Juryrapport Gelderse Prijs voor Ruimtelijke Kwaliteit 2012
Bouwen aan identiteit Zo luidt het thema van deze (al weer vierde) editie van de Gelderse Prijs voor Ruimtelijke Kwaliteit. Een thema dat het uiterste van de jury heeft gevraagd. U zult begrijpen; identiteit is een complex begrip, het laat zich moeilijk duiden – laat staan dat helder is wanneer iemand zegt daaraan bij te dragen, of er aan te ‘bouwen’. Om grip te krijgen op deze gladde aal moest een stevige set aan beoordelingscriteria worden opgesteld. Toen ook nog eens bleek dat de ingezonden plannen qua soort en omvang alle kanten op schoten, wisten we het zeker: dit is jureren voor gevorderden. Het thema komt overigens niet zo maar uit de lucht vallen. Geen onderwerp zo dominant in de politiek, media en wetenschap als ‘identiteit’. Het feit dat sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw een proces van ontzuiling, ontkerkelijking en individualisering is ingezet, maakt dat we op zoek zijn nieuwe culturele ankers en houvast. Tel daarbij de globalisering, de digitalisering en de multiculturele samenleving, en alle sociale zekerheden die we hadden zijn als sneeuw voor de zon verdwenen. Dat werd bevestigd toen prinses Máxima in een toespraak in 2007 zei dat ‘Dé Nederlander’ niet bestond. Er brak een brede maatschappelijke discussie los over de Nederlandse identiteit. Wie zijn wij? Wat bindt ons? Wat is Nederlands? Wanneer ben je Nederlander? Talloze pogingen werden ondernomen, van historische canons tot vlaggen op overheidsgebouwen, om Nederland te definiëren. Wanneer we kijken naar deze prijs, en de Gelderse context, kun je vragen stellen als: Wat is Gelders? Waaruit bestaat die identiteit? Wat maakt een plan regiospecifiek, of zelfs ‘streekeigen’? Bestaat streekeigenheid nog? Waar? Hoe uit zich dat? En hoe bouw je daarop voort? Vanuit welke mentaliteit? En met welke vormentaal? Wat maakt een plan het juiste plan op de juiste plek? Boeiende vragen. Lastige vragen. Toch weerhield het gemeenten, project-ontwikkelaars en ontwerpers niet om in groten getale gehoor te geven aan de oproep van de provincie Gelderland (in mei 2011) om projecten in te sturen die op voorbeeldige wijze omgaan met dit thema – om mee te dingen voor de Gelderse Prijs. De prijs Waar strijden we om? Plat gezegd: om vijfduizend euro. Maar belangrijker en wezenlijker is dat de provincie Gelderland met deze prijs goede en inspirerende voorbeelden van ruimtelijke kwaliteit – en in het bijzonder projecten die een bijdrage leveren aan de ‘identiteit’ van een plek of gebied – onder de aandacht wil brengen bij plannenmakers, besluitvormers en het Gelderse publiek. De provincie wil hiermee de dialoog over ruimtelijke kwaliteit voeren, en blijven voeren. De prijs wordt uitgereikt aan de winnende gemeente en moet besteed worden aan het betreffende project.
