Kale - Leie Archeologische Dienst
Jaarverslag Kale-Lei e
Arch eo logi sche
2008
Di enst
2
Jaarverslag 2008
COLOFON © 2009 © Kale - Leie Archeologische Dienst, D. Vanhee tenzij anders vermeld Lay-out : D. Vanhee, Kale-Leie Archeologische Dienst Ontwerp voorpagina : I. Callebout, Zquadra Druk & bindwerk : Zquadra, Kortrijk Verantwoordelijk uitgever : Kale - Leie Archeologische Dienst Kasteelstraat 26, 9880 Aalter www.deklad.be
Kale - Leie Archeologische Dienst
3
INHOUD INLEIDING
7
DEEL I. ALGEMEEN OVER DE KLAD IN 2008 1. RAAD VAN BESTUUR
8 8
1.1 BESTUUR VAN DE KLAD
8
1.2 BESTUURSVERGADERINGEN
9
1.3 CONTACTGEGEVENS KLAD
9
2. ADMINISTRATIE 2.1 ELEKTRONISCH BANKIEREN
10 10
2.2 ELEKTRONISCHE AANGIFTE VAN DE BEDRIJFSVOORHEFFING 10 3. INRICHTING EN UITRUSTING 4. FINANCIËN 4.1 INLEIDING
11 12 12
4.2 GEMEENTELIJKE BIJDRAGE
12
4.3 PROVINCIALE BIJDRAGE
12
4.4 SUBSIDIE VAN DE VLAAMSE OVERHEID 2008
12
4.5 BEGROTING EN BALANS
13
4.6 FINANCIËLE SITUATIE KLAD 2008
13
5. HERNIEUWING VAN DE KLAD 2009 - 2015
15
DEEL II. ARCHEOLOGISCHE WERKING 1. BELEIDSVOORBEREIDENDE TAKEN EN –OPVOLGENDE TAKEN
16 16
1.1 CENTRAAL ARCHEOLOGISCHE INVENTARIS (CAI)
16
1.2 LOKAAL ARCHEOLOGISCHE ADVIESKAARTEN (LAA)
16
1.3 ARCHEOLOGISCH ADVIES
16
1.4 BESCHERMINGSDOSSIER
21
2. VELDWERK
22
2.1 WERFCONTROLES
22
2.1.1 AALTER - POEKE KASTEELDOMEIN
22
2.1.2
23
EVERGEM - ERTVELDE HOGE WAL
2.1.3. EVERGEM - SLEIDINGE LANGENDAM
24
2.1.4. KNESSELARE - URSEL DRONGENGOED
24
2.1.5. LO25VENDEGEM KASTEEL DIEPENBROECK
24
2.1.6. NEVELE - HANSBEKE AQUAFINTRACÉ
25
2.1.7. NEVELE - HANSBEKE INFRABELWERKEN
25
2.2. PROSPECTIES MET INGREEP IN DE BODEM
26
2.2.1. AALTER LANGEVOORDE/GROENDREEF
26
2.2.2. AALTER LOVELD 11
27
2.2.3. AALTER - BELLEM DE CRAENESTRAAT
28
2.2.4. AALTER - LOTENHULLE BINNENGEBIED
28
2.2.5. DEINZE MOUTERIJDREEF
30
4
Jaarverslag 2008
2.2.6. DEINZE - BACHTE-MARIA-LEERNE GROENEVELDDREEF
30
2.2.7. DEINZE - MEIGEM LANGEAKKER
30
2.2.8. DEINZE PETEGEM A.D. LEIE NIEUWGOEDLAAN
32
2.2.9. DEINZE - ZEVEREN BLEKERIJ/VINKTSTRAAT
33
2.2.10. EVERGEM HOEKSKE
33
2.2.11. EVERGEM - BELZELE KOOLSTRAAT
33
2.2.12. EVERGEM - BELZELE MOLENHOEK
36
2.2.13. EVERGEM - BELZELE RALINGEN/SCHOONSTRAAT
38
2.2.14. EVERGEM - BELZELE STEENOVENSTRAAT
38
2.2.15. KNESSELARE HOEKESTRAAT
40
2.2.16. KNESSELARE - URSEL ROZESTRAAT
41
2.2.17. LOVENDEGEM MOLENDREEF
42
2.2.18. LOVENDEGEM SUPRABAZAR
42
2.2.19. NEVELE - LANDEGEM P. COCKUYTSTRAAT
43
2.2.20. NEVELE - VOSSELARE HOOGSTRAAT
43
2.3 OPGRAVINGEN
45
2.3.1 AALTER LANGEVOORDE/GROENDREEF
45
2.3.2 AALTER LOVELD 08
48
2.3.3 AALTER MANEWAARDE
55
2.3.4 EVERGEM - BELZELE KOOLSTRAAT
61
2.3.5 EVERGEM - BELZELE MOLENHOEK
64
2.3.6 EVERGEM - BELZELE STEENOVENSTRAAT
69
2.3.7 KNESSELARE - URSEL ROZESTRAAT
72
2.3.8 LOVENDEGEM SUPRABAZAR
77
2.4 NATUURWETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK EN PARTNERWETENSCHAPPEN
82
2.5 RESTAURATIE EN CONSERVATIE
82
2.6 DEPOTWERKING EN ARCHIVERING
83
3. SENSIBILISERENDE TAKEN EN PUBLIEKSWERKING
84
3.1 CONTACTEN MET HET WERKVELD
84
3.1.1 VIA
84
3.1.2 VLAAMSE OVERHEID, VIOE
84
3.1.3 VLAAMSE OVERHEID, AGENTSCHAP R-O
84
3.1.4 PROVINCIE OOST -VLAANDEREN
84
3.1.5 GEMEENTELIJKE DIENSTEN
84
3.1.6 UNIVERSITEIT GENT
85
3.1.7 REGIONALE PARTNERS
85
3.1.8 VRIJWILLIGERS
85
3.1.9 HEEMKUNDIGE KRINGEN
86
3.2 INITIATIEVEN TER VERRUIMING VAN HET MAATSCHAPPELIJK DRAAGVLAK
86
3.2.1 VELDEN VOL VERLEDEN EN SPEUREN NAAR SPOREN
86
3.2.2 ERFGOEDDAG
89
Kale - Leie Archeologische Dienst
5
3.2.3 OPENMONUMENTENDAG
89
3.2.4 RECONSTRUCTIE VAN DE SITE KNESSELARE - KOUTER
90
3.2.5 NIEUWSBRIEVEN, WEBSITE EN PERS
91
3.2.6 WETENSCHAPPELIJKE PUBLICATIES EN LEZINGEN
91
3.2.6.1. ARTIKELS
91
3.2.6.2. RAPPORTEN
91
3.2.6.3 LEZINGEN
91
3.2.7 ARCHEOLOOG IN DE KLAS
91
DEEL III. PLANNING VOOR 2009(-2015) 1. ALGEMENE WERKING
92 92
1.1 HERNIEUWING VAN DE KLAD 2009 - 2015
92
1.2 FINANCIËLE AANPAK VAN DE KLAD 2009 - 2015
92
1.3 AANPAK VAN DE KLAD 2009 - 2015
92
2. BELEIDSVOORBEREIDENDE EN -OPVOLGENDE TAKEN
95
2.1 INVENTARISATIE
95
2.2 OPMAAK VAN HET BELEIDSPLAN 2009-2015
95
2.3 INTEGRATIE VAN DE ARCHEOLOGISCHE ERFGOEDZORG 3.VELDWERK
IN DE RUIMTELIJKE ORDENING EN STEDENBOUW
95 96
3.1 WERFCONTROLES EN VOORONDERZOEKEN
96
3.2 OPGRAVINGEN
96
3.3 NATUUR- EN PARTNERWETENSCHAPPEN
96
3.4 RESTAURATIE EN CONSERVATIE
96
3.5 DEPOTWERKING EN ARCHIVERING
97
3.6 BIBLIOTHEEK
97
4. DE TERUGKOPPELING NAAR HET PUBLIEK
98
DEEL IV. BEELDVERANTWOORDING
99
DEEL V. BIJLAGEN (LOSSE BIJLAGEN) 1. VERSLAGEN VAN DE RAAD VAN BESTUUR 2. BEGROTING 2008 3. JAARBALANS 2008
6
Jaarverslag 2008
Kale - Leie Archeologische Dienst
7
INLEIDING Beste lezer, In het jaarverslag van 2007 zaten een aantal klifhangers; zo hadden het vooronderzoek te Aalter Manewaarde en de werfcontrole te Evergem Belzele Steenovenstraat archeologische sporen opgeleverd. Het uiteindelijke onderzoek vatte pas begin 2008 aan en het bleek de start te zijn van een hele reeks nieuw e ontdekkingen in de KLAD regio. Een overzicht van al deze vondsten en van de verschillende vooronderzoeken vindt u in dit jaarverslag. 2008 was een druk jaar. En niet alleen op archeologisch vlak. Ook op administratief vlak is er heel wat veranderd. Zo ging dit jaar veel aandacht naar de nakende vernieuw ing in 2009 en w erd een systeem met elektronisch bankieren ingevoerd. Op het gebied van publieksw erking werden terug inspanningen geleverd om de resultaten zo breed mogelijk te verspreiden. In dit jaarverslag vindt u een overzicht van dit alles, samen met het financieel overzicht. Om het jaarverslag beter leesbaar te maken werd het ingedeeld in 3 grote blokken. Deel I gaat over de administratieve taken binnen de KLAD. Deel II belicht het veldwerk en de publieksw erking. Deel III handelt over de aanpak in 2009. De verslagen van de Raad van Bestuur, de begroting 2008 en de eindbalans 2008 met alle stavingsstukken en de facturen zijn opgenomen als losse bijlage. Op deze manier kan het jaarverslag toch opgenomen worden in de bibliotheken en de archieven; de verslagen van de Raad van Bestuur zijn nl. niet openbaar.
8
Jaarverslag 2008
DEEL I. ALGEMEEN OVER DE KLAD IN 2008 1. RAAD VAN BESTUUR 1.1 BESTUUR VAN DE KLAD Sinds vorig jaar heeft de KLAD een nieuwe Raad van Bestuur, aangesteld na de algemene vernieuwing van de gemeenteraden en provincieraad bij de verkiezingen van 8 oktober 2006. In 2008 waren er geen aanpassingen. Het bestuur ziet er als volgt uit : Voorzitter
Martine Bergez
(Aalter)
Ondervoorzitter
Johan Beke
(Prov. Oost-Vlaanderen)
Ondervoorzitter
Hugo Verhaeghe
(Nevele)
Secretaris
Gerda Ginneberge
(Deinze)
Penningmeester
Martine Schelstraete
(Knesselare)
Leden met effectieve stem : Aalter
Eveline Eggerick
Deinze
Christoffel Roos
Evergem
Filip Lehouck en Eddy Carette
Knesselare
Kris Ally
Lovendegem
Chris De Wispelaere en Etienne Van Acker
Nevele
Johan Cornelis
Prov. Oost-Vlaanderen
Luc Lampaert
Leden met raadgevende stem : Aalter
Joost Sturtewagen
Deinze
Tony De Kimpe
Evergem
Kathleen Pisman
Knesselare
Roland Bonami
Lovendegem
Ann Mattheeuws
Nevele
Mia Pynaert
Technisch adviseurs : Filip Bastiaen Luc Bauters
Aalter, Dienst Bevolking Prov. Oost-Vlaanderen, Dienst Monumentenzorg en Cultuurpatrimonium Wim De Clercq Universiteit Gent, Vakgroep archeologie en oude geschiedenis van Europa Johan Hoorne en David Vanhee intergemeentelijke archeologen KLAD Nancy Lemay Agentschap Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Kale - Leie Archeologische Dienst
Germain Van Beversluys Raf Walgrave
9
Deinze, Dienst Cultuur Nevele, Werkgroep Monumenten, Landschappen en Archeologie
Er werd tevens beslist een dagelijks bestuur op te richten waarin de voorzitter, ondervoorzitter, secretaris en penningmeester zetelen om bepaalde zaken snel te beslissen en om de Raden van Bestuur voor te bereiden. 1.2 BESTUURSVERGADERINGEN De Raad van Bestuur kwam in 2008 vier keer samen. 21 februari 2008
Gemeentehuis Lovendegem
4 juni 2008
Gemeentehuis Evergem
3 september 2008
Koetshuis Kasteel van Poeke
5 november 2008
Gemeentehuis Knesselare
De verslagen van de Raad van Bestuur zitten in bijlage (zie Deel V. 1 bij de losse bijlagen).
1.3 CONTACTGEGEVENS KLAD Adres:
Kale – Leie Archeologische Dienst Kasteelstraat 26, 9880 Aalter
Tel. en Fax:
051/636136
Website:
www.deklad.be
E-mail:
[email protected]
Contactpersoon:
David Vanhee (Intergemeentelijke Archeoloog)
GSM:
0498/36. 26. 80
E-mail:
[email protected]
Contactpersoon:
Johan Hoorne (Intergemeentelijke Archeoloog)
GSM:
0498/36.70.95
E-mail:
[email protected]
10
Jaarverslag 2008
2. ADMINISTRATIE 2.1 ELEKTRONISCH BANKIEREN Dit jaar werd beslist over te gaan op elektronisch bankieren. Om dit gemakkelijk te kunnen doorvoeren kwamen er op alle rekeningen dezelfde mandaten. De 068-rekening blijft een rekening voor kleine uitgaven, terwijl de rest van de uitgaven via de 091-rekening zullen betaald worden. Momenteel staan er op alle rekeningen 4 mandatarissen, met name voorzitter M. Bergez, secretaris G. Ginneberge, penningmeester M. Schelstraete en intergemeentelijk archeoloog D. Vanhee. Eén handtekening ter ondertekening is voldoende, maar als interne controle op de uitgaven zijn er 3 plafonds vastgelegd. 1 ) uitgaven tot € 500: beslist door de intergemeentelijk archeoloog, wanneer die passen binnen de begroting en onder controle van de penningmeester; 2) uitgaven boven de € 500: worden eerst voorgelegd aan het Dagelijks Bestuur;; 3) speciale of hoge uitgaven: worden eerst voorgelegd aan de Raad van Bestuur. Dit systeem maakt het mogelijk dat de accountant de rekeningen online kan controleren.
2.2 ELEKTRONISCHE AANGIFTE VAN DE BEDRIJFSVOORHEFFING Dankzij een applicatie op de website van het sociaal secretariaat Schaubroeck nv kan de bedrijfsvoorheffing elektronisch aangegeven worden.
Kale - Leie Archeologische Dienst
11
3. INRICHTING EN UITRUSTING Er werden geen grote investeringen of aankopen gedaan in 2008. Wel is er werk gemaakt van het herschikken en opruimen van de loods en de inkomhal, zodat deze ruimtes efficiënter kunnen gebruikt worden. Dit zal in 2009 ook gebeuren met de bureauruimte en de werkruimte. Tevens wordt de loods voorzien van meer lichtpunten en extra stopcontacten. De tweede verdieping kan later ingericht worden als extra werkruimte.
12
Jaarverslag 2008
4. FINANCIËN 4.1 INLEIDING De begroting voor 2008 is gebaseerd op de bijdragen van de Gemeenten en de Provincie Oost-Vlaanderen en de subsidie 2008 van de Vlaamse Overheid. 4.2 GEMEENTELIJKE BIJDRAGE De gemeentelijke bijdrage is samengesteld uit drie factoren en kan berekend worden met de volgende formule: VB + (aantal ha x OB) + (aantal inwoners x IB) VB
vast bedrag = € 2.790
OB
oppervlaktebijdrage = € 0,315 per ha
IB
inwonersbijdrage = € 0,1125 per inwoner
Daarbij wordt de inwonersbijdrage berekend op basis van de bevolkingsgegevens van het jaar onmiddellijk voorafgaand aan het werkingsjaar. Dit is vastgelegd in Art. 20 van de Statuten van de projectvereniging KLAD. In 2008 kreeg de KLAD een totaal van € 39.703,73 aan gemeentelijke bijdrages. Respectievelijk € 7.495,27 van de gemeente Aalter, € 8.385,91 van de stad Deinze, € 8.805,80 van de gemeente Evergem, € 4.852,08 van de gemeente Knesselare, € 4.460,33 van de gemeente Lovendegem en € 5.704,34 van de gemeente Nevele.
4.3 PROVINCIALE BIJDRAGE De provinciale bijdrage van Oost-Vlaanderen bedroeg ook dit jaar € 10.000.
4.4 SUBSIDIE VAN DE VLAAMSE OVERHEID 2008 De resultaatsverbintenis tussen het Agentschap Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed en de KLAD werd goedgekeurd tijdens de Raad van Bestuur van 21 februari 2008. De inhoud van deze afsprakennota verschilde niet erg veel van die van de vorige jaren. Deze afsprakennota legt het gebruik van de subsidie vast. In de eerste instantie moet deze gebruikt worden om de loonkost van een intergemeentelijk archeoloog te betalen. Deze archeoloog – of eigenlijk de dienst – moet instaan voor de volgende taken: Beleidsvoorbereidende taken en -opvolgende taken Opmaken van een overzicht van de archeologische erfgoedwaarden en het actualiseren van de inventaris ervan. Opmaken van een lokale archeologische advieskaart per gemeente, met bijzondere aandacht voor risicogebieden. Integreren van het archeologisch beleid in de structuurplanning en de stedenbouw. Adviseren van belangrijke stedenbouwkundige vergunningen. Bijhouden van een register van alle uitgebrachte adviezen en alle verrichte terreinwerkzaamheden. Opmaken van een beheersplan. Opmaken van een beschermingsdossier.
Kale - Leie Archeologische Dienst
13
Houden aan de vergunningsplicht bij prospecties met ingreep in de bodem en opgravingen. Veldwerk Prospecteren met het oog op de detectie van nieuwe vindplaatsen, met bijzondere aandacht voor de risicogebieden. Controleren van bouwwerven. Uitvoeren of laten uitvoeren van noodonderzoek. Opvolging van de vergunde opgravingen in de regio die uitgaan van andere archeologen of instanties. Sensibiliserende en stimulerende taken Aanmoedigen van archeologisch onderzoek in de regio. Fungeren als aanspreekpunt voor de regio en zorgen voor afstemming tussen de verschillende partners. Nemen van initiatieven ter verbreding van het maatschappelijk draagvlak. Aandacht hebben voor de vrijwilligerswerking. Op de hoogte blijven van de recente ontwikkelingen op het vlak van de archeologie. Om een regelmatige en efficiënte werking te garanderen wordt de subsidie in schijven uitbetaald. De eerste 40% (€ 20.000) van de subsidie wordt vereffend na ondertekening van het Ministeriële Besluit. De volgende 40% (€ 20.000) wordt vereffend op 1 september 2008 na het indienen van een register van de uitgebrachte adviezen. De laatste schijf van 20% (€ 10.000) na schriftelijke aanvraag en goedkeuring door het afdelingshoofd van de Agentschap R-O aan de hand van de nodige stavingstukken en het jaarverslag.
4.5 BEGROTING EN BALANS De begroting 2008 (zie Deel V. 2 in de losse bijlagen) is opgebouwd rond de inkomsten en de geschatte uitgaven en investeringen van de KLAD. De inkomsten bestaan uit de gemeentelijke en provinciale bijdrages en de subsidie 2008 van de Vlaamse Overheid. De gecontroleerde balans 2008 met een overzicht van de effectieve uitgaven van de KLAD in 2008 is toegevoegd als losse bijlage.
4.6 FINANCIËLE SITUATIE KLAD 2008 Vorig jaar was al duidelijk dat de financiële situatie het niet zou mogelijk maken, verder te werken met twee intergemeentelijke archeologen, wanneer er geen bijkomende middelen zouden gegenereerd worden. Als tussenoplossing nam J. Hoorne verlof zonder wedde om aan de slag te gaan als projectarcheoloog voor het archeologisch onderzoek op de percelen rond Flanders Expo te Gent. Ondertussen zou gezocht worden naar mogelijkheden om het budget te verhogen. Het bleek echter niet haalbaar meer budget bij de gemeenten, provincie of Vlaamse Overheid los te krijgen. Ook de onroerende erfgoedconvenant waarvan sprake in de Beleidsnota van Minister D. Van Mechelen kwam er (nog) niet. De KLAD stelde zich wel, samen met Regionaal Landschap Meetjesland (RLM) en COMEET, kandidaat als proefproject. Tijdens de bestuursvergadering van 21 februari 2008 werd dan ook beslist verder te werken
14
Jaarverslag 2008
met één intergemeentelijk archeoloog. Dit impliceerde het ontslag van J. Hoorne. Hij werkt wel eerst het project aan Flanders Expo af en waarna hij terugkeert voor drie maanden naar de KLAD om een aantal zaken af te ronden. Vermoedelijk blijft J. Hoorne wel actief in de regio als projectarcheoloog op het project Aalter-Woestijne. Dat impliceert tevens dat er nu elk jaar budget over zal zijn. Dit zal aangewend worden om enerzijds meer te investeren in publiekswerking en anderzijds zal er een fonds mee aangelegd worden waaruit kleine (voor)onderzoeken voor particulieren en van gemeenten zullen gefinancierd worden. Tevens zal er meer werk, voornamelijk grote onderzoeken, uitbesteed worden. De KLAD wenst echter nog steeds zoveel mogelijk vooronderzoeken en werfbegeleidingen zelf uit te voeren als dienstverlening en meerwaarde voor de regio en zijn bevolking.
Kale - Leie Archeologische Dienst
15
5. HERNIEUWING VAN DE KLAD 2009 - 2015 De KLAD werd in mei 2003 opgericht als een intergemeentelijke projectvereniging. Volgens het Decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking (Art. 13) wordt een dergelijke projectvereniging opgericht voor een periode van ten hoogste zes jaar, maar kan deze opeenvolgende keren verlengd worden voor een termijn die telkens niet langer dan zes jaar bedraagt. Deze verlenging moet voor de afloop beslist worden door de deelnemende gemeentebesturen. Bij gebrek aan instemming van alle betrokken gemeenten of bij het uitblijven van één of meer beslissingen, wordt de projectvereniging ontbonden. Dit impliceert dat de KLAD in mei 2009 hernieuwd moet worden. In 2008 werd gestart met de voorbereiding van dit dossier. Daarom werd een motiveringsnota opgemaakt die samen met de motiveringsbrief aan alle gemeenteraadsbesturen werd gezonden. Om de werking van de KLAD persoonlijk toe te lichten verzorgden D. Vanhee, W. De Clercq en L. Bauters een toelichting in de verschillende gemeenten. Deze toelichting handelde over de kerntaken van de KLAD in de praktijk en toonde aan wat de KLAD allemaal nog kan doen voor de gemeenten. Het eerste bezoek was op 27/10/08 om 19u30 bij de gemeenteraad van Nevele. Daarna kwamen de gemeenten Knesselare (12/11/08), Evergem (17/11/08 ), Aalter (24/11/08), Lovendegem (27/11/08) en Deinze (2/12/08) aan de beurt. Het bestuur van de KLAD verwacht een antwoord van de deelnemende gemeenten tegen eind februari 2009.
16
Jaarverslag 2008
DEEL II. ARCHEOLOGISCHE WERKING 1. BELEIDSVOORBEREIDENDE TAKEN EN –OPVOLGENDE TAKEN 1.1 CENTRAAL ARCHEOLOGISCHE INVENTARIS (CAI) De KLAD heeft toegang tot de CAI en kan gegevens gebruiken, verbeteren en aanvullen. Deze databank wordt vooral gebruikt bij de advisering van de stedenbouwkundige aanvragen. Eventuele hiaten of vastgestelde onregelmatigheden worden doorgegeven aan de Cel CAI. De nieuwe gegevens worden doorgegeven aan de CAI. Daar de KLAD nauwelijks nog zelf opgravingen uitvoert, is er een paragraaf opgenomen in het PVE, dat de uitvoerder van een opgraving ertoe verplicht, de gegevens in de inventaris in te voeren . Daarvoor maakte de CAI een eenvoudig sjabloon op, dat samen met het nodige kaartmateriaal en een digitale versie van het rapport aan de CAI wordt opgestuurd.
1.2 LOKAAL ARCHEOLOGISCHE ADVIESKAARTEN (LAA) De LAA’s van de verschillende gemeenten werden opgemaakt in 2006 door J. Hoorne en werden tijdens een info-overleg aan de diensten Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw toegelicht en overhandigd. De kaarten bestaan uit verschillende zones met elk een specifiek label. Deze labels zijn gekoppeld aan grootteordes. Het is de bedoeling dat de gemeentelijke diensten een nieuw bouwdossier dat buiten andere regelingen van de archeologische adviesplicht valt, eraan zouden toetsen. Ondanks de toelichting en de verschillende herinneringen aan het bestaan ervan merkte de KLAD dat deze kaarten niet binnen alle diensten gebruikt worden. Soms omdat de gemeentelijke dienst deze niet wenst te gebruiken (Evergem, zie gemeenteraadsbeslissing pp. 13 - 14, jaarverslag KLAD 2007) en soms omdat door personeelswissels de nieuwe personeelsleden het bestaan ervan nog niet kennen (Lovendegem). Uit de doorstroom van dossiers uit de andere gemeenten lijkt wel dat de LAA’s gebruikt worden. Dit leiden we af uit het feit dat er nauwelijks dossiers binnenkomen die de stempel “geen bezwaar” verdienen. Het lijkt er op dat er enkele grote of archeologisch belangrijke dossiers worden doorgestuurd. Het blijft echter noodzakelijk, zelf alert te blijven binnen de regio om bepaalde dossiers tijdig te kunnen adviseren. Deze kaarten zijn een dynamisch beleidsinstrument, gebaseerd op de inventaris van al wat archeologisch gekend is en wat logischerwijs vermoed kan worden. Het spreekt voor zich dat de LAA steeds aan verandering onderhevig is, omdat de archeologische kennis evolueert. De nieuwe archeologische gegevens van 2008 zullen dan ook na het inleveren van de rapporten tijdens 2009 in de LAA’s geïntegreerd moeten worden . 1.3 ARCHEOLOGISCH ADVIES De aanvragen vanuit de gemeenten worden door de KLAD geadviseerd. Om het advies op te maken wordt een beroep gedaan op verschillende criteria zoals ligging, grootteorde, archeologische kennis (CAI en LAA) enz. Zodra een advies is opgemaakt wordt contact opgenomen met de bouwheer om dit advies te integreren in de planning. Stedenbouwkundige dossiers die onder artikel 127 van het Decreet Ruimtelijke Ordening vallen, worden vaak geadviseerd op aanvraag van en in samenwerking met
Kale - Leie Archeologische Dienst
17
erfgoedconsulente N. Lemay van het Agentschap R-O Vlaanderen. Op basis van de paragraaf rond de zorg voor gekend en ongekend archeologisch patrimonium in het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Oost-Vlaanderen worden ook heel wat MER’s en RUP’s uit de regio automatisch geadviseerd door de provinciale Dienst Ruimtelijke Planning. Hierover wordt echter weinig gecommuniceerd met de KLAD. In 2009 zullen er afspraken gemaakt worden met provinciaal archeoloog L. Bauters zodat de uitgebrachte adviezen ook aan de KLAD worden meegedeeld. Op deze manier kunnen ook deze dossiers van dichtbij opgevolgd worden.
