Bron: J. de Kort en A.R. Spanjer (2008), 'Russische energiepolitiek: bedreiging voor Europa?', Kwartaalschrift Economie, jrg. 5, nr. 3, september 2008, pp. 341-359.
Russische energiepolitiek: bedreiging voor Europa? Joop de Kort 1 en Aldo Spanjer 2
Samenvatting
Door Europa’s groeiende importafhankelijkheid en de herstatelijking van de energiesector in Rusland, zijn er in Europa zorgen gerezen dat energie, vooral gas, als politiek drukmiddel gebruikt zal worden door Rusland. De ervaringen in Oekraïne, WitRusland en Moldavië impliceren dat gas inderdaad als politiek drukmiddel wordt gebruikt. Echter, de ervaringen van deze drie GOS landen kunnen niet maatgevend zijn voor Europa, omdat de Europese energiepositie tegenover Rusland veel sterker is. Rusland is voor zijn gasinkomsten afhankelijk van de Europese afzetmarkt. Europa zou haar visie ten aanzien van de Russische energiepolitiek niet moeten baseren op de ervaringen van de GOS landen.
Inleiding
De gestegen prijzen voor olie en gas hebben Rusland geen windeieren gelegd. Moest in de jaren 90 Rusland nog de hulp van het IMF inroepen voor steun en advies over het te voeren macro-economisch beleid, in de eerste decade van de 21e eeuw heeft Rusland de hoge opbrengsten uit de energie-uitvoer benut om versneld zijn buitenlandse schulden af te lossen en is van begrotingstekorten geen sprake meer. Rusland hoeft zijn hand niet meer op te houden. Niettemin leiden de gestegen energieprijzen ook tot spanningen. De binnenlandse prijzen en de prijzen die de voormalige Sovjet Republieken voor de 1
Universiteit Leiden, Afdeling economie, Faculteit der Rechtsgeleerdheid en Afdeling Slavische Talen en Culturen & Ruslandkunde, Faculteit der Letteren. 2 Universiteit Leiden, Afdeling economie, Faculteit der Rechtsgeleerdheid. De auteurs danken de anonieme referenten voor hun commentaar en suggesties.
1
Russische energie betalen, zijn niet meegestegen met de wereldmarktprijzen. Om te kunnen toetreden tot de WTO heeft Rusland moeten toezeggen de binnenlandse prijzen voor energie meer in overeenstemming te brengen met de wereldmarktprijzen. Dit verhoogt de kosten voor de Russische industrie die toch al niet concurrerend is op de internationale markten. Er ontstaan ook spanningen tussen Rusland en de opvolgerstaten van de Sovjet-Unie omdat Rusland ook voor hen de energieprijzen verhoogt. Het meest bekend is het conflict tussen Rusland en de Oekraïne waarbij Rusland begin 2006 een aantal dagen de gaskraan naar Oekraïne dichtdraaide. Omdat de export naar Europa grotendeels via de Oekraïne loopt, waren de gevolgen daarvan in Europa onmiddellijk merkbaar. Frankrijk en Italië ontvingen ongeveer een kwart minder gas dan gebruikelijk, andere Europese landen ontvingen nog minder (Stern, 2006). Dit voorval heeft meerdere Europese lidstaten met hun neus op de afhankelijkheid van Russische energie gedrukt. Het afsluiten van de gaskraan is een economisch risico, maar het wordt door de Europese Unie ook als een politiek risico gezien. In het conflict met de Oekraïne werd Rusland er van verdacht zijn energiewapen in te zetten om ook politieke belangen te dienen. De politieke ondersteuning die de gasgigant Gazprom krijgt van de Russische regering in zijn pogingen ook energie te leveren aan de Europese kleinverbruikers, 3 draagt bij aan de idee dat commercieel en politiek beleid in Rusland heel dicht tegen elkaar aanliggen. In deze bijdrage gaan wij na of Europa inderdaad bang moet zijn voor een politiek georiënteerd Russisch energiebeleid, inclusief onderbrekingen van het energieaanbod. We zullen daartoe eerst de energiesector van Rusland in kaart brengen en aangeven hoe groot de rol van de staat in deze sector is. Vervolgens houden we het Russische energiebeleid jegens de voormalige Sovjet republieken, verenigd in het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS) tegen het licht. We beschrijven het spanningsveld tussen commerciële en politieke motieven in de verhoudingen tussen Rusland en de andere GOS-landen. In de daaropvolgende paragraaf gaan we na in hoeverre de verhouding tussen Rusland en de voormalige Sovjet republieken maatgevend is voor het Russische beleid tegenover de landen van de Europese Unie. Ten slotte beschrijven we de mogelijke
3
Denk in dit verband aan de vermeende interesse, in 2006, van Gazprom in Centrica, het grootste Britse energiebedrijf, dat gas en elektriciteit levert aan 17 miljoen kleinverbruikers.
2
ontwikkelingen in het Russische energiebeleid ten opzichte van Europa en geven we aan of Europa terecht een politiek georiënteerd Russisch energiebeleid vreest.
De energiesector in Rusland
Net als andere bedrijfstakken werd de energiesector onder het communisme centraal geleid. En net als andere bedrijfstakken produceerde de energiesector niet erg efficiënt. De Russische economie gebruikte veel meer energie per eenheid inkomen dan markteconomieën, ook wanneer er gecorrigeerd wordt voor het koude Russische klimaat en de grote afstanden tussen productie-eenheden en consumptiegebieden (Milov e.a., 2006). De diepe economische crisis die ingezet werd met de hervormingen in 1992 heeft ook de energiesector niet onberoerd gelaten. De productie van energiedragers daalde fors om pas weer rond de millenniumwissel aan te trekken. Zie tabel 1 voor een overzicht van deze ontwikkeling. De ontwikkelingen in de elektriciteitsproductie volgen die in de andere energiedragers direct, aangezien ongeveer 70% van de elektriciteit wordt opgewekt door de verbranding van kolen en gas. De overige 30% komt voor rekening van water- en atoomkracht. De crisis heeft niet geleid tot een hogere energie-efficiëntie. De terugval in de energieproductie is kleiner dan de terugval in het inkomen die in de jaren negentig rond de 60% bedroeg. Een deel daarvan kan verklaard worden doordat de verwarming en elektriciteitsvoorziening van woningen onafhankelijk is van de conjunctuur (Sagers, 2003).
