Magazine van het ICT-onderzoek Platform Nederland (IPN) Jaargang 10 / nummer 2 / juni 2013
ICT-onderzoek
De menselijke stofwisseling als informatieproces Het NWO-programma Computational Life Sciences De Kustwacht als testcase TREsPASS: van subsidieaanvraag tot uitvoering In gesprek met vier Vici-winnaars
2
I/O Magazine / juni 2013
Editorial ICT-onderzoek is een enorm breed vakgebied. Hoe breed blijkt wel uit de interviews met vier Vici-winnaars vanaf pagina 8. Ieder van hen heeft zich weten te onderscheiden met een totaal ander onderwerp: beeldherkenning, programmeertalen, patronen vinden in data en taalverwerking. In dit nummer wordt die breedte ook geïllustreerd in het artikel over de Kustwacht als testcase voor een workflow-ondersteuningssysteem op pagina 14, het interview met Marjan Besuijen van ontwikkelingsorganisatie Hivos en in het artikel over de topsector Life Sciences & Health. Ook daaruit blijkt weer dat er nog volop te doen is voor informatica-onderzoekers. Heb je opmerkingen of suggesties voor nieuwe artikelen, mail dan naar
[email protected]. For our international readers we have included summaries in English. Comments and suggestions for future articles, please email them to:
[email protected].
I/O Magazine is een uitgave van het ICT-Onderzoek Platform Nederland (IPN) en wordt vier maal per jaar gratis toegezonden aan ICT-onderzoekers en relaties van het IPN. IPN bestaat uit de informaticaonderzoeksscholen ASCI, IPA en SIKS, de onderzoeksinstituten CWI en NIRICT en de platforms SAFE en ProRISC. IPN wordt ondersteund door NWO Exacte Wetenschappen en de Technologiestichting STW. IPN is een landelijk overlegorgaan met als doel de ICT in Nederland als wetenschappelijke discipline een sterkere positie te geven. IPN wil de Nederlandse ICT-inspanningen coördineren en daarbij fungeren als hét aanspreekpunt voor ICT-onderzoek richting beleidsmakers, politiek, bedrijfsleven en andere maatschappelijke groeperingen. Redactie Frank Karelse, Laura Jansen, Daphne Roelands, Astrid Zuurbier Coördinatie Daphne Roelands, Jennifer Schuytvlot Eindredactie Daphne Riksen
3 De menselijke stofwisseling als informatieproces Onderzoek binnen het NWO-programma Computational Life Sciences 7 In gesprek met… Marjan Besuijen (senior adviseur ICT & Media bij Hivos) 8 Vici geeft vernieuwend onderzoek de ruimte In gesprek met vier Vici-winnaars 11 High tech en human touch in ICT-beveiliging Van subsidieaanvraag tot uitvoering 12 American-Dutch partnership on cyber security An interview with Douglas Maughan of the US Department of Homeland Security
Aan dit nummer werkten mee Leendert van der Ent, Edith van Gameren, Paul Klint, Sonja Knols, Karina Meerman, Bennie Mols, David Redeker en Daphne Riksen Redactieadres Secretariaat IPN, p/a Chemische & Exacte Wetenschappen Postbus 93460, 2509 AL Den Haag Telefoon 070 349 42 15 E-mail
[email protected] Web www.ictonderzoek.net Ontwerp en opmaak Katja Hilberg Ontwerpers Fotografie Peter van Beek, Juul Brouwers, Bureau Lorient Communicatie, Janine Metz, Shutterstock Drukwerk Veenman+
14 De flexibele kracht van Taak Georiënteerd Programmeren De Kustwacht als testcase voor een workflow-ondersteuningssysteem 16 Tem de datatsunami In de topsector Life Sciences & Health 18 Pas gepromoveerd Nick Palmer (VU) 19
Uitgelicht en Column
20
Promoties en Kalender
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek Cluster Chemische en Exacte Wetenschappen
3
I/O Magazine / juni 2013
In het NWO-programma Computational Life Sciences werken biologen samen met chemici, informatici en wiskundigen om nieuwe computationele methoden te ontwikkelen die nodig zijn voor het begrijpen van biologische systemen. Een van de CLS-projecten richt zich op het begrijpen van de menselijke stofwisseling: Hoe maken voedingsstoffen de mens tot wie hij is? Door Bennie Mols
De menselijke stofwisseling als informatieproces
Marcel Reinders: ‘Het belangrijkste resultaat van CLS tot nu toe is dat het programma biologen, informatici en wiskundigen bij elkaar heeft gebracht en dat daar een synergie uit is ontstaan’ Marcel Reinders is lid van de CLS-programmacommissie en hoogleraar bioinformatica aan de TU Delft
Wat ons lichaam doet met de voedingsstoffen die het binnenkrijgt, verschilt van persoon tot persoon. De een komt snel aan, de ander niet. Bij de een verhoogt zout de kans op hart- en vaatziekten flink, bij de ander heeft het nauwelijks invloed. Het ontwikkelen van kwantitatieve modellen die verklaren hoe dat komt, is een grote uitdaging binnen de biologie. Zulke kwantitatieve modellen kunnen vervolgens gebruikt worden om voedings-, gezondheids- en medicijnadviezen op maat te geven. Dat is in ieder geval de toekomstdroom.
>>
4
I/O Magazine / juni 2013
Bas Teusink: ‘De kunst is om uit te vinden wat je wel en wat je niet mag vereenvoudigen’ Bas Teusink is hoogleraar systeembioinformatica aan de VU
Om die toekomstdroom te realiseren, is de informatica inmiddels onmisbaar geworden. Dat komt door de enorme hoeveelheden experimentele data die biologen verzamelen over de mens als biochemische machine: data van de genen, de activiteiten van die genen, de eiwitten waarvoor de genen de bouwinstructies bevatten en de stofwisselingsproducten die binnen en buiten de lichaamscellen worden gemaakt. Om al die datastromen te analyseren is de informatica hard nodig. Het NWO-programma Computational Life Sciences Sinds 2003 kent Nederland het NWO-programma Computational Life Sciences Het programma Computational Life Sciences (CLS) richt zich (CLS, zie kader) om onderzoek binnen deze tak van de informatica te onderop de informaticakant van de systeembiologie. Systeembiologen steunen. maken kwantitatieve modellen die beschrijven hoe een ‘Voor mij gaat Computational Life Sciences over het koppelen van data aan biologisch systeem werkt: van moleculair en cellulair niveau, modellen’, zegt Marcel Reinders, lid van de CLS-programmacommissie en via intercellulair niveau naar complete organen en een compleet hoogleraar bioinformatica aan de TU Delft. ‘Het interessante van CLS is dat de organisme zoals de mens. CLS-onderzoek ging in de afgelopen verschillende disciplines zodanig aan het mengen zijn, dat je niet meer zo jaren over een breed scala aan onderwerpen: onder andere makkelijk kunt praten over dé informaticacomponent, dé biologiecomponent over de menselijke stofwisseling, het afweersysteem, malaria, of dé wiskundecomponent van een CLS-project. Als je een CLS-onderzoeks de genexpressie bij koralen en de communicatie tussen een probleem alleen aan een wiskundige geeft, dan krijg je een mooie theorie waar enkele hersencel en zijn directe omgeving. een bioloog weinig aan heeft. Geef je het alleen aan een informaticus, dan krijg je een algoritme verpakt in een mooi interface, waar de bioloog en de wiskundige Het CLS-programma kende drie subsidierondes: in 2003, 2007 weinig aan hebben. Het belangrijkste resultaat van CLS tot nu toe is dat het en 2008. De eerste ronde was gericht op het modelleren van programma biologen, informatici en wiskundigen bij elkaar heeft gebracht en biologische deelsystemen zoals een cel, orgaan of organisme. Voor deze ronde was EUR 5,5 miljoen beschikbaar (gefinancierd dat daar een synergie uit is ontstaan.’ door NWO, stichting Nationale Computerfaciliteiten (NCF) en ZonMW). De tweede en derde ronde waren gericht op het
Op de stoel van de ontwerper
modelleren van biologische netwerken met nieuwe methoden
Waar het bij elkaar brengen van biologen, informatici en wiskundigen toe kan leiden, laat het net afgeronde CLS-project over metabole netwerken zien. Door het combineren van experimentele biologische data met wiskundige theorieën en efficiënte computeralgoritmes, heeft dit project nieuwe inzichten
uit de informatica en de wiskunde. Gezamenlijk hadden deze twee rondes een budget van EUR 4,8 miljoen (gefinancierd door NWO, NCF, het Netherlands Bioinformatics Centre (NBIC) en het National Genomics Initiative (NGI)).
5
I/O Magazine / juni 2013
over de stofwisseling opgeleverd. VU-hoogleraar systeembioinformatica Bas Teusink leidde het project. Teusink: ‘Sla een tekstboek over biochemie open en het lijkt alsof we alles al weten over de stofwisseling. Niets is minder waar. Neem de enzymen, de katalysatoren tijdens de stofwisseling. We hebben vele metingen van de enzymniveaus, maar niemand heeft een interpretatie voor die metingen. Het lijkt een zooitje. Waarom gaat een enzymniveau in het ene geval tweemaal omhoog en blijft het in het andere geval gelijk?’ Tijdens de stofwisseling staat een lichaamscel eigenlijk voor een grote logistieke opgave: hoe regel je alle chemische verkeersstromen zodat de juiste stoffen in de juiste verhoudingen worden gemaakt of afgebroken? Teusink en zijn projectmedewerkers hebben daarom een stap terug gedaan en zich af gevraagd: Wat zijn de logische ontwerpprincipes waaraan een cel zou moeten voldoen om bij de stofwisseling zo efficiënt mogelijk om te gaan met de beschikbare hoeveelheden energie en materiaal? Robuustheid is een van de logische vereisten: het systeem moet tegen een stootje kunnen. Reguleerbaarheid is een andere logische eis: het systeem moet adequaat in kunnen spelen op veranderingen in de omgeving. Wanneer je een biertje drinkt, signaleert de lever alcoholmoleculen en geeft de levercellen de instructie om enzymen aan te maken die de alcohol afbreken. De onderzoekers zijn als een soort bio-ingenieurs zelf op de stoel van de ontwerper gaan zitten, hebben verschillende modellen ontworpen en zijn die gaan testen en fijnregelen met de beschikbare experimentele data. Uitgangspunt was de gistcel, die vanwege zijn grote genetische overlap met de mens al decennialang als modelorganisme wordt bestudeerd. Teusink en zijn collega’s van de VU en de TU Delft hebben een methode ontwikkeld waarmee ze de optimale enzymverdeling bij de stofwisseling kunnen berekenen op basis van de moleculaire eigenschappen van de individuele enzymen (hoe goed bindt het enzym? hoe groot is het enzym?). ‘Het is een soort kosten-batenanalyse als functie van de enzymniveaus’, zegt Teusink, ‘met als randvoorwaarde dat er voor een bepaalde route maar een bepaalde hoeveelheid materiaal beschikbaar is. Bestaande theorieën hielden geen rekening met die randvoorwaarde; wij voor het eerst wel.’ Vanuit informatica-oogpunt ligt het kernprobleem in het omgaan met een hoogdimensionale ruimte (evenveel dimensies als er enzymen worden meegenomen in het model) en het variëren van het honderdtal parameters dat per model kan worden ingesteld. Het aantal mogelijkheden explodeert al snel, waardoor modellen voor stofwisseling het karakter krijgen van wat informatici ‘NP-harde’ problemen noemen (NP staat voor niet-polynomiaal. Dergelijke problemen lopen razendsnel uit de hand, zoals het handelsreizigersprobleem). Een ander informaticaprobleem is de vraag hoe je een biologisch relevante visualisatie maakt van zo’n hoogdimensionaal probleem.