Hierna volgt een overzicht van de uitgebrachte adviezen.
Aalter Gemeente : Aalter Adres : Drogenbroodstraat Werf : verkaveling van een privéverkavelaar Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven Aangevraagd door : Gemeente Aalter
Gemeente : Aalter Adres : Groenevelddreef (Langevoorde) Werf : aanleg van industrieterrein Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven Aangevraagd door : Gemeente Aalter
Gemeente : Aalter Adres : Loveldlaan 11 Werf : particuliere woning (binnen een gekende archeologische site) Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven Aangevraagd door : Gemeente Aalter
Gemeente : Aalter - Bellem Adres : De Craenestraat Werf : verkaveling van een privéverkavelaar Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven Aangevraagd door : Gemeente Aalter
Gemeente : Aalter - Maria-Aalter Adres : nabij de kerk
18
Werf : Aquafin, werken onder het bestaand wegdek Advies : geen bezwaar Aangevraagd door : Agentschap R-O
Deinze Gemeente : Deinze Adres : Mouterijdreef Werf : bouw van een kinderopvang Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven Aangevraagd door : Agentschap R-O
Gemeente : Deinze - Astene Adres : Winkelstraat Werf : kleine verkaveling van een privéverkavelaar Advies : geen bezwaar Aangevraagd door : Gemeente Deinze
Gemeente : Deinze - Meigem Adres : Lange Akkerstraat - Pastoriestraat Werf : verkaveling van een privéverkavelaar Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven Aangevraagd door : Gemeente Deinze
Gemeente : Deinze - Meigem Adres : Pastoriestraat Werf : verkaveling van een privéverkavelaar Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven Aangevraagd door : Gemeente Deinze
Evergem Gemeente : Evergem Adres : Baljuwstraat / Forelstraat Werf : oprichten van 12 KLE en 3 middelgrote woningen (sociale huisvesting) Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven Aangevraagd door : Agentschap R-O (Gent)
Jaarverslag 2008
Kale - Leie Archeologische Dienst
Gemeente : Evergem Adres : Sint-Christoffelkerk Werf : restauratiewerken binnen en buiten de kerk Advies : werfopvolging Aangevraagd door : Agentschap R-O
Gemeente : Evergem Adres : MER De Nest Werf : industrieterrein Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven met projectarcheologen Aangevraagd door : studiebureau Technum
Gemeente : Evergem Adres : Schoonstraat/Ralingen Werf : verkaveling van een privéverkavelaar Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven Aangevraagd door : Gemeente Evergem
Gemeente : Evergem Adres : Ralingen Werf : verkaveling van een privéverkavelaar Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven Aangevraagd door : studiebureau Daeninck
Gemeente : Evergem - Belzele Adres : Koolstraat Werf : verkaveling van een privéverkavelaar Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven Aangevraagd door : Gemeente Evergem
Gemeente : Evergem - Belzele Adres : Molenhoek Werf : verkaveling van een privéverkavelaar Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven Aangevraagd door : Gemeente Evergem
19
20
Jaarverslag 2008
Gemeente : Evergem - Belzele Adres : Steenovenstraat Werf : verkaveling van een privéverkavelaar Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven Aangevraagd door : Gemeente Evergem
Lovendegem Gemeente : Lovendegem - Vinderhoute Adres : Sint-Bavokerk Werf : restauratiewerken Advies : werfopvolging Aangevraagd door : Agentschap R-O
Knesselare Gemeente : Knesselare Adres : Hoekestraat Werf : verkaveling van een privéverkavelaar Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven Aangevraagd door : Gemeente Knesselare
Gemeente : Knesselare - Ursel Adres : Eekloseweg e.a. Werf : Aquafinwerken o.a. nabij de kerk en dorpskernvernieuwing Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven op de zone rond de kerk Aangevraagd door : Gemeente Knesselare en Aquafin
Nevele Gemeente : Nevele Adres : Borrewal Werf : bouw van een particuliere woning, garage en hertenstal nabij en op een kasteelsite Advies op de woning en garage : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven Advies op de hertenstal : negatief op basis van Art. 50 van het RUP Lokaal Bedrijventerrein Aangevraagd door : Gemeente Nevele
Kale - Leie Archeologische Dienst
21
Gemeente : Nevele - Merendree Adres : Merendree Dorp Werf : verkaveling van een privéverkavelaar Advies : vooronderzoek d.m.v. proefsleuven Aangevraagd door : Gemeente Nevele / Agentschap R-O
Voor de gemeente Nevele werden nog een tiental adviezen afgeleverd bij verkoopaktes op aanvraag van diverse notarissen. Dergelijke adviezen handelen vaak over de verkoop van bestaande panden en woningen, die niet van bestemming wijzigen. Waar wel een bestemmingswijziging mogelijk is, met eventuele ingreep in de bodem, wordt geadviseerd rekening te houden met een archeologisch vooronderzoek.
1.4 BESCHERMINGSDOSSIER Dit jaar bevatte de Resultaatsverbintenis een extra clausule aangaande de opmaak van een beschermingsdossier door de intergemeentelijke dienst. Daarvoor werd een kleine werkgroep met D. Vanhee, J. Hoorne, L. Bauters en W. De Clercq samengesteld. Deze zullen een lijst opmaken van de eventueel te beschermen sites binnen de regio en daarna afwegen welke site(s) in de regio voor bescherming in aanmerking komen. Daarna zal een voorstel ingediend worden bij het Agentschap R-O Vlaanderen.
22
Jaarverslag 2008
2. VELDWERK 2.1 WERFCONTROLES De KLAD voerde in 2008 een reeks werfcontroles en vooronderzoeken met proefsleuven uit. Een overzicht van de werfcontroles en de vooronderzoeken met ingreep in de bodem volgt hieronder. Sommige werfcontroles of vooronderzoeken bleken positief en mondden uit in opgravingen. Deze worden verder besproken in het luik 2.3 Opgravingen.
2.1.1 AALTER - POEKE KASTEELDOMEIN In december 2008 kreeg de KLAD van het Gemeentebestuur Aalter en het Agentschap R-O de vraag om het terras en de brug aan de achterzijde van het kasteel van Poeke te controleren en advies te geven bij de herstelling van de huidige bevloering. Deze was stuk gereden en men wil deze vernieuwen met dolomiet of met klinkers. Er werd gebruik gemaakt van één van deze beschadigingen om tot een inzicht in de opbouw van de brug te komen en om tot een advies te komen. Het opruimen en iets uitdiepen van één van de putten in de brug leidde tot de nodige kennis van de opbouw. Deze “coupe” toonde de originele tegels van ca. 3 cm dik, met daaronder een hechtingslaag van ca. 3 cm. De rest van de brug is opgevuld met een pakket zand en puin dat aan de zijkant 35 - 40 cm dik is en vermoedelijk nog dikker wordt naar het midden van de brug. Hier is het dus geen probleem om met stabilise en klinkers of tegels te werken. Binnen de constructie van de brug zijn er echter nog 5 overspanningen in beton ter hoogte van de brugpijlers. Hier is slechts ruimte voor een bevloering van 3 cm zoals de originele bevloering. Vermoedelijk is dit ook een erg zwak punt in de originele bevloering gezien de tegels zonder (veel) hechting op het beton liggen. Dit werd ter advies meegegeven aan de gemeente en het Agentschap R-O, die het meenemen in het restauratiedossier. Fig. 1: Zicht op het beschadigde brugdek aan de achterzijde van het kasteel van Poeke.
Fig. 2: De opbouw van het brugdek. De oorspronkelijke tegels zijn grotendeels stuk gereden.
Kale - Leie Archeologische Dienst
2.1.2
23
EVERGEM - ERTVELDE HOGE WAL
In het najaar 2008 startten de werken aan de kastrale motte Hoge Wal te Evergem Ertvelde. De bedoeling van de werken is deze motte terug herkenbaar te maken door het opperhof en het neerhof herin te richten. Rond het neerhof komt een palissade met verschillende toegangen en de grachten worden licht geprofileerd. Het opperhof krijgt een nieuwe oeverbeschoeiing, de grachten worden licht uitgebaggerd, er komt een nieuwe trap en boven op het opperhof komt een plateau met een palissade. Tussen het opperhof en het neerhof komt een brug die lijkt op een ophaalbrug.
Fig. 3 & 4: Zicht op de werkzaamheden aan de kastrale motte Hoge Wal te Evergem - Ertvelde. De bomen werden gerooid om plaats te maken voor doornstruiken op de hellingen en een platform met palissade op de top. Tussen het neerhof en het opperhof komt een verbinding in de vorm van een ophaalbrug, vanwaar een trap vertrekt naar de top.
Fig. 5: Reconstructietekening van de kadastrale motte zoals ze er in 2009 zal uitzien.
24
Jaarverslag 2008
Bij deze werken zijn strenge normen vooropgesteld aangaande de graafwerken. Er wordt op toegezien dat er niet in het mottelichaam wordt gegraven en dat de machines zo weinig mogelijk schade veroorzaken. Bij de aanleg van de brug tussen opper– en neerhof en bij de profilering van de grachten is archeologische begeleiding voorzien. De KLAD en provinciaal archeoloog L. Bauters staan hiervoor in. 2.1.3. EVERGEM - SLEIDINGE LANGENDAM In 2004 stelde de KLAD, samen met S. Mortier van de toenmalige Afdeling Monumenten, L and sc happen en Ar c he ol og ie , een werfbegeleiding voorop bij de aanleg van een nieuw wegtracé ter hoogte van Langendam te Evergem - Sleidinge. De KLAD nam daarvoor contact op met Infrabel en maakte afspraken dat de dienst tijdig van deze werken zou verwittigd worden. Dit gebeurde echter niet. Infrabel maakte dit pas in november 2008 en na de uitvoering van de werken bekend. Er zou wel nog een bijkomend traject aangelegd worden in 2009. De KLAD zal de aanleg van dit wegtraject opvolgen. Deze overtreding werd gemeld aan het Agentschap R-O, waarna de inspectie een proces-verbaal opmaakte.
2.1.4. KNESSELARE - URSEL DRONGENGOED In de zomer van 2008 startten de beheerswerken op het militaire vliegveld van het Drongengoed te Ursel. Deze werken van het Agentschap voor Natuur en Bos kaderen in het Europese LIFEn a tu u rh er s tel pr o je c t D AN AH om het heidelandschap van weleer op 12 militaire domeinen te herstellen. Om deze zeldzame heide opnieuw het daglicht te gunnen, werden de naald– en loofbomen in de strook tussen de landings- en taxibaan gerooid en werd de bovenlaag afgeplagd. Door de historische waarde van dit ca. 15 ha groot gebied bracht de KLAD geregeld bezoeken aan de werf. Omdat er echter niet dieper dan 10 cm werd afgeplagd, kwamen er geen relevante archeologische sporen aan het licht.
Fig. 6 & 7: Enkele overzichtsfoto’s van de werken op het militair domein Drongengoed te Knesselare - Ursel.
2.1.5. LOVENDEGEM KASTEEL DIEPENBROECK Het Agentschap R-O vroeg de KLAD de werkzaamheden aan het Kasteel Diepenbroeck
Kale - Leie Archeologische Dienst
25
in de Appensvoordestraat op te volgen. Dit kasteel doet nu dienst als rusthuis. Bij restauratiewerken waren enkele oudere funderingen ontdekt. De KLAD zorgde voor een kleine opmeting die later kan dienen bij de advisering van de geplande uitbreiding van het rusthuis.
2.1.6. NEVELE - HANSBEKE AQUAFINTRACÉ Op 2 november zouden de graafwerken op het Aquafintracé van Hansbeke naar Merendree starten. Ook hier was een werfbegeleiding geadviseerd door het Agentschap R-O. De werken werden echter uitgesteld tot na het bouwverlof van januari 2009. Net voor het verlof bracht de aannemer de KLAD echter op de hoogte dat er al zou gegraven worden tijdens het bouwverlof. Dit was echter onmogelijk omdat de archeologen van de KLAD eveneens verlof hadden. In samenspraak met het Agentschap R-O werd voorgesteld niet door te werken in het verlof of projectarcheologen aan te werven. De aannemer werkte echter wel door, wat vastgesteld werd op 2 januari 2009. Toen bleek al meer dan de helft van het tracé afgegraven te zijn. Dit was zonder begeleiding gebeurd, waardoor het tracé niet diep genoeg is afgegraven. Daarnaast was er meerdere keren door het tracé gereden. Ook de sneeuwval verhinderde de verdere controle op het tracé. Deze overtreding werd gemeld aan het Agentschap R-O. Samen met het Agentschap en Aquafin zal begin 2009 een oplossing gezocht worden om dit traject toch nog goed op te volgen. Er zal gevraagd worden de plaatsen waar niet diep genoeg is afgegraven onder begeleiding af te graven. 2.1.7. NEVELE - HANSBEKE INFRABELWERKEN Infrabel voerde in het kader van de nakende ontdubbeling van de spoorlijn tussen Gent en Brugge al enkele werken uit ter hoogte van Hansbeke en Merendree. Hierbij werd onder meer een voetgangerstunnel aangelegd ter hoogte van de Palestraat en Merendreestraat. Deze werken werden niet gemeld aan de KLAD, noch aan het Agentschap R-O. Ook de daaropvolgende afgraving van een wegtracé van de Palestraat tot de Olmweg werd - ondanks het advies en de afspraken - niet gemeld. Het traject van de weg was reeds volledig afgegraven en gedempt met stabilisé.
Fig. 8: Het Aquafintracé langs de Voordestraat te Nevele - Hansbeke zoals het op 2 januari 2009 werd aangetroffen.
Fig. 9: Zicht op de werken langsheen de spoorlijn Gent Brugge ter hoogte van de Olmweg te Hansbeke.
26
Jaarverslag 2008
Deze overtreding werd gemeld aan het Agentschap R-O, waarna de inspectie een proces-verbaal opmaakte.
2.2. PROSPECTIES MET INGREEP IN DE BODEM 2.2.1. AALTER LANGEVOORDE/GROENDREEF Op 2 en 3 juli voerde de KLAD een prospectie met proefsleuven uit op de toekomstige industriegebied van ongeveer 3 ha aan de Groendreef te Aalter (Afd. 3, sectie H, 33a, 34c en d en 37d). Gezien dit industriegebied aansluit bij het industrieterrein Langevoorde, waar tussen 1999 en 2001 een grootschalig noodonderzoek plaatsvond op sporen uit de ijzertijd, Romeinse tijd en middeleeuwen, was de kans dan ook bijzonder reëel dat er ook hier archeologische sporen zouden worden aangetroffen. Uit de sleuven bleek dat dit terrein tot ca. 2 m opgehoogd was met bouwafval. Toch bevonden er zich onder deze puinlaag nog archeologische sporen. Het merendeel ervan was op basis van het aardewerk te dateren in de Romeinse periode en sloot aan bij de vondsten te Langevoorde. De KLAD stelde een programma van eisen (PVE) op en stuurde dit door aan de bouwheer Koramic Real Estate. Deze stelde via het Ename Expertise Centrum (EEC) twee archeologen aan om de afgebakende zone met sporen te onderzoeken. Dit onderzoek wordt verder besproken onder 2.3.1.
Fig. 10: Sleuvenplan van het archeologisch vooronderzoek op de uitbreiding van het industriegebied Langevoorde, tussen de Groendreef en Brug Zuid te Aalter.
Kale - Leie Archeologische Dienst
27
2.2.2. AALTER LOVELD 11 (D. VANHEE & W. DE CLERCQ) Op 4 augustus voerde de KLAD samen met W. De Clercq van de Gentse Universiteit een vooronderzoek uit op het door bebouwing bedreigd particulier lot (Aalter, Afd. 2, sectie C, nr. 588b) in de archeologisch gekende Loveldlaan te Aalter. In 2006 en 2007 werd reeds onderzoek uitgevoerd op twee andere particuliere loten (resp. 591l² en 604d) op de top van de tertiaire opduiking (22 m TAW). In 2006 werden de resten van een deel van een omvangrijke steenbouwsite uit de 3e eeuw n.C. ontdekt. Deze bouwwijze in steen is uiterst zeldzaam in de Romeinse periode in het gebied tussen de Scheldevallei en de Kust. In tegenstelling daarmee werd tijdens het onderzoek van 2007 een deel van een houtbouwconstructie aangetroffen. Het was wel voor het eerst dat er sporen werden aangetroffen ten zuiden van de Loveldlaan. Daarvoor bleven alle vondst(meldingen) en opgravingen tot de noordzijde beperkt. In het verleden waren aan het Loveld reeds vele vondstmeldingen gekend, zoals een bronzen beeld van de godin Victoria en militair beslag. Verder was in de jaren ‘90 een nog steeds functionerende Romeinse waterput ontdekt en onderzocht en werden funderingen aangesneden. Verder vermelden historische bronnen (onder meer uit 1460) het toponiem “Kestere” dat zou verwijzen naar een versterkte (leger)plaats of Castrum. Dit toponiem leeft momenteel door in de nabijgelegen Kestelstraat. Al deze gegevens verwezen naar een (tijdelijke) aanwezigheid van het Romeinse leger, maar concrete archeologische bewijzen ontbraken tot nu toe. Fig. 11: Zicht op een kijkvenster op een sleuf. In de verschillende grachten en paalsporen werd ceramiek uit de Romeinse periode aangetroffen.
De verwachtingen waren dan ook hoog gespannen bij de aanvang van het vooronderzoek in 2008. Dit lot lag echter niet
28
Jaarverslag 2008
op de top maar aan de voet van de tertiaire opduiking. Door middel van twee sleuven werd het terrein gesondeerd en deze bulkten van de archeologische aanwijzingen. De KLAD nam daarom direct contact op met de eigenaars en de bouwfirma om dit lot te onderzoeken. Gezien het om een particulier lot ging, werd beslist dit met eigen middelen uit te voeren. De KLAD werkte daarom samen met het VIOE en de Gentse Universiteit. Wat er juist werd gevonden kan u nalezen onder 2.3.2. 2.2.3. AALTER - BELLEM DE CRAENESTRAAT
Fig. 12: Eén van de twee sleuven op het perceel aan de Loveldlaan. Fig. 13: Moeilijk leesbare bodem in de sleuven aan de De Craenestraat te Aalter - Bellem.
De toekomstige verkaveling in de De Craenestraat te Aalter - Bellem (Afd. 4, sectie D, nrs. 81E² en 81F²) van ongeveer een halve hectare groot bevindt zich in een archeologisch ongekend gebied. De nabijheid van de oude dorpskern van Bellem en het kasteel Mariahove stelden ons echter in staat dit dossier toch te adviseren. Op 6 november stond de KLAD in voor de begeleiding van het archeologisch vooronderzoek. De vijf lange parallelle proefsleuven leverden slechts enkele grachten en een kuil op. Hierop werd een kijkvenster aangelegd, maar dit leverde geen verdere gegevens op. Dit proefonderzoek bleef dan ook zonder gevolg. 2.2.4. AALTER - LOTENHULLE BINNENGEBIED Tussen de Heirstraat, Lomolenstraat en Lodorp te Aalter - Lotenhulle (Afd. 5, sectie C, nrs. 153T4, 178F3, 178H3 en delen van 153G3, 159C, 162K, 165F, 182C, 181F, 157L, 163G, 185 en 179B) lag nog een binnengebied dat in aanmerking kwam als wooninbreidingsgebied en verkavelbaar was. Dit binnengebied ligt vlak bij de oude dorpskern en vormt met 22,5 m TAW één van de hoogste punten binnen de gemeente Aalter. Bij de planning werd dan ook een archeologisch advies toegevoegd. Dit voorzag een vooronderzoek met proefsleuven voorafgaand aan de start van de werken.
Op 15 januari werd het vooronderzoek op de toekomstige verkaveling te Aalter - Lotenhulle Binnengebied uitgevoerd. Dit leverde enkel recente verstoringen op, afkomstig van het jarenlange gebruik als volkstuinen. Dit proefonderzoek bleef dan ook zonder gevolg.
Kale - Leie Archeologische Dienst
29 Fig. 14: Sleuvenplan van de verkaveling aan de De Craenestraat te Aalter - Bellem.
25
De
C
ra en es
tra at
0
Fig. 15: Sleuvenplan van de verkaveling tussen Heirstraat en Lodorp te Aalter - Lotenhulle.
aat
25
Hei rstr
0
30
Fig. 16: De sleuven op de verkaveling tussen de Heirstraat en Lodorp vertoonden voornamelijk sporen van recente activiteit.
Jaarverslag 2008
Fig. 17: Zicht op de met recent puin gevulde bodem in de sleuven aan de Mouterijdreef te Deinze.
2.2.5. DEINZE MOUTERIJDREEF Op 2 oktober sondeerde de KLAD de bouwzone van de nieuwe kinderopvang aan de Mouterijdreef te Deinze (Afd. 1, sectie A, nr. 583s, 584a en 585a). Behalve enkele verstoringen gevuld met recent puin werden er geen sporen aangetroffen. Dit vooronderzoek bleef zonder gevolg.
2.2.6. DEINZE - BACHTE-MARIA-LEERNE GROENEVELDDREEF De percelen van ca. 1,7 ha van een oude landbouwuitbating tussen de Groenevelddreef en de Duboisdreef liggen op een lichte helling tussen de hoger gelegen Leernsesteenweg en de Kalebeek en deze zouden ontwikkeld worden tot een verkaveling (Afd. 10, sectie B, nrs. 404a, 412b, 413c, 414e, 414c, 411c, 411b, 416b). Op 10 maart verzorgde de KLAD de begeleiding van het archeologisch vooronderzoek. Daaruit bleek dat er zich op het terrein nauwelijks archeologische sporen bevonden. Wel werd in enkele sleuven een soort colluvium aangetroffen met allerhande losse vondsten, waaronder enkele scherven in aardewerk die in de ijzertijd kunnen gedateerd worden. Omdat duidelijke sporen ontbraken werd niet overgegaan tot een opgraving.
2.2.7. DEINZE - MEIGEM LANGEAKKER Vlak bij Meigemdorp, op een kouterrug langs het Kanaal van Schipdonk - de vroegere vallei van de Kale - werd een nieuwe verkaveling (Afd. 9, sectie B, nrs. 376f, 376n, 376p, 367a, 376s, 376t en 379c) gepland. Vandaar dat de KLAD een archeologisch vooronderzoek adviseerde. Deze verkaveling van ca. 1,7 ha werd op 16 en 17 juni gesondeerd. Een deel van het terrein maakte echter dienst uit van een boerderij waarvan de stallen nog aanwezig waren. Dit deel was dan ook zwaar verstoord door de aanwezigheid van een met steenslag gevulde weg naar de verschillende stallen en de aanleg van verschillende silo’s.
Kale - Leie Archeologische Dienst
31
Fig. 18: Zicht op de aan de Groenevelddreef te Bachte-Maria-Leerne.
Fig. 19: Sleuvenplan van de verkaveling aan de Groenevelddreef te Bachte-Maria-Leerne.
0
25
32
Jaarverslag 2008
De lemige bodemgesteldheid op de rest van het perceel bemoeilijkte de herkenbaarheid van eventuele sporen. Er werden enkele grachten en een paar kuilen en paalsporen afgebakend. Deze werden echter als eerder natuurlijk beschouwd na de aanleg van kijkvensters en het couperen van enkele van deze sporen. Er kwam geen verder onderzoek op deze verkaveling. 2.2.8. DEINZE PETEGEM A.D. LEIE NIEUWGOEDLAAN
Fig. 20: Lemige bodem in de Langeakker te Meigem.
Fig. 21: Kijkvensters legden vooral grachten bloot aan de Nieuwgoedlaan.
De verkaveling van ca. een halve hectare aan de Nieuwgoedlaan te Petegem (Afd. 3, sectie B, nrs. 507a, 511c, deel 508f, 509e, 510l en 510e) werd gesondeerd op 12 en 13 november. De sleuven in dit natte gebied leverden vooral de resten van verschillende grachtensystemen op. Enkele sleuven leverden enkele kuilen een paalsporen op, maar bij de aanleg van verschillende kijkvensters rond deze sporen werden geen verdere aanwijzingen van een archeologische site gevonden. Deze prospectie kreeg geen gevolg.
Kale - Leie Archeologische Dienst
33
2.2.9. DEINZE - ZEVEREN BLEKERIJ/VINKTSTRAAT Begin 2008 kwam een advies van het voormalige IAP uit 2003 bovendrijven. Dit advies voorzag een vooronderzoek op de kleine verkaveling van 4 loten tussen de Blekerij en de Vinktstraat (Afd. 2, sectie C, nrs. 1733a, 1745b, 1750d, 1752b en c). De bouwheer was de kerkfabriek St.-Amandus van Zeveren en had zich geadviseerd bij de notaris die aangesteld was voor de verkoop van deze loten. Hij had dit advies doorgeschoven in de notariële akte naar de particuliere kopers van de loten. De KLAD werd daardoor aangesproken door één van de kopers om dit uit te voeren. Na overleg met het Agentschap R-O en het VIOE aangaande de aanpak van dit oud dossier, werd de bouwheer overgehaald een vooronderzoek uit te laten voeren op de vier loten, vooraleer deze werden bebouwd. De KLAD voerde dit uit op 11 april. Er werden geen relevante sporen aangetroffen en verder onderzoek was dus niet nodig.
