Kadernota 2016 – 2019
Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland
Apeldoorn, 26 maart 2015
Behandeling: ʥ 2ManproMeFtteam5LVLFoJerLFKt ʥ 2ManporteIeXLlleKoXdermLddelen ʥ IeE%07 ʥ 5IeE&Le0Lddelen ʥ 5IeE'%VtXNNenYer]enden ʥ 12IeE'% ʥ 12IeEYer]endLnJnaarJemeentelLMNe financieel ambtenaren en raden ʥ 1febfinancieelambtenaren ʥ 12mrtYer]endinJnaarA% ʥ 26mrtA%
2
Kadernota 2016 – 2019
Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Bijdrage gemeenten 2016 3. Nieuw kostenverdeelmodel 4. VNOG Risicogericht 5. Opdracht VNOG Risicogericht (financieel) 6. Financiële ontwikkelingen 7. Totaaloverzicht financiële consequenties 8. Verdere besparingen door VNOG Risicogericht 9. Dossier huisvesting 10. Ontwikkelingen clusters 11. Risico’s Bijlage: bijdrage gemeenten 2016
3
Kadernota 2016 – 2019
1. Inleiding Voor u ligt de kadernota 2016-2019 van de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland (VNOG). Het is een strategisch document in de planning en controlcyclus van de VNOG. Hierin worden de kaders neergezet voor de (programma)begroting. De kadernota heeft betrekking op de periode 2016-2019, waarbij de nadruk ligt op 2016. Het karakter van deze kadernota is afwijkend van voorgaande jaren. De kadernota is meer indicatief, meer technisch en minder (beleids)inhoudelijk van aard. De VNOG is namelijk in 2015 bezig met een ingrijpende reorganisatie. Diverse trajecten zullen in 2015 doorlopen worden en pas verderop in 2015 voorgelegd en verwerkt kunnen worden. In deze kadernota worden ze al wel globaal geschetst. De kadernota dient een tweeledig doel. Enerzijds vormen de kaders en de uitgangspunten in deze nota de basis voor de (programma)begroting 2016. Anderzijds wordt de kadernota gebruikt om het bestuur en de gemeenten te informeren over de ontwikkelingen in de periode 2016-2019 en de mogelijke financiële consequenties hiervan. De kadernota valt onder artikel 34b van de wet Gemeenschappelijke Regeling (WGR). Hierin staat opgenomen dat het dagelijks bestuur vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, o.a. de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden van de deelnemende gemeenten toezendt. Er is derhalve geen sprake van zienswijze. Na de inhoudelijke behandeling in het Algemeen Bestuur van 26 maart 2015 wordt de begroting 2016 opgesteld, waarin de financiële consequenties van deze kadernota zijn verwerkt. Deze wordt vervolgens aan de raden voorgelegd zodat zij hun zienswijze kunnen geven. Uiteindelijk worden de primitieve begroting en wijziging op 1 juli 2015 ter vaststelling aan het Algemeen Bestuur aangeboden. 2. Bijdrage gemeenten 2016 Op 18 december 2014 heeft het Algemeen Bestuur de uitgangspunten voor de begroting 2016 vastgesteld. Deze uitgangspunten luiden: 1. Er wordt een prijsindex toegepast van 1,25%; 2. Er wordt een loonindex toegepast van 1,50% (waarbij wordt uitgegaan van de formatie per 1 januari 2015); 3. Voor de berekening van de kapitaallasten voor alle investeringen (met uitzondering van de onroerende zaken) wordt uitgegaan van een percentage van 4%; 4. Voor de berekening van de kapitaallasten van onroerende zaken wordt uitgegaan van de percentages van de voor de financiering van deze objecten afgesloten leningen; 5. Voor de producten RBS en dienstverlening wordt uitgegaan van kostendekkende tarieven; 6. De financiële bijdrage 2015 van de gemeenten is de financiële basis voor de begroting 2016. 7. De financiële effecten van de taakstelling van “VNOG Risicogericht” (de reorganisatie) is erin verwerkt. In de bijlage is de bijdrage van de gemeenten voor 2016 opgenomen. 3. Nieuw kostenverdeelmodel Onder de term “VNOG Risicogericht” volgt in 2015 de implementatie van het project MOED uit 2014. Eén van de trajecten van VNOG Risicogericht is de opdracht van het Algemeen Bestuur om te komen tot een nieuw kostenverdeelmodel voor de bijdragen van de gemeenten aan de VNOG. Dit traject gaat gedurende 2015 plaatsvinden. Het is nog niet duidelijk wanneer het nieuwe kostenverdeelmodel zal worden ingevoerd en hoe dit er uit zal zien. Besluitvorming hierover gaat via een eigen traject. De gevolgen
