2008 25-3 RONDOM DEN HERDENBERGH Tijdschrift van de Historische Vereniging Hardenberg en Omgeving Lidmaatschap € 15,00 per kalenderjaar Ledenadministratie en contributie: G. Wolbink, Alb. Risaeusstraat 8c, 7772 AV Hardenberg, tel.: 0523-267036, e-mail:
[email protected] Secretariaat: Verenigingscentrum, bezoek- en informatieadres: Voorstraat 34, 7772 AD Hardenberg, tel.: 0523-265624 Openingstijden: ma-di-do-vr.: 09.00-12.00 uur Internet: www.historiekamer.nl E-mail:
[email protected] Bestuur: H.H. Bulthuis, voorzitter, Eikenlaan 15, 7771 DW Hardenberg, tel.: 0523-263608 F. Hamhuis, secretaris, Esweg 32a, 7771 CR Hardenberg, tel.: 0523-261433 A.J. Barnard, alg. adjunct, Oosteinde 13, 7772 CA Hardenberg, tel.: 0523-261786 Mevr. D. Reefman, penningmeester, Hoornblad 15, 7772 MG Hardenberg, tel.: 0523-266241 Mevr. H. Reinders, A. Risaeusstraat 16, 7772 AV Hardenberg, tel.: 0523-266515 J. Plaggenmarsch, Eendekroos 25, 7772 MP Hardenberg, tel.: 0523-268100 L Odink, Zwartedijk 29a, 7775 PA Lutten, tel.: 0523-681850 Redactiecommissie:
Redactieadres:
Mevr. D. Hesselink-Zweers Mevr. J. Luisman-de Jonge K. Oosterkamp, eindredacteur, tel.: 0523-263104 A. de Roo E. Wolbink Voorstraat 34, 7772 AD Hardenberg
Bankrelatie: Rek.nr. 3849.47.824 bij Rabobank Hardenberg (Postrek.nr.v.d.Bank: 812263) POSTBANK rekeningnr. 2985515 ISSN: 1380-3921
Inhoud Van de redactie Over iemen en imkers in Hardenberg Het "houden van" bijen Bijenpraat en enkele oude recepten Plat ni-js Inleiding bij de jaarkrans over bijen en imkers Jaarkrans van gedichten over bijen en imkers
K. Oosterkamp J. Hans K. Oosterkamp J. Luisman-de Jonge K. Oosterkamp H. van Laar
pag. 1 3 11 17 24 29 31
Bijdragen voor het volgende nummer uiterlijk op 7 november 2008 inleveren. Het overnemen van artikelen of gedeelten daarvan uit dit tijdschrift mag alleen na daartoe verkregen toestemming van de redactie.
Wat is zoeter dan honig'
Over imkers en hun bijen, een oud beroep en een natuurlijke liefhebberij Bij wijze van inleiding De artikelen in dit nummer vormen samen een special over het oude beroep van imker en zijn bijen. Eeuwenlang was het houden van bijen niet alleen een min of meer noodzakelijke vorm van bijverdienste, maar ook de enige mogelijkheid om aan een zoetmiddel te komen, om nog maar niet te spreken van de was als grondstof voor kaarsen. In de laatste eeuw werd het houden van bijen meer en meer een liefhebberij die vaak van vader op zoon overging. Imkers verenigden zich, niet alleen om voordeliger suiker te kunnen inkopen, maar ook om op de hoogte te blijven van nieuwe ontwikkelingen en inzichten. De laatste jaren kampt de bijenhouderij met een aantal lastige problemen: niet alleen treedt bij de imkers een zekere vergrijzing op, terwijl de animo onder jongeren voor de imkerij lijkt af te nemen, maar ze werden en worden ook geconfronteerd met ziekten en plagen onder de bijen. Nog heel recent doken er in de pers alarmerende berichten op over de zogenaamde verdwijnziekte, waarbij complete bijenvolken 'zomaar' verdwijnen, terwijl er over de oorzaken nog steeds onderzoek moet worden gedaan. Het is heel erg te hopen dat er oplossingen gevonden zullen worden en dat imkers ook in deze omgeving (van) hun bijen zullen kunnen blijven houden. En ook dat iedereen kan blijven genieten van het gonzende, zomerse bloembezoek van de bijen, van het smakelijke fruit als resultaat van hun bestuivingswerk en van de honing, want 'wat is zoeter dan honig', om te spreken met het retorische antwoord van de Filistijnen op het raadsel van Simson.
1
De bijdrage Over iemen en imkers in Hardenberg en omgeving is een tekstcollage waarin voor diverse imkerzaken aandacht wordt gevraagd: impressies, enkele wetenswaardigheden uit archieven, een literaire bijenstal in Heemse, museale korven, een imkersvereniging. Imker J. Hans uit Mariënberg vertelt over het houden van bijen, waarbij 'houden van' gelezen kan worden in twee betekenissen. Hij was ook vanaf het begin betrokken bij de voorbereiding van deze 'Rondom'. In het gesprek met een andere imker, de heer H. Slatman uit Holthone, komen uiteraard soms dezelfde zaken aan de orde, maar het geeft ook aanvullingen en soms andere perspectieven. De heer Slatman gaf ook toestemming om de oude bijenrecepten uit het schriftje van zijn grootvader in dit nummer uit te geven. Voor de interpretatie van deze recepten kon een beroep gedaan worden op de deskundigheid van de heer H. Kok uit Veenendaal. Ook de werkgroep dialect maakt in de bijdrage Plat Ni-js over het boerenerf van vroeger even een verbinding met de imkerij. In 1927 publiceerde Hendrik van Laar in een bundel Poëzie en Proza een heel bijzondere cyclus gedichten over het leven van en met de bijen het jaar rond. Deze gedichten met prozatoelichting zijn van een dusdanige kwaliteit, zowel wat betreft vorm als inhoud, dat een heruitgave in dit verband te rechtvaardigen leek. De dichter geeft niet alleen een treffend poëtisch beeld van zijn natuurbeleving, maar zowel in poëzie als in proza heeft hij een beeld vastgelegd van het oude beroep van imker. De gedichten zijn voorzien van een inleiding en ze krijgen begeleiding van een aantal fraaie pentekeningen van de heer G.J. Flim die hij op verzoek voor deze gelegenheid maakte. Mevrouw D. Hesselink-Zweers en de heer E. Wolbink gaven hun waardevolle hulp bij het zoeken naar gegevens in verschillende archieven. Dank aan allen die op de een of andere manier hebben willen bijdragen aan de totstandkoming van dit nummer.
2
Over iemen en imkers in Hardenberg en omgeving Een imkerimpressie, enkele wetenswaardigheden uit archieven en oude kranten, een literaire bijenstal in 'Heemse', enkele bijenkorven en een bijenvereniging.
K. Oosterkamp Te gast bij imkers, een voorjaarsimpressie om de honing en zo motiveert ieders eigen belang Het is een prachtige voorjaarsdag geweest: deze samenwerking. De peren, kersen en appels zonnig en een aangename temperatuur. De zijn door het warme weer dit voorjaar wat sneller afgelopen dagen was het veel warmer en dat is in bloei gekomen en ook wat meer gelijktijdig. De ook de reden dat Jan en Gerard willen gaan bijen vlogen in een paradijselijk oord van kijken naar de bijen die ze geplaatst hebben bij overvloed. Het resultaat ligt opgesloten in de hun fruitkweker in Andelst in de Betuwe. Ze kasten en de imkers vermoeden dat de kastruimte hebben er ruim drie weken geleden tien kasten al aardig gevuld is. Als de eerste kast wordt gebracht en opgesteld in de boomgaarden. Het geïnspecteerd, blijkt dat hun vermoeden royaal contact met deze fruitteler duurt nu al ruim bevestigd wordt: de raten hangen vol, de cellen vijftien jaar en hij ziet de imkers graag komen zitten vol stuifmeel, broed en nectar. Een groot met hun bijen om zijn fruitbloesem te deel van de cellen is al verzegeld en bevat pure bestuiven. Het gaat Jan en Gerard natuurlijk honing. De dag is goed geweest: de verse, nog niet ingedikte, nectar druipt uit de raat - een prachtige demonstratie van pure natuurlijke overvloed. Jan en Gerard hebben zich inmiddels vermomd tot echte imkers. Een kiel met gazen kap maakt dat het gezicht beschermd wordt tegen onverhoopte bijensteken, terwijl de imker met zijn pijp wolkjes rook over de geopende kast blaast. Hij gebruikt daarvoor speciale bijentabak, een restproduct van de tabaksindustrie, die accijnsvrij is. De bijen leggen de rook uit als signaal van brand en zoeken een veilig onderkomen dieper in de kast. Ze zijn trouwens niet agressief vanavond: ze zijn door de goede dag verzadigd en rustig. Eigenlijk is er maar één bij die op een hinderlijke wijze wil kennismaken, de overige duizenden tonen hun goedaardig karakter. De kasten worden uitgebreid met een nieuw segment. Volle raten worden verwisseld met lege, zodat er nieuwe ruimte voor de bijen ontstaat. Dit zal voorkomen dat ze de kast als te vol gaan ervaren en gaan zwermen. Nu kunnen ze verder werken en nog meer bloemen Vermomd als imker 3
bestuiven en nectar en stuifmeel verzamelen. De mannen zijn enthousiast: de kasten zijn vol, de bijen doen het goed. Eigenlijk een imkeravond zonder klacht of problemen. De omgeving draagt alles bij tot een prachtige ervaring. De kersen en de peren zijn al een beetje over het hoogtepunt van bloei heen, de appels staan voluit bloeiend te blozen. De boomgaard geurt naar bloesem en bij de kasten ruik je de nectar en de bijen: alle zintuigen ademen het voorjaar in. De fruitteler heeft de beregeningsinstallatie in werking gesteld. Het belooft een heldere voorjaarsnacht te worden met grote kans op nachtvorst. In dat geval zal een ijslaagje het kwetsbare vruchtbegin beschermen.
Tussen de rijen vruchtbomen is het graspad enige tijd geleden gemaaid. Dat was niet zozeer vanwege het lange gras, maar om te verhinderen dat de paardebloemen overdadig zouden gaan bloeien. Als de bijen eenmaal daar de smaak van te pakken zouden krijgen, zouden ze de fruitbomen kunnen gaan negeren en dat is niet de bedoeling. Dat de bijen hun vruchtbaar bestuivingswerk goed doen, zal in de loop van het seizoen duidelijk zichtbaar worden. De fruitteler kan vaak aan de dichtheid en vorm van de vruchten afleiden waar de bij enkasten hebben gestaan: daar hebben zich meer vruchten ontwikkeld en ook de vorm is soms gaver en ronder, want de bloem is completer bestoven. Een van de imkers laat een gazen rooster zien dat bijna helemaal vol zit met een taaie, kleverige substantie. Het lijkt wel dichtgekit en eigenlijk is het dat ook. De imkers hebben het over propolis, een stof die door de bijen wordt aangemaakt op basis van de harsachtige uitscheiding van vooral bloemknoppen. Het bekendste voorbeeld zijn de kleverige knoppen van de kastanje, maar de substantie is op tal van andere knoppen te vinden. De bijen gebruiken deze propolis om alle naden en kieren van de kast af te dichten ter bescherming van hun ruimte. Het Griekse woord propolis betekent dan ook voor de (bescherming van de) stad. Aardig is het om te weten dat op deze manier de kleine gaten en kieren worden gedicht waardoor de bij zelf niet kan kruipen. Is die ruimte groter dan de bij zelf, dan wordt de opening op bijenmaat kleiner gemaakt met was. De avond is inmiddels gevallen, het wordt schemerig. De kasten zijn gecontroleerd. Er is ruimte gemaakt voor de bijen, zodat ze nog enkele weken kunnen doorwerken. De Hardenbergse imkers kunnen dan oogsten, de fruitteler zal nog enkele maanden geduld moeten hebben en
Imkerstrots 4
De raat wordt 'ontdekseld' de groei van het fruit moeten verzorgen en begeleiden. Tijdens de terugreis naar Hardenberg wordt er, net als op de heenreis gesproken over het wel en wee van het imkeren, over wat er allemaal fout kan gaan, maar ook over het succes en het plezier dat deze omgang met de natuur kan opleveren. De honingoogst Op een avond in augustus wordt de materiële opbrengst duidelijk. In de schuur staat een honingslinger/centrifuge van roestvrij staal. Tandwieloverbrenging zorgt voor grote versnelling. Raten worden ontdekseld met een meskam. De imker is tevreden als de meeste raten mooi wit zijn bedekseld. De raten worden in de centrifuge geplaatst en rondgeslingerd. De honing slaat tegen de wand en druipt naar beneden en wordt opgevangen op een zeef, een nog fijnere zeef en tenslotte in een vat. Er ligt schuim op. Dat wordt er de komende dagen steeds afgeschept waarna de honing in de potjes gedaan kan worden. Als de raat is uitgeslingerd, wordt ze omgedraaid voor de andere kant. Het straaltje honing dat de centrifuge verlaat, is prachtig goudgeel van kleur en
loopt traag-stroperig eruit. Het heeft iets puurnatuurlijks: deze geconcentreerde bloemenpracht en het verspreidt een kruidig-zoete geur. De deur moet dicht: bijen komen op de geur af en denken dat er wat te halen valt. Maar de honing wordt voor de mens bestemd. Niet alle raten worden geslingerd, het gaat niet
Een oude, nogal forse honingpers 5
om de laatste druppel. De bijen mogen ook nog wat houden voor de winter en verder krijgen ze suikerwater, voldoende om de winter door te komen. Vroeger werd de honing uit de raten geperst met behulp van nogal forse houten honingpersen. Hiervan wordt er nog een exemplaar bewaard in de Oudheidkamer. Door middel van een zware hefboom werd de honing uit de raten geperst die daarna via de bek uitvloeide in een vat. Vaak moest de honing daarna nog een keer worden 'geschoond' van allerlei kleine ongerechtigheden, voordat ze in de potjes werd gegoten. Over de woorden ieme en imker Het woord ieme, zoals dat nog steeds in oostelijke dialecten en ook in onze streektaal bewaard is gebleven en wordt gebruikt, vinden we al in het Middelnederlands als Imme. Verwantschap met het Latijnse omnis (= geheel, al) is niet onwaarschijnlijk. In dat geval zou vooral het aspect van het grote aantal of het geheel als zwerm of volk in de betekenis domineren. Het woord ieme kan in twee betekenissen voorkomen: - in de betekenis van bijenzwerm en korf - in de betekenis van honingbij, maar dan meestal gebruikt in het meervoud.
Alle ijmschuren die…
6
Uiteraard is het woord imker afgeleid van imme of ieme. De -k- heeft in dit geval slechts een woordvormende functie. Enkele archivalia In 1602 werden alle paarden, schapen, varkens en iemen in Hardenberg genoteerd. Deze telling werd gedaan met het oog op de belasting. Dus ook de bijenkorven werden belast. De bijen waren immers de leveranciers van was, de noodzakelijke grondstof voor het maken van kaarsen, en dus van belang voor de verlichting. In de Middeleeuwen was het gebruik van waskaarsen in de eredienst zelfs voorgeschreven. De honing was het belangrijkste zoetmiddel: bietsuiker was nog niet bekend en de koloniale rietsuiker zal slechts mondjesmaat Hardenberg hebben bereikt. Bovendien werd er een honingdrank, de mede, van gebrouwen. Allerlei zaken die een accijnsachtige belasting op het houden van bijen konden motiveren. In 1580 wordt door de stad bepaald dat alle ijmschuren die op andermans tuin zijn aangevreed moeten worden afgebroken, men mag een ijmenhuis maken op de gemene marke. In vroeger eeuwen was men ook hier in hoge mate zelfvoorzienend voor wat betreft het eigen levensonderhoud. Daarom hadden de meeste ingezetenen een bijenstal met enige
volken voor honing en was. Blijkbaar stonden deze bijenstallen her en der nogal willekeurig opgesteld, wat leidde tot ongenoegen van menig grondeigenaar. Daarom werd in 1580 door de autoriteiten van het Stadsgericht Hardenberg bepaald dat alle bijenstallen die op andermans grondgebied stonden, moesten worden afgebroken. Dit betrof meestal kerkelijk of adellijk grondgebied. Ter compensatie mochten de imkers hun bijenstallen plaatsen op de gemeenschappelijke markegrond, zij het onder enige voorwaarden: de plaats werd toegewezen en de omheining mocht niet hoger zijn dan nodig was om paarden en koeien te weren. Bovendien moesten mensen er overheen kunnen stappen. Uiteraard was het geen bezwaar dat de bijen van daaruit adellijke of kerkelijke nectar uit de omringende heidevelden vergaarden. Als de bijen zo nadrukkelijk deel zijn van het dagelijks leven in en om huis, is het te verwachten dat zij ook genoemd worden in diverse officiële akten en nalatenschappen. We geven daarvan enkele voorbeelden. - In 1574 laat de vicarius van Onze Lieve Vrouwe te Hardenberg vier iemen (bijenvolken) na aan zijn beide broers tot zijn nagedachtenis; de rest van zijn bezit is voor zijn onmondige zoon en diens moeder. - In het Schoutambt Hardenberg werd in 1667 een testament opgemaakt waarin aan iemand de 'halve iemen' worden nagelaten. - In 1727 krijgt een oude vader de opbrengst van twee ij men. - In 1774 worden huwelijkse voorwaarden gemaakt waarbij de vader van de bruidegom vooreerst nog o.a. de halfscheid van de iemen behoudt; in een andere akte krijgt een dochter o.a. vier ijmen. - In 1775 is er een boedelscheiding waarin iemand de iemen zal krijgen toebedeeld na het overlijden van de ouders (na overlijden van de eerste ouder de helft en na het overlijden van de laatste ouder de andere helft); er zijn in dat jaar ook kinderen die 'twee iemen' krijgen als zij er zelf op kunnen passen. Het zwermen van bijen was soms conflictstof: van wie was die zwerm?
