijke ontwikkelingen, o.m. op vlak van wonen, werken en mobiliteit, hebben behoefte aan ruimte en oefenen daardoor druk uit op het aanwezige erfgoed. Professionele onroerenderfgoedzorg op intergemeentelijk niveau is dan ook een politieke beleidskeuze die o.m. wordt ingegeven door de toenemende interesse van het brede publiek voor het erfgoed van de eigen gemeente of streek. Het toont aan dat het lokale beleidsniveau belang hecht aan regionale kennisopbouw, beheer, behoud en kennisontsluiting van het aanwezige onroerend erfgoed als maatschappijvormend element en daar ook een (bescheiden) deel van de publieke middelen voor wil inzetten. Vertrekkend vanuit een jarenlange en inmiddels sterk regionaal verankerde ervaring met archeologische erfgoedzorg wil de ADW zijn werkterrein uitbreiden naar de aanverwante domeinen van het bouwkundig en landschappelijk erfgoed om, in samenspraak met het lokale en Vlaamse beleidsniveau, te komen tot een geïntegreerde onroerenderfgoedzorg. Aandacht dient hierbij te gaan naar kennisopbouw, beheer, behoud, onderzoek, kennisontsluiting en draagvlakverbreding. 24
Op deze wijze wil de ADW mee gestalte geven aan de intellectuele en emotionele band tussen verleden en toekomst van het Waasland. IB, JPVR, JVV
25
6. Afsprakencluster 4: veldwerk en deponering/archivering 6.1 Opvolgen vergunde opgravingen van derden Melsele – Pauwstraat – Perzikenlaan Realisatie van een woonverkaveling met wegenis. Wetenschappelijke begeleiding van een archeologische prospectie met ingreep in de bodem: 19 en 20 maart 2012 Dossiernummer: 2012/094. Vergunninghouder: Natasja Reyns, All-Archeo bvba. Tijdens het onderzoek werden bewoningssporen aangetroffen uit de ijzertijd en Romeinse tijd, uit de volle en late middeleeuwen en uit de nieuwe en nieuwste tijd. De sporen uit de ijzertijd en Romeinse periode bevinden zich voornamelijk in het zuidwestelijke deel van het terrein, in de vorm van kuilen en paalsporen. Ze lijken te wijzen op de aanwezigheid van bewoning uit deze periode, voor zover dit vastgesteld kon worden aan de hand van het uitgevoerde vooronderzoek. De sporen uit de middeleeuwen en later bevinden zich voornamelijk in het noordelijk deel van het terrein en omvatten greppels, kuilen en paalsporen. Ook uit de middeleeuwen lijkt bewoning aanwezig te zijn. Gezien de resultaten werd een zone van 1,75 ha geadviseerd voor opgraving.
Fig. 1. Melsele-Pauwstraat-Perzikkenlaan: overzichtsplan van het proefsleuvenonderzoek.
26
Fig. 2. Melsele-Pauwstraat-Perzikkenlaan: beeld op een kijkvenster.
Fig. 3. Melsele-Pauwstraat-Perzikkenlaan: voorbeeld van handgevormd aardewerk.
27
Sint-Gillis-Waas – Reepstraat 128B Hernieuwing en uitbreiding van een kippenkwekerij. Wetenschappelijke begeleiding van een archeologische prospectie met ingreep in de bodem: 30 mei 2012. Dossiernummer: 2012/215. Vergunninghouder: Annick Van Staey, All-Archeo bvba. Het archeologisch vooronderzoek toonde de aanwezigheid aan van greppels, kuilen en paalsporen, allen daterend uit de nieuwe of nieuwste tijd. Door het ontbreken van archeologisch relevante sporen werd de vrijgave van het terrein geadviseerd. Sint-Pauwels – Sterrenwegel Reliëfwijziging ter verbetering van de grond in functie van landbouw. Wetenschappelijke begeleiding van een archeologische prospectie met ingreep in de bodem: 28 en 29 november 2012. Dossiernummer: 2012/462. Vergunninghouder: Annick Van Staey, All-Archeo bvba. De aangetroffen sporen dateren uit de nieuwe en nieuwste tijd en omvatten in hoofdzaak greppels, kuilen en paalsporen. Hoewel het terrein een goed bewaard bodemprofiel vertoonde, werden er geen oudere sporen of vondsten aangetroffen. Restanten van de podzolbodem werden beschermd door de bolleakkeropbouw. Gezien de beperkte archeologische relevantie van de resultaten werd de vrijgave van het terrein geadviseerd.
Fig. 4. Sint-Pauwels-Sterrenwegel: overzichtsplan van de proefsleuven.
