Jongerenwerk Utrecht: een basisvoorziening!
Rapport Visitatie Jongerenwerk Utrecht
2
Colofon: november 2014 Visitatie Jongerenwerk Utrecht Visitatiecommissie Prof. dr. Micha de Winter (voorzitter), Drs. Marja Valkestijn, Dr. Judith Metz. Secretaris: Irma van Hoorik.
Opdrachtgever: college van B &W Utrecht
INHOUDSOPGAVE ______________________________________________________________________________________ Hoofdstuk 1 Samenvatting en conclusies.
4
Hoofdstuk 2 Aanleiding, samenstelling commissie, opdracht en aanpak visitatie.
8
2.1
Aanleiding visitatie
8
2.2
Samenstelling commissie
8
2.3
Opdracht visitatiecommissie
8
2.4
Denkkader visitatiecommissie
8
2.5
Beschrijving aanpak visitatie
9
2.5.1 Beschrijving werkwijze fase 1
9
2.5.2 Beschrijving werkwijze fase 2
10
Hoofdstuk 3 Hoe heeft het jongerenwerk zich de afgelopen periode ontwikkeld?
11
3.1
Inleiding
11
3.2
Kwaliteit
11
3.3
Doel en effectiviteit van het jongerenwerk in Utrecht
13
3.3.1 Functioneren op individueel niveau
13
3.3.2 Functioneren op wijkniveau
13
3.3.3 Effectiviteit
13
3.3.4 Doelen in relatie tot middelen
14
3.4
14
Doelgroep
3.4.1 Meer meiden
14
3.4.2 Afbakening leeftijd doelgroep jongerenwerk
15
3.5
Samenwerking en afstemming
15
3.6
Aansturing en verantwoording
17
Hoofdstuk 4 Welke gevolgen heeft de decentralisatie jeugdzorg voor het doel en de positie van het jongerenwerk in de komende jaren? 4.1
Opmerkingen van de commissie
18 18
Hoofdstuk 5 Wat is er nodig om aan het doel en positie van het jongerenwerk invulling te geven? 22 5.1
Aanbevelingen van de commissie
22
3
HOOFDSTUK 1 Samenvatting en conclusies visitatierapport jongerenwerk Utrecht Opdracht visitatiecommissie jongerenwerk Utrecht Het verzoek van de gemeente Utrecht was om drie vragen te beantwoorden: A. Hoe heeft het Jongerenwerk zich de afgelopen vier jaar ontwikkeld? B.
Welke gevolgen hebben maatschappelijke ontwikkelingen (in het bijzonder de decentralisatie jeugdzorg) voor het doel en de positie van het Jongerenwerk in de komende jaren?
C.
Wat is er nodig om aan dit doel en deze positie invulling te geven (denk aan: kwaliteit, omvang, organisatie, opdrachtgeverschap en sturing)?
De samenvatting bevat: (a) de indruk die de commissie opgedaan heeft met betrekking tot het huidige functioneren van het jongerenwerk; (b) opmerkingen die richting geven bij het nadenken over de toekomstige positie (c) aanbevelingen van de commissie voor het toekomstige doel en positie van het jongerenwerk. A) Beantwoording 1e vraag: Hoe heeft het Jongerenwerk zich de afgelopen vier jaar ontwikkeld? Context voor het kwaliteitsoordeel. Vier jaar geleden gaf de toenmalige visitatiecommissie de gemeente een aantal aanbevelingen op het gebied van positionering, doelomschrijving, kwaliteitszorg, professionalisering, aansturing, samenhang en verantwoording. De gemeente en het jongerenwerk hebben veel van de aanbevelingen gebruikt ter verbetering van het jongerenwerk. Er is om te beginnen één centrale organisatie voor jongerenwerk gecreëerd (Jongerenwerk Utrecht: JoU). Daarmee is de aansturing van het jongerenwerk verbeterd. Het jongerenwerk heeft een positie verworven binnen het veiligheidsbeleid en functioneert dichtbij het stadsbestuur. Bij de Aanpak Jeugdgroepen werken jongerenwerkers nauw samen met politie en justitie. Informatie wordt gedeeld. Van jongerenwerkers wordt verwacht dat zij de jongeren duidelijke grenzen stellen maar tevens perspectieven bieden. Veel jongerenwerkers