2.2.10. EVERGEM HOEKSKE Op 8 november voerde de KLAD een vooronderzoek uit op de bouwzone van het nieuwe lokaal dienstencentrum van het O.C.M.W. Evergem (Afd. 2, sectie D, nr. 1154s). Het perceel ligt in de oude dorpskern van Evergem en vlak bij de kerk. De bouwzone was echter zwaar verstoord door de aanleg van rioleringen en verschillende leidingen. Verder onderzoek was niet nodig. 2.2.11. EVERGEM KOOLSTRAAT
-
Fig. 22: Aan de Blekerij te Zeveren werden geen archeologische sporen vastgesteld.
Fig. 23: Zwaar verstoorde bodem, af te lezen in de sleuven aan Hoekske te Evergem.
BELZELE
Een studie van verschillende vorsers van de Gentse Universiteit bracht reeds in 1999 de archeologische en historische rijkdom van de oost -west lopende, tardiglaciale zandrug ten noorden van de Nieuwe Kale tussen Evergem en Belzele in beeld. De door hen gebruikte gegevens uit luchtfoto’s, veldprospecties en enkele kleinere (voor) onderzoeken hadden sporen uit zowat alle periodes van de menselijke geschiedenis aan het licht gebracht. De vorsers hadden er tevens geopperd dat dit gebied (landschappelijk) zou beschermd worden, zodat de archeologische erfgoed zou gespaard blijven. Ingekleurd als woonuitbreidingsgebied binnen het grootstedelijkgebied Gent kon deze kouter ondanks alle inspanningen niet gespaard worden.
34
Jaarverslag 2008
Anno 2007 - 2008 startte een massale inname van de vrije ruimte met de aanleg van maar liefst 4 grote verkavelingen; de voorbode van wat binnen een aantal jaar een lint van nieuwe woonwijken en appartementen moet worden tussen Evergem en Belzele. De impact op de bodem en het daarin verscholen patrimonium is desastreus, net zoals de kosten die het archeologisch onderzoek voor de verkavelaars, op basis van de zorgplicht (art. 4 § 2 van het Vlaams Decreet houdende Bescherming van het Archeologisch Patrimonium). Ondanks het feit dat de gemeente Evergem geen advies aan de KLAD vraagt om aan de verkavelingsaanvragen te koppelen, slaagt de dienst er wel in om afspraken te maken met de bouwheren en vooronderzoeken met proefsleuven uit te voeren. Telkens leidden die tot een opgraving. Een overzicht van de 4 werven volgt hier, te starten met de verkaveling aan
Fig. 24: Luchtfotografische waarnemingen van de terreinen aan de Koolstraat te Belzele.
Fig. 25: sleuvenplan met de belangrijkste sporen van de site aan de Koolstraat.
Kale - Leie Archeologische Dienst
35
Fig. 26 & 27: Het vooronderzoek op de terreinen aan de Koolstraat legde een ongekend aantal sporen bloot. Op de foto’s zijn de resten zichtbaar van een waterput en verschillende paalsporen.
Fig. 28: Het kijkvenster onderaan legde een pak sporen bloot. Uit het onderzoek zou blijken dat het om een Romeinse plattegrond met potstal gaat.
36
Jaarverslag 2008
de Koolstraat te Belzele (Afd. 2, sectie E, nrs. 897m,897c, 901b, 901c, 902b, 902a, 903, 904, 905a, 906a, 906b, 908d, 916a, 891, 892, 893 en 894). Bij de onderhandelingen rond een archeologisch vooronderzoek met de verkavelaars is het bewijs van de aanwezigheid van archeologische sporen vaak een doorslaggevend element. Daarom wordt vooraf de databank met luchtfotografische gegevens van de Universiteit Gent geraadpleegd. Voor de toekomstige verkaveling van ca. 3,6 ha was dit geen probleem. Een snelle consultatie van de Gentse databank leverde enkele luchtfoto’s op, waarop zeer duidelijk grote hoeveelheden archeologische sporen te zien zijn. Het vooronderzoek met proefsleuven, uitgevoerd door de KLAD van 6 tot 10 juni, bevestigde de enorme archeologische potentie van dit gebied. De KLAD stelde dan ook een PVE op dat voorzag in een vlakdekkende opgraving van het gehele terrein door 2 projectarcheologen en 2 juniorarcheologen. Het onderzoek loopt nog tot in mei 2009, maar een eerste overzicht van de werken kunt u reeds nalezen onder 2.3.4.
2.2.12. EVERGEM - BELZELE MOLENHOEK De verkaveling aan de Molenhoek van ca. 1,5 ha (Afd. 2, sectie E, 996a, 998, 1000 en 1001 ) sluit eigenlijk aan bij die van de Steenovenstraat (zie 2.2.14 en 2.3.6). Dit deel van de verkaveling diende door onteigeningsproblemen apart gesondeerd te worden. Wegens de ligging was het erg realistisch dat ook hier archeologische sporen zouden aangetroffen worden. Op 11 en 12 juni sondeerde de KLAD de percelen. Daarbij kwam een pak paalsporen aan het licht, samen met een grachtensysteem en zeker één waterput. Een deel van de zuidoostelijke en aan de noordwestelijke zijde van het terrein leek echter verstoord. Er werd een PVE opgesteld dat voorzag in de opgraving van ca. 1 ha van de verkaveling door 2 archeologen. Het onderzoek eindigde op 31 december 2008 en momenteel verwerken de archeologen de gegevens. Een tussenverslag vindt u onder 2.3.5.
Kale - Leie Archeologische Dienst
Fig. 29 (p. 36): Paalsporen in één van de Kijkvensters. Fig. 30: Sleuvenplan van de verkaveling aan de Molenhoek. Fig. 31: Duidelijk afgelijnde kleine waterput in één van de kijkvensters.
37
38
Jaarverslag 2008
2.2.13. EVERGEM - BELZELE RALINGEN/SCHOONSTRAAT Een volgende verkaveling van ca. 2 ha op deze zandrug langs de Nieuwe Kale bevindt zich tussen de Schoonstraat en Ralingen, dicht bij de kern van de gemeente Evergem (Afd. 2, sectie E, nrs. 36a, 37a, 42, 52c/ex, 52d/ex, 52e en 53). Ook hier waren er archeologische aanwijzingen. Zo voerde de Universiteit Gent begin de jaren ’80 onderzoek uit op een perceel dat schuin tegenover deze nieuwe verkaveling ligt. Daar werd onder meer een dubbele circulaire structuur uit de middenbronstijd aangetroffen. De KLAD kreeg de toestemming van de verkavelaar om een vooronderzoek uit te voeren voor de start van de werken. Ook hier kleurden de sporen het gele zand in de sleuven. In de kijkvensters werden meerdere paalsporen en waterputten aangetroffen, samen met verschillende grachtensystemen. Ook hier werd een PVE opgemaakt dat voorzag in een vlakdekkende opgraving van het gehele terrein door twee projectarcheologen en twee juniorarcheologen. Het onderzoek start vermoedelijk in februari 2009. 2.2.14. EVERGEM - BELZELE STEENOVENSTRAAT Fig. 32: Verschillende grachten doorsneden de sleuven op de verkaveling tussen Schoonstraat en Ralingen.
Fig. 33: Ook hier terug goed gevulde kijkvensters en sleuven.
Zoals vermeld in het jaarverslag van 2007 bracht de gemeente Evergem de KLAD op 8 november 2007 op de hoogte van de goedkeuring van een verkaveling van 103 wooneenheden op een terrein van ca. 5 ha aan de Steenovenstraat en de Molenhoek te Evergem – Belzele. Luchtfotografische gegevens maakten gewag van een omgrachte site op dit terrein. Omdat de bouwheer van het deel aan de Steenovenstraat (Afd. 2, sectie E, nrs. 986d, 992, 995, 1002a, 1010c, 1016 en 1027a) pas op 30 november 2007 eigenaar werd en de werken reeds startten op 3 december 2007 was er geen manoeuvreerruimte om een vooronderzoek met proefsleuven te integreren. Daarom werd in samenspraak met de ontwikkelaar en de aannemer beslist over te gaan tot een begeleiding van de wegkoffer. Daaruit bleek dat meer dan de helft van de oppervlakte archeologische sporen bevatte. Dit leidde tot nieuwe onderhandelingen met de ontwikkelaar waarbij werd beslist de rest van het terrein te onderzoeken met proefsleuven om een volledige evaluatie van het bodemarchief te kunnen maken en een planning en financiële raming op te maken. Dit werd door de KLAD uitgevoerd tussen 7 en 12 februari 2008. Op basis van de gegevens uit de wegkoffer en
Kale - Leie Archeologische Dienst
39
het vooronderzoek werd in samenspraak met het Agentschap R-O een PVE opgemaakt. Dat voorzag het onderzoek van ca. 50% van dit deel van de verkaveling door 2 archeologen. Een verslag van de opgravingen vindt u bij 2.3.6.
Fig. 34 & 35: De sleuven op de Steenovenstraat waren goed bezaaid met archeologische sporen.
Fig. 36: Sleuvenplan van de verkaveling aan de Steenovenstraat.
40
Jaarverslag 2008
Het tweede deel van deze verkaveling aan de Molenhoek kon door onteigeningsproblemen pas later gesondeerd worden (zie 2.2.12).
2.2.15. KNESSELARE HOEKESTRAAT Het gebied van de verkaveling van ca. 1,4 ha (Afd. 1, sectie D, nrs. 765h², 765p², 765s²/ex, 766a/ ex) aan de Hoekestraat te Knesselare was geen onbekend gebied voor de KLAD. Vlakbij waren bij de opvolging van een Aquafintracé tussen de Kerkstraat en de Kwadamstraat in 2006 vondsten gedaan van een dichte concentratie aan grote kuilen en enkele grachten. Centraal tussen de sporen die voornamelijk uit de Romeinse periode stammen, situeerde zich een grote een waterput. Op basis van enkele mooie vondsten kan deze opvulling in de Romeinse periode (2e tot misschien zelfs 3e eeuw n.C.) geplaatst worden. De kans op archeologisch materiaal was dus erg groot, zo ook die op natte voeten, want het betreft hier een uiterst nat gebied. Fig. 37 & 38: De verkaveling aan de Hoekstraat te Knesselare vertoonde een hoge potentie aan archeologische sporen, evenals een extreem hoge grondwaterstand.
Op 15 en 16 november stond de KLAD in voor de begeleiding van het archeologisch vooronderzoek van deze toekomstige verkaveling. Daaruit bleek dat er zich op het terrein wel degelijk archeologische sporen
Kale - Leie Archeologische Dienst
41
bevonden. Tevens werd bevestigd dat dit een extreem nat gebied is. Na ongeveer een halfuur stonden de sleuven blank. Dit bemoeilijkte onder meer het aanleggen van de kijkvensters, omdat het water deze direct liet onderlopen. Tussen de sleuven en de kijkvensters werd daarom een bankje gelaten. Daarbij werd duidelijk dat zowat 1,2 ha van de verkaveling voor opgraving in aanmerking kwam. Daarom werd een PVE opgemaakt dat het onderzoek van deze percelen door 4 archeologen organiseert. Begin 2009 zal er met de verkavelaar onderhandeld worden over de uitvoering van dit onderzoek. Vooral de hoge grondwaterstand zal moeten aangepakt worden, zonder het patrimonium te beschadigen. 2.2.16. KNESSELARE - URSEL ROZESTRAAT De kleine verkaveling van bijna 1 ha (Afd. 2, sectie A, nrs. 559m en 563l) aan de Rozestraat te Ursel komt op de plaats van een verlaten landbouwuitbating. Ongeveer de helft van deze verkaveling was dan ook bebouwd door een af te breken boerderij met stallen. De andere helft kwam op de achterliggende weide. De ligging
Fig. 39: Militaire overblijfselen aan de Rozestraat te Ursel.
Fig. 40: Zicht op de palencluster in de Urselse Rozestraat.
42
Jaarverslag 2008
vlak bij het gekende en onderzochte heiligdom “Ursel Rozestraat” lonend om een vooronderzoek te adviseren.
maakte het echter
Op 28 juli voerde de KLAD het vooronderzoek uit. Daarbij werden over het gehele terrein sporen aangetroffen. Op basis van het schaarse ceramisch materiaal dat aangetroffen werd in enkele paalsporen en grachten werd een datering van ijzertijd en/of vroeg Romeins naar voor geschoven worden. Verder werd er een kuil aangetroffen met een helm, een gasmasker en verschillende andere metalen voorwerpen. Deze zijn afkomstig van een uitrusting van een Franse of Belgische soldaat uit Wereldoorlog I of II. Op basis van deze gegevens werd een PVE opgesteld. De bouwheer stelde via het EEC twee archeologen aan om dit onderzoek uit te voeren. Onder 2.3.7 kunt u het relaas nalezen. 2.2.17. LOVENDEGEM MOLENDREEF Op 19 maart voerde de KLAD een vooronderzoek uit op de uitbreiding van het dienstverleningscentrum De Triangel te Lovendegem (Afd. 2, sectie B, nr. 1064y). Het terrein mat amper 2.500 m², maar was in 2006 toch geadviseerd. Het werd met een drietal sleuven tussen de hoogstammen van de boomgaard gesondeerd. In de laatste sleuf, vlak tegen de bestaande brandweg, werden een tweetal sporen opgemerkt, waaruit wat aardewerk uit de metaaltijden kwam. Een beperkt kijkvenster tussen de bomen bracht geen verdere sporen aan het licht. Gezien de sporen niet onder het gebouw zouden terecht komen werd er afgesproken met de aannemer dat de KLAD terug bij de aanpassingswerken aan de brandweg zou gecontacteerd worden. Momenteel wordt het gebouw nog opgetrokken en is het tracé van de brandweg niet vrij.
Fig. 41: Enkele sporen, tussen de bomen en net langs de brandweg op het terrein aan de Molendreef.
2.2.18. LOVENDEGEM SUPRABAZAR De alom gekende Suprabazar langs de Grote Baan te Lovendegem plande een uitbreiding van de parkeerzone met ondergronds afwateringskanaal en van het gebouw (Afd. 2, sectie B, nrs. 1733a, 1745b, 1750d, 1752b en 1752c). Dit RUP werd door de Provincie Oost-Vlaanderen geadviseerd en de KLAD zorgde voor de uitvoering van het vooronderzoek op 14 en 15 april. Met de eerste sleuf kwamen ook de eerste archeologische sporen boven. Al snel was duidelijk dat over een groot deel van het terrein de resten van 1 of meerdere archeologische sites aanwezig waren. Op 25 april werden nog enkele testputten getrokken op de bestaande parking. Deze bleek echter tot ca. 1,5 m diep opgehoogd te zijn met puin en de oorspronkelijke bodem was volledig verstoord. Gezien het archeologische vooronderzoek met proefsleuven een gemiddelde tot hoge densiteit aan sporen binnen een deel van het plangebied had aangetoond, werd hiervoor een PVE opgesteld. De bouwheer Supra Center stelde op basis hiervan 2 archeologen aan het werk via het EEC. Een overzicht van hun vondsten vindt u onder 2.3.8.
Kale - Leie Archeologische Dienst
Fig. 42: Het terrein aan de Suprabazar was goed voorzien van archeologische aanwijzingen.
43
Fig. 43: Het kijkvenster op de eerste sleuf aan het terrein van de Suprabazar legde direct de archeologische rijkdom van het terrein bloot.
2.2.19. NEVELE - LANDEGEM P. COCKUYTSTRAAT Op 26 september en 2 oktober stond de KLAD in voor het proefsleuvenonderzoek op de percelen van de sociale verkaveling van de Volkshaard Gent aan de P. Cockuytstraat te Landegem (Afd. 5, sectie C, nrs. 315g en h). Uit de sleuven werd duidelijk dat dit terrein erg verstoord was en niet in aanmerking kwam voor verder onderzoek.
2.2.20. NEVELE - VOSSELARE HOOGSTRAAT De toekomstige verkaveling aan de Hoogstraat komt op een helling van een zandrug gelegen langs het Kanaal van Schipdonk en vlak bij de kerk van Vosselare (Afd. 6, sectie A, nrs. 456c, 457b, 458r, deel van 458l en 458m). Het terrein meet ca. 1 ha, maar één klein deel van het terrein is bebost. Hier was het onmogelijk om sleuven te trekken. De rest van de oppervlakte werd wel gesondeerd door de KLAD op 17 en 18 november. Hierbij vielen enkele grillige, recent aandoende grachten op in verschillende sleuven. Met de vondst van een militaire stelling uit Wereldoorlog I in de Molenkouterslag te Merendree langs ditzelfde kanaal in gedachte, werd een kijkvenster aangelegd tussen verschillende sleuven. De daarin aangetroffen sporen zijn zeer duidelijk toe te schrijven aan een militaire stelling; vermoedelijk een Duitse stelling uit Wereldoorlog I (1918). Op basis van dit positieve vooronderzoek werd - in samenwerking met M. Dewilde van het VIOE en B. Stichelbaut van de Gentse Universiteit - een PVE opgemaakt om de opgraving van deze site in goede banen te leiden. De bouwheer van deze verkaveling wenst echter op basis van een marktonderzoek naar de huizenverkoop binnen de regio af te wachten met de uitvoering van deze verkaveling. Dit impliceert dat ook het onderzoek van deze site is uitgesteld. De sleuven en het kijkvenster werden terug dichtgemaakt.
44
Jaarverslag 2008
Fig. 44: Overzichtsfoto van het kijkvenster aan de Hoogstraat te Vosselare.
Fig. 45: Opmeting van de loopgraven in het kijkvenster aan de Hoogstraat.
Kale - Leie Archeologische Dienst
45
2.3 OPGRAVINGEN 2.3.1 AALTER LANGEVOORDE/GROENDREEF (N. EGGERMONT & C. CLEMENT) Na het positief vooronderzoek van juli 2008 ging op 1 oktober 2008 de opgraving te AalterGroendreef (industriepark van Langevoorde) van start (CLEMENT & EGGERMONT 2009). Vooraf was een aantal percelen in de industriezone reeds opgegraven door W. De Clercq, die er een meerperiodenvindplaats onthulde (DE CLERCQ & MORTIER 2001). Op het huidige perceel (Afd. 3, sectie H, nr. 34d) werd een voortzetting van het grachtensysteem verwacht, alsook de mogelijke aanwezigheid van gebouwplattegronden, waterputten en grafstructuren.
De afgebakende zone van ca. 7000 m² werd vlakdekkend onderzocht door twee projectarcheologen. Daarbij vergoedde bouwheer Koramic Real Estate de loon- en de logistieke kosten van de archeologen. Deze waren via het Ename Expertisecentrum voor Erfgoedontsluiting vzw aangeworven. De KLAD stond in voor de wetenschappelijke begeleiding en zorgde voor klein materiaal. Aansluitend op het veldwerk vond de vondstverwerking plaats en werd het rapport geschreven. In totaal duurde het project 4 maanden, waarvan 2,5 maand aan de opgraving werden besteed en een 1,5 maand aan de verwerking. De resultaten kunnen aansluiten op de bovenvermelde opgraving van W. De Clercq, hoewel de sporen en vondsten op dit terrein hoofdzakelijk te dateren zijn in de Romeinse periode.
Fig. 46: Overzichtsfoto op het onderzocht terrein aan de Groendreef te Aalter.
46
Jaarverslag 2008
Fi g. 47: Opgravingsplan Langevoorde/Groendreef.
van
Aalter
De opvallendste sporen waren het groot aantal elkaar kruisende grachten, die in sommige gevallen de afbakening van een erf bleken te zijn. Enkele ervan bevatten aardewerk dat het dateren van de structuren mogelijk maakte. Hierdoor konden een drietal fases binnen de Romeinse periode herkend worden en één fase uit de late ijzertijd of de vroeg-Romeinse periode.
Kale - Leie Archeologische Dienst
47
Drie gebouwplattegronden zijn geregistreerd. Het eerste gebouw bleef slechts bewaard in de vorm van een viertal paalkuilen, waarvan de centrale sporen zeer zware palen bleken te zijn. De bewaarde afmetingen bedroegen 15,5 m op ca. 4,5 m. Dergelijke lange smalle gebouwen met zware centrale palen zijn gekend als het ‘AlphenEkeren’-type en worden gedateerd in de late ijzertijd of vroeg-Romeinse tijd (ANNAERT & VAN IMPE 2004: 111). Aardewerkvondsten in de paalkuilen bevestigden deze datering. Bij dit gebouw hoorde mogelijks een kuil met veel houtskool. Mogelijk gaat het om een brandrestengraf. Het tweede gebouw lag perfect parallel aan de oudste gracht die in de richting westzuidwest oostnoordoost over het terrein liep. De westelijke korte zijde vertoonde een palenrij met één zware paal buiten de structuur. Deze droeg samen met zijn helaas niet bewaarde tegenligger de dakconstructie. Het gewicht van het dak werd verder naar de zijkanten gespreid waar eveneens een aantal zware palen waar te nemen waren. Het vondstenmateriaal sloot aan bij dat van de gracht en situeert beide structuren ongeveer in de 1e helft van de 2e eeuw. Deze structuren werden oversneden door een jongere gracht uit de 2e helft van de 2e eeuw. Deze maakte aan het zuidwestelijke uiteinde een bocht naar het noordwesten en vormde zo de zuidwestelijke hoek van een enclosure. Binnen die hoek lag het derde gebouw dat zonder twijfel met de gracht geassocieerd mag worden.
Fig. 48: geglad potje met ruitmotiefversiering uit de Romeinse gracht S102
Fig. 49: Het mogelijke brandrestengraf.
Deze voornaamste vondsten van de opgraafcampagne van 2008 bevestigen de intensieve bewoning van de regio gedurende de Romeinse periode. Verder illustreren ze nog maar eens de archeologische rijkdom van Aalter.
Bibliografie ANNAERT R. & VAN IMPE L., 2004. De metaaltijden. Een overzicht in vogelvlucht. In : VERBEEK C., DELARUELLE S. & BUNGENEERS J. (eds.) Verloren voorwerpen. Archeologisch onderzoek op het HSL-traject in de provincie Antwerpen: 101-174. CLEMENT C. & EGGERMONT N., 2009. Archeologisch onderzoek Aalter-Groendreef. 1 oktober 2008 tot 30 januari 2009. KLAD-rapport 10 DE CLERCQ W. & MORTIER S., 2001. Aalter, Industrieterrein Langevoorde. Grootschalig onderzoek van een meerperiodenvindplaats. Jaarverslag van de provincie Oost-Vlaanderen 2001 – Monumentenzorg en Cultuurpatrimonium: 146-154.
48
Jaarverslag 2008
2.3.2 AALTER LOVELD 08 (J. MOENS, W. DE CLERCQ, P. LALOO & D. VANHEE) Inleiding Naar aanleiding van de nakende bouwwerken op een zeer klein (950 m², Aalter, Afd. 2, sectie C, nr. 588b) bouwperceel in de Loveldlaan te Aalter, werd een preventief archeologisch onderzoek op touw gezet in een samenwerkingsverband tussen de KLAD, het VIOE en de Universiteit Gent. Het betrokken perceel was immers gesitueerd aan de voet van de tertiaire opduiking “Loveld”, een topografisch sterk uitgesproken locatie. Sinds de vroege 20e eeuw zijn er meldingen van vondsten uit de Romeinse tijd bekend en werd er door de Vakgroep Archeologie van de Universiteit Gent (THOEN & SAS 1993; DE CLERCQ & Thoen 1998) en later gecoördineerd door de KLAD reeds enkele malen archeologisch onderzoek uitgevoerd (HOORNE, DE CLERCQ & VERBRUGGE 2006; DE CLERCQ, ET AL. in druk). Op een aanpalend perceel werden eertijds een vuurbok en terra sigillata gevonden (DE LAET 1975).
De opgravingen brachten tot nu toe vooral sporen aan het licht op de kop van de opduiking, onder de vorm van een waterput met stenen bovenbouw, een deel van een steenbouw, en houtbouwsporen. Gezien de bouwtrant in steen, maar vooral ook door enkele markante vondsten waaronder een pelta-vormig lederbeslag, een lanspunt, grote maalstenen, een houten panfluit en een bronzen beeld van de godin Victoria, werd verondersteld dat deze occupatie het lokale belang oversteeg en wel eens van militaire inslag zou kunnen zijn geweest. Behoudens aanwijzingen hiervoor, waren er tot op heden echter geen doorslaggevende bewijzen gevonden die deze theorie konden staven.
De opgravingen in de zomer van 2008 brachten hierin verandering door de ontdekking van een imposant, meerfasig dubbel spitsgrachtensysteem, een flankerende borstwering en wellicht een toren. Bovendien kon vastgesteld worden dat na de opgave van de militaire infrastructuur een nieuwe, burgerlijke bewoning werd aangelegd. Dit verslag resumeert de eerste bevindingen van de opgravingen en de studie van de plannen, en zal later nog dienen verfijnd te worden na de volledige studie van de vondsten en de terugkoppeling met de plannen. Niettemin denken we dat de karakterisering van de site en de grote lijnen in de fasering ervan nu reeds voldoende aantoonbaar zijn.
Fig. 50: Opgravingsvlak met een overzicht van het complexe geheel aan aangetroffen sporen.
Kale - Leie Archeologische Dienst
49
Organisatie van het onderzoek Voorafgaandelijk aan de opgravingen werd het terrein door middel van twee proefsleuven afgetast. Daaruit bleek dat over het gehele terrein verspreid een zeer hoge concentratie aan grondsporen aanwezig was, wat een vlakdekkend onderzoek noodzakelijk maakte. Gezien de nakende start van de bouwwerken werd in samenspraak met de bouwheer en aannemer besloten om snel tot een opgraving over te gaan. We wensen hierbij dan ook onze dank uit te spreken aan de bouwheer de heer en mevrouw De Muyt - Hemerijck voor de vlotte samenwerking.
