Kadernota Alcohol- en drugsbeleid Arnhem 2010-2014
Arnhem, 28 mei 2009
Bestuurlijke samenvating De ‘Kadernota alcohol- en drugsbeleid Arnhem 2010-2014’ geeft een vervolg op de ‘Hoofdlijnen Arnhems drugsbeleid 2006-2008’. De nieuwe Kadernota geeft (wederom) op hooflijnen aan ‘wat’ we de komende periode willen bereiken, ‘hoe’ we dat willen gaan aanpakken en ‘waarom’ we dat alles willen. Het nieuwe alcohol en drugsbeleid kent een bredere, integrale scope. Ter voorbereiding van het nieuwe alcohol- en drugsbeleid, is grondig onderzoek verricht naar de aard en omvang van de actuele maatschappelijke problematiek en is (van daaruit) het gevoerde beleid geëvalueerd. Daarbij is een aantal inhoudelijke en organisatorische aandachtspunten naar voren gekomen. Met de visie als vertrekpunt, zijn deze aandachtspunten in de Kadernota integraal doorvertaald in: de zeven speerpunten van beleid voor de komende vijf jaren, die zijn uitgewerkt naar problematiek, doelen en resultaten. - Zorg en overlast bestrijding gaan hand in hand We blijven inzetten op een tweesporenbeleid: het verbeteren van de gezondheid en het gezond functioneren van het individu is nadrukkelijk verbonden met het verminderen van overlast en daarmee verbeteren van de leefbaarheid en veiligheid voor alle inwoners, werkenden en bezoekers van Arnhem. Zo maakt dit laatste voortaan deel uit van de prestatieafspraken met maatschappelijke partners en met name de zorginstellingen. - Focus op harddrugs, alcohol en cannabis Een belangrijke plek in het Arnhemse alcohol - en drugsbeleid behouden harddrugsverslaafden. Verder is er meer dan voorheen aandacht voor alcoholproblematiek, onder andere in relatie tot uitgaansgeweld en voor problematisch cannabisgebruik. - Meer inzet op preventie, beperking en herstel van problemen Opvang en zorg zijn als vanouds belangrijke basiselementen binnen het Arnhemse alcohol- en drugsbeleid. Daarbij is er de komende periode, behalve voor het stabiliseren van verslavingsproblemen, vooral en expliciet aandacht voor preventie en herstel. - Persoonsgerichte aanpak en focus op vooruitgang in beleid en uitvoering Conform de gekozen aanpak in het Regionaal kompas (vermindering dakloosheid) staat het boeken van vooruitgang op het vlak van individueel welzijn en maatschappelijk functioneren centraal in de praktijk van het Arnhemse alcohol- en drugsbeleid. Aanspreken op de eigen verantwoordelijkheid en stimuleren van zelfredzaamheid zijn sleutelbegrippen. - Gedifferentieerd en sluitend voorzieningenaanbod Een persoons- en ontwikkelingsgerichte aanpak, vooronderstelt een gedifferentieerd en sluitend aanbod van voorzieningen. Het door en mét de verslaafde te doorlopen proces, wordt ondersteund door een passend aanbod van opvang, zorg en huisvesting. Uitgangspunt is, dat personen met ernstiger problematiek opvang en begeleiding vinden in één of meer gecentraliseerde voorzieningen, met specialistische begeleiding (zoals nu bijv. de Boei). Personen met minder ernstige problematiek vinden onderdak en begeleiding op diverse kleinschalige(r) locaties, verspreid over de wijken en buurten van Arnhem (en de regio). - Optimale ketensamenwerking Voor bovenstaande doelstellingen zal de gemeente naast het zorgkantoor, zorginstellingen, politie en woningbouwcorporaties, ook meer en andere (maatschappelijke) partners actief betrekken bij de vaststelling, bijstelling en uitvoering van beleid. Dit sluit aan op het uitgangspunt van partnerschap in de WMO. - Ruimte voor innovatie Alcohol- en drugsbeleid heeft te maken met een grote dynamiek op maatschappelijk en (inter)persoonlijk niveau. Er is dan ook behoefte aan ruimte voor creativiteit en vernieuwing in methodiek, voorzieningen, middelen, huisvesting, etc. en daarmee ook in beleid, organisatie, processen en partners. Door te kiezen voor deze zeven speerpunten worden de richting en ambitie voor de komende tijd bepaald. Na vaststelling van de Kadernota door de Gemeenteraad, gaan wij aan de slag om de gekozen richting en ambitie voor de komende vijf jaren verder uit te werken in de vorm van een uitvoeringsnota. In dit
ii
proces geven we nadrukkelijk ruimte voor ontwikkeling en voor maatschappelijk en particulier initiatief. De vragen ‘wat’ we precies gaan realiseren en ‘hoe’ en ‘wanneer’ gaan we hierbij concreet uitwerken. In het kader van de ‘hoe – vraag’ gaan we in op de verdeling van verantwoordelijkheden en rollen en op de voor gefaseerde uitvoering benodigde capaciteit, middelen en dekking. Op voorhand signaleren we daarbij dat er spanning is tussen het ambitieniveau en de daarvoor beschikbare middelen. Zoals bekend zullen de middelen die het Rijk beschikbaar stelt via de verdeelsleutel Maatschappelijke Opvang en Verslavingszorg vanaf 2010 verminderen. Voor het jaar 2010 kan dit nog opgevangen worden door inzet van resterende BDU middelen. Vanaf 2011 zullen waarschijnlijk nieuwe keuzes gemaakt moeten worden. Daarnaast is te wijzen op de (financiële) onzekerheden rond de AWBZ – financiering en de voortzetting van het Grote Steden Beleid (GSB). Dit stelt ons voor de uitdaging, om de ambities die in de nota geformuleerd worden goed af te stemmen op de capaciteit en (financiële) middelen. We onderzoeken daartoe de mogelijkheden tot herschikking van mensen en middelen, tot het aanboren van ‘nieuw kapitaal’ en tot het behalen van efficiëntiewinst op korte en/of langere termijn. In het voorjaar van 2010 leggen we de gemeenteraad, mede op basis van het uitvoeringsplan, keuzescenario’s voor over hoe we ambitieniveau en middelen met elkaar in balans kunnen brengen. We rapporteren jaarlijks aan de Gemeenteraad over de realisatie en planning. Daarbij geven we inzicht in de behaalde en te behalen resultaten en in de maatschappelijke ontwikkelingen rond het middelengebruik (waaronder criminaliteit en overlast).
iii
Inhoudsopgave
Pagina
1. Inleiding
1
2. Arnhemse visie op alcohol- en drugsbeleid
2
2.1 Afbakening/ definities 2.2 Bredere beleidskaders alcohol en drugsbeleid 2.3 Visie en speerpunten alcohol- en drugsbeleid 2.3.1 Visie 2.3.2 Speerpunten alcohol- en drugsbeleid 2010-2014 3. Context voor alcohol- en drugsbeleid 3.1 Beknopte schets Arnhemse context 3.2 Arnhems (alcohol- en) drugsbeleid 2006-2008 3.2.1 De nota “Herijking hoofdlijnen Arnhemse Drugsbeleid 2006-2008” 3.2.2 Kaders openbare orde en veiligheidsbeleid 3.3 Terugblik/evaluatie beleid afgelopen jaren 3.4 Knelpunten huidig aanbod 3.5 Landelijke en regionale/lokale ontwikkelingen 3.5.1 Landelijke ontwikkelingen 3.5.2 Regionale/lokale ontwikkelingen 4. Aard, omvang en gevolgen alcohol- en drugsgebruik 4.1 Profiel doelgroep 4.2 Conclusies 5. Problematiek, doelen en beoogde resultaten per speerpunt 5.1 Problematiek, doelen en beoogde resultaten per speerpunt 5.1.1 Zorg en overlastbestrijding gaan hand in hand 5.1.2 Focus op harddrugs, alcohol en cannabis 5.1.3 Meer inzet op preventie, beperking en herstel van problemen 5.1.4 Vraaggerichte aanpak en focus op vooruitgang in beleid en uitvoering 5.1.5 Gedifferentieerd en sluitend voorzieningenaanbod 5.1.6 Optimale ketensamenwerking 5.1.7 Ruimte voor innovatie
2 2 3 3 3 5 5 5 5 6 7 7 8 8 8 10 10 10 13 13 13 13 14 15 16 17 18
6. Uitvoeringsnota alcohol- en drugsbeleid Arnhem 2010-2014
20
7. Communicatie
21
8. Organisatie en middelen
22
8.1 Organisatie 8.2 Capaciteit en middelen
22 23
Bijlagen: 1. Overzicht OOV activiteiten 2. Overzicht aanbod preventie, opvang/zorg en herstel 3. Aard, omvang en gevolgen alcohol en drugsgebruik 4. Denkraam uitvoeringsplan
24 25
28 32
iv
1. Inleiding Voor u ligt de Kadernota alcohol- en drugsbeleid Arnhem 2010-2014. Deze nota geeft een vervolg op de ‘Hoofdlijnen Arnhems drugsbeleid 2006-2008’ en borduurt voor een belangrijk deel hierop voort. Wat het nieuwe beleidskader onderscheidt van z’n voorganger(s) zijn met name de bredere scope en de grotere nadruk op proactief en resultaatgericht werken, ketensamenhang en regie. Voor wat betreft de (bredere) inhoudelijke scope, is er naast de ‘gebruikelijke’ focus op de harddrugproblematiek nadrukkelijk aandacht voor de alcohol- en cannabisproblematiek. Daarnaast trekken we de lijn van toenemende samenhang in opvang, zorg èn overlastbestrijding consequent door. Mede hierdoor kent het nieuwe alcohol- en drugsbeleid raakvlakken met meer en andere beleidsvelden en zijn er meer betrokken partners in beeld. In de ‘organisatie’ van het alcohol en drugsbeleid vertaalt dit zich in aanpassingen in werkwijzen, processen, systemen en structuren. De persoonsgerichte aanpak, ketensamenhang en -regie vormen daarbij de belangrijkste inrichtingsprincipes. Op basis van de Kadernota alcohol- en drugsbeleid Arnhem 2010-2014 willen we als gemeente samen met onze partners gestalte geven aan het beleid op het terrein van alcohol en drugs voor de komende vijf jaar. De nota is kaderstellend op de hoofdlijnen van ‘wat’ we de komende periode willen bereiken, ‘hoe’ we dat willen gaan aanpakken en ‘waarom’ we dat alles willen. Binnen de hiermee aangegeven speelruimte en spelregels willen we ruimte bieden voor ontwikkeling en voor maatschappelijk en particulier initiatief. Nadrukkelijker willen we burgers en bedrijven betrekken bij de aanpak van alcohol- en drugsproblemen in onze stad. Ook willen we ruimte bieden voor toepassing van nieuwe systemen, structuren, methodieken en middelen. Het behalen van aansprekende resultaten voor zowel individu als samenleving, vormt daarbij voor alle betrokkenen de gezamenlijke drijfveer, legitimatie en het criterium voor succes. De nadere uitwerking van de Kadernota vindt plaats in het ‘Uitvoeringsplan alcohol- en drugsbeleid Arnhem 2010-2014’, dat we begin 2010 aan de Gementeraad ter behandeling voorleggen. Dit uitvoeringsplan is een werkdocument, dat passend bij de dynamiek van de stad en de ontwikkelingen in het beleidsveld, zal worden uitgewerkt en periodiek geëvalueerd en aangepast. We rapporteren jaarlijks aan de Gemeenteraad over de realisatie en planning. Leeswijzer Achtereenvolgens gaan we in op: - Arnhemse visie op het Alcohol- en drugsbeleid; aansluitend op de visie zijn zeven speerpunten benoemd; - Context voor toekomstig beleid; we blikken terug op het beleid van de afgelopen periode en schetsen enkele relevante landelijke en regionale ontwikkelingen; - Aard, omvang en gevolgen alcohol- en drugsgebruik; naast middelengebruik komen ook alcohol- en drugsregelateerde incidenten aan de orde; - Problematiek, doelen en beoogde resultaten voor elk van de zeven speerpunten; - De wijze waarop we de kadernota handen en voeten willen geven in een Uitvoeringsnota alcohol- en drugsbeleid Arnhem 2010-2014; - Communicatie; - Organisatie en middelen.
1
2. Arnhemse visie op alcohol- en drugsbeleid 2.1 Afbakening/definities Het in deze nota verwoorde alcohol- en drugsbeleid 2010 – 2014 richt zich op het problematisch gebruik van harddrugs en van alcohol en cannabis en op de individuele en maatschappelijke gevolgen. Het richt zich in principe niet op de andere “genotmiddelen” (waaronder roken, smartdrugs, feestdrugs, gokken, internet/games, etc.). Op deze onderwerpen zullen we in het kader van deze nota niet of hooguit zijdelings in gaan. Deze thema’s vinden uitwerking binnen de kaders van andere (‘aanpalende’) beleidsvelden (w.o. volksgezondheid etc). Centraal in deze Kadernota staat: problematisch gebruik van harddrugs, alcohol en cannabis en de individuele en maatschappelijke gevolgen, waaronder de overlastproblemen.