zijn met betrekking tot deze pedagogische rol geschoold. Van een aantal jongerenwerkers die deze pedagogische rol niet konden spelen, is afscheid genomen. De huidige commissie is van mening dat het jongerenwerk in Utrecht ten opzichte van de visitatie van 2009 op vrijwel alle punten sterk verbeterd is. De commissie heeft een positief beeld over het samenvoegen van verschillende uitvoerende jongerenwerkorganisaties tot een centraal aangestuurde, stedelijke jongerenwerkorganisatie. Alle gespreksdeelnemers hebben zich hierover positief uitgelaten. Jongeren drukken hun tevredenheid over het jongerenwerk uit met een cijfer van 8,7 gemiddeld.1 De heldere doelen, eenheid van methodisch handelen en de versterkte professionalisering worden geprezen. Vanuit de gemeente is er één aanspreekpunt voor de nieuwe organisatie (JoU) gekomen. Uit evaluaties blijkt dat het aantal jeugdgroepen is afgenomen. Er worden geleidelijk aan meer meiden bereikt. Via de scholen komen jongerenwerkers kwetsbare jongeren op het spoor die zich niet op straat ophouden. Scholen zijn tevreden over de kwaliteit van de jongerenwerkers. Partners op het gebied van sport en kunst & cultuur beschrijven de samenwerking als positief. De samenwerking met de buurtteams en sociale makelaars laat nog te wensen over. Dit komt doordat deze samenwerking nog in de kinderschoenen staat en door de grote uitval onder de sociale makelaars. De ouderbetrokkenheid is fors hoger dan vier jaar geleden. Ouders worden ook benaderd bij problemen of veroorzaakte overlast en gewezen op hun verantwoordelijkheid als primaire opvoeder. De organisatie heeft ook een kwaliteitscertificaat behaald. Op basis van de gesprekken komt de commissie tot drie aandachtspunten voor het toekomstige functioneren van het jongerenwerk: (1) continuïteit van het jongerenwerk in de wijken; (2) de doelgroep 10-12 jarigen; (3) investeren in meisjes en jonge vrouwen. Ad (1) Uit de gesprekken vernam de commissie dat de zogenaamde WAP gelden in 2015 worden beëindigd. Verschillende gesprekspartners hebben aangegeven zich hierover ernstig zorgen te maken. De continuïteit van het jongerenwerk is volgens hen onder meer afhankelijk van deze gelden.
1
Horizontale verantwoording JoU 2013, uitgevoerd door studenten van de hogeschool van Utrecht.
4
Ad (2) Een andere zorg van diverse gespreksdeelnemers betreft de doelgroep 10-12 jarigen. Deze groep staat voor de overgang naar het voortgezet onderwijs. Deze transitiefase wordt als een risicovolle fase voor deze tieners beschouwd. Voorts is een onderdeel van de aanpak jeugdcriminaliteit aandacht voor broertjes en zusjes. De focus op jongere kinderen gebeurt vanuit het idee, hoe eerder een ingreep, hoe kleiner de poteniele schade. Verschillende gespreksdeelnemers bepleitten daarom een uitbreiding van de doelgroep voor het jongerenwerk met de groep 10-12 jarigen. Ad (3) Een derde aandachtspunt betreft het bereiken van meisjes en jonge vrouwen. De meidenwerkers hebben in verhouding tot de andere jongerenwerkers weinig uren tot hun beschikking. Met de huidige bezetting meidenwerkers kunnen niet meer meiden goed begeleid worden, terwijl daar vanuit de meiden wel behoefte aan is. Om meer meiden te bereiken en goede begeleiding te kunnen bieden zijn er meer uren nodig voor deze doelgroep. B Beantwoording van de 2e vraag: Welke gevolgen hebben maatschappelijke ontwikkelingen (in het bijzonder de decentralisatie jeugdzorg) voor het doel en de positie