28
Temse – Doornstraat Realisatie van een woonverkaveling van 161 loten met wegenis. Wetenschappelijke begeleiding van een archeologische prospectie met ingreep in de bodem: 15 - 31 oktober. Dossiernummer: 2012/339bis. Vergunninghouder: Jordi Bruggeman, All-Archeo bvba. Over het volledige onderzoeksgebied werden diverse sporen aangetroffen. De sporen in de zuidelijke zone bestaan voornamelijk uit greppels, kuilen en paalsporen die gedateerd kunnen worden in de nieuwe tot nieuwste tijd. In de noordelijke en oostelijke zone werden zowel resten uit de metaaltijden of Romeinse tijd aangetroffen, als resten uit de late middeleeuwen of de nieuwe tijd. Deze omvatten in de eerste plaats een brandrestengraf uit de metaaltijden of Romeinse tijd en enkele andere houtskoolrijke sporen. Daarnaast werden twee structuren aangetroffen die geïnterpreteerd worden als plattegronden van woongebouwen. Van beide kan een datering verondersteld worden in de ijzertijd of mogelijk de Romeinse tijd. Tot slot kon een greppel gedateerd worden in de late middeleeuwen of de nieuwe tijd. In de westelijke zone werden dan weer diverse sporen aangetroffen die gedateerd kunnen worden in de middeleeuwen en in de metaaltijden. Het gaat om een aantal middeleeuwse greppelstructuren, kuilen en paalsporen, alsook een plattegrond uit de metaaltijden. Gezien de resultaten van het onderzoek werd een opgraving van 4,76 ha geadviseerd.
Fig. 5. Temse-Doornstraat: overzichtsplan van de proefsleuven.
29
Fig. 6. Temse-Doornstraat: beeld op kijkvenster met archeologische sporen.
Melsele – Gaverlandwegel Realisatie van een woonverkaveling. Wetenschappelijke begeleiding van een archeologische prospectie met ingreep in de bodem: 4 en 5 oktober 2012. Dossiernummer: 2012/381. Vergunninghouder: Lies Dierckx, All-Archeo bvba. De site omvat resten van bewoning die gedateerd kunnen worden in de metaaltijden. De bewoningssporen omvatten o.a. een huisplattegrond en enkele spijkers. Deze zijn in hoofdzaak te situeren centraal en in het zuidelijke deel van het terrein. Het noordelijke deel van het terrein bleek sterk verstoord door de aanwezigheid van talrijke (zandwinnings)kuilen. In deze zone werden geen relevante archeologische sporen aangetroffen. Gezien de resultaten van het onderzoek werd een opgraving van 1,3 ha geadviseerd.
30
Fig. 7. Melsele-Gaverlandwegel: overzichtsplan van de proefsleuven.
Melsele – Farnèselaan Realisatie van een woonverkaveling. Wetenschappelijke begeleiding van een archeologische opgraving: 8 oktober - 21 november 2012. Dossiernummer: 2012/390. Vergunninghouder: Marijke Derieuw, All-Archeo bvba. Verspreid over het terrein werden bewoningssporen uit de midden- en late ijzertijd aangetroffen. Een huisplattegrond, twee kleine eenbeukige structuren en één driebeukige plattegrond, allen met een noordwest-zuidoost oriëntatie, alsook twee spijkers kunnen herkend worden. Drie bewoningszones lijken onderscheiden te kunnen worden: in het noordwesten, centraal in het oosten en in het zuidoosten van het terrein. Er werden drie kuilen aangetroffen, gevuld met aardewerk, die mogelijk geïnterpreteerd kunnen worden als verlatingsoffer. In het zuidwesten werd een ijzertijdwaterput aangesneden, die gezien de geïsoleerde ligging waarschijnlijk eerder tot een erf buiten de onderzochte werkput behoorde. In het midden van het terrein bevindt zich een mogelijke kringgreppel. Uit de Romeinse periode dateren enkele greppels die geïnterpreteerd worden als perceelsafbakeningen. Uit de middeleeuwen stamt een gebouwplattegrond in het noorden van het terrein. Het gaat om een bootvormig gebouw dat vermoedelijk in de volle middeleeuwen gedateerd kan worden. Het haast ontbreken van sporen uit de nieuwe en nieuwste tijd wijst erop dat het terrein nauwelijks is verstoord. De brede gedempte gracht die het terrein van noord naar zuid doorklieft, kan gerelateerd aan de postmiddeleeuwse landindeling.
31
Fig. 8. Melsele-Farnèselaan: overzichtsplan van het opgravingsvlak.
32
Fig. 9. Melsele-Franèselaan: voorbeeld van handgevormd aardewerk uit de ijzertijd.
Sint-Niklaas – Europark-Zuid Aanleg van een bussenstelplaats van De Lijn. Wetenschappelijke begeleiding van een archeologische prospectie met ingreep in de bodem: 22 - 26 november 2012 Dossiernummer: 2012/461. Vergunninghouder: Annick Van Staey, All-Archeo bvba. De aangetroffen (perceels)greppels en verstoringen lijken in hoofdzaak te dateren uit de nieuwe en nieuwste tijd. Bovendien bleek uit het onderzoek dat het oostelijke deel van het terrein reeds sterk verstoord was. Er werden nauwelijks resten aangetroffen die te relateren zijn aan de vlakbij gelegen site, die door de ADW onderzocht werd in de loop van 2009 en 2010. Bijgevolg kan gesteld worden dat de Romeinse site die er werd aangetroffen zich niet verder in deze richting uitstrekt. Gezien de resultaten van het onderzoek werd de vrijgave van het terrein geadviseerd.
33
Fig. 10. Sint-Niklaas-Eurpark-Zuid: overzichtsplan van de proefsleuven.