4
Kadernota 2016 – 2019
van het model zijn nog niet duidelijk. Er kunnen herverdeeleffecten optreden. Hoe hiermee om te gaan en of, hoe en in wat voor tempo het nieuwe kostenverdeelmodel zal worden ingevoerd, vormt nog onderwerp van nader onderzoek, overleg en separate besluitvorming. Het nieuwe kostenverdeelmodel zal in de loop van 2015 aan de raden worden gepresenteerd. Als gevolg van het nieuwe kostenverdeelmodel kan het mogelijk zijn dat de bijdrage van de individuele gemeente in 2016, zoals opgenomen in de bijlage, nog zal worden bijgesteld. De in de bijlage opgenomen totale gemeentelijke bijdrage 2016 voor de huidige taken van de VNOG zal echter in principe niet meer veranderen. Er kunnen alleen, als gevolg van het nieuwe verdeelmodel, verschuivingen tussen gemeenten gaan optreden. Gaan zich verschuivingen/veranderingen in de bijdrage (of taken) voor 2016 voordoen, dat zal dit later in de loop van 2015 via een separate begrotingswijziging aan het bestuur worden voorgelegd. 4. VNOG Risicogericht “VNOG Risicogericht” behelst een totale vernieuwing van de VNOG, waaronder ook een reorganisatie. Dit is een ingrijpend proces waarvoor in 2015 diverse separate trajecten zullen gaan lopen. Er komt een nieuw organisatieplan en een nieuw formatieplan, die aan het bestuur zullen worden voorgelegd. De gemeenschappelijke regeling van de VNOG (en de daaronder liggende regelingen) zal worden vernieuwd. De gemeenschappelijke regeling zal in de loop van 2015 aan de raden worden voorgelegd; de colleges zullen de regeling aangaan. Ook het risicoprofiel, beleidsplan en crisisplan van de VNOG zullen worden vernieuwd en te zijner tijd via eigen trajecten bij de raden worden ingebracht. Vanaf 2016 geldt er een nieuwe organisatiestructuur voor de VNOG. De programma’s in de begroting worden hierop aansluitend aangepast. Het betreft hier de lastenkant van de VNOG begroting. Bij het opstellen van de begroting 2016 zal bij de indeling van de nieuwe programma’s worden uitgegaan van de nieuwe inrichting van de organisatie. Indien nodig worden (aanvullende) wijzigingen later in de loop van 2015 via een separate wijziging aan het bestuur voorgelegd. Voor de beleidsinhoudelijke ontwikkelingen van 2016 e.v. wordt verwezen naar de hierboven geschetste komende trajecten. In deze kadernota wordt hier niet op vooruitgelopen, ook omdat de exacte uitwerking ten tijde van de opstelling van deze kadernota nog niet afgerond is. Er zal voor de betrokkenen nog een totaal jaarplanning van de diverse trajecten beschikbaar komen. 5. Opdracht VNOG Risicogericht (financieel) De opdracht in het kader van VNOG Risicogericht is het structureel verwerken van ¼ 1,2 miljoen. De financiële vertaling hiervan is reeds verrekend met de gemeentelijke bijdrage. Jaarlijks is dit door de VNOG gedekt met incidentele middelen. Vanaf 2016 dient de VNOG dit stapsgewijs structureel in te vullen. Voor 2016 gaat het om een bedrag van ¼ 264.000 structureel in te vullen. Voor de gemeentelijke bijdrage heeft dit geen effect. De realisatie van de structurele dekking ziet er de komende jaren als volgt uit: Jaar
2016
2017
2018
2019
Bedrag
¼ 1.200.000
¼ 1.200.000
¼ 1.200.000