1
De genomineerden De oproep leverde maar liefst 50 inzendingen op, rijp en groen. Een provinciale selectiecommissie kreeg in oktober 2011 de taak om deze lijst terug te brengen naar 10 nominaties. Dit zijn stuk voor stuk pareltjes van ruimtelijke kwaliteit. Ik noem ze in alfabetische volgorde, met een kleine kenschets van elk project: • Metaalbuurt in Apeldoorn Herstructurering van een voormalig tuindorp, met behoud van de ruime opzet, en naast aandacht voor architectuur ook aandacht voor de openbare ruimte: een ‘grindreservaat’. • Werk aan ’t Spoel / Molenkade in Culemborg Twee plekken binnen een bredere gebiedsontwikkeling langs de Diefdijk, onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Eén van de plekken is de doorgezaagde bunker van bureau Rietveld. • Loo kwartier in Doetinchem Binnenstedelijke inbreiding, onderdeel van Masterplan de Schil, grenzend aan de oude binnenstad. Een nieuwe stadswijk met onder meer atelierwoningen in moderne architectuur naast schouwburg Amphion. • Centrumplan Lunteren, gemeente Ede Herinrichting van de winkelstraat en aangrenzende openbare ruimten, zoals een opgetild grasplein met muziektent. Op een aantal plekken is nieuwbouw gerealiseerd in klassieke historiserende stijl. • Botterwerf in Elburg Herbestemming van een voormalige scheepswerf in de historische haven. De botterwerf is een leerbedrijf, schakel in een bredere ruimtelijk-toeristische opknapbeurt van de Havenkade.
• Lange Hezelstraat / Hessenberg in Nijmegen Hoogstedelijke compacte inbreiding op de plek waar vroeger de drukkerij van dagblad De Gelderlander stond, gekoppeld aan de herinrichting van de oudste winkelstraat van Nederland. • DRU industriepark in Ulft, gemeente Oude IJsselstreek Herbestemming van de voormalige ijzergieterij bij Ulft. Gefaseerde transformatie van gebouwen, hallen en openbare ruimte, met koppeling naar omliggende natuur. • Tussen de lanen in Doorwerth, gemeente Renkum Campusachtig nieuwbouwproject op de plaats van een gesloopte portiekflatwijk uit de jaren ’60/’70. Een geaccidenteerd terrein met grafheuvels en volwassen bomen en hoogwaardige architectuur. • Landgoed ’t Beloofde Land nabij Klarenbeek, gemeente Voorst Realisatie van een nieuw landgoed met kasteelachtig hoofdgebouw, in het buitengebied van Klarenbeek – onderdeel van een landgoederenzone. Waterberging 2
staat centraal in het plan. • BOS-project in Winterswijk 3 deelprojecten binnen een brede gebiedsaanpak, in de stadsrand van Winterswijk. Revitalisatie van cultuurhistorisch waardevolle objecten langs de Boven Slinge, zoals een strandbad uit 1933.
Beoordelingscriteria En dan het toetsingskader. Hoe stel je criteria op voor deze rijk gevulde mand met appels en peren? Als jury hebben we met het formuleren daarvan bewust gewacht tot de velddagen zelf, na de projecten gezien en ‘gevoeld’ te hebben. De gedachte was dat de criteria vanzelf uit de plannen naar voren zouden komen, wanneer je er voortdurend over zou discussiëren en de projecten continu met elkaar zou vergelijken. Dat werkte. Al snel waren we er van overtuigd dat een plan dat bijdraagt (of denkt bij te dragen) aan de versterking van een bestaande identiteit – of een geheel nieuwe maakt – voort zou moeten komen vanuít die plek en zou moeten ontstaan vanuit een aantoonbaar locatiespecifiek (streekeigen) handelen. Bouwen aan identiteit gaat over mensenwerk. Kortom: we leggen in de beoordeling het accent op de cultuur van het plannen maken, op de totstandkoming. Dat leidde tot de volgende drie criteria: 1. Vindingrijkheid In hoeverre is er gezocht naar ingrediënten (mensen, kennis, grond, materialen) om het basisidee naar een uitvoerbaar plan te brengen? Hoe creatief is omgegaan met de gegeven situatie? Met welk (positief) opportunisme? 2. Toe-eigeningswaarde In hoeverre laat het plan zich adopteren door haar gebruikers? Welke nieuwe betekenissen zijn er voor wie gecreëerd? Hoeveel interpretatievrijheid biedt het plan? Hoe zelfredzaam is het opgeleverde project? 3. Verbeelding In hoeverre komt de gekozen vormentaal voort uit het ontstaanstraject? Hoe gepast en vanzelfsprekend is die taal? En hoe fraai? Welk verhaal wordt verteld, en hoe leesbaar is het?