Sint-Niklaas – Smisstraat Na het slopen van de bestaande gebouwen zal een handelspand (Colruyt) met parkeergelegenheid, toegangswegen en een speelbos gerealiseerd worden. Wetenschappelijke begeleiding van een archeologische prospectie met ingreep in de bodem: 20 en 21 november 2012 = fase 1. Dossiernummer: 2012/429. Vergunninghouder: Jordi Bruggeman, All-Archeo bvba. In het noordelijke deel van de onderzoekszone (fase 1) werden verstoringen aangetroffen die in verband gebracht kunnen worden met de aanwezige bebouwing en verharding. Het oorspronkelijke bodemprofiel bleek hier niet meer bewaard te zijn. In het overige deel van onderzoekszone werden diverse greppels, kuilen en paalsporen aangetroffen. De uitgeloogde vulling van enkele van de paalsporen wijst mogelijk op een datering voor de nieuwe tijd. Ondanks de aanleg van diverse kijkvensters, bleken de aanwezige paalsporen echter geen deel uit te maken van structuren. Het onderzoeksvlak was bovendien te sterk versnipperd door de aanwezige bebouwing. Bijgevolg wordt in deze zone geen site afgebakend. Het onderzoek in fase 2 is voorzien in de zomer van 2013.
34
Kieldrecht – Kastanjelaan Realisatie van een woonverkaveling. Wetenschappelijke begeleiding van een archeologische opgraving: 25 juli – 26 september 2012. Dossiernummer: 2012/292. Vergunninghouder: Nick Van Liefferinge, Studiebureau Archeologie bvba. De onderzoekszone is gelegen op een akkercomplex in de Oud-Arenbergpolder, net ten noordoosten van de dorpskom van Kieldrecht. Geomorfologisch en bodemkundig gezien bevindt het terrein zich op de uitlopers van een dekzandrug waarin zich een podzolbodem heeft ontwikkeld. Op een diepte van circa 150 cm beneden het maaiveld werd zowel een droge als een natte faciës (veen) van een Allerödbodem (zgn. laag van Usselo) vastgesteld. De bovengrond bestaat uit een pakket overstromingsklei met wisselende dikte. Ter hoogte van de uitlopers van de dekzandrug is het afdekkende kleipakket volledig opgenomen in de ploeglaag. In het zuidoostelijke kwadrant van het projectgebied werd een lage densiteit van vuurstenen artefacten aangetroffen die wijzen op een menselijke aanwezigheid gedurende de steentijd. Het vondstensemble is echter weinig diagnostisch, waardoor geen precieze datering kan worden vooropgesteld. Een afslag met negatieven van onregelmatige klingen (kernflankafslag) kan onder voorbehoud in het mesolithicum worden gedateerd. Er werden geen resten uit de metaaltijden, de Romeinse periode en de vroege/volle middeleeuwen aangetroffen. De vermeende protohistorische sporen die tijdens het vooronderzoek aan het licht kwamen, bleken slechts van natuurlijke oorsprong. De ronde paalkuilachtige sporen met een lichtgrijze vulling en een bijmenging van brokjes gemineraliseerd houtskool zijn hoogstwaarschijnlijk te linken aan verdwenen (pen)wortels van onbekende ouderdom. De aandacht van het onderzoek was voornamelijk gericht op de verdronken (laat)middeleeuwse landschapsstructuur, o.a. vertegenwoordigd door resten van een erfcomplex met vondstrijke mestkuilen, kelders, krenggraven, drainage/perceelsgrachten, greppels en oude akkerlagen. Met ‘verdronken landschap’ wordt hier de plotse afdekking van een oud loopoppervlak door meer recente sedimenten van alluviale oorsprong bedoeld. Voor wat betreft de periode vanaf het einde van de 16de eeuw tot op heden zijn er geen bodemsporen van menselijke activiteiten waargenomen.
35
Fig. 11. Kieldrecht-Kastanjelaan: beeld op vrijgelegde kelderruimte.
Fig. 12. Kieldrecht-Kastanjelaan: profiel van een middeleeuwse gracht.
36
Lokeren – Veldstraat (“Hoedhaar”) Realisatie van een groene woonzone na sanering van een brownfieldzone. Wetenschappelijke begeleiding van een archeologische opgraving: Fase 1: 19 december 2011 - 3 februari 2012, 20-21 februari 2012, Fase 2: 10 - 24 september 2012. Dossiernummer: 2011/439. Vergunninghouder: Ilse Gierts, BAAC Vlaanderen bvba. Op basis van de vaststellingen tijdens het proefsleuvenonderzoek werden drie zones geselecteerd voor vervolgonderzoek. De totale oppervlakte van het onderzoeksgebied bedroeg circa één hectare. Verspreid over het plangebied kwamen enkele structuren aan het licht, waaronder hoofd- en bijgebouwen, waterputten, greppels en kuilen, met een datering in de late ijzertijd, Romeinse periode en (post-)middeleeuwen. De site behelst onder meer een Romeins erf bestaande uit een éénschepig gebouw met een kruisgewijze palenzetting. Onderin de zware nokstaanders, op een diepte van circa één meter onder het archeologisch vlak, bleef telkens een restant van de paal bewaard. Dit type is het dominante gebouwtype voor het begin van de 2de eeuw na Chr. Het dendrochronologisch onderzoek van de houten paalresten zal de datering van dit gebouwtype scherper stellen. Verspreid over de drie zones bevonden zich zeven waterputten, waaronder vier post-middeleeuwse tonwaterputten en drie waterputten met houten bekisting waarvan de datering vooralsnog open staat. Uit de tonputten werden twee 17de-eeuwse houten geweerkolven en een intacte baardmankruik verzameld. Deze waterputten kunnen hoogstwaarschijnlijk in verband worden gebracht met de aanwezigheid van een militair kamp van de Republiek der Verenigde Nederlanden gedurende de Tachtigjarige Oorlog. Één tonput oversneed een oudere waterput met houten beschoeiing. De datering van dit spoor staat voorlopig nog open. Opmerkelijk was de depositie van een paardenschedel en ander bot op de bodem van de waterput. Vermoedelijk werden de botten gedeponeerd bij het afsluiten van de structuur (rituele depositie?).