¼ 1.200.000
¼ 264.000
¼ 589.000
¼ 914.000
¼ 1.200.000
Waarvan structureel
6. Financiële ontwikkelingen 6.1. Verlaging BDUR Vanuit het Rijk is in het verleden een korting toegepast op de Brede Doeluitkering (BDUR) die aan de VNOG wordt toegekend (¼ 304.000). Deze verlaging is opgevangen binnen de bestaande middelen; aanvankelijk incidenteel, inmiddels structureel (AB be-
Kadernota 2016 – 2019
5
sluit 30 oktober 2014). Hiermee is voldaan aan de taakstelling die in de begroting was opgenomen. 6.2. Dekking ondersteuning oranje kolom De oranje kolom bereidt een voorstel voor over haar doorontwikkeling. Het bestuur heeft in een eerder stadium besloten dat de dekking van de ondersteuning van de oranje kolom op termijn structureel binnen de VNOG moet worden gevonden (¼ 110.000). 6.3. Gevolgen Werkkostenregeling (WKR) Vanaf 1 januari 2015 is de VNOG verplicht de WKR in te voeren. De WKR regelt de fiscale afwikkeling van belastingvrije vergoedingen en verstrekkingen. Daar waar de VNOG vergoedingen verstrekt boven de toegestane vrije ruimte, moet de VNOG belasting betalen (eindheffing van 80%). Voor elke euro waarmee de VNOG de vrije ruimte overschrijdt moet dus ¼ 0,80 belasting betaald worden. De extra kosten voor VNOG bedragen structureel ¼ 136.000 per jaar. Bij de besluitvorming over de WKR is afgesproken dat over het jaar 2015 de uitvoering van de WKR wordt gemonitord en de kosten worden betrokken bij de tweede financiële verkenning 2015. Echter vanaf 2016 dient wel te worden voorzien in structurele verwerking. Om die reden is in de kadernota vanaf 2016 een budget opgenomen waarbij voorgesteld wordt deze kosten binnen de bestaande middelen op te lossen. 6.4. Gevolgen Periodiek preventief medisch onderzoek (PPMO) In plaats van de huidige medische keuring wordt er landelijk voor brandweerlieden het nieuwe PPMO ingevoerd. Dit onderzoek is duurder (o.a. speciale baan benodigd). De meerkosten bedragen ¼ 130.000 per jaar en zullen in 2016 binnen de bestaande middelen moeten worden gedragen. 6.5. Gevolgen HR21 HR21 is een landelijk functiewaarderingssysteem. Vanwege de reorganisatie is de invoering van HR21 bij de VNOG uitgesteld. Het nieuwe functieboek van de VNOG na de reorganisatie zal een HR21 functieboek worden. Omdat het organisatieplan, formatieplan en functieboek momenteel nog in ontwikkeling zijn en de inpassing nog moet plaatsvinden, zijn de exacte financiële gevolgen van de invoering van HR21 nog niet te overzien. Mochten er meerkosten zijn, dan zullen die in 2016 binnen de bestaande middelen moeten worden gedragen. 6.6. Projectkosten vorming Landelijke Meldkamerorganisatie (LMO) De landelijke meldkamer wordt geleidelijk in de periode 2015-2021 opgebouwd. In de opbouwfase zal de VNOG moeten bijdragen aan de projectkosten. De meerkosten zijn nog onduidelijk en zullen binnen de bestaande middelen moeten worden gedragen. 7. Totaaloverzicht financiële consequenties Onderwerp
1 2 3 4 5 6 7
Loonindex Prijsindex Dekking oranje kolom Gevolgen WKR Gevolgen PPMO Gevolgen HR21 Gevolgen project LMO Totaal
Mutatie gemeentelijke bijdrage*
¼ 724.716 ¼ 159.510
¼ 884.226
Financiële ontwikkelingen te dekken binnen bestaande middelen VNOG**
¼ 64.670 ¼ 17.990 ¼ 110.000 ¼ 136.000 ¼ 130.000 pm pm ¼ 458.660
6
Kadernota 2016 – 2019
*Dit betreft de autonome ontwikkeling met betrekking tot de loon- en prijsindex, zie ook § 2 (conform vastgestelde uitgangspunten begroting 2016). **De financiële ontwikkelingen hebben zoals hierboven reeds toegelicht een kostenverhogend effect. Aangezien de VNOG deze lastenverzwaringen zelf oplost binnen de begroting heeft dit geen effect op de gemeentelijke bijdrage.