De eigenlijke opgraving startte op 18 augustus en liep tot 7 oktober en werd onder dagelijkse leiding van J. Moens (VIOE) uitgevoerd, daarin bijgestaan door medewerkers van het VIOE, de UGent en de heer Danny Verheye, vrijwilliger geassocieerd met de KLAD. Het smalle opgravingsterrein werd onderzocht in de zone van de achterzijde van het geplande woonhuis en ook in de tuin waar allerhande opslagtanks voorzien waren. De zone van het midden en de voorzijde van het eigenlijke woonhuis kon door de diepe ligging van de archeologische sporen en de beperkte afgravingsmogelijkheid in functie van de stabiliteit van de funderingen niet verder worden onderzocht.
Sporen Bij de opgravingen kwam in een gestratifieerde sequentie een zeer dichte concentratie aan grondsporen aan het licht, voornamelijk bestaande uit zeer zware maar ook lichte paalkuilen en palen. Deze dichte sporencluster werd begrensd door een dubbel grachtensysteem westzuidwest-oostnoordoost gericht (Fig. 50 & 51). Het betrof twee zeer imposante grachten die parallel werden uitgegraven op een onderlinge afstand van 3,5 m. De binnenste gracht had een maximale bewaarde breedte van 2 m en een maximaal Fig. 51: Zicht op de twee parallel verlopende grachten tijdens onderzoek.
50
Jaarverslag 2008
bewaarde diepte van 0,8 m onder het opgravingsvlak. De buitenste was nog maximaal 4,2 m breed en maximaal 1.40 m diep bewaard onder het vlak. Gezien de breedte, de vorm in doorsnede en de randstructuren en ook door enkele vondsten (infra) kan worden aangetoond dat het hier om een verdedigingssysteem handelt zoals dat gekend is bij hout-aarde castella. Uit de zes doorsneden en twaalf profielen is telkens gebleken dat de beide grachten elk tot driemaal toe systematisch werden heruitgegraven en dat ze dus tot hetzelfde verdedigingssysteem behoren.
Fig. 52: Doorsnede door de buitengracht
Fig. 53: Doorsnede van het grachtensysteem met de binnenste (rechts) en buitenste gracht (links), met aanduiding van de drie fasen. Het actuele loopvlak situeert zich ca. 80 cm hoger.
Kale - Leie Archeologische Dienst
51
Driefasig grachtensysteem (Fig. 52 - 54) In een eerste fase bestond het grachtensysteem uit zware, U- tot V-vormige grachten die tot max. 1.4 m diepte (gemeten t.o.v. het opgravingsvlak) werden uitgegraven (Fig. 52 & 53). Op basis van enkele scherven waaronder terra rubra, dateren we deze fase in de vroegRomeinse tijd. Vrij snel reeds na de uitgraving moeten de grachten weer gevuld zijn met geremanieerd tertiair sediment. Op een voorlopig onbekend moment werd hetzelfde tracé echter heruitgegraven, nu met V-vormige grachten met enkelbreker (type fossa fastigata) die tot max. 1 m diepte onder het vlak reikten. Uit deze fase werd weinig materiaal gerecupereerd. De gracht lag nu wellicht wel een ruimere tijd open, te oordelen aan het humeuze, bij wijlen gelaagde sediment. In een derde fase werd het tracé opnieuw heruitgegraven, nu door forse V-vormige grachten die tot maximum 1.40 m diepte ten opzichte van het vlak werden aangelegd en een heel opvallende spitse bodem type “enkelbreker” bezaten (Fig. 52 & 53). In deze grachtfase werd in de hogere lagen van de binnengracht een zeer grote hoeveelheid afval gestort. Het betreft naast meerdere tientallen individuen aardewerk, ook bot en metaal. Bij deze laatste categorie zijn er honderden nagels op te merken. Het stort aan aardewerk is opvallend te noemen. Niet alleen werden meerdere archeologisch volledige profielen gevonden die erop wijzen dat het materiaal vrij snel na breuk werd gestort, bovendien wijkt de samenstelling af van contemporaine contexten uit het gebied en dit door de kwantiteit, diversiteit en aard van de vondsten. Opvallend is bv. de aanwezigheid van een groot aantal fragmenten terra sigillata, o.a. van de vorm Dr. 30, en enkele vormen die behoren tot de militaire vormenschat in aardewerk. Op basis van de terra sigillata kan dit stort in de Antonijnse tijd worden gedateerd. Dit betekent ook dat de tweede grachtfase zeker na de vroeg-Romeinse tijd en voor de Antonijnse periode moet zijn aangelegd, vermits op dat moment reeds de derde grachtfase volop in gebruik was. Als werkhypothese dateren we de tweede grachtfase voorlopig dan ook in de periode tussen 50/60 140 n.C. Tijdens de vroege derde eeuw moet er van deze grachten niet veel meer dan een depressie overgebleven zijn. Enkele stukken derde eeuwse terra sigillata uit Oost-Gallische ateliers werden slechts in de allerhoogste vullingslagen aangetroffen.
Wal en borstwering Rekening houdende met de erosie, de actuele dikte van de ploeglaag en de hellingsgraad van de grachtwanden mag een oorspronkelijke breedte van respectievelijk 3 m en 6 m worden verondersteld voor de laatste grachtenfase, wat een enorme hoeveelheid aan uitgegraven grond moet hebben opgeleverd. In de 3,5 m brede zone tussen de grachten zelf werden geen sporen aangetroffen; plaatselijk werden ze wel gesneden door jongere structuren. Het frappante verschil tussen de dichte sporencluster van paalgaten tot aan de zuidzijde van de binnengracht, en de sporenloze zone
Fig. 54: De oudste fasen met de grachten en de palen van de palissade en/of aarden wal en de zes zware paalgaten van de (hoek)toren.
52
Jaarverslag 2008
tussen de twee grachten, doet veronderstellen dat een aarden wal beide grachten scheidde. Ook aan de zuidzijde van de binnenste gracht kan een wal gelegen hebben. Meerdere zware palen stonden immers om de 0.8 m parallel aan en pal tegen de grachtwand ingeplant, en kunnen een palissade en/of aarden wal beschoeid met planken of zoden hebben gestut (een zgn. Holzerdemauer of Rasensodenmauer). De honderden nagels uit de gracht zijn hier wellicht ook een onrechtstreekse aanduiding voor. Ook een reeks kleine paaltjes die het grachttracé en de rij zware palen parallel volgen over een breedte van ca. 3 m, zijn wellicht onderdeel van zo’n beschoeid wallichaam en/of palissadesysteem (Fig. 54).
Opvallend is dat deze rij kleine paaltjes een hoek van 90° lijkt te maken. Deze palenrij sluit op haar beurt aan bij een groep van zes, zeer zware paalgaten die tot 1.2 m diep gemeten ten opzichte van het vlak waren aangelegd en een ruimte van 7 m bij 8 m afbakenden, met de korte zijde parallel aan de grachten gelegen. Er werd tijdens de opgravingen duidelijk vastgesteld dat deze zware paalgaten heruitgegraven werden op exact dezelfde plaats en dit om nieuwe palen te plaatsen (Fig. 55). Het feit dat dit op exact dezelfde plaats diende te gebeuren, is op zich een onlogisch gegeven. De bodem moet duidelijk nog onstabiel zijn geweest, want de zes nieuwe kuilen werden elk bekleed met een mantel van zeer zorgvuldig gestapelde lokale veldstenen, tot 0.8 m diep bewaard. In het centrum restte een vierkante uitsparing van 40x40 cm waar oorspronkelijk de houten paal moet hebben gestaan (Fig. 56).
Toren?
Fig. 55: Het verdedigingsysteem met de herbouw van de mogelijke toren.
Het feit dat een dergelijke zeer zwaar uitgevoerde zespalenconstructie op exact dezelfde locatie diende heraangelegd te worden, met de nodige extra technische aanpassingen en werk in functie van de onstabiele bodem als gevolg, maakt duidelijk dat beide constructies tot een groter bouwgeheel behoren en dat het in functie van de heraanleg van dat groter geheel, planmatig gezien absoluut noodzakelijk was om op dezelfde plaats te gaan herbouwen. Het leidt volgens ons dan ook weinig twijfel dat deze grote constructie met het verdedigingssysteem in verband staat en dat net als bij de grachten, er sprake is van een heraanleg. Gezien de positie nabij de grachten, de robuustheid van de constructie en de rij kleine paaltjes die een hoek maken van 90°, veronderstellen we dat deze constructie een (hoek)toren is, gelegen vlak bij een hoek in het verdedigingssysteem die we slechts enkele meters ten noorden op een bebouwd perceel net buiten het onderzoeksterrein veronderstellen. Met een kleine sondage op de toekomstige oprit van het bouwperceel, kon worden aangetoond dat in het verlengde van de veronderstelde hoek zich inderdaad een zeer diepe spitsgracht bevond. Deze imposante structuur was tot 2.8 m diep onder actueel loopvlak bewaard en bevatte in de wand nabij de bodem een rij van goed bewaarde, op regelmatige afstand van
Kale - Leie Archeologische Dienst
53
Fig. 56: Paalkuil met bekleding van veldstenen om de paal een grotere stabiliteit te geven.
elkaar geplaatste houten aangepunte paaltjes, elk ca. 35 cm van elkaar verwijderd. De gracht werd helaas maar over een beperkte breedte aangesneden maar lijkt aan te sluiten op een oude perceelsgrens die zich aan de overzijde van de straat bevindt en op de Ferrariskaart reeds staat aangegeven. Deze sloot is discordant met het moderne perceelspatroon, maar ligt wel onder een hoek van 90° met het Romeinse grachtensysteem. Dit tracé bakent ook de grens af tussen de steilere delen van de helling en het vlakkere omliggende gebied en kan mogelijk als een relict van dit Romeinse verdedigingssysteem worden beschouwd.
Woonhuis In het door het verdedigingssysteem omsloten areaal werden naast de zware en kleine paalgaten van de borstwering en de mogelijke toren, nog meerdere grote en kleine palen aangetroffen. Het is vooralsnog onmogelijk om deze allemaal aan één of andere bouwfase toe te schrijven. Wel is reeds gebleken dat minstens 2 houten gebouwen werden opgetrokken op het areaal, nadat de grachten reeds zo goed als gevuld waren. Van een eerste constructie met een richting noordoost-zuidwest werden slechts drie zware palen die een hoek vormen binnen het vlak aangetroffen. Een jongere constructie die deze palen snijdt, werd evenwel vrijwel volledig in het vlak aangetroffen. Het betreft een eenschepige houtbouwconstructie van 7 bij 14 m, bestaande uit drie koppels van zware gebintenstijlen in de lange zijde, en zware “uitstaande” nokstaanders aan de korte zijde. Kleine paaltjes vullen de ruimte tussen de dragende posten in. Een ingang mag worden verondersteld in het midden van de lange zijden (Fig. 57). Dit huistype is courant op civiele nederzettingen in het gebied. Opvallend is zeker hoe de oriëntatie van deze constructie afwijkt van die van het verdedigingssysteem. Bovendien is dit huis stratigrafisch de jongste aantoonbare constructie.
54
Jaarverslag 2008
Dit wordt aangetoond doordat de staanders van dit huis de palen van beide bouwfasen van de mogelijke toren en de lagen die met de militaire fasen in verband staan, meerdere malen snijden. We zijn dan ook de mening toegedaan dat deze houtbouw niet in verband staat met het verdedigingssysteem en een burgerlijke occupatie vertegenwoordigt. Er zijn aanwijzingen dat dit huis door brand werd vernield.
Besluit
Fig. 57: Overzicht van de twee gebouwplattegronden met centraal de éénschepige houtbouwconstructie met uitstaande nokstaanders (zwart).
In een vlot samenwerkingsverband tussen het VIOE, de UGent en de KLAD kon met het onderzoek op een zeer klein bouwperceel in de zomer van 2008 aangetoond worden dat de opvallende, tertiaire opduiking te Aalter-Loveld inderdaad een Romeinse militaire occupatie heeft gekend. De ontdekte grondsporen behoren tot een meerfasig verdedigingssysteem, bestaande uit een dubbel grachtensysteem, een flankerende borstwering en een mogelijke toren. Dit systeem werd tot driemaal toe aangelegd op dezelfde plaats. Gezien de aard van de sporen menen we de resten van een deel van een typisch hout-aarde kamp (castellum) te hebben ontdekt. Hoewel het in de eerste fase geen spitsgrachten betreft - wat op zich geen contra-element voor een militaire occupatie hoeft te zijn- zijn de twee heruitgravingsfasen telkens als fossa fastigata te omschrijven De jongste fase ervan dateert uit de Antonijnse tijd. Later lijkt er zich een burgerlijke bewoning te hebben gevestigd.
Opvallend was het aanhouden van de strakke planmatigheid in de heraanleg van het verdedigingssysteem. Samen met de aard van de sporen zelf wijst dit o.i. op een (blijvende) interesse van het leger in deze topografisch dominante en bijgevolg strategisch interessante locatie. Gezien de topografie, de oriëntatie van de grachten, de eerdere opgravingen, de verspreiding en aard van de vondsten mag worden verondersteld dat het verdedigingssysteem de hoogte omringde. Deze vondst wijzigt de bestaande ideeën omtrent de militaire aanwezigheid in het binnenland van het noordelijk deel van de civitas Menapiorum fundamenteel en zet aan om, zeker voor de tweede eeuw, de gangbare opvattingen omtrent de aanwezigheid, de organisatie en de uitbouw van het Romeins militair apparaat in het binnenland te herzien.
Tot slot wensen we te wijzen op het belang van de continue opvolging van werken op zelfs de kleinste bouwpercelen; het informatiegehalte die deze percelen bezitten kan immers zeer groot zijn. Na intensieve opvolging van grondwerken op dergelijke percelen in de zone Loveld kon pas in 2008 een goed inzicht verkregen worden in een deel van de aard van de site. Of hoe een plaats die men in 1460 noemde “daerment heet te Kestere” (DE VOS, STOCKMAN & DEVOS 1992: 14 & 113) daadwerkelijk een militaire origine kan hebben.
Kale - Leie Archeologische Dienst
55
Bibliografie DE CLERCQ W. & THOEN H., 1998. Enkele aspecten van de Gallo-Romeinse samenleving in het Meetjesland. Status quaestionis en recent Romeins archeologisch onderzoek in het gebied ten NW van Gent. In : Vriendenboek L. Stockman, Aalter: 51-62. DE CLERCQ W., VERDONCK, L., HOORNE J., LALOO, P. & VERBRUGGE A. In druk. Geofysische prospectie en preventief archeologisch onderzoek van een bouwperceel in het Loveld te Aalter (dec. 2007). Sporen van Romeinse houtbouw. KLAD-rapport 6. DE LAET S.-J., 1975. Chenet celtique à tête de bélier trouvé à Aalter (Flandre Orientale). Helinium XV, 1 : 43-50. DE VOS A., STOCKMAN L. & DEVOS M. 1991. Meetjeslandse plaatsnamen van voor 1600. Deel II. Houtland; Band 1. Aalter. Maldegem, Stichting Achiel De Vos. HOORNE J., DE CLERCQ W., VERBRUGGE A., 2007. Archeologisch onderzoek AalterLoveldlaan. 3 tot 31 juli 2006. KLAD-rapport 5. JOHNSON A., 1987. Römische Kastelle des 1. und 2. Jahrhunderts n. Chr. in Britannien und in den germanischen Provinzen des Römerreiches. Kulturgeschichte der Antiken Welt, 37, Mainz am Rhein (übersetzt von G. Schulte-Holtey, bearbeitet von D. Baatz). THOEN H. & SAS K. 1993. Voorlopig verslag van de opgravingen te Aalter - Loveld 1992. Interimrapport eerste opgravingscampagne. Ongepubliceerd rapport, Universiteit Gent, Gent.
2.3.3 AALTER MANEWAARDE (B. DE SMAELE & K. DE LANGHE) Inleiding Naar aanleiding van de aanleg van een verkaveling te Aalter-Manewaarde werd een vlakdekkend archeologisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van de resultaten bekomen in een vooronderzoek door middel van proefsleuven, in 2007 uitgevoerd door de KLAD, was beslist om de bedreigde sporen in één werkput te onderzoeken (Afd. 3, sectie H, nr. 188s).
Situering van het onderzoek Het gebied met toponiem ‘Manewaarde’ wordt gesitueerd tussen de N44 Aalter Maldegem (Knokkeweg), de spoorweg Aalter - Brugge en de bestaande openbare weg Manewaarde Het onderzoeksgebied is een groene zone tussen de verschillende verkeersassen langs en door Aalter. Het gebied is tot voor kort als landbouwgrond in gebruik geweest en is sterk glooiend. De bestaande weg Brugstraat ten oosten van het onderzoeksgebied ligt op een lichte rug. Vandaar uit zakt het terrein 5 m tot tegen de N44. Het is op dit laagste punt dat de nederzettingssporen aangetroffen werden. Bodemkundig bevindt de site in de kom van het gebied zich op matig natte tot natte zand-lemige gronden met klei op geringe diepte. Het archeologisch leesbaar vlak bevond zich 60 to 80 cm onder het maaiveld.
Aanleiding voor het onderzoek De aanleiding tot het uitvoeren van het onderzoek is de geplande verkaveling door de heer R.E. Van Parijs. Hierbij zouden de aanleg van wegkoffers, nutsvoorzieningen en de eigenlijke verkavelingen een directe bedreiging voor het archeologische patrimonium betekenen. Het proefsleuvenonderzoek werd einde 2007 uitgevoerd door de KLAD en leverde een zone met duidelijke archeologische sporen en ceramiek op. Deze zone bevond zich in de laagste
56
Jaarverslag 2008
kom van het gebied. Op de hogergelegen terreinen, de flank en de hoge rug, bevonden zich grote concentraties prehistorische en inheems-Romeinse ceramiek. Deze concentraties bevonden zich los op het archeologische vlak, waarbij geen duidelijke grondsporen konden worden afgelijnd. Hier werd geen verder onderzoek geadviseerd. Het vlakdekkend onderzoek richtte zich op de zone met een hoge sporendensiteit, ongeveer 1000 m². Uiteindelijk is met de beschikbare tijd en middelen ca. 1200 m² onderzocht. Het vlakdekkend onderzoek werd een samenwerking tussen het Studiebureau Dusselier, de aannemer Vindevogel NV en de heer R.E. Van Parijs (eigenaar van de gronden), de KLAD en het Ename Expertisecentrum vzw (EEC), die de details van de uitvoering van het archeologisch onderzoek op zich nam. Het terreinwerk werd verzorgd door twee projectarcheologen in samenwerking met Vindevogel NV uit Kruishoutem. Het terreinwerk startte op 1 april 2008 en werd afgerond op 12 mei 2008. Deze opgraving omvat fase 1 van het onderzoek, waarbij ongeveer 2/3 van de site is onderzocht. Fase 2 is de opgraving van een perceel (800 m²) dat heden voor de verkavelaars in de aankoopfase is.
Sporen en structuren Het onderzoek verliep in één werkput, rijk aan sporen en structuren, waarvan de bewaring vrij goed was. Een grote verstoring van recente aard (perceelsgracht) zorgde voor een lichte versnippering van het beeld. In totaal werden welgeteld 200 sporen ingetekend, waarvan 152 van antropogene aard. Bij deze sporen gaat het om paalkuilen, kuilen en greppels/grachten. Uit deze sporen konden twee duidelijke structuren afgelijnd worden. Een eerste structuur (Fig. 58 & 59) bevond zich in een dichte sporencluster, die maar ten dele kon worden onderzocht (fase 2 zal de rest van de structuur vatten). Het onderzochte gedeelte meet 10 m x 7 m. Opvallend was de dubbele greppel die zich rond de structuur bevond. De hoofdconstructie van dit gebouw omvat vier zware palen, respectievelijk 62 cm, 72 cm, 51 cm en 57 cm diep. Drie van de vier palen zijn uitgegraven, opnieuw gevuld en waarschijnlijk terug uitgegraven (recuperatie van de houten paal ?). Voorts zien we twee paalkuilen, die een centrale lengteas lijken te vormen, met ook sporen van herbouw of herstelling . Ten oosten daarvan zien we een eerste standgreppel, die een vrij juiste ovale vorm beschrijft. In het noorden eindigt de standgreppel in een paalkuil, dit is eveneens het geval in het zuiden. Daar herneemt de standgreppel en loopt onder de putwand in westelijke richting door. Hier kunnen we mogelijk een ingang situeren. Verder zien we een tweede meer langgerekte standgreppel die in het zuiden geen onderbreking vertoont. In het noorden eindigt de standgreppel in twee langwerpige paalkuilen, die eerder aan platen dan aan palen doen denken.
We hebben te maken met een houtbouw (gebintenbouw op zware houten staanders) die op zijn minst één keer volledig herbouwd is. Men lijkt het gebouw ontmanteld en op dezelfde plaats, zij het iets groter van afmetingen, herbouwd te hebben. Rond deze structuur bevond zich een erfgracht, die in een latere fase naar het noorden is uitgebreid. Fig. 58: Overzichtsfoto van de eerste gebouwplattegrond met dubbele greppel.
Fig. 59: Tekening van de eerste structuur.
Kale - Leie Archeologische Dienst
57
58
Jaarverslag 2008
Parallellen voor deze gebouwplattegrond zijn schaars. Enkel te Herk-de-Stad (Limb.) (WOUTERS et al. 1996, p. 160) kon een vergelijkbaar plattegrond gevonden worden, te daten in het begin van de 12e eeuw.
Een tweede structuur (Fig. 60 & 61) lag ten noorden van de eerste. Deze structuur tekende zich veel duidelijker af en bleek minder complex. Het gaat om een driebeukig gebouw met vijf gebinten, gefundeerd op zware houten palen. Het gebouw meet 13 m bij 7,7 m. Twee palenrijen vormen de flankerende beuk van het gebouw . Langs de noordflank is een palenrij aangebracht die de noordelijke beuk vormt. De palenrij aan de zuidelijke flank vormt de zuidelijke beuk, alhoewel deze een onderbreking vertoont. Hier kunnen we een ingang vermoeden. Nagenoeg alle palen vertonen ook een herstelling of een herbouw. Tussen de twee noordelijke palenrijen is eveneens een langgerekte opgevulde verdieping van het vlak zichtbaar (tussen 3 cm en 9 cm diep). Deze kan in verband gebracht worden met de herstellingen aan de noordelijke palenrijen .
Structuur 1 is door de erfgracht gegraven die ten oosten langs structuur 2 liep, wat betekent dat deze laatste jonger is dan structuur 1. Opvallend is dat de erfgracht net ten zuiden van structuur 2 opnieuw aangelegd is, wat erop wijst dat de twee gebouwen tegelijk bestaan kunnen hebben. Vergelijkbare gebouwplattegronden zijn reeds te Damme - Sijsele (IN’T VEN, HOLLEVOET et al. 1998, p. 77-91), Aalter - Langevoorde (DE CLERCQ & MORTIER 2001, p.34) en Brecht Hanepad (VERBEEK & DELARUELLE 2004, p. 284) teruggevonden. Op basis van de vergelijkbare plattegronden kunnen de structuur 2 in de 12e - 13e eeuw plaatsen. Tussen de twee gebouwen bevindt zich een lange depressie (11,25 m lang, 12 cm diep). Er waren geen pootafdrukken van bijvoorbeeld runderen in deze depressie aanwezig, maar wel fragmenten ceramiek uit de volle middeleeuwen en enkele fragmenten ijzerzandsteen. De functie van deze depressie is niet duidelijk.
Vondsten De hoofdmoot van het archeologisch materiaal bestaat uit ceramiek, die over het algemeen heel goed bewaard is. We zien hoofdzakelijk twee belangrijke categorieën binnen het ensemble van de middeleeuwse ceramiek, nl. de lokale waar (211 fragmenten) en de importceramiek (2 fragmenten). De lokale ceramiek is afkomstig van grote kookpotten, de zogenaamde kogelpotten, te dateren van de 10e tot de 14e eeuw. Verder is het vormenspectrum redelijk beperkt, we zien enkele kannen en kruiken, die in onze gewesten vanaf het einde 12e eeuw en het begin van de 13e eeuw voorkomen. De importceramiek beperkt zich tot twee fragmenten Pingsdorfceramiek. Opvallend is de grote ondervertegenwoordiging van de importceramiek!
Over het algemeen is de site schaars aan vondsten. Behalve de ceramiek kunnen we een fragment van een maalsteen vermelden. Het stuk is gevormd uit augiet, vulkanisch gesteente uit het Eifelgebied. Ten laatste vermelden we een interessante vondst uit het proefsleuvenonderzoek: een
Kale - Leie Archeologische Dienst
59
Fig. 60: Tekening van het tweede gebouw (structuur 2).
Fig. 61: Overzichtsfoto op de gecoupeerde sporen van structuur 2.
60
Jaarverslag 2008
fragment van een zogenaamd strijkglas (BARTELS 2008, p. 119-122). Dit is een glazen komvormig object dat vanaf de 8e eeuw tot in het begin 13e eeuw gebruikt werd voor het ‘kalanderen’, nl. het op glans brengen van laken. Vanaf het begin van de 13e eeuw is het strijkglas vervangen door de ‘kalanderpers’, een voorloper van de strijkbout. Het strijkglas is afkomstig uit de erfgracht die zich in de tweede fase rond de twee gebouwen bevond.