Fig. 13. Lokeren-Hoedhaar: diepe nokstaander van het Romeins gebouw.
37
Fig. 14. Lokeren-Hoedhaar: beeld op een van de 17de-eeuwse tonputten.
Kruibeke – Kasteleinstraat Uitbreiding van een KMO-zone. Wetenschappelijke begeleiding van een archeologische opgraving: 7 - 16 mei 2012. Dossiernummer: 2012/177. Vergunninghouder: Cyriel Verbeek, BAAC bv. Vanwege de geplande uitbreiding van een industrieterrein heeft Antea Group op het terrein proefsleuven aangelegd, op basis waarvan drie verschillende zones met sporen zijn onderscheiden. Zone 1 en 2 zijn tijdens de onderhavige opgraving onderzocht. In zone 1 zijn voornamelijk perceelsen/of afwateringsgreppels aangetroffen, die gedateerd kunnen worden in de late middeleeuwen (12e/13e eeuw) en nieuwe tijd (16e-18e eeuw). Van enkele korte, ondiepe greppeltjes is de functie niet direct duidelijk. In het noordoosten over het onderzoeksterrein is door middel van een profiel de voorloper van de huidige weg onderzocht. Hierbij is naast verschillende fases van de weg ook de westelijke bermgreppel aangetroffen. Helaas laat het vondstmateriaal (voornamelijk spijkers en andere metaalfragmenten) geen nauwkeurige datering van de weg toe, maar het is goed mogelijk dat deze teruggaat tot in de middeleeuwen. Ook in zone 2 zijn voornamelijk greppels aangetroffen. Hier lijkt echter sprake van een systeem van wat kleinschaliger aard dan in zone 1. Mogelijk dienen de greppels om een deel van het terrein in te richten dat geen dienst deed als landbouwgrond. Enkele opvallende knikken in het greppelsysteem doen vermoeden dat de greppels gedeeltelijk ergens omheen hebben gelegen. Sporen die dit idee kunnen ondersteunen zijn echter niet aangetroffen. Het aangetroffen materiaal dateert grotendeels in 38
de 14e eeuw. Ook in deze zone is de weg onderzocht. Hierbij kwamen aan beide zijden bermgreppels aan het licht.
Fig. 15. Kruibeke-Kasteleinstraat: overzichtsplan van de opgravingsvlakken.
Beveren – Hof Ter Wellelaan Realisatie van een woonverkaveling. Wetenschappelijke begeleiding van een prospectie met ingreep in de bodem: 22 - 24 augustus 2013. Dossiernummer: 2012/183. Vergunninghouder: Jasmine Cryns, GATE bvba. Het onderzoek leverde een archeologische vindplaats op met een (waarschijnlijk) meerfasige bewoning gedurende de metaaltijden of Romeins periode. De spoorrestanten die aan deze bewoningsfasen toebehoren, bestaan o.a. uit een driebeukige woonstructuur, naast een mogelijke waterput en een greppelsysteem. Deze greppel wordt omwille van de quasi loodrechte aftakking in oostelijke richting als landindeling of afbakening van een nederzetting beschouwd. De site biedt vervolgens het potentieel om verscheidene archeologische vraagstellingen in te vullen, bijvoorbeeld: tot welke periode(s) behoort deze vindplaats precies?, kan zij in verband worden gebracht met nabijgelegen vindplaatsen?, hebben we hier te maken met een bewoningskern of gaat het slechts om off-site materie?, betreft het een reeds gekende gebouwplattegrond of hebben we hier met een variant te maken?, strekt de site zich verder uit in oostelijke richting daar waar de greppelstructuur ook naar aftakt?, zijn er aanwijzingen voor ambachtelijke activiteiten? etc… Spoorrestanten uit latere periodes zijn alleen maar teruggevonden in de vorm van postmiddeleeuwse greppel- en grachtstructuren. De historische kaarten van Ferraris en de Atlas der Buurtwegenkaart plaatsen deze structuren in de postmiddeleeuwse, of eventueel de laat-middeleeuwse periode die verder als afwaterings- en indelingssysteem in het landschap moet worden beschouwd. Vermeldenswaardig eveneens is de aanzienlijke verstoring ter hoogte het westelijke gedeelte van het terrein door de uitgraving en vervolgens het dumpen van een brede strook van minstens 35m. Dit staat in verband met de structuren die we nog kunnen aflezen op de kaart van de Atlas der Buurtwegen.