Verkeersstromen op een wegenkaart Begin maart 2013 maakte een grote groep internationale wetenschappers voor het eerst een wegenkaart bekend van de complete menselijke stofwisseling. Een model van 7.440 biochemische reacties tussen meer dan vijfduizend voedingsstoffen laat zien hoe ons lichaam voedingsstoffen verteert, bewerkt en gebruikt als nieuw bouwmateriaal. Zonder twijfel een grote doorbraak. Maar wat nog ontbreekt, is informatie over de verkeerstromen op die wegen: hoeveel van welk stofje kiest welke weg? Hoe zijn de afstellingen van de verkeerslichten, ofwel de enzymen, die reacties kunnen versnellen, vertragen en zelfs stopzetten?
Computational Life Sciences is voor veel informatici nog vrij onbekend terrein. Jammer, want goede informatici kan het vakgebied hard gebruiken
Routekaart van de menselijke stofwisseling (Bron: Kyoto Encyclopedia of Genes and Genomes)
>>
6
I/O Magazine / juni 2013
Het ontwikkelen van dat model is een van de grote uitdagingen voor de Computational Life Sciences. Reinders denkt dat het realistisch is om te verwachten dat we de wegenkaart in de komende decennia kunnen aanvullen met de benodigde verkeersstromen. ‘De wereld van de cel lijkt soms ingewikkelder dan de wereld van de natuurkunde zelf ’, zegt Reinders. ‘Dat kan natuurlijk niet, maar toch. Het menselijk lichaam is een ontzettend in elkaar grijpend systeem dat bestaat uit zo’n 1014 cellen. Om een subsysteem te modelleren, moeten we soms aannemen dat een bepaald eiwitniveau constant is. Maar wanneer we het model testen, blijkt vaak dat we dat eiwitniveau toch niet constant hadden mogen veronderstellen. Tegen dat soort problemen lopen we in de bioinformatica vaak aan.’ ‘De kunst is om uit te vinden wat je wel en wat je niet mag vereenvoudigen’, vult Teusink aan. ‘Mijn ideaal is om uit te zoomen van alle details en dan te kijken of we patronen kunnen ontdekken. Een gas lijkt ook een wirwar van botsende moleculen, maar toch kunnen natuurkundigen een statistische gaswet afleiden. Mijn hoop is dat we in de systeembiologie tussen alle complexiteit door ook zulke wetten vinden.’
De smaak van kaas voorspellen Eind dit jaar loopt het CLS-programma af. Of er een nieuwe CLS-subsidieronde gaat komen, is nog onduidelijk. Maar stel dat die er komt, wat staat dan op het verlanglijstje van de CLS-onderzoekers? ‘Dan denk ik dat ik de schaal en de complexiteit van de modellen zou willen vergroten’, zegt Reinders. ‘Dan zouden we meer enzymen en meer lagen van regulatie kunnen modelleren. En misschien zouden we ook moeten denken aan grotere projecten. Hoewel Nederland internationaal aardig meedoet, ontbreekt het bij ons aan grote projecten. In Duitsland is een project gestart om in tien jaar tijd de lever door te meten en te rekenen. In China willen ze een miljoen mensen genetisch gaan sequencen.’ Daarnaast denkt Reinders ook dat een nieuwe CLS-ronde zich wat meer zou kunnen richten op voorspellen in plaats van op alleen beschrijven: ‘De huidige CLS-programma’s zijn nog vrij fundamenteel en voor de industrie is het gat naar hun praktijk nog vrij groot. Daarbij moeten we wel bedenken dat dit veld pas tien jaar bestaat. Dat is te kort om al onze modellen ook te toetsen aan de industriële praktijk.’ Teusink haakt daar op in: ‘We krijgen wel eens de vraag van een bedrijf of we niet een model hebben dat voorspelt hoe een bepaalde kaas gaat smaken, maar zo ver zijn we nog niet. Aan de andere kant zie ik wel al de eerste modellen verschijnen die genoeg inzicht geven om het aantal experimenten flink te beperken.’ Microscoopopname van gistcellen Computational Life Sciences is voor veel informatici nog vrij onbekend terrein. En onbekend maakt onbemind, vinden Reinders en Teusink. Jammer, want goede informatici kan het vakgebied hard gebruiken. ‘Ik zou informatici graag uitnodigen om de stap naar de Computational Life Sciences te maken’, zegt Reinders. ‘Informatica is veel meer dan de Google-wereld van enen en nullen.’ Teusink ziet allerlei interessante analogieën tussen biologische netwerken en netwerken uit de informatica, zoals het internet. In 2003 the Dutch National Science Foundation NWO started ‘Maar dat je als informaticus kunt meehelpen aan het begrijpen the program Computational Life Sciences (CLS). The aim of hoe de levende natuur in elkaar staakt, hoe veroudering werkt, wat CLS was to strengthen a specific part of computer science that voeding precies in ons lichaam doet en hoe we gezondheid kunnen has become indispensable within systems biology. In systems verbeteren, dat is toch wel de grootste uitdaging.’ I/O biology biologists cooperate with chemists, mathematicians and computer scientists to develop quantitative models of detailed biological processes. In recent years Dutch CLS research has covered a broad range of biological subjects: metabolism, the immune system, malaria, gene expression in corals and the communication between a single neuron and its near environment. The program CLS runs until 2014.
Meer informatie over de projecten binnen CLS: www.nwo.nl/onderzoek-en-resultaten/programmas/computational+life+sciences
7
I/O Magazine / juni 2013
In gesprek met…
Modern ontwikkelingswerk is niet het slaan van waterputten, maar het inzetten van ICT in de strijd tegen armoede, onderdrukking en discriminatie. Steun verschuift van organisaties naar individuele, digitale activisten. Marjan Besuijen is senior adviseur ICT & Media bij Hivos, een Nederlandse non-profitorganisatie die bekend staat om haar scoutingtalent voor koplopers en innovatoren. Door Karina Meerman
‘ICT-kennis toepassen op sociale vraagstukken’ Is Hivos een ontwikkelings organisatie?
‘We noemen ons nog wel zo, maar we zitten in een transformatie. Innovatie wordt uiteindelijk leidend in ons streven naar sociale verandering. De hele context van ontwikkelingssamenwerking is de laatste vijftien jaar veranderd. Het gaat veel meeer om het gedeelde belang tussen het noordelijk en zuidelijk halfrond. Vraagstukken in het ICT-domein zijn ook mondiaal. Een onderwerp als privacy speelt werelwijd, net als transparantie van handelen en het belang van sterke, onafhankelijke media.’
Waar trekt Hivos de grens? ‘Na 45 jaar ontwikkelingswerk ligt onze expertise met name in het zuidelijk halfrond, maar noord en zuid komen steeds vaker samen. Onze tweedaagse conferentie over social innovation labs werd een inspirerende uitwisseling van ervaringen tussen de hubs uit Kenia, Mexico en Finland. Hoewel techneuten vrij weinig met elkaar praatten, denken zij wel na over dezelfde vraagstukken. Of ze nu uit Nairobi komen of uit Delft, ze spreken dezelfde taal. Wij willen hen triggeren zodat ze oplossingen gaan bedenken voor mondiale maatschappelijke problemen. Dat ze opkijken van hun code of gadgets en hun kennis toepassen op sociale vraagstukken.’
Welke rol speelt Hivos hierin? ‘Wij zijn redelijk uniek in het steunen van koplopers en innovatoren, in plaats van organisaties. De nieuwe generatie is een ander soort activist. Vandaag strijden ze voor vrouwenrechten, morgen voor schoon water. Het zijn individuen die samenwerken in dynamische (online) netwerken.’
Kunt u een voorbeeld noemen van zo’n innovator? ‘Ushahidi is een opensourcesoftwareorganisatie in Nairobi, Kenia. Na het
geweld in 2007 en 2008 startten zij een platform waar burgers snel konden melden waar het veilig was. Dit sms-mappingtool verschaft media en anderen informatie en werd ook ingezet na de aardbeving in Haïti. Wij waren hun eerste investeerder. Hivos staat bekend om haar scoutingtalent en dat is een stempel van goedkeuring voor andere partijen om te gaan investeren.’
Hoe kan ICT helpen in ontwikke lingswerk? ‘Neem de digitale verkiezingswaarneming in Kenia die burgers een actieve rol geeft. Die draait op Ushahidi-software. Wanneer een NGO verkiezingen monitort, zet zij tweeduizend waarnemers in, die opgeleid moeten worden. Dat is duur en dat kan dankzij de mobiele telefoon dus anders.’
Welke rol kan wetenschappelijk ICT-onderzoek in ontwikkelings werk spelen? ‘Onze programmering ligt steeds dichter bij evidence based onderzoek. Ook bij traditionelere investeerders komt steeds meer geld vrij voor onderzoek. Het ondersteunt innovatie, kan bepalen wanneer het moment is van opschalen en verschaft informatie over wat wel en niet werkt in het verbeteren van de relatie tussen burgers en overheid.’
In wat voor soort onderzoek heeft Hivos interesse? ‘Langdurig enthografisch of antropologisch onderzoek is belangrijk voor ons, maar we kunnen geen vier jaar wachten op resultaten. Bovendien verandert technologie ook snel. Maar Hivos is zeer geïnteresseerd in onderzoek over technologie en sociale vraagstukken. We doen dezelfde oproep aan wetenschappers als aan techneuten: bekijk je werk vanuit sociaal oogpunt. Er is nog relatief weinig hardcore ICT-onderzoek, zoals naar technische oplossingen voor veilige communicatie. Wat kunnen digitale activisten bijvoorbeeld doen tegen DDoSaanvallen, zodat ze niet offline gaan?’