Interpretatie en besluit Het lijkt erop, dat het hele gebied tussen de Brugstraat en de N44 tijdens verschillende perioden van de geschiedenis bewoning gekend heeft. Tijdens de ijzertijd en in de inheems-Romeinse periode waren er activiteiten op de rug van het gebied, maar door de afwezigheid van nederzettingssporen is de ware toedracht niet duidelijk. Tijdens de volle middeleeuwen wordt de kom van het gebied gebruikt voor de oprichting van een nederzetting, bestaande uit één houtbouw, omgeven door een erfgracht. In een volgende fase werd de houtbouw vernieuwd en is een tweede gebouw ten noorden ervan aangelegd. Hierbij werd ook de reeds dichtgeslibde erfgracht hergraven. Op basis van vergelijkbare plattegronden kunnen we het eerste gebouw en de aanvang van de site in de 12e eeuw plaatsen en de volgende fase met het tweede gebouw ten laatste in het begin van de 13e eeuw. Een datering tussen 1100 en 1225 lijkt voorlopig houdbaar. Het is natuurlijk noodzakelijk ook de tweede fase van de opgraving uit te voeren, waarbij structuur 1 volledig onderzocht zal zijn. De aanwezigheid van een strijkglas geeft blijk van enige artisanale activiteit. Dit wijst erop, dat de productie van laken niet voorbehouden was voor steden en gilden, maar ook op kleinere schaal in de landelijke nederzettingen mogelijk was, al geeft een strijkglas enkel blijk van de afwerking en niet van de eigenlijke productie van laken.
Bibliografie BARTELS M.H., 2008. Vroegmiddeleeuws strijkglazen (700-1200) in Deventer, Nederland en Noordwest Europa; halffabrikaten, bezweringsobjecten of gewoon strijkglazen?, in: Archaeologia Mediaevalis 31, Namen, pp. 119-122. DE CLERCQ W. & MORTIER S., 2001. Archeologisch onderzoek op de industriezone AalterLangevoorde; een wat ruimere kijk op de middeleeuwse landname in rurale context (O.Vl.), in: Archaeologia Mediaevalis 24, Namur, pp. 33-34. IN’T VEN I., HOLLEVOET Y., COOREMANS B., DE GROOTE A. & DEFORCE K., 2005. Volmiddeleeuwse bewoningssporen aan de Veldhoekstraat in Damme/Sijsele (prov. West-Vlaanderen), in: Een lijn door het landschap Archeologie en het VTN-project 1997-1998 Deel 2, Brussel. VERBEEK C. & DELARUELLE S., 2004. De middeleeuwen op het HSL-traject (Nederzettingen, Houtbouw in de middeleeuwen, Ambachtelijke en artisanale activiteiten), in: Verloren voorwerpen. Archeologisch onderzoek op het HSL-traject in de provincie Antwerpen, Antwerpen, pp. 265-314 . WOUTERS W., COOREMANS B. & ERVYNCK A., 1996. Landelijke bewoning uit de volle middeleeuwen in Herk-de-Stad (prov. Limburg), in: Archeologie in Vlaanderen 5 1995-1996, Zellik, pp. 195-179.
Kale - Leie Archeologische Dienst
61
2.3.4 EVERGEM - BELZELE KOOLSTRAAT (A. DE LOGI, N. VANHOLME, J. DECONYNCK & S. RENIERE) Op 1 oktober 2008 ging aan de Koolstraat en de Belzeelse Kerkweg te Evergem - Belzele een archeologisch onderzoek van start. Op deze terreinen zou weldra een verkaveling aangelegd worden door de bouwheren Durabrik en Van Ryselberghe (afd. 2, sectie E, nrs. 897c, 901c, 902b, 903, 904, 905a en 906b). Gezien de bedreiging van het archeologisch erfgoed werd eerst een proefsleuvencampagne door de KLAD uitgevoerd in de maand juni. Deze prospectie leverde een grote hoeveelheid Romeinse sporen op die nader onderzoek van het gebied noodzakelijk maakten. Het te ontwikkelen gebied telt een oppervlakte van 3,6 ha die in haar totaliteit vlakdekkend zal onderzocht worden. Hiervoor is een opgravingstermijn van 150 werkdagen voorzien voor een team van 4 archeologen, van wie 2 nog eens 70 werkdagen voor de verwerking en rapportage van de resultaten ingezet zullen worden. De archeologen staan in dienst van de bouwheren die het volledige project financieel dragen. Na ongeveer 50 werkdagen konden de vermoedens opgeworpen door de prospectie bevestigd worden. Gedurende deze fase werden de meest zuidelijke en westelijke wegkoffers, met een totale oppervlakte van 1,2 ha, van de toekomstige verkaveling onderzocht. De zuidelijke wegkoffer leverde voorlopig de interessantste resultaten op. Ze zullen hier summier toegelicht worden.
De blootgelegde sporen stammen van de Romeinse tot en met de postmiddeleeuwse periode. Voor de Romeinse periode werden grachten, paalsporen, waterputten en kuilen aangetroffen. Enkele grachten vallen op omdat zij de toenmalige landsindeling aanduiden. Een parallel tracé van twee grachtjes met een N-Z verloop werd over 55 m gevolgd, maar de resultaten van de proefsleuvencampagne doen vermoeden dat dit tracé verder naar het noorden over het gehele terrein doorloopt. De afstand tussen beide grachten bedraagt ongeveer 4,5 m. Hoogst waarschijnlijk gaat het hier om de twee afwateringsgrachten langs een oude landweg. Het aardewerk uit deze grachten omvat terra sigillata, eggshell terra nigra, gevernist aardewerk, kruikwaar en doliumfragmenten, en brengt de datering tussen 69 en 150/175 n.C.
Een andere gracht vormt wellicht de begrenzing van een rechthoekig enclos of woonerf, dat georiënteerd lijkt op de landweg. Voorlopig werden twee zijden, met lengtes van 61 op minstens 48 m, van dit enclos aangesneden. Materiaal dat uit deze gracht gerecupereerd werd, zoals eggshell terra nigra, kruikwaar, dakpan- en maalsteenfragmenten, verwijzen naar de Romeinse periode. Binnen in dit enclos werden enkele clusters paalsporen aangesneden. Vermoedelijk zullen hieruit enkele gebouwen gedistilleerd kunnen worden. De meerderheid van deze sporen leverde geen dateerbaar materiaal op. De wel te dateren sporen stammen eveneens uit de Romeinse periode.
Meteen ten zuidwesten van dit enclos werd een grote onregelmatige donkere vlek blootgelegd. Bij het opschaven bleek het om de sporen van een potstalgebouw met uitloop te gaan. Het gebouw is 15 op 8 m groot en bestaat uit zeer brede en diepe paalsporen langs de wanden. Centrale nokstaanders lijkt het gebouw niet gehad te hebben. Uit de paalsporen en de potstalvulling kon een grote hoeveelheid materiaal gerecupereerd worden. Zo werden onder meer fragmenten van maalstenen, wetstenen, Pompejaans rood, terra nigra, terra sigillata, dolia, kruikwaar en mortaria gevonden. Bijzonder is ook de vondst van een randfragment van een glazen prismafles. De voorlopige datering van al dit materiaal plaatst de structuur in de 2e eeuw n.C.
62
Jaarverslag 2008
Fig. 62: De grachten van het wegtracé.
In de reeds onderzochte zone werden 3 waterputten aangesneden. Scherven uit deze sporen plaatsen ze in de Romeinse periode. Twee waterputten hadden een nog min of meer intacte beschoeiing onder in de aanlegtrechter. Het gaat om één cirkelvormig exemplaar bestaande uit een rond gebogen plank met een doorsnede van ongeveer 48 cm en één vierkante waterput van ca. 1 op 1 m. Deze laatste was nog bijzonder diep bewaard en was opgebouwd uit rechtop geplaatste hoekpalen waartegen horizontaal planken rustten.
Een langwerpige kuil, 20 m ten zuiden van de potstal, leverde een aanzienlijke hoeveelheid vrij intact Romeins aardewerk op. Zo werden hierin grote stukken van een kruik, kruikamfoor, dolia, mortaria en een eggshell terra nigra beker teruggevonden.
De paalsporen van het potstalgebouw worden op de noordelijke zijde oversneden door sporen van een middeleeuws gebouw. Dit rechthoekig gebouw meet 16,6 op 9,4 m en bestaat uit een ruime middenbeuk geflankeerd door palenkoppels. In het zuidwesten bevond zich op de korte zijde mogelijk een kleine uitbouw of een portaal. Eveneens uit de middeleeuwse periode werd meer naar het zuidwesten een gebouw omgeven door een D-vormige omgrachting aangetroffen. De omgrachting oversnijdt alle niet recente sporen op haar tracé en heeft een doorsnede van om en bij de 45 m. Centraal binnen deze gordel Fig. 63: De potstal en het oversnijdend middeleeuws gebouw.
Fig. 64: De bekisting van een Romeinse waterput.
Kale - Leie Archeologische Dienst
63
64
Jaarverslag 2008
bevond zich een gebouw. Deze structuur kon slechts gedeeltelijk onderzocht worden aangezien ze door een recente verstoring in het zuidwesten oversneden werd. Het gaat om een bootvormig gebouw met lange zijden bestaande uit palenkoppels waarvan het buitenste paalspoor telkens aanzienlijk kleiner was dan het binnenste. De structuur is ten minste15 m lang en 10,6 m breed. Het schaarse aardewerk uit deze gebouwen en uit de gracht maakt een fijne datering nog niet mogelijk, maar een plaats in de middeleeuwse periode lijkt wel correct. De komende maanden wordt de resterende 2,4 ha onderzocht. Ook hier zijn de verwachtingen op basis van het proefsleuvenonderzoek hoog gespannen. 2.3.5 EVERGEM - BELZELE MOLENHOEK (E. SCHYNKEL L. URMEL) Van 1 oktober tot 23 december 2008 vond een opgraving plaats aan de Molenhoek te Belzele - Evergem (Afd. 2, sectie E, 996a, 998, 1000 en 1001 ), uitgevoerd door een team van twee projectarcheologen van het Ename Expertisecentrum vzw. Deze opgraving vormt een aanvulling op een reeds eerder uitgevoerde opgraving tijdens de zomer van 2008 op een terrein aan de Steenovenstraat in Belzele. Beide terreinen werden bedreigd door de aanleg van een verkaveling door de firma Durabrik en huidige bouwheer G. Van Ryselberghe. Bij voorafgaand proefsleuvenonderzoek, uitgevoerd door de KLAD (zie 2.2.12), kwamen verschillende middeleeuwse sporen aan het licht. Tijdens het onderzoek, waarbij ongeveer 1 ha vlakdekkend is opgegraven, werd echter al snel duidelijk dat naast middeleeuwse ook Romeinse sporen op het terrein aanwezig waren.
Romeinse periode De Romeinse sporen bestaan voornamelijk uit paalsporen, maar ook uit grachten, kuilen, brandrestengraven en waterputten. Een groot deel van de paalsporen kunnen tot gebouwplattegronden gebracht worden, die allemaal een zuidwest-noordoostelijke oriëntatie kennen. Een eerste plattegrond is er een van het kruistype, met twee zware wandpalen op de lange zijden en twee zware nokstaanders op de korte zijden. De afmeting van het gebouw bedraagt 12 m op 6 m. Een dergelijk type gebouw is onder andere ook aangetroffen op de site van Flanders Expo. In een van de nokstaanders werd op de bodem een quasi volledige maalsteen gevonden. In nokstaanders en wandpalen van Romeinse gebouwen worden bij opgravingen wel vaker maalstenen, wetstenen of volledige potten teruggevonden. Dit kan te maken hebben met een offer bij de bouw of het verlaten van het huis. Op het terrein bevindt zich mogelijk ook nog een tweede plattegrond van het kruistype, al valt deze wel voor de helft buiten het opgravingsvlak. Slechts één wandpaal en één nokstaander ervan zijn zichtbaar. Naast deze drie hoofdgebouwen werd ook nog een kleiner bijgebouw van 3,5 m op 4,5 m met twee zware nokstaanders aangesneden en een klein vierpalig spiekertje van 2 m op 2 m. Beide bevinden zich aan de rand van een cluster met talrijke kleinere paalspoortjes. Mogelijk behoren deze ook tot een constructie, deze kan echter niet uit de cluster afgeleid worden. Helemaal zuidelijk op het terrein werd een rij kleinere paaltjes aangesneden, met centraal twee zwaardere paalsporen. Hiervoor kunnen een tweetal verklaringen gegeven worden. Ofwel interpreteren we de zwaardere paalsporen als twee nokstaanders en mogen we aannemen dat ook hier een klein bijgebouwtje van 4.5 m lang heeft gestaan. Ofwel vatten we de sporen op als hekwerk met de twee zwaardere paalsporen als toegang of als een soort poortconstructie.
Kale - Leie Archeologische Dienst
65
Fig. 65: Opgravingsplan van de site aan de Molenhoek.
De verzamelde scherven uit deze sporen zijn hoofdzakelijk fragmenten van lokaal handgemaakte kookpotten, kruikwaar, dolia en in mindere mate van zoutcontainers. Slechts een zeer klein aandeel bestaat uit geïmporteerd aardewerk. De datering kan grofweg tussen de 1e eeuw n.C. tot het midden van de 2e eeuw n.C. gesitueerd worden.
Centraal in het terrein lopen twee parallelle grachten van het noordwesten naar het zuidoosten met een onderlinge afstand van 12,5 m. Omdat geen enkele van de Romeinse sporen zich tussen deze twee grachten bevinden, mogen ze als een wegtracé geïnterpreteerd worden. Bovendien staan ook alle gebouwen ten opzichte van dit tracé ingeplant. In de meest westelijke gracht werd een quasi volledige kom in versierde terra sigillata gevonden van het type Dragendorf 37. De versiering bestaat uit menselijke figuren, dieren en maskers. Het betreft een typisch Centraal-Gallisch product en hoewel de stempel niet was bewaard, kan de kom op basis van de figuratie aan de pottenbakker ‘albvcius’ toegeschreven worden. Deze wordt van 145 tot 170 n.C. geplaatst.
Van de 7 waterputten op het terrein bleken er 6 uit de Romeinse periode te stammen. Het onderzoek verliep echter zeer moeizaam omwille van de hoge grondwatertafel. Toch
66
Jaarverslag 2008
Fig. 66: Molensteen aangetroffen onderin paalspoor Eve-MH-08 S311.
Fig. 67: Een Centraal-Gallische Dragendorf 37. De versiering bestaat uit menselijke figuren, dieren en maskers. Deze is typisch voor de pottenbakker ‘albvcius’ en kan gedateerd worden van 145 tot 170 n.C.
konden bij 5 ervan op de bodem van de put nog restanten van de houten bekisting aangetroffen worden. Daarbij ging het telkens om een vierkante beschoeiing opgebouwd uit verticale palen. De bodem van de waterputten varieerde tussen 1.4 m en 2.4 m. Eén waterput gaf op de bodem een bijna volledige kruik uit Scheldevalleiwaar vrij. Het terrein gaf ook nog 4 brandrestengraven bloot. Drie ervan werden deels oversneden door een jongere middeleeuwse kuil en waren slecht bewaard. Een van deze graven bevatte een metalen voorwerp aangetroffen, welk moet verder onderzoek nog uitwijzen.
Kale - Leie Archeologische Dienst
67
Middeleeuwen Onder de middeleeuwse sporen bevonden zich vooral paalsporen, maar ook enkele grachten, een paar kuilen en een enkele waterput. Een groot deel van de paalsporen konden tot gebouwplattegronden gereduceerd worden. Een eerste plattegrond, met een zuidwest-noordoostelijke oriëntering, is tweebeukig van opbouw met aan beide zijden 5 wandpalen en aan de uiteinden een nokstaander. De noordelijker gelegen paalsporen zijn opvallend minder diep bewaard dan de zuidelijke palenrij, wat doet vermoeden dat het terrein vroeger van noord naar zuid afhelde. De afmeting van het gebouw bedraagt 12 m op 6.5 m. De datering voor dit gebouw levert echter nog een probleem op. Er werd slechts een weinig materiaal uit de coupes verzameld, dat bovendien geen eenduidige datering vertoont. Enerzijds zijn er scherven die op een vroege datering wijzen, in de 10e tot de 11e eeuw n.C., zoals een grijze scherf met radstempelversiering en een scherf uit de zogenaamde Verhaeghe A-groep. Anderzijds wijzen sommige scherven, ondermeer een scherf van rood beschilderd aardewerk, naar een iets jongere datering in de volle middeleeuwen.
De andere plattegronden en bijhorende sporen konden met zekerheid in de volle middeleeuwen worden gedateerd, van de 11e tot de 12e eeuw n.C. Een preciezere datering is echter niet mogelijk door het zeer gering aantal verzamelde scherven. Daaronder bevinden zich vooral grijs aardewerk, enkele scherven van rood beschilderd aardewerk en een enkel bodemfragment met vroeg loodglazuur. Een eerste plattegrond ligt op een iets hogergelegen deel van het terrein en bezit eveneens een zuidwest-noordoostelijke oriëntering. Het gebouw is eenbeukig met voor beide lange zijden 3 palen op regelmatige afstand en aan beide uiteinden 1 ver uitstaande nokstaander. De afmeting van het gebouw bedraagt 16 m op 6 m. Dergelijke type gebouwen komen in de regio niet zo veel voor. Gelijkaardige voorbeelden kunnen wel in de provincie Antwerpen aangetroffen worden. Er moet nog vermeld worden dat de datering ven het gebouw in eerste instantie problemen gaf, daar naast middeleeuws materiaal ook Romeinse scherven in de sporen zijn gevonden. Mogelijk is het Romeinse materiaal echter residueel in de latere sporen terechtgekomen. Het tweede gebouw bestaat uit dubbele palenrijen aan de buitenzijden met in het midden een lichte nokrij. Ook hier is er een inplanting volgens een zuidwest-noordoostelijke as. De exacte lengte kan niet achterhaald worden, aangezien het gebouw buiten het onderzoeksterrein verder loopt. Naar analogie met andere gebouwen van hetzelfde type kunnen we veronderstellen dat hier slechts de helft van het gebouw aangesneden werd. Verschillende van de palen vertonen een gelige kern, bestaande uit verbrande leem. Dit als gevolg van het uittrekken van de palen toen het gebouw door zijn bewoners werd verlaten. Naast de duidelijk herkenbare gebouwen werd op de site ook een palencluster aangetroffen. Het lijkt om een rij palenkoppels te gaan, die eventueel als de wandpalen van een plattegrond geïnterpreteerd kunnen worden. De tegenoverliggende wand is in dat geval volledig verdwenen omwille van een zeer brede recente verstoring die centraal over het vlak heen loopt.
Slechts één waterput kan aan de middeleeuwse periode toegeschreven worden. Het betreft een zeer grote ovalen structuur die deels oversneden wordt door een brede recente verstoring. Door de lagere ligging van de waterput in het landschap, houdt hij mogelijk verband met de volmiddeleeuwse plattegrond. Opvallend is dat deze waterput vanaf een diepte van 50 cm naar buiten toe uitwaaiert. Mogelijk houdt dit verband met het inkalven van de wanden, toen de waterput is uitgegraven. De bodem van de waterput bevindt zich op 2,60 m diep onder het vlak. Het onderzoek naar deze waterput verliep zeer moeizaam omwille van de hoge grondwatertafel. Toch kon op de bodem van de put een restant van
68
Jaarverslag 2008
Fig. 68: Overzichtsfoto op de waterput uit de volle middeleeuwen. Op de bodem werden de resten van een uitgeholde boomstam aangetroffen.
een uitgeholde boomstam van eikenhout aangetroffen worden. Deze had een diameter van 35 cm, wat bijzonder klein lijkt. Deze uitgeholde boomstam was nog over een lengte van 60 cm bewaard en was dieper dan de bodem van de kuil.
Ook een viertal grachten konden in de middeleeuwse periode gedateerd worden. Ze behoren alle tot eenzelfde perceleringssysteem dat mogelijk ook in verband kan gebracht worden met het volmiddeleeuwse gebouw. Een gracht loopt centraal over het vlak van het noordwesten tot het zuidoosten, met een tweetal vertakkingen naar het zuidwesten toe. Net voorbij de eerste vertakking vinden we een onderbreking met aan beide uiteinden een ondiepe kuil. Deze onderbreking mag als toegang tot het erf beschouwd worden.
Besluit De resultaten van deze opgraving sluiten wat de middeleeuwen betreft, met op zijn minst één erf en in totaal drie hoofdgebouwen zeer goed aan bij het voorgaande onderzoek op de terreinen aan de Steenovenstraat te Belzele. Hierbij werd een concentratie van middeleeuwse erven aangetroffen, daterend uit de periode van het laatste kwart van de 11e tot het derde kwart van de 12e eeuw. De aangetroffen sporen bij het huidige onderzoek vertonen echter opvallend minder structuur. Vermoedelijk bevinden deze laatste erven zich eerder aan de rand van de middeleeuwse occupatie. Ook voor de Romeinse periode werden mooie resultaten geboekt. Er konden enkele erven geobserveerd worden met hoofdgebouwen, bijgebouwtjes, waterputten en brandrestengraven, alle ingeplant ten opzichte van het wegtracé centraal op het terrein.
Kale - Leie Archeologische Dienst
69
Opvallend is echter wel dat er weinig overlapping bestaat tussen de Romeinse en de middeleeuwse sporen. Terwijl de middeleeuwse erven zich vooral op het westelijke deel van het terrein lijken te bevinden, liggen de Romeinse sporen vooral op het zuidoostelijke deel van het terrein.
Bibliografie DE GROOTE K., 2008. Middeleeuws aardewerk in Vlaanderen. Techniek, typologie, chronologie en evolutie van het gebruiksgoed in de regio Oudenaarde in de volle en late Middeleeuwen (10de-16de eeuw). Relicta monografieën 1. Archeologie, monumenten- & landschapsonderzoek in Vlaanderen. Brussel. DE LOGI A. & SCHYNKEL E., 2008. Archeologisch onderzoek Evergem-Steenovenstraat (7april tot 22 augustus 2008). Kladrapport 7. Onuitgegeven rapport HOLLEVOET Y. & HILLEWAERT B., 1997/1998. Het archeologisch onderzoek achter de voormalige vrouwengevangenis Refuge te Sint-Andries/Brugge (prov. W.-Vl.). Nederzettingssporen uit de Romeinse tijd en de Middeleeuwen. Archeologie in Vlaanderen VI: 191-207. LALOO P., DE CLERCQ W., PERDAEN Y. & CROMBÉ P., 2008. Grootschalig nederzettigsonderzoek in en inheems-Romeins landschap. Resultaten 2006-2007 en voorlopig bilan van het preventief archeologisch onderzoek ‘Kluizendok’ in de Gentse haven. Romeinendag 2008: 73-84. VAN DE VIJVER M., WUYTS F., CHERRETTÉ B., DE GROOTTE K. & MOENS J., 2008. Vroege en volmiddeleeuwse bewoning te Erembodegem “Zuid IV” (O.-Vl.). Archeologia Medievalis Kroniek 31: 113-115. VANHEE D. & HOORNE J., 2006. Een volmiddeleeuwse hoeve met explosieve verrassingen Merendree Molenslagkouter (Nevele) (O.-Vl.). Archeologia Medievalis Kroniek 29: 184-185.
2.3.6 EVERGEM - BELZELE STEENOVENSTRAAT (A. DE LOGI & E. SCHYNKEL) Van 7 april tot en met 22 augustus 2008 vond in Belzele, gemeente Evergem, een archeologisch onderzoek plaats ter hoogte van de Steenovenstraat (Afd. 2, sectie E, nrs 986d, 992, 995, 1002a, 1010c, 1016 en 1027a). Dit gebeurde op advies van de Kale - Leie Archeologische Dienst (KLAD) na een wegkofferbegeleiding en een proefsleuvenonderzoek op deze terreinen. De prospectie was noodzakelijk wegens de bedreiging van het bodemarchief door de aanleg van een verkaveling door de firma Durabrik. Na overleg tussen de bouwheer, de KLAD en het Agentschap R-O Vlaanderen werd overeengekomen 1 ha, gespreid over 6 zones, vlakdekkend te onderzoeken. En dit door twee projectarcheologen voor een termijn van 4 maand terreinwerk en 1,5 maand rapportage. De archeologen stonden in dienst van de bouwheer, die ook alle kosten van het onderzoek droeg. Met dit onderzoek werden in hoofdzaak sporen van bewoning uit de volle middeleeuwen aangesneden. Het gaat om sporen van gebouwen, voornamelijk paalsporen, maar ook van grachten, kuilen en waterputten. Het oudst gedateerde spoor is een gracht in zone I. Uit deze gracht kwam een aantal scherven van Karolingische oorsprong te voorschijn. Jammer genoeg bevond deze gracht zich aan de rand van het opgravingsvlak en kon deze aldus noch in verband met andere sporen gebracht worden, noch verder in zijn verloop gevolgd worden . De meerderheid van de sporen dateerden echter uit de volle middeleeuwen. Het vondstmateriaal uit deze sporen was zeer uniform en bestond grotendeels uit grijs gedraaid aardewerk voornamelijk afkomstig van onversierde kogelpotten. Een kleine hoeveelheid
70
Jaarverslag 2008
Fig. 69: Algemeen grondplan van de site Evergem-Steenovenstraat. 1: de gracht met Karolingische scherven. 2: waterput I-88.
rood gebakken scherven met spaarzaam aangebracht loodglazuur bracht de datering tot de periode van het laatste kwart van de 11e tot en met derde kwart van de 12e eeuw n.C. Daarnaast werden ook nog enkele wetstenen, een strijkglas en een versierd spinschijfje uit de middeleeuwse sporen gehaald. De sporen van de volle middeleeuwen konden geïnterpreteerd worden als de restanten van enkele woonerven die mogelijk min of meer gelijktijdig bestaan hebben. Op zones I, II en III werden quasi volledige woonerven opgegraven bestaande uit een omgrachting met een onderbreking als toegang tot het erf, mogelijke silo’s, waterputten en gebouwstructuren van zowel hoofd- als bijgebouwen. De toegang tot de erven werd bijna steeds geflankeerd door 2 vrij zware paalsporen die hoogstwaarschijnlijk als de resten van een poortconstructie mogen gezien worden. De kuilen, die in groot aantal op zone II voorkwamen, hebben een vrij uniform uitzicht. Ze bevatten in doorsnede een zwart organisch pakket op de bodem en langs de wanden. Hun opvulling vertoonde ook meestal sporen van verbranding. Deze kenmerken doen vermoeden dat deze kuilen als silo’s voor de bewaring van voedsel dienst deden. Daarnaast werden in deze zones, en binnen de omgrachtingen, ook sporen van waterputten aangetroffen. Op de zones I en II werden er telkens 3, en op zone III in totaal 4 aangesneden. Waterput I-88 is de enige waterput die tijdens dit onderzoek een min of meer intacte beschoeiing opleverde. Het ging om een vierkante houten bekisting van ca. 1 m breed, bestaande uit rechtopstaande hoekpalen waartegen horizontaal planken bevestigd waren. De beschoeiing van de andere waterputten was bijna volledig weggerot. Dit kan te wijten zijn aan de sterk fluctuerende
Kale - Leie Archeologische Dienst
71
Fig. 70: Veldopname van waterput I-88. grondwatertafel op deze terreinen. Slechts in het diepste punt van de aanlegtrechters werden nog enkele centimeters van het hout teruggevonden. Fig. 71: Tekening van een kogelpot Vaak was het onmogelijk uit te maken over welk afkomstig uit een gracht op Zone II. type bekisting het ging. Binnen de omgrachtingen van de erven werden eveneens paalsporen aangetroffen. Hieruit konden vrij makkelijk gebouwstructuren afgeleid worden. De hoofdgebouwen bestonden uit een ruime middenbeuk geflankeerd door lange zijden opgebouwd uit palenkoppels. Deze lange zijden waren ofwel recht, ofwel licht gebogen. In het laatste geval neigen de gebouwen meer naar het bootvormige huistype. Gezien de opbouw en grootte gaat het hier naar alle waarschijnlijkheid om zogenaamde woonstalhuizen. De afmetingen van deze gebouwen bedragen op zone I 27 op 7,5 m, 19 op 9 m en 12 op 9,5 m, op zone II 12 op 7,7 m, en op zone III 23 op 10 m. Gelijkaardige gebouwen uit dezelfde periode werden reeds eerder opgegraven in Aalter - Langevoorde (DE CLERCQ & MORTIER 2000), Merendree Molenkouterslag (VANHEE & HOORNE 2006) en Zele-Zuidelijke Omleiding (MORTIER et al. 2003). Op zone I werd eveneens een bijgebouwtje onderzocht. Het gaat om een vierpalige structuur van 1,7 op 1,4 m die geïnterpreteerd kan worden als een spieker.