Tabel 1: Productie van energiedragers 1990-2005
1990
1995
2000
2003
2005
Kolen (miljoen ton)
395
263
258
277
299
Olie (miljoen ton)
516
307
324
421
470
Gas (miljard m3)
641
595
584
620
641
Elektriciteit (miljard kwu)
1082
860
878
916
953
Bron: Rossiiskii Statistitsjeskii Ezjegodnik, 2006, tabellen 13.26, 13.28, 13.31, 13.95
3
Er zijn wel verschillen aan te geven in de ontwikkelingen tussen de verschillende energiedragers. De productie en consumptie van kolen is fors gedaald; er zijn tientallen mijnen gesloten, en tussen 1993 en 2001 verloren 196 duizend van de 373 duizend mijnwerkers hun baan, met name in het oosten van Siberië en in de Arctische gebieden (Arbatov en Kranner, 2001, USAID, 2007). 4 De economische opleving die na de financiële crisis van 1998 ingezet is, heeft ook geleid tot stijgende kolenproductie. Het monopolie op de kolenproductie is opengebroken en er zijn nu ongeveer 60 private ondernemingen die kolen delven. Ongeveer 20% van de Russische kolenproductie vindt haar weg naar het buitenland (Yakubov, 2006). De terugval in de olieproductie is van vergelijkbare grootte als die in de kolenproductie en net als in de kolensector vindt de meeste productie nu plaats in geprivatiseerde ondernemingen. Maar er zijn ook verschillen aan te merken. De oliesector is veel geconcentreerder gebleven dan de kolensector. Er zijn negen verticaal geïntegreerde oliemaatschappijen gecreëerd, die vervolgens geprivatiseerd zijn. Tijdens de eerste privatiseringsronde, tussen 1992 en 1994, zijn insiders er in geslaagd grote pakketten aandelen te verwerven. Vijf van de negen geïntegreerde maatschappijen zijn tijdens de loans-for-shares operatie in 1995-1996 volledig in particuliere handen gekomen. 5 Niet alle nieuwe eigenaren hadden een achtergrond in de oliesector en deze hielden zich aanvankelijk vooral bezig met het plunderen van de ondernemingen (Moser and Oppenheimer, 2001). 6 Dit verklaart deels dat meer dan de helft van de productie haar weg vindt naar het buitenland. Het belang van de private olieondernemingen neemt na de millenniumwisseling toe als zij oude olievelden opnieuw in gebruik nemen en nieuwe velden gaan exploiteren. Deze productietoename valt samen met de mondiale stijging van de olieprijzen, maar ook met 4
Het aantal mensen dat hun baan verloren heeft als ook de andere activiteiten verbonden aan de mijnen, zoals sociale voorzieningen, huisvesting en dergelijke, meegerekend worden bedroeg 550 duizend (van de 878 duizend in 1993) (USAID, 2007). 5 Tijdens de loans-for-shares privatisering werden 12 waardevolle ondernemingen, met name in de grondstoffensector, in twee stappen geprivatiseerd. In de eerste stap werden aandelen in deze ondernemingen door de staat als onderpand gegeven voor leningen. Omdat de staat verzaakte werd in een tweede stap dit onderpand geveild (Zie o.a. Hoffman, 2002, Barnes, 2006). 6 Gaddy and Ickes (2005) argumenteren dat de onzekere eigendomsrechten ervoor verantwoordelijk zijn geweest dat de private ondernemingen (Joekos, Loekoil) in grote vaart bestaande velden hebben leeggemaakt in plaats van te investeren in nieuwe velden of nieuwe transportmogelijkheden.
4
het aantreden van president Poetin die belooft de nieuwe eigenaren met rust te laten onder de voorwaarde dat ze zich concentreren op de bedrijfsvoering van hun ondernemingen en zich niet langer inlaten met de politiek.7 De staatsinvloed in de oliesector neemt vanaf 2004 weer toe als Joekos wegens belastingontduiking en valsheid in geschrifte voor het gerecht gedaagd wordt en uiteindelijk een groot deel van haar oliebelangen in handen ziet komen van Rosneft, een geïntegreerde oliemaatschappij die in staatshanden gebleven is. 8 Ook Sibneft komt in 2005 weer in staatshanden. 9 Daarmee komt het staatsaandeel in de productie van olie op zo’n 25%. Dat is onvoldoende om de sector te domineren, maar met name de zaak tegen Joekos heeft een signaal gezonden naar de andere private maatschappijen dat ze kwetsbaar zijn voor herstatelijking. De gasproductie is in de jaren negentig minder gedaald dan die van kolen en olie. Het relatief milieuvriendelijke gas is een belangrijke brandstof voor de opwekking van elektriciteit en voor de verwarming van bedrijven en huishoudens. Een dominante rol in de energiesector is weggelegd voor Gazprom, dat 85% van het aardgas in Rusland produceert en het monopolie heeft over zowel het transportnetwerk als over de export van gas. Het is bovendien een monopsonist voor het gas dat als bijproduct van de oliewinning naar boven komt. Gazprom heeft noteringen aan meerdere Russische beurzen en aandelen kunnen ook aan Europese en Amerikaanse beursen verhandeld worden, maar de staat heeft altijd een groot controlerend aandeel in het bedrijf gehouden en heeft sinds 2005 weer een absolute meerderheid van de aandelen in handen. 10 De binnenlandse prijzen voor gas zijn strikt gereguleerd en gemaximeerd op een niveau dat ver onder dat op de wereldmarkt ligt (OECD, 2004, Stern, 2005). Gazprom is voor zijn inkomen afhankelijk van de exporten, die met name naar Europa gaan. De gasprijzen zijn net als de olieprijzen fors gestegen en daarmee zijn de exportopbrengsten voor Gazprom toegenomen. Het is bovendien opmerkelijk dat veel van Gazprom’s investeringen in de afgelopen jaren
7
Gedurende het presidentschap van Jeltsin was er een nauwe verwevenheid van politieke en zakelijke belangen. Dit had ook de loans-for-shares mogelijk gemaakt. 8 Er bestaat in de literatuur weinig twijfel over het politieke karakter van de zaak tegen Joekos en haar eigenaar Chodorkovski. De zaak werd aanhangig gemaakt nadat Chodorkosvki politieke ambities had uitgesproken. (Zie bv. Kotz and Weir, 2007.) 9 Berezjovski wordt voor zijn vlucht naar Londen gedwongen Sibneft te verkopen aan de tweede man in de onderneming, Abramovitsj, die het in 2005 voor 13 miljard dollar verkoopt aan Gazprom, de staatsonderneming die de gassector domineert. 10 Zie de website van Gazprom (http://www.gazprom.ru/eng/articles/article21713.shtml).