2.2 Bredere beleidskaders alcohol en drugsbeleid Arnhem is een veelzijdige stad in ontwikkeling. We werken aan een gezonde, gezellige, leefbare en veilige stad voor iedereen die in Arnhem woont, werkt of recreëert. Waar we met Arnhem naar toe willen en de visie op hoe we dit willen bereiken staat met name verwoord in de Visie - en Tussenbalans Arnhem 2015 en in het Coalitieakkoord “Iedereen doet mee”. Een verdere recente doorvertaling hiervan heeft zijn plek gevonden in de Perspectiefnota 2007-2011 en MJPB (Meerjaren programmabegroting) 2010 – 2013. Deze ’strategische’ kaders zijn vervolgens geconcretiseerd in enkele beleidsstukken, die direct raken aan het alcohol – en drugsbeleid. Het gaat hierbij met name om: • • • • •
“Stad in balans” en “Doorontwikkeling Stad in balans”, visie op de maatschappelijke ontwikkeling van Arnhem tot 2015; Stadsprogramma “Zorgzame stad”; “Meerjarenbeleidsplan Wmo 2008 - 2011; Leefbaarheid doorgrond (‘Marlet’); Regionaal Kompas (meerjaren aanpak dakloosheid)
Voor wat betreft het alcohol en drugsbeleid tot en met 2014, zijn kort samengevat de navolgende kader en uitgangspunten richtinggevend: - Iedereen doet mee, neemt actief deel, participeert (actief burgerschap); eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid (binnen de eigen sociale omgeving) worden gestimuleerd; de gemeente vervult een vangnet functie. - Bevorderen integratie en sociale cohesie, aanpak van de tweedeling (w.o. óók de tweedeling tussen kwetsbaren en niet- kwetsbaren), voorkomen van uitsluiting en sociaal isolement; - Vergroten leefbaarheid en veiligheid, voorkomen en bestrijden overlast op gebiedsniveau; - Meer balans in de sociaal-economische/culturele samenstelling van de bevolking o.a. door te investeren in de diversiteit en kwaliteit van de woningvoorraad en investeren in de attractiviteit van de stad; - Vangnet van stedelijke voorzieningen voor maatschappelijke opvang; - Betere zorg voor en minder overlast door kwetsbare doelgroepen; bijzondere aandacht voor kwetsbare jongeren; - Toegankelijke zorg en ondersteuning voor iedereen, vraaggerichtheid in samenhang; - Duurzame vernieuwing en het verbeteren van de samenhang op het gebied van welzijn, zorg en wonen; - Algemene voorzieningen waar iedereen makkelijk gebruik van kan maken bieden wij zoveel mogelijk op wijkniveau aan. Waar nodig, kiest Arnhem voor individueel maatwerk bij het ondersteunen van kwetsbare groepen; - Resultaatgericht (output- indicatoren), bevorderen uitstroom via individuele trajecten;
2
-
Naast een lokale invulling van beleid kiest Arnhem voor regionale samenwerking.
2.3 Visie en speerpunten alcohol- en drugsbeleid 2.3.1 Visie Het Arnhemse alcohol- en drugsbeleid wil bijdragen aan een optimaal functioneren van individu én samenleving. Bij het voorkomen, stabiliseren en herstellen van verslavingsproblemen, gaan persoonlijke gezondheid en ontplooiing, sociale participatie en zorg voor leefbaarheid en veiligheid hand in hand. 2.3.2 Speerpunten alcohol- en drugsbeleid 2010– 2014 Op basis van deze visie kent het Arnhemse alcohol- en drugsbeleid in de periode 2010 – 2014 de navolgende zeven speerpunten van beleid. •
Zorg en overlastbestrijding gaan hand in hand
In de opzet en uitvoering van het alcohol- en drugsbeleid kiezen we voor twee sporen: het verbeteren van de gezondheid en het gezond functioneren van het individu is nadrukkelijk verbonden met het verbeteren van de leefbaarheid en veiligheid voor alle inwoners, werkenden en bezoekers van Arnhem. •
Focus op harddrugs, alcohol en cannabis
Alcohol en cannabis krijgen meer aandacht. Centraal in het Arnhemse alcohol- en drugsbeleid tot op heden, staan harddrugsverslaafden en de (overlast)problemen die zij veroorzaken. In de komende beleidsperiode is de aandacht tevens gericht op alcoholproblematiek (o.a. in relatie tot uitgaansgeweld) en tevens op (problematisch) cannabisgebruik. We realiseren hierbij (meer dan voorheen) expliciete verbindingen tussen het beleid op het terrein van de verslavingszorg enerzijds en het beleid gericht op jeugd, gezondheid, horeca, coffeeshops en veiligheid. •
Meer inzet op preventie, beperking en herstel van problemen
Opvang en zorg, vormen als vanouds belangrijke basiselementen binnen het Arnhemse alcohol- en drugsbeleid. In de uitwerking van het beleid is er behalve voor het stabiliseren van verslavingsproblemen in de komende periode vooral en expliciet aandacht voor preventie en, waar enigszins mogelijk, voor persoonlijk en maatschappelijk herstel. •
Persoonsgerichte aanpak en focus op vooruitgang in beleid en uitvoering
Conform de aanpak in het Regionaal Kompas (vermindering dakloosheid) staat in het Arnhemse Arnhemse alcohol- en drugsbeleid het boeken van vooruitgang op het vlak van het persoonlijk welzijn en maatschappelijke functioneren centraal. Persoonlijk en maatschappelijk herstel zijn de ‘norm’; stabilisatie van de situatie vormt de ‘ondergrens’. Aanspreken op de eigen verantwoordelijkheid en stimuleren van zelfredzaamheid zijn sleutelbegrippen. •
Gedifferentieerd en sluitend voorzieningenaanbod
De persoons- en ontwikkelingsgerichte aanpak, vooronderstelt een gedifferentieerd en sluitend aanbod van functies en voorzieningen. Het door en met de verslaafde te doorlopen ontwikkelingsproces, krijgt vorm en inhoud via de centrale toegang en screening (toeleiding). Dit resulteert in een op de persoon afgestemd traject met één of meer van de navolgende functies: • •
opvang/begeleiding; persoonlijke verzorging sociaal-medische functies
3
• • • • • • •
curatieve (op genezing gerichte) functies (w.o. dagbehandeling, opnames) integrale bemoeizorg beschermd wonen begeleid wonen; activering/ dagbesteding schuldhulpverlening, inkomensbeheer nazorgactiviteiten (o.m. gericht op versterken sociaal netwerk)
Op al deze functies is voldoende aanbod nodig, zowel kwantitatief als kwalitatief, om integrale (na)zorg te kunnen bieden. Vanzelfsprekend heeft de differentiatie in het zorgaanbod de nodige gevolgen voor de fysieke huisvesting daarvan. Een ‘zwaardere’, meervoudige problematiek stelt immers andere functionele eisen aan begeleiding, hulpverlening en (daarmee) fysieke huisvesting dan een lichtere. Bij de invoering van het nieuwe “huisvestingsconcept” kiezen we voor een stapsgewijze invoering van een eigen ‘Arnhemse” benadering. Hierin willen we beheersbaarheid van problematieken, combineren met een maatschappelijk verantwoorde integratie van kwetsbare burgers. Uitgangspunt is, dat personen met ernstiger problematiek opvang en begeleiding vinden in één of meer gecentraliseerde voorzieningen, met specialistische begeleiding (zoals nu bijv. in de 24 – uurs opvang voor verslaafden). Personen met minder ernstige problematiek vinden onderdak en begeleiding op diverse kleinschalige(r) locaties, verspreid over de wijken en buurten van Arnhem (en de regio). Om van daaruit de participatie van cliënten te verbeteren, wordt zorginhoudelijk zoveel mogelijk hierbij aansluiting gezocht bij algemene voorzieningen zoals het welzijnswerk. •
Optimale ketensamenwerking
Teneinde bovenstaande doelstellingen van persoonsgerichte aanpak en trajectregie daadkrachtig uit te voeren, zal er sprake moeten zijn van een sterke regie op de keten van voorzieningen. In het kort betekent dit dat we de maatschappelijke en/of individuele vraag en het (traject) aanbod van diverse betrokken instellingen en organisaties optimaal op elkaar afstemmen. In de praktijk gaat het hierbij om een dynamisch proces, waarbij de centrale intake en traject- en overige monitoring belangrijke sturingsinformatie bieden. Bij het optimaliseren van de ketensamenwerking heeft ook nadrukkelijk samenwerking met regiogemeenten (‘regionalisering’) de aandacht. •
Ruimte voor innovatie
Alcohol – en drugsbeleid heeft te maken met een grote dynamiek op maatschappelijk en (inter)persoonlijk niveau. Te noemen zijn de ontwikkelingen in aard, achtergronden en gevolgen van verslavingsproblemen en de ontwikkelingen rond behandelmethodieken en middelen. Bezuinigingen, op met name de AWBZ – voorzieningen, in combinatie met de gevolgen van de financiële crisis noodzaken tot kosteneffectiviteit en (daarmee) resultaatgerichtheid, flexibiliteit en duurzaamheid. In aanvulling op ‘evidence-based’ werken, is er behoefte aan ruimte voor creativiteit en vernieuwing in methodiek, voorzieningen, middelen, huisvesting, etc. en (daarmee) ook in beleid, organisatie, processen en partners. In de aanpak maken we graag gebruik van recente ontwikkelingen en ervaringen die elders zijn opgedaan (w.o. de G4).
4
3. Context alcohol – en drugsbeleid 3.1 Beknopte schets Arnhemse context Arnhem is een levendige, complexe stad met circa 145.000 inwoners. Arnhem is provinciehoofdstad en heeft door zijn geografische en natuurlijke ligging bijzondere kwaliteiten. Net alle andere GSBsteden heeft Arnhem te maken met dak- en thuisloosheid en alcohol- en drugsproblematiek. Als centrumgemeente heeft Arnhem een belangrijke (regionale) rol en verantwoordelijkheid voor Maatschappelijke Opvang en Verslavingszorg. Ook voor wat betreft de zorg voor openbare orde en veiligheid en gezondheidszorg vervult Arnhem in regionaal verband een centrumfunctie in de regio. 3.2 Het Arnhemse (alcohol- en) drugsbeleid 2006 – 2008 Het Arnhemse (alcohol- en) drugsbeleid in de afgelopen periode is in hoofdzaak neergelegd in de nota ‘Herijking Hoofdlijnen Arnhems drugsbeleid 2006 – 2008’. Kanttekening hierbij is, dat dit beleidskader zich beperkt tot de opvang-, zorg- en overlast aspecten rond harddrugsgebruik. Andere, met het drugsbeleid verwante thema’s vinden, voor zover er sprake is van uitwerking, een plek in aanverwante beleidsvelden en nota’s. We spreken hier wel van ‘samengesteld beleid’. De belangrijkste betrokken (‘aanpalende’) gemeentelijke beleidsvelden van het alcohol- en drugsbeleid zijn: - WMO beleid, met name prestatievelden 7, 8 en 9; - Volksgezondheidsbeleid/preventiebeleid; - OOV/ Integraal Veiligheidsbeleid; - Coffeeshopbeleid; - Jeugdbeleid. Hierna schetsen we in het kort de meest belangrijke kaders van het Arnhemse (alcohol- en) drugsbeleid 2006 – 2008. 3.2.1. De nota ‘Herijking Hoofdlijnen Arnhems drugsbeleid 2006 – 2008’ De nota ‘Herijking Hoofdlijnen Arnhems drugsbeleid 2006 – 2008’, kende op hoofdlijnen de navolgende elementen: • Gemeentelijke regierol In de afgelopen beleidsperiode is de basis gelegd voor zowel de ketenbenadering, als de gemeentelijke regierol op de uitvoering van het vastgestelde drugsbeleid. Op diverse niveau’s zijn hiertoe overleg structuren met maatschappelijke partners in het leven geroepen. De integrale aanpak van zowel de opvang - en zorg, als de openbare orde en veiligheidsaspecten was hierbij een doelstelling. • Gedifferentieerde aanpak van de doelgroep Met het oog op de bestrijding van de ernstige overlast van zware drugsverslaafden, is in de afgelopen beleidsperiode ingezet op een gedifferentieerde aanpak van verslavingsproblemen. Realisatie van op maat gesneden zorgtrajecten in combinatie met repressieve aanpak waren daarbij te realiseren doelen. De nadruk lag hierbij op het realiseren van een netwerk van locaties en voorzieningen voor verslaafden. Met name te noemen zijn: 24 –uursopvang voor verslaafden (De Boei), de Zorgzone, gekoppeld aan een vergunningensysteem voor prostituees, individuele zorgtrajecten zoals in het Project Time-Out, differentiatie in de methadonverstrekking, verbetering van het aanbod van psychosociale hulpverlening, activeringsprogramma’s zoals het werken op zorgboerderijen en het Project Dagloon, het aanbieden van motivatieprogramma’s en de mogelijkheid tot doorstroom naar vormen van begeleid wonen. Tot de beoogde beleidsdoelen behoorde ook de integrale afstemming en zorg voor reïntegratie en nazorg. Een op innovatie gericht speerpunt, was het van de grond tillen van de verstrekking van heroïne onder medisch toezicht.