- Een aardig voorbeeld van een nogal heftig meningsverschil over het eigendomsrecht van een zwerm bijen speelt zich af halverwege de achttiende eeuw. Op 30 augustus 1747 doet de rechter uitspraak: dankzij het getuigenis van enkele getuigen blijft Albert Wolbink eigenaar van zijn zwerm en wordt zelfs schadeloos gesteld. 'Voor mij erschenen Albert op 't Wolbink te Lutten, seggende tegens heden te hebben doen citeren Henrik Wilpshaer om eijsch en aensprake te aenhoren, waerom hij comparant dan seide dat op saterdag den tienden deser hem uit sijn ijmenstal een swarm bijen was ontvlogen, dat hij deselve nagevolgt en in 't oog gehouden hebbende, had gesien dat die swerm was gevlogen in een korf van Henrik Wilpshaer En dat hij daerop die swerm, nadat aan de vrouw daervan kennis was gegeven, had weerom gehaelt en weder bij de sijne gebragt. Dat nu Henrik Wilpshaer had kunnen goetvinden die swerm en korf hem weder had aftehalen, en vermits na regte bekent is, dat so lang hij de swerm bijen in 't oog houd en vervolgt, de sijne blijft, so concludeerdAlbert Wolbink dat Henrik Wilpshaer sal worden gecondemneert om an hem sijn swerm bijen kost en schadeloos weerom te moeten brengen. Waerop verscheen Henrik Wilpshaer, seggende dat hij op die selfde dag in die selfde korf ook een swerm bijen gehad heeft en dat het wel waar sal sijn dat die swerm bijen in die korf is gevlogen. Doch vermits hij daer ook één in gehad heeft, dat hij vermeind dat hem van die swerm de halfscheid of sooveel als 't Gerigte sal oordelen, toequam, waertoe bij desen concludeerde onder eijsch van kosten. Waerop Albert Wolbink seide dat twee getuigen, Willem Henriks en Evert Jansen, toen de swerm bijen voor de gat de korf hebben omgekeert en wel gesien dat erin de korf eenige weinige bijen waeren, dog niet so dat die op verre na voor een swerm konde gerekent worden, so als deselve getuigen praesent in den Gerigte hebben verklaert, dat dienvolgens daeruit niet kan gerekent worden dat er een swerm bijen in sat en dat derhalven die gronden an de geciteerde ongefundeert sijnde, deselve sal worden 1
gecondemneert, so als bij voren genomen conclusie staet vermeit'. De rechtbank deed daarop de volgende uitspraak: 'Het Gerigt verstaet dat Henrik Wilpshaer gehouden is de genoemde swerm bijen kost en schadeloos aen Albert op 't Wolbink te moeten restitueren, en versta-en wijders tot voorkominge van verdre sulke geringe verschillen tussen de partijen, dat Henrik Wilpshaer voor de korf en rent als andersins aan Albert op 't Wolbink sal geven vijftien stuivers'. (Contentieus archief Schoutambt Hardenberg, 30-08-1747) Helaas werd het grote belang van het houden van bijen in negatieve zin bevestigd door diefstal. Opnieuw enkele voorbeelden: - In 1775 wordt volgens een proces bij de herberg 'De Koetswagen' (De hongerige wolf) een wagen beladen met ymen gestolen. - Op 29 februari 1860 werden bij Hulter in Ane zijn twee zwaarste korven met bijen gestolen. - Op 28 september 1871 meldt de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant een honingdiefstal in Gramsbergen, maar ook dat de bijen zich effectief kunnen verdedigen: Voor korten tijd is uit den bijenstal van H. Beenen te Ane een korf met honig gestolen en is de geledigde korf weder op zijne plaats gezet. Ook is bij S. Hutten aldaar een korf met honig ontvreemd. Heden nacht zoude het de smid H van Loo misgelden, doch de bijen schijnen zich zoo goed verdedigd te hebben, dat de dief zijn opzet moest laten varen. Vanmorgen lag een bijenkorf met, misschien door het vallen gebroken, honigraat op korten afstand van zijn bijenstal. - In 1874 is er een proces tegen twee broers uit Slagharen wegens diefstal van met honing gevulde bijenkorven uit een bijenstal bij de woning van winkelier Harm Wieten en bijna een maand later bij Johan Heinrich Renker. Soms kan een imker 'oogsten' waar hij niet 'gezaaid' heeft. - Zo bracht de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant op 6 januari 1860 het bericht dat de landbouwer H. Reinink te Anerveen bij het vellen van een eikenboom op 8
31 december in een holte een aantal bijen aantrof met vijftien Nederlandse ponden honing. Het jaar eindigde zoet voor de familie Reinink. Tot ver in de negentiende eeuw maken gemeentelijke verslagen van de landbouw melding van de resultaten van de bijenteelt. Zo vonden we in het voorlopig verslag van de landbouw over 1859 de volgende notitie: Honig is dit jaar zoo overvloedig als naar menschen geheugen geen jaar geweest is. De opbrengst overtreft dus ook die van het bij uitstek gunstige jaar 1857 (Ambt Hardenberg 31 aug. 1859) Helaas was Ambt Hardenberg niet steeds 'overvloeiende van honing', want over 1858 wordt opgemerkt: De honig valt dit jaar zeer tegen. Na den storm van 25 July is over het algemeen zeer weinig gewonnen. De opbrengst zal middelmatig zijn. (28 aug. 1858) De landbouwer en ook de imker diende (en dient) te rekenen met het gemiddelde van vette en magere jaren. In De Vechtstreek van 16 april 1938 werd melding gemaakt van het volgende: in de jaarvergadering van den Nederlandschen Imkersbond is tot algemeen voorzitter gekozen WC. Th. baron van Ittersum alhier. Een bijenstal in Heemse (1783) In de Vierde Zang van haar hofdicht Heemse wijdt Clara Feyoena van Raesfelt-van Sytzama als dichteres enkele regels aan een bijenstal, (vers 353364) Zagtl Deze bijenstal duit hier mijn gangen niet. Die zorgeloos zig waagt valt veeltijds in verdriet. Kende ik de noeste bij, in al haar eigenschappen, Het zij ze honig pompt uit de eelste bloemenzappen; Of 't stof tot wasch formeert; of, in haar wijs beleid, Een waardig voorbeeld toont der aardsche mogendheid; Of meet- en bouwkunst tart, hoe zou haar lof mij wekken!
Wat kunst en wat vernuft zou dat geslacht ontdekken! Maar hier ontbreekt het mij, ook werd die rijke stof Op hooger toon gespeeld, reeds in Augustus
hof. 'k Laat hun bestiering, nut en vruchtbaarheid betogen, Door een begaafder tong, bij meer doordringende oogen. Uiteraard mocht de dichterlijke vermelding van een bijenstal in het hofdicht niet ontbreken. De dichteres presenteert haar gedicht in de vorm van een wandeling door hof, bos en veld en daarbij zal zij menigmaal een bijenstal en bijenkorven hebben kunnen opmerken. Het is echter niet alleen deze Heemser werkelijkheid die het vermelden van een bijenstal motiveert, maar aandacht voor de bijen is ook een vereiste voor het genre hofdicht dat zich traditioneel immers onder andere oriënteert op de Georgica van Publius Vergilius Maro die allerlei landbouwkundige kennis en instructie verpakte in dit leerdicht dat hij schreef op verzoek van Maecenas en dat hij omstreeks dertig voor Chr. voorlas aan Augustus. Naast aandacht voor de akkers, de bomen en het vee besteedde Vergilius een volledig hoofdstuk aan de bijenteelt. Als een klassieke schrijver zoveel aandacht schonk aan de bijen, moest dit toch navolging hebben in Heemse als hofdicht. De dichteres besteedt echter slechts een twaalftal regels aan de bijen. De reden is haar tekort of gebrek aan kennis, waarschijnlijk is zij er ook van jongs af aan niet mee vertrouwd. Zij blijft dus maar op veilige afstand en verwijst de lezer naar haar klassieke voorbeeld waarin door een begaafder tong over dit onderwerp werd gesproken. Enkele bijenkorven in de Oudheidkamer In de Oudheidkamer worden enkele bijenkorven bewaard die het vermelden waard zijn. Er is en kleine ronde korf zonder vlieggat. Het is ook niet de bedoeling dat bijen in en uit zouden vliegen, want het is een zogenaamde schepkorf of kieps. Daarmee schepte de imker een zwerm bijen van de plek waar die was neergestreken om vervolgens de bijen een
Een bisschopsmuts nieuw onderkomen aan te bieden: hij was weer een volk rijker. Daarnaast staan er enkele welbekende ronde korven van stro, met vlieggat. Een bijzondere korf is de zogenaamde bisschopsmuts: een ronde korf in een spitse kegelvorm gevlochten van wilgentenen, aan de buitenkant ingesmeerd met koemest, waardoor de korf winden waterdicht werd gemaakt en daarna bedekt met pijpestrootje als extra bescherming tegen weer en wind. De top van de korf is versierd met een klein ornament van stro, de bisschopsmuts. Dit type korf werd vooral in het oosten van ons land veel gemaakt en gebruikt. Volgens imker J. Hans uit Mariënberg is de korf door zijn vader, L. Hans, gemaakt: de zoon herkende in de afwerking zijn vaders hand. De spitse vorm verkleinde de kans op inregenen, maar had wel het bezwaar dat de 9
korf bij werkzaamheden moeilijk op zijn kop gezet kon worden. Een vereniging van bijenhouders De plaatselijke afdeling is aangesloten bij de Nederlandse Bijenhouders Vereniging, die is voortgekomen uit een fusie van verschillende bijenhoudersverenigingen, onder andere van de Vereniging tot Bevordering van de Bijenteelt in Nederland (VBBN) waarvan men hier steeds lid was. Zowel landelijk als plaatselijk loopt het ledenaantal terug. Er is sprake van sterke vergrijzing en weinig aanwas van jonge leden. Toch mag men in Hardenberg en omgeving nog niet echt klagen: met ruim dertig leden is het een bloeiende vereniging. Het is niet bekend wanneer de vereniging precies is opgericht, maar het moet ongeveer honderd jaar geleden zijn geweest. Een van de eerste bestuurders was de heer J. Weitkamp, boer en enige tijd lid van de Tweede Kamer. De imkers hebben gemiddeld vier tot vijf volken, per volk kan dat ongeveer twintig kilo honing opleveren, afhankelijk van de omstandigheden en ook van het vakmanschap van de imker. De honing wordt meestal aan huis verkocht, een enkele keer ook aan handelaren.
De bijenstal van de vereniging 10
De doelstelling van de vereniging is het bevorderen van de bijenteelt, terwijl ook de belangen van de imkers worden behartigd. Erg belangrijk is het maandblad met voorlichtende artikelen over diverse aspecten van het imkeren. Daarnaast brengt het ook imkernieuws uit de gehele wereld. Bovendien is men door het lidmaatschap verzekerd tegen bepaalde risico's. Twee keer per jaar komt men bijeen. Vaak is er dan een gastspreker om een onderwerp in te leiden: bijvoorbeeld koninginneteelt, bedrijfsmethoden en verschillende juridische aspecten waarmee een imker te maken kan krijgen. De vereniging beschikt over een eigen bijenstal en heeft zelf ook een aantal volken. Ondanks alle goede zorgen sterven er elk jaar bijenvolken. Imkers helpen elkaar: mocht een imker door wat voor oorzaak geen bijen meer hebben, dan krijgt die zeker van een ander lid of van de vereniging een volkje om weer op gang te komen. Door voorlichtende activiteiten op scholen en Iandbouwdagen probeert men belangstelling te wekken voor het houden van bijen. Soms slaat de vonk over, maar eigenlijk nog te weinig.
Het 'houden van' bijen Over het leven van onze bijen en het houden van bijen is veel te vertellen. De laatste jaren is het bijenhouden vooral een hobby. Dat was wel eens anders, want in de achttiende eeuw en ook daarvoor was honing het enige zoetmiddel. Het economisch nut van de bijen was in die tijd veel groter dan nu.
J. Hans De dracht, zeg maar de bloemen waaruit de bijen de honing halen, was in die tijd heel anders dan nu. Vroeger was in onze omgeving de heidedracht de belangrijkste. Tegenwoordig zijn bomen als wilg en linde belangrijke drachtbronnen en ook in de tuinen en parken in de dorpen en steden is er voor de bijen heel wat te halen. Veel imkers reizen nog met hun bijen naar drachtgebieden. Zij bezoeken boomgaarden van fruittelers en koolzaadvelden in het noorden van Nederland. Al deze bloemen bloeien in het voorjaar of in de zomer. In de herfst gaan er nog wel imkers
naar de heide, maar de heidedracht is veel minder belangrijk dan vroeger. Al deze veranderingen hebben er voor gezorgd dat de imkers een heel andere bedrijfsmethode hebben dan vroeger. Tegenwoordig is het van belang dat de imkers in het voorjaar grote volken hebben voor de vroege dracht en dat de bijen zo laat mogelijk zwermen om zo lang mogelijk van de voorjaarsdracht te profiteren. Na de voorjaarsdracht worden er jonge koninginnen geteeld om deze aan de leg te krijgen, voordat de zomerdracht begint. Vroeger liet men de bijen eerder zwermen om zoveel mogelijk volken te hebben voor de heidedracht. Sommige imkers zeggen dat het bijenseizoen in het voorjaar begint. Voor anderen, onder wie ikzelf, begint het jaar met het inwinteren in september. Een goed ingewinterd volk maakt een betere kans de winter door te komen. Genoeg voer voor de periode van oktober tot mei is van groot belang. De imker moet zorgen dat er in het volk 14 a 15 kg voer zit om te voorkomen dat het volk in het voorjaar verhongert. Vanaf oktober begint voor het bijenvolk de winter. Dan bestaat het volk uit de koningin en vele werksters. Het hele volk zit aan de tros. De ronde vorm van die tros zorgt er voor dat er zo weinig mogelijk warmte verloren gaat. De buitenste bijen zitten tegen het voer aan en nemen suiker op. Ze gaan langzaam weer naar het midden van de tros en zo komen de binnenste bijen aan de buitenkant om suiker op te nemen. Doordat suiker een hoge verbrandingswaarde heeft, is het voor de bijen mogelijk elkaar warm te houden.
Imkeren in de boomgaard 11
De bijen verontreinigen hun eigen huis niet. Daarom zijn ze blij dat het in het voorjaar weer mooi weer wordt. Ze kunnen dan massaal even naar buiten om hun behoefte te doen. Als dan de sneeuwklokjes en de krokussen bloeien, halen ze al het eerste stuifmeel. Haalt een volk stuifmeel, dan is het in goede gezondheid. Als er stuifmeel wordt gehaald, is de koningin begonnen met het leggen van de eerste eitjes en de eerste jonge bijen zijn uitgelopen. Dat moet ook wel, want de oude bijen gaan in het voorjaar allemaal dood en dan moeten er voldoende jonge bijen zijn om het volk in stand te houden. Een bijenvolk kan heel explosief groeien. Tegen het einde van het voorjaar kunnen er in het volk wel meer dan vijftigduizend bijen zijn. Dan begint de koningin met het leggen van eitjes waaruit de darren worden geboren. Dat is een teken dat er binnenkort ook jonge koninginnen worden geboren en is het volk toe aan het zwermen. Zeg maar de natuurlijke vorm van voortplanten. Voor de jonge koninginnen maakt het volk speciale moerdoppen, ze hangen aan de raat en de larven krijgen speciaal koninginnegelei te eten. Dat maakt uit of de larve een werkster wordt of een koningin. Als de koninginnecel wordt gesloten en de larve verandert in een pop, is het volk zover dat het kan gaan zwermen. De oude koningin zwermt en de helft van het volk gaat met haar mee. Zij beginnen een nieuw volk. In het oude volk wordt na enige tijd de jonge koningin geboren en na een week zal ze door een aantal darren worden
Voor de beschermende tabaksrook 12
bevrucht. Ze is dan zover dat ze zelf eitjes legt en zo is het voortbestaan van het volk verzekerd. Meestal worden er meer koninginnen geboren die ook kunnen zwermen en zo wordt het volk steeds kleiner. Na de zomer, als het volk weer is gegroeid, worden de nog aanwezige darren naar buiten gestuurd. Zij hebben hun plicht gedaan en ze zijn niet langer welkom. In de komende winter is er voor hen geen plaats in het bijenvolk. Het einde van het bijenseizoen is aangebroken en het nieuwe begint weer met het inwinteren. Eeuwenlang hebben imkers van de eigenschappen van de bijen gebruik gemaakt. Ze selecteerden de volken die vroeg zwermden en die daardoor een zomer lang konden groeien, zodat ze in de herfst groot genoeg waren om te zorgen voor een goede opbrengst van heidehoning. De imkers hielden hun bijen in korven. De eerste korven, de bisschopsmutsen, werden gemaakt van wilgentenen bestreken met koemest en met buntgras bekleed. Het was een warme en waterdichte bijenwoning. Later werden er ook korven gevlochten van roggestro. Die zie je nu nog wel eens. Door de korf werden wilgentakjes gestoken om te voorkomen dat de raten door hun eigen gewicht uit de korf zouden vallen De raten zaten dus helemaal vast in de korf en de imker kon ze er dus niet even uithalen om te controleren. Maar de korf imker kon veel aan zijn volken opmerken. Werd er aan de onderkant van de raten niet meer gebouwd, dan gingen de bijen gauw zwermen. Als de zwerm afkwam, werd ze geschept en opgezet in een nieuwe korf. De eerste zwerm, dus de zwerm met de oude koningin, werd de voorzwerm genoemd. Dat waren grote zwermen die hun nut nog wel konden bewijzen. In de oude korf kwam een jonge koningin aan de leg die zorgde voor het voortbestaan van het oude volk. Na de heidedracht werden de zwaarste volken gebruikt voor de honingoogst. Omdat de raten vast in de korf zaten, kon de imker niet anders dan de bijen doden en daarna de raten, die vol
honing zaten, uit de korf snijden. De raten vol honing werden verkocht en waren zodoende een bron van inkomsten. De honing werd uit de raten gehaald in een honingpers. Een grote pers waarin de raten werden platgedrukt en waar zo de honing uit liep. Het moest dan alleen nog gezeefd worden.