van het Jongerenwerk in de komende jaren? De commissie duidt de gevolgen van de transities voor de toekomst van het jongerenwerk door middel van een zevental opmerkingen. Jongerenwerk is pijler van het gewone opvoeden in de stad. De commissie beschouwt het jongerenwerk als een onderdeel van de pedagogische basisstructuur. De kernfunctie van het jongerenwerk is dat het, aanvullend aan en in samenwerking met andere opvoeders in het gezin en de school, jongeren helpt opgroeien in (volwassen worden) en deelnemen aan onze samenleving. Het heeft een pedagogische functie die ontwikkelings- en groepsgericht uitgeoefend wordt in het derde levensdomein, het domein van de openbare ruimte. Vanuit haar positie in de basisstructuur kan het jongerenwerk haar rol in andere ketens vervullen. Jongerenwerk voorportaal van jeugdzorg en veiligheid? De commissie bespeurt een tendens dat het jongerenwerk grotendeels ingezet wordt om overlast terug te dringen, en voor verwijzingen naar jeugdzorg/hulpverlening. De commissie vraagt zich af of het gewone opgroeien en opvoeden als gevolg van die focus op veiligheid en jeugdzorg de aandacht en financiële ondersteuning krijgen die nodig zijn. Het jongerenwerk heeft inmiddels goede resultaten geboekt met de Aanpak Jeugdgroepen. Het zou nu meer ontwikkelingsgericht willen gaan werken, wat de commissie een goede zaak lijkt. Jongerenwerk pedagogische taakstelling De commissie beschouwt het jongerenwerk onmisbaar voor kwetsbare jongeren. Zij is van mening dat jeugdbeleid aan kwaliteit en effectiviteit wint, als dit gestoeld is op het leren begrijpen van burgerschap, humaniteit en vrijheid. Sociale talentontwikkeling 2 vormt in haar optiek een positieve insteek volgens welke burgerschapsvaardigheden3 geleerd kunnen worden. Wanneer jongerenwerkers hun pedagogische rol goed uitoefenen, dan spreekt het voor zich dat zij aandacht hebben voor middelengebruik, het tegengaan van overlast en criminaliteit. Deze aspecten maken deel uit van het oefenen van burgerschapsvaardigheden in levensechte situaties. Uiteindelijk leidt het ontwikkelen van burgerschapsvaardigheden tot meer veiligheid en cohesie in de buurt. Een uitkomst die in Utrecht hoge prioriteit geniet. Dragende en insluitende samenleving 2
De commissie spreekt van sociale talentontwikkeling om duidelijk te maken dat het bij deze benadering gaat om individuele en sociale versterking. 3 Wetenschappers geven aan dat onze samenleving haar democratische karakter alleen kan behouden en ontwikkelen, als zij haar burgers leert tot een ver ontwikkeld begrip te komen van wat een democratie behelst en hen eveneens leert hoe zij actief kunnen participeren overeenkomstig dit ver ontwikkelde begrip van democratie. Bron: Groot, I. (2010). Hoe word je een democratisch burger? In: Pedagogiek, 30e jaargang- 1- 2010. 4 In dit verband wil de commissie wijzen op een in 2013 gepubliceerd onderzoek van Femke Kaulingfreks: Making Trouble. Disruptive Interventions of Urban Youth as Unruly Politics. (Onderzoek verricht zowel in Kanaleneiland als in Banlieus van Parijs). Kaulingfreks conclusie is dat de onvrede politiek van aard is. Jongeren articuleren hun gevoel van uitsluiting. Kaulingfreks stelt dat sociale rechtvaardigheid pas kan worden bewerkstelligd als de geprivilegieerden in de samenleving zich gaan verplaatsen in de kwetsbare positie die de jongeren tot deze ontregelend politiek aanzet en hen motiveert om samen actie gaan voeren.