U vertrekt binnenkort naar Johannesburg. Wat gaat u daar doen? ‘Ik word daar namens Hivos directeur van Making All Voices Count, dat zich richt op het inzetten van technologie in de relatie tussen burger en overheid. Ik ga de organisatie opzetten. Dat is heel spannend: het gaat om twaalf landen, met bijpassend budget. Een zware verantwoordelijkheid, want het uitgeven van publieksgeld wordt heel nauwlettend bekeken. Omdat innovatie niet altijd meetbaar is, moeten we heel transparant werken.’ I/O
8
I/O Magazine / juni 2013
In februari werden de Vici-subsidies toegekend: financiering bedoeld voor senior onderzoekers die hun sporen hebben verdiend. Voorstellen worden gehonoreerd met een bedrag tot EUR 1,5 miljoen. In I/O magazine vertellen vier Vici-winnaars uit de informaticahoek over hun onderzoek en de wegen die de NWO-subsidie voor hen opent. Door Edith van Gameren
Vici geeft vernieuwend onderzoek de ruimte grote aantallen boeken te analyseren. Een behoorlijk wiskundig onderzoek.’
Wat gaat u doen met de Vici-subsidie? ‘Met de subsidie kan ik drie aio’s en een postdoc aanstellen en onderwijsreductie voor mezelf financieren. Hoewel ik het fantastisch vind om kennis over te dragen, is wat meer tijd voor onderzoek erg fijn. De financiering van onderzoek is krap, het is jammer dat er zoveel goed onderzoek, van mensen met supergoede ideeën, niet doorgaat omdat er geen geld voor is. Ons onderzoek is tamelijk fundamenteel. Daar krijg je niet snel geld voor uit het bedrijfsleven en het lijkt me ook minder wenselijk. Nieuwsgierigheidgedreven onderzoek is echter ontzettend belangrijk.’ Bettina Speckmann (1972) studeerde wiskunde en informatica in Münster. Ze werd gegrepen door computationele algoritmiek en deed daar haar master op dit gebied. Vervolgens ging ze naar Vancouver en promoveerde enkele jaren later op Kinetic Data Structures. Ze is nu hoogleraar aan de TU/e bij de faculteit Wiskunde en Informatica.
Wat is uw onderzoeksgebied en welke rol speelt ICT hierin? ‘Het gaat erom patronen te vinden in data, en dan specifiek data van complexe bewegende objecten. Een vogel of een auto bijvoorbeeld kun je zien als een punt: die kun je tracken en dat is nog redelijk eenvoudig. Maar gaat het bijvoorbeeld om een rivierbedding die verandert, dan is het veel complexer om patronen te definiëren en te berekenen. Centraal staat het efficiënt analyseren van data, met meetkundige algoritmen. Op die manier kun je clusteren, segmenteren, patronen herkennen. Overal waar veel data is die geometrisch is, kunnen we meetkundige algoritmen toepassen. Ik werk bijvoorbeeld samen met mensen van geowetenschappen – denk aan data over bewegingen van gletsjers – en filosofie: bijvoorbeeld om de verspreiding van ideeën in
Wat hoopt u te bereiken en welke onderzoeks wensen heeft u nog? ‘Ik hoop dat we een mooie theorie voor complexe bewegende objecten kunnen ontwikkelen, en gebaseerd hierop efficiënte algoritmen. Deze willen we samen met domeinspecialisten in een aantal toepassingsgebieden testen. Het onderzoek is zo breed dat vrijwel alle dingen die ik interessant vind erin zitten: visualisatie, datastructuren, algoritmen, bewegende objecten.’
Welke tips heeft u voor onderzoekers die een Vici-voorstel willen indienen? ‘In het buitenland leer je geweldig veel, als onderzoeker en als mens. Je krijgt andere perspectieven en maakt kennis met andere werkwijzen. Buitenlandervaring is dus geweldig nuttig, ik adviseer altijd om bijvoorbeeld je postdoc in het buitenland te doen. Verder is het belangrijk dat je houdt van wat je doet, het schemert in je voorstel door als je echt gepassioneerd bent.’ I/O
9
I/O Magazine / juni 2013
Wat gaat u doen met de Vici-subsidie?
Eelco Visser (1966) begon op de kunstacademie maar raakte geïnteresseerd in computers en zag daarin meer toekomst dan in het kunstenaarsleven. Tijdens zijn studie informatica aan de UvA vond hij vooral programmeren boeiend. Hij deed promotieonderzoek naar programmeertalen en is nu hoofddocent aan de TU Delft.
Wat is uw onderzoeksgebied? ‘Ik werk aan technieken voor het ontwerpen en construeren van programmeertalen. In theorie hoef je een probleem met software maar één keer op te lossen, maar in de praktijk valt dat tegen. In mijn vakgebied kijken we hoe we programmeertalen beter kunnen maken zodat we softwareoplossingen beter kunnen hergebruiken. Bijvoorbeeld via domeinspecifieke talen waarmee we oplossingen op een hoger niveau formaliseren en “accidental complexity” vermijden. In mijn promotieonderzoek heb ik de syntactische aspecten van programmeertalen onderzocht, zoals taal, boomstructuur en grammatica. Als postdoc in Oregon ben ik vervolgens met de semantische kant bezig geweest. Dat heeft geleid tot de ontwikkeling van Stratego, een nieuwe taal om transformaties op programma’s in uit te drukken. In 2006 ben ik bij de TU Delft begonnen en hebben we Stratego geïntegreerd in de Spoofax “language workbench”, een programmeeromgeving voor het maken van nieuwe programmeertalen.’
‘Met de Vici-subsidie gaan we de language workbench uitbreiden met ondersteuning voor de automatische verificatie van programmeertaaldefinities. Je wilt dat alle onderdelen – zoals syntax, transformaties, analyses en codegeneratie – consistent zijn met elkaar. “Type soundness” is een voorbeeld van zo’n consistentie eigenschap. In plaats van zulke eigenschappen op papier te bewijzen of via trial and error fouten te vinden, willen we dat de workbench zulke eigenschappen automatisch controleert. Het is een groot en moeilijk onderwerp waarvoor reguliere onderzoeksfinanciering niet de benodigde kritische massa kan bieden. De EUR 1,5 miljoen van de Vici gaf me de mogelijkheid om een zeer ambitieus onderzoeksprogramma op te zetten. Er gaan 3 aio’s, 2 postdocs en een programmeur aan de slag.’
Wat hoopt u te bereiken en welke onderzoeks wensen heeft u nog? ‘We willen het leven van de taalontwerper makkelijker maken met gereedschap voor het ontwerpen van nieuwe programmeertalen. Als je die toolbox hebt, hoe kun je dan systematisch domeinspecifieke programmeertalen ontwerpen? Dat kan een kans zijn voor anderen om door die bril naar hun domein te kijken, het kan als een katalysator werken. Ik ben dan ook zeer geïnteresseerd in het doen van casestudies met domeinexperts. Een andere wens is een programmeeromgeving te creëren die via het web werkt.’
Welke tips heeft u voor onderzoekers die een Vici-voorstel willen indienen? ‘Begin op tijd. Ik heb een zelfde traject vorig jaar ook doorlopen en dat was een zeer nuttige ervaring. Wacht dus niet tot het laatste moment dat je kunt aanvragen.’ I/O
een maatschappelijk relevant gebied. Ik zou me ook prima vermaakt hebben met software om nummerborden te herkennen, maar het medische doel geeft zeker een extra motivatie.’
Wat gaat u doen met de Vici-subsidie?
Bram van Ginneken (1970) studeerde natuurkunde in Eindhoven en Utrecht en raakte tijdens die studie in de ban van het programmeren en de computer leren beelden te herkennen. In zijn promotieonderzoek bij het UMC Utrecht ging hij hiermee verder. Hij is hoogleraar aan de RUN.
Wat is uw onderzoeksgebied? ‘Ik doe onderzoek naar het interpreteren van beelden door de computer. De radiologie is een uitstekend vakgebied om dit te doen, omdat hier mensen worden betaald om de hele dag naar plaatjes te kijken en te zeggen wat zij zien. Het is
‘De Vici-subsidie gaat naar onderzoek naar longkankerscreening. Op het moment dat je symptomen van long kanker krijgt, heb je een 5-jaars-overlevingskans van slechts 15%. Je moet er dus eerder bij zijn en dat zou kunnen via screening. Uit studies in de VS blijkt dat daarmee de sterfte aan deze ziekte drastisch omlaag gaat. Maar als je dit in Nederland in zou voeren zouden 300 van de 1000 radiologen in ons land fulltime aan het werk moeten zijn: het beoordelen van 3D CT-scans is arbeidsintensief. De screening is dus te duur en geestdodend voor de mensen die deze beelden moeten analyseren. In het Vici-onderzoek gaan we kijken hoe we dit kunnen automatiseren, waarbij de computer de eerste selectie doet en de specialist of laborant alleen de verdachte gevallen verder onderzoekt.’ >>
10 I/O Magazine / juni 2013
Wat hoopt u te bereiken en welke onderzoeks wensen heeft u nog? ‘Ik hoop dat we het lezen van de scans kunnen automatiseren en zorgen dat we scans met minder straling kunnen maken. De beelden krijgen dan wat meer ruis, maar we moeten zorgen dat de software deze toch goed kan lezen. Verder hoop ik dat we niet alleen op longkanker kunnen screenen maar ook op hart- en vaatziekten en COPD, waar minstens zo veel rokers aan dood gaan. En ik wil graag samen met epidemiologen onderzoeken wat we nog meer met deze beelden kunnen. Wij hebben in onze onderzoeksgroep 70.000 CT-scans om de computer mee te trainen. Geen mens ziet in zijn leven zoveel beelden. Uiteindelijk
kan de computer er misschien zelfs beter in worden dan de menselijke experts.’
Welke tips heeft u voor onderzoekers die een Vici-voorstel willen indienen? ‘Zorg dat je op meerdere plekken heb gewerkt – ook in het buitenland – en doe wat je echt graag wilt. Het is een competitieve wereld en het is hard werken. Voor mij is het ook heel belangrijk om dagelijkse interactie te hebben met mensen uit het andere vakgebied, in mijn geval radiologie. Het is mooi dat NWO Exacte Wetenschappen openstaat voor voorstellen die sterk interdisciplinair zijn.’ I/O
Wat gaat u doen met de Vici-subsidie?