5
• Openbare orde en veiligheid De invalshoek van openbare orde en veiligheid blijft in de nota ‘Herijking Hoofdlijnen Arnhems drugsbeleid 2006 – 2008’ enigszins onderbelicht. Wèl is er gestuurd op invoering van het Project Ketenaanpak Drang & Dwang, de Veelplegersaanpak en een beheersplan voor de Boei (‘Overlast Verankerd’). Daarnaast was er het streven om, met het oog op de beperking van de overlast in de zomerperiode, te komen tot het zogenaamde Zomeroffensief door Politie en OM. De overige beleidskaders op dit onderdeel vonden elders een plek (zie hierna). • Preventie Ten aanzien van preventie was de strategie, om deze meer deel uit te laten maken van een integrale aanpak en minder op de traditionele wijze zoals het geven van voorlichting op scholen. Meer oog moest er komen voor gerichte preventieprojecten voor risicojongeren in samenwerking met de Grift, de Politie en organisaties als RijnSide en Rijnstad. Advies- en consultatievoorziening voor individuele verslaafden en voor de familie, vroegsignalering in de Eerstelijnszorg en vroegsignalering in het kader schuldhulpverlening, waren aanvullende speerpunten op het vlak van voorkoming van problemen. • Alcohol, feest & smartdrugs coffeeshopbeleid In de beleidsaanpak tot en met 2008 is er voor gekozen, om het problematisch gebruik van alcohol en van feest- en smartdrugs buiten de aanpak van het Arnhemse drugsbeleid te houden. Op dit punt werd vooralsnog volstaan met de aanbeveling om de gezondheids- en veiligheidsrisico’s hiervan nader te onderzoeken en vervolgens te beslissen hoe hier het beste mee om te gaan. Ook het coffeeshopbeleid was ‘afzonderlijk’ geregeld binnen de kaders van het integrale veiligheidsbeleid. Een wijziging van deze opzet werd wèl benoemd als punt van mogelijke heroverweging. 3.2.2 Kaders openbare orde en veiligheidsbeleid Ofschoon het Arnhemse (alcohol- en) drugbeleid in de afgelopen periode een aantal directe raakvlakken kende met openbare orde en veiligheid, bleef dit thema in de nota ‘Herijking Hoofdlijnen Arnhems drugsbeleid 2006 – 2008’ enigszins onderbelicht. De recente, ook voor het nieuwe, bredere alcohol- en drugbeleid relevante, beleidskaders treffen we onder meer aan het coffeeshopbeleid, Leefbaarheid Doorgrond (‘Marlet’) en het integraal veiligheidsbeleid 2008-2011. Het beleid tot op heden op het terrein van coffeeshops is neergelegd in de nota uit 1998. Doelstelling van het beleid is: minder overlast en minder cannabisgebruikers. Er wordt in Arnhem een maximumstelsel gehanteerd: (uiteindelijk) is slechts plaats voor acht coffeeshops, waarvan er vijf gevestigd mogen zijn in de binnenstad, één in het Spijkerkwartier en twee (gezamenlijk) in Sint Marten en Klarendal. ‘Marlet’ noemt het vergroten van veiligheid als één van de belangrijkste doelen voor de korte termijn. Voorkomen en terugdringen van drugs- en alcoholoverlast speelt hierin een belangrijke rol. Het recept van Marlet voor de aanpak bestaat deels uit een directe aanpak van de overlast, maar focust met name op structurele inspanningen op de langere termijn. Deze zijn gericht op verandering van de ‘problematische’ sociaal- economische en sociaal- culturele samenstelling van de bevolking en de tamelijk eenzijdige samenstelling van de woningvoorraad en (algemener) verhoging van de attractiviteit van de stad. De analyse en doelstellingen zijn vertaald in de nota Integrale Veiligheid 2008-2011. Doelstelling van het integrale veiligheidsbeleid is het vergroten van de veiligheid en leefbaarheid in de stad. Het gaat daarbij zowel om een afname van de feitelijke onveiligheid als om de toename van de veiligheidsbeleving van de burger. De speerpunten van het veiligheidsprogramma 2008-2011 zijn: • een gebiedgerichte aanpak van (huiselijk) geweld en overlast; • de aanpak van risicojeugd.
6
Daarbij is de rode draad de (her)ontwikkeling van een veiligheidshuis in Arnhem waar een koppeling wordt gelegd tussen de strafrechtketen en de zorgketen. Verder zijn relevant: Grote Steden Beleid (GSB) 2005-2009 (pijler veiligheid/ aanpak hotspots), de veelplegeraanpak /het convenant ‘Veelplegers klem in de draaideur’ en dergelijke. Voor een overzicht van OOV-activiteiten op relevante aspecten voor het alcohol- en drugsbeleid wordt verwezen naar bijlage 1. 3.3 Terugblik/evaluatie beleid afgelopen jaren Kijkend naar de realisatie van het beleidskader ‘Herijking Hoofdlijnen Arnhems drugsbeleid 2006 – 2008, dan zien we dat veel van wat als doelstelling is geformuleerd (zie hiervoor), ook daadwerkelijk is gerealiseerd. Dit geldt voor zowel het aspect van de opvang en zorg als voor het aspect van de openbare orde en veiligheid. Kenmerkend voor het drugsbeleid in de afgelopen beleidsperiodes 2000-2006 en 2006-2008, is een sterke nadruk op de ontwikkeling van maatregelen en voorzieningen. Daarnaast was er in de uitvoering veelal sprake van een incidentgerichte, reactieve aanpak. Dit paste uitstekend bij de ontwikkelfase, waarin het Arnhemse drugsbeleid zich in de afgelopen periode bevond. Als we op dit moment in algemene zin de balans opmaken, constateren we enerzijds, dat er sprake is van een stevig beleidsmatig en operationeel fundament onder het drugsbeleid. Anderzijds stellen we vast, dat er op dit moment een kwaliteitslag te maken is en dat ingezet zal moeten worden op een meer proactieve werkwijze. Met name de verdere ontwikkeling van vraagsturing en resultaatgerichtheid en de versterking van de samenhang en regie op maatregelen en voorzieningen ten behoeve van de doelgroep(en), verdienen daarbij aandacht. Meer in het bijzonder zal daarbij de focus moeten liggen op preventie gericht op risicogroepen, outreachend werken en op resocialisatie ofwel herstel van probleemsituaties. Ook stellen we vast dat, in de afgelopen periode, een gerichte aanpak van de alcohol en cannabisproblematiek geen vast en integraal onderdeel vormde van het Arnhemse drugsbeleid. Ook op dit punt dient er de komende periode stevig te worden geïnvesteerd. 3.4 Knelpunten huidig aanbod In het kader van de herijking van beleid hebben we de knelpunten benoemd voor wat betreft het (functionele) aanbod aan preventie opvang/zorg en herstel (zie voor een overzicht van het huidige aanbod op het terrein preventie, opvang/zorg en herstel bijlage 2). Daarbij komt een aantal belangrijke knelpunten in het huidige aanbod naar voren. Knelpunten huidige aanbod Als eerste kan worden genoemd het gebrek aan een goed gedifferentieerd aanbod van opvang en (woon)zorg voor de doelgroepen: de doelgroepen zijn heterogene groepen met diverse behoeften en mogelijkheden wat betreft woonvoorzieningen. Momenteel stagneert de doorstroom vanuit de laagdrempelige opvang en zorg. Verder worden openingstijden van verschillende instellingen niet toereikend of niet goed aansluitend op elkaar genoemd. Dan is er nog het gebied werk, activering en dagbesteding: hier wordt voor alle problematische doelgroepen een breed en passend aanbod gemist. Tot slot blijkt de nazorg en begeleiding nog niet op peil: er is meer nazorg nodig op gebieden als woonbegeleiding, financiële hulp en het opbouwen van een sociaal netwerk. De nazorg voor de groep ex-gedetineerden wordt hierbij expliciet genoemd. Overige knelpunten betreffen de capaciteit van de huidige voorzieningen, de financiering van de zorg en de bejegening door hulpverleners.
7
De nadere uitwerking van de hier geconstateerde aandachts- en knelpunten vindt plaats in hoofdstuk 5, gerelateerd aan de hiervoor omschreven zeven speerpunten in het alcohol - en drugsbeleid 2010 - 2014 (zie ook hoofdstuk 2). 3.5 Landelijke en Regionale/lokale ontwikkelingen 3.5.1 Landelijke ontwikkelingen Een commissie van experts zal het kabinet Balkenende rond de zomer 2009 adviseren over de vragen of, en zo ja hoe, het Nederlandse drugsbeleid moet worden aangepast. Het advies wordt verwerkt in een nieuwe landelijke drugsnota. Het kabinet heeft de adviescommissie niet alleen gevraagd te kijken naar veiligheid en volksgezondheid, maar ook naar het sociale en maatschappelijke perspectief. Daarbij gaat het onder meer om schooluitval. De adviescommissie onderzoekt ook of opnieuw moet worden gekeken naar de plaats van bepaalde drugs op de twee lijsten van de Opiumwet. Op lijst I staan harddrugs, op lijst II softdrugs. Daarnaast doet de commissie onder meer onderzoek naar: • verbetering van preventie en zorg bij verslaving • toekomstmogelijkheden voor het coffeeshopbeleid • wat ervoor nodig is om Nederland minder een productie-, doorvoer- en distributieland te maken van XTC, cannabis en cocaïne. De uitkomsten van deze landelijke heroverweging, zullen we waar nodig en/of wenselijk vertalen in de Uitvoeringsnota Alcohol- en drugsbeleid Arnhem e.o. 2010-2014. Een andere, enigszins verontrustende ontwikkeling op landelijk niveau, is dat middelen op (met name) het terrein van maatschappelijke zorg schaarser dreigen te worden. Rond de zomerperiode van 2009 vindt op landelijk niveau besluitvorming plaats over een nieuw, ‘objectief’ verdeelmodel voor de middelen voor maatschappelijke opvang en verslavingszorg. Dit kan voor Arnhem forse negatieve financiële gevolgen hebben. Daarnaast is te wijzen op de (financiële) onzekerheden rond de AWBZ – financiering en de voortzetting van het Grote Steden Beleid (GSB). 3.5.2 Regionale/lokale ontwikkelingen Actuele ontwikkelingen van regionaal en lokaal belang betreffen allereerst de uitvoering van het regionaal Kompas, gericht op preventie en terugdringen van dakloosheid. Aangezien problematisch alcohol – en drugsgebruik en dak- en thuisloosheid in de praktijk veelal nauw met elkaar samenhangen, is er ook sprake van grote samenhang in beleid en uitvoering op dit vlak. Beide beleidsthema’s krijgen op basis van een krachtige gemeentelijke regie, in samenwerking met de betrokken maatschappelijke partners hun nadere integrale uitwerking. De daarbij geldende verantwoordelijkheden, bevoegdheden en spelregels op de diverse betrokken niveau’s zijn neergelegd in een medio 2009 formeel bekrachtigd Convenant Maatschappelijke Zorg. Een andere te noemen ontwikkeling betreft de verplaatsing van Arnhemse voorziening voor de 24 – uurs opvang van harddrugsverslaafden. De voorbereidingen voor de overplaatsing op korte termijn vanaf de huidige voorziening op De Boei naar een landlocatie zijn op dit moment in volle gang. In de periode tot en met 2014 krijgen, binnen de kaders van het thans geformuleerde beleid, de doorontwikkeling van de plaats, functie en het functioneren van deze 24 – uursopvang vorm en inhoud. Parallel hieraan worden ook de mogelijkheden tot decentralisatie en despecialisatie in de opvang en zorg voor verslaafden nader uitgewerkt en ingevuld. Tot slot kan worden vermeld, dat inmiddels voortgang is geboekt met de uitvoering van de regionale beleidsnota Volksgezondheid “Met Mate(n)” 2008-2011. Binnen dit brede(re) volksgezondheidsbeleid ligt de focus op het Elektronisch Kinddossier (EKD) de ontwikkeling van de plannen van aanpak voor
8
overgewicht, alcoholmatiging, psychosociale problematiek onder jeugd en versterking van de ketenaanpak jeugdgezondheidszorg. Met name is gestart met het in (sub)regionaal verband opstellen van het projectplan Alcohol en Jeugd 2009-2011.
9
4. Aard, omvang en gevolgen alcohol- en drugsgebruik De oriëntatie op de integrale aanpak van problemen van zowel individu als samenleving, is bepalend voor de legitimatie en voor richting en doel van het Arnhemse alcohol en drugsbeleid. Basis onder het nieuw te realiseren alcohol en drugsbeleid vormt dan ook de analyse van: - De aard en omvang van het middelengebruik (waaronder alcohol en drugs) en soort en aantal cliënten dat is geregistreerd bij politie en / of (verslavings)zorginstellingen; - Alcohol- en druggerelateerde criminaliteit en overlast. Zie voor deze analyses bijlage 3. 4.1 Profiel doelgroep De gecombineerde informatie over middelengebruik en ‘incidenten’ biedt ons inzicht in de profielen van de doelgroep. Profiel algemeen Een belangrijk deel van de verslaafde volwassen problematische groep heeft contacten met politie en justitie (gehad) en zit in detentie of heeft een detentieverleden. Zo blijkt bijvoorbeeld dat landelijk gezien circa 65-70% van alle gedetineerden verslaafd is aan alcohol, harddrugs of (in toenemende mate) een combinatie van middelen (poly druggebruik). In Arnhem is recent sprake van circa 550 detenties op jaarbasis, hetgeen zou betekenen dat circa 375 Arnhemse (ex)gedetineerden verslaafd zijn aan alcohol en/of drugs. Een deel van deze groep bestaat uit verslaafde zeer actieve veelplegers. In totaal staan per mei 2009 120 zeer actieve veelplegers geregistreerd. Daarvan zijn er in 2008 in totaal 92 daadwerkelijk actief geweest (bron: casusoverleg veelplegers). Deze groep bestaat voor een groot deel uit problematische harddrugsverslaafden, die zich regelmatig schuldig maken aan verwervingscriminaliteit en overlast. Ook een (wat kleiner) deel van de groep problematische alcoholverslaafden maakt zich schuldig aan delicten (w.o. diefstal) en overlast. Profiel Jongeren In Arnhem heeft IrisZorg in 2007 een Quick Scan uitgevoerd naar het alcohol- en drugsgebruik onder de jeugd (10-18 jaar) en de eventuele relatie met de ervaren overlast in de wijk De Laar West. Geconcludeerd wordt dat het gebruik van alcohol en cannabis relatief hoog is onder jongeren uit De Laar West, vergeleken met het landelijk gemiddelde. De met het alcohol- en drugsgebruik gerelateerde overlast komt naar voren via zichtbaar gebruik in de openbare ruimte, achterlaten van afval, plegen van vandalisme en het vertonen van agressief gedrag. Tevens zou een deel van de jongeren zich nogal eens schuldig maken aan (kleine) criminaliteit, zoals heling en dealen. Onbekend is of dit beeld representatief is voor de rest van Arnhem. 4.2 Conclusies Algemeen In het belang van een meer pro – actief Arnhems alcohol – en drugsbeleid, is een goed inzicht in het middelengebruik en in de achtergronden en gevolgen daarvan (waaronder criminaliteit en overlast) van groot belang. Een goede (gemeentelijke) informatiepositie vormt een belangrijke randvoorwaarde bij de verdere uitvoering, (tussen)evaluatie en bijstelling van het nieuwe Arnhemse drugsbeleid. Op dit moment stellen we vast dat deze op een aantal punten nog te wensen overlaat. De komende jaren investeren we dan ook met voorrang in de verbetering van volledigheid, betrouwbaarheid, actualiteit en vooral ook samenhang in onze informatievoorziening. Hierbij gaat de aandacht tevens uit naar de ‘minder zichtbare’ vormen van verslaving, zoals medicijngebruik, gokken, internetverslaving en naar de achtergronden en gevolgen daarvan.