Op de andere zones werden telkens paalsporen aangetroffen die tot hoofdgebouwen konden teruggebracht worden. Op zone IV werden, behalve een gebouw van 13 op 6 m, ook nog de sporen van enkele parallelle grachtentracés onderzocht. Vermoedelijk maakten
72
Jaarverslag 2008
ook deze grachten deel uit van een perceleringssysteem dat jammer genoeg niet volledig kon blootgelegd worden. Met de kijkvensters VII en VIII werd gepoogd een inzicht te verkrijgen in het verloop van deze grachten en eventuele oversnijdingen met andere grachtensystemen. Het werd er echter niet veel duidelijker op wegens een (sub)recente verstoring in kijkvenster VIII en de oversnijding door een waterput en een mogelijk tweede grachtentracé uit het zuidoosten in kijkvenster VII. Op zone V werd een paar parallelle noordoost-zuidwest lopende grachten aangetroffen. Ter hoogte van een onderbreking in beide grachten werden 4 zware paalsporen gevonden in een vierkante configuratie. Wellicht gaat het hier om een dubbele omgrachting met poortgebouw. Ten zuidoosten van deze constructie werd een aantal clusters paalsporen aangetroffen waaruit op zijn minst 2 gebouwen te herkennen zijn. Een eerste gebouw bleef op basis van vondstmateriaal ongedateerd. De plattegrond van deze structuur wijkt sterk af van die van de overige onderzochte gebouwen. Centraal bevinden zich 2 diepe paalsporen van de nokstaanders waarrond in een rechthoek lichtere paalsporen liggen. Dit gebouw van 12 op 6,5 m heeft een sterke gelijkenis met een Romeins gebouw opgegraven te Evergem-Kluizendok. Ten zuidwesten van deze structuur bevonden zich de zware paalsporen van een ander gebouw. Dit gebouw is op zijn minst 20 m lang en 9 m breed. Het bestaat uit lange zijden opgebouwd uit palenkoppels. Hierdoor ontstaat een brede middenbeuk waarin enkele lichtere nokstaanders zouden gestaan hebben. Het gebouw had vermoedelijk een rechthoekige vorm. Op zone VI ten slotte werden enkele grachten onderzocht die in verband kunnen gebracht worden met de grachten uit kijkvenster VII. Wat de datering betreft van deze sporen tasten we nog in het duister. Een 14,5 op 7 m groot gebouw in het oosten van deze zone echter kon wel in de volle middeleeuwen gedateerd worden. Hoewel een volledig beeld op het bodemarchief van deze gronden ontbreekt, kan wel gesteld worden dat met dit project een concentratie aan middeleeuwse woonerven werd aangesneden uit de periode van het laatste kwart van de 11e tot het derde kwart van de 12e eeuw. Vermoedelijk werd op zone V ook een structuur uit de Romeinse periode opgegraven. Dit hoeft niet te verbazen gezien er bij de naburige opgraving Evergem Molenhoek en bij een lopend onderzoek aan de Koolstraat Romeinse sporen werden aangetroffen. Bibliografie DE LOGI A. & SCHYNKEL E., 2008. Archeologisch onderzoek Evergem – Steenovenstraat. 7 april tot 22 augustus 2008. KLAD-Rapport 7. Kale-Leie Archeologische Dienst, Aalter. 2.3.7 KNESSELARE - URSEL ROZESTRAAT (E. TAELMAN & B. MESTDAGH) Door de positieve resultaten van het in juli door David Vanhee (KLAD) uitgevoerde proefsleuvenonderzoek op het terrein langs de Rozestraat te Ursel (Afd. 2, sectie A, nrs. deel van 559M en deel van 563L) werd beslist vanaf begin oktober 2008 een vlakdekkend archeologisch onderzoek te laten plaatsvinden. Bij het vooronderzoek werden reeds zes sleuven en twee kijkvensters getrokken. Daarbij kwamen verschillende sporen aan het licht, voornamelijk paalsporen, grachten en een kleine hoeveelheid ceramiek uit de late ijzertijd/vroeg-Romeinse periode. Daarnaast werd ook een kuil gevonden met daarin een soldatenuitrusting uit de Eerste of Tweede Wereldoorlog. Na de start van de opgraving in oktober, werd midden november aangevangen met de verwerking van de campagne. Het onderzoek werd afgerond in december 2008.
Archeologische structuren De zuidwestelijke zone wordt gekenmerkt door een oostwest verlopend grachtensysteem.
Kale - Leie Archeologische Dienst
73
Vooral de grachten aangeduid als sporen 5 en 10 waren duidelijk in de profielen afgelijnd. In beide grachten is ceramisch materiaal uit de late ijzertijd gevonden. Net voor het punt waar deze twee grachten samenkomen om één brede gracht te vormen (201), is een grote hoeveelheid ceramiek teruggevonden. Het profiel van gracht 201 toont de eerste tientallen meter nog steeds de beddingen van grachten 5 en 10, maar dan aan elkaar geschakeld. Ter hoogte van gracht 202 is deze dubbele bedding één geworden. Gracht 202 is opvallend ovaalvormig en vormt zo een greppel van maximaal 50 cm breed, aansluitend op de brede gracht. Een tweede gracht die aansluit op 201 is gracht 203. Haaks op de brede gracht 201 liggen drie parallelle grachten die dezelfde noordzuid-oriëntatie als cluster 1 volgen en doordoor mogelijk een deel vormen van de omsluiting van de cluster. Grachten 91, 94 en 95 liggen elk op circa 5 m van elkaar verwijderd. Zowel de oriëntatie als de aanwezigheid van vondsten verwijst naar een datering in de late ijzertijd. Een laatste gracht die zich duidelijk aftekent in het opgravingsvlak is van latere datum. Gracht 1 loopt vanuit het uiterste noorden naar het zuidwesten en doorkruist met zijn lengte van 65 m het hele terrein. De maximale breedte bedraagt 2 m. Volgens de context en het steengoed valt de gracht te dateren in een postmiddeleeuwse fase. In de uiterste noordelijke hoek verscheen het restant van een brandrestengraf (spoor 171), op
Fig. 72: Tekening van het brandrestengraf S171 met coupetekening.
Fig. 73: Overzichtsfoto op de parallelle grachten.
74
Jaarverslag 2008
Fig. 74: Overzichtsplan van de opgraving in Knesselare Ursel Rozestraat.
basis van de teruggevonden ceramiek te dateren in de Romeinse periode. Het spoor kent in het grondvlak een lengte van 1,4 m en een breedte van 0,5 m, maar wordt verstoord door spoor 200, een greppel van latere datum. Het brandrestengraf is ondiep bewaard (tussen 10 en 22 cm diep).
Palenclusters vormen een tweede belangrijk aspect van de site. Van drie geattesteerde clusters kon uit één een waarschijnlijke gebouwplattegrond worden geïdentificeerd (cluster 3). Belangrijk hiervoor waren twee tegenover elkaar staande toegangen (telkens twee over elkaar geplaatste paren van paalsporen) en twee rechte palenrijen. Het lijkt er evenwel op
Kale - Leie Archeologische Dienst
75
Fig. 75: De gebouwplattegrond van Cluster 3 lijkt het meest aan te sluiten bij het type Haps.
dat met een lengte en een breedte van 7,5 m niet de volledige lengte van de constructie bewaard is. De breedte van het gebouw zou 4 m bedragen tussen de dragende palen, 4,5 m tussen de binnenste sporen van de ingangspartij en 6,5 m tussen de buitenste sporen van de ingangspartij. Een gemiddelde van 5,5 m tussen die twee laatste zou mogelijk het meest in de buurt komen van de oorspronkelijke breedte van het gebouw. Dit gebouw, met twee zware palenrijen en ingangspartijen, lijkt niet onmiddellijk met een gekend type overeen te komen. Anderzijds lijkt het nog het meest aan te sluiten bij het type Haps. De twee andere palenclusters vertonen ook verschillende kenmerken van gebouwen. Doch de argumenten ervoor zijn te weinig doorslaggevend. Bij cluster 1 is slechts één opvallende, maar niet volledig rechte lijn op te merken. Deze bestaat uit vijf sporen over een lengte van 9,6 m. Ondanks het voorkomen van verschillende diepere paalsporen zijn niet direct nokpalen aan te duiden. De stelling dat het hier zou gaan om een gebouwplattegrond lijkt minder waarschijnlijk. Een plausibele verklaring is dat de paalsporen deel uitmaken van een nabijgelegen woonzone, wat gesteund wordt door de aanwezigheid van twee spiekers nabij deze zone. In de uiterste noordelijke hoek van de site kwam een tweede aanzet tot een sporencluster naar boven (cluster 2). Er kan gewag worden gemaakt van een fraaie ingang (bestaande uit twee dubbele palensporen), die 1,4 m breed is. Twee paalsporen links en rechts kunnen mogelijk geïnterpreteerd worden als dragende (nok)palen. Deze sporen leiden naar het type Haps. Opmerkelijk is evenwel dat de drie palenclusters min of meer evenwijdig verlopen met de eerder besproken grachten.
Interessant is het archeologisch onderzoek dat tussen 1986 en 1989 ongeveer tweehonderd meter ten noorden van het huidige opgravingsvlak werd uitgevoerd onder leiding van Prof. Dr. J. Bourgeois (Universiteit Gent). Rond een bronstijdgrafheuvel werden verschillende funeraire structuren uit de late ijzertijd aangesneden. Opmerkelijk is bovendien een ‘profetie’ van R. Langohr en M. Pieters. Zij berekenden aan de hand van de bodemkundige parameters dat de gebruikers van deze funeraire zone tussen 400 en 1000 m naar het zuiden gezocht moesten worden. De afstand met de percelen die werden aangesneden bij dit
76
Jaarverslag 2008
jongste project bevinden zich ruim 200 m zuidelijker, wat dus een stuk dichter is dan voorspeld. De tussenliggende terreinen bleven voorlopig verstoken van onderzoek en daar kunnen evengoed nog verschillende structuren bewaard zijn. Ook is er geen bewijs, met uitzondering van relatieve dateringen, dat beide sites gelijktijdig zijn
Archeologische vondsten Vondsten op de site bleken eerder schaars. Over de volledige site werden slechts 145 scherven gevonden, voor minimum 52 individuen en een totaal gewicht van ruim 4 kg. Bij 119 exemplaren gaat het om wandscherven, 16 betreffen randen en zes stuks zijn afkomstig van bodems. De hoofdmoot ervan kan in de late ijzertijd worden gelegd. Dit materiaal bestaat volledig uit handgemaakte en sterk gefragmenteerde ceramiek. Ook lijkt nagenoeg alles onder de gewone waar te groeperen die lokaal vervaardigd werd. De ceramiekrijkste contexten van de site zijn een gracht (sporen 5 en 10) en een paalspoor (spoor 220) van de noordelijke ingangspartij van cluster 3. Voor spoor 10 gaat het om 65 scherven (MAI:8). Spoor 5 leverde één scherf op. Binnen spoor 220 werden 5 scherven gevonden. Wanneer beide contexten met elkaar vergeleken worden, kan niet onmiddellijk een onderscheid in inhoud worden gemaakt. Beide bestaan uit sterk gefragmenteerde scherven die in geen van de voorbeelden tot een volledig recipiënt gereconstrueerd kan worden. Opvallend is verder dat beide contexten zowel kwaliteitsvol materiaal als gewone gebruikswaar bevatten. Tot de kwaliteitsvolle waar van gracht 10 kan een dikwandige scherf worden genoemd die oxiderend gebakken is. Ook verschillende drieledige schaaltjes zijn van verzorgde makelij. Eveneens opvallend is de aanwezigheid van verschillende verbrande scherven, vermoedelijk behorend tot hetzelfde individu. Verder kan ook melding worden gemaakt van versierde ceramiek met ribbels en S-profiel (08-KnRo-10-4).
In spoor 220 lag de kwantiteit veel lager. Toch is er één scherf die zeer verzorgd vervaardigd werd. Ze bezit een S-profiel en ribbels op de hals. Bovendien is ze sterk geglad (08-KnRo-220-13). Een andere aan te tonen periode, is de Romeinse fase. Daartoe behoorde een reeds besproken brandrestengraf met drie kleine scherven. Ze waren alle dunwandig, zeker één was handgemaakt en waarschijnlijk niet verbrand. Fig. 76: versierd aardewerk met ribbels en S-profiel uit 08-KnRo-10-4.
Fig. 77: aardewerk uit 08-KnRo-220-12+13.
Gracht 1 kan worden vermeld als postmiddeleeuws. Het meest determinerend hier is een bruingeel bodemfragment steengoed (16e - 18e eeuw). Ook kwam een aanzienlijke hoeveelheid steengoed voor als oppervlaktevondst.
Andere vondsten Reeds in het proefsleuvenonderzoek kwam een fragment van een Romeinse dakpan aan het licht. Een tweede, meer opmerkelijke vondst die hier gemeld kan worden, is een kuil met een deel van een soldatenuitrusting (spoor 210) die als een
Kale - Leie Archeologische Dienst
77
depot gracht 203 verstoort. Alle voorwerpen uit dit depot waren reeds in het proefsleuvenonderzoek naar boven gehaald. Het betreft een zwaar beschadigde en door roest aangetaste helm en een gasmasker. Binnen in de helm zijn drie van de metalen gespen voor de aansluiting van het binnenwerk of de riemen bevestigd. Daarnaast zijn er nog een aantal kleinere metalen objecten gevonden, zoals individuele gespen en haakjes die deel uitmaakten van de kuilvulling. Een expertise door het ‘In Flanders Fields-museum’ (Ieper) leerde dat de uitrusting uit de Tweede Wereldoorlog stamt. De vondst van deze uitrusting houdt wellicht verband met de zware gevechten die op 24 en 25 mei 1940 in de buurt van Ursel plaatsvonden.
Conclusie De opgraving te Ursel-Rozestraat, in oktoberdecember 2008, heeft een aantal interessante resultaten opgeleverd. Fig. 78: de restanten van de helm en andere
De aanwezigheid van verschillende grachten die militaire voorwerpen uit Wereldoorlog II. in verband staan met drie palenclusters kan als de belangrijkste ontdekking worden meegegeven. Interessant daarbij is dat twee gebouwplattegronden konden worden geïdentificeerd binnen deze clusters, wat de kennis van de nederzettingstradities in zandig Vlaanderen, zeker binnen deze microregio, gedurende de late ijzertijd opnieuw een tikkeltje kan uitbreiden. Ook een Romeins brandrestengraf werd aangesneden en gedocumenteerd. Zo werd door deze opgraving nog maar eens bewezen dat de regio Aalter-Knesselare tijdens de ijzertijd en de Romeinse periode een relatief dense bewoning kende. Interessant was verder de begraven soldatenuitrusting als stille getuige van de woelig meimaand van 1940, in de omgeving van Ursel.
2.3.8 LOVENDEGEM SUPRABAZAR (B. DE SMAELE & S. VERDEGEM) Inleiding Naar aanleiding van de uitbouw van het filiaal Supra Bazar NV te Lovendegem werd een vlakdekkend archeologisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van de resultaten bekomen in een vooronderzoek door middel van proefsleuven, in 2008 uitgevoerd door de KLAD (zie 2.2.18), was beslist om de bedreigde sporen in twee werkputten te onderzoeken. Situering van het onderzoek Het onderzoeksgebied ligt langs de Grote Baan te Lovendegem, tussen het filiaal van Supra Bazar Lovendegem en de Tempeliersdreef. Het vlakdekkend onderzocht gebied staat kadastraal bekend als Afd. 2, sectie B, nrs. 1745b, 1733a en 1750d van de gemeente Lovendegem (Oost-Vlaanderen) en bevindt zich aan weerszijden van de buurtweg Nr. 17. Dit gebied bevindt zich op de zuidwestelijke flank van de Oostveldkouter en wordt gekenmerkt door matig natte tot natte lemige zandbodems met tertiaire klei op geringe diepte.
78
Jaarverslag 2008
Tot aan de aankoop van de percelen door NV Supra Center was het gebied in gebruik als landbouwgrond, waarna het lange tijd braak lag. Ten noorden wordt het onderzoeksgebied begrensd door landbouwgrond (maïs), ten oosten door de bestaande parking van Supra Bazar en de grindweg naar de Oostveldkouter. Ten zuiden vormt het filiaal van Supra Bazar en de Grote Baan de begrenzing, in het westen is dit een filiaal van de winkelketen E5-Mode. Aanleiding voor het onderzoek De aanleiding voor het onderzoek is de geplande uitbreiding van het filiaal van NV Supra Center. Hierbij zouden een nieuwe parking met een uitgebreid drainagesysteem, een uitbreiding van het magazijn en het filiaal zelf, en de aanleg van bufferbekkens een directe bedreiging voor het archeologisch patrimonium betekenen. Ondanks het feit dat het gebied zich beneden de zuidflank van de Oostveldkouter bevindt - een heel nat, moerassig land, dat klassiek als een gebied met lage archeologische verwachting wordt beschouwd, - werd toch gekozen voor een vooronderzoek door middel van proefsleuven. De keuze hiervoor werd gemaakt omdat ook de natte, lage gebieden in veel gevallen sporen en sites blijken te bevatten. Het proefsleuvenonderzoek werd in april 2008 uitgevoerd door de KLAD en leverde enkele zones met duidelijke archeologische sporen en ceramiek op. Het vlakdekkend onderzoek richtte zich op de zones met een hoge en gemiddelde sporendensiteit, ongeveer 6500 m². Het vlakdekkend onderzoek werd een samenwerking tussen NV Supra Center (eigenaar van de gronden), de KLAD en het Ename Expertisecentrum vzw (EEC), dat de details van de uitvoering van het archeologisch onderzoek op zich nam. Het terreinwerk werd uitgevoerd door twee projectarcheologen in samenwerking met Grondwerken Claeys NV uit Zomergem. Het terreinwerk startte op 11 juni 2008 en werd afgerond op 11 september 2008. Sporen en structuren Het onderzoek verliep in twee werkputten, een noordelijke en een zuidelijke. Beide waren rijk aan sporen en structuren, met vrij goede bewaring. Enkele grote verstoringen van recente aard (aanleg parking, asfaltering buurtweg, recente perceelsgrachten) zorgden voor een lichte versnippering van het beeld. In totaal werden welgeteld 696 sporen ingetekend, waarvan 475 van antropogene aard. Bij deze sporen gaat het om paalkuilen, kuilen en greppels/grachten. In de zuidelijke werkput konden met zekerheid twee structuren vastgesteld worden. De eerste duidelijk waarneembare structuur is een noordwest-zuidoost georiënteerd rechthoekig, driebeukig gebouw waarvan de zuidoostelijke korte zijde licht afgerond is, met afmetingen 12,9 m bij 8,6 m. Het gebouw is waarschijnlijk een houtbouw, opgetrokken uit vier evenwijdige palenrijen van diep ingegraven constructiedragende zware palen. Opvallend zijn de twee lange paalkuilen op de korte zijden, die een nokconstructie lijken te vormen. Waarschijnlijk vormen deze louter een ondersteuning van de gebintenbouw. Fig. 79: Plan van de gebouwplattegronden in de zuidelijke werkput.
De tweede duidelijk waarneembare structuur (17,3 m x 8,9 m) is een zuidwest-noordoost georiënteerd rechthoekig, driebeukig gebouw dat op zware hoekpalen gefundeerd is. Het
Kale - Leie Archeologische Dienst
79
gebouw is een houtbouw, bestaande uit ten minste vier palenrijen van diep ingegraven palen. Zo wel de buitenste als de binnenste palen zijn zwaar gefundeerd, wat het hele gebouw een massieve constructie geeft. Een volgende mogelijke structuur (structuur 7) is een palenzetting van 7 paalkuilen die de resten van één lange zijde zouden kunnen vormen en één lichte paalkuil die een restant van de korte zijde zou kunnen zijn. De palenzetting is 22 m lang en is door een jongere erfgracht, een recente gracht en de bestaande afwateringsgreppel doorsneden. Structuren 1 en 2 (Fig. 79) lijken te horen bij de jongste fase, vermoedelijk eind 12e - begin 13e eeuw. Vergelijkbare plattegronden zijn te vinden te Damme-Sijsele (IN’T VEN et al. 2005), Brecht Hanepad (VERBEEK & DELARUELLE 2004), Sint-Andries-Refuge (HOLLEVOET & HILLEWAERT 2002, p. 121), Aalter-Langevoorde (DE CLERCQ & MORTIER 2000) en EvergemSteenovenstraat (DE LOGI & SCHYNKEL 2008, p. 21). In de zuidelijke werkput konden verder nog drie waterkuilen, een uitgebroken waterput met de resten van een houten bekisting en een brede erfgracht vastgesteld worden. Deze erfgracht hangt samen met structuren 1 en 2. In de noordelijke werkput konden met zekerheid nog twee gebouwplattegronden vastgesteld worden. Structuur 4 (26,6 m x 10,3 m) is een oostwest georiënteerd rechthoekig, tweebeukig gebouw dat op zware wandpalen gefundeerd is. Deze houtbouw bestaat uit twee lange palenrijen van ingegraven palen en twee kopse staanders. De afwezigheid van tussenliggende palenrijen geeft het geheel een open karakter. We moeten opmerken dat de zuidwestelijke hoek verstoord is en het gebouw dus niet volledig in het opgravingsvlak gevat werd (mogelijk ontbreekt er net één paalkuil). Structuur 5 (23 m x 9,7 m) is een oostwest georiënteerd rechthoekig, driebeukig gebouw dat zowel op zware wandpalen als op zware centrale dakondersteunende palen gefundeerd is. Het bestaat uit vier lange rijen diep ingegraven palen met een wisselende bewaring. Heel duidelijk zijn de zware oostelijke hoekpalen. Deze twee structuren liggen naast elkaar met een heel gelijklopende oriëntatie (Fig. 80), waarbij het aanlokkelijk zou zijn deze in één fase te plaatsen. Hiervoor zijn echter geen duidelijke aanwijzingen. De ceramiek dateert uit de volle middeleeuwen en wijst in de richting van de 11e 12e eeuw. Ten noorden van structuur 4 en 5 bevindt zich een palencluster (structuur 6) die buiten het onderzoeksgebied doorloopt. De ceramiek uit de sporen van de palencluster kan eveneens in de volle middeleeuwen worden gedateerd.
In de noordelijke werkput kunnen verder nog drie waterkuilen vermeld worden, waarvan de vondsten (ceramiek) nauw aansluiten bij de vondsten uit structuren 4 en 5.
Vondsten De hoofdmoot van het archeologisch materiaal bestaat uit ceramiek, die over het algemeen heel
Fig. 80: Plan van de gebouwplattegronden in de noordelijke werkput.
80
Jaarverslag 2008
goed bewaard is. We zien hoofdzakelijk twee belangrijke categorieën binnen het ensemble van de middeleeuwse ceramiek, nl. de lokale waar (3811 fragmenten) en de importceramiek (47 fragmenten). Daarnaast kunnen we de aanwezigheid van enkele stukken prehistorische ceramiek (handgemaakte ceramiek, 63 fragmenten), een enkele scherf terra sigillata en een weinig bouwceramiek (huttenleem en 14 fragmenten van dakpannen) vaststellen. De handgemaakte ceramiek, waarschijnlijk uit de vroege ijzertijd, bevindt zich ofwel residueel in de middeleeuwse sporen of in twee gevallen in een geïsoleerde kuil. Deze wijzen op een prehistorische aanwezigheid in de nabijheid.