Khalil Sima’an (1964) studeerde computer science in Haifa en Amsterdam. Hij werkte aan de UvA, de TU Delft en Tilburg University. Zijn promotie (1999) aan de UU ging in de richting van de taalverwerking, waarbij hij in het bijzonder geïnteresseerd raakte in het statistisch leren op basis van ‘big data’. Vanaf 2003 werkt hij aan het Institute for Logic, Language and Computation van de UvA, sinds 2011 als UHD.
Wat is uw onderzoeksgebied? ‘Mijn onderzoek draait om taalverwerking en in bredere zin het modelleren van menselijk taalgebruik. De problemen die je in de taal tegenkomt zijn eigenlijk prototypisch voor problemen die je overal tegenkomt wanneer je menselijk gedrag probeert te modelleren. Toen ik in ’94 mijn promotieonderzoek begon was dit vooral theorie, maar de praktische toepassingen daarvoor zijn de laatste jaren heel sterk en duidelijk in beeld gekomen. Denk aan Google Translate, dat mede is gebaseerd op ons werk uit de jaren ’90 en 2000. Bestaande vertaalmachines worden veelal gebruikt om een snelle indruk te krijgen van waar een document over gaat of een eerste versie van een vertaling te maken. Maar deze zijn nog niet goed genoeg. We willen het gedrag van een menselijke vertaler modelleren. De mens begrijpt een zin en vertaalt niet per se woord voor woord of constructie voor constructie. Als je in een vertaalmachine zoals Google Translate een zin ingeeft en een parafrase van die zin, krijg je twee verschillende resultaten, met verschillende betekenissen. Dat parafraseren moet de computer dus leren. Dat is de basis van het Vici-project.’
‘Ik ga 3 aio’s en 2 postdocs aanstellen en kan mezelf deels vrijstellen van onderwijstaken. De onderzoekers die ik zoek hebben een basis in informatica maar ook ervaring en kennis op andere gebieden zoals kunstmatige intelligentie, cognitief modelleren, taalkunde. We gaan ook workshops organiseren. Het vermogen om te parafraseren binnen een taal is cruciaal voor het begrijpen ervan. Vertalen en parafraseren moeten ook voor een automatische vertaalmachine hand in hand gaan. Je kunt het voorstellen als een matroesjkapoppetje: in de vertaler zit het parafraseren, daarin zit weer de vertaler enzovoort. In het Vici-project gaan we een model bouwen voor die wisselwerking. Statistiek is daarin heel belangrijk. In Nederland is dat nog relatief in opkomst. Dat is het mooie van de NWO Vernieuwingsimpuls: afwijkende onderzoekslijnen worden gestimuleerd.’
Wat hoopt u te bereiken en welke onderzoeks wensen heeft u nog? ‘Het zou een mooi resultaat zijn als wij een model kunnen bouwen waarin betekenisbehoud op een duidelijke manier gemeten kan worden. Dat zou een geweldige vinding zijn die ook van invloed is op het denken over menselijke taalverwerking. Daarnaast – dat is meer de praktijk – hoop ik dat we de volgende generatie vertaalsystemen gestalte kunnen geven. Na dit Vici-project zou ik graag de resultaten uit het onderzoek naar taalverwerking toe willen passen op andere, gelijkende problemen. Bijvoorbeeld op hoe software zich kan aanpassen aan menselijk gebruik.’
Welke tips heeft u voor onderzoekers die een Vici-voorstel willen indienen? ‘Een vernieuwend idee is belangrijk, vanzelfsprekend, net als een gedegen CV en reputatie. Je onderzoek moet een grote verandering kunnen bewerkstelligen. Zorg dat je het onderwerp zo goed doorgrondt dat je het aan iedereen, ook aan mensen uit andere vakgebieden, kunt uitleggen. Steek de overige energie in het schrijven van een uitstekend voorstel.’ I/O Meer informatie: www.nwo.nl/vernieuwingsimpuls
11
I/O Magazine / juni 2013
Nederlandse onderzoekers leiden een groot EU-project op het gebied van ICT-beveiliging. Hierin bouwen wetenschap en bedrijfsleven aan een tool die de zwakke punten in complexe informatiesystemen blootlegt en helpt om snel te beslissen. Niet alleen het project zelf, maar ook de weg van subsidieaanvraag tot uitvoering is leerzaam. Door David Redeker
High tech en human touch in ICT-beveiliging Een beetje hacker laat zich niet tegenhouden door firewalls en wachtwoorden. Zelfs als de ICT-infrastructuur technisch goed beveiligd is, is er altijd nog de medewerker die gele briefjes met inlogcodes op de pc hangt of die in een phishingmailtje trapt. Onderzoekers van het Europese TREsPASS-project ontwikkelen een tool die de zwakke plekken in de digitale infrastructuur in kaart brengt en die de gebruikers helpt om te beslissen wat er aangepakt moet worden. Dat is hard nodig, want ICT-systemen en organisaties zijn tegenwoordig zo complex dat de menselijke beslisser verborgen lekken over het hoofd ziet en vaak een onjuiste beslissing neemt. De UT leidt het project met een budget van EUR 13,5 miljoen, dat in november 2012 startte. De kiem werd al twee jaar eerder gelegd.
De aanvraag Het is 2010. Een groep Europese informaticaonderzoekers wisselt in een Duits conferentieoord met elkaar van gedachten over hoe je de beveiliging van computersystemen moet inrichten tegen gevaar van binnenuit. De groep wil een kleine EU-subsidie aanvragen, maar besluit tijdens de discussie over de naam ook bedreigingen van buitenaf mee te nemen. Het project-in-wording heet TREsPASS, het
Engelse woord voor binnendringen, dat tevens de afkorting is van ‘Technology-supported Risk Estimation by Predictive Assessment of Socio-technical Security’. In maart 2011 komen de wetenschappers bijeen op Schiphol. Agentschap NL geeft een presentatie over het aanvraagtraject voor EU-subsidies en legt uit waarmee zij het consortium kan helpen. Aanwezig is onder andere Wolter Pieters, onderzoeker op het gebied van ICTbeveiliging aan de TU Delft en de UT en een van de latere projectmanagers. Pieters: ‘Op Schiphol merkten we dat we meer bedrijven nodig hadden. Je moet ervoor zorgen dat de resultaten van het onderzoek worden toegepast, dat de maatschappij een probleem kan oplossen.’ In november 2011 komt de groep bij elkaar in Londen. Pieters: ‘Daar werd duidelijk dat we voor een groot, integrated project wilden gaan.’ In januari 2012 zet een internationaal schrijfteam in Delft de puntjes op de i. Ondertussen voorziet Agentschap NL de aanvraag grondig van commentaar, draagt het verbeterpunten aan en lost het geregeld kleine problemen op via telefoon en e-mail. Het voorstel wordt goedgekeurd en op 1 november 2012 gaat het project officieel van start met vijftig onderzoekers bij zeventien partners.
De uitvoering
Projectleider Pieter Hartel te midden van de projectmanagers Wolter Pieters en Lorena Montoya
Hulp bij EU-subsidies TREsPASS wordt gefinancierd door de Europese Unie en valt onder het onderdeel ICT Security van het KP7-ICT-programma. Nederlandse wetenschappers en bedrijven kunnen bij een subsidieaanvraag hulp krijgen het Expertisecentrum voor internationaal Onderzoek en Innovatie (EiOI,
Hoe zorg je dat zoveel mensen en organisaties netjes in de pas blijven lopen? Medeprojectmanager Lorena Montoya, specialist op het gebied van menselijk gedrag en techniek aan de UT, legt uit: ‘We hebben duidelijke afspraken gemaakt over wie wat wanneer moet leveren en houden elke twee weken een telefonische vergadering met de leiders van de deelonderzoeken. Daarnaast hebben we een handboek gemaakt, versturen we nieuwsbrieven en gebruiken we tools waardoor iedereen de laatste versie van de documenten heeft. En om te zorgen dat alle deliverables van vergelijkbare kwaliteit zijn, hebben we altijd twee interne reviewers en lezen de projectmanagers alles mee.’ Hebben de projectmanagers tips voor onderzoekers en bedrijven die ook een EU-subsidie willen aanvragen? Pieters: ‘Ik heb er veel, maar de belangrijkste is dat je moet zorgen dat je de problemen van de EU oplost in plaats van dat je eigen stokpaardjes berijdt.’ I/O
voorheen bekend als EG-Liaison) van Agentschap NL. Trainingen, calls en adviseurs zijn te vinden op: www.agentschapnl.nl/programmas-regelingen/ zevende-kaderprogramma-kp7
Meer informatie op www.trespass-project.eu
12 I/O Magazine / juni 2013
For three days in May, a delegation from the US Department of Homeland Security (DHS) Science and Technology Directorate visited the Netherlands to discuss collaboration in the field of cyber-security research. DHS Cyber Security Division Director Douglas Maughan tells about the results of the visit and his ideas for improving cyber security. By Bennie Mols
American-Dutch partnership on cyber security Douglas Maughan, Director of the DHS Cyber Security Division
What are the most important challenges for the US when it comes to cyber security?
‘On the top of our list is the area of education. We need a new generation of cyber-security defenders. In the US, fewer and fewer students are going into science and technology, yet the job market in cyber security continues to expand. In order to get kids interested in the field, we have organised a national cyber-defence competition at the collegiate level. In total, 1500 kids took part in a competition in which they had to defend a computer network. In the last few days we have been talking about this with our Dutch partners to see whether we can help them in setting up something like this in the Netherlands. Companies can help to fund such a competition, and they can find their next generation of employees among the kids that take part.’
In terms of challenges, I guess I was thinking more about cyber crime and cyber warfare... ‘Sure, cyber crime is a big concern. Criminals tend to have the latest technologies and law enforcement often lags a bit behind, so of course we are fighting to catch up. Another big challenge is how to share information between the public and private sectors. In the US, the private sector owns 85 to 90% of the critical infrastructure such as power grids, water supplies and telecommunication. We at the government often have information about cyber threats that we need to share with the private sector in order to defend those critical infrastructures. The threats we are facing are basically the same threats that the Netherlands is facing, so there you can already see the importance of working together.’
I was surprised to learn that a country as huge as the US would want to collaborate with a country as small as the Netherlands in the field of cyber security.