8. Verdere besparingen door VNOG Risicogericht “VNOG Risicogericht” levert besparingen op. De besparingen worden bereikt via de diverse onderdelen van de reorganisatie (onder andere: afname personeel (efficiency, nieuwe managementstructuur, seniorenregeling), het terugdringen van de onnodige automatische meldingen (project TOOM), de effecten van de invoering van het nieuwe slagkrachtmodel, etc. etc.). De besparingen worden ingezet ter dekking van de diverse financiële ontwikkelingen, zie tabel § 7. Nog niet alle effecten van de reorganisatie zijn op dit moment uitgekristalliseerd. Lopende 2015 worden diverse onderdelen van de reorganisatieplannen nog in detail uitgewerkt en geïmplementeerd. Pas daarna ontstaat er inzicht in de maximaal te behalen besparingen ten gevolge van de reorganisatie. Mochten er nog verdere besparingen optreden die uitstijgen boven de taakstellingen en ontwikkeling nieuw beleid, dan zal het bestuur hier uiteraard over worden geïnformeerd en vervolgkeuzes kunnen maken. 9. Dossier huisvesting De meeste kazernes in de VNOG (52 van de 56) zijn in bezit van de gemeenten. Het verschilt sterk per gemeente (soms per kazerne) wie in deze kazernes beheerstaken uitvoert en/of bekostigt: soms is dit de gemeente, soms de VNOG. Dit is lastig te beheren en geeft ook verschil in gemeentelijke bijdragen, wat de efficiency niet ten goede komt. Daarnaast bieden gemeenten beheerstaken in de kazernes vaak ‘om niet’ aan de VNOG aan. Bepaalde beheerstaken moet de VNOG zelf gaan uitvoeren, of minimaal zelf gaan (al dan niet meeliftend met de gemeente) aanbesteden. Om deze beide kwesties uit te zoeken, grip te houden op duurder wordende contracten en regiobreed meer één beheersbare lijn aan te brengen, heeft het VNOG bestuur in november 2014 opdracht gegeven om een voorstel voor een werkwijze voor het beheer van de kazernes te maken, in de vorm van een werklijst. De werklijst staat overigens eventuele toekomstige overdracht van kazernes niet in de weg. Een standpuntbepaling hierover is voorlopig aangehouden. Als gevolg van de werklijst kunnen bepaalde beheerstaken (inclusief de bijbehorende budgetten) overgaan van de ene partij naar de andere. Dit zou in beginsel budgetneutraal moeten kunnen verlopen. Bestaande taken, waar nu geld voor is, worden alleen (inclusief het budget) overgedragen van de ene partij aan de andere partij. De exacte bedragen zijn nu nog niet duidelijk; inventarisatie hiervan vormt onderdeel van het onderzoek. In het eerste kwartaal 2015 zal een eerste concept van de werklijst verschijnen, daarna komt er een detailuitwerking per gemeente, waarbij vraagpunten over de gevolgen indien nodig met maatwerkoplossingen kunnen worden aangepakt. Dit zal in het tweede, derde en vierde kwartaal 2015 gebeuren. Als de vraagpunten kunnen worden opgelost, zou de werklijst per 2016 kunnen worden toegepast. Als dit het geval is, zullen de hierbij horende financiële wijzigingen later in de loop van 2015 via een separate begrotingswijziging aan het bestuur worden voorgelegd. 10. Ontwikkelingen clusters Als gevolg van de reorganisatie van de VNOG zullen de brandweerclusters in hun huidige vorm, met eigen autonomie, gaan verdwijnen. Voor 2016 zullen de clusters dan geen eigen beleidsinitiatieven gaan ontplooien. De beleidsinitiatieven verlopen voortaan via regiobrede lijnen, via de trajecten zoals eerder in deze kadernota geschetst. Wel zijn er een aantal clusteronderwerpen die voor/met de komst van de nieuwe VNOG organisatie moeten worden afgehandeld.