Bevindingen Met elk een ordner vol informatie van de projecten onder de arm stapten we op 7 en 8 november in een bus om de projecten te bekijken. De twee muisgrijze dagen vroegen het uiterste van ons inlevings-vermogen om de gebruikspotentie van de plannen te doorzien. Bij sommige projecten kregen we uitleg van de betreffende verantwoordelijke. Er is niet alleen aandachtig naar het opgeleverde gekeken, we hebben ook vele mensen (gebruikers) op straat gesproken – nieuwsgierig naar hun mening. De jury was enthousiast over het hoge gemiddelde niveau van de projecten. Na de eerste dag konden we, zoals dat gaat, de eerste hoogvliegers en iets mindere
3
hoogvliegers noemen. Nijmegen hoorde bij de laatste categorie. Hoewel het plan voortkomt uit een degelijke cultuurhistorische analyse (dat tot een fijnmazig, haast middeleeuws, stratenpatroon heeft geleid) komt de intensieve hoogbouw voort uit een killere grondexploitatie-berekening. Desondanks zijn de gebouwen, die meedoen in de Nijmeegse skyline, zorgvuldig gepositioneerd – met behoud van een kapel uit de wederopbouwperiode – en zijn de hoogteverschillen in het gebied met aandacht ontworpen. De hoge dichtheid verhoudt zich echter moeizaam tot het luwe karakter van het gebied. Er gebeurt weinig. Een te beperkt programma, vond de jury, zowel in de openbare ruimte (pleintjes) als in de plinten van de gebouwen. De schaduwrijkheid en de overwegend sobere kleuren maken het plan weinig uitnodigend. Culemborg gooide hogere ogen met ambachtelijk ontworpen plekken, die behalve dat ze het verhaal van de waterlinie op originele wijze vertellen, ook door hun programmering betekenisvol zijn geworden voor hun hedendaagse culturele omgeving. Ook Elburg deed de gezichten van de jury stralen: een plan dat ontstaan is en gedragen wordt door 170 vrijwilligers met een onvoorwaardelijke liefde voor de botter en de bruine vloot. Lunteren deed hier en daar wenkbrauwen fronsen, doordat voor enkele nieuwe gebouwen langs de (solide heringerichte) winkelstraat is gekozen voor een vormentaal die gebaseerd is op klassieke elementen uit de architectuur, wat – in deze Veluwse dorpsstraat – een zekere gemaaktheid opriep. Enkele prachtige oude woonerven met grind, bomen en hek langs diezelfde winkelstraat hadden een grotere rol in de aanpak en beeldkwaliteit kunnen krijgen. De historische studie leek vooral gericht te zijn op het vinden van nieuwe bouwlocaties. Ook de kunstzinnige verwijzing naar een oude beek in de bestrating viel wat uit de toon. De samenwerking met de bevolking was voorbeeldig, maar dat is – zo blijkt – geen garantie voor een passende vanzelfsprekende beeldkwaliteit. We besloten de dag in Doorwerth, bij de nieuwe woonbuurt van Mecanoo architecten. Het was al laat, de avond viel. Enkele woonkamers in de appartementengebouwen waren verlicht, waardoor het boslandschap – waarin de gebouwen zijn gepositioneerd – een mysterieuze sfeer had. Het plan dankt zijn kwaliteit aan de volwassen bomen en het geplooide maaiveld, dat als een groen tapijt functioneert. Hoewel de gebouwen aansprekend en tot in detail zijn doorontworpen, blijft het geheel toch wat afstandelijk. Of, zoals een jurylid het verwoorde: ‘Dit is een mooi plan, maar behoort eerder toe aan de collectie van de ontwerpers, dan aan die van de inwoners van Doorwerth.’ Dag twee. Wederom een bont programma. Van de opgeknapte Apeldoornse metaalbuurt naar het nieuwe landgoed bij Voorst, naar de nieuwe stadswijk het Loo Kwartier in Doetinchem, naar Winterswijk voor het gebiedsgerichte BOS-project en tot slot naar het DRU-industriepark bij Ulft. Toppers: Voorst en Apeldoorn. Voorst vanwege de wijze waarop het verantwoordelijke echtpaar, als ware ‘landschapsentrepreneurs’, hemel en aarde hebben bewogen om hun droom te verwezenlijken. Apeldoorn vanwege de zorgvuldige omgang met de historie van de plek; de bewuste keuzes die daarin gemaakt zijn, en de bezielde behandeling van de openbare ruimte.