Een paar oude korven Hoewel er nog steeds imkers zijn die bijen houden in korven, gebruiken de meeste imkers kasten. Het voordeel is dat je de kasten kunt openen en zodoende de ontwikkeling van een bijenvolk kunt volgen. Als het in maart een mooie dag is en de bijen hebben hun reinigingsvlucht gemaakt, kun je een kijkje in de kast nemen. Je kunt dan zien hoe groot het volk is en of de koningin al aan de leg is. Al voordat de eerste darren uitlopen, heb je al aan de vorm van de darrencellen gezien dat ze eraan komen. Wat later zie je de eerste aanwijzingen van een koninginnecel, door de imker een speeldopje genoemd. Daar legt de oude koningin nog geen eitje in, maar het is een eerste aanzet. Vaak is dat voor de imker te vroeg, omdat hij de bijen nog nodig heeft voor de voorjaarsdracht of voor het bestuiven van fruitbomen. Hij wil dus het zwermen nog wel even uitstellen en daarom kan hij de doppen wegbreken om zodoende het zwermen te vertragen. Maar na de voorjaarsdracht is het dan zover. Hij moet zorgen voor jonge koninginnen, zodat die aan de leg zijn, voordat de zomerdracht begint. De meeste imkers wachten niet de zwerm af, maar maken zelf een zwerm. De zogenaamde kunstzwerm. Hij haalt de oude koningin met voldoende bijen uit het
volk. Zo wordt het zwermen voorkomen en zijn de jonge koninginnen in de oude volken allemaal even oud. Als de jonge koninginnen een week oud zijn, worden ze bevrucht en de imker kan dan na een week of drie controleren of de jonge koningin aan de leg is. Zijn er volken die niet aan de verwachtingen van de imker voldoen, dan kan hij door de losse raampjes makkelijk de koningin uit het volk halen en het verenigen met een ander volk. Is er na een goede dracht voldoende honing, dan kan de imker de honing uit het volk halen door de losse raampjes te slingeren in de honigslinger. Hij kan de lege raampjes weer terug hangen die door de bijen opnieuw worden gebruikt. Het is dus mogelijk om verschillende keren per jaar honing te slingeren. Daardoor is het mogelijk om de honing apart te houden en zo verschillende soorten honing te oogsten. Denk maar aan de potjes fruithoning, lin-dehoning en heidehoning die je op verschillende markten kunt kopen. Het gebruik van kasten en losse raampjes heeft zodoende vele voordelen ten opzichte van het gebruik van korven, hoewel er imkers zijn die nog steeds korven gebruiken. En wees eerlijk, een hele rij korven is toch een prachtig gezicht.Nu over de ontwikkeling van het economisch belang van de bijenteelt. Zo ongeveer honderd jaar geleden was er in het oosten van Nederland kleinschalige landbouw. Voor de bestuiving van gewassen was de bijenteelt dus niet nodig. Er kon wat honing van de boekweit, korenbloemen, linden en kastanjes worden geoogst, maar het belangrijkste was de heidedracht. Een oude imker uit Rheeze vertelde mij eens over de heide. Als hij 's avonds door de heide liep, plakte zijn broek van de heidehoning. Geen wonder dat er na de bloei zoveel honing geoogst kon worden. Het belangrijkste doel van het bijen houden was dus het oogsten van honing als zoetstof. Het ging niet alleen om het eigen gebruik, maar vooral om de inkomsten van de honing. De honing werd aangeleverd op honingmark-
13
ten. In Hardenberg was de honingmarkt bij café Koeslag in Heemse. Door de komst van de suiker was het belangrijkste doel van het bijen houden verdwenen. Je kon immers naar de winkel gaan om suiker en je hoefde geen honing meer te bewaren. Door het verkleinen van de heidegebieden werd de heidedracht ook minder. Eerst werd er steeds meer heidegrond ontgonnen t.b.v de landbouw. Er kwamen aardappelen en granen op het land en op de grond waar de oude imker uit Rheeze liep, zijn nu campings waar voor de bijen weinig te halen is. Lang geleden was het zo dat bijna iedere boer wel een paar bijenvolken had. Na deze veranderingen was het imkeren niet meer noodzakelijk als inkomen en het aantal imkers nam snel af. Ook de bemoeienis van de overheid met de imkerij werd steeds minder. Vroeger viel de imkerij rechtstreeks onder landbouw. Voordelig voor de imker was toen de goedkope suiker. Imkers konden belastingvrije suiker kopen en dat was een heel verschil in de kosten.
De honingtap 14
In Nederland zijn ongeveer 7500 imkers die aangesloten zijn bij een imkervereniging. Natuurlijk zijn er ook veel die dat niet zijn, zodat het aantal imkers misschien 9000 of 10000 zal zijn. De imkervereniging Hardenberg/Gramsbergen heeft ongeveer 35 leden en het gemiddelde aantal bijenvolken per imker ongeveer 5 volken. Als dat te vertalen is naar het landelijke gemiddelde dan is het totale aantal bijenvolken in Nederland ongeveer 50000. Dat is heel wat minder dan de 205501 in 1877. Het doel van het bijen houden veranderde en daarmee ook het bijen houden zelf. De dracht, de bloemen waar de bijen op kunnen vliegen dus, werd verspreid over het hele jaar. De imkers gingen zoeken naar een andere bijenwoning en gingen over op het imkeren in kasten. Door de losse bouw van de kasten kun je makkelijk zien of er in een bijenvolk voldoende honing zit, maar ook of het volk al snel gaat zwermen. Het imkeren werd een hobby en het gedrag van de imker veranderde daardoor ook. Men ging het gedrag van de bijen proberen te beïnvloeden. Voor de vroege dracht en het bestuiven van fruit werd geprobeerd het zwermen vertragen. Dat waren maar kleine kunstjes. Maar toen men eenmaal wist dat alle bijen uit een volk dezelfde eigenschappen hebben als de koningin, het zijn immers allemaal dochters van haar, kon men door goede teelt ook de eigenschappen veranderen. De imkers gingen grote volken inwinteren om in het voorjaar snel veel bijen te hebben. Het was de bijenwereld op zijn kop. Vroeger was het immers net andersom. Het bijen houden heeft voor de imkers geen economisch belang meer. Ook voor de landbouwers in de omgeving zijn de imkers niet van belang, ze hebben geen gewassen die voor bestuiving afhankelijk zijn van bijen. Een aantal imkers uit Hardenberg en Gramsbergen reist al jaren met de bijen naar het fruit in de Betuwe of de polders. Ze krijgen daar van de fruittelers een vergoeding voor, het bestuivingsgeld. Ook zijn er imkers die naar het koolzaad reizen, het koolzaad is een zekere dracht. Je bent bijna altijd verzekerd van een
goede opbrengst. In het najaar zijn er ook imkers die de bijen naar de heide brengen. De heide is een wisselvallige dracht geworden. Soms is de dracht goed, maar door het grote aantal bijenvolken op het relatief kleine stukje Nederlandse heide valt de opbrengst vaak tegen. Een belangrijke bron van inkomsten van weleer is een hobby geworden van een paar imkers.
lawaai maken, dan ging de zwerm sneller zitten. De zwermen werden geschept en in een schone korf opgezet. Het gebeurde natuurlijk wel eens dat er ergens een zwerm zat waarvan het niet zeker was wie de eigenaar was. Er waren allerlei regeltjes om dat te bepalen. Een ervan: een zwerm is van jou als hij niet verder van je stand afzit, dan je met een hand met een aks kunt gooien. Als de honingoogst kwam, werden de zwaar-
Het verhaal van zo'n imker Mijn vader vertelde me dat hij als jongen van 14 jaar bij zijn grootvader in het gras voor de bijenkorven lag. Dat moet in 1932 geweest zijn. Ik weet nog dat aan de Beerzerhaar de oude boerderij stond. Lang geleden is hij afgebrand en er kwam een nieuwe boerderij. Maar achter de oude boerderij stond een hele rij van ongeveer dertig bijenkorven. Mijn vader herinnerde zich dat nog goed. Eind mei, begin juni moest hij 's avonds luisteren of er in de korven al tuters en kwakers waren, dan zouden de volken de volgende dag zwermen. Als het volk zwermde, moesten ze zoveel mogelijk
ste bijenvolken afgezwaveld. De korf werd op een kuiltje in de grond gezet met een zwavellapje erin. Dat werd aangestoken en daardoor gingen de bijen dood en kon de imker met een krom mes de raten uit de korf snijden. De kinderen mochten dan vaak zoveel honing eten als ze lustten. Dat was natuurlijk niet zoveel, want van raathoning kun je niet echt veel op. Toen mijn vader later zelf imker was, stonden zijn bijen bij ons in de groentetuin, vlak aan de Beerzerhaar. Het waren geen korven meer maar kasten. Zelf getimmerd natuurlijk, want kopen was te duur. Als er een zwerm af kwam, moesten wij op de fiets mijn vader ophalen 15
van zijn werk, zodat hij de zwerm kon scheppen. Als de zwerm aan een lage tak hing, was dat makkelijk, maar hij zat ook wel eens heel hoog of op een andere onhandige plaats. Dan was het scheppen een heel karwei. De kasten hadden het voordeel dat er honing geoogst kon worden zonder de bijen te doden. Wij gingen dan vroeg in de ochtend met de slinger en het andere imkergereedschap naar de bijen en er werd naast de kasten geslingerd. Dat moest natuurlijk heel vroeg gebeuren, voordat de bijen begonnen te vliegen. Ik weet nog dat mijn vader samen met een andere imker hun bijen naar Beerze brachten naar de lindebomen. Het werd een enorme opbrengst. De oogst stond in een Keulse pot in de voorraadkast. Daarna gingen we verhuizen naar Mariënberg. De bijen kwamen in Beerze te staan onder een laag afdakje in het bos ongeveer tegenover de Marsdijk. Eigenlijk was dat niet zo mooi. Een imker moet zijn moeren, zoals de koninginnen in het jargon heten, kunnen horen tuten en kwaken. Toen mijn vader overleed, moest er iemand op zijn bijen passen. Mijn broers en ik vonden het gestoken worden niet zo aantrekkelijk, het vooruitzicht aan branderige, dikke ogen trok ons niet zo.
I___________________
Een kieps of zwermkorf 16
Toch kon ik het niet laten en begon vol goede moed aan een imkerloopbaan. De bijen werden opgehaald en achter ons nieuwe huis in Bergentheim gezet. Meteen werden de buren gestoken, maar als er geslingerd werd, kregen ze ieder een potje honing en misschien mede daarom werd er nooit geklaagd. Mijn imkermentor uit Bergentheim kwam met het idee om zachtaardige bijen te telen. Carnica was het toverwoord, het bijenras uit Oostenrijk dat bijna niet wilden steken en zich in het voorjaar enorm snel ontwikkelde. Grote volken vroeg in het voorjaar en geen zwermen dat was het summum. In die tijd verhuisden we naar Mariënberg en vanwege hun zachtaardig karakter konden ze mooi in de achtertuin staan. Nieuwe kasten onder een afdakje, het kon niet beter. Maar de imker wil steeds verder en steeds beter. De onbevruchte koninginnen moesten naar een bevruchtingsstation in Lemmer om het Carnicaras zuiver te houden. Later gingen we zelfs naar een cursus kunstmatige inseminatie voor bijen. Ook dat slijt wel weer, maar nog steeds houden verschillende imkers in Hardenberg en Gramsbergen Carnica's. Nu in 2007, zeg maar meer dan een eeuw nadat mijn vader voor de korven van zijn opa lag, is er veel veranderd. De imkerij is van een noodzakelijke bijverdienste veranderd in een hobby. De bijenkorf heeft plaatsgemaakt voor houten, maar ook kunststof kasten. Het zwermen heeft plaatsgemaakt voor gerichte koninginneteelt. Je kunt het fanatiek doen met alle kunstjes erbij, maar ook op een wat minder bewerkelijke manier die nog veel weg heeft van de werkwijze van de oude imkers. Ieder zijn meug. Maar het staat buiten kijf dat imkeren je dichter bij de natuur brengt. Je zit op de kleine bloemetjes in het voorjaar te wachten, omdat ze zo belangrijk voor je bijen zijn. Je volgt de ontwikkeling van het fruit, want dan moet je op pad. Je kijkt naar de mieren, de hommels en de wespen die direct familie zijn van je bijen en ook zo interessant zijn. Het imkeren is dan wel veranderd, maar het enthousiasme van de imker is er niet minder op geworden.
Bijenpraat en enkele oude recepten Een gesprek met Herman Slatman over het houden van bijen, zijn fascinatie met de natuur, koek en een oud receptenschrift van zijn grootvader
K. Oosterkamp Eigenlijk moet je er van jongs af aan mee vertrouwd zijn. Veel imkers hebben het vak geleerd van grootvader en vader. Natuurlijk moest je er zelf wel voor openstaan, een zekere fascinatie hebben voor en met de natuur en dan kon je heel veel opsteken van de rijke ervaringskennis van de vorige generatie. Het is heel moeilijk om het op latere leeftijd als 'hobby' aan te leren. Het aantal imkers neemt snel af.
Vroeger had bijna elke boer wel een bijenstal, soms met enkele korven, soms met wat meer. Gemiddeld ongeveer acht a tien korven. Steeds ging het om een bijverdienste. Er kwamen wel - vaak joodse - opkopers langs de boerderijen en dan leverde de honing een paar centen op. Het belangrijkste was dat men honing had voor eigen gebruik: voor op tafel en als zoetstof in de keuken. In een tijd waarin men op het platteland in sterke mate zelfvoorzienend was, een niet onbelangrijk aspect. In veel boerenfamilies kwam het voor dat een van de zoons, soms de oudste, ongetrouwd bleef. Als deze, vaak oompien genoemd, bij de getrouwde broer op de boerderij bleef inwonen, had hij de zorg voor de bijen. Hij was de imker die zorg, aandacht en liefde kon besteden aan 'zijn bijen'. De honingraten werden vroeger meestal geperst om de pure honing te krijgen. De mooie blanke honingraten werden wel apart gehouden om zo te eten. Soms zie je in potjes honing nog wel stukken raat meegeleverd. In de tijd van de korf imkerij werd de honing pas geoogst als de korf helemaal gevuld was. Je kon niet eerder de honing in gedeelten oog-
Een moment van kennisoverdracht tussen de oude en de jonge Herman Op termijn kan dit een probleem worden. De bijen zijn noodzakelijk voor de bestuiving. Als dat niet gebeurt, blijft vruchtvorming - grotendeels - achterwege. Fruittelers gaan er niet zelf toe over om bijen te houden, maar hebben contracten met grote(re) imkers. Voor de meeste imkers is het echter liefhebberij die ook nog wat honing oplevert. Bijenkasten op de heide 17
sten. Dat kan wel met kasten: dan kun je de ken voor de echte waskaarsen. Deze kaarsen losse raten eruit halen en slingeren en daarna gaven niet alleen een prachtige geelwarme weer terugzetten voor de volgende oogst. Je vlam, ze verspreidden ook een heerlijk typikunt dan ook de honing per soort oogsten: sche wasgeur. bloesemhoning, lindebloesemhoning, heidehoning, e.d. In een korf kreeg je honing van verSommige imkers maakten zelf hun korven, van schillende drachtplanten door elkaar: bloeroggestro, terwijl stengels van bramenstruiken menhoning met een eigen aroma, al naar werden gespleten om de strobundels aan elkaar gelang de dominantie van de diverse drachtte bevestigen. Het was een werkje voor de planten. wintermaanden en sommigen waren er zo Het werken met kasten had enorme voordelen: bedreven in dat zij ook korven voor anderen je kunt als imker er veel meer mee en in doen. maakten. Als de korven wat beschermd Je kunt raten verwisselen, je kunt meer ruimte stonden opgesteld in een bijenstal, konden ze maken door er een kast op te zetten, je kunt vrij lang mee. In het open veld, onderhevig aan tussentijds honing oogsten, en dergelijke. Een allerlei weersomstandigheden, was een korf korf is een gesloten geheel, ook als imker kom van stro kwetsbaarder. Vaak werd een je daar niet in. Bij het oogsten van de honing heideplag op de korf gelegd om deze enigszins moest het bijenvolk worden gezwaveld. Deze te beschermen. drastische ingreep was niet meer nodig bij het houden van de bijen in de kasten. De laatste decennia worden imkers echter steeds vaker geconfronteerd met allerlei aantastingen en ziektes bij de bijen, veroorzaakt door mijten en parasieten en soms is het zelfs niet helemaal bekend. Oude imkers weten dat dit probleem zich vroeger niet voordeed, althans niet op deze schaal. Sommigen Het is hier een beetje druk vermoeden dat het Vroeger werd er weinig gereisd met de bijen: afzwavelen van een volk misschien een het was niet zo nodig, want de heidevelden preventieve en sanerende werking zou kunnen grensden hier bij wijze van spreken aan de hebben: met de bijen ruimde je ook de achtertuin en het vervoer was uiteraard probleparasieten op en kon een nieuw volk als het matisch. ware met een schone lei, in dit geval een Het economisch nut van de bijen zit momenschone korf, beginnen. De volken waren jong, teel meer in het bevruchten van de fruitbomen: parasietvrij en dus weerbaarder. Ook in de fruittelers willen heel graag die volken hebben imkerij is sprake van voort schrijdend inzicht. en betalen er ook voor. De uitgeperste raten leverden de was. De raten liet men in de felle zon smelten, de lekkende was goot men tot blokken om later te gebrui18
Imkers wijzen er graag op dat de gemiddelde leeftijd van bijenhouders erg hoog is. Dat zou te danken zijn aan een leven dicht bij de
natuur en in harmonie met de natuur. Imkeren is nooit haastwerk, je moet daar rustig de tijd voor nemen, dan blijven de bijen ook rustig. En je moet leren kijken, observeren wat er in en bij de kast gebeurt. Veel gedragingen van de bijen zijn wel beschreven en geanalyseerd, heel veel weten we, maar een imker blijft zich ondanks dat steeds weer verwonderen over het mysterie van het bijenleven. Dat boeit en fascineert, daarop raakt hij niet uitgekeken en steeds weer 'ontdekt' hij weer iets wat hem tot dusver was ontgaan. Veel imkers genieten van deze intieme omgang met de natuur en staan ook open voor het wonder ervan. Menigeen vindt in het omgaan met de bijen een bevestiging van zijn religieuze vermoeden dat er meer is dan wij kunnen bevroeden en beleeft in de stilte van de natuur een mystieke verbondenheid met de Schepper en de schepping. De bijzondere band tussen imker en bijen kreeg heel vroeger bevestiging in het gebruik dat iemand de bijen het overlijden van de imker 'aanzegde': lemen, jullie baas is dood. Bakker Herman Slatman is in de wijde regio bekend geworden door zijn Saksische kruidkoek. Het recept is in de loop der jaren ontwikkeld. Ook de ingrediënten zijn anders geworden, vervangen en aangepast. Eigenlijk was het een kwestie van uitproberen en variëren op het basisrecept tot er een resultaat was gemaakt dat 'de koek van Slatman' zou gaan heten. In de koek wordt veel suiker gebruikt, maar ook honing speelt een zeer belangrijke rol, niet alleen als zoetstof, maar vooral voor de smaak en het aroma. Slatman gebruikte daarvoor eigenlijk geen inlandse honing. Daarvoor had hij te grote hoeveelheden nodig. Veel van de door hem gebruikte honing kwam uit Cuba aangevoerd in metalen vaten van drie honderd kilo: heel zoet en loodzwaar. Een oud receptenschrift In het bezit van Slatman is een klein schrift waarin zijn grootvader, ook Herman, een aantal 'recepten' opschreef om bepaalde problemen in de imkerij het hoofd te bieden. Grootvader Herman was in 1857 in het Duitse Veldhausen geboren en toen hij in 1893 was
getrouwd, begon hij de bakkerij in Ane. Ook hij was imker. Het zijn opmerkelijke notities die hij waarschijnlijk rond de eeuwwisseling (1900) heeft opgeschreven, niet alleen wat betreft het taalgebruik: interpunctie ontbreekt en ook woordgebruik en zinsbouw is soms nog wat afwijkend van het Nederlands, maar vooral vanwege de inhoud. Het zijn eigenlijk allemaal, zeventien stuks, recepten voor middeltjes om het gedrag van de bijen te beïnvloeden. Daarvoor wordt vaak op basis van honing een drankje bereid met kruiden en/of specerijen, waarbij geur en smaak van groot belang zijn. Zo probeert hij onder andere het zwermen enigszins te reguleren en te laten plaats-
Herman Slatman sr. vinden op een voorspelbaar moment door middel van een papje van in mede gekookte rozijnen, het leefklimaat in de korf te zuiveren met de rook van smeulend klaverblad, zwakke en zieke bijen krijgen een 'pepmiddel', een mengsel van honing, witte wijn, kruidnagels en enkele druppels rozemarijnolie. Ook zijn er middeltjes tegen roofbijen, om bijen tijdens het vervoer in de korf rustig te houden en om te voorkomen dat de bijen zullen steken. Volgens de heer W. Top uit Leeuwaren, auteur 19
van Honderd jaar imkerij pasten dit soort middeltjes goed in de tijd dat de omgang met de bijen nog met een zeker mythisch waas was omgeven. Men leefde heel dicht bij de natuur, men nam waar, maar was niet in staat de observaties wetenschappelijk te duiden. Men vermoedde meer dan men eigenlijk wist. In de loop der tijden was er een zekere ervaringskennis opgebouwd die vaak werd doorgegeven. Soms was het effectief, soms hadden de middelen geen enkele werking, d.wz. het kwam weer goed ondanks het middel. De oude imker echter legde het causale verband wel en werd daardoor bevestigd in zijn handelwijze. Ook een zekere natuurmagie was hier niet vreemd aan: het waren bezwerende middeltjes.