5
buiten de energiesector gedaan zijn. De onderneming bezit aandelen in de exploitatie van wegen, in banken, tv stations, kuuroorden enzovoorts. Een grote binnenlandse afnemer van energiedragers is de bijna elektriciteitsmonopolist Verenigde Elektriciteitssystemen (VES), die veel van de activiteiten van het ministerie van elektriciteit van de Sovjet-Unie heeft overgenomen. Ook de elektriciteitsproductie is afgenomen, maar omdat ook de vraag naar elektriciteit deels ongevoelig is voor de conjunctuur, een kwart van de elektriciteit wordt afgenomen door huishoudens, driekwart door de industrie en andere gebruikers, is de terugval in de productie kleiner dan de daling in het nationaal inkomen. De staat heeft een meerderheid van de aandelen in VES, die niet alleen elektriciteit produceert, maar ook eigenaar is van het enorme hoogspanningsnetwerk in Rusland en
bovendien
net
wel
of
net
niet
een
meerderheidsaandeel heeft in veel regionale en lokale elektriciteitsdistributeurs. Hervormingen in de elektriciteit, zoals het opbreken van het verticaal geïntegreerde VES en het creëren van concurrentie in de opwekking en het transport van elektriciteit, zijn wel in voorbereiding, maar tot op heden nog niet doorgevoerd. Net als de gasprijzen, zijn de elektriciteitsprijzen aan een laag maximum gebonden. De VES heeft echter nauwelijks exportopbrengsten en de eindgebruikers worden feitelijk gesubsidieerd door de elektriciteitsleverancier die inteert op zijn (fysieke) kapitaal (OECD, 2004).
Het belang van de staat in de energiesector
Gedurende de jaren 90 oefende de staat via prijsregulering grote invloed uit op de energiesector. De prijzen werden laag gehouden en waren zelfs niet kostendekkend, hetgeen de energiebedrijven in de problemen bracht. 11 Zij maakten wel bezwaren tegen deze prijsstelling, maar ze konden weinig actie ondernemen. Het was hun niet toegestaan om de leveringen te verminderen; zij hadden een leveringsplicht (OECD, 2004). Zelfs als afnemers hun energierekening niet betaalden, konden de producenten de leveringen niet stopzetten. Daarvoor hadden ze toestemming van de lokale overheden nodig, voor wie
11
Er is nog steeds sprake van lage binnenlandse energieprijzen, maar de toegenomen exportopbrengsten hebben de problemen voor de energiebedrijven verlicht.
6
echter het voortbestaan van de afnemers, vaak grote industriële bedrijven, van groot belang was voor de lokale werkgelegenheid en voor de productie van lokale diensten. Deze toestemming werd daarom niet of nauwelijks verleend. Feitelijk werden de elektriciteitsproducenten en Gazprom dus gedwongen om de grote industriële ondernemingen te subsidiëren via te lage prijzen. Bovendien moesten ze grote betalingsachterstanden toestaan en betaling in natura of geldsubstituten accepteren (Ahrend and Tompson, 2004). Deze alternatieve betalingen waren doorgaans feitelijk minder waard dan het gas dat ze werden geacht te betalen. Een deel van de toegevoegde waarde van de energiesector werd op deze wijze overgeheveld naar de industriële ondernemingen, die daardoor konden pretenderen winst te maken, terwijl ze feitelijk verlieslatend, of zelfs waardevernietigend waren. 12 De bescherming van de industrie ten koste van de inkomsten van de energieproducenten door de lokale overheden verzwakte de positie van de federale overheid. Als eigenaar van energiebedrijven miste deze onmiddellijk inkomsten, maar ze verloor ook inkomsten uit belastingen
van
de
industrie
doordat
het
betalingsverkeer
en
de
feitelijke
inkomensstromen erg ondoorzichtig werden. De belastinghervormingen die tussen 1999 en 2002 doorgevoerd werden, alsmede het beleid van Poetin maakten een einde aan deze onduidelijkheid en versterkte de positie van de federale autoriteiten. Belastingontwijking en –ontduiking werden een stuk moeilijker. Bovendien werd vanaf 1999 opnieuw een belasting geheven op de export van olie en vanaf 2000 op de export van gas (IMF, 2000). De stijgende olie- en gasprijzen en de toegenomen uitvoer van olie en gas droegen op die manier bij aan de forse omvang van de begrotingsinkomsten. 13 Zonder de olieopbrengsten zou de Russische begroting in alle jaren na 2000 een tekort van 4 a 5% hebben genoteerd in plaats van het overschot dat van 1,5% in 2002 opliep tot 7,5% in 2006 (IMF, 2007). Ze steden Rusland in staat om grote delen van de buitenlandse schuld en de schuld aan het IMF vervroegd af te lossen (IMF, 2005). Om de enorme oliewinsten te sparen werd in 2004 een zogenaamd stabilisatiefonds gecreëerd waarin het een groot deel van de olieopbrengsten gestort wordt. Dit fonds groeide met het stijgen van de 12
Deze stelling wordt expliciet uitgewerkt in Gaddy and Ickes (2002). De belastinginkomsten uit de oliesector bestaan uit een heffing op de oliewinning van 22% van de prijs boven 9 dollar per vat en een exportheffing die proportioneel toeneemt met de olieprijs. Tussen 15 en 20 dollar per vat (Oeralolie) is de heffing 35%, tussen 20 en 25 dollar per vat is de heffing 45% en boven de 25 dollar per vat bedraagt de heffing 65%. 13
7
olieprijs razendsnel. De toename van het fonds was in 2007 bijvoorbeeld 1.237 miljard roebel en het bevatte begin 2008 3.852 miljard roebel (157 miljard dollar), ofwel 8% van het nationaal inkomen (Rosstat, 2007, tabel 22.14). Een deel van het fonds is conservatief belegd in zekere waardepapieren (staatsobligaties en aandelen in gevestigde bedrijven) en is bedoeld om een mogelijke terugval in de begrotingsinkomsten op te vangen. Het resterende deel is bestemd om investeringen in bijvoorbeeld de infrastructuur mee te financieren. Het stabilisatiefonds is ook bedoeld om de inflatoire werking van de exportopbrengsten te neutraliseren en de dreiging van Dutch Disease tegen te gaan. 14 In 2008 is het fonds gesplitst in een reservefonds en een toekomstige generatiefonds. Deze fondsen kunnen ook gevoed worden uit de opbrengst van gasexporten. 15 De hogere exportopbrengsten droegen ook bij aan de toename van liquiditeiten in de economie. Vanaf 1998 verplichtte de Centrale Bank van Rusland exporteurs om de helft (later 75%) van hun exportopbrengsten aan te houden op Russische bankrekeningen. Ze werden verplicht hun valuta aan te bieden aan de Centrale Bank, die ook de fysieke export van olie vergeleek met de opgegeven handel. De bank hield daarbij wereldmarktprijzen aan waardoor ook de kapitaalexport via transferprijzen moeilijker werd (Bernstam and Rabushka, 2006). De opbrengsten uit de export van energie, meer dan de helft van de totale exportopbrengsten, droegen daardoor bij aan de robuuste economische groei van Rusland in de jaren na 2000. 16 De toename van de liquiditeiten leidde op haar beurt weer tot een afname van de ruil in natura. De energiewinsten vonden tenslotte ook hun weg naar de consumenten, die meer te besteden kregen en dat ook deden. De helft van deze consumptie werd uit het buitenland geïmporteerd. Zoals aangegeven heeft de staat aan de private eigenaren in de oliesector een duidelijk signaal gegeven dat hij geen inmenging in staatszaken wil en heeft hij ook zijn belang in de energiesectoren weer aanmerkelijk uitgebreid. In de ondernemingen waar de staat een 14
Met Dutch Disease wordt het proces bedoeld dat als gevolg van de exportopbrengsten van een succesvol product de koers van de munt reëel apprecieert, waardoor andere exporteurs van andere producten het moeilijker krijgen om hun output uit te voeren. 15 De gasopbrengsten werden tot dan toe niet expliciet meegenomen. Gasopbrengsten zijn moeilijker te bepalen omdat de exportcontracten niet openbaar gemaakt worden. Bovendien is de verwevenheid tussen de staat en de producent (Gazprom) zeer sterk. 16 Volgens de gegevens van het Russische statistisch bureau, Rosstat, draagt de energiesector voor ruim 10% bij aan het nationaal inkomen, veel minder dan de internationaal veronderstelde 20-25%. Het gat wordt grotendeels opgevuld doordat een deel van de energiewinsten wordt geregistreerd in het transport van olie en gas (Tabata, 2006).