5
De commissie wil aandacht vragen voor wederkerigheid. Nu wordt er bij overlast voornamelijk gekeken naar de veroorzakers, de jongeren. Kwetsbare en overlastgevende jongeren ervaren dat zij negatief behandeld worden, en/of dat hun omgevingen te weinig op hen afgestemd zijn.4 Het jongerenwerk zou naar mening van de commissie ruimte moeten krijgen voor het opbouwen van de buurtgemeenschap, zodat het gat tussen de jongeren en de samenleving overbrugd kan worden. Met betrekking tot burgerschapsontwikkeling merkt de commissie op dat het jongerenwerk dat niet alleen kan. Relatie buurtteams Omdat het jongerenwerk gezien moet worden als een basisvoorziening, is het vanzelfsprekend dat expertise uit meer gespecialiseerde voorzieningen (zoals bijvoorbeeld de buurtteams, jeugdzorg of het veiligheidshuis) indien nodig ingezet wordt om jongerenwerkers te ondersteunen bij hun primaire taak. Kader voor horizontale verantwoording De commissie is enthousiast over de wijze waarop JoU zich mag verantwoorden, maar is van mening dat meer winst te behalen valt als de evaluatie meer gericht is op het effect: hoe en in welke mate jongerenwerkers erin geslaagd zijn om jongeren te ondersteunen bij het opgroeien (volwassen worden) en deelnemen aan onze samenleving. Financiële onzekerheid De commissie vindt het evident om de pedagogische basisstructuur jeugd te voorzien van de benodigde financiële middelen. De eindigheid van de WAP gelden wordt door veel deelnemers aan de gesprekken als een risico voor de continuïteit van het jongerenwerk beschouwd. Daarnaast vragen jongerenwerkers en hun partners om de doelgroep uit te breiden met de 10-12 jarigen en meer fte’s voor het meidenwerk beschikbaar te stellen. De commissie vindt deze uitbreidingen een goede zaak.
A. AANBEVELINGEN VAN DE VISITATIECOMMISSIE De commissie biedt op grond van haar bevindingen en opmerking een vijftal aanbevelingen die de positionering en kwaliteit van het jongerenwerk betreffen. Deze adviezen vormen de basis om de vraag: Wat is er nodig om aan dit doel en deze positie invulling te geven en de overige punten van deze vraag, te weten omvang, organisatie, opdrachtgeverschap en sturing een nadere invulling te geven.
1.
Beschouw het jongerenwerk in uw gemeente als een noodzakelijke basisvoorziening voor jongeren en in het bijzonder voor kwetsbare jongens en meiden die over weinig sociaal kapitaal beschikken, zeker in relatie tot de participatiedoelstellingen die u nastreeft en het beroep op eigen kracht.
2
Maak werk van accentuering De commissie adviseert om haast te maken met de inrichting van de pedagogische basisstructuur. Die vraagt om een heldere positionering van het jongerenwerk, namelijk binnen de gemeentelijke pijler van het gewone opgroeien en opvoeden en gepositioneerd in het derde domein. Daarmee samen hangt de noodzaak om de kernfunctie van het jongerenwerk goed te definiëren en met partners te delen. Volgens de commissie heeft de kernfunctie de volgende strekking: aanvullend aan en in samenwerking met andere opvoeders in het gezin en de school, jongeren helpen opgroeien (volwassen worden) en deelnemen aan onze samenleving. Jeugdzorg en criminaliteitspreventie zijn nodig, maar vormen niet de kern van het jongerenwerk. De commissie adviseert om buurtteams ondersteuning te laten bieden bij het pedagogische handelen in de buurt/wijk, dus ook aan het jongerenwerk. Bijgevolg is het buurtteam met haar interventies gericht op en faciliterend aan de eerste pijler van het jeugdbeleid: het gewone opgroeien en opvoeden. Andersom kan het jongerenwerk partners, waaronder het buurtteam, trainen in de communicatie met jongeren. De commissie adviseert in het kader van het aanbrengen van beleidsaccenten voorts om talentontwikkeling te beschouwen als sociale talentontwikkeling, een benadering die door JoU methodisch nog specifieker uitgewerkt kan worden.