39
Fig. 16. Beveren-Hof ter Wellelaan: overzichtsplan van de proefsleuven.
Sint-Gillis-Waas – 3 windturbines Electrabel. Bouw van drie windturbines. Wetenschappelijke begeleiding van een vlakdekkende opgraving: 21 – 30 maart 2012. Dossiernummer: 2012/108, 2012/110, 2012/118. Vergunninghouder: Thomas Pieters, Ruben Willaert bvba. Bij de opgravingen zijn bodemsporen en vondsten gedocumenteerd die hoofdzakelijk de materiële neerslag vormen van een ingebruikname van het projectgebied tijdens de postmiddeleeuwen. In mindere mate is ook menselijke activiteit vastgesteld in een niet nader te bepaalde vroegere periode. Binnen de projectgebieden zijn grachten en greppels aangetroffen die vermoedelijk te maken hadden met de perceelindeling voor de 17de eeuw. Het laatste gebruik van deze grachten kon gedetermineerd worden op basis van de aanwezigheid van een vrij homogene kleiopvulling. De aanwezigheid van deze klei, de zogenaamde Farnese-klei, is het gevolg van de lange inundatie van de Wase polders tijdens en na de Tachtigjarige Oorlog. In de meest oostelijke turbinezone, WT3, werd een greppel gevonden die aan de bovenstaande grachten voorafging.
40
Beveren – Doornpark Uitbreiding van een KMO-zone. Wetenschappelijke begeleiding van een archeologische opgraving: 18 september - 2 november 2012. Dossiernummer: 2012/387. Vergunninghouder: Kirsten Van Campenhout, VEC bvba. Het plangebied heeft een totale oppervlakte van ca. 21 ha, waarvan conform het bestek bijzondere voorwaarden ca. 2,8 ha archeologisch onderzocht diende te worden. Twee zones van 1,4 ha zijn vlakdekkend opgegraven. Zone 1 omvat een deel van de bunkerlinie Steendorp – Vrasene. Deze linie was in gebruik tijdens WO I. Zone 2 bestaat uit bewoningssporen uit de late bronstijd of vroege ijzertijd. De opgraving in zone 2 heeft een duidelijk beeld opgeleverd over het gebruik en de inrichting van het landschap. Zo bleek dat de nederzetting die op basis van het vooronderzoek verwacht werd, zich uitstrekte over het centrale deel van de opgraving in zone 2. Rondom het centrum neemt de densiteit aan sporen af en lijkt het landschap eerder voor agrarische doeleinden in gebruik te zijn geweest. De sporen die werden aangetroffen, wijzen op de rand van een nederzetting met meerdere erven bestaande uit mogelijke huisplattegronden of bijgebouwen, (afval)kuilen en erfgreppels. Het is (nog) niet duidelijk of de erven gelijktijdig of opeenvolgend waren. In de palenclusters in de noordelijke helft van zone 2 zijn twee mogelijke huisplattegronden of bijgebouwen te herkennen. Naast de grotere gebouwplattegronden werden er ten minste twaalf spiekers gevonden. Drie vermoedelijke spiekers zijn minder duidelijk. Ook van de spiekers zijn er verschillende vormen aangetroffen, waaronder een groot aantal vierpalige spiekers en één zespalige. Sommige spiekers zijn verstevigd met extra hoekpalen. Behalve de gebouwplattegronden zijn er ook sporen van kuilen en greppels gevonden die gerelateerd kunnen worden aan erven. Met name de langwerpige grote kuilen in het zuidelijke deel van zone 2 vragen verder onderzoek. Deze kuilen zijn dicht gegooid met plaggen. Er is geen vondstmateriaal aangetroffen. Hun functie is vooralsnog niet duidelijk. In zone 1 zijn de Duitse linies bij het archeologisch onderzoek vrij compleet in kaart gebracht. De linies bestaan uit de bunkers, een tussenliggend stelsel van loopgraven en verbindingsloopgraven naar achter de linies gelegen gebouwen. De bunkers zijn voorafgaand aan de opgraving onderzocht en gedocumenteerd door BOM-Be. Daaruit blijkt ondermeer dat er een onderscheid gemaakt kan worden in verschillende typen bunkers: troepenschuilplaatsen geschikt voor 9 manschappen, een bunker voor de artilleriewaarnemer, een bunker voor de infanteriewaarnemer en een mitrailleurbunker. De bunkers worden onderling verbonden door loopgravenstelsels. Erg karakteristiek aan deze loopgraven is de vorm: een aaneenschakeling van hoefijzervormige sleuven. De ronde vorm van de hoefijzers bood beschutting tegen flankvuur en/of granaatvuur en was naar de binnenzijde gericht. De beide uiteinden van de hoefijzervorm zijn naar buiten gericht en hebben gezien het voorkomen van zwaardere paalsporen mogelijk gediend als schuttersput. Vanaf de bunkers en/of de tussenliggende loopgraven lagen verbindingsloopgraven naar gebouwen achter de linies. Deze loopgraven hadden een andere karakter. Enkele loopgraven en ten minste twee structuren kunnen toegeschreven worden aan een Belgische bunkerlinie die ouder is dan de Duitse. Opvallend zijn de verschillen in constructiewijze van de verschillende loopgraven uit de Belgische tijd. In de rapportage zullen de aangetroffen stelsels verder uitgewerkt worden, waarbij aandacht zal zijn voor de fasering, de constructiewijze en functionaliteit binnen het verdedigingssysteem.