‘The Dutch academic community in the field of cyber-security is extremely strong’
‘I wouldn’t put it like that. In the world of cyberspace you can’t solve problems alone. We try to work with anybody who has good ideas. We also have partnerships with countries like the UK, France and Sweden. I have been in the cyber-
13 I/O Magazine / juni 2013
security research community for 25 years now, and I think the Dutch academic community in this field is extremely strong. The Dutch have a very strong background in computer systems. And in cyber forensics the Dutch are ahead of most others – if not all others – in the world. We view the US-Dutch collaboration as extremely important, and I believe we are going to have a fruitful partnership.’
What do you expect of the partnership? ‘Our goal at the DHS is to get cyber-security technologies researched, developed and commercialised, so we are more focused on applied than on basic research. We fund projects that have a possibility of being commercialised. We know that we will fund some research at the Dutch Forensics Institute (NFI). Furthermore, we have talked in the last two days with the Dutch National Cyber Security Centre as well as NWO about some other concrete projects, but we haven’t finalised those talks yet. We are also discussing the possibility of calls for collaborative research: respondents would have to show a research proposal with both a US and a Dutch component.’
Can you tell a bit more about some of the research areas that will be involved in the partnership? ‘One common theme for both the US and the Netherlands is setting up Incident Response Teams. How do you put together a team that has to act in case of some cyber emergency? What are the types of skills that members of such a team would need? This is not a technical problem, but rather a social-science problem. Cyber security is not only a technical field. Sometimes it’s more about humans than people realise. Furthermore, there is an economics question: what causes companies to invest or not to invest in new cyber-security technology? And what are the incentives for criminals? From the NWO research projects on cyber security side of law enforcement, there is the key question of how to extract informaIn April 2013, nine Dutch cyber-security research projects tion for legal prosecution from the data owned by cyber criminals. These are received a total of EUR 3.2 million in funding from the the themes that we have agreed on so far. We are still discussing collaboration Netherlands Organisation for Scientific Research (NWO) in in the field of control systems for vital infrastructures and in the field of elecconnection with the first call for proposals in the long-term tronic identity. Which technologies can we develop to make digital identities Cyber Security research programme. The nine projects will more secure?’ investigate a wide variety of cyber-security challenges. For example: Can ‘backdoors’ in embedded devices (allowing cyber criminals to control them remotely) be automatically detected? What can we learn about the personality traits, the motivations and the networks of cyber criminals? How can we strengthen the weakest link in cyber security: consumers
Will the research done within the partnership be open or classified? ‘It will be open, like almost all of the DHS research programmes. Only some of the research that the DHS does with the law-enforcement community is classified.’
without any expertise? How can we find a balance between securing personal data and keeping information systems user-friendly? How can security analysts best detect malware? A second call for research proposals is expected this summer. The proposed research all fits in with the Dutch National Cyber Security Strategy (NCSS). As part of the strategy, in January 2012 the Cyber Security Centre has been founded, that collaborates with NWO. More information:
Apart from technical issues, isn’t raising public awareness another important aspect of cyber security? Many ordinary computer and Internet users have no idea about their vulnerabilities. ‘Sure. That’s the reason that the US has started the national campaign “Stop. Think. Connect.” This campaign is aimed at increasing the public’s understanding on issues like identity theft, fraud and phishing, cyber bullying and cyber predators: people who search online for other people in order to use, control or harm them in some way.’
Cyber-security treaty signed between the US and the Netherlands: www.nwo.nl/actueel/nieuws/2012/nwo-en-ncsc-geven-invulling-aannederlands-amerikaanse-samenwerking-in-cyber-security-onderzoek.html Nine NWO projects on cyber security: www.nwo.nl/actueel/nieuws/2013/ew/negen-projecten-in-cybersecurity-onderzoek-van-start.html Nationaal Cyber Security Centrum: www.ncsc.nl Department of Homeland Security on cyber security: www.dhs.gov/topic/cybersecurity Cyber-security awareness campaign ‘Stop, think, connect’: www.dhs.gov/stopthinkconnect DHS Science & Technology Directorate, Cyber Security Division: www.dhs.gov/st-csd
What can realistically be achieved in cyber security in the near future? ‘First of all, we can make improvements in the security of the Internet infrastructure. Domain Name System security is one such improvement. It means that when you visit a website, you can be sure that it is really the website you intended to visit and not a fake website that looks similar. The same goes for data integrity. If you go to google.com and you get data, it should be automatically guaranteed that the data have not been changed underway. Second, since so much of Internet use takes place nowadays via mobile devices, we have to stay ahead in the mobile world, which is a very different one from the traditional desktop world. Third, the next generation of hardware and software systems needs to have built-in security. Internet users should not have to worry about security. The Internet should be like water or air.’ I/O
14 I/O Magazine / juni 2013
Bij de Kustwacht zijn samenwerking, uitwisseling van actuele informatie en crisisbeheersing bij uitstek van belang. De organisatie biedt dan ook een zware testcase voor een workflow-ondersteuningssysteem. Als alles goed gaat, test de Kustwacht binnen afzienbare tijd een pilotapplicatie gebaseerd op taakgeoriënteerd programmeren. Als het bij de Kustwacht voordelen biedt, zal dat voor veel meer toepassingen gelden. De Nederlandse Defensie Academie volgt de ontwikkelingen in elk geval op de voet. Door Leendert van der Ent
De f lexibele kracht van Taak Georiënteerd Programmeren Taak Georienteerd Programmeren (TOP) is een nieuwe stijl van programmeren, gebaseerd op functioneel programmeren. Door TOP kan de programmeur zich concentreren op de hoofdzaak: wat is de taak van de te ontwikkelen applicatie? Wat moet die doen? In tegenstelling tot conventioneel objectgeoriënteerd programmeren is wat er moet gebeuren leidend en niet hoe dat technisch gerealiseerd moet worden. Technische details worden automatisch gegenereerd uit de beschrijving van de taken. Hoogleraar softwaretechnologie prof.dr.ir. Rinus Plasmeijer (RUN): ‘Aan het begin van een traject moet je goed in kaart brengen wat de taken binnen een organisatie zijn. Conventioneel programmeren vergt daarna ook veel werk voor het nauwgezet beschrijven hoe alles technisch moet worden gerealiseerd. Dat is in TOP niet meer nodig.’ Vooral waar samenwerking, flexibele aanpasbaarheid van taken en verlaging van de administratieve druk belangrijk zijn, belooft TOP voordelen boven de conventionele benadering. Plasmeijer en zijn voormalig promovendus dr. Bas Lijnse zijn overtuigd van die voordelen. Lijnse promoveerde onlangs aan de RUN op zijn onderzoek bij de Kustwacht, waarin hij uitzocht hoe TOP in de praktijk met gedistribueerde systemen bij crisisbeheersing en rampenbestrijding zou kunnen werken: ‘Goede modules zijn belangrijk; Lego-blokjes die je kunt samenvoegen. Heb je die eenmaal, dan wordt er daarna veel automatisch gegenereerd wat je bij een andere aanpak helemaal moet uitprogrammeren.’
Waar onderlinge samenwerking de hoofdrol speelt, kan Taak Georiënteerd Programmeren het antwoord zijn
Bas Lijnse: ‘Omdat mensen zich niet als eenvoudige wiskundige functies gedragen, realiseerden we extra bouwblokken waarmee we complexe taken en hun afhankelijkheden formeel kunnen beschrijven’
Plasmeijer is al sinds 1984 bezig met functioneel programmeren. Hij ontwikkelde de functionele programmeertaal Clean voor praktische toepassingen. ‘De basis van functioneel programmeren ligt in de wiskunde. Het heeft een enorme uitdrukkingskracht. Deze kracht gebruiken we om Taak Georiënteerd Programmeren mogelijk te maken voor complexe gedistribueerde web-applicaties, die de samenwerking van mensen op internet ondersteunen. Met deze applicatie voor de kustwacht willen we aantonen wat je met TOP kunt.’
Topprioriteit Dr. Jan Martin Jansen, universitair hoofddocent Command & Control bij de Nederlandse Defensie Academie en Bas’ copromotor, is daar heel benieuwd naar. Hij is ervan overtuigd dat het de goede weg is en zette Lijnse op het spoor van de Kustwacht. Bij die organisatie faciliteerde Hoofd Operaties Gerrit Miedema het onderzoek van Lijnse: ‘De Kustwacht voert sinds de oprichting in 1987 een groot aantal overheidstaken uit op de 65.000 vierkante kilometer Nederlandse Noordzee en langs onze 350 kilometer kustlijn.
15 I/O Magazine / juni 2013
We bewaken de veiligheid en ecologie rond scheepvaartverkeer, offshore-installaties en windmolenparken. Onze topprioriteit ligt bij opsporing en redding rond bijna 1.700 incidenten per jaar. Als het harder gaat waaien, begint het bij ons te kriebelen.’ Snel en tijdig vastleggen en delen van informatie is hier essentieel. Daarvoor gebruikt de Kustwacht het Britse systeem Vision, een doorontwikkeling van een brandweermeldkamersysteem. Miedema: ‘Op termijn hebben we een nieuw systeem nodig, dat meeromvattend, flexibeler en veelzijdiger is. We hopen dat Bas daarvoor de afgelopen jaren de basis gelegd heeft.’
Praktijkgebaseerd Lijnse is blij dat de Kustwacht hem heeft gefaciliteerd bij het leggen van die basis: ‘Dat heb ik vooral op locatie in Den Helder kunnen doen, om de praktijk goed te leren kennen’, zegt Lijnse. ‘Dat is niet zo gebruikelijk voor een informaticus, maar wel nuttig. Het dwong tot nadenken over de onderliggende methode.’ Plasmeijer vult aan: ‘Programmeren kan niet los staan van de praktijk. Het is belangrijk dat de gebruiker betrokken is bij softwareontwikkeling, waarbij hij op basis van de praktijk van samenwerking aangeeft wat de gewenste functionaliteit is.’ Miedema geeft een voorbeeld: ‘Tijdens de hectiek van een calamiteit hebben de collega’s nauwelijks tijd, maar moeten ze toch voortdurend informatie vastleggen en delen, zodat ook collega’s hun taken optimaal kunnen uitvoeren. Vastleggen moet dus snel en eenmalig, waarbij dit liefst zoveel mogelijk geautomatiseerd plaatsvindt.’ De bouwdoos om dat te realiseren is gereed, geeft Lijnse aan. ‘De primaire bouwblokken op basis van wiskundige functies waren er al. Maar mensen gedragen zich niet als eenvoudige wiskundige functies. Dat vroeg om extra bouwblokken, die de taken en hun onderlinge afhankelijkheden goed beschrijven. Daarbij kregen vooral de wisselwerking tussen de verschillende mogelijke taken tijdens werk in uitvoering de aandacht.’ Een aandachtspunt is de veelzijdigheid van taken, zegt Miedema. ‘Onze acties hebben veelal tegelijk aspecten als veiligheid, milieu en strafrecht in zich. Voor al die zaken
moet informatie optimaal ondersteunen èn eenduidig en eenmalig vastgelegd kunnen worden.’ Lijnse wijst ook op de status van taken. ‘Normaal gaan taakmodellen uit van afgeronde taken, voordat nieuwe aan de orde komen. Dat kan hier niet. In het dagelijks leven beïnvloeden taken elkaar terwijl het werk loopt. Traditionele systemen kunnen hier minder goed mee omgaan. In een document kun je alles opschrijven, maar in TOP moet het wiskundig kloppen. Zo niet, dan zie je dat direct.’ Jansen: ‘De oude definitie van “taak” voldeed niet. Er moest eerst een nieuwe, bij de praktijk passende definitie komen.’