6
3
Streef er met concrete doelen naar dat burgers in Utrecht zich actief opstellen om kwetsbare jongeren te laten participeren. De commissie spreekt in dit verband van regie nemen bij het bouwen van bruggenhoofden. Ga eveneens met kwetsbare jongeren in gesprek en besteed zodoende aandacht aan het gevoel van uitsluiting. Beschouw dit als een gegeven waar een gemeentelijke overheid invloed op kan uitoefenen.
D. Bekostig en faciliteer het jongerenwerk op structurele basis en houd daarbij rekening met de specifieke situatie van meiden, en de aanbevelingen van het veld om de doelgroep uit te breiden naar de groep kwetsbare tieners tussen 10-12 jaar. De commissie verwacht dat een grotere investering zichzelf terugbetaalt, doordat er minder een beroep gedaan wordt op zorg- en veiligheidsvoorzieningen. E.
Evalueer de gewenste uitkomsten aan de hand van de kernfunctie van het jongerenwerk: hoe en in welke mate jongerenwerkers erin geslaagd zijn om jongeren te ondersteunen bij het opgroeien volwassen worden) en deelnemen aan onze samenleving. Op dit punt adviseert de commissie om meer dan nu het geval is de jongeren en hun ouders te betrekken bij de evaluatie.
7
HOOFDSTUK 2 Aanleiding, samenstelling commissie, opdracht en aanpak visitatie 2.1 Aanleiding visitatie Aanleiding voor deze visitatie vormt het vraagstuk hoe de gemeente Utrecht, naar aanleiding van de in 2011 opgerichte stedelijke organisatie voor jongerenwerk: JoU en tegen de achtergrond van verschillende beleidsmatige ontwikkelingen, zoals de drie decentralisaties (jeugdzorg, AWBZ/nieuwe Wmo, decentralisatie werk/participatiewet), het beëindigen van het wijkactieplanbudget (WAP, beschikbaar voor de wijken Zuidwest, Noordwest en Overvecht) en de kanteling van aanbodgericht naar Vernieuwend Welzijn, het jongerenwerk in Utrecht het beste kan vormgeven en aanbesteden. Mede op basis van een voorgaand visitatierapport (Jongerenwerk verbindt, 2009) zijn het beleid, de organisatie en de uitvoering van het jongerenwerk in Utrecht ingrijpend gewijzigd. Sinds 2011 is er één stedelijke organisatie verantwoordelijk voor de uitvoering: Jongerenwerk Utrecht (JoU). Bij de oprichting van JoU op 1 januari 2011 is de garantie gegeven dat JoU gedurende vier jaar subsidie zal ontvangen. Daarna zal er een nieuwe afweging over de koers en de opdracht van het Jongerenwerk gemaakt worden. Dit rapport kan daarbij nuttig zijn. Inmiddels is de maatschappelijke context veranderd die mede zichtbaar is in de aanpak van het welzijnswerk in Utrecht: hier is een kanteling doorgevoerd (samen met een grootscheepse reorganisatie van het veld) van aanbodgericht naar vraaggestuurd werken, met een sterke nadruk op de eigen kracht en het zelforganiserend vermogen van (groepen) burgers. Deze kanteling past in een bredere, landelijke beweging van overheid en professionele dienstverleners die zich bezinnen op hun rol in de samenleving en hun verhouding tot de burger. Dergelijke veranderingen worden vormgegeven in de aankomende transities van de jeugdzorg, AWBZ/nieuwe Wmo, decentralisatie werk/participatiewet. De gemeente krijgt de volle verantwoordelijkheid voor de zorg voor jeugd maar tegelijk een forse korting op het beschikbare budget. Dit noodzaakt tot een transformatie van het jeugdzorgstelsel. Die is ook van invloed op het Jongerenwerk. En voorts speelt mee dat de regeling voor de Krachtwijken en als uitvloeisel daarvan de wijkaanpak eindig lijkt door de afloop van de financiering ervan. Afgezien van een veranderend speelveld voor jeugd heeft Utrecht na de verkiezingen op 19 maart 2014 een nieuwe gemeenteraad en nieuwe wethouders, die zich buigen over een nieuw collegeprogramma. 2.2 Samenstelling visitatiecommissie De commissie bestaat uit: Prof. Dr. Micha de Winter (Hoogleraar pedagogiek aan de Universiteit van Utrecht): voorzitter van de commissie; Drs. Marja Valkestijn (Expert opgroeien en opvoeden en Programmaleider Participatie bij het Nederlands Jeugdinstituut); Dr. Judith Metz (Lector Youth Spot Jongerenwerk in de Grote Stad aan de Hogeschool van Amsterdam, Domein Maatschappij en Recht). Irma van Hoorik (Senior adviseur jeugd, onderwijs en kunsteducatie): secretaris van de commissie. Micha de Winter en Marja Valkestijn waren als voorzitter en secretaris betrokken bij de visitatie van het jongerenwerk in 2009.5 2.3 Opdracht visitatiecommissie De opdracht van de gemeente Utrecht bestaat uit drie vragen: 1 Hoe heeft het Jongerenwerk zich de afgelopen vier jaar ontwikkeld? 1.