10
Dit alles neemt niet weg, dat de thans beschikbare informatie over middelengebruik en over de achtergronden en gevolgen daarvan (waaronder criminaliteit en overlast) ons een goed houvast biedt bij het vaststellen van de beleidskaders op hoofdlijnen voor de komende periode. Enkele belangrijke conclusies van dit hoofdstuk zijn: Middelengebruik Op basis van de beschikbare cliëntregistraties stellen we vast, dat van alle verslavende middelen alcohol het meest wordt gebruikt, harddrugs het minst en dat het cannabisgebruik er tussenin ligt. Voor met name alcoholverslaafden geldt, dat bij de hulpverlening slechts het topje van de ijsberg bekend is. Verondersteld mag worden dat er in potentie nog veel meer mensen behoefte (zouden kunnen) hebben aan preventie en hulpverlening. Voor cannabis en cocaïne is dit mogelijk ook zo, al gaat het hier om kleinere aantallen dan bij alcohol. Aandachtspunt is ook de in de praktijk geconstateerde toename gecombineerd gebruik. Wel is het aantal alcoholcliënten bij de verslavingszorg ten opzichte van 2007 met 2/3e toegenomen, ook onder jongeren. Ook het aantal cannabis- en cocaïnecliënten is toegenomen, maar in mindere mate dan alcoholcliënten; het aantal opiaatcliënten (heroïne, methadon) is constant gebleven. Bij de ‘problematische groepen’ valt op dat de groep harddrugsverslaafden groter is dan die van de (bij de hulpverlening bekende) alcoholverslaafden. Het gaat om (in elk geval) 60-80 meervoudig problematische harddrugsgebruikers (sommige schattingen gaan richting mogelijk 200 of meer). Daarnaast is er een groep van 200-300 (nog niet zozeer problematische) harddrugsgebruikers dat risico loopt. De groep meervoudig problematische alcoholverslaafden bestaat uit circa 60 personen. Veel meer nog dan bij de harddrugsgebruikers geldt bij deze groep dat niet alle problematische alcoholgebruikers van een voorziening gebruik maken. Een grote groep waar sprake is van alcoholmisbruik of afhankelijkheid is niet in beeld/ wordt niet of onvoldoende bereikt. Een goed inzicht in de groep problematische cannabisgebruikers ontbreekt op dit moment. Alcohol- en drug gerelateerde criminaliteit en overlast Relatief veel verslaafden -met name harddrugsverslaafden- maken zich (regelmatig) schuldig aan criminaliteit. Bij deze (verwervings)criminaliteit gaat het veelal om diefstal, (rip)dealen, inbraak, heling, bedelen of tippelen (vrouwen). In Arnhem zijn naar schatting 375 Arnhemse (ex)gedetineerden verslaafd aan alcohol en/of drugs. Circa een kwart behoort tot de groep actieve veelplegers. Overlast bestaat voornamelijk uit ‘audiovisuele overlast’ waaronder, ‘gebruiken van drugs en alcohol”, “dronkenschap, slapen op straat en onaangepast gedrag”, “dealen in drugs” en “bedelen”. Daarnaast ergeren velen zich aan ‘rommel op straat, waaronder puiten, naalden en condooms”. Vergelijken we de overlast van nu met de situatie in 2005 dan kan geconstateerd worden dat over het algemeen de geregistreerde drugsoverlast de afgelopen vier jaar is afgenomen. Uit politieregistraties kan worden afgeleid dat op diverse aspecten de overlast is afgenomen. Wel lijkt het er op dat de drugsoverlast na een spectaculaire afname in 2006 inmiddels op een aantal aspecten en in sommige gebieden weer (licht) aan het toenemen is. Alcoholoverlast wordt weliswaar in beperktere zin als overlast ervaren, wel moeten we vaststellen dat het er op lijkt dat de alcoholoverlast langzaam maar zeker aan het toenemen is. Dit ondanks de komst van Ons Paradijs en een APV waarin ook is opgenomen dat men niet mag drinken op straat. Nader onderzoek is nodig om vast te stellen wat precies de aard is van de alcoholoverlast en door wie veroorzaakt. Bovenstaande conclusies sluiten deels aan bij het belevingsonderzoek van de gemeente. Hieruit blijkt, dat in elk geval in de beleving van de omwonenden (bij bedrijven speelt dit in mindere mate) nogal eens overlast wordt ervaren. Op een aantal punten vinden omwonenden dat er een verslechtering is
11
opgetreden ten opzichte van 2007. In de wijk het Centrum ervaart men bovendien op verschillende punten meer overlast dan in de andere wijken in het onderzoeksgebied. Vastgesteld moet worden, dat het door de politie geregistreerde ‘incidentenpatroon’ op een aantal wezenlijke punten afwijkt van de uitkomsten van het belevingsonderzoek. Op basis van de thans beschikbare informatie, is hiervoor geen sluitende verklaring te bieden.
12
5. Problematiek, doelen en beoogde resultaten per speerpunt Voorgaande hoofdstukken behandelen de visie op het toekomstig alcohol – en drugsbeleid, de (algemene) evaluatie van het drugsbeleid 2006 – 2008 en de actuele analyse van aard omvang en gevolgen van het alcohol – en drugsgebruik. Tegen deze achtergrond gaan we in dit hoofdstuk in op de problematiek, doelen en beoogde resultaten per speerpunt 5.1 Problematiek, doelen en beoogde resultaten per speerpunt 5.1.1
Zorg en overlastbestrijding gaan hand in hand
Problematiek - De integraliteit en samenhang voor wat betreft preventie, opvang en (na)zorg en OOV in beleid en de beleidsuitvoering verdienen verbetering; - Er kwaliteitsslag nodig op het terrein van integrale, effectieve en efficiënte opvang en zorg voor de problematische groepen alcohol- en harddrugsverslaafden; - Problematische groepen alcohol- en drugsverslaafden leveren nog te veel openbare ordeproblemen (overlast/ verwervingscriminaliteit) op; - Het ontbreekt aan betrouwbare managementinformatie als het gaat om alcohol- en drugsproblematiek in relatie tot criminaliteit en overlast. Doelen - Tot stand brengen van integraal en samenhangend beleid, gericht op een effectieve en efficiënte uitvoering van het beleid op zowel de (keten)onderdelen preventie, opvang/zorg als herstel; - Bijdragen aan de kwaliteit van opvang/zorg voor en integrale zorgverlening aan alcohol- en drugsverslaafden met zowel aandacht voor zorg- als openbare ordeaspecten; - Het voorkomen van negatieve effecten van alcohol- en drugsverslaving (overlast, onveiligheid) voor de directe woonomgeving, naasten en de samenleving als geheel; - Verkrijgen van beter inzicht in alcohol- en drugsproblematiek in relatie tot criminaliteit en overlast. Beoogde resultaten (wat doen we om doelstellingen te bereiken?) - We realiseren (meer dan voorheen) expliciete verbindingen tussen het beleid op het terrein van de verslavingszorg enerzijds en het beleid gericht op jeugd, gezondheid, horeca, coffeeshops en veiligheid. - Integaliteit zien we terug in de samenwerking tussen betrokken partijen op zowel bestuurlijk, management als uitvoerend niveau; - In beleid, prestatieafspraken en uitvoering van Iriszorg wordt meer en expliciete aandacht geschonken aan OOV-aspecten; in het beleid van de politie wordt meer aandacht geschonken aan verslavingszorgaspecten; - Er is sprake van heldere regelgeving, adequaat toezicht en handhaving; w.o. effectieve handhaving coffeeshopbeleid; - Verwervingscriminaliteit en alcohol- en drugsgerelateerde overlast wordt geminimaliseerd middels intensivering dadergerichte aanpak (veelplegers, overlastgevende groepen, jongeren) en versterking omgevingsgerichte maatregelen (omgevingbeheer, gebiedsmaatregelen, aanpak ‘hot spots’), - Er vindt een betere registratie plaats van alcohol- en drugsgerelateerde criminaliteit en overlast met name op en rond de opvang- en zorgvoorzieningen. 5.1.2
Focus op harddrugs, alcohol en cannabis
Problematiek: - Ondanks toename van aantal alcoholverslaafden (ook onder jongeren) dat zich meldt bij de verslavingszorg wordt nog slechts het topje van de ijsberg bereikt; een grote groep (verborgen)
13
-
-
alcoholverslaafden is niet in beeld/ wordt niet of onvoldoende bereikt; daarnaast gaat alcoholgebruik nogal eens samen met openbare ordeproblematiek; Ook het aantal cannabisverslaafden dat zich bij de hulpverlening meldt is gestegen; zicht op de aard en ernst van problematisch cannabisgebruik is beperkt; Alcohol en cannabis krijgen nog onvoldoende aandacht in beleid en beleidsuitvoering; een gerichte, integrale aanpak van de alcohol- en cannabisproblematiek vormt nog geen vast onderdeel van het beleid; Er is onvoldoende inzicht in de aard en omvang van verslavingsproblematiek m.b.t. medicijnen, games/internet en gokken.
Doelen: - Ervoor zorgdragen dat de aandacht beter wordt afgestemd op de zwaarte van de verslavingsproblematiek (meer balans); - Realiseren van integraal alcoholbeleid voor verschillende subgroepen (naast de bezoekers van Ons Paradijs ook aandacht voor risicojongeren en verborgen/zorgmijdende groepen); - Ontwikkelen van beleid gericht op de integrale aanpak van cannabisproblematiek (integrale aanpak problematisch gebruik gekoppeld aan scherpe handhaving coffeeshopbeleid); - Zicht krijgen en houden op de aard en omvang van (problematisch) alcohol- en drugsgebruik en andere verslavingsproblematiek (gokken, internet/gameverslaving). Beoogde resultaten (wat doen we om doelstellingen te bereiken?) - Meer inzet op de integrale aanpak van alcoholproblematiek; o voor wat betreft (risico)jongeren wordt hierbij aangesloten op het projectplan Jeugd en alcohol 2009-2011 en het IVB 2008-2011; centraal daarin staat het opzoeken van jongeren in club- en buurthuizen, in uitgaansgelegenheden, op feesten en overige vindplaatsen (hokken en keten); o daarnaast wordt middels outreachende activiteiten extra inzet gepleegd op het bereiken en in zorg krijgen van verborgen/zorgmijdende groepen alcoholverslaafden en/of overlastgevende gezinnen; daarbij vindt een combinatie plaats van de ACT1 – methodiek en de methode van integrale handhaving, waarbij de handhavings- en de zorgketen nauw op elkaar aansluiten; - Meer inzet op de integrale aanpak van problematisch cannabisgebruik; o in de preventieve sfeer zal er meer aandacht komen voor de chronische/ problematisch cannabisgebruik; daarbij wordt samenwerking gezocht met onder andere scholen, de politie, maar ook met de coffeeshops; o aan de aanbod/handhavingskant continueren we het huidige maximumstelsel (maximaal 8 coffeeshops) en zal de komende jaren de aandacht vooral uitgaan naar de effecten van het aangescherpte handhavingsbeleid; tevens zal specifieke inzet worden gepleegd op de integrale aanpak van grootschalige hennepteelt; - Monitoren van ontwikkelingen wat betreft de aard en omvang van middelengebruik en andere verslavingen zoals gokken en dergelijke; dit ook om vroegtijdig te kunnen inspelen op eventuele zorgwekkende ontwikkelingen wat betreft het gebruik van nieuwe middelen en andersoortige verslavingen (gokken, internet/gameverslaving). 5.1.3
Meer inzet op preventie, beperking en herstel van problemen
Problematiek: - Problematisch middelengebruik wordt nog onvoldoende op tijd gesignaleerd; - Er wordt nog onvoldoende ingezet op effectieve (geïndiceerde) preventie: o Er is sprake van onvoldoende effectieve algemene preventie; o Er zijn verschillende risicogroepen die nog onvoldoende worden bereikt. 1
ACT staat voor Assertive Community Treatment, een (AWBZ-gefinancierde) intensieve en outreachende hulp, die psychiatrie en verslavingszorg combineert en geschaard kan worden onder de noemer integrale bemoeizorg.
14
-
Er wordt nog onvoldoende ingezet op herstel: o Verslaafden doen nog onvoldoende mee/ participeren nog onvoldoende; o Op gebied werk, activering en dagbesteding wordt een breed en passend aanbod gemist; o Nazorg en begeleiding is nog niet op peil; er is onvoldoende nazorg op gebieden als woonbegeleiding, financiële hulp en het opbouwen van sociaal netwerk.