4
Het Doetinchemse Loo Kwartier is een modern en kek buurtje geworden en de atelierwoningen voorzien duidelijk in een behoefte. Maar het geheel mist – door de in feite inwisselbare architectuur – specifieke betekenis. Dit kan overal zijn. Waar zijn we? Of maakt dat niet uit? De openbare ruimten rond Amphion houden het midden tussen plein en straat: te breed voor geborgenheid, te smal voor intensief gebruik. Een fantastische binnentuin is niet zichtbaar en beleefbaar vanaf de straat. Omdat de buurt bovendien een summiere relatie aangaat met de binnenstad en de directe omgeving, staat ze wat alleen in de stadsplattegrond. Het BOS-project (Bleekweide, Olliemölle, Strandbad) in Winterswijk omvat een schat aan mooie plekjes langs de beek Boven Slinge, met cultuurhistorische waarden. Het is de gemeente gelukt om een indrukwekkende hoeveelheid belanghebbenden rondom de plannen te verenigen. Toch vindt de jury het gebiedsverhaal – dat de zaak bij elkaar moet houden – onvoldoende zichtbaar gemaakt en niet overtuigend genoeg als antwoord op de dynamiek van de Winterswijkse stadsrandzone. Het kunstwerk dat in de Bleekweide staat, als illustratie van de omgang met een delicate plek als dit, vindt de jury niet sterk tot de verbeelding spreken. Zeer enthousiast was de jury over de S van het BOS-project: het bijzonder fraaie Strandbad, een deelproject dat al behoorlijk af was. Het DRU industriepark, met zijn hoogstedelijke interpretatie van een dorps cultuurcentrum, is een plan geworden dat boven Ulft, Doetinchem en Gelderland uitstijgt. Heeft dit plan Ulft nog nodig? De stoere gebouwen (cadeautjes voor de architect) zijn van binnen prachtig ontworpen, maar de ontwerper van de buitenruimte lijkt – met de toevoeging van vele bloembakken, borders en een overvolle binnentuin – iets te enthousiast het potlood te hebben gehanteerd. ‘Had de naakte leegte van het terrein maar tegen die gebouwen aan laten klotsen!’, riep een jurylid. Op de terugreis vroegen we ons af of een dergelijk plan op deze plek, met dit ambitieuze programma, zichzelf in deze tijd overeind kan houden.