De recepten No 1 Gezondheid der Beijen: 2 maal inhjaar en wel in April en September rooken met gedroogde klaverbladen. Onder zetten in een test met vuur tot dat de rook goed om hoog is getrokken dan het zijlgat zo lang klein maken zoodat er maar een bij uit kan en de korf van onderen digt maken dit doende zullen de beijen fris en gezond blijven. Nol Om ligte beijen door de winter te krijgen de zelfde een halfe muskanaat met 2 kruidnagels en met een weinig safferaan dit fijn door elkander steken en dan voor ieder korf een lepel zuivere honing geef die ge denkt dat te ligt is een lepel vol in een zakje, en dan zoo hoog in de korf steken als men kan laat het drie maand zitten en dan weer een nieuwe lepel vol zoo doende zal men geen beijen verliezen. No3 Om bijen wel te laten zwermen zoo neem voor 10 korven een V2 pond rozijnen met zoo veel mëë, dat het kooken kan zonder aanbranden laat het een halfuur kooken geef de zelfde die zwerm zal, des Avonds een lepel vol onder en zij zullen spoedig zwermen wat zij anders kunnen nalaten. No 4 om de Beijen zwermen te laten aanfliegen waar men wil. hier voor moet de korf goed schoon gemaakt worden, dan neem voor ieder korf de helft van een vierde pond hooning met 1 droppel Rozemarijn olie en 1 dru-
Het eerste recept in handschrift
20
pel fermeloen olie dit wel door elkander geroerd en daar de korf van binnen een weing mede bestrijken dan zullen de bijen er niet in gaan maar in fiiegen
Noll om de bijen met open korven te vervoeren neem hier voor heide bloemen stroop en laat in ieder korf Een druppel in vallen Zij zullen de korven niet verlaten.
No 5 Moedelozen beijen die niet fiiegen kunnen Zoo neem voor ieder korf 2 lepels vol hooning met 2 lepels witte wijn met 2 kruidnagels zijn gestoken en dan moet hier nog bij 2 druppels Rozenmarijen olie dit mengsel wel door elkander gemaakt geef hier van des Avonds de beijen een lepel vol op haar lichgaam dan worden de beijen geestig en gaan goed fiiegen als voor henen
No 12 Als uwe Beijen gezwermd hebben om dan alle Broed beijen in 10 minuten tij ds uit de korven te krijgen zoo neem voor ieder korf een lepel vol hooning doe hier in 2 droppels nagelolië doet het in een potje mengh het wel om en doet het des Avonds de beijen op haar lig-haam.
No 6 Zijd gij bevreest dat ander bijen de uwe de hooning zullen ontroven neem hier voor Ossengallen en legze in witte wijn 10 minuten dan laats ze drogen in de zon snij het aan kleine stukjes doe hier van een weinig in de korven in het voorjaar of neem en bestrijk hier mede het zijlgat dan zullen er nooit Rovers aan de korven komen
No 13 om Alle ligte korven in korten tij ds zwaar te krijgen neem voor ieder korf 1 droppel Rozenmarijn olie en een lepel vol hooning doet dit te samen, dan neemd 3 muskanoten en 10 kruidnagels met een weinig Safferaan dit goed vijn gemaakt en met den hooning wel vermengd, doet hier bij 2 kopjes gekookt water Roerd dit goed door elkander geef hier van ieder korf een lepel vol onder in een bakje en zij zullen zwaar worden
No 7 Om de roof beijen te vangen zoo neem een lege korf en bestrijk dezelfde uit het potje van No 4 legh de korf een weinig van de Beijen af daar gaan zij daar met haast in No 8 wild gij uwe beijen heel vroeg laten zwermen geef dan uwe beijen zoo veel Schapemelk als hooning dan zullen uwe beijen vroegtijdig tot zwermen overgaan No 9 om zieke beijen gezond te maken neem voor hun korven met beijen een half pond f ij gen doet ze op een fles mëë laat het een uur kooken laat het koud worden leg dan onder ieder korf een lepel vol en zij zullen gezond worden No 10 Dat u de beijen niet steken neem hier voor galbarkum legtze in water en wast uwe handen en aangezigt mede, dan zullen u geen beijen steken
No 14 Als ander bijen de uwe roven zoo neem voor 10 et zee schuim dit fijn gemaakt of gesneeden en mengh dit wel door in een pot met 8 a 10 hooning dat is genoeg voor 30 a 40 korven No 15 of neemd agel knoppen en legh die in brandewijn dit is ook zeer goed voor het Roven No 16 Als andere beijen de uwe roven om dan die rovers geheel te vernietigen zoo neem voor ieder korf met beijen een goede lepel vol hooning en laat die eerst koken dan een weinig laten verslaan doet hier in 1 lood Bevergeel en wel door elkander gemengd en geef dit des Avonds dan zullen de kwaaddoeners wel oprukken 1 lood bevergeel is genoeg voor 40 korven met beijen
21
No 17 om het rovers dadelijk te beletten zoo neem een half oord witte brandewijn en voor 12 V2 et kruidnagels liefst witte kruidnagels en voor 20 et kanfer dit in een fles laten trekken geefd hier van ieder korf een halve vinger hoed vol in de hooning doet dit savonds dat zal dalijk helpen of neem hier van een weinig in de mond en spuuw het over dag in de korven. Zoo is het roven dadelijk belet maak u dan dalijk uit de voeten of zij vervolgen u De heer Henk Kok uit Veenendaal, kenner van de geschiedenis van de bijenteelt in Nederland, heeft op ons verzoek naar deze recepten gekeken en geholpen ze in een historische context te plaatsen. In het bijenarchief van het Openluchtmuseum van Arnhem bevinden zich enkele teksten die inhoudelijk bijna gelijk zijn aan de recepten van Slatman. Dit zijn de teksten van Klaas Geers uit Wapserveen 1787 en van J.A. van der Windt zonder jaartal. Aan de schrijfwijze van de woorden te oordelen lijkt de laatste jonger dan die van Geers. Deze twee teksten zijn inhoudelijk zo goed als gelijk. De teksten gaan over de typische problemen die zich voordoen in de korfteelt, op eentje na, namelijk het vangen van zwermen in lokkorven. Recept nummer vier komt voor in het boek Imkers-encyclopedie voor Nederland en België 1987 bij het lemma zwermlokker. Dit lemma is geschreven door J.J. Speelziek uit Teuge. Een zwermlokker of
22
Recept 12 in handschrift
lokkorfis een korf die min of meer verscholen in de omgeving van een (veld)bijenstand werd opgesteld of in een boom gehangen. Om de korf voor zwermen aantrekkelijk te maken, werd hij aan de binnenzijde ingesmeerd met in salmiakgeest opgeloste propolis. Ook werden wel andere lokmiddelen toegepast, zoals Salvolaat, dat ook aan drijfvoer werd toegevoegd. De samenstelling van ca. 1 liter Salvolaat is: 330 g salmiakgeest, 650 g wijngeest (90%), 5 g citroenolie, 5 g kruidnagelolie, 5 g marjoleinolie en 5 g muskaatolie (foelie). Een aantal recepten van Slatman betreft vooral het voorkomen van roverij, terwijl de teksten van Van der Windt en Geers meer aandacht besteden aan aan recepten om het zwermen te beïnvloeden.. Misschien dat Slatman iets meer te lijden had van het euvel van roverij.
Nieuwe Leden Bekman M., Sallandsestraat 57, 7772 BT Hardenberg Luisman H., Langewijk 364, 7701 AR Dedemsvaart Hutten E., Broekdijk 61, 7695 TC Bruchterveld Vliet van D., Grasklokje 40, 7772 NP Hardenberg Meijer L., J.C.J. van Speijkstraat 24, 7772 ZC Hardenberg Middag-Koster J.W., W. Hentostraat 1, 7692 AL Mariënberg Hekman L., Radewijkerweg 6, 7797 RG Radewijk Meijerink J., Havezateweg 3, 7798 CC Collendoorn HuzenRosenberg R., De Weverij 2, 7772 PZ Hardenberg Teunis H.D., Wilhelminaplein 17, 7772 AH Hardenberg Meijer H.J., Joh. Clemmestraat 17, 7692 AP Mariënberg Pullen-Smit H.G., Meidoornstraat 45, 7775 BD Lutten Grootoonk R., Gennerdijk 3, 8061 PR Hasselt Spiekman N., Badhuisplein 28, 7772 XC Hardenberg Berghuis J.H., De Bree 4, 7772 KA Hardenberg Endert C.H., Erve Ruitminck 2, 7773 DL Hardenberg Hofsink-Overweg A., Gedempte Haven 53, 7772 VD Hardenberg Nijland G.J., Luggersweg 11, 7798 CN Collendoorn Sickman-Weerts J.C., Dr. Jonkerlaan 1, 7772 CJ Hardenberg Ekkel-de Jage, M., Schoolstraat 28, 7694 AX Kloosterhaar Huyskes M.M., Mesdagstraat 24, 7701 ZT Dedemsvaart
Nieuwe aanwinsten Boeken * Van fam. Barnard: een grote Winkler Prins. * Herinneringsboekje le gemeentelijke veteranendag 27 juni 2008 . * Verwoest Nederland, een tocht langs de puinen (1945). * As nachtwacht bij de schoape, een gedicht van H.van Laar uit 1895. * Gedenkboek 1854-1929, vereniging van Christelijke Onderwijzers en onderwijzeressen * Landbouw en landbouwcrediet 1898-1948, vijftig jaar geschiedenis Coöp. Centrale Boerenleenbank Eindhoven. * Wat zeggen ze er van? Chr..Hist.Unie 9 juli 1908-9 juli 1948 * Op zoek naar onze voorouders, handleiding voor stamboomonderzoek. * Jaarboek van het Centr. Bureau voor Genealogie deel 26, 1972. * Een en ander over wapenkunde of heraldiek, door Ch. Kies, 1935. * Inleiding tot de wapenkunde, J.C.P.W A. Steenkamp. Van mevr. Flapper-Meijer: 1 ijzeren geldkist, 2 kleine kleedjes, diverse stukjes kant, 1 zwarte georgette jurk, 1 zwart stoffen tasje met beugel, 1 zwart stoffen portemonnee, 1 paar witte en 1 paar zwarte handschoentjes, 1 wit katoenen onderjurk met kant, 1 halve onderjurk met kant, 1 wit katoenen haar-cape, 1 wit gordijntje, zwarte onderzetter met wijnkaraf en 3 bijpassende glaasjes, 1 koperen centenbak, 1 kope1
ren molengong, 1 koperen vaasje met handgreep, 1 sigarenplank. Van fam. Dasselaar: 1 kalender 1984 met luchtfoto's Hardenberg. Van A. Hultink, 1 heideborstel, 80 jaar oud. Van J. Sierink: 1 kassa, 1 ingelijste foto v.d. Voorstraat, 2 foto's winkelpand Sierink, 1 zandzeef, 1 doofpot, 1 ketel, 1 gasbrander, 1 oliespuit, 1 maatkan, 1 pook, 1 wetsteen, 2 soldeerijzers, 1 werklamp, 1 gasboiler met douche. Van fam. Veneberg: meetapparatuur voor in het veen. Van fam. Hans: 1 Esso flitsspuit. Van fam. Reinders, 1 petroleumiamp. Van mevr. Meinen: 2 linnen hemden. Van fam. Te Bokkel, een speculum ('eendenbek') voor onderzoek bij rundvee. De spreekbuis jaargangen 1961 tm 1997. Benoeming door B.en W van Stad Hardenberg van Francina Aleida Hermina Boxen tot onderwijzeres aan de bijzondere school voor gewoon lager onderwijs op 3 februari 1910. Folder bij opening Twentse Bank in Hardenberg 1959. Speciale krant t.g.v 600 jaar Hardenberg. Krantenpagina uit het Parool van 2 juni 1962 t.g.v 600 jaar Hardenberg. Lezing van W Veldsink in zaal Koeslag op 17 februari 1962, over Clara Feyoena van Sytzama, dichteres van Heemse. Foto's Kloosterhaar/Sibculo en omgeving, jaren '90, fotograaf Harm Meter. Van dhr. Lennips, een veiligheidsfluit van een stoomketel.
Adreswijzigingen Wilt U bij verhuizing s.v.p, uw adreswijziging doorgeven op ons e-mail adres
[email protected]? Het komt nu nog al eens voor dat dit tijdschrift op een verkeerd adres blijft komen.
De Oorlogsvlag In ons vorige nummer werd in Stephanoten de titel van het boek "De Oorlogsvlag" verkeerd weergegeven. De Oorlogsvlag is het indrukwekkende verhaal van de verzetsstrijder Jan van Weerden, alias Wim van Buren die in 1953 emigreerde naar Canada. Op verzoek heeft hij zijn belevenissen te boek gesteld. Het boek telt maar liefst 408 pagina's over het gewapende verzet, sabotage en spionage in de Tweede Wereldoorlog in de regio Noordoost-Overijssel en Zuid-Drenthe. Met name in Hollandse Veld, De Krim, Beerzerveld en Vroomshoop. Het boek is uitgegeven door boekhandel Heijink in Hardenberg.
In 2009 bestaat de Historische Vereniging Hardenberg e.o. 25 jaar We willen dat met de hele vereniging gaan vieren en alle activiteiten in 2009 zullen zoveel mogelijk in het teken van dit jubileum staan. Het bestuur heeft een jubileumcommissie benoemd bestaande uit de dames Dieky Reefman, Henny Reinders en Erna Mulder en de heren Henk Altena en Koop Drenth. De commissie heeft al een aantal keren vergaderd en heeft al diverse ideeën over het jubileum programma. Daarvoor is echter de hulp nodig van alle werkgroepen van de vereniging om bij hun activiteiten aandacht aan dit jubileum te geven. Daarom is aan alle werkgroepen gevraagd om hun medewerking, waarbij ze zelf met ideeën kunnen komen, maar de commissie zal ook suggesties aandragen. Laten we er met zijn allen een fantastisch jaar van maken.
2
Ken je kunst In het kader van het project "Ken je kunst" van de Gemeente Hardenberg verzorgde onze Werkgroep Genealogie een cursus "Maak je eigen stamboom" voor de groepen 6, 7 en 8 van het basisonderwijs. Tien meisjes en een jongen meldden zich aan voor deze tweedaagse cursus en maakten met veel enthousiasme een begin met het uitzoeken van de eigen familiestamboom. Hopelijk zijn ze daardoor zo gestimuleerd dat ze er verder mee gaan. De werkgroep voorzag hen van een document met suggesties hoe ze hun onderzoek kunnen voortzetten.
Kleppertoer 2008 naar Twente De kleppertoer 2008 verloopt ook in dit tiende jaar weer zeer succesvol. Op maandag 2 juni kon al de 1000ste deelnemer worden verwelkomd in de persoon van de heer Be Wissink uit De Krim. Hij ging mee met de groepsreis 55+. Op maandag 7 juli werd mevrouw D. van Laar-Koers als de 2000ste deelneemster gehuldigd en op 12 augustus kon mevrouw Hennie van Gelderen-Kampman uit Dordrecht als de 3000ste deelneemster worden verwelkomd. Zij is geboren aan de Hessenweg te Heemse, maar woont al het grootste deel van haar leven in Dordrecht. Ze schreef een hartelijke bedankbrief aan de Werkgroep: "Dordrecht 14 augustus 2008. Aan de organisatie van de kleppertoer. Bij deze willen wij jullie hartelijk danken voor het onthaal afgelopen dinsdagavond 12 augustus (de 8e keer voor ons). We waren zeer verrast dat wij eruit gehaald zijn als 3000ste deelnemer, nooit durven dromen. Ook hartelijk dank voor de prachtige cadeaus en de toegezonden foto's. De tocht was geweldig, volgend jaar zijn we er zeker weer bij. We wensen jullie heel veel succes met de laatste reizen die je dit seizoen nog gaan rijden met de chauffeurs die hun vak goed verstaan op de smalle wegen. Een hartelijke groet van Hennie en Wim v. GelderenKampman, Dordrecht." Hartelijk dank voor deze reactie. Het record aantal deelnemers van 2007 zal waarschijnlijk ook dit jaar weer gehaald worden.