41
Fig. 17. Beveren-Doornpark: beeld op het loopgravenstelsel.
Kieldrecht – Kastanjelaan Realisatie van een woonverkaveling. Wetenschappelijke begeleiding van paleolandschappelijk booronderzoek, archeologisch booronderzoek en proefsleuvenonderzoek: 16 januari - 24 februari 2012 en 14 - 31 mei 2012. Dossiernummer: 2012/193. Vergunninghouder: Edith Goudie-Falckenbach, Antea Group nv. In de eerste fase werd een paleolandschappelijk booronderzoek uitgevoerd. Het voornaamste resultaat is de aanwezigheid van een goed bewaarde podzolbodem onder een dun pakket polderklei. Bovendien ligt het onderzoeksgebied op een gradiënt van de zandrug waarop Kieldrecht gelegen is. In de tweede fase werd een archeologisch booronderzoek uitgevoerd in de zone waar de podzolbodem werd geattesteerd. Het doel hiervan is het detecteren van steentijdvindplaatsen door het systematisch uitzeven van de verschillende bodemhorizonten. Te Kieldrecht – Kastanjelaan werden echter geen directe archeologische indicatoren waargenomen. Gezien het archeologisch booronderzoek niet de geschikte methode is om sporenvindplaatsen te detecteren en het afdekkend kleidek maximaal 1 meter dik is, werd een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd in de derde fase. In het projectgebied werden in totaal 19 sleuven en 13 kijkvensters aangelegd, goed voor 14% van de totale oppervlakte. Op basis van het onderzoek kon vastgesteld worden dat zich in het centrale en zuidwestelijke deel van het terrein een concentratie bevindt van sporen die mogelijk uit de metaaltijden dateren. Meer naar het noorden werden de sporen ook nog waargenomen, maar meer verspreid. De interpretatie van deze sporen bracht echter enkele moeilijkheden met zich mee. Er werden slechts twee mogelijke plattegronden aangetroffen en dateerbaar materiaal bleek afwezig te zijn. Zulke situaties doen zich echter wel vaker voor op nederzettingssites uit de metaaltijden. Bovendien stelt een proefsleuvenonderzoek ook enkele problemen op het vlak van de zichtbaarheid van zulke constructies en het vermoeden leeft dan ook dat 42
hier toch een deel van een nederzetting werd aangesneden. Een zeer interessant gegeven, aangezien in de omgeving van het projectgebied op twee toevalsvondsten na, geen meldingen zijn gemaakt van sporen of vondsten daterend in de metaaltijden. In het zuidelijke deel van het onderzoeksgebied werden enkele schaarse laatmiddeleeuwse tot vroegmoderne kuilen aangetroffen in tegenstelling tot de grachten die wel in groten getale aanwezig zijn en over het gehele terrein liggen verspreid. Deze maken vermoedelijk deel uit van één of meerdere laatmiddeleeuwse perceelsystemen. Een zestal grachten en/of greppeltjes behoren tot een oudste fase en zijn mogelijk reeds opgeheven na de stormvloed van 1334. De overige grachten, die ook heel erg verschillen qua vulling, horen in een jongere fase thuis. Deze waren waarschijnlijk nog in gebruik op het moment van de zogenaamde Farnèse-overstromingen in 1584, toen het hele gebied vanuit strategisch oogpunt onder water werd gezet en alzo “verdronk”. Op een luchtfoto van het gebied zijn deze grachten duidelijk zichtbaar. Aan de oostzijde van het perceel is daarop bovendien een mogelijk wegtracé zichtbaar, welke tijdens het onderzoek ook werd waargenomen.
Fig. 18. Overzicht van de resultaten van het paleolandschappelijk booronderzoek, de bewaringstoestand van de podzolbodem en de zone waar het archeologisch booronderzoek werd uitgevoerd.