8
aanmerkelijk belang heeft, of de meerderheid van de aandelen, oefent hij ook via de personele bezetting van het bestuur directe invloed uit. Dimitri Medvedev was in 2007 niet alleen eerste minister van Rusland, maar tevens voorzitter van de raad van bestuur van Gazprom. En hij was niet de enige minister in die raad. In beide functies was een van zijn voorgangers Victor Tsjernomirdin. Ook bij bedrijven als Transneft, dat het monopolie heeft op de oliepijpleidingen in Rusland, Rosneft, de op een na grootste olieproducent in Rusland, en tal van andere bedrijven zitten ministers en leden uit de presidentiële staf op de voorzittersstoel (Götz, 2006b). 17 Voorts heeft de staat via de wet op de minerale grondstoffen het eigendom over alle grondstoffen in Rusland en kan zij private ondernemingen een vergunning geven deze te exploiteren. In de jaren negentig zijn vanwege de diepe crisis een aantal Production Sharing Agreements (PSA) gesloten met buitenlandse ondernemingen die feitelijk buiten de regionale en federale wetgeving om gaan en een expliciete verdeling van opbrengsten vastleggen onder meestal gunstige voorwaarden voor de buitenlandse bedrijven. 18 Op beperkte schaal hebben buitenlandse ondernemingen ook deel kunnen nemen in joint ventures met Russische bedrijven. De buitenlandse inbreng is niet heel groot geweest, omdat de PSA’s niet de garanties boden die buitenlandse investeerders vragen alvorens ze grote hoeveelheden kapitaal vastleggen. Maar in recente jaren hebben buitenlandse energiebedrijven die in de jaren 90 in Rusland actief werden hun aandeel in de olie- en gaswinning nog verder moeten inkrimpen ten gunste van Russische (staats)partners. 19
Energie als politiek drukmiddel: het GOS
17
De nauwe banden tussen politiek en energiebedrijven zien niet exclusief voorbehouden aan Rusland. In de leiding van het Nederlandse Gasunie zit een aantal voormalige topambtenaren, terwijl voormalig kanselier Schröder voorzitter van de Raad van Toezicht van Nordstream AG, het consortium dat de pijplijn van Rusland naar Duitsland door de Oostzee aanlegt, is geworden. 18 Het gaat met name om regelgeving betreffende belastingen en aansprakelijkheden (Janssen, 2004). 19 Een voorbeeld van een PSA is die tussen Shell en Rusland voor de ontwikkeling van gasvelden op Sachalin-2. In 2007 werd Shell gedwongen zijn aandeel in dit project te verkleinen tot een minderheidsaandeel ten faveure van Gazprom, dat een meerderheid van de aandelen in handen kreeg.
9
Oekraïne, Wit-Rusland en Moldavië zijn vrijwel volledig afhankelijk van Rusland voor hun energievoorziening. 20 Op de eerste plaats levert Rusland hen olie en gas, waarbij met name voor gas prijzen berekend worden die lager liggen dan de prijzen die Europese importeurs betalen voor het Russische gas. Voor olie gelden veel meer de wereldmarktprijzen omdat de handel in olie minder afhankelijk is van de infrastructuur. Gas wordt grotendeels via pijpleidingen getransporteerd, waardoor de gashandel in sterke mate regionaal georganiseerd is. De oliemarkt is daarentegen veel meer een mondiale markt. De staat heeft hierdoor meer mogelijkheden om via de gaskraan politiek te voeren dan via de oliekraan of de kolentrein. Wij zullen ons als gevolg hiervan vooral richten op de handel in gas. Gazprom heeft met steun van de regering in de afgelopen jaren geprobeerd om de prijzen voor de export naar Oekraïne, Wit-Rusland en Moldavië meer in overeenstemming te brengen met die welke Europa betaalt. Dat heeft tot verzet in deze landen geleid, die net als Rusland een energie-inefficiënte economie geërfd hebben na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. Voor alternatieve leveringen zouden zij zich kunnen wenden tot drie andere GOS-landen, te weten Turkmenistan, Oezbekistan en Kazachstan, die ook energie uitvoeren. Deze energie kan hen echter alleen bereiken via de Russische pijpleidingen. Daarbij komt dat ook deze alternatieve leveranciers graag hogere prijzen voor hun energie gaan ontvangen dan tot nu toe het geval is geweest. Rusland is op zijn beurt afhankelijk van Oekraïne, Wit-Rusland en Moldavië omdat over hun grondgebied de pijpleidingen lopen die benut worden om het gas op de lucratieve Europese markt af te zetten. Deze Russische afhankelijkheid werd duidelijk toen Oekraïne het voor Europa bestemde gas zelf benutte op het moment dat de gasleveranties voor Oekraïne stopgezet werden in januari 2006. 21 Om minder afhankelijk te zijn van de medewerking van doorvoerlanden heeft Gazprom besloten alternatieve trajecten te ontwikkelen die de doorvoerlanden ontlopen. Drie voorbeelden zijn de Nordstream, Bluestream en Southstream pijpleidingen. Nordstream wordt door Gazprom in samenwerking met de Duitse energiebedrijven Wingas en E.On Ruhrgas en het Nederlandse Gasunie gelegd door de Oostzee. De aanleg van het deel over Russische bodem is begonnen in 2005. Bluestream (geïnitieerd in november 2005) en Southstream
20 21
Alleen in Oekraïne wordt gas en olie gewonnen, maar dit is onvoldoende om in de behoefte te voorzien. Stern (2006) bespreekt de aanleiding voor en gevolgen van de gas crisis tussen Rusland en Oekraïne.