Flexibiliteit Jansen ziet de kracht van TOP juist in het flexibel met taken omgaan. ‘Bij de inrichting dwingt het tot nadenken over taken, informatie-uitwisseling tijdens taken en het moment waarop informatie beschikbaar komt.’ Plasmeijer vult aan: ‘Bij deze case voor de Kustwacht werd duidelijk dat informatie niet aan het eind van een taak beschikbaar mag komen, maar meteen beschikbaar moet zijn.’ Volgens Miedema kan heterogene en fragmentarische informatie in hun werk heel belangrijk zijn. ‘Informatie groeit en stuurt beslissingen. Het is essentieel die informatie tijdig en juist te kunnen analyseren.’ Lijnse: ‘Juist dat kun je bij taakgericht programmeren goed vastleggen: wat het systeem betekent en moet doen voor de organisatie. Dan heb je het belangrijkste gedaan en is flexibiliteit ingebouwd. Het vraagt dus ook iets van de organisatie. Die moet zich afvragen: hoe werken we en hoe willen we werken?’ Miedema vertelt dat daaruit volgt dat de aanpak de manier van werken verandert: ‘Als de informatie meteen tijdens de taak beschikbaar komt, kun je elkaar beter op de hoogte houden.’ Lijnse promoveerde in maart op TOP en gaat de komende anderhalf jaar een werkend pilotsysteem voor de Kustwacht realiseren. Miedema is blij dat de Kustwacht deze zomer in de praktijk met de eerste demo aan de slag kan. Een jaar later vindt de afronding plaats. ‘Dat sterkt het gevoel dat dit het praktijktool van de toekomst kan opleveren.’ Jansen zal de testen namens de Nederlandse Defensie Academie nauwgezet volgen: ‘We denken dat objectgeoriënteerd programmeren en agenttechnologie uiteindelijk niet de juiste oplossingen bieden voor crisis- en combat-management. Waar onderlinge samenwerking de hoofdrol speelt, kan TOP het antwoord zijn, zowel bij opsporing en redding als bij combat-management.’
Zorgsector
Van links naar rechts: Gerrit Miedema (Hoofd Operaties, Kustwacht), Jan Martin Jansen (Nederlandse Defensie Academie), Bas Lijnse (junior onderzoeker RUN) en Rinus Plasmeijer (hoogleraar softwaretechnologie, RUN)
TOP is ook toepasbaar op andere terreinen waar flexibiliteit, samenwerking onder druk en goede afhandeling van overdrachtsmomenten belangrijk zijn. En waar is dat niet zo? Jansen: ‘Zeker voor de zorgsector zien we kansen, maar er zijn veel meer toepassingsgebieden denkbaar. Zo zijn we bezig met TNO in Soesterberg, waar een promovendus toepassingen van TOP gaat onderzoeken op het gebied van ergonomie en mens-machine-interfaces. Deze methode is erg interessant voor de vraagstelling hoe je zoveel mogelijk verschillende taken kunt uitvoeren met zo weinig mogelijk mensen.’ I/O
16 I/O Magazine / juni 2013
Security en databeheer zijn de belangrijkste ICT-onderwerpen voor de topsector Life Sciences & Health. Betaalbare gezondheidszorg is alleen bereikbaar als patiënten zoveel mogelijk zelf thuis kunnen meten en monitoren, en als beschikbare onderzoeksgegevens uit onder andere de biologie optimaal worden aangewend om nieuwe behandelingen en preventieve strategieën te ontwikkelen. Door Sonja Knols
Tem de datatsunami ‘We streven naar betaalbare gezondheidszorg van hoge kwaliteit.’ Zo vat dr. Rob van Leen, Chief Innovation Officer bij DSM en boegbeeld van de topsector Life Sciences & Health, de ambitie van de topsector samen. ‘Die ambitie valt uiteen in drie onderdelen: preventie, inzetten op minimaal invasieve ingrepen, en mensen zo lang mogelijk uit het ziekenhuis houden.’ Van Leen is voorzitter van de regiegroep die invulling geeft aan de topsectorplannen. De uitvoering van deze plannen gebeurt binnen LSH Plaza. ‘Daar komt alles samen’, zegt de voorman. ‘Overheid, gezondheidsfondsen zoals de Hartstichting en private partijen vinden elkaar in nieuwe publiek-private samenwerkingen. Ook zorgt het Plaza voor de communicatie binnen de sector, en voor de Human Capital Agenda: hoe leiden we alle benodigde mensen op?’ Rob van Leen, Chief Innovation Officer bij DSM en boegbeeld van de topsector Life Sciences & Health
Rob van Leen: ‘Er is vanuit de wetenschap enorme behoefte aan grip op grote datastromen’ Topsectorenbeleid Het kabinet wil topsectoren waarin Nederland wereldwijd uitblinkt verder versterken. Om dat te bereiken gaan overheid, bedrijfsleven, universiteiten en onderzoekscentra samen werken aan kennis en innovatie. Er zijn negen topsectoren: tuinbouw en uitgangsmaterialen, water, agri & food, life sciences & health, chemie, hightech systemen en materialen, energie, logistiek en creatieve industrie. ICT is een onderwerp dat meerdere topsectoren aangaat. De ICT Roadmap voor de topsectoren vormt de basis om de komende jaren de mogelijkheden van ICT nog beter te benutten door publiek-private samenwerking. In deze serie bezoekt I/O Magazine de top sectoren en vraagt naar hun plannen. Meer informatie over de ICT Roadmap: www.ictonderzoek.net.
Correleren en analyseren Onlangs lanceerde LSH Plaza de eerste call. De zogeheten ‘Life Sciences Impulse call’ is bedoeld voor onderzoekssamenwerkingen tussen bedrijven, gezondheidsfondsen en kennisinstellingen. ‘Deze call wordt betaald vanuit de TKI-toeslag’, zegt Van Leen. ‘De gezondheidsfondsen dragen EUR 8 miljoen bij en het bedrijfsleven legt eenzelfde bedrag in. Samen met de bijdrage van kennisinstellingen en de TKI-toeslag hebben we in totaal EUR 24 miljoen te besteden aan onderzoek.’ Voor ICT-onderzoekers ziet Van Leen binnen zijn sector twee grote uitdagingen: ‘Patiënten moeten steeds zelfredzamer worden. Dat betekent dat ze bijvoorbeeld hun bloedsuikerwaarden thuis meten en via hun smartphone de gegevens verzenden naar hun arts. Privacy en security moeten hiervoor goed geregeld zijn. Ik behoor zeker tot de mensen die zich hierover zorgen maken.’ Daarnaast is er vanuit de wetenschap enorme behoefte aan grip op grote datastromen. Zelf heeft Van Leen daar bij DSM ook mee te maken. ‘Wij ontwikkelen micro-organismen die bepaalde stoffen voor ons moeten maken. Dat begint met een ontwerp op de computer: op basis van bekende gegevens uit vakgebieden als proteomics en metabolomics bekijken we welke routes we moeten implementeren om de juiste stof te krijgen. Het zou ons enorm helpen als we met een druk op de knop alle bekende data over genen en eiwitten zouden kunnen correleren en analyseren. Dan is de kans veel groter dat zo’n beest uiteindelijk ook doet wat we willen.’
17 I/O Magazine / juni 2013
Big data Prof. dr. Barend Mons, onder andere wetenschappelijk directeur van het Netherlands Bioinformatics Centre, noemt zonder na te denken ook het door Van Leen aangekaarte probleem als dè uitdaging voor ICT binnen de Life Sciences. ‘Waar het tien jaar geleden in deze sector nog het probleem was om aan gegevens te komen, hebben we nu te maken met een overvloed aan data. Sequencers ontrafelen genomen in een noodtempo, dat levert tsunami’s aan data op. Je kunt de sector alleen vooruit helpen als je die data ook op een zinnige manier kunt opslaan, analyseren en combineren met andere bekende gegevens. En daar werken we hard aan.’ Binnen Mons’ werkterrein bioinformatica bestaat een aantal grote samen werkingsverbanden. Het NBIC is er een van, maar ook het eScience Center speelt een belangrijke rol, zegt Mons. Een ander belangrijk opkomend orgaan is het Barend Mons, onder andere wetenschappelijk directeur van Data Integration and Stewardship Centre (DISC), een onderdeel van het Dutch het Netherlands Bioinformatics Centre Techcentre for Life Sciences (DTL). ‘DTL is een van de initiatieven die we ontplooien om voor de langere termijn financiële zekerheid te kunnen bieden aan het onderzoek in onze sector’, legt Van Leen uit. Niet geheel toevallig is Mons bij al deze initiatieven betrokken. Al deze organisaties kijken verder dan de topsector Life Sciences & Health, zegt Mons: ‘Binnen een topsector als Tuinbouw en uitgangsmaterialen heerst hetzelfde probleem. De data die uit de Next Generation Sequencers komen verdubbelen elke acht maanden. Dat gaat sneller dan de wet van Moore die de toename beschrijft van de hoeveelheid informatie die je kwijt kunt op een chip. Daar zie je het probleem al opduiken: we kunnen al die data nooit meer opslaan, laat staan dat we ze kunnen bewerken.’