Museum/tentoonstellingen Op 19 augustus kwam de Werkgroep Museum weer voor het eerst bij elkaar om de planning voor het seizoen 2008-2009 te bespreken. We zullen dit jaar geen grote wisseltentoonstelling maken, maar meer kleinere exposities en voor kortere tijd.
Kunstdag Op zaterdag 6 september werd op het Wilhelminaplein de jaarlijkse (professionele) kunstmarkt gehouden. Het Museum was de hele dag geopend en veel bezoekers van de markt konden van de gelegenheid gebruik maken om het museum te bekijken. Mevrouw Annie Zijlstra trok veel bekijks met haar demonstraties op het weefgetouw.
Lezingavond De eerste lezingavond van dit seizoen zal worden georganiseerd op 12 november 2008 in Gebouw De Esch aan de Hessenweg 47 te Heemse/Hardenberg. De heer Gerrit Sasbrink uit Dedemsvaart, lid van onze zustervereniging in Dedemsvaart, komt vertellen over "Zonnewijzers en tijd". Al staan we er niet bij stil, de tijd wordt bepaald door de draaiing van onze planeet aarde en haar jaarlijkse beweging rond de zon. De maan is aanleiding geweest om in maanden te rekenen. Om de dag in te delen heeft men reeds eeuwen geleden zonnewijzers bedacht. De eerste zonnewijzers waren reeds ver voor onze jaartelling in de landen rond de Middellandse Zee in gebruik. De geschiedenis van de zonnewijzers en de verschillende soorten van tijdmeting worden door Gerrit toegelicht. Eind februari/begin maart zullen we de jaarvergadering houden. In maart zal de jaarlijkse vrijwilligersavond georganiseerd worden. Over de invulling van de avond voor de voorjaarslezing wordt nog nagedacht. Indien mogelijk zullen we (ook) een modeshow organiseren met kleding uit de collectie Nijenstede.
3
Speciale Ledenaanbieding Via diverse media hebt u kennis kunnen nemen van de uitgave van een monumentenboek waarin alle Gemeentelijke- en Rijksmonumenten in de gemeente Hardenberg worden beschreven met prachtige foto's van het pand vroeger en nu. Het boek is samengesteld door de heren A.P. Pullen en E. Wolbink. De stichting Historische Projecten, die het monumentenboek uitgeeft, heeft voor dit project samenwerking gezocht met alle 5 historische verenigingen en stichtingen in onze gemeente. In de winkel zal het boek vanaf december 2008 te koop zijn voor =€24,95. Bij voorintekening kan men bij de SHP tot 1 juni inschrijven voor =€19,95 De Historische Vereniging Hardenberg e.o. wil haar leden een interessante aanbieding doen: als u lid bent (of als u zich aanmeldt als nieuw lid) kunt u dit prachtige boek voor €15,00 aanschaffen. U kunt zich voor deze speciale ledenprijs inschrijven door onderstaande bon in te sturen naar de Historische Vereniging Hardenberg e.o., Voorstraat 34, 7772 AD Hardenberg of deze in te leveren bij de receptie van dit adres. Ook kunt u zich melden door een e-mail te sturen aan
[email protected] of telefonisch op 0523 265624. Mocht u zich als lid van onze vereniging al bij de Stichting Historische Projecten hebben ingeschreven voor dit boek, dan kunt u dat alsnog kenbaar maken via bovengenoemde mogelijkheden onder vermelding: reeds opgegeven bij SHP U krijgt dan het boek voor de ledenprijs van €15,--
Bon voor inschrijving voor leden van de Historische Vereniging Hardenberg Uitsluitend voor leden of nieuwe leden! Aankruisen wat van toepassing is 1. Ik ben lid en schrijf mij in voor de ledenprijs van €15,—
O
2 . Ik heb mij al ingeschreven bij de SHP en wens die inschrijving om te zetten in een inschrijving voor de ledenprijs van €15,~
O
3. Hierbij geef ik mij op als lid van de Historische Vereniging Hardenberg e.o. voor €15,-- per jaar. Ik ontvang de in 2008 reeds verschenen nummers van Rondom + het boekje "Dauweln met dialect"
O
4. Tevens wil ik het Monumentenboek ontvangen voor €15,--
O
Naam: ..................................................................... Straat: ........................................................ Postcode: .......................................... Plaats: ........................................................................... Bankrekening:..................................................... Girorekening Postbank:.................................
4
Het lijkt erop dat dit soort recepten steeds weer zijn overgeschreven van elkaar dan wel zijn herschreven. Een heel mooi voorbeeld van een oud beïnvloedingsrecept is te vinden bij niemand minder dan Jacob Cats (vader Cats) in zijn Bieboek onder een paragraaf Eene zalve waer mede men de bien geerne in den korf doet woonen: Neemt kamfer, myren en bien kruyd, werd honig in goed weyten bier, dat het dik word, en schaft dan de vier stukken daer in, en besmeerd daer den. Recept 14 en 15 in handschrift Deze vergelijkingen wettigen de veronderstelkorf inwendig mede. ling dat Herman Slatman met zijn receptenOf neemt zoeten land wyn, schrift een bescheiden aandeel had in een of goeden rhynshen wyn, lange traditie, waarbij men op grond van ervavolgens dat gy ringskennis - vaak ook van collega-imkers -het gedrag van bijen probeerde te beïnvloeden. Het veel is echter de vraag of deze kruidenmengsels maken wilt, meé die tamelijk oud is, en ook inderdaad werden toegepast. bie wortel die redelijk zoet is. Waarschijnlijk heeft slechts een beperkt aantal Sommige nemen ook een handvol saly, in de imkers er gebruik van gemaakt en misschien zonnegedroogd, en kleyn gevreven; suyker ook onder het mom van 'baat het niet, het zal tamerinde, lange peper, en andere lieffelyke ook niet schaden'. bloemen; wat gy niet en hebt, kond gy by de In elk geval heeft Herman Slatman zijn recepapothekers halen: stoot dit onder malkandeten indertijd belangrijk genoeg gevonden om ren, en wanneer het koud geworden is, doeet ze in zijn mooiste schoolse handschrift vast te het in een glas of eenen nieuwen pot, zet het in leggen en te bewaren. de zonne en roerd het dikwils om. Daer mede bestrykt den stof van boven in het hoofd, inwendig en uytwendig om het vlieggat. Huidige korf imkers wrijven een nieuw gevlochten korf nog steeds in met een bosje versgeplukt gras om te voorkomen dat de ingeslagen zwerm voortijdig vertrekt.
23
Plat ni-js Met oons dialect-proatie over: 't ar f van oonze jeugd lope wi-j in de voetsporen van Wim Sonneveld. De leden van de warkroep bint namelijk in heur herinnering an de wandel egoane langs 't tuunpad van heur va. le weet wel, met die hoge bomen en die simpele huzen tussen 't gruun, die boerenbloemen en die heg. Goandeweg kwamen d'r van allerlei nostalgische tafereelties in beeld met de kleur van goldbloemen en de geur vanfloxen. Maar wat bint die arven in de loop van de tied enorm van inrichting veraanderd. Wat hef de ruumte rondum de burgerhuzen en de boerderi-jen een gedo anteverwisseling ondergoane. Maar dat arfvan toen... "Wi-j weet nog hoe het was en wussen niet beter dan dat ( t nooit veurbi-j zol goan..."
J. Luisman - de Jonge Rondum de boerderi-je (Henny an 't woord in 't Boalders): Bi-j de boerderi-je stunden de schuren veur verschillende doelen. I-j hadden de heui- en stroschure, de törf- en wagenschure. Ha'j een koetse dan was er een koetshok. In olde boerschoppen stunden de boerderi-jen meestal met 't gat noar de weg. Dat was makkelijker um met de gewassen in het achterhoes te kommen, want dat was de belangriekste ruumte van 't hoes. Doar mussen tenslotte de inkomsten vandoan kommen veur het boerengezin. Op heel wat boerenarven zag ie in de harfst roggemieten stoan. Was in het achterhoes de
Roggemieten 24
balken (zolder boven de deile) vol epakt met de graanoogst en de borg (schure) was vol, dan wörn er mieten ezet. Dat was een heel secuur wark. Onderop kwamen eerst wat takken en old stro en dan kun het mieten begunnen. De voet mus heel stevig ween en doarop wörn al hoe breder in 't ronde emiet en dan schuun de heugte in. De garven wörn met de koppen (de aren) noar binnen evli-jd zodat het zoad dreuge bleef. Zo'n miete mus wind en regen kunnen deurstoan. Een bakhoes of een stokhökkie was onmisbaar op 't arf. In het veurbakhoes was een oven
woar vroeger de roggestoeten veur een hele wekke wörn ebakken. De wasse wörn op ekokt in de fernuuspot en ok wörn de jappel veur de varkens doarin ekokt. De bakken met maal en de tonnen veur de ondermelk stunden er. In het achterbakhoes an weerskanten van een gang huusden de varkens en achter in die gang hadden wat luu het huussie (wc.) met een tunnegie dat iedere wekke leug emaakt mos wörn. Aanderen hadden een huussie ofetimmerd in het veurbakhoes dat op de gierputte was aneslötten of een holten hökkie op 't arf.
't huussie Rondum de boerderi-je stunden allerlei hoge beume zoas eken, pöppel en kastanjen. De lindebeume waren in de bluitied geweldig in trek bi-j de bi-jen die dan zoemend van de nectar snuupten. Op 't arf stund ok de vleerbos (vlierstruik). De kinder wörn wies emaakt dat de bessen giftig waren. Now wordt er jam, limonade, vleerbessenjenever en -wien van emaakt. Van het holt wörn Worstepinnen, fluitles en bloaspiepen esneden. Uut delen van de struke wörn kleurstoffen emaakt: zwart uut de bast, gruun uut de blaa en blauw en poars uut de bessen. Bi-j de vleerbos ko'j het zaandhok vinden. Wit zaand wörn gebroekt veur streien,
vroeger in de kokken, met mooie figuren rond de stule en toafel. Het zaand wörn ok gebroekt um de klompen en de melkbussen te schoeren. Een vleerbos op 't arf wörn vroeger ok eziene as bescharming tegen de bliksem. In 'n hof veur 't hoes hadden de meeste luu wal vruchtbeume zoas appel, paren, proemen en kassen. Olde appelsoorten waren bellefleur, bramly seedling, notarisappel, sterappel, zoete kroon, Groningerkroon en present van Engeland. De luu hadden ok eigen benamingen veur de appel: schoapekoppen, bolsterappel, pannekoekenappel, roggeappelties en zo nog wal meer. Een greep uut bekende paren (peren) rassen bint brederode, conference en gieserwildeman. Dit waren heel olde soorten en de juttepeer kwam zölfs al in de middeleeuwen veur. Köttelparen (kleine peertjes), Scheerseparen ( uut de Scheere) en sukerparen waren gebrukelijke dialectnamen. De doerappels (duurzame appels) wörn noa de pluk in de harfst op de zolder of in de kelder bewaard. Geregeld mussen ze noakekken wörn of er ok angestökken (met rotplekkies) tussen zaten. Met as gevolg da'j nooit een gave appel kregen te etten. Proemen waren d'r ok in volle soorten: eierproemen, reine victoria en dan die lakkere dubbele witten. Ok hier kwamen net as bi-j de appels en paren eigennamen veur: Waterbalgies, heel sappige kleine witte proemen en de affies, kleine blauwe pruumpies. Net as de roggeappelties waren d'r ok roggeaffies die dikker waren en aanders van kleur. Dan ha'j nog de kreken en de kwetsen die niet zo sappig waren. Langs de mure van 't bakhoes leuten de luu nog wel is een wienstok gruien met blauwe of witte droeven. En dan die lakkere donkerrooie sappige meikassen en de zoere morellen. Niet te vergetten de krintebussche (krentebossen) die in 't veurjoar ow verrasten met heur geweldige bloesempracht. Waren de krinten riepe en donkerrood van kleur dan waren de veugelties er meestal eerder bi-j dan wi-j. (Tot zo vere in 't Boalders plat). De bloemen- en gruuntetuun As er ruumte was lag de gruuntetuun meestal veur of noast 't huus. Langs de kaanten ver25
sierd met dahlia's, floxen, vioolties en afrikaanties en langs de mure van 't huus een riege goldbloemen tegen de miegempen (mieren). De moestuun was meestal 't domein van de huusvrouw. Zi-j zorgde dat 't zoad in de grond kwam en dat ze 't roet (onkruud) de baas bleef. De gruunte die verbouwd wörn bestund veural uut sloat, spinazie, wortels, robeten (bieten) en bonen, 't Gaf veul wark en soms waa'j dagen in de bonen. Emmers vol plukken veur de weck of in 't zolt en 's oamds 't hele gezin an de bak um te helpen met punten. Langs 't gaas tierden de sierarfen (laty-rus). Gazons waren d'r nog niet, want elk stukkie grond mos benut wörn. Alles min of meer of erikt met gaas. le hadden dubbeltiesgaas van 1 em deursnee (eurocentsgaas?), kwatties-gaas van 2 em deursnee, grof gaas veur kippe-rennen en harmonicagaas veur de kal verweide. Op een hoekie gros stund de knienenloop en graasden de geiten. Op het geiteweitje stond het kleine geitje bij de grote geit. En veur de bleke mos ok altied een stukkie gros beschikbaar blieven. De varkens hadden een varkenweide of een varkenloop woar ze raak konden vroeten. Ok bezebossen ontbraken niet. Allerlei soorten: zwarten, rooien en witte strengies bezen, kruusbezen, frambozen en eerbezen (aardbeien). Al dat spul kwam in de weckflessen, net as de proemen en de gruunte. 's Winters op nijjoarsvisiten wörn evroagd: Wat wi'j gebruken, geweck, wien of een borrel. En dan zat ie doar bi-j mekare te proemen! Rondum de tuun was meestal een meidoorn- of een ligusterhe-ge. Ok tuughege enuumd, umdat 't wasgoed d'rop elegd wörn um te dreugen, 't Beddegoed ko'j d'r op leggen um te luchten en de kokosmatten um te kloppen. Een wasliende wörn vrogger ok tuugliende enuumd. De börgers uut 'n Hardnbarg hadden vake een volkstuuntie en dat wörn een geurentie of 'n goaren enuumd. De stroatname Lage Gaarden herinnert doar an, want doar lagen de geuren-ties. Ok in 'n es ha'j gruuntetunen. D'r bint verhalen dat het tunnegie achter op de fietse noar 't geurentie ebracht wörn. (Jan, wi-j zult hier niet verder over uutweiden...)