Welke gevolgen hebben maatschappelijke ontwikkelingen (in het bijzonder de decentralisatie jeugdzorg) voor het doel en de positie van het Jongerenwerk in de komende jaren?
2.
Wat is er nodig om aan dit doel en deze positie invulling te geven (denk aan: kwaliteit, omvang, organisatie, opdrachtgeverschap en sturing)?
2.4 Denkkader visitatiecommissie De commissie hecht eraan om aan het begin van dit rapport duidelijk te maken hoe zij tegen jongerenwerk aankijkt. Zo’n visie geeft namelijk aan met welke ‘bril’ zij naar het Utrechtse jongerenwerk heeft gekeken.
5
Valkestijn, M. (secr.), Winter, M. , Leuw, D. de, Klap, P. (2009). Jongerenwerk verbindt. Rapportage visitatie jongerenwerk Utrecht.
8
De visitatiecommissie beschouwt het jongerenwerk als een werksoort die zich bezighoudt met de begeleiding van jongeren naar volwassenheid en actief burgerschap. De leefwereld van jongeren vormt daarbij het vertrekpunt: jongerenwerkers leggen contact met jongeren op straat, in de wijk en het jongerencentrum, en maken vandaar uit verbinding (‘bridging’) met de samenleving (bijvoorbeeld school, verenigingen, arbeidsmarkt etc.). Jongerenwerkers hebben hierin een publieke pedagogische functie. Dat wil zeggen: ze stimuleren de persoonlijke en sociale ontwikkeling van jongeren, behartigen indien nodig hun belangen, en geven grenzen aan. De bijdrage aan de persoonlijke vorming kan bestaan uit het stimuleren van talentontwikkeling, het helpen opbouwen van een sociaal netwerk, het helpen aanpakken van persoonlijke of sociale problemen, het vinden van positieve vormen van vrijetijdsbesteding, het bevorderen van actieve participatie in de samenleving en het vinden van een toekomstperspectief. De waarde van het jongerenwerk voor de samenleving is dat jongerenwerkers juist door hun verbindingsfunctie kunnen helpen voorkomen dat vooral kwetsbare jongeren afglijden naar een kansloze positie in de samenleving. In zo’n positie voelen jongeren zich vaak buitengesloten. Dit kan aanleiding zijn tot apathie, frustratie of woede die geregeld leidt tot overlast, gewelddadigheid of radicalisering. In positieve zin draagt het jongerenwerk bij aan sociale integratie. Jongeren leven in deze leeftijdsfase grotendeels in een eigen wereld, veelal die van de straat of de sociale media. Voor de samenleving is het echter van groot belang dat er bruggen worden geslagen tussen de verschillende groepen in de stad (generaties, etnische, culturele of religieuze groepen, opleidingsniveaus, etc.). Het jongerenwerk kan daar een belangrijke constructieve rol in spelen. 2.5 Beschrijving aanpak visitatie De commissie vindt de vragen voor deze visitatie verschillend van aard en perspectief. De kwaliteit van het jongerenwerk betreft het heden, het huidige functioneren. De vragen over de functie/positie van het jongerenwerk betreffen de toekomst. Daarom heeft de commissie ervoor gekozen om de visitatie in twee fasen uit te voeren. In de eerste fase onderzoekt de commissie hoe het jongerenwerk de afgelopen vier jaar heeft gefunctioneerd. In de tweede fase gaat de commissie na welke rol en positie het jongerenwerk kan vervullen in de nieuwe structuur voor jeugd. De commissie wil bij de beschrijving van de aanpak nog de volgende opmerking maken. Een visitatie is niet hetzelfde als het verrichten van een wetenschappelijk onderzoek. Bij een visitatie voert een externe commissie enkele gesprekken met vertegenwoordigers van het veld, leest relevante beleidsnota’s en evaluatierapporten, en doet vervolgens op basis van haar bevindingen aanbevelingen aan de opdrachtgever, de gemeente Utrecht. 