Barend Mons: ‘Een gen kan in verschillende vakgebieden vijftien verschillende namen hebben’
Patronen ontdekken Niet alleen de omvang, maar ook de complexiteit van data neemt toe, zegt Mons. ‘Je moet veel meer soorten data gaan combineren om zinnige uitspraken te kunnen doen.’ Antwoorden op vragen als: waarom worden mensen zo oud? of: hoe gedraagt een bepaalde tumor zich? vereisen data-associaties om patronen te ontdekken. ‘We richten ons bijvoorbeeld op interoperabiliteit: bestanden moeten niet alleen met elkaar kunnen praten, maar ook eenzelfde logische opbouw hebben. In feite is e-science, heel kort door de bocht, het ontdekken van patronen in een bepaalde dataset in het licht van alle data en informatie die er al is’, aldus Mons. Dat klinkt simpeler dan het is. Zoiets triviaals als een naam is op dit moment al niet standaard, zegt hij. ‘Een gen kan in verschillende vakgebieden vijftien verschillende namen hebben. Hoe vind je dan alle verwijzingen naar datzelfde gen?’ DISC gaat ijveren voor de invoering van een standaard manier van werken voor alle data-intensieve vak gebieden, zegt Mons. ‘We zetten in op interoperabiliteit, text mining, en reasoning via de Cloud. Bij dat laatste zeggen met name zorgverleners dat dat niets voor hen is. Patiëntengegevens zouden zich niet lenen voor uitwisseling via openbare netwerken. De uitdaging van DISC is nu om te laten zien dat dit wel degelijk veilig kan en dat niet ieder probleem uniek is. Bedrijven worstelen met diezelfde vraag: hoe kan ik gegevens via een grid of de Cloud bewerken, zonder dat anderen ze kunnen inzien?’ Er is nog een wereld te winnen, zegt Mons. ‘Er gaapt een grote kloof tussen disciplines. Neem de biologie en de ICT. Wetenschappelijke programmeurs maken Ferrari’s. Die zijn heel snel. Maar je moet wel weten hoe je ze moet besturen, en ze vereisen veel onderhoud. We hebben meer pragmatische modellen nodig, die voor biologen makkelijk te gebruiken zijn.’ Hij verwacht op dit gebied veel van DISC. ‘Dat moet een federatief geheel worden: we moeten niet allemaal meer dure apparaten kopen, maar sequencers delen. DISC kan dan assistentie bieden met het opslaan van data, adviseren hoe je er in silico reasoning mee kunt doen, of toegang regelen tot het grid voor intensieve berekeningen.’ Als het aan Mons ligt, krijgt aandacht voor data een veel The top sector Life Sciences & Health strives for high-quality prominentere rol in onderzoekstrajecten. ‘Liefst zitten we als DISC-experts al health care at low costs. One of the ways to achieve this, bij het ontwerp van nieuwe onderzoeksprojecten aan tafel. Dan kunnen we de is by treating and monitoring patients outside of hospitals. onderzoekers laten uitleggen wat voor data ze verwachten, ze adviseren hoe ze ICT infrastructure is crucial for future communication between die dan het beste kunnen vormgeven zodat ze de gegevens later beter kunnen patients and caretakers. Privacy and security are required to correleren met bestaande data, en laten nadenken of er überhaupt voldoende make this transition a successful one. Furthermore, ICT also opslagcapaciteit is voor al die gegevens. Want als de analyse van data duizend plays an important role in the scientific research in the sector. keer duurder wordt dan het produceren ervan, zijn we met al die nieuwe Life Sciences research is very data intensive. Thorough data apparatuur alsnog niks opgeschoten.’ I/O stewardship protocols are crucial.
18 I/O Magazine / juni 2013
Pas gepromoveerd
In October 2012, Nick Palmer defended his PhD thesis on the use of smartphones for disaster management. After nearly seven years in the Netherlands, he returned to California to work for a software consultancy firm cum venture capitalist, and recently accepted a position as VP of Technology at one of their startups, NewAer. Door Daphne Riksen
Using smartphones in disaster situations Why were you interested in smartphones? ‘In 2008, when I started my PhD research, smartphones were predicted to be the next wave. At the time, I was finishing a Top Master’s Programme on parallel and distributed computing at the VU with Professor Henri Bal. He challenged me to find a reason to do distributed computing on smartphones. So I read a lot and concluded that smartphones could be useful in disaster situations, where the infrastructure that connects them gets destroyed. In that case, you could still use your phone to take pictures and to collect all kinds of data, such as where people are trapped. You could exchange your data in the field with other people, using WiFi or Bluetooth. Multiple people would ferry that data around, and the first person who connects to a cell tower could offload the information to the command and control center.’
In this scenario, what were the kinds of issues you were facing? ‘One of the interesting problems is data management. When a disaster hits, there is no centralised resource available and you don’t know upfront what kind of data
Who: Nick Palmer (37 years old) Where: VU
When: October 3, 2012
you need to collect. With Katrina, for instance, it would have been useful to know where people were stranded, so busses could have picked them up. So you need a system that allows you to construct a new collection of data on your phone at runtime, which you can fill. I made an implementation of such a database system for the Android platform. Versioning is another typical problem, as is the trustworthiness of the information. So you need authentication as well. And last but not least, usability is an issue. I did some usability tests and found my implementation is both flexible and of high utility, but it is not a simple tool. Further work is needed there.’
What was the importance of your work? ‘I think it was twofold. One is to point out to the disaster management community that they need to pay more attention to distributed computing. I visited several related conferences and I noticed that most of the people in this field think only of situations where the infrastructure is still intact. Smartphones have a lot of potential to get the right information in the right people’s hands, and to facilitate disaster relief. The other aspect was to prove that we could use these kinds of systems in novel ways. Because of this, one of the committee members called my work “proof by construction”.’
Why did you come to Amsterdam? ‘I was not a typical PhD student. I was working in the financial services industry and became interested in distributed computing. When I was 29 I applied to various universities for a Master’s study. I got accepted at the VU and flew over for a visit. Subsequently, I first fell in love with Amsterdam, and then with a lovely Italian girl, whom I married three days after I got my PhD. She is a medical researcher and got an offer at Stanford University she couldn’t refuse. It was difficult for me to leave Amsterdam, but in Silicon Valley it was easy for me to find a job. I currently work for NewAer as VP of Technology on a “Proximity Platform” for smartphones. I manage a team and develop software myself.’ I/O
Thesis: ‘Smartphones: A Platform for Disaster Management Funded by: VU
Nick Palmer studied Computer Engineering at the University of Arizona and received a Master’s Degree in Parallel and Distributed Computing Systems from the VU.
Did you recently defend your thesis and would you like to appear on this page? Please mail a short description of your research and its results to
[email protected]
19 I/O Magazine / juni 2013
ICT.OPEN 2013, hét jaarlijkse congres over ICT-en informaticaonderzoek in Nederland, vindt dit jaar plaats op 27 en 28 november onderzoek in Nederland, vindt dit jaar plaats op 27 en 28 november bij Hotel Van der Valk Eindhoven. Noteer deze datum alvast in uw agenda! ICT.OPEN biedt u bij uitstek de gelegenheid uw onderzoek te presenteren en uw ervaringen, ideeën en visie te delen met collega-onderzoekers. Ook ICT-onderzoekers uit het bedrijfsleven zijn van harte welkom. Meer informatie volgt binnenkort.
Impuls van EUR 7,7 miljoen voor onderzoek topsector Creatieve industrie
Hoe kun je zonnepanelen en andere technologie verwerken in draagbare, modieuze kleding? Wat is de betekenis van overtuigende draagbare, modieuze kleding? Wat is de betekenis van overtuigende verhalen voor de ontwikkeling van games? Hoe kun je reacties van oudere televisiekijkers gebruiken om preciezere kennis over historisch beeldmateriaal te ontwikkelen? Wetenschappers en private en publieke partijen buigen zich samen over deze en andere private en publieke partijen buigen zich samen over deze en andere vragen binnen het nieuwe onderzoeksprogramma Creatieve industrie. NWO en TNO investeren in totaal EUR 7,7 miljoen in dit programma, dat 21 nieuwe wetenschappelijke onderzoeken oplevert (19 NWO-projecten en 2 TNO-projecten) die aansluiten bij het topsectorenbeleid van het kabinet. Meer informatie: www.nwo.nl/actueel/nieuws/2013/gw/impulsvan77miljoenvooronder www.nwo.nl/actueel/nieuws/2013/gw/impulsvan77miljoenvooronder zoekbinnentopsector zoekbinnentopsectorcreatieveindustrie.html
NWO-Vidi’s toegekend aan EW- en STW-onderzoekers
NWO heeft 86 wetenschappers maximaal EUR 800.000 toegekend om een eigen onderzoekslijn te ontwikkelen en een onderzoeksgroep te bouwen. Zij ontvangen een Vidi uit de Vernieuwingsimpuls g groep te bouwen. Zij ontvangen een Vidi uit de Vernieuwingsimpuls roep te bouwen. Zij ontvangen een Vidi uit de Vernieuwingsimpuls van NWO. Binnen NWO Exacte Wetenschappen hebben zeven van NWO. Binnen NWO Exacte Wetenschappen hebben zeven jonge exacte wetenschappers een Vidi ontvangen. Acht Vidi’s gaan naar wetenschappers die hun onderzoek via Technologiestichting STW gaan uitvoeren. De onderzoekers zijn vrij om hun onderzoeksonderwerp te kiezen. Op deze manier stimuleert NWO nieuwsgierigheidsgedreven en vernieuwend onderzoek. De onderwerpen waar de Vidi-laureaten onderzoek naar gaan doen, lopen uiteen van de rol van belangengroepen in politieke besluitvorming tot het biochemisch ontrafelen van de ziekte van Parkinson en de ontwikkeling van computersimulaties om brandstof te halen uit hout. Meer informatie: www.nwo.nl/actueel/nieuws/2013/ew/vidisvooracht exactetoponderzoekers.html en www.stw.nl/nl/content/achtstwonder zoekersontvangeneennwovidi
Nieuwe database-architectuur Onderzoekers van het CWI ontwikkelden een nieuwe databasearchitectuur die de meest relevante data continu door een ringnetwerk van een groot aantal machines rondpompt. Deze experimentele Data Cyclotron-architectuur is sneller en heeft een hogere doorvoersnelheid dan systemen die data van een traditioneel schijfsysteem lezen en schrijven. CWI-onderzoeker Rómulo Gonçalves promoveerde in maart aan de UvA op zijn onderzoek naar Data Cyclotron. De methode is met name geschikt voor Business Analytics, data mining en web-log tracing. De Data Cyclotronarchitectuur is ontwikkeld op SciLens, een grootschalig experimenteel databaseplatform dat sinds 2011 op het CWI in gebruik is. Het onderzoek is gedeeltelijk gefinancierd door NWO en COMMIT/. Meer informatie: www.cwi.nl/researchgroups/Database Architectures
Column
Uitgelicht
Save the Date: 27 en 28 november ICT.OPEN 2013
Weet het CBS dat ICT bestaat? Het CBS verzamelt en analyseert bedrijfsgegevens op basis van de SBI – de Standaard Bedrijven Indeling. Eens kijken hoe de ICT daarin voorkomt. Fokt U paarden of ezels? Dan is SBI-code 01.43 voor u. Schapen of geiten misschien? Dan zit u bij SBI-code 01.44 prima. Iedere economische activiteit in dit land – en in heel Europa – wordt voor de statistieken vastgelegd via zogenaamde SBI-codes, de Standaard Bedrijven Indeling. Die geeft precies aan wat de aard van die activiteit is. Niet onbelangrijk, want een groot deel van het overheidsbeleid is gebaseerd op CBS-cijfers die de SBI gebruiken. Wie het spreadsheet met de SBI-codes bij het CBS downloadt en bekijkt (welgeteld 1.896 regels, en dan zeur ik niet over de pakweg 150 blanco regels) begint vanzelf te mijmeren bij omschrijvingen als: Wellness en overige dienstverlening; uitvaart branche. Maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting. Schrijven en overige scheppende kunst. Zeer de moeite van analyse waard!