10
(nog op de tekentafel) worden in samenwerking met het Italiaanse energiebedrijf ENI ontwikkeld en zouden door de Zwarte Zee moeten gaan lopen. Door deze nieuwe leidingen wordt het voor Rusland makkelijker om Oekraïne, Moldavië en Wit-Rusland onder druk te zetten, terwijl de mogelijkheden van die landen om Rusland tot concessies te dwingen afneemt. De beslissing om alternatieve routes te ontwikkelen en de verminderde toevoer in het transportsysteem aan het begin van 2006 hebben voor enige internationale deining gezorgd. De discussies concentreren zich op de mate waarin Rusland zijn status als energieleverancier inzet voor politieke doeleinden, dan wel handelt uit commerciële motieven. Auteurs die er van uitgaan dat Rusland vooral handelt uit commerciële motieven (Stern, 2005, 2006, Reynolds and Kolodziej, 2007) benadrukken de grote verschillen tussen de prijs voor het gas dat naar Europa uitgevoerd wordt en de prijs die de andere GOS landen berekend wordt. Deze zijn in de afgelopen jaren enorm opgelopen. In 2005 betaalden Europese afnemers ruim drie keer zoveel voor hun gas als de GOS landen: 192,5 dollar per duizend kubieke meter om 60,7 dollar. Dit grote prijsverschil rechtvaardigt de economisch gemotiveerde strategie van exportmonopolist Gazprom om de prijzen voor de GOS-landen te verhogen. Maar Wit-Rusland, Moldavië en Oekraïne hebben zoals opgemerkt net als Rusland zeer energie-intensieve economieën en hebben sinds het begin van de onafhankelijkheid al forse gasschulden opgebouwd. Zij kunnen de geldende lage prijzen al niet betalen en voor hen zijn de voorgestelde prijsverhogingen bezwaarlijk en zij verzetten zich daartegen. Gazprom heeft voor elk van hen diverse keren de toevoer van gas verlaagd. De boycot van Oekraïne was wat dat betreft niets nieuws. Maar Gazprom is ook niet vrij geweest om prijsverhogingen voor te stellen en om de leveringen te stoppen wanneer de onderneming daar commerciële belangen bij had. De directeur van Gazprom, Vyakirev, klaagde in 1999 dat de gasverhoudingen tussen Rusland en Wit-Rusland veel te gepolitiseerd waren. De regeringen van beide landen onderhandelden rechtstreeks met elkaar over de gasprijs, buiten Gazprom om. Tot het midden van de jaren 90 was de mogelijke hereniging van Rusland en Wit-Rusland de reden dat de prijzen laag bleven en er geen leveringsinterrupties plaatsvonden. In 1996 werd Wit-Rusland zijn energieschuld kwijt gescholden in ruil voor militaire concessies. Na 2000 bekoelden de betrekkingen tussen Minsk en Moskou en werd het perspectief op
11
een innige samenwerking kleiner. Tegelijkertijd verslechterde de verhouding tussen Gazprom en Wit-Rusland. Het land bleef in gebreke om een deel van zijn nationale energieonderneming, Beltransgaz, aan Gazprom over te dragen als betaling voor schulden en weigerde ook een hogere prijs voor het gas te betalen. Gazprom verminderde daarop de leveringen. Nadat het Wit-Russische parlement alsnog de privatisering (en verkoop aan Gazprom) van Beltransgaz had mogelijk gemaakt werd de gaslevering hervat. In 2004 ontstond een nieuw conflict over prijzen en schortte Gazprom opnieuw de leveringen aan Wit-Rusland op. Dit conflict liep parallel met de onderhandelingen over toetreding van Wit-Rusland tot de Single Economic Space (SES), een samenwerking tussen Rusland, Kazachstan en Oekraïne. Bruce (2005) suggereert het gasconflict nooit zo hoog zou zijn opgelopen als de Wit-Russische president Loekasjenko bereid was geweest de voorstellen van zijn Russische ambtgenoot Poetin over de vormgeving van de samenwerking te accepteren. Ook in de verhouding tussen Moldavië en Rusland spelen politieke overwegingen een grote rol (Bruce, 2007). Tussen 1999 en 2001 alsmede in 2003 en 2004 voer Moldavië een pro-westerse koers, wat Rusland beantwoordde met onderbrekingen van de gastoevoer, terwijl in de tussenliggende periode Moldavië de betrekkingen met Rusland aanhaalde en Rusland tot een strategische partner benoemde. In deze periode werd een gunstige betalingsregeling voor de Moldavische gasschulden getroffen en vonden er geen onderbrekingen van de leveringen plaats. Van bijzondere betekenis in verhouding tussen Rusland en Moldavië is de positie van Transdniestrië, een zich van Moldavië afgescheiden provincie die steun krijgt van Rusland. In 2003 is Moskou bereid een gasschuld kwijt te schelden mits Moldavië de voorwaarden creëert voor de terugtrekking van Russisch militair materieel uit Transdniestrië. Het afsluiten van de gastoevoer aan Oekraïne heeft in 2006 voor de meeste zorg in Europa geleid. Maar dat was niet de eerste keer dat Rusland de gaskraan naar dat land dicht draaide. Pirani (2007) geeft aan dat ten minste de timing van de eisen aan Oekraïne politiek ingegeven was. In 1993 bood Rusland aan om de schuld van Oekraïne kwijt te schelden in ruil voor de controle over de Zwarte Zee vloot en het nucleaire arsenaal. Dit aanbod was bedoeld als een steun in de rug voor de toenmalige president van Oekraïne, Kravtsjoek, die het aanbod na krachtig binnenlands protest moest afwijzen, maar het later
12
stilletjes alsnog accepteerde. Het gasconflict in 2006 volgde op een periode van verslechtering van de verhouding tussen Oekraïne en Rusland. De zogenaamde Oranje Revolutie had er eind 2004 toe geleid dat de door Rusland gesteunde winnaar van de vermeend frauduleuze presidentsverkiezingen, Janoekovitsj, alsnog plaats moest maken voor zijn tegenstrever Joesjenko, die een westers georiënteerde koers inzette. Zijn premier, Timosjenko, richtte haar pijlen op het monopolie op de gasdoorvoer van Rosukrenenergo, een samenwerking tussen Gazprom en onbekende Oekraïense partners. 22 Rusland verhardde zijn positie jegens Oekraïne en steunde Gazprom in zijn pogingen de gasprijs te verhogen. De weigering van Oekraïne om over prijsverhogingen te onderhandelen resulteerde in het dichtdraaien van de gaskraan begin 2006. Toen later in 2006 Janoekovitsj premier werd en Oekraïne haar koers weer wat richting Rusland verlegde, ontstond er ruimte om de prijsverhogingen gematigder door te voeren. 23 De vermenging van politieke belangen met commerciële belangen pakt voor Gazprom soms gunstig en soms minder gunstig uit. De gasgigant mag niet zonder meer de prijzen verhogen en evenmin de gaskraan dichtdraaien bij niet-betalende afnemers, maar vindt de staat aan zijn zijde bij pogingen om de transportinfrastructuur in andere landen in handen te krijgen. Omdat Gazprom ook graag het transport van gas beheert, kan het als een commercieel voorstel beschouwd worden dat de onderneming het verkrijgen van het eigendom over de pijpleidingen als betaling voor gasleveringen accepteert. Wit-Rusland, Oekraïne en Moldavië beschouwen het echter als een aantasting van hun soevereiniteit. Niettemin heeft Gazprom bijvoorbeeld een 99-jarige lease verworven voor het netwerk van Beltransgaz, de Wit-Russische gastransporteur, en heeft het eigendom verworven van het Moldavische gasnetwerk (Stern, 2005, Bruce, 2007).