Doelen: - Het voorkomen en beperken van problematisch middelengebruik, waar onder naast harddruggebruik ook alcoholgebruik en cannabisgebruik; - Bewerkstelligen dat verslaafden (weer) gaan mee doen, zoveel mogelijk participeren/ deelnemen aan de samenleving. Beoogde resultaten (wat doen we om doelstellingen te bereiken?) - Versterken van de signaalfunctie bij scholen, politie en eerstelijnszorgorganisaties (w.o. artsen); - Meer inzet op preventie: o Bewerkstelligen van effectieve algemene preventie, waarbij informatievoorziening over alcohol en drugs integraal onderdeel is van interventies op scholen en dergelijke; o Verbetering van de vroegsignalering van middelengebruik; onder meer door versterking eerstlijnszorg (w.o. artsen) middels deskundigheidsbevordering; o Realiseren van (geïndiceerde) preventie gericht op risicogroepen (jongeren, kwetsbare gezinnen etc); - Meer inzet op herstel; daarbij zal aandacht worden geschonken aan het totale pakket: o Verslaafden zullen gestimuleerd worden zich te laten behandelen; o Daar waar nodig en mogelijk wordt drang en dwang toegepast; o Zorgen dat iedere verslaafde een vorm van dagbesteding heeft; o Optimaliseren schuldhulpverlening en inkomensbeheer van (ex) verslaafden; o Versterken/ondersteunen van het sociaal netwerk van (ex)verslaafden; gaat hierbij om betrekken van familie, vrienden, buren en dergelijke, maar ook om integratie in de wijk o cliënten worden betrokken bij de ontwikkeling van het de herstelaanpak en het bijbehorende pakket; - We realiseren (meer dan voorheen) expliciete verbindingen tussen het beleid op het terrein van gezondheidsbevordering en verslavingszorg enerzijds en het beleid gericht op jeugd, welzijn, werk en inkomen en veiligheid; 5.1.4
Vraaggerichte aanpak en focus op vooruitgang in beleid en uitvoering
Problematiek: - Er is onvoldoende inzicht in de wensen, behoeften en mogelijkheden van cliënten op de terreinen wonen, dagbesteding/ werk/ inkomen, welzijn en zorg; hierdoor kan nog onvoldoende op maat gewerkt worden; - Vraagsturing is nog onvoldoende ontwikkeld op zowel preventie, opvang als herstel; - Er zijn onvoldoende keuzemogelijkheden voor de cliënt; het ontbreekt aan een/breed assortiment op o.a. dagbesteding; - Cliënten worden nog onvoldoende betrokken bij beleidsontwikkeling en –uitvoering. Doelen: - Verbeteren van beleidsinformatie over de vraag (en het aanbod); mogelijk maken dat vraag en aanbod tegen elkaar kunnen worden afgezet en van daaruit hiaten kunnen worden vastgesteld; - Vraagsturing versterken op zowel preventie, opvang als herstel; o bij preventie meer aansluiting zoeken bij de leefwereld van jongeren; o bij opvang beter inspelen op wensen, behoeften en mogelijkheden van cliënten;
15
bij herstel programma’s en aanbod ontwikkelen dat aansluit bij wat de cliënt nodig heeft Doorontwikkelen van de persoongerichte aanpak; Actiever betrekken van cliënten bij de beleidsontwikkeling en -uitvoering; o
-
Beoogde resultaten (wat doen we om doelstellingen te bereiken?) - Versterken signaalfunctie bij o.a. eerstelijnsorganisaties en politie; - Ontwikkelen van goede toegang en toeleiding van zorgwekkende zorgmijders middels outreachende zorg/integrale bemoeizorg; - We betrekken cliënten zoveel mogelijk bij de uitwerking van de persoongerichte aanpak; centraal daarin staat de ontwikkeling van (model)programma’s op basis van cliëntprofielen/woonladder; - Toegewerkt wordt naar integrale, efficiënte casusoverleggen; deze worden gekoppeld aan de casusoverleggen van het veiligheidshuis 5.1.5
Gedifferentieerd en sluitend voorzieningenaanbod
Problematiek: - Op diverse functies is sprake van onvoldoende aanbod, zowel kwantitatief als kwalitatief, om integrale (na)zorg te kunnen bieden; - Er is nog geen sprake van een optimale toegang, screening en toeleiding; wel wordt daar nu middels de Centrale Toegang aan gewerkt; - Wat de fysieke voorzieningen betreft geldt: o De doorstroom vanuit de laagdrempelige opvang stagneert nog te veel; hiervan is bijvoorbeeld sprake bij de Boei; o Er is een gebrek aan een goed gedifferentieerd aanbod van opvang en (woon)zorg voor de diverse, heterogene doelgroepen; zo ontbreken bijvoorbeeld specifieke vervolgvoorzieningen voor alcohol- en harddrugsverslaafden; o Het voorzieningenaanbod is nog niet 100% sluitend; zo sluiten openingstijden nog onvoldoende op elkaar aan; o De opvang/zorg voor dakloze verslaafden (sociale verslavingszorg) sluit nog onvoldoende aan op bovenlokale (intramurale) voorzieningen; - Wat de overige functies betreft is met name in onvoldoende mate sprake van specifiek aanbod gericht op herstel (dagbesteding, schuldhulpverlening); - Er is beperkt inzicht in de effecten van voorzieningen op (problematisch) alcohol en drugsgebruik. Doelen: - Optimaliseren van de toegang, screening en toeleiding van zorgmijdende en verborgen groepen alcohol- en drugsverslaafden; - Verder optimaliseren van de (kwaliteit van) opvang/zorg(voorzieningen) voor (ernstige) alcohol- en harddrugsverslaafden en daarmee bijdragen aan de volksgezondheid/kwaliteit van leven (dakloze) verslaafden en leefbaarheid/ overlastbestrijding; - Voorkomen dat problematisch alcohol- en harddrugsgebruikers in de marge van de samenleving terecht komen; Beoogde resultaten (wat doen we om doelstellingen te bereiken?) - Ontwikkelen van goede toegang, screening en toeleiding van zorgwekkende zorgmijders middels outreachende zorg; hierbij wordt aansluiting gezocht bij de Centrale Toegang en de integrale bemoeizorg methodiek die in ontwikkeling is (ACT); - Realiseren sluitend en gedifferentieerd basisaanbod aan voorzieningen voor dakloze verslaafden (Bed Bad Brood, sociaal-medische zorg en laagdrempelige dagbesteding); aandachtspunten: o inrichten van het voormalig archief als multifunctionele basisopvangvoorziening;
16
herhuisvesting van de groep de Boei in voormalig Archief; hierbij zal tevens aandacht zijn voor extra inzet op sociaal-medische zorg als dagbesteding en dergelijke; o doorontwikkeling Ons Paradijs; aandacht zal er zijn voor ruimere openingstijden en laagdrempelige dagbestedingactiviteiten; tevens vraagt huidige locatie aandacht; o opvang prostituees Zorgzone; aanpak continueren, tevens verder ontwikkelen; aandacht daarbij voor scheiden verslaafde en niet-verslaafde prostituees; tevens zal uitstapprogramma worden ontwikkeld (gekoppeld aan herstel); o afstemming (w.o. openingstijden) met circuit MO Realiseren van (kleinschalige) woonvoorzieningen, zoveel mogelijk in de wijken (ook in de regio); het gaat om (kleinschalige) woonvoorzieningen in diverse soorten en maten, variërend van hostels/24 uurszorg tot (begeleid) zelfstandig wonen, voor diverse doelgroepen (oudere harddrugsverslaafden, alcoholverslaafden, verstandelijk gehandicapten etc). Van belang bij het realiseren van de woonvoorzieningen is dat deze gekoppeld kunnen worden aan de levering van de noodzakelijke diensten/zorg die voor de verschillende groepen nodig is. Dus een op maat gesneden aanbod van wonen met begeleiding/zorg, schuldhulpverlening, dagbesteding/werk en ondersteuning bij het weer opbouwen van een sociaal netwerk. Dit willen we zoveel mogelijk koppelen aan een stevig vangnet van diensten/voorzieningen op wijkniveau. Dit alles met de bedoeling cliënten zoveel mogelijk te laten integreren in de samenleving en daarbij zo min mogelijk overlast veroorzakend voor de omgeving. Optimaliseren aansluiting bovenlokale (intramurale) voorzieningen (dubbele diagnose kliniek, Forensische Verslaving Kliniek, etc); Monitoring van maatschappelijke ontwikkelingen rond (problematisch) alcohol- en drugsgebruik gerelateerd aan effecten van de voorzieningen gericht op basisopvang en –zorg o
-
-
5.1.6
Optimale ketensamenwerking
Problematiek - Ketensamenwerking is nog niet optimaal; - De gemeente pakt de regierol nog onvoldoende op; - Het ontbreekt de gemeente aan voldoende sturingsinstrumenten; - De (potentiële) bijdrage van de partners in de stad wordt nog onvoldoende benut; - Samenwerking in de regio is nog onvoldoende uitgewerkt; - Cliënten worden nog onvoldoende betrokken bij beleidsontwikkeling en –uitvoering. Doelen: - Optimaliseren van de ketensamenwerking. Zowel horizontaal als verticaal (zie toelichting in navolgende hoofdstuk) zorgdragen voor een samenhangend aanbod op preventie, zorg en herstel. Dit in samenhang met de diverse onderdelen van het openbare ordebeleid; - Versterken van de gemeentelijke regierol zowel op bestuurlijk, beleidsmatig als uitvoerend niveau; specifieke aandacht hierbij voor: - Zorgdragen voor een goede sturing op de procesmatige aspecten die en rol spelen bij de persoongerichte aanpak en het realiseren van een sluitende keten; - Afstemming op de processen, organisatie en producten van het Regionaal Kompas; - We realiseren de benodigde sturingsinformatie door (gedeelde) managementinformatiestromen te optimaliseren; - Vergroten van de betrokkenheid van maatschappelijke partners bij de ontwikkeling en uitvoering van het alcohol- en drugsbeleid; - Versterken regionale samenwerking; regiogemeenten meer en actief betrekken bij het beleid en de uitvoering (met name op preventie en herstel); - Faciliteren inbreng cliënten bij beleidsontwikkeling en -uitvoering Beoogde resultaten (wat doen we om doelstellingen te bereiken?) - Geen gaten meer in de keten preventie-opvang/zorg-herstel en op elk onderdeel van de keten integrale samenwerking tussen welzijns- en zorginstellingen, politie, bedrijfsleven etc; daartoe
17
-
-
-
-
5.1.7
realiseren we expliciete verbindingen tussen het beleid op het terrein van de verslavingszorg enerzijds en het beleid gericht op jeugd, gezondheid, horeca, coffeeshops en veiligheid; Toegewerkt wordt naar een heldere regie op de uitvoering van de persoonsgerichte aanpak, het sluitend maken van het voorzieningenaanbod en de bijdrage hierin van elk van de betrokken partijen; wat dit laatste betreft staat de verzakelijking in de verhoudingen tussen enerzijds de gemeente (samen met partners als het zorgkantoor) als opdrachtgever en anderzijds de (gezamenlijke) instellingen als opdrachtnemer centraal; We realiseren de benodigde sturingsinformatie op basis van informatie uit de centrale toegang en overige monitoring (in de vorm van een Alcohol en drugsmonitor); dit wordt gekoppeld aan een heldere beleidssystematiek (Deming, P&C-cyclus etc, afstemming cycli politie en instellingen); Zoveel mogelijk partners in de stad worden betrokken bij het beleid en/of de uitvoering met als doel het realiseren van voorzieningen en activiteiten in maatschappelijke ‘coproductie’: o De gemeente betrekt naast het zorgkantoor, zorginstellingen, politie en woningbouwcorporaties ook andere (maatschappelijke) partners actief bij de vaststelling, bijstelling en uitvoering van het (voorzieningen)beleid; o De samenwerking met intermediaire kaders (scholen, huisartsen) op stedelijk en wijkniveau krijgt bijzondere aandacht; o In de richting van de (overige) maatschappelijk geïnteresseerden en (potentieel) betrokkenen realiseren we een heldere, begrijpelijke beleidslijn en een actieve communicatie over het gevoerde beleid. De samenwerking in de regio met enerzijds de regiogemeenten en anderzijds de woningcorporaties (Kr8) wordt versterkt en zal zich met name richten op preventie en herstel; Cliënten worden actiever betrokken bij beleidsontwikkeling en uitvoering; daartoe worden o.a. de informatie –en communicatiekanalen tussen cliënten enerzijds en instellingen en gemeente anderzijds versterkt. Ruimte voor innovatie
Problematiek - Er wordt onvoldoende flexibel ingespeeld op de dynamiek van het beleidsveld en daarmee samenhangende (maatschappelijke) ontwikkelingen; - Er wordt nog onvoldoende evidence-based en resultaatgericht gewerkt; - Ervaringsdeskundigheid wordt nog onvoldoende ingezet en benut; - Het wiel wordt nog te vaak opnieuw uitgevonden; er wordt te weinig gebruik gemaakt van ervaringen die elders (andere gemeenten, regio’s) zijn opgedaan; - Kwaliteit van de zorg is voor verbetering vatbaar; de opvang/zorg wordt nog onvoldoende van nieuwe impulsen voorzien. Doelen: - Adequater en flexibeler (kunnen) inspelen op maatschappelijke ontwikkelingen; - Mogelijkheden vergroten om continu te werken aan effectiviteit en efficiency van opvang en zorg; - Maken van een kwaliteitsslag in de opvang en zorg voor alcohol- en drugsverslaafden; - Een grotere inbreng van cliënten bij de ontwikkeling van beleid en de uitvoering. Beoogde resultaten (wat doen we om doelstellingen te bereiken?) - Opzetten van een integrale Alcohol- en drugsmonitor met daarin aandacht voor: o Trends en ontwikkelingen wat betreft middelengebruik; o Alcohol- en drugsgerelateerde criminaliteit en overlast; o Effectiviteit van voorzieningen en maatregelen De monitor zal gebruikt worden om de voortgang op de verschillende leefdomeinen te monitoren, hetgeen ertoe kan leiden, dat beleid, doelstellingen en aanpak worden bijgesteld.