26
Tegenwoordig he'j volkstuunverenigingen, want eigen gruunte verbouwen is in! Arfverharding De weg of het padtie op huus an was meestal van zaand, soms klinkerties of een sintelweggie. (Die sintels ko'j bi-j de melkfabriek halen). Ok grind was wel van toepassing, alles um te veurkommen dat 't in de harfst een grote modderpoel wörn. 's Zoaterdags wörn d'r eharkt, dat was een ongeschreven wet! Veur de zundag mos alles er schier bi-j liggen. Op een paar olde films die in 1958 en 1983 in oonze streken op-eneumen bint, ku'j goed zien hoe in een kwart eeuw tieds de arven veraan-derd bint van rommelig noar modern, met mooie gazons, waterpartijen, terrassies, tegel-padties, dure ofrasteringen en een auto op de oprit of onder de carport. En nou, weer 25 joar later...vul zölf maar in. Verwarking van ofval De mestbulte en 't assegat (veurloper van de composthoop) waren ok niet weg te denken op 't arf. Het is nou ienmoal zo: aj vee hebt, hej mest en a j knienen hebt, he j köttel. Toen d'r nog gien vuilniswagen kwaamp, zorgden de luu zölf veur de verwarking van ofval. Dat was gien probleem. Alles wat braanden wol, kwaamp in 't vuur. Het restofval belaandden in 't assegat: eierdoppen, siepelschellen, klokhuzen, zaagsel, inhold van 't tonnegie en asresten. Zo nou en dan wörn dat over 't laand estreid. 's Winters as 't glad was wörn de asse um 't huus estreid. Kraantepapier wörn gebruukt op de kastplaanken, as verpakkingsmateriaal en as toiletpapier. Op lege flessen stund statiegeld, zölfs op jampotties. Etensresten gung noar de varkens. Zölfs 't ofwaswater, zonder zepe, gung as slobber noar de geiten. Kippen De hoender scharrelden over het hele arf met as gevolg dat ze niet allene in de doarveur bestemde nösten de eier legden, maar ze ok op het arf verstopten. Ze zochten dan vake een plekkie onder 'n krabbelbos of achter 't heui um eier te leggen. Op een goeie dag zag ie dat
'r een klokke met een koppel kuken teveurschien kwam. Zölf zetten ie ok wel een kippe op eier, um de pluimveestapel uut te breiden. Het is gebeurd dat een leraar van de landbouwschoele een kippe had zitten te bruden. Noa drie wekke, nog gien kuken. Toen zee ien van de leerlingen: "Heb ie er eier van oew eigen kippen onder elegd?" " Joa", zee de leraar. "Nou, dan ku'j nog lange wachen, want ie hebt er joa helemoal gien hane bi-j lopen". 's Zomers lagen de kippen op 't warmste van de dag zich te koestern in een kulegie stoefzaand. Of en toe scheukten ze dan wat hen en weer, dat was um stoom of te bloazen of vlooien kwiet te raken. Bi-j wat luu hadden ze pauwen, as die oarig tekeer gungen dan was ter biester weer op komst. 't Melkrikke Een melkrikke was een holten rek woarop de schoon gebuunde melkbussen elegd wörn. Later kwamen ze schone van de fabriek wat veur de boerinne een groot gemak was, Selderie weud vrogger onder 't melkrikke verbouwd, want doar had het an nattigheid gien
gebrek. As de melkbussen eschoerd en of espuuld op 't rikke elegd waren, lekten d'r altied nog water uut. Er weud wat of epulsterd op 't arf! Klompen schoeren, stroatie schrobben, ramen wassen met de ragebolle, allemoal met water uut de welputte, din in september vake een schoonmaakbeurte kreeg. Sommige luu hadden een regenputte of een pompe. De sliepstien zag ie ok op 't arf. Doar kwam ok water an te passé. De schuppen, schoffels en messen van de meimesine wörn d'rop esleppen, want met stomp geriedschop kon de boer niet geworden. 't Iemenschoer Een heel bizunder optrekkie was het iemenschoer. Het bi-jenhokke. Eigenlijk een soort ofdakkie woarin de bi-jenkörven stunden. De imkeri-je was niet allene an boeren veurbeholden, ok 'burgers en butenluu' hadden korven en niet allene veur de liefhebberi-je. De hunnig/honnig wörn verkocht en was maar veur een deel veur eigen gebruuk. Merkwaardig was dat in de oorlog 't antal imkers enorm steeg. Sommigen hadden maar ien enkele
't iemenschoer 27
korf! Wat was 't geval? Een imker kreeg een extra toewiezing veur rooktabak! Spel op 't arf Wie een groot of klein arf rond zien woning rieke was, had gien kind an de kinder. D'r was nog gien sprake van allerlei speultoestellen, loat stoan van een trampoline. Trouwens het dialectwoord trampeln bestund wel. le konden stoan te trampeln van ongeduld. Fantasie was 't teuverwoord: daansen op 'n heuiöpper, een bult takkebossen of een umgevallen boom en van wit zaand en vleerbessen krentestoete bakken! Hutten bouwen in de grond en vutkroepertie was een ideaal spel op een arf met roggemieten, schuren en heuizolders. A'j oe verveelden ko'j altied nog schommeln op een bommel of tolter, die an een geschikte boom bevestigd was, of an een balke in de Schure of op de deile. Verder vermaakten de kinder zich met huussie spöllen op de kipkarre bi-jveurbeeld en heel opwindend was het touwgie springen op't deksel van de gierputte, want dat klunk zo mooi (vertelt Geesje). Jongens deuden messie pingeln, centie gooien, kattepulten en pijl en
28
boog maken. Een padtie van harde zaandgrond liende zich prachtig um met een puntig stukkie of een roestige spieker een hinkepark te tekenen of woordties te schrieven (Schoeltie speulen). Stroatnamen op 't eigen arf D'r is eigenlijk nog veul meer te vertellen over de vergoane glorie van die olde arven van vrogger, maar genog doarover. Wi-j stoat weer met beide bienen in 't heden en dan ku'j ok heel leuke dingen ontdekken. Zo bint er creatieve mensen in oonze streek die een pad of (eigen)weggie op huus an een toepasselijke name geeft. Soms was 't een onverwacht cadeaugie of een humoristische inval. Met toestemming van de eigenaren magge wi-j ze bekend maken. Hier volgt ze: Neutelallee, Luggersweg Collendoorn, Ottenpad, Wetterkoelenweg Collendoorn, Zweerslaan, Stobbenhaarweg Radewijk, Molenpad, Kanaalweg West Brucht, Knollenlaantje, Noord-Oosterweg Radewijk, Reefmandiek, Lindeldijk Radewijk, Hackneylaantje, Hoogenweg, Brinklaan, Hoogenweg.
Inleiding bij 'de jaarkrans over bijen en imkers' van Hendrik van Laar K. Oosterkamp Hendrik van Laar werd geboren op 21 juli oprichters van de Vereniging Oudheidkamer in 1878 op de Pothof te Hardenberg als zoon van Hardenberg. Ook was hij jarenlang vaste Jan Frederik van Laar en Wibbigjen Moeken. medewerker en correspondent van de Centrale Zijn moeder werd vroeg weduwe, zodat Commissie voor onderzoek van het Hendrik al jong moest meehelpen om enig Nederlandse volkseigen, het latere P.J. gezinsinkomen te verwerven. Hij werd schaMeertens-instituut te Amsterdam. Als zodanig penhoeder voor enkele Duitse boeren in de figureerde hij in het eerste deel van Het grensstreek van Itterbeck en om wat extra's te Bureau van J.L Voskuil. Op 21 december verdienen deed hij wat (bijna) iedereen als een 1969 overleed Hendrik van Laar op hoge geoorloofde bijverdienste zag: hij smokkelde leeftijd, hij werd 91 jaar. koffie, tabak en sterke drank. Op slimme wijze bond hij dat onder de buik van schapen die zich ophielden in het midden van de kudde; hij werd nooit betrapt. Hendrik werd later, op 21-jarige leeftijd, timmerman en trouwde met Aaltje de Weerd. Zij gingen wonen in Lutten en stichtten een gezin met zeven kinderen: twee dochters en vijf zonen. Op latere leeftijd zou Hendrik actief zijn als boekverkoper en colporteur voor een uitgeverij in Kampen. Ook in kerk en maatschappij droeg Hendrik verantwoordelijkheid. Zo was hij jaren ouderling in de Christelijk Gereformeerde kerk van Lutten, was hij politiek actief in de ARP, was hij medeoprichter van een Groene Kruisvereniging en van de Algemene Nederlandse Imker s vereniging. Zijn belangstelling voor de (plaatselijke) geschiedenis werd al op jonge leeftijd gewekt toen hij in Collendoorn min of meer toevallig een bijzondere vondst deed: enkele gouden ringen en munten die in Imker Van Laar hij zijn bijen verband gebracht konden worden gebracht Al op jonge leeftijd kende Hendrik van Laar met de havezate van Collendoorn. Het een innerlijke aandrift om indrukken en leverde hem ook nog enig startkapitaal op gedachten op te schrijven, niet alleen in proza, om een bescheiden veestapel te beginnen. maar vooral in dichtvorm. Het waren dingen De belangstelling voor de historie zou hem die hem boeiden in de natuur om zich heen, nooit meer verlaten en in woord en geschrift maar ook reageerde hij dichterlijk op allerlei zou hij zich ermee bezighouden. Hij was een van de
actuele en historische voorvallen, waarbij gebeurtenissen rond het Koninklijk Huis zijn bijzondere aandacht en liefde hadden. Bovendien getuigde hij in veel van zijn gedichten van zijn oprecht en doorleefd christelijk geloof. Veel gedichten werden verspreid gepubliceerd in diverse kranten en tijdschriften, terwijl ze ook zijn uitgegeven als gedichtenbundels: 1924 Heidebloempjes 1928 Poëzie en Proza (gedichten over imkerij en bijen) 1932 Historische en andere gedichten 1958 Onder wijde luchten Onder open Hemel Het zijn vooral zijn natuurgedichten die, ontstegen aan tijd en actualiteit, van blijvende waarde zijn. Hendrik van Laar had weinig scholing genoten, hij was autodidact: veel van zijn kennis had hij zich zelf eigen gemaakt door te lezen, te kijken en te luisteren. Voor onderwerpen over politiek en godsdienst moest hij soms op zijn dichterlijke tenen lopen, maar onderwerpen uit de natuur waren hem vertrouwd. Hij vertoefde graag temidden van de natuur: de heidevelden met hun prachtige flora en fauna, waarbij het vooral de (zijn) bijen waren waarvan het leven hem uitermate boeide en waarvan hij heel veel wist, niet alleen uit eigen waarneming, maar ook uit literatuurstudie. Als imker was hij een gewaardeerd lid van de Vereniging tot bevordering der Bijenteelt in Nederland. In zijn natuurgedichten heeft Van Laar op authentieke wijze zijn liefde en betrokkenheid voor zijn bijen weten te verwoorden. 'De jaarkrans over bijen en imkers' In 1928 verscheen van hem een bundeltje gedichten onder de wel zeer neutrale titel Poëzie en Proza. Gedichten van H. van Laar, derde bundel bij uitgeverij J.D. van Viegen 30
te Amerongen. De omslag wordt gesierd door een pentekening waarop een dopheideplantje met bijenbezoek is te zien. Het voorwoord is geschreven door W.A. van Os. Deze was landelijk bekend bij de imkers: hij was van 1913 tot 1923 secretaris-penningmeester van de VBBN. Van Os roemt Van Laar als eersteklas imker: een compliment door een kenner! Hij beveelt het boekje vooral aan vanwege de didactische (lerende) functie. In een L.S. presenteert H. van Laar in enkele woorden zijn nieuwe bundel en besluit: De Heere geve ook over dit pennevruchtje Zijn zegen. Zonder verdere titel volgen dan de gedichten over de bijen en de imkerij het jaar rond, 'een jaarkrans': één voor elke maand. Elk maandgedicht wordt gevolgd door een prozatekst met extra toelichting. Na deze jaarkrans volgen vijf gedichten over Bijenvijanden: de wasmot, de wesp, de graafwesp, de mees en de specht, terwijl onder het kopje Gedichten, fabels, enz. elf gevarieerde
bijengedichten zijn samengebracht. Enkele advertenties op de omslag moesten ertoe bijdragen om de kosten te drukken. De bijengedichten van deze afdeling zijn nogal specialistisch: ze gaan alleen over bijen en imkeren. De dichter vertelt veel over zijn ervaringen met de imkerij en betrekt daarin ook menigmaal een vergelijking met het verleden. Opmerkelijk is dat hij zich nogal eens kritisch uitlaat over de traditionele imkerij en hij openstaat voor nieuwe inzichten die vanuit studie en wetenschap worden aangereikt. In het decembergedicht komt dit aspect nadrukkelijk aan de orde, waar Van Laar de jonge zoon laat pleiten om nieuwe inzichten in de bijenteelt toe te passen. Het pleidooi spitst zich toe op de kwestie korf of kast. De gedichten vertonen een opmerkelijke variatie in het gebruik van poëtische middelen. De dichter heeft een zekere voorkeur voor strofen van vier regels, maar ook zes-, acht- en tienregelige strofen komen voor. Ook hanteert hij verschillende rijmvormen: gekruist, omarmend, gepaard en zelfs combinaties. Het metrum is meestal jambisch (afwisseling onbeklemtoonde en beklemtoonde lettergreep), terwijl het junigedicht de natuurlijke variant van de trochee laat horen (regelmatige afwisseling beklemtoond en onbeklemtoond). Het augustusgedicht heeft een bijzonder metrum: onbeklemtoond-beklemtoond-onbeklemtoond (amfibrachys).
Over Hendrik van Laar: C. Lina 'Hendrik van Laar' in 'Rondom den Herdenbergh'9/3, 9/4, 10/1, 10/2 en 10/3 'De Mars' vierde jaargang nummer 11 wijdde in het Noordoost-Overijsselnummer van november 1956 in de portrettengalerij van Overijssel een portret aan Hendrik van Laar
Jaarkrans van gedichten over bijen en imkers van Hendrik van Laar (1928) Januari Brengt Januari strenge kou En bloemen op de ruiten, Ook geeft hij dagen zacht en lauw En lokt de bij naar buiten. Verheugd en blijde zweeft het rond En 't kan zich vrij ontlasten, Waarvoor het nergens ruimte vond, in korven noch in kasten. Doch als het dan te ver soms gaat, En ... dit wil wel gebeuren, Dan raakt het zeker in een staat Die diep is te betreuren. Het arme diertje is te teer Om dan zoo ver te zwerven, Verkleumd van koude valt het neer En ... 't moet van honger sterven.
De kennis van deze dichtvormen had Hendrik van Laar opgedaan in gesprekken met de Heemser predikant ds. G. Doekes. Hij had in Van Laar de dichter herkend en maakte hem attent op diverse rijm-, metrum en strofensoorten om daarmee te variëren. Uit het resultaat mag blijken dat ook nu Van Laar een goede en ontvankelijke leerling was die niet alleen kennis verwierf, maar deze ook wist toe te passen.
Dus bijenvriend spreid stroo of kaf Of... zakken voor uw stallen, Daar vliegt het bijtje wel weer af Als 't daar is opgevallen.
Met dank voor aanvullende informatie en foto's aan mevr A.H.G.J. Breukelman-van Laar en J.J. van der Veen-van Laar
Te rustig kan de winterrust Voor 't bijenvolk niet wezen, Want, als de zon hen wakker kust, Zijn velen voor de meezen.
Bedek de korf houd 't vlieggat klein, Vooral bij sneeuw en regen, Omdat er dan veel boefjes zijn Die gaarne inbraak plegen.
Met recht wordt Januari Louwmaand genoemd. Na de winterzonnewende beginnen de dagen langzaam te lengen en is er reeds eenigszins leven merkbaar in de natuur. Men ziet dit reeds voor de ramen in onze steden en dorpen, waar men de eerste voorjaarsbloemen in sierlijke tooi aanschouwt. Daar echter bloemen en bijen bij elkaar behooren, begint er in de bijenstal ook meer leven kenbaar te worden. Komt er dan eens een zonnige dag, zooals Januari geven kan, dan worden de bijen naar buiten gelokt, om zich van de reeds opgehoopte onverteerde stoffen te ontlasten, hetwelk echter van het grootste belang is. Naar wij weten is de bij een fijne juffer, die haar woning niet gaarne verontreinigt: daarom is een reinigingsvlucht zeer gewenscht. Voor het eerst in het nieuwe jaar buiten gekomen zijnde om eens vrij adem te scheppen, gebeurt het maar al te dikwijls, dat zij zich te ver van huis begeven. Niet lettende op de kille lucht, die hun op het naakte lijf valt, worden er zeer velen het slachtoffer van hun ijver. Ze trachten even uit te rusten om weer op adem te komen, doch de aarde heeft dan te veel aantrekkingskracht en onze gevleugelde vriendinnetjes zijn niet in staat zich op te heffen. Bevangen van kou zullen ze den hongerdood moeten sterven. Dus spreid stroo, kaf, matten of zakken voor uw stallen, waarvan ze al spoedig zullen opstijgen om hun makkertjes, die thuis gebleven zijn, in welstand te ontmoeten. Denk ook vooral om de meezen, de schone bonte vogeltjes, die er op uit zijn, kleine larfjes van de schors en de takken der vruchtboomen te pikken. Zoo het houtgewas echter met sneeuw is bedekt en er dus geen voedsel voor de insectenetende meesjes is, komen deze vogeltjes wel eens een bezoek aan de bijenstal brengen en plaatsen zich voor het vlieggat, kloppen even fatsoenlijk aan, waarop de deurwacht even buiten komt kijken. Terstond worden ze ingepikt. Het is zeer aan te bevelen kool, knol- of spurriezaad uit te strooien, het-
welk spoedig wordt opgepeuzeld, en de inbreker keert verzadigd terug. Laat verder uw volken met rust. Februari In Februari sprokkelmaand, Zoo men die placht te noemen, Wordt menigmaal een weg gebaand, Waar langs de bijen zoemen. De sterremuur en hazelaar Begint dan reeds te bloeien, Ook ziet men dan zoo hier en daar Een crocusknopje groeien. De haalsters dragen d'eerste vracht Der stuifmeelpollen binnen, Waarop de moeder bij dan wacht, Nu 't leggen zal beginnen. Wij zien de imker thans verheugt Zich in de handen wrijven. Nu weet hij dat zijn volkje deugt En ... hij kan imker blijven. De eisch, die Januari stelt, Is nog van kracht gebleven. Want ook in Februari geldt: De bijen rust gegeven. Lichtmis, helder en klaar, Is een goed rogge- en honingjaar. Deze spreuk heeft misschien meer dan honderd jaren in de volksmond bestaan. Van overgrootvader op achter-kleinzoon is ze oververteld en is zoodoende alom bekend gebleven. Elke oude imker in Drenthe en Overijsel hechtte daar vroeger geloof aan. Met zeer veel belangstelling werd de 2de Februari afgewacht en nauwkeurig acht gegeven wat die datum met zich bracht. Was de zon achter de wolken. Wat dan? Even een oogenblikje geduld, het zal met den middag beter worden. En ja hoor, nog één troostwoord gesproken, en komt dit uit, dan de moed niet in de schoenen. Indien de zon nog zoo lang schijnt, dat een
32
ruiter zijn paard kan zadelen, dan kan de imme de kost nog halen: dus, kreeg men geen gewin, men bleef toch imker. Men ziet dus, dat men in vroegere jaren, wel acht op de weersgesteldheid gaf, en was men ook zeer bijgeloovig. Februari geeft soms schoone vliegdagen en ook reeds eenige bloesems, waarop de bijen stuifmeel vinden. Men kan bij ons in Overijsel nog niet roemen op allerlei uitheemsche bloembollen, zoodat er de zeer sporadisch voorkomende hazelaarstruiken en de in de tuinen sterre-muurplantjes staan te bloeien, waar de bijen bij gunstig weer stuifmeel vinden. Ook ziet men bij gunstig weer reeds wilgenkatjes aan de twijgen, het wakkere oog van den bijenman ziet reeds de eerste dracht binnen de poorten van zijn bijenhuis dragen. Overigens laat de bijenstal nog geen enkel artikel der wet vallen, die de voorgaande wintermaanden gesteld hebben. Hoewel er in de natuur meer leven merkbaar is en bij zacht weer de mollen hoopen opwerpen, gebeurt het ook dat deze met den bijenstal kennis maken.
Heeft men de korven zoo op den grond staan, dan bestaat er kans, dat de mol de bijen onrustig maakt door om en onder de korf te wroeten, hetwelk zeer nadeelig voor de bijen is. Zorg dus voor goede bodemplanken. Een steenen vloer is ook goed. Maart Maart, ook wel lentemaand genoemd, Wordt meer gehekeld dan geroemd, Toch geeft zij schoone dagen, Dan zingt de leeuwrik en de spreeuw, Hoewel de hagel en de sneeuw Hun wel eens komt verjagen. Bij gunstig weer en zonneschijn Kan er dan iets te halen zijn, Van els en wilgenkatjes. Droogt moeder soms de witte wasch, Haar scherpziend oog bemerkt al ras Veel bruin gekleurde spatjes.