7
Kadernota 2016 – 2019
10.1. Clusterreserves Veel clusters kennen reserves; soms zijn dit algemene bestemmingsreserves, soms bestemmingsreserves voor een bepaald doel, bijvoorbeeld egalisatiereserves voor het materieel. De Bestuurscommissies van de clusters zijn in 2015 nog bevoegd om beslissingen over deze reserves te nemen. Aan de Bestuurscommissies wordt gevraagd om in 2015 een besluit hierover te nemen. De nieuwe inrichting van de VNOG vereist dat er een nieuwe algemene reserve VNOG en daar waar nodig bestemmingreserves VNOG worden ingesteld. Dat betekent feitelijk ook dat er een voorstel moet komen voor de storting in deze reserves door de deelnemende gemeenten. Daar tegenover staat wel de vrijval van bestaande clusterreserves ten gunste van de gemeenten. Aan de Bestuurscommissies wordt gevraagd om in 2015 een besluit hierover te nemen. Tegelijkertijd vraagt dit dat in 2015 prudent wordt omgegaan met de besteding van de reserves en voorzieningen. In 2015 wordt daarom een herziening van de VNOG nota reserves & voorzieningen voorgelegd waarover separate besluitvorming plaatsvindt. In verlengde hiervan zal ook op termijn ook het rente- en afschrijvingsbeleid worden herzien en een voorstel worden voorgelegd hoe om te gaan met de financiering van het materieel. 11. Risico’s Financieel-technisch 11.1. Herijking gemeentefonds en herijking BDUR Er vindt momenteel een onderzoek plaats in het kader van de herijking van het gemeentefonds en de BDUR. Medio 2015 komt er naar verwachting meer duidelijkheid. De ontwikkelingen kunnen nog invloed hebben op de financiën (zowel op het gemeentefonds als op de BDUR). 11.2. Landelijke bezuinigingen De economische recessie heeft ook zijn weerslag op de gemeenten en dus op de VNOG. In het afgelopen jaar heeft het kabinet al substantieel bezuinigd en de verwachting is dat het einde nog niet in zicht is. Het is niet uit te sluiten dat de VNOG de komende jaren weer met aanvullende bezuinigingen zal worden geconfronteerd. Naast het feit dat bezuinigingen gevolgen zullen hebben voor het veiligheidsniveau heeft dit ook gevolgen voor de personeelsformatie en de omvang van de boventalligheid. Immers het grootste deel van de uitgaven van de VNOG bestaat uit personele lasten. Dit maakt de noodzaak voor deugdelijk flankerend beleid des te groter. 11.3. Renterisico De overdracht van huisvesting en de overdracht van materieel van de gemeenten naar de VNOG vraagt een behoorlijke financieringsbehoefte van de VNOG. Bij een stijgende rente bestaat hierin een risico voor de begroting. 11.4. BTW en boekwaarden Brandweer Nederland heeft in een brief aan de veiligheidsregio’s aangegeven dat zij verwacht dat de BTW compensatie die het rijk voor de brandweerzorg verstrekt zeker in de eerste jaren meer dan toereikend is. Dit voordeel zal in de loop der jaren geleidelijk verdwijnen door de BTW op de vervangingsinvesteringen. Vanaf 1 januari 2014 moeten die namelijk inclusief BTW geactiveerd gaan worden (anders dan de gemeenten kan een veiligheidsregio namelijk de BTW niet compenseren). Daarnaast speelt rondom het materieel nog een tweede effect. Het materieel is bij de regionalisering tegen boekwaarde van de gemeenten overgenomen. De bijbehorende kapitaallast is op die boekwaarde gebaseerd. Te zijner tijd zal de regio tegen nieuwwaarde gaan vervangen. De overgedragen kapitaallast is op termijn mogelijk niet toereikend meer. De exacte gevolgen zijn nu nog niet te overzien, ook omdat de hele materieelspreiding in onderzoek is.