18
-
-
Bij de ontwikkeling van monitor wordt waar mogelijk gebruik gemaakt van bestaande informatiesystemen (zoals de zorgmonitor die in het kader van het regionaal Kompas wordt ontwikkeld); Er komen drie pilots/voorbeeldprojecten waarin een nieuwe methodiek of manier van werken centraal staat; o de eerste pilot betreft het ACT-team (gericht op integrale bemoeizorg) dat in juni 2009 van start gaat; o de overige twee worden in nauw overleg met betrokken partijen vanaf 2010 opgezet; We willen daarnaast bij het in gang zetten van nieuwe ontwikkelingen meer ruimte bieden voor initiatieven van maatschappelijke partners en de doelgroep zelf: o maatschappelijke partners zullen worden uitgenodigd met voorstellen te komen om de alcohol en drugsproblematiek op aansprekende/innovatieve wijze aan te pakken; dit moet leiden tot tenminste twee aanpakken/projecten in maatschappelijke coproductie; o gefaciliteerd wordt dat er twee cliëntgestuurde projecten van de grond komen.
19
6. Uitvoeringsnota alcohol en drugsbeleid Arnhem 2010-2014 De Kadernota alcohol- en drugsbeleid Arnhem 2010-2014 geeft de hoofdlijnen van ‘wat’ we willen bereiken op het terrein alcohol en drugs, ‘hoe’ we dat de komende vijf jaar willen gaan doen en ‘waarom’ we dat alles willen. Met de visie als vertrekpunt, zijn op basis van de analyse van de huidige situatie, de geconstateerde knel- en aandachtspunten, de onderwerpen benoemd die de komende vijf jaar zullen moeten worden aangepakt. De nadere concretisering van de Kadernota vindt plaats in het ‘Uitvoeringsplan alcohol- en drugsbeleid Arnhem 2010-2014’, dat we begin 2010 aan de Gementeraad ter behandeling voorleggen. Dit uitvoeringsplan is een werkdocument, dat passend bij de dynamiek van de stad en de ontwikkelingen in het beleidsveld, zal worden uitgewerkt en periodiek geëvalueerd en aangepast. Binnen de hiermee aangegeven speelruimte en spelregels willen we daarbij ruimte bieden voor ontwikkeling en voor maatschappelijk en particulier initiatief. Ook willen we ruimte bieden voor toepassing van nieuwe systemen, structuren, methodieken en middelen. Samenhang en ketenregie zijn hierbij sleutelbegrippen. Dit sluit aan op het uitgangspunt van partnerschap in de WMO. De in dat kader gehanteerde werkwijze wordt wel gekenschetst als het 4 – R model: Richting geven ten aanzien van wat moet worden bereikt; Ruimte geven aan de uitvoering ten aanzien van hoe het resultaat wordt bereikt en Rekenschap afleggen over de bereikte Resultaten. (Bron: “Ketenregie”, door Erik F. Steketee). Bovendien is het uitvoeringsplan zodanig van opzet, dat het de (beleids)inhoudelijke samenhang zichtbaar maakt en ondersteunt. Hierbij gaat het enerzijds om de samenhang tussen de diverse ketenstappen (‘verticale samenhang’): pro-actie, preventie, preparatie, repressie, nazorg. Anderzijds gaat het om de samenhang tussen de zes betrokken leefgebieden per ketenstap (‘horizontale samenhang’): wonen / opvang; fysieke en psychische gezondheid; maatschappelijk functioneren/ gedrag; inkomen / schulden; dagbesteding / werk; sociaal netwerk. In bijlage 4 is het format opgenomen dat we als denkraam bij de ontwikkeling van het Uitvoeringsplan zullen gebruiken. We rapporteren jaarlijks aan de Gemeenteraad over de realisatie en planning. Daarbij geven we inzicht in de behaalde en te behalen resultaten en in de maatschappelijke ontwikkelingen rond het middelengebruik (waaronder criminaliteit en overlast).
20
7. Communicatie Bij het verder uitwerken en uitvoeren van het alcohol en drugsbeleid is communicatie een belangrijke schakel. Communicatie is op een aantal manieren van belang bij het realiseren van de doelen van het nieuwe alcohol- en drugsbeleid. Onderlinge samenwerking Bij de uitvoering van het alcohol- en drugsbeleid zijn een groot aantal partijen betrokken. Daarnaast zijn er tal van raakvlakken met andere beleidsterreinen. Om het alcohol- en drugsbeleid te laten slagen is het zaak dat alle betrokkenen geïnformeerd zijn en blijven over het nieuwe beleid en weten wat er van ieder van hen verwacht wordt. Onderlinge communicatie, onder regie van de gemeente, speelt daarbij een belangrijke rol. Publiek Het publiek moet weten van het nieuwe alcohol- en drugsbeleid. Weten wat de problemen zijn en weten wat daar aan gedaan wordt. Het is daarbij de ambitie om meer begrip te kweken voor zowel de problematiek als de aanpak daarvan. Daar waar zinvol en mogelijk wordt ‘het publiek’ bij dat laatste betrokken. Denk aan de vestiging van voorzieningen voor verslaafden. Doelgroep Een derde communicatiespoor richt zich op de doelgroepen van het alcohol- en drugsbeleid. Zij moeten weten wat er staat te gebeuren, wat dit voor hen betekent en eventueel wat er van hen verwacht wordt. Over het algemeen zal deze communicatie door de uitvoerende partners plaatsvinden. Preventie Ten slotte is communicatie ook een zelfstandige maatregel binnen het alcohol en drugsbeleid, namelijk op het gebied van preventie. Bestaande communicatieactiviteiten op dit terrein worden geëvalueerd en waar nodig herzien. Bij de uitvoering van de communicatieactiviteiten zal waar relevant zoveel mogelijk worden opgetrokken met alle betrokken actoren (gemeente en externe partners). Tevens willen we meer dan voorheen successen die worden behaald met het beleid benoemen. Daarbij sluiten we aan bij de werkwijze waarmee sinds kort is gestart in het kader van het Regionaal Kompas. Daarin wordt aan de hand van een zogenaamde communicatiekalender samen met betrokken partijen/instellingen met elkaar afgesproken wanneer welke communicatieactiviteiten (gezamenlijk) worden uitgevoerd. Bij het opstellen van de communicatieparagrafen in de jaarplannen en de uitvoering van de communicatiekalender zal steeds afstemming plaatsvinden met de beleidsadviseurs én communicatieadviseurs van de gemeente Arnhem en die van relevante actoren (Zorgkantoor, woningcorporatoes, politie, regiogemeenten, HGM, Iriszorg en andere betrokken instellingen).
21
8. Organisatie, capaciteit en middelen 8.1 Organisatie In het alcohol- en drugsbeleid Arnhem 2010-2014 leggen we grote nadruk op pro-actief en resultaatgericht werken, ketensamenhang en regie. Dit stelt de nodige eisen aan het ‘management’ van processen, systemen en structuren. Bij de uitvoering van het alcohol- en drugsbeleid onderscheiden we drie organisatieniveau’s: - Operationeel; uitvoerend niveau; - Tactisch; management niveau; - Strategisch; bestuurlijk niveau. Bovendien richten we ons in het kader van de realisatie van het alcohol- en drugsbeleid inhoudelijk op een zestal leefgebieden: - wonen / opvang; - fysieke en psychische gezondheid - maatschappelijk functioneren/ gedrag - inkomen / schulden - dagbesteding / werk - sociaal netwerk Vanuit de noodzaak en wens om te komen tot een integrale uitvoering van het alcohol- en drugsbeleid, hanteren we een geïntegreerd organisatiemodel, waarbij op alle drie de organisatieniveau’s alle zes leefgebieden tezamen komen. De basis voor een goed functionerende samenwerking op het terrein van ‘wonen, welzijn, zorg’ is neergelegd in het medio 2009 vastgestelde Convenant Maatschappelijke Zorg (MZ). Gezien vele raakvlakken vindt afstemming plaats op de structuur rond het Regionaal Kompas. Op hoofdlijnen is de organisatie als volgt weer te geven. Operationeel overleg We organiseren frequent casuïstiek overleg rond individuele cliënten. Belangrijke sturinginstrumenten daarbij zijn de ‘centrale toegang’ en doorgeleiding naar opvang - en zorgtrajecten en de zorgmonitor, waarin de voortgang van zorg processen systematisch wordt geregistreerd. Overlast en veiligheidsaspecten, vormen één van de zes leefgebieden (‘maatschappelijk functioneren en gedrag’) en worden hierin meegenomen. Daarnaast is er op dit ‘leefgebied’ een frequent periodiek operationeel overleg over de ‘brede’ openbare orde en veiligheidsaspecten rond de diverse Arnhemse voorzieningen van opvang en zorg. Tactisch overleg In aansluiting op het operationeel overleg is er een maandelijks overleg op managementniveau, waarin de procesmatige voortgang, behaalde resultaten en de aansturing daarvan worden besproken. Strategisch overleg In aansluiting op het tactisch overleg is er een tweemaandelijks strategisch overleg, waarin de procesmatige voortgang, de behaalde resultaten en de aansturing daarvan op hoofdlijnen worden besproken. Dit tegen de achtergrond van bredere maatschappelijke ontwikkelingen rond alcohol en drugsgebruik en andere thema’s rond ‘wonen, welzijn, zorg”. Het eerder genoemde convenant MZ beschrijft met name ook de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en spelregels van de samenwerking op dit niveau. Projecten en programma’s In aanvulling op ‘reguliere’ samenwerkingsverbanden, werken de (convenant) partijen concreet in regionaal verband met elkaar samen in diverse uitvoering programma’s en projecten. Deze geven 22
nadere uitwerking aan de bepalingen van het convenant MZ Maatschappelijke Zorg en beschrijven tevens: de te behalen resultaten, planning, organisatie (betrokkenen, verantwoordelijkheden, bevoegdheden, processen, taken en structuren) en (personele en financiële) middelen en (wijze van) verantwoording. De (project/) uitvoeringsorganisatie functioneert onder supervisie van de Stuurgroep MZ. 8.2 Capaciteit en middelen Met het Arnhemse alcohol – en drugsbeleid 2010 – 2014 geven we een kwaliteitsimpuls, door middel van een bredere scope en een grotere nadruk op pro-actief en resultaatgericht werken, ketensamenhang en regie. Mede hierdoor kent het nieuwe alcohol- en drugsbeleid raakvlakken met meer en andere beleidsvelden en zijn er meer betrokken partners in beeld. In de ‘organisatie’ van het alcohol en drugsbeleid vertaalt dit zich in aanpassingen in werkwijzen, processen, systemen en structuren. Door te kiezen voor deze hier beschreven visie en zeven speerpunten wordt de richting en ambitie voor de komende tijd bepaald. Na vaststelling van de Kadernota door de Gemeenteraad, gaan wij aan de slag om de gekozen richting en ambitie voor de komende vijf jaren verder uit te werken in de vorm van een uitvoeringsnota. In dit proces geven we nadrukkelijk ruimte voor ontwikkeling en voor maatschappelijk en particulier initiatief. De vragen ‘wat’ we precies gaan realiseren en ‘hoe’ en ‘wanneer’ gaan we hierbij concreet uitwerken. In het kader van de ‘hoe – vraag’ gaan we in op de verdeling van verantwoordelijkheden en rollen en op de voor gefaseerde uitvoering benodigde capaciteit, middelen en dekking. Op voorhand signaleren we daarbij dat er spanning is tussen het ambitieniveau en de daarvoor beschikbare middelen. Zoals bekend zullen de middelen die het Rijk beschikbaar stelt via de verdeelsleutel Maatschappelijke Opvang en Verslavingszorg vanaf 2010 verminderen. Voor het jaar 2010 kan dit waarschijnlijk nog opgevangen worden door inzet van resterende BDU middelen. Vanaf 2011 zullen mogelijk nieuwe keuzes gemaakt moeten worden. Daarnaast is te wijzen op de (financiële) onzekerheden rond de AWBZ – financiering en de voortzetting van het Grote Steden Beleid (GSB). Dit alles stelt ons voor de uitdaging, om de ambities die in de nota geformuleerd worden goed af te stemmen op de capaciteit en (financiële) middelen. We onderzoeken daartoe de mogelijkheden tot herschikking van mensen en middelen, tot het aanboren van ‘nieuw kapitaal’ en tot het behalen van efficiëntiewinst op korte en/of langere termijn. In het voorjaar 2010 leggen we de gemeenteraad, mede op basis van het uitvoeringsplan, keuzescenario’s voor over hoe we ambitieniveau en middelen met elkaar in balans kunnen brengen.