Energie als politiek drukmiddel: Europa
22
Julia Timosjenko heeft in het verleden (1995-1997) ook zakelijke belangen gehad in de gassector als voorzitster van een private onderneming die gas importeerde uit Rusland. 23 Het zij opgemerkt dat niet alleen Rusland bereid is om de handel in gas politiek in te zetten. De weigering van Oekraïne in 2005 om te onderhandelen over de gasprijzen kan evenzeer politiek geduid worden als een poging van Oekraïne om Rusland als een aggressieve bedreiging af te schilderen om op die manier sympathie te verwerven in Europa.
13
Het Russische beleid om de exploratie en exploitatie van energiebronnen meer in Russische handen te brengen en de druk die Rusland uitoefent op de GOS-landen, hebben voor onrust gezorgd in Europa. Vanwege het regionale karakter van de gashandel richt deze onrust richt zich voornamelijk op de gasmarkt, net als in de relatie tussen Rusland en het GOS. Europa wordt in de komende jaren in toenemende mate afhankelijk van geïmporteerd gas. Projecties van het Internationaal Energieagentschap (IEA, 2004, 2005) geven aan dat zonder aanvullende beleidsmaatregelen de EU-25 gasvraag zal stijgen van 471 miljard m3 (bcm) tot bijna 786 bcm, terwijl voor de Europese gasproductie een dalende trend wordt voorzien: van 240 bcm in 2002 naar 147 bcm in 2030. Het verschil zal moeten worden geïmporteerd. Hoewel er alternatieve aanbieders zijn zoals Algerije, en alternatieve transportvormen zoals LNG (vloeibaar gemaakt gas), zal het merendeel van de Europese importbehoefte gevoed worden via pijpleidingen uit Rusland. Europa is daarom gebaat bij betrouwbare Russische leveranties en zal in zijn energiebeleid de nadruk willen leggen op het veiligstellen van voldoende gasvolumes tegen een redelijke prijs. De Europese zorgen worden deels veroorzaakt door de verschillende uitgangspunten van het (energie)beleid. De Europese Unie ontleent haar bestaansrecht aan de ontwikkeling van de interne markt en de voordelen van handelsliberalisatie. 24 In haar recente voorstel tot een derde pakket aan liberaliseringswetgeving, heeft de Europese Commissie (wederom) expliciet aangegeven te streven naar een interne energiemarkt waarbij een splitsing voorzien is tussen productie- en transmissieactiviteiten (Europese Commissie, 2007). Om de Europese bedrijven niet te benadelen, wordt de toegang tot de Europese markt alleen gegeven aan bedrijven die kunnen aantonen dat zij voldoen aan de Europese splitsingseisen. Bovendien kunnen bedrijven uit landen buiten de EU alleen controle verkrijgen over een transmissieinfrastructuur via een expliciete overeenkomst tussen de EU en het land in kwestie. Voor Rusland is het handels- en energiebeleid echter in sterkere mate een onderdeel van een breder geopolitieke benadering (Finon en Locatelli, 2008). Een voorwaarde voor deze benadering is dat de staat controle of eigendom heeft over de energieproducenten en -distributeurs, hetgeen de achtergrond is voor het opnieuw
24
Dit neemt niet weg dat de EU om haar interne markt te beschermen een sterk protectionistisch beleid heeft gevoerd.
14
onder staatsinvloed brengen van olieproducenten. Ook ten aanzien van de distributeurs is er sprake van een integratiebeweging, waarbij de transportnetten van de voormalige GOS-landen in Russische handen worden gebracht. Rusland, als producent, zal in zijn energiebeleid meer nadruk leggen op het veiligstellen van een afzetmarkt tegen voorwaarden die een rendabele productie garanderen. Dit verschil in benaderingswijze leidt er toe dat Rusland tot nu toe weigert het Energy Charter te ondertekenen. Dit charter is onderdeel van het Partnership and Cooperation Agreement tussen de EU en Rusland en verplicht Rusland zijn energiemarkten open te stellen voor buitenlandse aanbieders. De weigering het Charter te ondertekenen leidt er ook toe dat Gazprom tot nu toe geweerd wordt van de Europese gasmarkt. Niettemin nemen Duitse, Nederlandse en Italiaanse bedrijven deel aan de ontwikkeling van de nieuwe pijpleidingen door de Oostzee en de Zwarte Zee, nadat de verschillende regeringen daartoe een overeenkomst hebben gesloten met de Russische regering. De verwevenheid tussen statelijke en commerciële belangen zijn ten minste in de gassector niet aan Rusland voorbehouden. De Europese Unie en Rusland verschillen ook van mening over de prijsstelling van het binnenlandse gas. 25 De lage binnenlandse prijzen worden door de EU beschouwd als een oneerlijk concurrentievoordeel en de Unie heeft bij de onderhandelingen over de toetreding van Rusland tot de WTO geëist dat ten minste de industriële prijzen verhoogd zouden worden. Voor Rusland is de aanwezigheid van natuurlijke grondstoffen een natuurlijk voordeel dat zich vertaalt in comparatieve kostenvoordelen. Niettemin heeft Rusland zich gecommitteerd om de gasprijzen voor de binnenlandse industriële afnemers te verhogen van 23 dollar per 1000 m3 in 2002, via 40 dollar in 2006, tot rond de 60 dollar in 2010 (Ivanov, 2003). Spanjer (2007) stelt dat deze binnenlandse prijsverhoging niet per se gunstig hoeft uit te pakken voor de afnemers in de Europese Unie. De prijsverhogingen maken het namelijk aantrekkelijker voor Gazprom om zijn gas binnenlands af te zetten. Momenteel is de 25
In 2006 betaalden West-Europese afnemers gemiddeld 250 US dollar per 1000 m3, terwijl de binnenlandse prijzen op 46 dollar per 1000 m3 lagen (Götz, 2006a). Niet alle Russische afnemers betalen hetzelfde. Huishoudens betalen zo rond de 80% van hetgeen de industriële afnemers betalen. Gepensioneerden en veteranen ontvangen kortingen op hun rekening (OECD 2004, Stern, 2005). Daarbij is het land opgedeeld in dertien prijszones (tot aan 2006 waren dat er nog 7), afgebakend door hun afstand tot de bron, waarbij verder liggende zones met hogere prijzen te maken hebben.