8
Kadernota 2016 – 2019
11.5. Vennootschapsbelasting Vanaf 2016 moeten gemeenten en andere overheden vennootschapsbelasting (vpb) gaan betalen over de winst die ze met hun ondernemingsactiviteiten maken. De invoering ervan leidt naar verwachting vooral tot veel administratieve belasting maar kan ook nadelige financiële effecten hebben. Concurrerende en/of op winst gerichte ondernemingsactiviteiten van overheden zijn vanaf 1 januari 2016 voortaan belastingplichtig, tenzij kan worden aangetoond dat ze onder één van de drie vrijstellingsgronden vallen. Omdat die vrijstellingen vrij algemeen zijn geformuleerd over wat straks wel en niet belastingplichtig is, zal daar volgens ingewijden naar verwachting nog heel veel (juridische) discussie over ontstaan. Binnen de VNOG zal in 2015 een plan van aanpak worden gemaakt hoe we de uitvoering vorm gaan geven. Eventuele financiële en organisatorische consequenties zullen in kaart worden gebracht en in een afzonderlijk voorstel worden aangeboden aan het bestuur. Of dit voor de VNOG financiële consequenties zal gaan hebben, is op dit moment nog niet te voorzien. 11.6. Wet Markt & Overheid Per 1 juli 2014 is de wet Markt en Overheid (MenO) definitief ingegaan. Vanaf 1 juli gaat de Autoriteit Consument & Markt (ACM) handhaven met bij overtreding als uiterste consequentie een last onder dwangsom. De wet MenO is ingevoerd om een gelijk speelveld te creëren voor marktpartijen die ook in aanmerking willen komen voor bepaalde activiteiten zoals bedrijfsafval, groenvoorziening of beheer van accommodaties. Veel gemeenten en GR’s berekenen integrale kosten niet door in tarieven, lijken overheidsbedrijven die accommodaties exploiteren financieel te bevoordelen en hebben bij markt falen vaak geen noodzakelijk besluit van algemeen belang genomen. Bij een dergelijk besluit van de raad of Algemeen Bestuur gelden de gedragsregels niet. Overheidsorganen zeggen uit maatschappelijk oogpunt integrale kosten niet door te berekenen of te subsidiëren. Bij kostendekkende tarieven zou bijvoorbeeld sport niet meer toegankelijk en betaalbaar zijn voor een breed publiek. Wil een gemeente of GR om die reden buiten de wet MenO vallen, dan is na zorgvuldige belangenafweging van gebruikers en ondernemers een formeel besluit van algemeen belang van de gemeenteraad of Algemeen Bestuur nodig. Het is de hoogste tijd voor de VNOG om onze bestaande economische activiteiten door te lichten en na te gaan of onze handelwijze overeenkomt met de gedragsregels van de wet MenO en of we mogelijk een besluit van algemeen belang moeten nemen. Lange tijd hebben andere onderwerpen een hogere prioriteit gehad en heeft deze Wet geen aandacht gekregen. In 2015 zullen we de consequenties voor de VNOG in kaart brengen en in een advies voor het AB voorleggen. Of dit voor de VNOG financiële consequenties zal gaan hebben, is op dit moment nog niet te voorzien. Personeel 11.7. Kosten boventallig en voormalig personeel In eerdere rapportages is al aangegeven dat het in enkele gevallen van bovenformativiteit lastig is om te komen tot een passende plaatsing of een overgang van werk naar werk. Binnen de huidige VNOG begroting is er geen budget aanwezig om actief te sturen op het omlaag brengen van de kosten van bovenformativiteit. Mede in relatie tot de huidige reorganisatie is afgesproken dat P&O met een voorstel komt voor trajecten. Op dit moment is nog niet duidelijk hoeveel boventalligen er zullen zijn na de reorganisatie, en hoeveel middelen gemoeid zullen zijn met werk naar werk trajecten. De effecten van VNOG Risicogericht hangen samen met de snelheid waarmee de personeelskosten kunnen worden afgebouwd. Verwacht wordt dat de kosten van bovenschiligheid, boventalligheid en uitvoeringskosten voor het door- en uitstromen van personeel substantieel zijn. 11.8. Gevolgen wijzigingen CAR/UWO De wijzigingen als gevolg van de CAR/UWO die voor 2016 op stapel staan kunnen een risico vormen voor de begroting 2016 onder andere in verband met het individuele keuze pakket. Zodra duidelijk is vanuit het LOGA welke consequenties dit heeft, informeren wij u hierover.