2.5.1 Beschrijving werkwijze fase 1: De eerste fase van de visitatie waarin de commissie een oordeelt vormt over het functioneren van het jongerenwerk kent drie onderdelen, te weten: 1) Doornemen van relevante documenten. 2) Wijkportretten schrijven. 3) Gesprekken voeren. 4) Visitatierapport voorbereiden en uitbrengen. Ad. 1 Doornemen van relevante documenten De volgende documenten zijn bestudeerd: http://utrecht.buurtmonitor.nl (DMO (2011). Ontwikkeling Jongerenwerk in Utrecht in 2012 en verder. Nota Subsidierichtlijnen jongerenwerk 2014 (zonder datum en auteur). JoU, 2013. Aanpak jeugdgroepen in Utrecht. Grenzen stellen, perspectief bieden. Commissiebrief Voortgang aanpak jeugdgroepen aan commissie Mens en Samenleving (College van B&W, 1701-2013). Commissiebrief Voortgang aanpak jeugdgroepen aan commissie Mens en Samenleving (College van B&W, 0207-2013). Methodisch werken met groepen jongeren, JoU 2014. NOT JoU werkboek kwaliteit. NOT-Vreedzaam pedagogisch werken bij JoU. Inhoudelijke jaarrapportage JoU 2011. Eindrapportage JoU 2012. Verslag van de bijeenkomst horizontale verantwoording 2012 en 2013. Voorts heeft de secretaris een aantal relevante rapporten voor de commissie samengevat, te weten:
9
Metz, J. (2013). De waarden van het jongerenwerk. Lectorale rede. Amsterdam: HvA Publicaties. Valkestijn, M. (secr.), Winter, M. , Leuw, D. de, Klap, P. (2009). Jongerenwerk verbindt. Rapportage visitatie jongerenwerk Utrecht. Lupi, T. (2011). Risicofactoren kwetsbare burgers. QuickScan ten behoeve van een monitor in de gemeente Breda. Den Haag: Nicis Institute. Groot, I. (2010). Hoe word je een democratisch burger? In: Pedagogiek, 30e jaargang- 1- 2010. Berk, M., Hoogenboom, A., De Kleermaeker, M.,Verhaar, K. (2012). De Jeugdprofessional in ontwikkeling. Handboek voor professionals in het jeugddomein. Alphen aan de Rijn: Kluwer. MO (2013). Sociaal maatschappelijke ontwikkeling. Kadernota versie 19 juli 2013. Ad. 2 De wijkportretten De secretaris heeft voorafgaande aan de gesprekken een beknopt bronnenonderzoek gedaan en voor de commissieleden wijkportretten gemaakt. Het onderzoek bestond uit het verzamelen van demografisch gegevens op de site van de gemeente Utrecht, het bestuderen beleidsdocumenten en verslagen. Tevens heeft de secretaris t.b.v. de wijkportretten een vragenlijst gemaakt voor de wijkregisseurs en jongerenwerkers. De vragen hiervoor hadden betrekking op bereik, doelgroepenbeleid, aanbod, jeugdgroepen, samenwerking partners. De wijkportretten, bedoeld voor intern gebruik door de commissie, vormden nuttige achtergrondinformatie voor de gesprekken met representanten van de gemeente en van JoU. Ad. 3 De gesprekken De commissie heeft op 1, 7 april, 14 en 26 mei, na een voorbereidingsfase waarbij de commissie drie keer bijeen geweest is, in totaal negen gesprekken gevoerd. Daarbij is gesproken met bestuurders, management en uitvoerenden van zowel de