33
De imker zingt een lustig lied, Al heeft zijn vrouwtje thans verdriet, En moet zij 't goed weer spoelen. Hij weet dat dit de kleine bij, Niet deed uit lust tot plagerij, Maar ijver gaat gevoelen. Oplettend slaat hij alles ga, En staart zijn bijen lachend na, Die nu in 't luchtruim spelen, Terwijl de vink op twijg en tak, De spreeuwen boven op het dak, Hun lentedeuntjes kwelen. Het nietig eitje in de raat Is nu veranderd in een vraat, Die immer door blijft eten: Zoodoende wordt in 't magazijn De ruimte groot, de voorraad klein. Dit moet men niet vergeten. Hebt gij een volkje, zwak en arm, Voer het uitsluitend 's avonds warm, Denk om de koude nachten. Het beste is, indien het wil, Tot einde Maart, begin April, Met dit bedrijf te wachten. Naarmate de zon hooger stijgt, begint de natuur zich te ontwikkelen. Reeds ziet men op de geveltoppen de spreeuw klapwiekend staan, haar lentedeuntje snaterend. De leeuwrik stijgt omhoog en kwinkeleert zijn voorjaarslied. Ook kan de vink en de houtduif zich niet langer inhouden, terwijl de wilg, de els, het speenkruid en ook de paardebloem reeds bloeien, zoodat de uitvliegende bijen, na zich nogmaals flink ontlast te hebben, stuifmeel-pollen naar hun woning torsen. Wordt in de omgeving van de bijenstal goed gebleekt of gedroogd, waar juist Maart zich bij uitstek toe leent, dan heeft moeder de vrouw licht kans, dat haar wasch verontreinigd wordt, doordien in deze maand de bijen in grooten getale uitvliegen, evenals in Jan. en Febr. Blijkt bij inspectie dat de volken gebrek hebben, voer dan 's avonds lauwwarme suikerstroop of liever honing. Mors niet, om het z.g. rooven te voorkomen. Daar het broednest zich 34
nu langzamerhand uitbreidt, moet men er op letten, dat er veel voedsel noodig is. Zie niet te veel op weer en wind Zoodra gij U op jacht bevindt, Want de bunsings zwerven in den regen, En sneeuw vertoont U 't wild zijn wegen. Visch, Visscher in het vischgetij, En wees er bij, gelijk de bij. April Men ziet, zoodra April verschijnt, Hoe spoedig dan de roest verdwijnt Van schoppen, ploeg en spaden. Men spit en graaft en ploegt het land, Men egt, men harkt, men poot en plant, Men legt of zaait zijn zaden. De kikvorsch kwaakt in 't groene riet, De kievit legt, ook legt de griet, De kip begint te kloeken, De huisvrouw schrobt en dweilt en plast, Zij wrijft en schuurt en poetst en wascht, Haalt alles uit de hoeken. En onze kleine honingbij Wacht binnenkort een groot karwei, De bloesemknoppen zwellen, Die, vrij van vorst, bij gunstig weer, Bevlogen door een bijenheir Een rijken oogst voorspellen. En nu de bessenstruik reeds bloeit, Zien wij de bijen onvermoeid, Getrouw hun taak vervullen, Zoodat, voor nog de bloeimaand komt, En alles zoemt en snort en bromt, Er vele sterven zullen. Doordien de ijver hen verslindt, Zoolang er zich één bloem bevindt, Die honingsap komt geven, Werkt 't bijenvolkje ongestoord, Zelfs dag en nacht aanhoudend voort, Waardoor zij kort slechts leven. Terwijl het broed zich sterk vermeert, Raakt heel de voorraad opgeteerd.
Wil hier dus wel aan denken: Trekt nu het volkje larven uit, Zoo weet, dat dit voor U beduidt Dat gij het voer moet schenken. In deze maand beginnen de werkzaamheden op het land en in den tuin. Het kleine wild paart of werpt, ook worden de amphibieën wakker. De meeste trekvogels zijn aangekomen of vertrokken en het vogelkoor begint uit volle borst te zingen; zelfs in den nacht hoort men de kikvorschen kwaken, den uil schreeuwen en in de vroegte van den morgen den kievit van zich zelf spreken. Kevers, vlinders en andere insecten zweven rond. De bloesemknoppen zwellen en beginnen open te gaan. Reeds bloeien de kruisbessen, die, rijk aan honingsap, onze bijtjes tot een bezoek uit-noodigen. Met noeste vlijt, en van ijver dronken, tobben ze zich af om de larven van voedsel te voorzien, zoodat ze zich zelf vergeten en door de gril van April worden beet genomen; en een groot aantal, eer de bloeimaand verschijnt, zullen sterven. Nu is voeren de boodschap, ziet tevens of alles in orde is, reinig de bodemplank, opdat er geen wasmotten verstoppertje spelen, daar die zeer veel schade in de bijenwoningen kunnen aanrichten. Onder zacht en lief gezoem Zweeft de bij van bloem tot bloem, Waar \ zich diep terneer moet buigen Om het honingsap te zuigen. Mei Mei legt een sprei Op gaard en wei, Waarop de bij Het bruiloftsfeest kan vieren. Dan hoort ons oor, Een zwellend koor, Het luchtruim door, Naar alle richtings zwieren. Dan ziet ons oog, Zeer hoog en hoog, In 's hemels boog, De kleine bij verdwijnen, Die weldra snel, Gezond en wel,
In d'enge cel, In 't feestkleed zal verschijnen. In wassen nap, Maakt zij een pap Van honingsap En fijne stuifmeelpoeder, Verheugd en blij, Eet baby bij Dit zoet gelei, Het zeer gewenschte voeder. De zwerm trekt uit, Het eerst geluid Der jonge bruid Zal men nu weldra hooren. Reeds tracht d' heraut, In veld en woud, Of kreupelhout, Een rustplaats op te sporen. Is dit geschied, Verzuim dan niet Het uittochtlied Aandachtig te beluisteren. Zie hoe alom, De dichte drom, Tot één kolom Zich zal te samen kluisteren. Dit staat reeds vast, Een korf of kast, Die hun niet past, Wordt in der haast verlaten, Hoe men zich rept, En tromt of klept, Of veegt en schept, 't Zal alles toch niet baten. Vereende kracht, Eendracht maakt macht, Wordt steeds betracht In hun organisch leven. Zoo komt de bij De maatschappij, Ook u en mij, Een nuttig voorbeeld geven. 35
Als een sierlijk kleed van allerlei welriekende bloemen en bloesems tooit de maand Mei veld en woud, boom en plant. De meeste vruchtbomen staan in vollen bloei. Ook de brem, meidoorn, kamperfoelie, okkernoot, geldersche roos, mispel, haagedoorn, paarde kastanje, boerenjasmijn, sering, heggerank en lijsterbes. Ook bloeien tal van wilde planten, o.a. de boterbloem, smeerwortel en ook zilverschoon, kleefkruid en het lelietje der dalen, en (laat ons dit niet voorbij zien), het koolzaad. Hoewel geel het symbool van den haat is en men vreest voor het gele gevaar, is deze plant voor de bijen van groote waarde. Als een lieflijke muziek klinkt ons het blijde gezoem der vroolijke bijen in de oren en ziet men hen vanuit den korf of kast hoog in het luchtruim verdwijnen, totdat ze pijlsnel regelrecht op het vlieggat afkomen, om zich van hun zware vracht te ontlasten. Nu zijn er voldoende grondstoffen om honing en z.g. bijenbrood en spijsbrij te bereiden, zoodat in deze maand in de meeste gevallen de eerste zwerm afkomt. Zulk een bromzwerm, zoo men ze noemt, heeft voor den imker veel waarde. Er wordt wel eens gezegd: 'Een zwerm in Mei, is een kalfje in de wei'. Ook placht men vroeger te zeggen: 'Een bij in Mei, heeft de waarde van een ei'. Wat er nu van waar is? Dit weten wij wel, dat een sterk volk tijdens den bloei der vruchtbomen zich flink kan ontwikkelen. Zorg dus tijdens den bloei flinke, kerngezonde volken te hebben, die in het laatst van Mei zwermen, opdat de nazwermen eind Juni hun woning betrokken hebben. Juni Op een schoonen Juni-morgen Liep ik peinzend heen en weer, Al de dagelijksche zorgen Legde ik een poosje neer. 't Honingbijtje kwam mij tegen, Ijverzuchtig vloog het rond, Zoekende langs heg en wegen Of het ook een bloempje vond.
36
Zachtkens trok de dagvorstinne Al de honingbronnen los, Nu zong impje 't lied der minne En verliet verheugd den tros. Als met parelen overgoten, Prijkte 't jeugdig geurig groen, Aan den tak en spruit ontsproten, Van gaarden, bosch en hofplantsoen. Schoone lofaccoorden ruischten Als de echo door de lucht. Millioenen bijen kruisten Her- en derwaarts in hun vlucht. Na het opengaan der knoppen, Dronk de bij met blij gezoem, Al de reine nectardroppen, Uit de bloesems en de bloem. Blaadjes, stampertjes en draden, Breekt en kwetst het bijtje niet, Met een zware vracht beladen, Zingt het nog een lustig lied. Ernstig ging ik overwegen, Wat dit alles tot mij zei, Welk een schat toch wordt verkregen Door de kleine honingbij. Elk jaargetijde strooit zijn bloemen, En geeft na regen zonneschijn, Noopt de honingbij tot vroolijk zoemen, En dwingt het in de korf te zijn. Doch als Juni is gekomen, Die heel natuur in 't feestkleed tooit, Zweeft 't bijtje gonzend door de boomen, Kust 't bloempje dat er zich ontplooit. De zilveren stem der nachtegalen, En 't zacht gezoem der honingbij, Doet d' asthmalijder adem halen En stappen als een hoflakei. Een mengeling van schoone kleuren, Bepareld met de reine dauw, Verspreiden d' aangenaamste geuren, Op dat het bijtje komen zou.
Maar ach! Helaas hier moet ik klagen, Daar er te weinig bijen zijn Om al de nectar weg te dragen, En 't stuifmeelpoeder, zacht en fijn. Houdt u van jam en vruchtenwijnen, Van meelrijk zaad en heerlijk fruit, De schoonste bloesem zal verkwijnen Als men de bijen binten sluit. Nu de zon in deze maand het hoogste punt bestijgt, neemt het gezang der vogelen af. Na midden Juni wordt het lied der nachtegaal niet meer beluisterd, de koekoek roept nog en de bijen gonzen door de lucht. Nu komt de eene zwerm na de andere af, de imker heeft nu handen vol werk, korven, spijlen, kasten in gereedheid brengen en zwermen scheppen. Wil men de zwerm de nieuwe woning niet zien verlaten, zoo maakt de korf of kast goed schoon, het beste is met venkel of kruizemunt. Hebt u dit niet, dan met eikenloof of doove netels. Wij geven u de overtuiging, dat, wanneer men venkel of kruizemunt neemt, men de zwerm als gezuiverd kan beschouwen. Zorg vooral dat de wasmot geen burgerrecht verkrijgt en geeft een klein zwermpje aan het volk terug. Hebt u een sterk volk dan is er wat van te verwachten. Hoewel de vrucht- of ooftboomen niet meer bloeien, bloeien er tal van honinggevende planten, b.v. melkdistel, wijnstok, erwten, boonen, verschillende klavers en dopheide. Ook begint de boekweit, tevens akkerwinde, penningskruid, rozen en hanepoten enz. Luister of de jonge koninginnen roepen en denk om het zwermen.
Zoo hoort men schreeuwen. Men werpt den klompen van den voet! En loopt alsof men felle leeuwen Of beren op den weg ontmoet. Men zoekt in de oude ijzerrommel, Men snijdt een knuppel in het bosch. En op een zeis of blikken trommel Slaat men er dan geducht op los. Met bijenkap of imen kogel Wordt hoofd en aangezicht bedekt. Uit vrees voor dezen honingvogel, Die als een hagelbui vertrekt. En als een mensch, beroofd van zinnen, Zoo wordt de zwerm dan nagestormd, Totdat men roept: 'Nu zijt gij binnen', Als zij zich tot één lichaam vormt.
Uit de oude doos Is Juni in het land gekomen, Zoo stijgt de zon ten hoogsten top. De schep .....wordt ter hand geno men, Men hoort geratel en geklop. Een zwerm! Een zwerm! 3 7
Ziet hier een prent uit vroeger tijden, Aan de vergetelheid ontrukt, Die waarlijk wel het licht kan lijden, Zooals ze hier is uitgedrukt. Wij schreven hierboven: 'uit de oude doos' en niet ten onrechte, want van ouder tot ouder wist men geen ander middel dan kloppen en trommelen op oude metalen voorwerpen, waardoor de moer het volk niet meer kan regeeren. De bijen verstaan de bevelen niet meer en gaan zitten. Heeft men de zwerm niet zoo gauw opgemerkt en zweeft deze van den stal of het imen schoer af, dan de kap op het hoofd. Alles goed dichtgebonden, de jas uit, de klompen van de voeten, een oude zeis, zicht, koekepan, pan, blikken schaal of een oude trommel en een flinke stok. Daar snelt men heen, zweten, hijgen, zuchten en kloppen, nu en dan eens in een greppel tuimelen, totdat er een boom, struik of russchen pol staat, waar de spionbijen een plaats hebben uitgekeken, waar de zwerm neder zijgt en men het lastige ding in den korf kan scheppen. Ook nu wordt dit recept nog door tal van oude imkers voorgeschreven en door veel jongen nagebootst. Of het een probaat middel is? Juli Is Juli in het land gekomen, Dan wordt de zeis ter hand genomen, Gewet, gestreken en gehaard, En maaiend halm en spriet vergaard. Een sterke arm, bevocht met zweet, Ontneemt het veld een sierlijk kleed, Dat, met verlies der schoone kleuren, Heel spoedig aangenaam zal geuren, Als het na wending en gegooi Veranderd is in ritselend hooi. Het rijpe fruit van struik of takken Vult venters beurs, spekt kweekers zakken, De nijvre huisvrouw legt nu in, En conserveert voor haar gezin, Zet, met veel zorg en overleg, De voorraad voor den winter weg, Perzik, kersen, bessen en frambozen, 38
Plaatst op den disch de blanke rozen, Tot geur en sieraad van 't vertrek, Hoewel het is van kort bestek. De boekweit en de linde bloeien, Waardoor de nectarbronnen vloeien, Zoodat de kleine honingbij, Nu vroolijk, ongestoord en vrij, Terwijl 't een lustig liedje zingt, Uit al die kleine kelkjes drinkt, Om al de raten nu te vullen, Zoodat wij straks weer heerlijk smullen, Want immers: 'honing in de raat', Verdringt het fijnste surrogaat. De roem van onze zuiveren honing Kraait van den vroegsten eeuwenkoning, En zal dit doen, hoe 't ook zal gaan, Zoo lang het bijtje blijft bestaan En er een heidestruikje groeit, Waaraan een nietig bloempje bloeit. Al gaat men alles cultiveer en, Het bijenvolkje komt ons leeren, Dat men geen vruchten oogsten zal, Na afbraak van den bijenstal. Hoewel in deze maand het meeste zwermen is afgeloopen, begint er reeds een afname van het schoone in de natuur. Door de vlijmende zeis wordt menig klaver- en paardebloempje afgesneden en moeten het ook weldra de korenbloemen ontgelden. Gelukkig dat de linde, de vuilboom en vooral de boekweit, sierlijk bloeit, zoodat onze bijen geen nacht of dag rust hebben en zij bij gunstig weer en zonneschijn met alle man in het geweer zijn om de ledige cellen met heerlijke honing te vullen, welke nu verzegeld wordt voor den komende winter. Geen enkel oogenblik gaat nu verloren. Onze vlijtige beestjes hebben hun leven veil om baas imker straks, als de bladeren vallen, van een heerlijke disco te voorzien. Evenzoo moeder de vrouw, die tal van fles-schen en potten heeft gevuld met allerlei aangename spijzen en dranken. De landman is druk in de weer om het hooi in zijn bergen of schuren op te stapelen en de gaardenier om uit zijn fruit een flink winstje te maken; ja, zelfs de venters op de markten en
straten bazuinen de lof van de eerstelingen der vruchten. Wij, imkers, behoeven niets te doen dan acht te geven op onze stallen, waken tegen wasmotten en oorwormen, die het leven onzer bijen moeilijk kunnen maken. Men zorgt de bodemplank steeds schoon te houden, dekt de korven en kasten zoo veel mogelijk af met courantenpapier, waaronder de oorwormen zich verbergen en men ze dus gemakkelijk onschadelijk kan maken door eiken avond de couranten af te nemen, uit te schudden en de inbrekers te pletter te trappen. Dan krijgt men nog een klein nazwermpje, slaat of stort het bij het volk op waar het afgekomen is, dan blijft de werkkracht bestaan. Dit is van zeer groot belang voor den honingoogst, die in Augustus het hoogste punt zal bereiken. Juli brengt de honingbij Aan de grens der bloeiend' hei.
Verschillende natiën treft men daar aan, Germaantjes en Italianen, Die zwak in zich zelven, tot sterkte bekwaam, Den weg tot een kunstgewrocht banen. Die wel door den mensch wordt geroemd en gesmaakt, Bauwkeurig met studie bekeken, Doch hoe ook de kunstenaar vordering maakt, Op dit gebied blijven zij leeken. De honing vergaard uit een teedere bloem, Waarvan nog geen draad wordt gebroken, Geeft waarlijk wel reden, dat immer tot roem, Der kunstige bij wordt gesproken. September Komt nu September in het land, Met al haar goudgeel lover, De zachte, fijngesponnen band, Zweeft dan de velden over.
Augustus Ceasar Augustus: wie kent niet dien man, Dien machtigen Vorst der Romeinen? Zelfs knapen en meisjes, zij spreken er van Bij 't heuglijk kerstfeestverschijnen. De Franken en Saksers en Friezen alhier, Wist hij wel den scepter t' ontrukken, De sterke Germaan en de ruw'Batavier Moest ook voor zijn overmacht bukken. De laatsten, die leefden bij vischvangst en jacht, Gebruikten veel honing en mede, Dat men toentertijd aan de bijenteelt dacht, Ligt waarlijk nu wel in de rede. Augustus: vermeerderaar zegt ons dit woord, Zoo juist ook van pas op de bijen, Daar zij zich dan ver in het eenzame oord Op d' bloeiende heide verspreien. Daar zoemen en brommen en snorren zij rond, Als of zij manoevertje spelen, En vormen tezamen een volkerenbond, Die het grondgebied onderling deelen.