9
Kadernota 2016 – 2019
Vakinhoud 11.9. Landelijke meldkamer Er wordt momenteel gewerkt aan de opbouw van de landelijke meldkamer. In het transitie akkoord staat dat er in 2015-2021 landelijk ¼ 50 miljoen bezuinigd zal worden op het oorspronkelijke bedrag van ¼ 200 miljoen. De effecten hiervan voor de VNOG zijn nog onduidelijk. 11.10. Provinciaal Uitvoeringsprogramma Externe Veiligheid Gelderland (PUEV ) Tot en met 2014 ontving de VNOG in het kader van het ‘Gelders Uitvoeringsprogramma Externe Veiligheid 2011- 2014’ een jaarlijkse subsidie van circa ¼ 156.000. Dit programma is afgerond. Landelijk is een vervolgprogramma gestart: ‘Impuls omgevingsveiligheid 2015-2018’. De VNOG heeft voor het jaar 2015 een subsidieaanvraag ingediend voor een bedrag van ¼ 133.047. Dit bedrag is gebaseerd op landelijke afstemming tussen veiligheidsregio’s, omgevingsdiensten en het Ministerie van IenM. De officiële subsidietoekenning heeft nog niet plaatsgevonden. In de loop van 2015 zal duidelijkheid komen over de subsidiebedragen voor de VNOG voor de jaren 2016-2018 en of de daarbij behorende werkzaamheden kunnen worden voortgezet. 11.11. Uitstel IBARC Samen met 14 andere veiligheidsregio’s en het landelijke Instituut Fysieke Veiligheid loopt een aanbesteding voor communicatieapparatuur, IBARC (Interregionale Brandweer Aanbesteding Radio Communicatiemiddelen). Omdat een aantal leveranciers het niet eens was met het verloop van de aanbesteding, is er een rechtszaak aangespannen. De rechter heeft hen in deze zaak deels gelijk gegeven. Hierop hebben de leveranciers desondanks een hoger beroep aangetekend dat nog loopt. Al met al hebben deze zaken al meerdere keren tot uitstel van de vervanging van de apparatuur geleid. De communicatieapparatuur is wezenlijk voor de taakuitvoering van de VNOG. Door de verouderde apparatuur komt de repressieve organisatie in gevaar. In een uiterste geval zal de VNOG genoodzaakt zijn om hoe dan ook tot vervanging over te gaan. Als de aanbesteding dan nog niet doorlopen is, dreigen mogelijk nieuwe juridische procedures vanuit de leveranciers en een risico op boetes waarvoor geen middelen beschikbaar zijn. 11.12. Plan Informatievoorziening Veiligheidsregio’s 2015-2020 Het nieuwe landelijke programmaplan informatievoorziening beoogt samenhang aan te brengen in de informatievoorziening van alle veiligheidsregio’s. Eén van de doelstellingen is om gefaseerd steeds meer onderwerpen landelijk uit te gaan voeren. Financieel lijkt dit budgettair neutraal te kunnen, omdat er sprake is van een verschuiving van middelen van regionaal naar landelijk niveau, maar of er echt geen meerkosten zijn zal pas bij de daadwerkelijke concrete projecten moeten gaan blijken. 11.13. Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) Bij de RI&E gaat het zowel om de gebouwen als om het brandweeroptreden. Wat betreft het optreden is er inmiddels vanwege het project “Variabele voertuigbezetting” een RI&E opgesteld. De punten die hieruit naar voren zijn gekomen, gelden ook voor de huidige organisatie. Een plan van aanpak moet nog worden gemaakt. Voor andere voertuigen / bezettingen worden binnenkort RI&E’s opgesteld, met bijbehorende plannen van aanpak. Die zullen in 2015/2016 moeten worden uitgevoerd, maar de exacte financiële gevolgen zijn nog niet helder. Voor de gebouwen geldt dat er voor elke kazerne en kantoorlocatie een RI&E zou moeten zijn. Dit is nu niet het geval. Veelal is het uitvoeren van een RI&E door gemeenten uitgesteld met het oog op de regionalisering. Het overgrote deel van de gebouwen is overigens nu nog in bezit van de gemeenten (zie ook § 11), maar de VNOG zal hierop wel worden aangesproken. Er zal een inventarisatie plaatsvinden om de omvang van dit probleem concreet in beeld te krijgen. In het geval er controle door de arbeidsinspectie plaatsvindt, lopen de gemeenten, als eigenaar, het risico op een boete van maximaal ¼ 3.000 per locatie.