De middeleeuwse lokale ceramiek is afkomstig van grote kookpotten, de zogenaamde kogelpotten, dateerbaar van de 10e tot de 14e eeuw. Verder is het vormenspectrum redelijk beperkt, we zien enkele schenkkannen en enkele kruiken, soms met een zgn. manchetrand of sikkelrand. Deze kannen en kruiken komen in onze gewesten voor vanaf het einde van de 12e eeuw - begin van de 13e eeuw. We vermelden dan ook nog een fragment van een zogenaamde ‘handgemaakte kogelpot met donkere kern’ uit een paalkuil van structuur 7. Het gaat om ruwe ceramiek met een vrij lichtgrijs baksel aan de buitenwand dat duidelijk contrasteert met de grijze tot donkergrijze binnenkant. Deze ceramiek kan in de 10e - 11e eeuw geplaatst worden (DE GROOTE K. 2008, p. 325). Dit fragment geeft de vroegste datering voor de middeleeuwse sporen aan. Bij de lokale waar komt versiering slechts sporadisch voor. Het gaat om radstempelversiering en duimindrukken. Een opvallende vondst is een speelschijfje, gesneden uit een geglazuurde vloertegel. Interessant is dat de lokale waar weinig chronologische verschillen vertoont. Alle fragmenten lijken te dateren in de periode 1000 - 1200 n.C., zonder duidelijke typologische of chronologische uitschieters. Middeleeuwse importceramiek komt opvallend weinig voor. We zien 5 verschillende categorieën importceramiek: Maaslandse ceramiek (10 fragmenten), Pingsdorf (22 fragmenten), roodbeschilderd aardewerk (10 fragmenten), Paffrath (2 fragmenten) en protosteengoed (3 fragmenten). Al deze categorieën ceramiek zijn uit het Rijnland geïmporteerd en moeten in de 12e en de 13e eeuw geplaatst worden. Opvallend is de sterke ondervertegenwoordiging van de importceramiek ten opzichte van de lokale waar. Andere vondstcategorieën dan ceramiek komen minder voor. Enkele metalen voorwerpen met zware corrosie, waaronder twee messen, zijn de meest diagnostische. Verder zien we enkele kleine vormloze voorwerpen (nagels enz.) en fragmenten ijzerslak. Bij de vondsten in natuursteen vallen een silex duimschrabber, een fragment van een maalsteen in puimsteen en een wetsteen in groene kalksteen op. De maalsteen is waarschijnlijk afkomstig uit het Eifelgebied. Door de vochtige staat van de bodem zijn enkele kleine fragmenten dierlijk botmateriaal bewaard. Eén fragment is waarschijnlijk een gewrichtskop van een rund met een duidelijk kapspoor, waarbij het dus om slachtafval gaat. Interpretatie en besluit Te Lovendegem-Supra Bazar is gebleken dat de zuidflank van de Oostveldkouter een drukke bedrijvigheid gekend heeft en dit vooral in de volle middeleeuwen (900 - 1200 n.C.). In de protohistorie, en specifiek in de ijzertijd (800 - 50 v.C.), is er een bewoning geweest die zich waarschijnlijk op het hoogste punt van de Oostveldkouter bevond en waarop de opgraving van 2008 geen vat gehad heeft. Enkele kuilen en losse vondsten ceramiek wijzen op een aanwezigheid in de nabijheid. In de volle middeleeuwen, en waarschijnlijk vanaf de 11e eeuw, is de zuidflank van de Oostveldkouter als locatie voor bewoning uitgekozen. Dit blijkt uit de aanwezigheid van zeker twee gebouwen in de noordelijke werkput.
Kale - Leie Archeologische Dienst
81
Fig. 81: Overzichtsfoto van de werkzaamheden op het terrein aan de Suprabazar. Hoewel dit onderzoek in de zomer plaatsvond waren de omstandigheden niet echt droog te noemen.
De bewoning lijkt tot de 1e helft van de 13e eeuw aanwezig geweest te zijn, waarbij de bebouwing stelselmatig naar de lagere gronden verschoof. Naar alle waarschijnlijkheid heeft dit alles te maken met een schaalvergroting van de landbouw, waarbij het van het hoogste belang was de hogere en drogere gronden te reserveren voor de landbouw. De onderlinge fasering van de verschillende gebouwen is heel moeilijk vast te stellen, omdat de ceramiek geen duidelijke oversnijdingen of chronologische verschillen mogelijk maakt. Het lijkt erop, dat de vroegste fase op de hogere gronden kan worden gesitueerd, terwijl de laatste fase net op de laagste gronden zat. Op zijn hoogtepunt (vermoedelijk tweede helft van de 12e tot de eerste helft van de 13e eeuw) kan de nederzetting echter uit twee gebouwen (woonhuis en schuur) bestaan hebben, waarrond een brede erfgracht aangelegd was. De gebouwen waren opgetrokken uit hout, waarschijnlijk met zware zadeldaken, mogelijk met een rieten bedekking. De bewoners zullen eenvoudig van afkomst geweest zijn, landbouwers en veetelers, met elementaire voorzieningen om hun dagelijks bestaan te verzekeren. Hiervan getuigen de vele fragmenten ceramiek voor voedselbereiding en -opslag, waaronder ook enkele fragmenten ingevoerd uit het Rijnland. Deze site geeft weer hoe proefsleuvenonderzoek steeds een duidelijk beeld geeft van de archeologische sporen in de ondergrond en dat de nattere, laaggelegen gebieden niet a priori moeten afgeschreven worden bij het nederzettingsonderzoek in het Meetjesland. Bibliografie DE CLERCQ W. & MORTIER S., 2000. Aalter-Industrieterrein Langevoorde – Grootschalige noodarcheologie. Onderzoek van een meerperiodenvindplaats, in: Jaarverslag van de provincie Oost-Vlaanderen–Monumentenzorg en Cultuurpatrimonium 2000, pp. 197-202.
82
Jaarverslag 2008
DE GROOTE K., 2008. Middeleeuws aardewerk in Vlaanderen. Techniek, typologie, chronologie en evolutie van het gebruiksgoed in de regio Oudenaarde in de volle middeleeuwen (10e-16e eeuw). Deel I, in: Relicta Monografieën 1, Brussel. DE LOGI A. & SCHYNKEL E., 2008. Archeologisch onderzoek Evergem-Steenovenstraat, in: KLAD-Rapport 7, Aalter. HOLLEVOET Y. & HILLEWAERT B., 2002. Het archeologisch onderzoek achter de voormalige vrouwengevangenis Refuge te Sint-Andries / Brugge (prov. West-Vlaanderen). Nederzettingssporen uit de Romeinse tijd en de Middeleeuwen, in: Archeologie in Vlaanderen 6, 1997-1998, Zellik, pp. 191-209. IN’T VEN I., HOLLEVOET Y., COOREMANS B., DE GROOTE A. & DEFORCE K., 2005. Volmiddeleeuwse bewoningssporen aan de Veldhoekstraat in Damme/Sijsele (prov. West-Vlaanderen), in: IN’T VEN I., DE CLERCQ W. & HOLLEVOET Y. 2005 (red.), Een lijn door het landschap Archeologie en het VTN-project 1997-1998 Deel 2, Archeologie in Vlaanderen 5, Brussel. VERBEEK C. & DELARUELLE S., 2004. De middeleeuwen op het HSL-traject (Nederzettingen, Houtbouw in de middeleeuwen, Ambachtelijke en artisanale activiteiten), in: Verloren voorwerpen. Archeologisch onderzoek op het HSL-traject in de provincie Antwerpen, Antwerpen, pp. 265-314 .
2.4 NATUURWETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK EN PARTNERWETENSCHAPPEN De KLAD hecht veel belang aan de inbreng van partnerwetenschappen bij de uitwerking van de archeologische gegevens. Daarom werd in het verleden een beroep gedaan op de laboratoria van het Koninklijk Instituut voor Kunstpatrimonium (KIK) voor radiokoolstofdateringen en op de diensten van de Archeologische Dienst Waasland (ADW) voor zaden- en vruchtenonderzoek, pollenanalyse en bij het maken van replica’s. De KLAD reserveert daarom elk jaar een budget binnen de begroting om dergelijk onderzoek mogelijk te maken. In 2008 werd een aantal stalen van de site Aalter Loveld 08 (zie 2.3.2) voor radiokoolstofdatering geselecteerd. Doordat de KLAD nog weinig onderzoek zelf uitvoert, wordt in elk PVE een budget voorzien om de partnerwetenschappen te betrekken bij de verwerking. De verschillende projecten uit 2008 leverde een pak stalen op, waaronder stalen voor zaden- en vruchtenonderzoek, pollenstalen, houtskoolmonsters en een pak bewaard hout uit de verschillende waterputten. Begin 2009 zullen verschillende projectleiders een selectie van de stalen maken en offertes om de uit te voeren onderzoeken aanvragen. Ook afspraken met het VIOE om de vullingen van verschillende waterputten te onderzoeken en houtstalen ervan eventueel dendrochronologisch te dateren, komen in aanmerking. 2.5 RESTAURATIE EN CONSERVATIE Het onderzoek van de site Aalter - Loveld 08 (zie 2.3.2) leverde een ongeziene hoeveelheid artefacten op. Om dit te verwerken, te conserveren en eventueel te restaureren wordt samengewerkt met het VIOE. Momenteel worden de vele aardewerkvondsten nog gereinigd. Als dit achter de rug is, volgt de selectie van vondsten die voor restauratie in aanmerking komen. De aangetroffen metalen voorwerpen worden uitgezocht en voor hun conservatie zullen begin 2009 bij verschillende ateliers offertes aangevraagd worden. Ook de grote hoeveelheden artefacten in ceramiek of metaal die dit jaar bij de verschillende extern uitgevoerde projecten werden aangetroffen, vergen specifieke conservatie. Sommige stukken komen zelfs in aanmerking om gerestaureerd te worden. De
Kale - Leie Archeologische Dienst
KLAD hoopt dan ook voldoende middelen samen te krijgen uit eigen budget en uit de posten voorzien in de verschillende PVE’s om dit de komende jaren te bewerkstelligen. 2.6 DEPOTWERKING EN ARCHIVERING De loods in het Koetshuis van het Kasteel van Poeke is volgens de normen van het depotbeheer niet ideaal voor de bewaring van archeologische artefacten. Momenteel moet het eerder gezien worden als een eerste opvang voor archeologisch materiaal en stalen. Daarom werden er inspanningen geleverd om deze ruimte zo functioneel mogelijk in te richten. Zo werden er vorig jaar rekken geplaatst, die tevens de bouw van een tweede verdieping mogelijk maakten. Dit jaar werd de loods opgeruimd en werd de aanwezige collectie goed ingepakt en gerangschikt. De massale toevloed van materiaal en vooral van stalen voor natuurwetenschappelijk onderzoek uit de verschillende projecten van 2008 geeft echter aan dat er tegen dit tempo heel snel plaatsgebrek aan opslagruimte zal zijn. Er dient tevens een oplossing gezocht te worden om de vondsten in een wel aan de vooropgestelde depotnormen voldoende ruimte te deponeren, hetzij in afspraak met een instantie die over een dergelijk depot beschikt, hetzij door aanpassingen aan de bestaande loods zodat deze na verloop van tijd aan de norm voldoet. Een degelijk depotbeheer vergt ook kennis en inzicht van de manier waarop verschillende materialen moeten geconserveerd worden. Ook het archief van de KLAD met de dossiers en de opgravingsgegevens barst stilaan uit zijn voegen. Ook hiervoor dient op korte termijn een oplossing gevonden te worden.
Fig. 82, 83 & 84: Enkele voorwerpen uit de opgraving te Aalter Loveldlaan 11 die voor verdere conservatie en restauratie in aanmerking komen.
83
84
Jaarverslag 2008
3. SENSIBILISERENDE TAKEN EN PUBLIEKSWERKING De Kale – Leie Archeologische Dienst besteedde zoals elk jaar veel aandacht aan publiekswerking. Om de slagkracht te vergroten werd vooral samengewerkt met andere diensten.
3.1 CONTACTEN MET HET WERKVELD 3.1.1 VIA Ook dit jaar kwam de Vereniging voor (Inter)gemeentelijke Archeologische diensten een aantal keer samen om bepaalde thema’s te bespreken. Er werd onder meer samengezeten rond archeologie in Milieu Effecten Rapportages en de financiering van Intergemeentelijke Archeologische Diensten. 3.1.2 VLAAMSE OVERHEID, VIOE De KLAD kon opnieuw een beroep doen op de landmeter van het VIOE om proefsleuven, opgravingsvlakken en sporen in te meten en om grondplannen te digitaliseren. Verder kon de KLAD rekenen op een team van het VIOE onder leiding van J. Moens om de site te Aalter - Loveld op te graven (zie 2.3.2). Momenteel lopen de onderhandelingen met het VIOE en de Universiteit Gent om de gegevens van deze opgraving verder te verwerken.
3.1.3 VLAAMSE OVERHEID, AGENTSCHAP R-O Tijdens 2008 werd geregeld overleg gevoerd tussen de administratie en de verschillende intergemeentelijke archeologische diensten waarbij specifieke zaken zoals de resultaatsverbintenis, het takenpakket van de intergemeentelijke diensten en de financiering (via Onroerende Erfgoedconvenanten) aan bod kwamen. Daarnaast bleef de KLAD de stedenbouwkundige vergunningen en de verkavelingsaanvragen adviseren in samenwerking met erfgoedconsulente N. Lemay. Ook voor moeilijke dossiers kon een beroep gedaan worden op de erfgoedconsulenten van Brussel of Gent.
3.1.4 PROVINCIE OOST -VLAANDEREN De KLAD kan voor beleidskwesties, advies en zelfs voor archeologisch onderzoek steeds een beroep doen op de vakkunde van provinciaal archeoloog L. Bauters. Ook verzorgde hij samen met W. De Clercq en D. Vanhee de toelichtingen voor de vernieuwing van de KLAD in de verschillende gemeenten.
3.1.5 GEMEENTELIJKE DIENSTEN Na het overleg in 2006 werken de meeste gemeenten met de Lokale Archeologische Advieskaarten (LAA) en worden zeker de grootste dossiers ter advisering doorgestuurd naar de KLAD. Dat blijkt uit het verzamelen van de cijfers rond het opstellen van de motiveringsnota voor het verlengen van de KLAD. Het aantal adviezen dat uitgereikt, opgevolgd en uitgevoerd wordt stijgt elk jaar. Daarnaast vormt de KLAD meer en meer het aanspreekpunt voor de gemeenten bij de advisering rond de aanpak van archeologische en historische dossiers. Zo werd de KLAD ook betrokken bij de werkzaamheden aan verschillende historische kastelen en kerken.
Kale - Leie Archeologische Dienst
85
Toch moet de KLAD tijd blijven investeren in enerzijds persoonlijk contact met de verschillende gemeentelijke diensten Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw, zodanig dat dit echt ingeburgerd geraakt bij de behandeling van deze dossiers, en anderzijds om zelf tijdig nieuwe dossiers in het gebied te traceren. Dit gebeurt door prospectie van de regio en het opvolgen van berichten uit de (lokale) pers en de websites van de grote bouwheren. 3.1.6 UNIVERSITEIT GENT De samenwerking met de Gentse Universiteit blijft intensief. De KLAD kan uiteraard rekenen op drs. W. De Clercq als deskundige binnen de Raad van Bestuur en als deskundige bij het terreinwerk en de determinatie van aardewerk. Hij stond tevens in voor de begeleiding van verschillende opgravingen en hielp bij de uitvoering en de verwerking van het onderzoek op de site van Aalter - Loveld 08 (zie 2.3.2). Op deze laatste opgraving was ook P. Laloo aan de slag. Verder kon de KLAD ook staat maken op de medewerking van B. Stichelbaut bij het verzamelen van luchtfotografische gegevens en het verkrijgen van meer informatie over Wereldoorlog I- stellingen in de regio. De KLAD kan daarnaast Universiteit Gent inroepen.
ook
de
hulp
van
verschillende
studenten
van
de
3.1.7 REGIONALE PARTNERS Binnen het Meetjesland bestaat een hecht netwerk van regionale organisaties werkzaam in verschillende sectoren. Binnen dit netwerk bleek zowel vanuit de diensten als vanuit de lokale besturen vraag te bestaan naar vereenvoudiging, structuur en mogelijkheden om de algemene kosten te drukken. Daarom startte Streekplatform+ Meetjesland in samenwerking met Prof. Dr. A. Heene in 2007 het project Samen Sterk! De bedoeling is de organisatie van de intergemeentelijke en regionale samenwerking in het Meetjesland in kaart te brengen, te confronteren met ervaringen in andere regio’s, met verwachtingen van de lokale besturen en andere betrokken partijen en na te gaan of er in de toekomst verbeteringen mogelijk zijn naar effectiviteit of efficiëntie. Deze studie leverde dit jaar een ontwerp-eindrapport af. Daarin word een aantal oplossingen naar voor geschoven om de grote hoeveelheid aan intergemeentelijke samenwerkingsverbanden om efficiënter te laten werken en om de kosten in te dijken. Eén van de voorstellen is het samengaan van de 3 projectverenigingen KLAD, Meetjesman en Comeet. De 3 coördinatoren van KLAD, Meetjesman en Comeet zaten daarom samen om de mogelijkheden tot een dergelijke fusie te bespreken. Het samengaan van de projectverenigingen zal echter zowel juridisch als praktisch onhaalbaar zijn, vandaar dat er daarvoor binnen de RVB van de KLAD - en die van COMEET en Meetjesman - weinig animo bestaat. 3.1.8 VRIJWILLIGERS De KLAD kan elk jaar rekenen op een aantal vrijwilligers en stagestudenten die meehelpen binnen de dienst. Stagestudenten helpen voornamelijk mee bij het veldwerk en waar het toegestaan is, worden ook vrijwilligers ingezet. Bij het opruimen en herinrichten van de loods kon tevens een beroep gedaan worden op vrijwilligers. Enkele vrijwilligers werkten ook mee bij publiekswerking, zoals bij het opstellen van de tentoonstelling op Openmonumentendag en de verhuis van de reizende tentoonstelling Velden vol verleden.
86
Jaarverslag 2008
Voor deze reizende tentoonstelling kon tevens een beroep gedaan worden op collectiestukken van verschillende vrijetijdsarcheologen, die actief zijn in de regio. De KLAD wil naar volgend jaar toe deze enthousiaste vrijetijdsarcheologen ook inschakelen bij het uitvoeren van veldprospecties en het systematisch inventariseren van hun privécollecties. De KLAD beschikt over een verzekering bij Ethias zodat de vrijwilligers en stagestudenten verzekerd zijn. Ook de collectiestukken uit de particuliere verzamelingen in de tentoonstelling zijn verzekerd.
3.1.9 HEEMKUNDIGE KRINGEN De verschillende heemkundige en geschiedkundige kringen uit de regio worden betrokken bij de KLAD. Zo wordt er vaak samengewerkt rond Openmonumentendag en Erfgoeddag, wordt er informatie uitgewisseld en worden er artikels in heemkundige bladen gepubliceerd. Zo zijn er goede contacten met Het Land van Nevele, de Kring voor Geschiedenis en Kunst van Deinze, Land van de Woestijne, Heemkundige Kring Arthur Verhoustraete en de heemkundigen van Lovendegem.
3.2 INITIATIEVEN TER VERRUIMING VAN HET MAATSCHAPPELIJK DRAAGVLAK 3.2.1 VELDEN VOL VERLEDEN EN SPEUREN NAAR SPOREN (D. VANHEE, E. MARTENS & L. DE CLERCQ) De reizende tentoonstelling Velden vol verleden is ontwikkeld door de KLAD en de Erfgoedcel COMEET met behulp van de Provinciale Dienst Land– en Tuinbouw. De tentoonstelling laat op een eenvoudige wijze een ruim publiek kennis maken met het rijke regionale archeologisch patrimonium. Deze tentoonstelling stond in 2008 opgesteld in verschillende gemeenten van het Meetjesland en de Leiestreek.
Van 3/12 tot 3/01/2008, Het Jeneverhuis Eeklo, Van Hoorebekeplein 2, 9900 Eeklo Van 8/01 tot 1/02/2008, Bibliotheek Zulte, Gaston Martensplein 9, 9870 Zulte Van 5/02/08 tot 4/03/08, Bibliotheek Waarschoot, Nieuwstraat 6, 9950 Waarschoot Van 6/03/08 tot 2/04/08, Toerisme Meetjesland Eeklo, Stationsstraat 21, 9900 Eeklo Van 4/02/08 tot 2/05/08, NEC Aalter, Kasteelstraat 26, 9880 Aalter Van 6/05/08 tot 4/06/08, Galerie Stadhuis, Plein 1, 9970 Kaprijke Van 6/06/08 tot 4/07/08, Bezoekerscentrum Middelburg, Groene Markt 8A in Maldegem Van 8/07/08 tot 31/07/08, Bibliotheek Zelzate,
Burg. J. Chalmetlaan 50, 9060 Zelzate
Van 4/08/08 tot 15/09/08, Bibliotheek Evergem, Spoorwegstraat 12, 9940 Evergem Van 1/10/08 tot 30/10/08, Bibliotheek St.-Laureins, Leemweg 24, 9980 St.-Laureins
De tentoonstelling Velden vol verleden deed eind oktober haar laatste bestemming aan en staat nu tijdelijk in de loods van de KLAD. Zowel de Erfgoedcel COMEET als de KLAD wensen aan deze tentoonstelling een vaste bestemming te geven en ze eventueel uit te breiden. Zo een vaste bestemming moet echter voldoen aan een aantal voorwaarden.
Fig. 85 & 86: De tentoonstelling Velden vol verleden in het Natuureducatief centrum te Poeke op Erfgoeddag 2008.
Kale - Leie Archeologische Dienst
87
88
Jaarverslag 2008
Met name ze moet openstaan voor het publiek, voldoende beveiligd zijn en er moeten stabiele klimatologische omstandigheden heersen om zowel collectie als boxen te beschermen. Momenteel duidde het bestuur van de KLAD nog geen geschikte ruimte aan. Voor de stukken uit particuliere collecties in bruikleen dienen er met de eigenaars afspraken gemaakt, of het materiaal in bruikleen kan blijven. Als een aantal stukken niet in bruikleen kan blijven, is het vervangen door replica’s een mogelijkheid, of worden vrijgekomen plaatsen ingevuld met nieuwe vondsten van bv. de sites Loveld, Belzele of Suprabazar.
De educatieve koffer Speuren naar sporen bestaat uit 10 kwartetten; 5 kwartetten over de door archeologen gehanteerde perioden en 5 kwartetten over archeologie in de praktijk en bij elk kwartet hoort een object. In de koffer zit ook nog een speldoek met een kaart van de 13 gemeenten van het Meetjesland, de 3 gemeenten van de Leiestreek en de stad Gent. Een aantal vindplaatsen uit de streek staan op de kaart met sterren aangeduid. Verder bevindt er zich een tijdsband met afbeeldingen op en 5 zinnen die verwijzen naar de 5 ‘Archeologie in de praktijk’-kwartetten. Het spel zelf gaat als volgt: de klas wordt in 5 teams verdeeld die rond het speldoek gaan zitten. Elk team krijgt 1 periodevoorwerp, 1 praktijkvoorwerp, 4 periodekaarten en 4 praktijkkaarten. De teams krijgen eerst de tijd om hun voorwerpen, kaarten en het speldoek te bestuderen. Daarna begint het spel. Het team met de jongste speler mag het spel starten. Elk team geeft om beurt een kaart die het niet nodig heeft, aan het team aan de linkerzijde door. Op die manier gaan de kaarten rond en worden de kwartetten samengesteld. Het doel van het spel is, zo snel mogelijk de juiste kwartetten te verzamelen die bij de objecten horen. Het team dat daarin als eerste slaagt, wint. Fig. 87: Het speelbord van de educatieve koffer in het Natuureducatief Centrum te Poeke op Erfgoeddag 2008.
Kale - Leie Archeologische Dienst
89
Het hele opzet impliceerde wel dat de kinderen over een vrij ruime kennis van de regionale archeologie moeten beschikken. Daarom werd beslist om aan het spel een kant-en-klaar lessenpakket te koppelen. Dat stelt leerkrachten in staat in een paar lessen meer te vertellen over de archeologie in de praktijk en de regionale geschiedenis met de archeologische vondsten. De educatieve koffer wordt gepromoot via de Erfgoedcel COMEET waar deze is opgenomen in de folder van de verschillende educatieve pakketten.
Ondertussen blijft ook de publicatie Meetjesland Graaft voorhanden. Deze publicatie is het derde deel van de reeks Erfgoed leeft, uitgegeven door de Erfgoedcel Meetjesland, die een kwaliteitsvolle en laagdrempelige publicatiereeks vormt over het erfgoed uit deze regio. De publicatie is gestoeld op de inhoud van de reizende tentoonstelling, maar gaat veel dieper in op het landelijke archeologisch erfgoed in het Meetjesland. De lezer zal een algemeen beeld krijgen over het archeologisch onderzoek en een overzicht krijgen van de geschiedenis met de belangrijkste archeologische vondsten van de regio. Hierdoor vormt ze een blijvende output voor het project. Op deze manier willen de KLAD en de Erfgoedcel Meetjesland, met steun van de Provincie Oost-Vlaanderen, Dienst Land- en Tuinbouw, een zo ruim mogelijk publiek kennis laten maken met het rijke archeologische patrimonium van de regio’s van het Meetjesland en de Leiestreek.
3.2.2 ERFGOEDDAG De KLAD was op Erfgoeddag 2008 aanwezig met de tentoonstelling Velden vol verleden in het Natuur Educatief Centrum in het Koetshuis van het Kasteel van Poeke. Intergemeentelijk archeoloog D. Vanhee stond daarbij in voor de begeleiding van de bezoekers bij de tentoonstelling.
3.2.3 OPENMONUMENTENDAG De KLAD was op Openmonumentendag 2008 aanwezig in 5 van de deelnemende gemeenten met de minitentoonstelling Oude Erven onder Nieuwe Wijken. Daarmee werd enerzijds de aanwezigheid van archeologisch erfgoed binnen de regio beklemtoond, samen met de werking van de KLAD. Anderzijds werd eer een overzicht gegeven van de recente ontdekkingen onder de verschillende nieuwe verkavelingen binnen de regio.