Maakt dan de mist de wereld klein, Men ziet hoe struik en hagen Zeer kunstig ingewikkeld zijn, En grijze sluiers dragen. Breekt de zon dan even door, Alles staat te blinken; Doch het vliegend zangerskoor Laat geen loflied klinken. Appel, pruim en zachte peer, Wordt nu druk bevlogen; Door een knagend wespenheir, Gretig uitgezogen. Het spinnerag, besproeid met dauw, Is ons nu tot een teeken, Dat binnenkort het uur des rouw Voor 't bijtje aan zal breken. Het darrenvonnis wordt geveld, En 't luidt: 'zij moeten sterven', Hun laatste uurtjes zijn geteld Niet een kan gratie werven. Nog vliegt de bij steeds vroolijk rond, Om cel na cel te vullen,
Het weet niet dat een menschenmond, Straks van haar buit zal smullen. De zwavellap ligt reeds gereed, En zal weldra ontbranden, Want vader imker wordt straks wreed En heeft dan beulenhanden. Gezond doch mager krijgt pardon, De vetjes moeten sterven, Wat 't bijenvolk door ijver won, Zal bijenhouder erven. Zoo deed men in den ouden tijd, Doch heden weet men beter, Wilt gij uw bijtjes thans niet kwijt, Bedwelm ze met salpeter. Een flink hoeveelheid suikerstroop Aan zulk een volk gegeven, Is zeer uitstekend en goedkoop, En houdt ze in het leven. De maand September met al haar goudgeel loof, toont ons, dat het leven in de natuur een andere gedaante krijgt, hetwelk echter niet minder schoon kan genoemd worden. Wanneer wij 's morgens b.v. alles om ons heen in een dichte mist gehuld zien en het schijnt of nu alle heggen en struiken gekroond zijn, als met een parelen floers omhangen, terwijl de gouden zon zich een baan breekt door de wolken, ziet men hoe heerlijk alles staat te blinken. Witte draden zweven over veld en weide, die door de struiken vergaderd, in het voorjaar door de vogeltjes worden gezocht om hun nestjes te weven. Thans hoort men geen woud-of veldzanger meer. In groote zwermen vliegen de spreeuwen rond om vlier- en lijsterbes te verorberen, terwijl de wespen het rijpe fruit een bezoek brengen en, hoewel het spreekwoord zegt: 'Het zijn de slechtste vruchten niet waaraan de wespen knagen', heeft toch de gaardenier liever een appel, peer of pruim, die geen kennis gemaakt heeft met de scheikunde van mijnheer of mejuffrouw wesp of orrentje (ook wel orpen genoemd). Hoewel hier en daar de heide nog purpert en de klimop, die zelden meer gezien wordt, 40
bloeit, raakt het honinggewin ten einde. De darren, die niets liever doen 's middags een poosje in het zonnetje spelen, worden nu ter dood veroordeeld, waaraan ze trachten te ontvluchten. Ze komen den korf of kast echter niet binnen, doch vinden een openstaand raam of deur en brengen daar den imker zelf een bezoek, waar echter verval van krachten spoedig een einde aan hun leven maakt. De honingbij daarentegen, zich geen kwaad bewust, meent, nu alles verzegeld is, in het warme broednest de winterrust te kunnen genieten, na een tijd van zwoegen en tobben, maakt de openingen en de wanden der korven dicht en geniet zoo nu en dan een poosje van het schoone najaarsweertje, totdat opeens een schok door haar lichaam gaat, waarop zij, vernemende dat er onraad is, haar tong in een honingcel steekt en zich volzuigt, hetwelk met recht haar galgenmaaltijd mag genoemd worden. Er heeft een groote verandering plaats gehad. Vader imker, hun verzorger, die zoo getrouw de wacht hield, is thans hun beul geworden. Een geopende kuil, waarin een zwavellap smeult, is hun graf en uit is het met al hun zoemen, snorren en brommen. Die niet zwaar genoeg bevonden worden, hebben pardon gekregen en worden zeer zacht en kinderlijk behandeld en krijgen zelfs een heerlijke suikeroplossing tot versterking en instandhouding van hun teedere lichaam. Ook worden er onder de imkers nog gevonden, die minder wreed mogen genoemd worden, die weliswaar even begeerig zijn den honingvoorraad tot hun eigendom te maken, doch die de bijtjes weer van een andere woning en voedsel voorzien, door wat salpeterzuur op een kooltje vuur te gieten, waar boven de korf gehouden wordt, die aan den onderkant voorzien is van een dunne doorschijnende doek of zak, zoodat de bedwelmde bijen er niet door kunnen vallen. Deze komen na een paar minuten weer bij kennis en de bij is weer bij, wordt bij een zwak volkje opgeslagen of gevoerd met dikke suikerstroop. Komen er nog enkele vliegdagen, dan kan zulk een volkje best den winter door komen, hetwelk door ons telken jare gedaan wordt.
October Komt nu de maand October weer, De bloem verflenst, het blad valt neer, Men ziet weer kale boomen, Het najaarsgroen wordt thans gemaaid; Het winterkoren uitgezaaid, De bonte kraaien komen. Wat men gepoot heeft en geplant, Wordt nu vergaard in zak en mand, En vorstvrij opgeborgen. Baas imker ziet zijn volken na, En blijft geregeld, vroeg en spa, Hen vaderlijk verzorgen. Verstrekt aan zwakkelingen voer, En om nu den gevreesden roer In 't voorjaar te voorkomen, Laat hij het honingvat met rust, En wordt, wat bijtjelief graag lust, Thans suikerstroop genomen. Komt er een dag van zonneschijn, Die er nu ook nog kunnen zijn, Zoo om als op Sint-Maarten, Dan sluipen snuffelgraagjes rond, Met lange haren aan hun mond, En zachte, dunne staarten.
Zooals men dit gaat noemen. De laatste bloem in slaap gesust, Geniet den langen winterrust, En 't bijtje staakt het zoemen. De maand October, ook wel wijnmaand genoemd, doet, door haar nachtvorsten en gure winden, de najaarsbloemen, als: asters, herfst-sering, dahlia, enz. verwelken. Het bloempje buigt zijn knopje en ligt verflenst terneder. De afvallende bladeren ritselen ons onder de voet of waaien op hoopen, tusschen struik en wal. De landman en groentenkweeker doen hun best, om alles, wat vóór den winter moet gerooid, gesneden of geplukt worden, binnen te bergen of in te kuilen. De bonte kraaien verschijnen weer op de roggeakkers, om het niet-ondergeëgde zaad weg te pikken. De imker geeft voor Sint-Maarten, ongeveer midden-October, den zwakken volken het laatste voer, dekt korven en kasten goed af, na de bodemplank flink gereinigd te hebben. In sommige streken legt men een laagje wagoldentakjes onder de korven, om den muizen geen gelegenheid te geven een winterverblijf bij de bijtjes te vinden, die alzoo inkwartiering bij een
De opening, voor lucht en licht, Maakt nu de imker bijna dicht, Beschut de bijenhuizen. Een groen, doch stekelig tapijt, Wordt op de bodemplank gespreid, Tot afschrik van de muizen. 't Is afgeloopen met 't gewin, Nu wintert hij zijn volken in,
4 1
ander moeten zoeken. Deze wagoldentakjes, met hun fijne naalden, worden in Gelderland wakels, in Overijsel dam- en in Twente waaghout genoemd; zulk een laagje, met zuiver droog (bij voorkeur wit zand) is een uitstekend middel om de kleine knaagdiertjes buiten te houden, die echter bij vrijen toegang heel wat schade in de bijenwoning kunnen aanrichten. Daar de bijtjes veel hinder hebben van beweging, schokken en stooten, is het zeer gewenscht goede rust te bevorderen. Zorg dus dat geen wind, kip, kat, of wat dan ook, de bijenrust in den winter verstoren. November De maand November, koud en guur, Met somberheid vervuld, Heeft als het ware de natuur In rouwgewaad gehuld. Althans geen vogelenmelodie, Slechts 't krassen van een kraai; Toch is dit waarlijk melodie, Al klinkt het rithme saai. Draagt soms de den, zoo grof als fijn, Een zilvergrijze baard, Dan kan het echt gezellig zijn, Bij 't vuurtje aan den haard. Vooral als dan de meêpot schuimt, Die nu weer wordt gestookt, En telkens door wordt opgeruimd, Zoo lang de massa kookt. Door zuivere wollenstof gezeefd, Na afgekoeld te zijn, Is dit een drank die lessching geeft, En frisscher smaakt dan wijn. Doch nu de meêkruik of de -kan, Behoort tot d'ouden tijd, Is d'hedendaagsche bijenman, Het juist receptje kwijt. Maakt deez' of geen een brouwsel klaar, Dat men als meê ons biedt, Doch zoo die was voor veertig jaar, 42
Is kleur en smaak thans niet. Ik kende een ouden bijenvrind, Die deze kunst verstond, De man nu, was zoo welgezind, Dat hij 't recept mij zond. Aan de vergetelheid ontrukt, Haalde hij het uit een hoek, En vindt men het hier afgedrukt, In dit kleine bijenboek November geeft weinig in den bijenstal te doen. Hoewel de natuur thans somber en triestig genoemd wordt, kunnen er toch nog enkele dagen komen, dat de zon even een opwek-kertje geeft. In de naakte boomen kan men dan de kraaien horen krassen, die ons als het ware 'spaar, spaar, spaar' toeroepen. Daar nu de winter voor de deur staat, is dit waarlijk wel gewenscht, doch er moet eerder gespaard worden, want nu is de tijd voorbij. Onze bijtjes, die den geheelen zomer gespaard en vergaard hebben, of liever omgekeerd, genieten nu rust. Zij kunnen van een goedgevulde spijs-kamer gebruik maken en gaan onbezorgd den winter in. Heeft nu de rijm of rijp de boomen sierlijk getooid, niet minder schoon zijn de dennen, die dan bedekt met rijm, een zilvergrijzen baard schijnen te dragen. Heerlijk nietwaar, als wij het frissche groen, met grijs gemengd, zien! Is dit geen treffend beeld uit het leven? Volop geniet thans de imker, die nu zijn honing heeft geperst en van het overblijfsel heerlijke meede en zuivere was weet te bereiden. In den ouden tijd, toen schrijver dezes nog een jongetje was, werd van het meedemaken nog een druk gebruik gemaakt. Het was dan ook, vooral voor kinderen, een aangenamen en tevens zeer gezonde drank, die nu bijna niet meer gebruikt wordt tengevolge van al die z.g. likeurstokerijen en conservenfabrieken. Toch worden op enkele plaatsen in ons vaderland de meede-bereiders nog aangetroffen, hoewel zeer sporadisch. Ook hier geldt weer het spreekwoord: onbekend maakt onbemind. Om nu dezulken, die gaarne ook eens een teugje meede willen drinken, doch het bereiden niet kennen, even in te lichten, diene het volgende:
Men neemt b.v. ruwe of m.a.w. tweede soort honing: perst die uit door middel van een vruchtenpersje en zet de uitgeperste honing in glazen trommels, of wat dan ook, weg voor tafelgebruik of gebakjes en maakt dan van het overschot de mede. Dit geschiedt door het overschot, laten wij maar zeggen, in een zuiver schoon vat of inmaakpot te doen; giet daarop zuiver gezeefd regenwater, laat het eenige dagen trekken en kookt het dan alles door elkaar in een koperen ketel of geëmailleerde pan of pot op een niet al te veel rokend vuur: schept het schuim telkens af in een emmer met koud water, waardoor de was bovendrijft en het bezinksel zakt; zoodoende krijgt men een flinken wasbodem. Is nu alles goed afgeschept, dan late men de meede zoolang koken tot er een ei of een geschilde aardappel op drijft; zet dan de pan af en zeefde meede door en zuiver wollen doek. Herhaal dit zoo lang, tot alle bezinksel verdwenen is; het beste is twee keer per dag; giet dan de meede in een aarden kruik, die zuiver schoon is gemaakt of in flesschen, doe een linnen lapje over de opening van den hals, opdat het schuim door het gisten naar buiten kan dringen. Heeft de gisting plaats gehad, dan kunnen de flesschen gekurkt worden. Wil men soms de meede iets kruidiger doen smaken, leg er dan een paar kruidnagels, een stukje pijpkaneel, een paar vanille-stokjes, of een weging sali-bladeren in, en men heeft een aangenamen drank, die niet vervalscht, doch zuiver natuur blijft. Om nu aarden kruiken, die in langen tijd niet gebruikt zijn, zuiver schoon te maken, doet men het beste, deze met zwa-vellappen, brandende natuurlijk, te zwavelen. Beter reinigingsmiddel is er niet. Wat geeft ons de kleine bij toch veel, nietwaar? Spijzen en drank en een bij uitstek uitstek geschikt poetsmiddel, n.1. de was, waarover wij straks een klein gedichtje zullen lezen, daar wij nu van November afstappen om December te begroeten. December December, de jongste der maanden, komt aan, Maakt drassige wegen tot keiharde baan, Tooit boomen en struiken in schitterend grijs,
Maakt rimpelend water tot spiegelglad ijs, Spreidt 't reinwitte sneeuwkleed op veld en op wei, En maakt zoowel grooten als kinderen blij. Dan komt oude Sint weer uit Spanje gereên, Zijn knecht, Zwarte Jan, heeft een ketting aan 't been, Haalt 's nachts uit de klompjes het hooi en 't stroo, En geeft aan de kleintjes een prachtig cadeau. De knapen en meisjes en rijpende jeugd, Deelen nu ook in St. Nicolaasvreugd. Zelfs ouden van dagen, met knipmuts en pet, Scheppen vermaak in der kinderen pret. Jan kreeg een boek over 't leven der bij, Met prachtige foto 's, wat was hij nu blij! Nu kon hij genieten bij 't knapperend vuur, Als hij zich verdiepte in bijen-lectuur. Dan sprak hij geen woordje, als men hem iets vroeg. Had Jantje maar bijen, dan had hij genoeg. Al zong er geen vogel in bosch en struweel, Toch werden de bloemen, nu zonder penseel, In velerlei vormen, zeer keurig en net, In villa en hut, op de ruiten gezet. Steeds lezend en peinzend kreeg Jan een gevoel, Alsof hij verkeerde in 't gonzend gewoel. Dat war'lend en dwar'lend het luchtruim doorklieft, Naar 't purperen bloempje, gezocht en geliefd, Dat groeit en dat bloeit, op een stengel van hout, Net nietige blaadjes, de kleinste van 't woud. Dat winden en storm, zelfs cyclonen trotseert, Hoewel door den vlam in één oogwenk verteerd. En nu in den winter met sneeuw is bedekt. Die straks als een traan van haar stengeltjes lekt, Want, als dan de regen weer valt uit de lucht, Krijgt sneeuw diarrhé en het ijs waterzucht. Straalbreking der zon en een kring om de maan, Drijft zwier ders en zwaaiers wel ras van de baan.
De Imker, die nuttig zijn uurtjes besteedt, Maakt nu reeds zijn korven en kasten gereed. En daar nu het heug 'lijk Kerstfeest genaakt, Heeft moeder het deeg voor den koek al gemaakt. Hoe langer dit staat, des te meer het doortrekt, Dank zij aan den kok, die dit 't eerst heeft ontdekt. Een koekje of cake met honing bereid, Verhoogt steeds de vreugde der feestelijkheid. December, wintermaand, geeft zeer schoone gelegenheid om zelf korven en kasten te maken. In de ouderwetsche buurtschappen, waar het gezellig vuurtje op de plaat gestookt wordt, ziet men de imkers zitten met de teenen in de asch, alsof ze in de treurdagen zijn. Op den vloer van kleine keitjes, met een laagje wit zand bestrooid, bevindt zich een bos stroo, eveneens een bos braambessenstruiken en vader imker is druk bezig korven te vlechten, terwijl de zoon in het hoekje van den haard zit te lezen in een boek of tijdschrift over de bijenteelt. De duidelijke penteekenin-gen van kasten trekken zijn aandacht. Hij zegt: 'Waarlijk vader, dit systeem lijkt mij toch doelmatiger en meer winstgevend dan die strookorven, die altijd broeinesten zijn van wasmotten, muizen en ander ongedierte. Als ik in uw plaats stond, zou ik het eens met een kast probeeren. Bevalt het niet, dan is er nog niets verloren. Ik lees hier van raampjes, broed- en honingkamers, koninginne-roosters, darrenvallen, voedertoestellen enz., enz. Zie hier eens een prachtig model, een sieraad in den bijenstal, daar een boogkorf, ook met uitneembare raampjes, waaruit men midden in het gewin, al een proefje kan nemen van den heerlijken honing.
44
Met vacantie in Juli of Augustus, zou het toch gezellig zijn, een boterham met nieuwen honing te eten, vooral als moeder het eerste nieuwe roggebrood gebakken heeft, moesten wij het eens beproeven.' 'Die boeken', zegt vader, 'maken de menschen het hoofd op hol. Wat wist men vroeger van kasten en al zulke nieuwe complimenten; toen had men ook honing, even zoo wel als thans.' 'Ja', zegt Jan, 'dat kan wel zijn, toen had men ook kippen, die het erf op en neer liepen, en ook eieren. Sinds de nieuwe kippenhouderij heeft men veel meer eieren, gezonder dieren en beter soort; waar komt dat dan vandaan? Die kippenhokken kosten toch ook geld? Dat heeft men ook eerst door vereenigingen, tijdschriften en andere lectuur wereldkundig gemaakt. Lazen de imkers maar wat meer boeken over de bijen, dan zou de lust bij velen toenemen en de kasten zouden de plaats van de korven weldra in beslag genomen hebben. De lange winteravonden zijn toch zoo van belang, om zich op dit gebied te ontwikkelen. Ook kan iemand, die een beetje handig is, zelf wel een kast met raampjes maken; kunstraat is niet duur, vereischt niets meer tijd en geeft een veel grooter gewin.' Zoo keuvelend zitten vader imker en zoon bij den haard, terwijl moeder roggebloem neemt, waar ze uitgeperste honing doorwerkt, om na een week of veertien dagen hier een lekkere koek van te kunnen bakken. Men is het reeds jaren gewend middenwinter, met Kerstfeest n.L, koffie met koek te gebruiken van eigen erf; een glaasje meede met een Nieuwjaarskoek. Roggebloem met honing was en is nog het feestmaal in de Nedergraafschap (Duitsland).