10
Kadernota 2016 – 2019
11
Kadernota 2016 – 2019
Bijlage 1: Bijdrage gemeenten 2016
Toelichting De besluiten van het AB van 18 december 2014 over de uitgangspunten voor 2016 zijn toegepast. Zo is de begroting 2015 de basis voor de bijdrage 2016. Wel wordt voorgesteld om daarop een aantal correcties toe te passen. 1. Looncompensatie Uitgegaan is van de formatie per 1-1-2015 en het bedrag aan salariskosten, dat is opgenomen in de begroting 2015. Deze is aanvullend gecorrigeerd voor de cao-afspraken, die pas na het opstellen van de begroting 2015 zijn gemaakt. In oktober 2014 is namelijk een nieuwe cao afgesloten die slechts een gedeelte van de uitgangspunten kadernota 2015 dekken. Waar geen dekking voor is, is de extra cao-stijging van ¼ 50 per fte per maand. Hiermee moet de begroting aanvullend aangepast worden. Wij doen dit structureel vanaf 2016. Als gevolg hiervan is een bedrag van afgerond ¼ 213.000 extra als looncompensatie vanaf 2016 opgevoerd. De stijging van de totale loonkosten bedraagt ¼ 724.716 (voor het deel, dat betrekking heeft op de gemeentelijke bijdragen). Dit bedrag bestaat dus uit loonkostenstijging als gevolg van het besluit over de uitgangspunten 2016 inclusief een verhoging voor periodieken en de nog niet structureel gedekte cao-gevolgen 2015 (¼ 213.000). De looncompensatie geldt zowel voor het beroepspersoneel als de vrijwilligers. 2. Prijscompensatie De eerder door het AB vastgestelde percentages zijn toegepast op de volledige begroting van de VNOG (NB alleen op die kosten die hiervoor in aanmerking komen). De stijging van de kosten voor het gemeentelijke aandeel bedraagt ¼ 159.510. 3. Egalisatiereserve kapitaallasten In de clusters Achterhoek West en Achterhoek Oost wordt gewerkt met een zogenaamde egalisatiereserve kapitaallasten. Niet benut begroot kapitaallastenbudget in enig jaar wordt daarin gestort, ter dekking van voorziene “duurdere” jaren. Het jaar 2016 is niet een “duur” jaar. De betreffende gemeenten betalen voor 2016 dus meer dan noodzakelijk is ter dekking van de daadwerkelijke kapitaallasten in 2016. Voorgesteld wordt dit te corrigeren naar alleen de benodigde begrote kapitaallasten. Zie verder paragraaf 11.1. 4. Harmonisatie cluster IJsselstreek Door de drie gemeenten binnen cluster IJsselstreek zijn harmonisatie-afspraken gemaakt, die in 2016 eindigen na een ingroeiperiode van 4 jaar. De bestuurscommissie van IJsselstreek wil deze afspraak graag ook in 2016 uitgevoerd zien. Dit heeft geen consequenties voor de uitgaven van de VNOG, noch voor de andere 19 gemeenten. Alleen de verhouding van de bijdragen tussen de gemeenten Brummen, Lochem en Zutphen verandert. Voorgesteld wordt om dit door te voeren. 5. Kosten voor FLO en overgenomen kazernes Deze kosten worden apart in beeld gebracht bij de betreffende gemeenten.
12
Kadernota 2016 – 2019
6. Renteresultaat De begroting 2015 vormt het uitgangspunt voor de begroting 2016. In de begroting 2015 is structureel rekening gehouden met een positief renteresultaat van ¼ 0,3 mln. mln.) Dat betekent dat het structurele renteresultaat al integraal onderdeel uitmaakt van de algemene dekkingsmiddelen en is dus al ten positieve is verrekend met de verschuldigde gemeentelijke bijdrage. In het AB van 18 december 2014 is besloten om voor 2016 het renteresultaat terug te laten vloeien naar de gemeenten. Dat betekent dus concreet dat alleen een hoger resultaat dan de al ingezette ¼ 0,3 miljoen zal worden verrekend met de gemeenten. 7. Normvergoeding RROL en TBO cluster Veluwe West In de begroting 2015 zijn deze vergoedingen nog niet opgenomen als onderdeel van de clusterbegroting van Veluwe West. De lasten zitten echter wel in de clusterbegroting. De vergoedingen worden met deze wijziging onderdeel van de clusterbegroting.
12
Bijdrage gemeenten
Kadernota 2016 – 2019
Bijlage 2: Verdeling BTW compensatie naar gemeenten over het jaar 2016 De verdeling heeft conform 2015 plaatsgevonden. Totaal te verdelen:
Gemeente
Φ 2.466.000
Bedrag Φ 77.823 Φ 547.240 Φ 132.711 Φ 103.206 Φ 58.711 Φ 168.210 Φ 65.140 Φ 92.045 Φ 92.768 Φ 130.662 Φ 32.130 Φ 50.079 Φ 101.790 Φ 95.368 Φ 75.672 Φ 63.166 Φ 88.708 Φ 107.236 Φ 64.141 Φ 70.198 Φ 93.696 Φ 155.300
Aalten Apeldoorn Berkelland Bronckhorst Brummen Doetinchem Elburg Epe Ermelo Harderwijk Hattem Heerde Lochem Montferland Nunspeet Oldebroek Oost Gelre Oude Ijsselstreek Putten Voorst Winterswijk Zutphen Totaal verdeeld
Φ 2.466.000