15
onderneming voor haar inkomsten afhankelijk van de export naar met name Europa, maar deze afhankelijkheid vermindert bij hogere binnenlandse prijzen. Daar staat tegenover dat de gasafname zal dalen, want het duurdere gas zal naar verwachting leiden tot het wegvallen van productie en tot investeringen in energie-efficiëntere productie. Hogere gasprijzen kunnen ook leiden tot substitutie naar andere energiedragers. In al deze gevallen zal de afzet van gas afnemen, waardoor er meer gas beschikbaar komt voor de export. Een groter aanbod zal een neerwaartse druk op de prijzen met zich meebrengen. Al zij daarbij opgemerkt dat de gasprijzen vaak in langjarige contracten zijn vastgelegd. Niet onbelangrijk in de verhoudingen tussen Rusland en de Europese Unie is dat de afnemers in de Unie geen betalingsachterstand hebben. Dat ontneemt Rusland een drukmiddel waarmee het in het GOS concessies tracht af te dwingen. Voorts is de export van olie en gas naar Europa voor Rusland een onmisbare inkomstenbron waarvoor op korte termijn geen alternatief beschikbaar is. De uitvoer levert de inkomsten op voor de olie- en gasondernemingen waarmee ze de lage verliesgevende binnenlandse prijzen kunnen compenseren en die ingezet kunnen worden om investeringen te plegen. Daarbij komt dat het aanbod van Russische energie stagneert (Ahrend, 2006, Sagers, 2007). De huidige gasvelden raken uitgeput en er zijn grote investeringen in ontwikkeling van nieuwe velden noodzakelijk om de huidige productie te handhaven. Er is een aantal grote projecten in ontwikkeling. In het oosten komen de gasvelden van Sachalin binnenkort in productie, terwijl de ontwikkelingen van de West-Siberische velden in Jamal en Sjtokman geacht worden over enige jaren de uitval in de andere gasvelden op te vangen. Er zijn ook investeringen nodig in de transportinfrastructuur. Deze is verouderd en moet vervangen worden, maar er zijn ook uitbreidingsinvesteringen noodzakelijk om de eventueel toegenomen gasproductie te kunnen vervoeren. 26 De private eigenaren hebben nog niet veel geïnvesteerd in de ontwikkeling van nieuwe bronnen op nieuwe plaatsen. 27 Al met al kan Rusland zijn belangrijke positie als energieleverancier voor Europa niet als hefboom gebruiken voor het bereiken van politieke doeleinden. Daarvoor is het zelf te 26
De oliesector kampt evenzeer met het probleem dat de capaciteit terugloopt. Er zijn vooralsnog onvoldoende perspectieven om de productie in de toekomst te kunnen opvoeren (Quayat, 2003). 27 Een voorstel van vijf private olieondernemingen, Joekos, Loekoil, Sibneft, TNG en Transneft om een pijpleiding aan te leggen naar de ijsvrije diepzeehaven van Moermansk strandde. Het project zou het staatsmonopolie in het pijpleiding netwerk ondermijnen (Milov, 2004).
16
afhankelijk van Europa als afzetmarkt. Er zijn wel initiatieven in discussie die de Russische positie moeten versterken. Rusland wil bijvoorbeeld ook de Aziatische markten gaan bedienen. Dat vereist echter de aanleg van nieuwe pijpleidingen, zoals de zogenaamde Altai leiding die gas uit west Siberië moet vervoeren naar China. De aanleg daarvan stuit echter op grote milieubezwaren, terwijl ook de politieke verhoudingen tussen China en Rusland niet altijd goed verlopen. 28 Rusland probeert ook te voorkomen dat Europa alternatieve leveranciers in de regio vindt door als grote afnemer van Kazachs en Turkmeens gas op te treden en dit gas vervolgens door te verkopen. Samen met Kazachstan en Turkmenistan renoveert Rusland de pijpleidingen die in de Sovjet tijd het gas uit de Aziatische republieken naar Rusland leidden. Dit moet leiden tot een toename van de transportcapaciteit met 10 miljard kubieke meter gas per jaar. Een nieuw aan te leggen pijpleiding moet daar nog eens eenzelfde capaciteitsuitbreiding aan toevoegen (Fredholm, 2005). 29 Deze strategie maakt het tegelijkertijd moeilijk voor Oekraïne, WitRusland en Moldavië om buiten Rusland om gas te importeren. De Europese landen hebben geen betalingsachterstanden voor de leveranties van olie en gas die hun afhankelijkheid benadrukt en die Rusland de mogelijkheid biedt om via commerciële middelen politieke doeleinden na te streven. De huidige nadruk op de Europese leveranties en de zeer beperkte diversificatiemogelijkheden voor Rusland hebben tot gevolg dat, zeker in de nabije toekomst, Rusland’s hefboom tegenover Europa zeer beperkt is.
Conclusie
28
Een belangrijke twistappel is Rusland’s verzet tegen Chinese pogingen om een actievere rol te gaan spelen in de regionale energiemarkt. Denk in dit verband aan het feit dat Rusland voorkwam dat China een 20% belang zou verkrijgen in Yuganskneftegas, de voormalige oliedochter van Joekos dat nu onderdeel is van het Russische Rosneft. Eerder al werd een Chinese poging tot een 75% participatie in Slavneft verijdeld. 29 Op zijn beurt probeert Europa de afhankelijkheid van Russische energie te verminderen door toegang te verwerven tot energie uit de regio rond de Kaspische Zee. De Nabucco pijplijn zou gas uit die regio naar Europa moeten vervoeren zonder daarbij over Russische grondgebied te lopen. Zie DGTREN (2007) voor de stand van zaken bij dit project.
17
In de jaren 90 is Rusland door een diep economisch dal gegaan. De omvang van de economie halveerde. Na de financiële crisis van augustus 1998, waarin de Russische staat verzaakte op zijn schulden en de koers van de roebel niet langer ondersteunde, is het beter gegaan. De groei is echter in sterke mate afhankelijk van de ontwikkelingen op de energiemarkten, waar de prijsstijgingen de Russische economie geen windeieren legde. In de afgelopen jaren is Rusland assertiever geworden en dat uit zich ook in de inzet van het energiebeleid voor politieke doeleinden, zoals in het bijzonder de GOS-landen ondervonden hebben. Dit beeld in combinatie met de toenemende noodzaak voor importen
uit
Rusland
en
het
geopolitieke
spel,
met
bijbehorende
leveringsonderbrekingen, tussen Rusland en de GOS-landen, leidt ertoe dat de inherent aanwezige spanningen tussen Europa en Rusland gemakkelijk kunnen verergeren. Dat Europa zich ongemakkelijk voelt in deze situatie, is dan ook tot op bepaalde hoogte te begrijpen. Er moet worden aangetekend dat de Europese zorg zich kan beperken tot de gasvoorziening. De Russische elektriciteitsproductie wordt nagenoeg geheel binnenlands afgezet, terwijl de Russische aanbieders de markten voor kolen en olie delen met tal van andere. Bovendien is de staat in deze sectoren minder dominant dan in de gassector. Met betrekking tot de gasvoorziening kan worden opgemerkt dat deze nog nooit direct is onderbroken. Omdat Rusland ook erg afhankelijk is van de Europese import van energie, hoeft het risico van een leveringsonderbreking ook niet erg hoog ingeschat te worden. De Europese angsten over het risico door Rusland te worden afgesloten op basis van politieke overwegingen, komen voort uit Rusland’s gedrag ten aanzien van de GOSlanden. Deze bijdrage heeft echter betoogd dat de ervaringen uit de relatie tussen Rusland en het GOS niet representatief zijn voor Europa. Het is dan ook onverstandig om die ervaringen als leidraad te gebruiken voor Europees energiebeleid.