43
Melsele – Biestraat (Penitentiair complex) Realisatie van een penitentiair complex. Wetenschappelijke begeleiding van een archeologische opgraving: juni 2012. Dossiernummer: 2011/313. Vergunninghouder: Xander J.F. Alma, ADC / THV VEC. Het onderzoek op het terrein langs de Biestraat en Schaarbeekstraat leverde bewoningssporen uit verschillende periodes, waaronder de bronstijd, Romeinse tijd, middeleeuwen en nieuwe tijd. De vroegste sporen die zijn aangetroffen, zijn terug te herleiden tot de bronstijd, zoals blijkt uit enkele aardewerkvondsten. De sporen die tot deze periode gerekend kunnen worden, zijn beperkt. Mogelijk bevindt zich binnen het plangebied een erf dat incompleet bewaard is gebleven. In de Romeinse tijd is het plangebied beduidend intensiever bewoond. Aan de noordzijde van het plangebied zijn bewoningssporen uit de 1ste eeuw gevonden. Deze sporen vormen mogelijk de randzone van een of meerdere erven die zich ten noorden van het plangebied bevinden. De materiële cultuur bestaat voornamelijk uit handgevormd aardewerk. In het westelijke centrale deel zijn meerdere gebouwen gevonden die iets later dateren, namelijk in de 2de eeuw n.Chr. De voorkomende gebouwen behoren tot de typologie van kruisvormige plattegronden en kennen meerdere variaties daarbinnen. De materiële cultuur bestaat uit zowel handgevormd als gedraaid aardewerk. Speciale functies daarbij zijn briquetage aardewerk. In het zuidelijke deel van het plangebied zijn meerdere kleine structuren gevonden, die op basis van aardewerkvondsten in de volle middeleeuwen gedateerd kunnen worden. Van de gebouwtjes zijn enkel nog de nokstaanders teruggevonden. Aan de noordzijde van het terrein is een historische woning onderzocht. Deze woning dateert tenminste uit het eind van de 18de eeuw en is aan het begin van WOI gesloopt in het kader van het vrijmaken van het schootsveld van het nabij gelegen verdedigingsfort van de Linie van Antwerpen.
Fig. 19. Melsele-Biestraat: beeld op kruisvormige gebouwplattegrond.
44
Vrasene – Daalstraat Realisatie van een woonverkaveling. Wetenschappelijke begeleiding van een archeologische opgraving. Dossiernummer: 2012/017. Vergunninghouder: Lieselot Vandorpe, Antea Group nv. Tijdens het aanleggen van het archeologisch vlak is in verschillende zones fossiel botmateriaal aangetroffen. Dit botmateriaal is, na instemming van alle belanghebbende partijen, overhandigd aan dr. Germonpré van het KBIN in Brussel. Deze botten, alle afkomstig van zeezoogdieren, zullen verder worden onderzocht. De twee quasi volledige skeletten die werden aangetroffen en opgegraven door de paleontologen van het KBIN, worden bestudeerd door dr. Olivier Lambert. In twee zones werd bij de aanleg van het archeologisch vlak een hoge concentratie aan lithisch materiaal aangetroffen. In deze zones is overgegaan tot een steentijdopgraving. De resultaten van deze zeefcampagne, worden nog verwerkt. In de centrale zone van het archeologisch vlak zijn meerdere sporen aangesneden die tot de metaaltijden gerekend kunnen worden. Hun toekenning aan deze periode is gebaseerd op basis van het aangetroffen aardewerk in de vulling van deze sporen. Eveneens werden een groot aantal sporen geregistreerd die op basis van vorm- en vullingsgelijkenissen in de metaaltijden worden gedateerd. Op basis van de huidige inzichten kunnen geen nederzettingsstructuren of gebouwstructuren worden herkend uit deze periode, met uitzondering van één vierpostige en één zespostige spieker. Naast het aantreffen van aardewerk behorende tot de metaaltijden in sporen, kuilen en greppels, zijn eveneens talrijke scherven uit dit tijdsvlak, als losse vondsten geregistreerd. In het oosten van het projectgebied is de grootste concentratie scherven aangetroffen. De Romeinse periode is geattesteerd door de talrijk aangesneden en in het algemeen zeer goed bewaarde brandrestengraven. 22 Exemplaren zijn met zekerheid als een brandrestengraf te interpreteren. In de graven werden fragmenten van één en vaak meerdere recipiënten aangetroffen. Het merendeel van dit aardewerk is secundair verbrand, waardoor consolidatie van deze stukken noodzakelijk was. Op basis van een eerste assesment van het aardewerk door prof. dr. Wim De Clercq dienen de graven gedateerd te worden in de 2de helft van de eerste eeuw tot het 1ste kwart van de derde eeuw. Er werden twee greppels aangetroffen die mogelijkerwijs het grafveld organiseerden en/of afbakenden. In tegenstelling tot de Romeinse graven, concentreren de middeleeuwse sporen zich hoofdzakelijk in de lager gelegen zone van het onderzoeksgebied, nabij de beek. Naast twee duidelijke gebouwplattegronden, werden eveneens twee waterputten met bekisting en beschoeiing aangetroffen. Klein - Sinaai – Baudelo Wetenschappelijke vraagstelling. Wetenschappelijke begeleiding van een archeologisch onderzoek. Vergunninghouder: Wim De Clercq, Universiteit Gent. Onderzoek naar omwalde annexen van de abdij van Boudelo.