De finalisten Op woensdag 23 november kwamen we als jury weer bij elkaar. We lieten de projecten nogmaals de revue passeren en bespraken ze uitvoerig. In de middag kregen de tien projectvertegenwoordigers een laatste kans om de jury te overtuigen van de kwaliteit van het plan, en de wijze waarop er ‘gebouwd is aan identiteit’. Na beantwoording van de laatste vragen, werden onze voorkeuren bevestigd en kwamen de vier beste kansmakers uit de bus: Culemborg, Elburg, Voorst en Apeldoorn. Apeldoorn viel als eerste, na lang wikken en wegen, af, door twijfel bij de hedendaagse betekenis (en daarmee het onderscheidend vermogen) van het project. Er is een oude identiteit opgepoetst, maar geen aanzet gegeven tot een nieuwe. De nieuwbouw is niet overtuigend ingepast binnen het ruimtelijk schema van het tuindorp, en neemt daarmee in feite een loopje met de gewaardeerde kwaliteiten. Twijfel was er ook bij de vindingrijkheid waarmee de aanbouwen tegen de bestaande woningen zijn gezet. Toen bleven er nog drie over. 1. Werk aan ’t Spoel / Molenkade in Culemborg Een plan dat knap balanceert tussen enerzijds het grote verhaal van de Nieuwe
5
Hollandse Waterlinie – en het toonbaar maken van dat verhaal – en anderzijds slim inspeelt op de maatschappelijke behoeften en vragen uit de directe omgeving. Niet alleen de linie, ook de voormalige inundatievelden zijn met nieuwe functies (waterberging, natuurontwikkeling) ‘geactiveerd’. De twee plekken zijn wel bijzonder verschillend en er mist een samenhang tussen de plekken. De Molenkade (lees: de doorgezaagde bunker) is een prachtige vondst om te verwijzen naar de situatie en omstandigheden van die tijd. Werk aan ’t Spoel (een herbestemde fortificatie/munitieopslag) is een plek bovenop de Lekdijk, dat met commerciële en nietcommerciële functies is verrijkt; dat permanent bewoond wordt, waar een kunstenaar atelier houdt en waar een amfitheater is gerealiseerd – kortom: een wezenlijke zelfredzame plek. De jury vindt het jammer dat de subtiliteit van Werk aan ‘t Spoel wordt overstemd door het spectaculaire beeld van de doorgezaagde bunker. Werk aan ’t Spoel is een ingetogen en bezield vormgegeven plek, met fantastische gestileerde doorkijkjes naar het omliggende landschap. Toch voelt het soms ook erg gelikt en ‘overontworpen’. In hoeverre het gehele gebiedsplan bijdraagt aan de beloofde nuancering van de stadsrand van de Culemborgse uitbreidingswijk Parijsch is niet duidelijk geworden. 2. Botterwerf in Elburg Een plan dat mogelijk werd doordat de voormalige scheepswerf Balk, op het scharnierpunt van Havenkanaal en Oude Haven, vertrok uit Elburg. Tientallen vrijwilligers zagen kans om op deze plek een al bestaande Botterwerf voort te zetten, deze uit te breiden en stevig op de kaart te zetten. De Botterwerf slaat, mede door het leerbedrijf, een waardevolle brug tussen cultuurhistorie, educatie en toerisme. Jonge timmerlieden werken aan de restauratie van de botters en leren het vak. Er is een museum voor toeristen en de botters worden ingezet voor diverse rondvaarten op de randmeren. Het plan draagt bij aan het behoud van de bruine vloot en zorgt dat de historische haven gesierd blijft met deze sfeervolle schepen. De werf zelf is een energieke bedrijvige plek, een vliegwiel voor verdergaande herstructurering en herinrichting van de omgeving. Daarbij moet wel gewaakt worden voor de ‘verpretparking’ van de haven. De jury is kritisch op de ietwat gezochte vormentaal en de keuze voor de gelede voorgevel van de loods, dat een karikaturale collage is van gevels en puntdaken die elders in de haven voorkomen. Aangezien de werf een ruwe operationele werkplaats is, die van binnenuit heringedeeld en ontworpen is, had het ontwerp voor de buitenkant een evenzo ruwe uitstraling mogen hebben – als een sok die je binnenstebuiten keert. ‘Ze hadden gewoon die oude romneyloods moeten integreren in het nieuwe plan’, illustreert een jurylid. 