Literatuurlijst
Ahrend, R and W. Tompson, 2004, Russia’s gas sector: The endless wait for reform? OECD Economics Department Working Paper 402, Paris
18
Ahrend, Rudiger, 2006, Russia’s post-crisis growth: Its sources and prospects for continuation, Europe-Asia Studies, 58-1, 1-24 Arbatov, Alexander and Edit Kranner, 2001, The coal industry, in: Lawrence R. Klein and Marshall Pomer (eds), The New Russia. Transition Gone Awry, Stanford University Press Barnes, Andrew, 2006, Owning Russia. The Struggle over Factories, Farms, and Power, Cornell University Press Bernstam, Michael S and Alvin Rabushka, 2006, Russia’s economic contraction and recovery 1992-2004: Compulsory repatriation of export revenues and the ambivalence of liberalization, in: Michael Ellman (ed.), Russia’s Oil and Natural Gas. Bonanza or Curse? Anthem Press Bruce, Chloë, 2005, Fraternal friction of fraternal fiction? The gas factor in RussianBelarussian relations, Oxford Institute for Energy Studies NG 8 Bruce, Chloë, 2007, Power resources. The political agenda in Russo-Moldovan gas relations, Problems of Post-Communism, 54-1, 29-47 DGTREN, 2007, Implementation of TEN-E projects (2004-2006). Evaluation and Analysis, November, Brussels. Europese Commissie, 2007, Proposal for a directive of the European Parliament and of the Council amending directive 2003/55/EC concerning common rules for the internal market in natural gas, Brussel Finon, Dominique and Catherine Locatelli, 2008, Russian and European gas interdependence: Could contractual trade channel geopolitics? Energy Policy, 36, 423442 Fredholm, M., 2005, The Russian Energy Strategy & Policy: Pipeline Diplomacy or Mutual Dependence?, Conflict Studies Research Centre, UK Defense Academy, September. At: www.defac.ac.uk/colleges/csrc/document-listings/russian/05(41)-MF.pdf. Gaddy, Clifford and Barry Ickes, 2002, Russia’s Virtual Economy, Brookings Institution Gaddy, Clifford and Barry Ickes, 2005, Resource rents and the Russian economy, Eurasian Geography and Economics, 46-8, 559-583 Gotz, Roland, 2006a, Nach dem Gaskonflikt, SWP-Aktuell 3 Götz, Ronald, 2006b Russlands Öl und Europa, FES Analyse, Friedrich Ebert Stiftung
19
Hoffman, David, 2002, The Oligarchs. Wealth and Power in the New Russia, Public Affairs IEA (International Energy Agency ), 2004, World Energy Outlook 2004, Paris IEA (International Energy Agency), 2005, World Energy Outlook 2005. Middle East and North Africa Insights, Paris IMF, 2000, Russian Federation: Selected Issues, IMF Staff Country Reports No. 00/150, IMF 2005, Russian Federation: 2005 Article IV Consultation, IMF Country Report No. 05/377 Ivanov, Vladimir, 2003, Russian energy strategy 2020: Balancing Europe with the AsianPacific region, ERINA Report, 53, 13-20 Janssen,
Erik,
2004,
Russische
olie:
groeimarkt
of
valkuil?
Olie-industrie,
investeringsklimaat en buitenlandse investeringen in Rusland, Clingendael Energy Papers Kotz, David and Fred Weir, 2007, Russia’s Path from Gorbachev to Putin. The Demise of the Soviet System and the New Russia, Routledge Milov, Vladimir, Leonard L Coburn and Igor Danchenko, 2006, Russia’s energy policy, 1992-2005, Eurasian Geography and Economics, 47-3, 285-313 Moser, Nat and Peter Oppenheimer, 2001, The oil industry: Structural transformation and corporate governance, in: Brigitte Granville and Peter Oppenheimer (eds.), Russia’s PostCommunist Economy, Oxford University Press OECD, 2004, OECD Economic Surveys. Russian Federation, Volume 2004/11 Pirani, Simon, 2007, Ukraine’s Gas Sector, Oxford Institute for Energy Studies Quayat, David, 2003, The Russian oil sector and the global oil economy: A prospectus, SAIS Review, XXIII-2, 1-22 Reynolds, Douglas B and Marek Kolodziej, 2007, Institutions and the supply of oil: A case study of Russia, Energy Policy, 35-2, 939-949 Rosstat, 2006, Rossiiskii Statistitsjeskii Ezjegodnik, Moscow Sagers, Matthew J, 2003, The Russian energy sector: Current conditions and long-term outlook, in: John P. Hardt (ed.), Russia’s Uncertain Economic Future, M.E. Sharpe Sagers, Matthew, 2007, Developments in Russian gas production since 1998: Russia’s evolving gas supply strategy, Eurasian Geography and Economics, 48-6, 651-698
20
Spanjer, Aldo, 2007, Russian gas price reform and the EU-Russia gas relationship: Incentives, consequences and European security of supply, Energy Policy, 35-5, 2889-2898 Stern, Jonathan P, 2005, The Future of Russian Gas and Gazprom, Oxford University Press Stern, Jonathan P, 2006, The Russian-Ukrainian gas crisis of January 2006, Oxford Institute for Energy Studies Comment 01/06 Tabata, Shinichiro, 2006, Observations on the influence of high oil prices on Russia’s GDP growth, Eurasian Geography and Economics, 47-1, 95-111 USAID, 2007, Labor Transition in the Coal Sector. South East Europe Yakubov, Alexander, 2006, Russia’s Coal Producers: The Search For Quality, CentreInvest Group
Abstract
Europe’s increasing import dependency and the increasing state influence in the Russian energy sector raised European concern that Russia would use its energy, most notably its gas, to attain political goals. Ukrainian, Belarusian and Moldovan experiences indeed seem to indicate Russia’s political use of the energy weapon. These CIS countries experiences, however, cannot be indicative for Russia’s policies towards Europe. Russia depends on European sales to earn the needed export revenues. Europe is wise not to base her evaluation of Russia’s energy policy towards the CIS countries.
21