45
6.2 Deponering/archivering 6.2.1 Behandeling vondstenmateriaal eigen onderzoek Materiaalgroep aardewerk In de atelierruimte van het archeologisch depot vond in 2012 de behandeling (i.c. het reinigen, het coderen en het inpakken) van het schervenmateriaal van de volgende vooronderzoeken/opgravingen plaats: Melsele-Schoolstraat, Melsele-Pauwstraat/Perzikenlaan en Verrebroekdok. Tevens gebeurde een beperkte remontage van aardewerk uit de sites Temse-Frankrijkstraat en Tielrode-Aquafin. Materiaalgroep metaal De volgende archeologica uit ijzer en koperlegering waarvan de meerderheid werd teruggevonden bij recent archeologisch onderzoek/prospectie, werden in 2012 door de metaalrestaurator geconsolideerd en vrijgelegd: - Een ijzeren mes (ijzertijd) uit Stekene-Kerkstraat ; - de consolidatie van een fibula in koperlegering (ijzertijd) uit Melsele-Pauwstraat/Perzikenlaan; - het reinigen van ijzeren nagels uit Romeinse graven uit Melsele-Schoolstraat; - het vrijleggen van diverse ijzeren objecten uit Tielrode-Aquafin; - het ontzouten en vrijleggen van een ijzeren object uit Bazel-Bordburehof; - het ontzouten en vrijleggen van een houweel uit Beveren-Doornpark - de consolidatie van diverse prospectievondsten van amateurarcheologen.
Fig. 20. Melsele-Pauwstraat-Perzikkenlaan: spiraalfibula in koperlegering.
46
Verwerking stalen De inhoud van diverse brandrestengraven uit de opgravingen Belsele-Watermolenwijk II en TemseFrankrijkstraat werd gezeefd. IB 6.2.2 Netwerk regionaal archeologisch depot Oost-Vlaanderen De Vlaamse Regering keurde in 2011 een convenant goed tussen het Vlaams gewest en de provincie Oost-Vlaanderen over de uitbouw van een proefproject rond archeologische depots, waarvan de termijn vier jaar bedraagt (2012-2016). Diverse spelers die actief zijn rond archeologische depotwerking werden uitgenodigd voor een eerste overleg op donderdag 28 juni in het PAC te Gent, waar o.m. de resultaatsverbintenis tussen het Vlaams gewest en de Provincie Oost-Vlaanderen met betrekking tot het proefproject werd toegelicht. Daarnaast werd een enquête rond de huidige stand van zaken binnen de archeologische depots (inzake samenstelling, huisvesting, inventarisatie, publiekswerking…) aangekondigd. Het overleg werd afgesloten met een bezoek aan het provinciaal archeologisch depot te Middelburg (NL) waar de Nederlandse collega-depotbeheerder en -archivaris hun werking en meer bepaald hun databank uiteenzetten. Op vraag van de medewerksters van dit proefproject werd midden 2012 door de ADW een voorstel van enquêteformulier geëvalueerd, diverse opmerkingen/suggesties opgesteld en naar het erfgoedcentrum doorgestuurd. Een tweede overleg vond plaats op 15.10.2012 in het Erfgoedcentrum te Ename zelf. Daar werd het depotbeleid van de provincie Oost-Vlaanderen voorgesteld, gevolgd door een begeleid bezoek aan het depot en de ateliers. Zoals reeds aangekondigd, ontving de ADW in december de enquête voor de nulmeting van archeologische depots. Deze werd op 17 december 2012 aan het erfgoedcentrum terugbezorgd. IB 6.2.3 Ontlening Drakensteinurne aan reizende tentoonstelling ‘BOAT 1550BC’ In juni 2012 werd in Boulogne-sur-mer (FR) de tentoonstelling ‘Voorbij de horizon. Samenlevingen in Kanaal en Noordzee 3500 jaar geleden’ geopend. Deze tentoonstelling betreft het orgelpunt van het onderzoeksproject ‘BOAT 1550 BC’ waaraan acht instellingen uit drie landen (Frankrijk, GrootBrittannië en België) hun medewerking hebben verleend. Op deze tentoonstelling kunnen bezoekers aan de hand van zeven thema’s het dagelijks leven in de bronstijd ontdekken. Voor de eerste maal worden hier in functie van een expositie objecten uit Frankrijk, Engeland en België samengebracht. Ze komen niet alleen uit oude collecties maar ook uit recent archeologisch onderzoek, zoals de Drakensteinurne van de site Kruibeke-Hogen Akkerhoek die de ADW op vraag van de UG – een van de partners in dit onderzoeksproject – voor deze tentoonstelling in bruikleen geeft. Deze reizende tentoonstelling hield ondertussen halt in het château-musée van Boulogne-sur-mer en het archeologisch museum te Dover (GB) en is tot midden 2013 in het Provinciaal Erfgoedcentrum te Ename (Oost-Vlaanderen) te bezichtigen. IB 6.2.4 Ontlening lakenloodjes voor tentoonstelling 'AfgeSTOFt. Textiel in Oost-Vlaanderen' Van 11 februari tot 24 juni 2012 vond in het Provinciaal Erfgoedcentrum te Ename de tijdelijke tentoonstelling 'AfgeSTOFt. Textiel in Oost-Vlaanderen' plaats. Deze expositie toonde het productieproces van grondstof, over vezel tot stof. Bezoekers konden tevens kennis maken met de vroegere en de huidige productiecentra en met onverwachte toepassingen van hedendaags textiel. Ook de ADW verleende zijn medewerking aan deze tentoonstelling met de ontlening van enkele laatmiddeleeuwse lakenloodjes uit de verdronken laatmiddeleeuwse nederzetting nabij Doel. IB
47