3. Landgoed ’t Beloofde Land in Voorst Een plan dat een wezenlijke aanvulling is op de landgoederenzone tussen Klarenbeek en Voorst. Een tien hectare groot terrein, dat naast rijke natuur, ruimte biedt aan waterberging. Dit is in een rechtlijnig landschapsontwerp gegoten, waarbij gebruik gemaakt is van de aanwezige rabatten. Al met al een uitgesproken waterlandgoed met een waterburcht als prominent hoofdgebouw, waarin een woning en een bed&breakfast opgenomen zijn. Het landgoed is door middel van het uitruilen van grond tot stand gekomen. Echtpaar Rien en Ankie Nieland wilden iets achterlaten, hadden een droom en zochten daar de geschikte mensen en partijen bij. Ondanks weerstand uit verschillende hoeken (monumentencommissie, bezwaarschriften tot aan de Raad van State), hielden ze vol, bleven positief, verwerkten de kritieken, pasten de plannen aan en kwamen
6
uiteindelijk tot uitvoering. Een landschapsarchitect begeleidde het ontwerpproces. Sinds de oplevering hebben ze veel bekijks – zowel van omwonenden, vaklieden als oudlandgoedeigenaren. De jury roemt de bevlogenheid en doortastendheid van het echtpaar: het zijn ware ondernemers die hun omgeving als klant zagen. Minder enthousiast is de jury over de architectuur van de gebouwen – een ensemble dat met voorplein, gracht en brug als een kasteel oogt. Hier heeft de droom een te letterlijke vorm gekregen. De gebouwen – die overigens opgetrokken zijn met klinkers uit de laatste kolengestookte oven in Nederland (Beest) – zijn geen verlengstuk van het planproces. De vormentaal is niet, zoals het plan zelf, ontstaan uit de worsteling met de situatie en de omstandigheden – zij staat daar los van, zij is verzonnen.
Waarom de een wint en de ander niet Tot laat in de middag hebben we gediscussieerd over de uiteindelijke winnaar. De jury was verdeeld. Voorst viel als eerste af. Een plan met een voorbeeldige totstandkoming, maar met gebouwen die verzonnen en gebaseerd zijn op andere gebouwen – het is de vraag of je daarmee een identiteit kunt scheppen die blijft. Bleven Culemborg en Elburg over. Daarover is nog lang gesproken. Culemborg, en dan met name Werk aan ’t Spoel is een bewonderenswaardig plan, een plan dat naast mooie plekken ook een nieuwe sfeer, een nieuw klimaat heeft opgeleverd, waarbinnen mensen zich thuis kunnen gaan voelen en uitgenodigd worden om zich de ruimte toe te eigen; een plan dat de deur openzet voor toekomstige functies en betekenissen. Maar ook een plan dat juist vanuit dit perspectief misschien wel te ver en te zorgvuldig is doorontworpen. Dat gaat ook op voor de Botterwerf in Elburg, dat vanuit betrokkenheid en liefde is ontstaan, maar met de gezochte vormgeving van de nieuwe loods is doorgeschoten. ‘Als dit maar niet overslaat op de omgeving, en de wijze waarop straks invulling wordt gegeven aan de herstructurering van de Havenkade’, sprak een jurylid bezorgd uit. ‘Niet elke bedrijfshal hoeft schuil te gaan achter een decor van bomen of een nieuw rijtje pakhuizen.’ Na een finale overpeinzing sprak de jury uit de hoop te hebben dat dit initiatief niet uitmondt in verdere theatrale bouwwerken in de Elburgse haven. Het plan van de Botterwerf is door het creëren van actuele betekenissen binnen de historische kernwaarden, door het adopteerbare vermogen ervan en door de tomeloze inzet van de vrijwilligers een voorbeeldige bijdrage aan ‘bouwen aan identiteit’, en een versteviging van de verbintenis van mensen op deze plek, zo niet: de ultieme dialoog tussen mens en plek. Het besluit is daar. De jury kiest tot winnaar van de Gelderse Prijs voor Ruimtelijke Kwaliteit 2012: Botterwerf in Elburg
7
Marc Nolden (zelfstandig landschapsarchitect en penvoerder) Sandra Schuit (landschapsarchitect, Zijaanzicht) Jan Terlouw (juryvoorzitter) Hans Venhuizen (cultureel planoloog) Marc Wingens (directeur Gelders Erfgoed)
8