Maar vandaag wil ik statistiek bedrijven op de SBI-codes. Welke woorden zouden het meest voorkomen in deze lijst? U denkt vast aan Nederland als land van handelaren en dominees en dat is inderdaad voor de helft goed: handel (216 x) goed, religie (2 x) fout. Tot mijn genoegen staat vervaardiging (302 x) bovenaan. Naast handel drijven maken we dus ook nog wel eens wat. Op de derde en vierde plek staan respectievelijk winkel (95 x) en dienst (80 x). Laten we nu eens naar woorden zoeken die met ICT te maken hebben: computer (16 x), informatie (14 x), Internet (9 x), software (6 x) en web (3 x). Informatica en de informatiemaatschappij zijn nog maar nauwelijks ontdekt door het CBS. Bovendien bleek al in 2010 uit een studie van Dialogic dat vooral softwaregerelateerde activiteiten niet goed gerepresenteerd worden in de SBI. Immers, bedrijven die als hardwareleverancier te boek staan halen vaak hun grootste omzet uit software. Door deze omissies worden er te weinig specifieke gegevens verzameld en is beter en meer gericht beleid niet te verwachten. Het is dus de hoogste tijd om de huidige lijst (die in 2008 voor het laatst is opgefrist) aan de realiteit van vandaag en morgen aan te passen. Dat lijkt me een startpunt voor nieuw beleid dat het economische en daardoor ook wetenschappelijke belang van ons vakgebied onderkent en verder versterkt. Kan het nog erger? Jazeker! In onze kennismaatschappij is kennis (0 x) de hekkensluiter in de SBI.
20 I/O Magazine / juni 2013
ASCI
Andrei Pruteanu (TU Delft, 29 mei 2013) Computing in Large-Scale Dynamic Systems Promotor: prof.dr. K.G. Langendoen Majid Nabi Najafabadi (TU/e, 19 juni 2013) Wireless Sensor Networks for Pervasive Health Applications Promotor: prof.dr.ir. T. Basten
Stevan Rudinac (TU Delft, 6 mei 2013) Advancing the Relevance Criteria for Video Search and Visual Summarization Promotoren: prof.dr. A. Hanjalic and prof.dr.ir. R.L. Lagendijk Lejla Alic (EUR, 18 juni 2013) Tule: Quantification of Tumour Heterogeneity in MRI Promotor: prof.dr. W.J. Niessen
IPA
Gerhard de Koning Gans (RUN, 11 april 2013) Outsmarting Smart Cards Promotor: prof.dr. B.P.F. Jacobs Co-promotor: dr. F.D. Garcia
Michaela Greiler (TU Delft, 22 april 2013) Test Suite Comprehension for Modular and Dynamic Systems Promotor: prof.dr. A. van Deursen (TU Delft) Sander van der Burg (TU Delft, 3 juni 2013) A Reference Architecture for Distributed Software Deployment Promotor: prof.dr. A. van Deursen Co-promotor: dr. E. Visser
Martijn van den Heuvel (TU/e, 12 juni 2013) Composition and synchronization of real-time components upon one processor Promotor: prof.dr. J.J. Lukkien Co-promotor: dr.ir. R.J. Bril
John Businge (TU/e, 4 juli 2013) Co-evolution of the Eclipse Framework and its Third-party Plug-ins Promotoren: prof.dr. M.G.J. van den Brand (TU/e) en prof.dr.ir. T.P. van der Weide (RUN) Co-promotor: dr. A. Serebrenik (TU/e) Lionel Elie Mamane (RUN, 23 september 2013) Interactive mathematical documents: creation and presentation Promotor: prof.dr. J.H. Geuvers Co-promotor: dr. J.H. McKinna
UT/CTIT
NWO
J.W. van ’t Klooster (UT, 28 juni 2013) User-Tailored E-Health Services Promotor: prof. dr.ir. H.J. Hermens
SIKS
Mw. M. Mu (UT, 5 juli 2013) Texture representation for low-resolution palmprint recognition Promotor: prof.dr.ir. C.H. Slump Co-promotor: dr.ir. R.N.J. Veldhuis
28 juni 2013 CATCH meeting by COGITCH Locatie: Universiteitsmuseum, Utrecht 19 – 21 juni 2013 Tilburg Gesture Research Meeting (TIGER 2013) http://tiger.uvt.nl/
CWI leidt Europees netwerk van imagingspecialisten
Uitgelicht Kalender
Trung Kien Dang (UvA, 31 mei 2013) Semi-Interactive Construction of 3D Event Logs for Scene Investigation Promotor: prof.dr.ir. A.W.M. Smeulders
Mw. E.M. Alvarez (UT, 14 juni 2013) The Value of Customization: on Differentiation in Service Logistics Promotor: prof.dr. W.H.M. Zijm
M. Zarifi Eslami (UT, 7 juni 2013) Service Tailoring: A Method and Tool for User-centric Creation of Integrated IT-based Homecare Services to Support Independent Living of Elderly Promotor: prof.dr. R.J. Wieringa
G. Ongena (UT, 13 september 2013) The Development of Audiovisual Archive Services for Consumers: YOUTUBE and Beyond Promotor: prof.dr. J.A.G.M. van Dijk en prof. ir. E. Huizer Co-promotor: dr. L. van de Wijngaert M. Burla (UT, 18 september 2013) Advanced Integrated Optical Beamforming Networks for Broadband Phased Array Antenna Systems Promotor: Prof.dr.ir. W.C. van Etten A. Zarghami (UT, 19 september 2013) Architectal Support for Dynamic Homecare Service Provisioning. Promotor: pProf.dr. R.J. Wieringa
CWI gaat het onderzoeksnetwerk EXTREMA leiden, dat op 16 mei officieel werd gelanceerd met een kick-offbijeenkomst in Brussel. EXTREMA richt zich op het opzetten van een interdisciplinaire onderzoeksgemeenschap op het gebied van imaging, bestaand uit zowel röntgenspecialisten als wiskundigen. Zij gaan samenwerken aan een nieuwe generatie imagingtechnieken die innovatie in zowel wetenschap als industriële R&D moet brengen. CWI-onderzoeker Joost Batenburg is verkozen als leider van het netwerk van onderzoeksinstituten uit 17 Europese landen. Batenburg leidt op het CWI een imaging-groep die een grote expertise heeft in het ontwikkelen van algoritmen die worden gebruikt door imaging-specialisten in de materiaal- en levenswetenschappenen en de medische wetenschap. EXTREMA is een COST Action-netwerk, een Europees framework voor wetenschappelijke en technologische samenwerking.
_____________________________________
IPN
27 – 28 november 2013 ICT.OPEN 2013 Locatie: Hotel Van der Valk Eindhoven
Lorentz Center
24 – 28 juni 2013 Workshop Operando Research in Catalysis (ORCA) Locatie: Oort-gebouw, Leiden
1 – 5 juli 2013 Workshop Steps Towards a New Generation of Stellar Models Locatie: Oort-gebouw, Leiden 15 – 19 juli 2013 Workshop Language Interaction Design Locatie: Snellius-gebouw, Leiden
22 – 26 juli 2013 Workshop Sage Days: Algorithms in Arithmetic Geometry Locatie: Snellius-gebouw, Leiden 19 – 23 augustus 2013 Workshop DFT-based Multilayer Methods for Nanoscale Systems Locatie: Snellius-gebouw, Leiden 26 – 30 augustus 2013 Workshop Gossip and the Management of Reputation Locatie: Oort-gebouw, Leiden
2 – 6 september 2013 Workshop SIMCO: Set-Oriented and Indicator-Based Multi-Criteria Optimization Locatie: Oort-gebouw, Leiden 9 – 13 september 2013 Workshop Modelling Meets Infant Studies in Language Acquisition Locatie: Oort-gebouw, Leiden
Internationale impuls voor onderzoekers Vijf Nationale Onderzoeks- en Onderwijsnetwerken uit 4 verschillende landen hebben de krachten gebundeld in Enlighten Your Research Global (EYR-Global). Deze wedstrijd nodigt onderzoekers uit voorstellen in te dienen waarin internationale samenwerking wordt gestimuleerd. Zij kunnen via deze samenwerking profiteren van hoogwaardige ICT-faciliteiten, ondersteuning en advies van de betrokken landen. Onderzoekers uit alle wetenschapsgebieden zijn welkom. Begin mei startte de inschrijving voor de eerste editie van de wedstrijd EYR- Global. Op 24 juni moeten de conceptvoorstellen binnen zijn. Meer informatie over de wedstrijd is te vinden op www.enlightenyourresearch.net.
CWI-cryptograaf Ronald Cramer gekozen tot KNAW-lid Cryptograaf Ronald Cramer (CWI) is gekozen tot lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Naast onderzoeker en leider van de Cryptology onderzoeksgroep van het CWI is Cramer (1968) als hoogleraar verbonden aan het Mathematisch Instituut van de Universiteit Leiden. Cramer houdt zich bezig met cryptografie, met de wiskunde van de digitale veiligheid, die bijvoorbeeld belangrijk is voor internettransacties. Het Cramer-Shoup cryptosysteem waarover hij samen met zijn Amerikaanse collega Victor Shoup publiceerde was het eerste praktische systeem dat bestand is tegen actieve aanvallen. Meer informatie: www.knaw.nl/Pages/DEF/35/039.bGFuZz1OTA.html