23
Bijlage 1. Overzicht van OOV-activiteiten gerelateerd aan alcohol en drugs In onderstaand overzicht zijn de onderdelen opgenomen die de afgelopen periode aan de orde waren op het terrein openbare orde en veiligheid (en gerelateerd zijn aan alcohol en drugs). Versterking toezicht en handhaving In september 2008 is de startnotitie ‘Integrale handhaving Overlastaspecten’ vastgesteld. Meer toezicht en handhaving, maar ook de Veelplegeraanpak en het Casusoverleg Risicojeugd zijn belangrijke onderdelen. Ook zijn er in het afgelopen jaar acties uitgevoerd in het kader van het convenant Integrale handhaving (Vrijplaatsen). Aanpak risicojeugd 12-min en 12+ Op het terrein van jeugd moesten nieuwe plannen ontwikkeld worden om criminaliteit en overlast van jeugd terug te dringen. Daarbij werd ingezet op verbetering van de ketenaanpak risicojeugd: voor de 12-min jeugd werd er een kwartiermaker aangesteld om het actieplan komend jaar uit te werken. Voor de aanpak van overlast en vandalisme door jeugdgroepen wordt een werkplan opgesteld. Evaluatie Veelplegers In 2008 is een start gemaakt met de evaluatie (proces en effect) van de aanpak van zeer actieve veelplegers. Nazorg ex-gedetineerden (veelplegers) Het coördinatiepunt ‘Nazorg Ex-gedetineerden’ (veelplegers) bestaat sinds begin 2008 en is ondergebracht bij de dienst IZ. Het verzorgt een nazorgaanbod op het gebied van ID-bewijs, inkomen, re-integratie, wonen, opvang en psychosociale hulpverlening. Cameratoezicht In 2008 is de uitbreiding van het cameratoezicht voor meerdere locaties voorbereid. Halt In 2008 is Halt Gelderland in overleg met de gemeente gestart met een pilot waarin een andere invulling aan de voorlichtingsactiviteiten op scholen is gegeven. Er is voor gekozen om de activiteiten meer te laten aansluiten bij het veiligheidsbeleid van de scholen. Veiligheidshuis Het jaar 2008 stond ook in het licht van de ontwikkeling van het Veiligheidshuis Arnhem. Met de kernpartners Gemeente, Openbaar Ministerie en politie is een start gemaakt met een nieuwe opzet. Samen met zorginstellingen en welzijnsinstellingen moet in 2009 gestart worden met het Veiligheidshuis. Aanpak hotspots (in kader GSB) In kader van het GSB-beleid is in 2008 gewerkt aan het verminderen van de onveiligheidsgevoelens middels een gebiedsgerichte aanpak. Er is een (aanvang gemaakt met de) aanpak van de vier zogenaamde hot spots: - Aanpak geweld Korenmarkt; - Aanpak vandalisme en vernielingen nieuwbouwlocaties in Arnhem-Zuid; - Aanpak Hommelse Poort; - Bestrijding drank en drugsoverlast aan de Drieslag.
24
Bijlage 2. Overzicht aanbod preventie opvang/zorg en herstel Het huidige preventie, zorg- en herstelaanbod in Arnhem hebben we per ketenonderdeel en per functie in het onderstaande beschreven. Daarbij wordt primair gefocust op activiteiten en voorzieningen voor het OGGz-deel van de verslavingspopulatie. PREVENTIE Signalering en (geïndiceerde) preventie In Arnhem en de regio worden diverse meer algemene preventieactiviteiten uitgevoerd. Globaal gesproken gaat het om: - Georganiseerde voorlichtingsactiviteiten gericht op groepen; zoals voorlichting die gegeven wordt op scholen en aan ouders; - Spreekuren consultatie/advies; waarbij informatie, voorlichting en advies aan instellingen, scholen, cliënten, relaties van cliënten, huisartsen en andere eerstelijns hulpverlening wordt gegeven. Preventie gericht op risicogroepen (geïndiceerde preventie) bestaat uit: - Deskundigheidsbevordering van huisartsen/1e lijn gericht op vroegsignalering van alcoholproblematiek. De aanpak richt zich op de fase ná preventie (stadium van voorkomen is gepasseerd). Een kort ambulant behandelingstraject moet daarbij verder afglijden voorkomen - Aanpak van verslavingsproblematiek van mensen die dreigen als gevolg van bijvoorbeeld schulden verder af te glijden/ dakloos te worden. Daarnaast richten de twee veldwerkers van Iriszorg zich o.a. op het signaleren van ontwikkelingen op straat met betrekking tot de doelgroepen langdurig drug- en alcoholverslaafden en nieuw trends signaleren van het middelgebruik onder jongeren. OPVANG/BEGELEIDING (sociale verslavingszorg) Integrale toegang en screening (toeleiding) Bij Iriszorg kunnen mensen met problemen door gebruik van drugs, alcohol en gokken terecht. Op verschillende manieren is toegang mogelijk tot hulpverlening: - Men kan zich melden bij Iriszorg waar over het algemeen na een intake/screening voor de cliënt een behandelplan wordt opgesteld; vaak gaat het vervolgens om dagbehandeling of een opname (curatieve zorg/AWBZ); - Via het Vangnetteam/bemoeizorg -en de veldwerkers van Iriszorg in het bijzonder- worden verslaafden in contact gebracht met de hulpverlening (OGGz-toeleiding/WMO); voor problematische dakloze verslaafden vindt vervolgens de intake en screening plaats in het kader van de 24-uursopvang (de Boei) In het kader van het Regionaal Kompas wordt momenteel uitvoering gegeven aan de ontwikkeling van een (brede) centrale Toegang, gericht op een integrale screening van alle daklozen, waar onder veel verslaafden. Opvang/begeleiding (Bed,Bad,Brood) Het voorzieningenaanbod van de maatschappelijke opvang in Arnhem is behoorlijk divers en omvangrijk. Specifieke opvangvoorzieningen voor verslaafden in dit opzicht zijn: - De Boei, een 24 uursvoorziening met dag en nachtopvang, een gebruikersruimte, en methadonverstrekking gericht op integrale hulpverlening (dus ook behandeling/stuk AWBZ) aan harddrugsverslaafden; - Ons Paradijs; dagopvang voor alcoholverslaafden met gelegenheid om zelf meegebrachte licht-alcoholische dranken te nuttigen; - De Zorgzone; opvang en begeleiding verslaafde vrouwen met huiskamer om uit rusten, te eten etc; er wordt voorlichting gegeven over soa-aandoeningen en aids en er zijn hygiëne- en beschermende producten verkrijgbaar; - Time-out voorziening voor verlaafde prostituees. 25
Daarnaast wordt –in beperktere mate –door verslaafden gebruik gemaakt van MO-voorzieningen als het dienstencentrum, het Kruispunt, de dagopvang van Tonny v/d Herik en het nachthotel en het Stoelenproject. Crisis(vervolg)opvang is er ook voor specifieke doelgroepen als jongeren en vrouwen. In de regio is het aanbod maatschappelijke opvang zeer beperkt. Medische basiszorg Het aanbod medische basiszorg voor dakloze verslaafden is geconcentreerd in Arnhem. De inzet bestaat uit vooral medische basiszorg die geleverd wordt aan de bezoekers van de Boei en de Zorgzone. Daarnaast is meer in het algemeen voor daklozen een spreekuur van een verpleegkundige van HGM die op maandagochtend aanwezig is op het dienstencentrum. Tevens zijn er voor alle daklozen in totaal twee bedden meerzorg. Voor chronische, enigszins stabiele verslaafden is sinds december 2007 een unit medische verstrekking heroïne opengesteld. BEHANDELING Curatieve zorg GGz/Vz Bij Iriszorg kunnen mensen terecht met problemen door gebruik van drugs, alcohol en gokken. Voor (dag)behandeling kan men bij een van de (poli) klinieken/opnameafdelingen in Arnhem. Zowel de (ambulante) dagbehandeling als die bij de behandel- en opnameafdelingen, zijn doorgaans ZVW gefinancierde vormen van zorg. Dit geld ook voor een deel van de harddrugsverslaafde cliënten van Iriszorg die methadon verstrekt krijgt via de apotheek. Curatieve zorg gericht op verslavingsgerelateerde problematiek wordt ook geboden door het Leger des Heils (forensische GGz). Integrale bemoeizorg Integrale (intensieve) bemoeizorg in de strikte zin van het woord2 vindt in Arhem en de regio momenteel nog niet plaats, wel is deze momenteel in ontwikkeling. Daarnaast is er bemoeizorg die vanuit het Vangnetteam wordt gecoördineerd. Hier maakt het team outreachende hulpverlening/veldwerk van Iriszorg onderdeel uit. Daarnaast vindt zorgbemiddeling plaats door het RIBW en is er outreachende bemoeizorg (Transmuraalcentrum-Arnhem) vanuit de Gelderse Roos; maar deze zijn beide primair gericht op mensen met een psychiatrische achtergrond. HERSTEL Beschermd wonen/langdurig verlijf Bij het RIBW worden diverse plaatsen langdurig verblijf (AWBZ-gefinancierde zorg) bezet door mensen die gerekend kunnen worden tot de doelgroep verslaafden. Deze plaatsen zijn verspreid over Arnhem en de regio. Daarnaast zijn er woonvoorzieningen van Iriszorg en is er een kliniek voor dubbele diagnose op het terrein van Wolfheze (Gelderse Roos). In ontwikkeling is een Domushuis met 25 plaatsen (niet specifiek voor verslaafden, maar verslavingsproblematiek kan wel aan de orde zijn) . Tevens zijn vijf bijzondere eenheden ontwikkeld in het kader van onconventioneel wonen (Anders wonen). Begeleid (zelfstandig) wonen Iriszorg en RIBW AVV verzorgen verdeeld over twee locaties 15 plaatsen begeleid wonen specifiek voor verslaafden. Deze cliënten hebben doorgaans een voortraject gevolgd in een behandelvoorziening of in een van de woonzorgtrajecten. De cliënten zijn zeer kwetsbaar bij de overgang van het ene naar het andere traject. Daarom is er naast trajectbegeleiding en ondersteuning vanuit de voorziening extra aandacht nodig om de volgende stap te kunnen maken. Tevens wordt door enkele verslaafden gebruik gemaakt van de zogenaamde convenantwoningen. 2
Onder integrale bemoeizorg wordt bijvoorbeeld verstaan Assertive Community Treatment of de Nederlandse variant FACT. Dit is (AWBZ-gefinancierde) intensieve en outreachende hulp die psychiatrie en verslavingszorg combineert.
26
Financiële hulp Financiële hulp aan (dakloze) verslaafde bestaat voornamelijk uit uitkeringsbeheer ten behoeve van dakloze verslaafden. Integrale schuldhulpverlening ten behoeve van verslaafden is in ontwikkeling: door het maatschappelijk werk (Rijnstad) wordt financiële dienstverlening geboden gericht op stabilisatie en daarnaast wordt door Iriszorg samen met o.a. BAC en de woningcorporaties verslavingsproblematiek in combinatie met financiële problemen aangepakt. Dagbesteding Daklozen, in het bijzonder verslaafden, hebben een aantal mogelijkheden om deel te nemen aan dagbestedingactiviteiten. Zo kan bij Iriszorg gebruik gemaakt worden van het aanbod van Klein Essen (zorgboerderij) en Kweekland (bosproject in Ede). Klein Essen is voor cliënten van Iriszorg die een ambulant behandelprogramma of begeleid wonen traject volgen, Kweekland voor cliënten die voor een arbeidsmatige dagbesteding in aanmerking komen. Voor de doelgroep van de Boei bestaat het aanbod uit het werken als dagloner in het Boothuis of deelnemen aan de veegploeg. Sociaal netwerk Activiteiten gericht op het versterken van het sociaal netwerk van daklozen zijn beperkt. Specifiek aanbod in dit opzicht bestaat uit sociale activeringsactiviteiten van Iriszorg gericht op chronisch verslaafden die in isolement verkeren. Door de cliënt (soms dringend) te motiveren om deel te nemen aan activiteiten en activiteitenprogramma’s, wordt het isolement doorbroken en kan de cliënt een sociaal netwerk opbouwen. Ook wordt aan uitbehandelde dubbele diagnosecliënten met dit doel intensieve thuiszorg (begeleiding) geboden. Doel is om opname zoveel als mogelijk te voorkomen of de opname te verkorten, teneinde de nadelige gevolgen van herhaalde opnames te vermijden en de thuissituatie en het sociale netwerk in stand te houden of te versterken.