De tentoonstelling kreeg een plaats in het Kasteel van Poeke (Aalter), het K.A. Erasmus van Deinze, het nieuwe gemeentehuis van Knesselare, de kerk van Vinderhoute (Lovendegem) en in het huis van notaris Duerick te Nevele. De gemeente Evergem deed niet mee aan OMD 2008. Fig. 88: de kleine tentoonstelling Oude erven onder nieuwe wijken in de kerk van vinderhoute.
90
Jaarverslag 2008
3.2.4 RECONSTRUCTIE VAN DE SITE KNESSELARE - KOUTER Dankzij W. De Clercq van de Universiteit Gent kon er een reconstructie gemaakt worden van de versterkte site van Knesselare - Kouter, waar in 2005 en 2006 onderzoek werd verricht. De reconstructie werd gedirigeerd door W. De Clercq, terwijl Y. Desmedt voor het uiteindelijke resultaat instond . Als werkhypothese werd het complex van Knesselare - Kouter geïnterpreteerd als een in onstabiele tijden door lokale leiders opgeworpen versterking, mogelijk gericht op het wegtracé (W. De Clercq, J. Hoorne & D. Vanhee, Een inheems-Romeinse boerderij en versterking. Preventief archeologisch onderzoek te Knesselare - Kouter (2005-2006), KLADRapport 8).
Fig. 89 & 90: Reconstructietekeningen van het kamp op Knesselare Kouter.
Kale - Leie Archeologische Dienst
91
3.2.5 NIEUWSBRIEVEN, WEBSITE EN PERS Tijdens het najaar van 2008 kon J. Hoorne een klein deel van zijn tijd besteden om de website aan te vullen met een aantal nieuwe gegevens. De grote toevloed van gegevens uit de externe projecten zijn echter nog niet allemaal online gezet. Dit is met de huidige bezetting van de KLAD dan ook nauwelijks up-to-date te houden. Er werden twee nieuwsbrieven rondgestuurd. KLAD-Nieuwsbrief 10 van 06/11/08: Evergem/Belzele - Koolstraat. Eerste resultaten van het archeologisch onderzoek langs de Koolstraat te Belzele KLAD-Nieuwsbrief 11 van 24/11/08: Evergem/Belzele - Molenhoek, middeleeuwse occupatie. Eerste resultaten van het archeologisch onderzoek langs de Molenhoek te Belzele Verschillende van de resultaten werden op deze manier opgenomen door Archeonet of haalden de pers.
3.2.6 WETENSCHAPPELIJKE PUBLICATIES EN LEZINGEN (J. HOORNE) 3.2.6.1. ARTIKELS WIM DE CLERCQ, LIEVEN VERDONCK, JOHAN HOORNE, PIETER LALOO & ARNE VERBRUGGE, 2008. Geofysische prospectie en preventief archeologisch onderzoek van een bouwperceel in het Loveld te Aalter (prov. O.-Vl.). Sporen van een Romeinse houtbouw. Romeinendag. Brussel 19-04-2008: 27-31.
3.2.6.2. RAPPORTEN WIM DE CLERCQ, LIEVEN VERDONCK, JOHAN HOORNE, PIETER LALOO & ARNE VERBRUGGE, 2008. Geofysische prospectie en preventief archeologisch onderzoek van een bouwperceel in het Loveld te Aalter (December 2007): Sporen van een Romeinse houtbouw. Poeke, 29p. (= KLAD-Rapport 6) ADELHEID DE LOGI & EVELYN SCHYNKEL, 2008. Archeologisch onderzoek Evergem – Steenovenstraat. 7 april tot 22 augustus 2008. Poeke, 52p. (= KLAD-Rapport 7) WIM DE CLERCQ, JOHAN HOORNE & DAVID VANHEE, 2008. Een inheems-Romeinse boerderij en versterking. Preventief archeologisch onderzoek te Knesselare – Kouter (2005-2006). Poeke, 84p. (= KLAD-Rapport 8) BERT MESTDAGH & EVELIEN TAELMAN, 2008. Archeologisch onderzoek Ursel – Rozestraat. 6 oktober tot 16 december 2008. Poeke, 44p. (= KLAD-Rapport 9)
3.2.6.3 LEZINGEN Adelheid De Logi, 2008. Middeleeuwse woonerven te Evergem - Belzele. Resultaten van de opgraving Evergem Steenovenstraat. Provinciale contactdag Archeologie OostVlaanderen, Gent 6-12-2008. 3.2.7 ARCHEOLOOG IN DE KLAS Ook dit jaar gaf de KLAD een presentatie voor de 3 klassen van het 5e studiejaar van de Vrije Gemengde Basisschool van Bellem (Aalter).
92
Jaarverslag 2008
DEEL III. PLANNING VOOR 2009(-2015) 1. ALGEMENE WERKING 1.1 HERNIEUWING VAN DE KLAD 2009 - 2015 In mei 2009 zal de intergemeentelijke projectvereniging KLAD 6 jaar bestaan. Volgens het Decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking (Art. 13) wordt een projectvereniging opgericht voor een periode van ten hoogste zes jaar. Deze termijn kan wel opeenvolgende keren verlengd worden voor een duurtijd die telkens niet langer mag zijn dan zes jaar. Deze verlenging moet voor de afloop beslist worden door de deelnemende gemeentebesturen. Bij gebrek aan instemming van alle betrokken gemeenten of bij het uitblijven van één of meer beslissingen, gaat de projectvereniging in vereffening. Dit impliceert dat de KLAD tegen mei 2009 hernieuwd moet worden. Daarom werd in 2008 een dossier rond de verlenging opgemaakt met een motiveringsnota en –brief en werd de werking van de KLAD in alle gemeenten toegelicht. De KLAD hoopt dan ook dat alle gemeentebesturen positief antwoorden voor 28 februari 2009. Alle onderstaande plannen en werkzaamheden zijn dan ook onder voorbehoud van een positieve beslissing van de respectievelijke gemeenteraden om door te gaan. 1.2 FINANCIËLE AANPAK VAN DE KLAD 2009 - 2015 Onder punt 4.5 van dit verslag werd de huidige financiële situatie besproken. Daaruit blijkt dat de in de beginjaren opgebouwde reserve op is. De jaarlijkse inkomsten van de KLAD van ca. € 100.000, waarvan € 40.000 van de gemeenten, € 10.000 van de provincie Oost-Vlaanderen en € 50.000 van de Vlaamse Overheid komen, zijn te gering om met twee fulltime archeologen verder te werken . Zicht op extra budgetten bij de gemeenten, Provincie of Vlaamse Overheid zijn er ook niet. Ook de onroerende erfgoedconvenant en de oprichting van de Intergemeentelijke Onroerende Erfgoeddienst waarvan sprake in de Beleidsnota van minister D. Van Mechelen kwamen er (nog) niet. Dit jaar werd dan ook beslist verder te gaan met één archeoloog. Dat resulteerde in het ontslag van J. Hoorne. Door terug te vallen op één fulltime personeelslid blijft er wel elk jaar budget over. Het bestuur besliste dit budget in 2008 aan te wenden om meer te investeren in publiekswerking en om een fonds aan te leggen waaruit kleine (voor)onderzoeken voor particulieren en van gemeenten kunnen gefinancierd worden. Er is ook een beperkt budget voorzien voor restauratie en conservatie en voor natuurwetenschappelijk onderzoek. Bij het opstellen van dit jaarverslag kwamen echter ook andere punten binnen de werking bloot, die meer tijd en budget vergen. Zo moet er werk gemaakt worden van het depot en het archief, net zoals het bijhouden van de website, de nieuwsbrieven en persberichten. Ook de bibliotheek heeft nood aan een hogere input.
1.3 AANPAK VAN DE KLAD 2009 - 2015 Wanneer de gemeenten besluiten verder te gaan met de KLAD zal er naast het geplande (veld)werk ook tijd moeten gemaakt worden om een SWOT-analyse van de werking van de dienst in alle facetten te maken om een langetermijnvisie op te bouwen. Daarbij zal er een archeologisch beleidsplan 2009 - 2015 opgemaakt worden voor de termijn 2009 - 2015 waarin de krijtlijnen aangaande de implementatie van de archeologisch erfgoedzorg in de gemeentelijke administratie, aangaande de financiering ervan en aangaande de communicatie en ontsluiting van de geboekte resultaten.
Kale - Leie Archeologische Dienst
93
Er dient ook een plan van aanpak voor de dienst zelf uitgeschreven te worden. Daarbij zal de aandacht gaan naar de noden van de dienst zelf, zodanig dat deze kan blijven voldoen aan het taken- en eisenpakket van de verschillende deelnemers en subsidiënten. Een snelle greep uit dit taken- en eisenpakket leert dat dit groot en gevarieerd is. ADMINISTRATIE (elektronische) beantwoorden
post
opvolgen
en
Contacten met het werkveld en de andere partners verzorgen
Loonadministratie verzorgen
Aangifte bedrijfsvoorheffing
Boekhouding bijhouden
Verzekeringen bijhouden
Facturen uitbetalen
Raad van Bestuur verslagen schrijven
Jaarverslag opmaken en indienen
Begroting opmaken
organiseren,
Bijdragen aanvragen LOGISTIEK Gebouw en inrichting verzorgen
Auto voorzien in keuring en onderhoud
Aankoop van allerhande materiaal BELEIDSVOORBEREIDENDE EN –OPVOLGENDE
TAKEN
PVE’s en bestekken opmaken
Advies leveren bij ruimtelijke planning,
stedenbouw
en
Opvolgen van adviezen en onderhandeling rond hun uitvoering
Register bijhouden van de afgeleverde adviezen
Opgravingsvergunningen aanvragen
Inventariseren en bijhouden van de gegevens in de CAI en LAA
Beschermingsdossier opmaken
Beleidsplan opmaken
VELDWERK Werfcontroles uitvoeren
Vooronderzoeken uitvoeren
Begeleiding van de externe projecten
Wetenschappelijke studie
Depot– en archiefbeheer
Bibliotheek met naslagwerken verzorgen
PUBLIEKSWERKING Tentoonstelling
Deelname aan Erfgoeddag en Open Monumentendag
Website, nieuwsbrieven persberichten opmaken Lezingen bijwonen
geven
en
en
congressen
Schrijven van artikels, rapporten en publicaties Vrijwilligerswerking verzorgen
94
Jaarverslag 2008
Het bestuur van de KLAD wenst nog steeds zoveel mogelijk vooronderzoeken en werfcontroles in eigen beheer uit te voeren, want enkel zo behoudt de dienst het contact met de gemeenten, de bevolking, de bouwheren en verkrijgt hij de kennis over het lokaal archeologisch patrimonium. Dat vergt veel tijd. Daarnaast blijft er een grote administratieve last bestaan, waarzonder de dienst niet kan functioneren . Verder is er nood aan een goede opvolging en begeleiding van externe projecten, moet er duidelijk meer energie gespendeerd worden aan een beter beheer van depot en archief om de output van al deze projecten te kunnen stallen. Ook een goede publiekswerking met het onderhoud van een website, met deelname aan allerhande initiatieven zoals Erfgoeddag en Openmonumentendag, met het rondsturen van nieuwsbrieven, persberichten en publicaties vergt veel inzet. De vraag blijft of het met het huidige personeelsbestand realistisch en haalbaar is om aan het bovenstaand taken- en eisenpakket te voldoen.
Kale - Leie Archeologische Dienst
95
2. BELEIDSVOORBEREIDENDE EN -OPVOLGENDE TAKEN 2.1 INVENTARISATIE De gegevens van prospectie en onderzoek uit 2008 en 2009 worden doorgeven aan de CAI, via het daarvoor opgemaakte sjabloon. Dit wordt telkens opgenomen in de bijzondere voorwaarden bij uitbestede projecten. Tevens zal er tijd vrijgemaakt worden om nieuwe gegevens te verzamelen, reeds ingevoerde gegevens te controleren en eventuele onregelmatigheden of problemen te melden. De planning zal vooral uitgevoerd worden in het kader van de gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen in gebieden waar de druk hoog is en ter aanvulling van de Lokale Archeologische Advieskaarten (LAA). Om meer veldprospecties uit te voeren - de tijd ontbrak de laatste jaren - zal samengewerkt worden met een groep van vrijwilligers en vrijetijdsarcheologen. De vraag kwam daarbij zelf vanuit deze groep en zal zeker beantwoord worden. Op deze manier zullen ook bestaande collecties van bovenstaande geïnventariseerd en eventueel ontsloten kunnen worden.
2.2 OPMAAK VAN HET BELEIDSPLAN 2009-2015 Zoals aangehaald zal een archeologisch beleidsplan voor de termijn 2009 - 2015 de krijtlijnen aangaande de implementatie van de archeologisch erfgoedzorg in de gemeentelijke administratie, aangaande de financiering ervan en aangaande de communicatie en ontsluiting van de geboekte resultaten. Dat zal pas gebeuren nadat voortbestaan van de KLAD tot 2015 verzekerd is. 2.3 INTEGRATIE VAN DE ARCHEOLOGISCHE ERFGOEDZORG IN DE RUIMTELIJKE ORDENING EN STEDENBOUW De aanvragen vanuit de gemeenten worden door de KLAD geadviseerd. In 2009 zullen de uitgebrachte adviezen opgevolgd worden. Anderzijds zal er actief op zoek gegaan worden naar ontbrekende dossiers. Stedenbouwkundige dossiers die onder artikel 127 van het Decreet Ruimtelijke Ordening vallen worden vaak geadviseerd op aanvraag van en in samenwerking met erfgoedconsulente N. Lemay van het agentschap R-O Vlaanderen. Er is afgesproken dat de KLAD voor opvolging een kopie van deze adviezen krijgt . Ook een nauwere samenwerking met de provinciale Dienst Ruimtelijke Ordening is aan de orde. Deze adviseert automatisch de MER’s en RUP’s uit de regio op basis van de paragraaf rond de zorg voor gekend en ongekend archeologisch patrimonium in het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Oost-Vlaanderen. In 2009 voorziet men afspraken met provinciaal archeoloog L. Bauters, zodat de uitgebrachte adviezen ook aan de KLAD ter kennis worden gesteld. Dit dient het de KLAD mogelijk te maken, ook deze dossiers van dichtbij op te volgen. De afgeleverde adviezen worden in een register bijgehouden .
96
Jaarverslag 2008
3.VELDWERK 3.1 WERFCONTROLES EN VOORONDERZOEKEN Voor 2009 staan alvast een aantal werfcontroles en vooronderzoeken op stapel. Zodra deze positief blijken, wordt een PVE voor de organisatie van verder onderzoek opgemaakt. De volgende vooronderzoeken staan geprogrammeerd: Aalter Drogenbroodstraat, Deinze Aalterse Steenweg, Deinze - Meigem Pastoriestraat, Nevele Lokaal bedrijventerrein Ter Mote, Nevele - Merendree Merendree Dorp, Evergem Ralingen en Knesselare - Ursel Onderdaele (School). Ook de opvolging van de werken aan de Hoge Wal te Evergem – Ertvelde en die van de Aquafinwerken tussen Hansbeke en Merendree (Nevele) en die in de dorpskern van Knesselare - Ursel staan op het programma. Verder zijn er nog een pak dossiers met op te volgen adviezen, waarvoor nog de nodige afspraken met de bouwheren moet gemaakt worden. De KLAD zal in 2009 extra aandacht schenken aan de opvolging van dossiers die geadviseerd werden in de provincie Oost-Vlaanderen (een aantal MER’s en RUP’s) of bij het Agentschap R-O Gent.
3.2 OPGRAVINGEN De opgravingscampagne in de Koolstraat te Evergem - Belzele loopt verder tot juni 2009, waarna de verwerking van de resultaten begint. Eind 2008 werden er nog enkele vooronderzoeken uitgevoerd die nieuwe archeologische sites opleverden. De opgravingen in Evergem - Belzele Schoonstraat/Ralingen en Knesselare Hoekestraat zullen starten in 2009. De Wereldoorlog I-stelling, aangetroffen in de Hoogstraat te Nevele – Vosselare, wordt onderzocht zodra de bouwheer beslist heeft, met dit projectverder te gaan.
In de begroting 2008 is een post voor natuurwetenschappelijk onderzoek voorzien. De archeologisch vondsten zullen uitwijzen hoe dit besteed wordt.
3.3 NATUUR- EN PARTNERWETENSCHAPPEN De KLAD hecht veel belang aan de inbreng van partnerwetenschappen bij de uitwerking van archeologische gegevens. Daarvoor wordt een budget voorzien op de begroting 2009. Omdat de KLAD nog slechts weinig onderzoek zelf uitvoert, wordt ook in elk PVE een budget voorzien om de partnerwetenschappen bij de verdere uitwerking van de gegevens te kunnen betrekken. Begin 2009 maakt de KLAD samen met de verschillende projectleiders een selectie van de stalen van de projecten uit 2008, daarna volgt de aanvraag voor offertes om de onderzoeken uit te voeren. Er wordt ook nagegaan of er een samenwerkingsovereenkomst kan opgesteld worden met het VIOE om onder meer de vullingen van de onderzochte waterputten te onderzoeken en om de verschillende houtstalen dendrochronologisch te dateren. 3.4 RESTAURATIE EN CONSERVATIE Ook hiervoor moet een budget voorzien worden op de begroting voor 2009. Zoals aangehaald leverde het onderzoek van de site Aalter-Loveld 08 (zie 2.3.2) een ongeziene hoeveelheid artefacten op. Om dit te verwerken, te conserveren en eventueel te restaureren wordt samengewerkt met het VIOE. Begin 2009 wordt een keuze uit het
Kale - Leie Archeologische Dienst
97
vondstenmateriaal gemaakt dat voor conservering en eventuele restauratie in aanmerking komt. Ook uit de grote hoeveelheid artefacten in ceramiek of metaal die in 2008 is aangetroffen bij de verschillende extern uitgevoerde projecten komen er enkele stukken voor restauratie in aanmerking. De KLAD hoopt dan ook voldoende middelen samen te krijgen uit eigen budget en uit de posten voorzien in de verschillende PVE’s om dit de komende jaren te bewerkstelligen. 3.5 DEPOTWERKING EN ARCHIVERING De loods in het Koetshuis van het Kasteel van Poeke kan momenteel enkel dienst doen als tijdelijke opslag voor archeologisch materiaal en stalen. De klimatologische omstandigheden zijn namelijk niet stabiel en de vochtigheidsgraad ligt te hoog om als permanent depot te fungeren. Dit impliceert dat er ofwel aanpassingen noodzakelijk zijn om de loods tot permanent depot om te bouwen, ofwel moet een afspraak over deponeren gemaakt worden met een instantie die wel over een dergelijk depot beschikt. De reeds geleverde inspanningen stonden dan ook in functie van een eerste opvang. Ze waren erop gericht, deze ruimte zo functioneel mogelijk in te richten. Voor 2009 is reeds een offerte aangevraagd om de loods van meer lichtpunten en stopcontacten te voorzien. Dit wordt ingeschreven in de begroting. Ook het archief van de KLAD met dossiers en opgravingsgegevens barst stilaan uit zijn voegen. Ook de grote verzameling digitale foto’s van de opgravingen en projecten moet beter gesorteerd en veilig gesteld worden. Ook dit vraagt op korte termijn een oplossing .
3.6 BIBLIOTHEEK De bibliotheek van de KLAD dient geïnventariseerd en herschikt te worden. Tevens is een verrijking met een aantal nieuwe basiswerken voor de werking van de dienst onontbeerlijk.
98
Jaarverslag 2008
4. DE TERUGKOPPELING NAAR HET PUBLIEK De KLAD blijft veel aandacht besteden aan publiekswerking. Daarvoor zal zoveel mogelijk samengewerkt worden met andere (gemeentelijke) diensten en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden zoals de Erfgoedcel en COMEET. Op deze manier kan een grotere regio en een grotere doelgroep bereikt worden.
Samen met de Erfgoedcel COMEET zal bekeken worden of de reizende tentoonstelling Velden vol verleden een permanent karakter kan krijgen. Daarvoor moet een gepaste locatie gevonden worden die laagdrempelig is voor het publiek, voldoende beveiligd is en waar een stabiel klimaat heerst. Daarnaast moeten er enkele praktische afspraken met de eigenaars van de collectiestukken in bruikleen gemaakt worden, om deze langer in bruikleen te houden. Anders moeten er replica’s van deze stukken gemaakt worden of worden ze vervangen door andere artefacten. Het is ook mogelijk deze tentoonstelling uit te breiden, als daar voldoende budget voor wordt gevonden.
De educatieve koffer Speuren naar sporen wordt verder gepromoot via de folder Cultureel erfgoed in het Meetjesland voor kinderen en jongeren van de Erfgoedcel Meetjesland. Hierbij wordt aandacht besteed aan de bestaande educatieve pakketten – waaronder de archeologische educatieve koffer – in het Meetjesland. De denkpistes bestaat om de bijhorende lessenreeks te laten uitwerken door een projectmedewerker of stagestudent met ervaring in educatie of onderwijs.
Er zal in 2009 een oproep naar enthousiaste en geïnteresseerde vrijwilligers gelanceerd worden, om deze dichter bij de dienst te betrekken.
Verder zal de KLAD op aanvraag van de gemeenten aanwezig zijn op de grote manifestaties zoals Erfgoeddag en Openmonumentendag.
Tevens zullen de resultaten van de opgravingen in 2009 bekend gemaakt worden, zowel in de vakliteratuur als voor het brede publiek.
Kale - Leie Archeologische Dienst
DEEL IV. BEELDVERANTWOORDING Fig. 1: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 2: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 3: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 4: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 5: Foto Soresma. Fig. 6: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 7: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 8: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 9: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 10: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 11: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 12: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 13: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 14: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 15: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 16: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 17: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 18: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 19: Foto D. Demoor, Fig. 20: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 21: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 22: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 23: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 24: Foto J. Semey, Universiteit Gent. Fig. 25: Foto M. Daeninck, Daeninck - Audenaert Landmeetkundig-bureau. Fig. 26: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 27: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 28: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 29: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 30: Foto M. Daeninck, Daeninck - Audenaert Landmeetkundig-bureau. Fig. 31: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 32: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 33: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 34: Foto D. Vanhee, KLAD.
99
100
Jaarverslag 2008
Fig. 35: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 36: Foto J. Van Laecke, VIOE. Fig. 37: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 38: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 39: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 40: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 41: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 42: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 43: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 44: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 45: Foto J. Van Laecke, VIOE. Fig. 46: Foto N. Eggermont & C. Clement, EEC. Fig. 47: Foto N. Eggermont & C. Clement, EEC. Fig. 48: Foto N. Eggermont & C. Clement, EEC. Fig. 49: Foto N. Eggermont & C. Clement, EEC. Fig. 50: Foto J. Moens, VIOE, W. De Clercq & P. Laloo, Universiteit Gent & D. Vanhee, KLAD. Fig. 51: Foto J. Moens, VIOE, W. De Clercq & P. Laloo, Universiteit Gent & D. Vanhee, KLAD. Fig. 52: Foto J. Moens, VIOE, W. De Clercq & P. Laloo, Universiteit Gent & D. Vanhee, KLAD. Fig. 53: Foto J. Moens, VIOE, W. De Clercq & P. Laloo, Universiteit Gent & D. Vanhee, KLAD. Fig. 54: Foto J. Moens, VIOE, W. De Clercq & P. Laloo, Universiteit Gent & D. Vanhee, KLAD. Fig. 55: Foto J. Moens, VIOE, W. De Clercq & P. Laloo, Universiteit Gent & D. Vanhee, KLAD. Fig. 56: Foto J. Moens, VIOE, W. De Clercq & P. Laloo, Universiteit Gent & D. Vanhee, KLAD. Fig. 57: Foto J. Moens, VIOE, W. De Clercq & P. Laloo, Universiteit Gent & D. Vanhee, KLAD. Fig. 58: Foto B. De Smaele & K. De Langhe, EEC. Fig. 59: Foto B. De Smaele & K. De Langhe, EEC. Fig. 60: Foto B. De Smaele & K. De Langhe, EEC. Fig. 61: Foto B. De Smaele & K. De Langhe, EEC. Fig. 62: Foto A. De Logi, N. Vanholme, J. Deconynck & S. Reniere, Durabrik NV. Fig. 63: Foto A. De Logi, N. Vanholme, J. Deconynck & S. Reniere, Durabrik NV. Fig. 64: Foto A. De Logi, N. Vanholme, J. Deconynck & S. Reniere, Durabrik NV. Fig. 65: Foto E. Schynkel & L. Urmel, EEC. Fig. 66: Foto E. Schynkel & L. Urmel, EEC. Fig. 67: Foto E. Schynkel & L. Urmel, EEC. Fig. 68: Foto E. Schynkel & L. Urmel, EEC. Fig. 69: Foto A. De Logi & E. Schynkel, Durabrik NV.
Kale - Leie Archeologische Dienst
Fig. 70: Foto A. De Logi & E. Schynkel, Durabrik NV. Fig. 71: Foto A. De Logi & E. Schynkel, Durabrik NV. Fig. 72: Foto E. Taelman & B. Mestdagh, EEC. Fig. 73: Foto E. Taelman & B. Mestdagh, EEC. Fig. 74: Foto E. Taelman & B. Mestdagh, EEC. Fig. 75: Foto E. Taelman & B. Mestdagh, EEC. Fig. 76: Foto E. Taelman & B. Mestdagh, EEC. Fig. 77: Foto E. Taelman & B. Mestdagh, EEC. Fig. 78: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 79: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 80: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 81: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 82: Foto J. Moens, VIOE. Fig. 83: Foto J. Moens, VIOE. Fig. 84: Foto J. Moens, VIOE. Fig. 85: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 86: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 87: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 88: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 89: Foto D. Vanhee, KLAD. Fig. 90: Foto Y. Desmedt. Fig. 91: Foto Y. Desmedt.
101
102
Jaarverslag 2008
Dit jaarverslag 2008 van de Kale - Leie Archeologische Dienst werd opgemaakt gedurende december 2008 en januari 2009 door D. Vanhee, in opdracht van de Raad van Bestuur. Tijdens de bestuursvergadering van 4 februari 2009 werd de inhoud goedgekeurd.
Martine Bergez Voorzitter KLAD
Gerda Ginneberge Secretaris KLAD
Kale - Leie Archeologische Dienst
103