27
Bijlage 3. Aard, omvang en gevolgen alcohol- en drugsgebruik 1. Middelengebruik en ingeschreven cliënten bij de verslavingszorg In deze paragraaf gaan we in op de kenmerken, omvang van het middelengebruik en de mate waarin door alcohol- en druggebruikers een beroep wordt gedaan op de verslavingszorg. Daarbij baseren we ons grotendeels op de resultaten van het onderzoek van het IVO. Alcohol Van alle ‘verdovende’ middelen wordt alcohol het meest gebruikt. Onder de algemene bevolking in de regio Gelderland-Midden is 16,5% een overmatige of zware drinker. Dit percentage wijkt niet af van het landelijk gemiddelde. Omgerekend naar het aantal inwoners van Arnhem (144.000) zou het dan gaan om ruim 24.000 overmatige of zware drinkers. En in de totale regio (iets meer dan 400.000) om 66.000 overmatige of zware drinkers. Onder jongeren wordt reeds op jonge leeftijd (veel) gedronken. Van de (in het kader van E-MOVO) onderzochte jongeren in Arnhem heeft 56% wel eens alcohol gedronken en 42% heeft in de afgelopen vier weken alcohol gedronken. Het percentage jongeren dat in de afgelopen vier weken wel eens vijf of meer drankjes met alcohol bij één gelegenheid heeft gedronken (‘binge drinken’) is 30%. In 2008 hebben in Arnhem 415 cliënten met alcoholproblematiek ingeschreven gestaan bij de verslavingszorg. Dit is het ‘topje van de ijsberg’ van het werkelijke aantal personen waarbij sprake is van alcoholproblematiek. In de periode 2003-2007 is het aantal alcoholcliënten in de regio met bijna tweederde vermeerderd (61%) tot het aantal van 2696 in 2007. Ook onder jongeren en harddrugsgebruikers is een toename in alcoholproblematiek te zien. Ruim tweederde van de alcoholcliënten is van het mannelijk geslacht. Het grootste aantal cliënten bevindt zich in de leeftijdcategorie 48-53 jaar. Cannabis Uit landelijk onderzoek in 2005 blijkt dat 23% in de bevolking van 16 tot 74 jaar ooit cannabis heeft gebruikt. Van deze groep is 3% actuele gebruikers (gebruik in de afgelopen maand). Het cannabisgebruik is het hoogst in de leeftijdsgroep van 15 tot en met 24 jaar (Rodenburg ea, 2005). Gebruikscijfers over de algemene bevolking (jeugdigen èn volwassenen) in Arnhem zijn niet bekend, maar er zijn geen aanwijzingen dat het cannabisgebruik in Arnhem afwijkt van de landelijke situatie. Over cannabisgebruik onder Arnhemse jeugdigen is wèl meer bekend. Uit het E-MOVO onderzoek (tweede en vierde klassers VO) blijkt dat 17% van deze Arnhemse scholieren ooit softdrugs heeft gebruikt en dat 10% daarvan actueel gebruiker. Deze getallen komen redelijk overeen met de landelijke cijfers van cannabisgebruik (Trimbos-instituut) maar liggen iets boven de gemiddelden in de regio Gelderland-Midden. Bovendien blijkt het actuele gebruik onder de doelgroep ten opzichte van 2003 te zijn gestegen. . In 2007 zijn in de regio Gelderland 794 cliënten geregistreerd met cannabis als primaire problematiek. Dit aantal is met bijna een derde gestegen sinds 2006. Ongeveer 1 op de 6 cliënten (17%) met middelenproblematiek heeft cannabis als primaire problematiek. In Arnhem zelf gaat het om 131 inschreven cannabiscliënten in 2008. Cocaïne Over het cocaïnegebruik onder de algemene bevolking (jeugdigen èn volwassenen) in Arnhem zijn geen specifieke gegevens bekend. Landelijk is het percentage laag: in het peiljaar 2005 van het Nationaal prevalentie onderzoek van het IVO bleek 3% ooit cocaïne gebruikt te hebben, en minder dan 1% (0,3%) bleek een actuele gebruiker van cocaïne te zijn (Rodenburg ea, 2007). Van jongeren in Arnhem is alleen bekend wat het gebruik van harddrugs in het algemeen is: 4% van de leerlingen heeft ooit harddrugs gebruikt, waarvan 3% geeft in de afgelopen vier weken (het kan
28
hierbij gaan om cocaïne, maar ook om speed of XTC). Het actuele gebruik van harddrugs onder jongeren is niet gestegen ten opzichte van 2003. Deze percentages jonge harddrugsgebruikers in Arnhem komen overeen met die in de regio Gelderland-Midden. In 2007 staan in de regio Gelderland 674 cliënten bij IrisZorg ingeschreven voor behandeling voor cocaïneproblematiek; in Arnhem zelf staan 131 cliënten geregistreerd als cocaïnecliënt. Het aantal cocaïnecliënten in de regio Gelderland heeft in 2007 een stijging van 10% ten opzichte van 2006 laten zien. Opiaten (heroïne, methadon) Heroïne, methadon en andere opiaten hebben een zeer lage prevalentie onder de algemene bevolking, het gaat hier om 0,6% die ooit heroïne heeft gebruikt (Rodenburg ea, 2007). Gebruikscijfers over de algemene bevolking (jeugdigen èn volwassenen) in Arnhem zijn niet bekend, maar er zijn geen aanwijzingen dat het gebruik van opiaten in Arnhem afwijkt van de landelijke situatie. Het aantal opiatencliënten dat in de regio Gelderland in 2007 ingeschreven staat, is in de periode 20032007 licht gestegen (8%) tot 871 cliënten. In Arnhem zelf staan in 2008 in totaal 219 cliënten met opiaatproblematiek ingeschreven. Opiaten bestaan in verschillende soorten, waarvan heroïne veruit het meest (81%) gebruikt wordt. Dit aantal is in de laatste jaren vrij stabiel gebleven. Hierna volgen methadon (15%), overige opiaten en morfine.Van de opiaatcliënten heeft ruim tweederde ook secundaire middelenproblematiek. In de meeste gevallen betreft dit cocaïne (33% van de opiatencliënten), maar ook alcohol wordt gebruikt. Mannen vormen een ruime meerderheid in deze cliëntengroep (82%). Ruim driekwart van de cliënten is tussen de 36 en 53 jaar. Tabel 1. Belangrijkste eerste middel van gebruik bij cliënten van IrisZorg met aantallen cliënten __________________ Eerste Middel Aantal personen geregistreerd in 2008 Arnhem rest regio Totaal __________________ Alcohol 415 2281 2696 Opiaten (heroine, methadon) 219 652 871 Cocaïne 131 543 674 Cannabis 113 681 794 Totaal
878
4157
5035
2. Alcohol- en druggerelateerde criminaliteit en overlast In deze paragraaf bezien we de samenhang van het middelengebruik door de diverse doelgroepen met (verwervings)criminaliteit en overlast. Daarbij gaan we achtereenvolgens in op wat is geregistreerd aan alcohol- en druggerelateerde overlast door de politie en datgene dat bewoners en bedrijven als overlast ervaren. Een tweetal kanttekeningen is hierbij op z’n plaats. Allereerst is het onderscheid tussen ‘criminaliteit’ en ‘overlast’, noch in de beschikbare registraties, noch in de beleving van burgers, altijd even duidelijk. In die gevallen waarin de begrippen door elkaar heen lopen, hanteren we hierna gemakshalve de term ‘incidenten’, als verzamelnaam voor ongewenste aan alcohol - en drugsgebruik gerelateerde gebeurtenissen. Op de tweede plaats is bij overlast en criminaliteit (‘incidenten’) vrijwel altijd sprake van zowel objectieve als subjectieve elementen. In de praktijk zijn deze feitelijke incidenten en de beleving daarvan nauw met elkaar verweven en is de relatie complex. Het is een bekend gegeven, dat de
29
veiligheidsbeleving van mensen, door meer en andere zaken wordt beïnvloed dan de feitelijke aard en omvang van ‘criminaliteit’ en ‘overlast’. Ook persoonsgebonden kenmerken en publieke beeldvorming spelen hierbij een rol. 3. Aard en omvang alcohol- en druggerelateerde incidenten 3.1 geregistreerde alcohol- en druggerelateerde incidenten Een deel van het feitelijke aantal alcohol- en drugsgerelateerde incidenten (criminaliteit en/of overlast) komt via meldingen of eigen waarnemingen van instanties (m.n. politie) terecht in incidentenregistraties. Daarbij is het goed om te beseffen, dat incidentmeldingen en/of waarnemingen niet overal in de stad in dezelfde mate en soort voorkomen. Bovendien is het lastig vast te stellen welke incidenten gerelateerd zijn aan de problematische groepen alcohol- en drugsgebruikers. Dit is met name bij incidenten in de binnenstad niet goed mogelijk. Zo is het niet mogelijk om op grond van de politiecijfers te bepalen of bepaalde alcoholgerelateerde overlast veroorzaakt wordt door cliënten van bijvoorbeeld Ons Paradijs of door studenten die een avondje uit zijn. Geregistreerde alcohol- en drugs – ‘overlast’ Centrum en omgeving De bij de politie bekende ‘alcohol- en drugsgerelateerde overlast’ en de overlast gerelateerd aan ‘illegale prostitutie’ hebben we in kaart gebracht voor de vijf gebieden in de omgeving van de Boei en de Zorgzone. Het hierna weergegeven (meest recente) beeld over 2008, is sinds 2007 vrij constant. Meldingen alcohol- en drugsgerelateerde overlast vijf gebieden in 2008 Overlast John StatenkwarArnhemse VerschuerFrostbrug tier Broek buurt Drugshandel 14 9 5 1
Industrieterrein 3
Drugs/medicijnen Dronkenschap Prostitutie Gestoord persoon Totaal
8 8 12 0 31
3 3 11 1 32
0 2 0 7 18
3 8 0 0 16
1 1 5 0 8
Geconstateerd kan worden dat de meeste overlast (op genoemde items) plaatsvindt in het gebied John Frostbrug en het Industrieterrein. Tegelijkertijd laten de analyses zien dat de drugsoverlast op met name deze locaties sinds 2005 behoorlijk is afgenomen. Wel heeft deze afname vooral in de jaren 2005 t/m 2007 plaatsgevonden. Sindsdien is het overlastniveau redelijk stabiel. Geregistreerde alcohol- en druggerelateerde ‘incidenten’ omgeving Alteveer / Cranevelt Na ruim een jaar ervaring met de ‘heroïne – unit’ bij ziekenhuis Rijnstaete, kan worden geconstateerd dat er sprake is van een succesvolle introductie, ook op het vlak van openbare orde en veiligheid. Het aantal door de politie geregistreerde ‘incidenten’ (758 in 2005; 742 in 2008), waaronder ‘meldingen’ (330 in 2005; 350 in 2008) en ‘aangiftes’ (152 in 2005; 199 in 2008) in de periode 2005 – 2008 (bijlage) is, ook in vergelijking met de rest van Arnhem, blijvend laag is. Bovendien blijkt geen van de incidenten te relateren aan de aanwezigheid van ‘heroïne – unit’ en /of Gelderse Roos. Vanuit de wijk wordt het algemene beeld van rust en afwezigheid van incidenten rond beide instellingen onderschreven. 3.2 Ervaren alcohol- en druggerelateerde ‘incidenten’, Centrum, Arnhemse Broek en Spijkerkwartier De gemeentelijke afdeling Onderzoek en Statistiek (OSJA) heeft in 2004, 2005 en 2007 metingen uitgevoerd om de ontwikkeling van de beleving van drugsoverlast rond de Boei bij omwonenden en bedrijven te monitoren. Eind 2008/begin 2009 is onder bewoners en bedrijven een vervolgmeting uitgevoerd, in een breed gebied rondom De Boei (als bijlage is de onderzoeksrapportage van OSJA opgenomen). Daarbij zijn 30
de resultaten vergeleken met de meting van 2007. Er is bij de analyse ook gekeken naar eventuele verschillen tussen de drie wijken in het onderzoeksgebied: Centrum, Arnhemse Broek en Spijkerkwartier. Resultaten huishoudenenquête Alle resultaten overziend kan geconstateerd worden, dat er op een aantal punten verslechtering is opgetreden in de veiligheidsbeleving van omwonenden ten opzichte van 2007. In de wijk het Centrum ervaart men op verschillende punten meer overlast dan in de andere wijken in het onderzoeksgebied. Ruim de helft van de ondervraagde bewoners (57%) voelt zich wel eens onveilig. Dit gevoel van onveiligheid is toegenomen ten opzichte van de meting in 2007. De helft (50%) voelt zich wel eens onveilig in de directe woonomgeving. Ook dit is aanzienlijk veranderd in ongunstige zin. Er zijn wat betreft gevoelens van onveiligheid geen significante verschillen tussen het Centrum aan de ene kant en het deelgebied Spijkerkwartier/’t Broek aan de andere kant. De ervaren overlast heeft vooral te maken met ‘rommel op straat’, “drugsoverlast”, “diefstal en inbraak”,“gebruiken van drugs” en met “dronkenschap, slapen op straat en onaangepast gedrag”, “dealen in drugs” en “bedelen”. Wat betreft misdrijven waar bewoners de afgelopen 12 maanden het slachtoffer van zijn geworden, blijkt dat fietsendiefstal het meeste voor komt (26%). Het slachtofferpercentage is bij verschillende misdrijven toegenomen. Dit geldt voor fietsendiefstal, autodiefstal, bedreiging, het stelen van “andere zaken” en mishandeling. In welke mate het hierbij gaat om alcohol – en drugsgerelateerde criminaliteit, is niet bekend. Resultaten bedrijvenenquête In tegenstelling tot het beeld onder bewoners geldt bij de bedrijven, dat er weinig is veranderd voor wat betreft de overlast die het personeel ervaart in de bedrijfsomgeving. Wel blijkt ook bij de bedrijven, dat men in het Centrum op verschillende punten meer overlast ervaart dan in het deelgebied Spijkerkwartier/’t Broek. Bij 41% van de bedrijven voelt het personeel zich wel eens onveilig in de directe omgeving van het bedrijf. Dit is niet significant veranderd sinds 2007. Ook zijn er op dit punt geen grote verschillen tussen de deelgebieden. De ervaren overlast heeft vooral te maken met “dealen in drugs”, “spuiten, naalden en condooms” en het “gebruik van drugs”. Een meerderheid (68%) vindt dat de overlast gelijk is gebleven. Voor wat betreft de misdrijven waar bedrijven in de afgelopen 12 maanden het slachtoffer van geworden zijn, blijkt dat diefstal uit auto’s of beschadiging/vernieling daarvan het meeste voorkomt. (35%). Voor de meeste misdrijven zijn er geen grote veranderingen in de mate van voorkomen.
31
Bijlage 4. Denkraam ten behoeve van het uitvoeringsplan Alcohol- en drugsbeleid 2010-2014 Het uitvoeringsplan zal zodanig van opzet zijn, dat het de (beleids)inhoudelijke samenhang zichtbaar maakt en ondersteunt. Hierbij gaat het enerzijds om de samenhang tussen de diverse ketenstappen (‘verticale samenhang’): pro-actie, preventie, preparatie, repressie, nazorg. Anderzijds gaat het om de samenhang tussen de zes betrokken leefgebieden per ketenstap (‘horizontale samenhang’): wonen / opvang; fysieke en psychische gezondheid; maatschappelijk functioneren/ gedrag; inkomen / schulden; dagbesteding / werk; sociaal netwerk. Daarmee ontstaat de volgende matrix die we zullen gaan gebruiken als denkraam voor het (voor de diverse doelgroepen) verder invulling geven van het Uitvoeringsplan. Proactie
Preventie
Preparatie
Repressie
Nazorg
Huisvesting/wonen Fysieke/psychische gezondheid Maatschappelijk functioneren/ gedrag Inkomen/schulden Dagbesteding/werk Sociaal netwerk
32