gemeente als JoU en met wijkpartners van het jongerenwerk. Zie voor een overzicht van gespreksdeelnemers bijlage 3. De commissie heeft de gesprekken ervaren als betrokken, openhartig en verhelderend. Omdat bij de gesprekken met de partners een aantal voor de commissie belangrijke partners van het jongerenwerk ontbrak, is er nog een vragenlijst uitgezet: bijlage 4. Ad. 4 Het visitatierapport voorbereiden en uitbrengen Na afloop van de gesprekken op 7 april en 14 en 26 mei hebben de commissieleden hun indrukken gedeeld en is er gezocht naar kapstokken voor de opbouw van het rapport. Het leek de commissie een logisch vervolg om de kapstokken van het rapport uit 20096 te gebruiken: kwaliteit, doel en effectiviteit, doelgroep, samenwerking en afstemming, aansturing en verantwoording. Aan de hand van deze kapstokken hebben de commissieleden de bijdragen van de gespreksdeelnemers geanalyseerd en beoordeeld. 2.5.2 Werkwijze fase 2 Ter voorbereiding voor fase 2 zijn er de volgende bronnen geraadpleegd: Gemeente Utrecht, afdeling MO (2013). Regionaal Transitie Arrangement Utrecht. Gemeente Utrecht, afdeling MO (2013). Kadernota en Uitvoeringsplan 1e fase Transformatie Zorg voor Jeugd. Oenen, S. van, Metz, J., Hoorik, I. van, Bakker, P.P., Hilverdink, P. (2011). De waarde van jeugdwelzijnswerk. Een werkveldbeschrijving van het kinder-, tiener- en jongerenwerk. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Hoorik, I. van (2011). (Hoe) werkt talentontwikkeling bij “risicojongeren”? Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. De commissie heeft de verkregen informatie uit de gesprekken en relevante documenten geanalyseerd en de beantwoording van de vraag over de gevolgen voor de rol en positie van het jongerenwerk ten gevolge van de transitie jeugdzorg in de vorm van een aantal opmerkingen gedaan. Deze opmerkingen klinken door in de formulering van aanbevelingen voor wat er in het nieuwe jeugdstelsel nodig is om het jongerenwerk een rol van betekenis te laten spelen. Bij de bespreking van het conceptrapport heeft de gemeente Utrecht te kennen gegeven dat zij op grond van deze aanbevelingen een tweede fase niet meer nodig vindt.
6
Valkestijn, M. (secr.), Winter, M. , Leuw, D. de, Klap, P. (2009). Jongerenwerk verbindt. Rapportage visitatie jongerenwerk Utrecht.
10
HOOFDSTUK 3 Hoe heeft het jongerenwerk zich de afgelopen vier jaar ontwikkeld? Hoofdstuk 3 handelt over de huidige kwaliteit van het jongerenwerk. In dit hoofdstuk wordt de eerste vraag van deze visitatie van het jongerenwerk beantwoord: Hoe heeft het Jongerenwerk zich de afgelopen vier jaar ontwikkeld? 3.1 Inleiding Vier jaar geleden gaf de toenmalige visitatiecommissie de gemeente een aantal aanbevelingen op het gebied van positionering, doelomschrijving, kwaliteitszorg, professionalisering, aansturing, samenhang en verantwoording. Grootste aandachtspunten van 2009 vormden de versnippering van aanbieders en daardoor het ontbreken van eenheid in methodisch handelen en professionalisering, onheldere doelstelling en doelgroepomschrijving, een groot verloop onder jongerenwerkers en daardoor gebrek aan continuïteit, te grote focus op overlastbestrijding en probleemjongeren, te grote focus bij verantwoording op kwantiteit en weinig aandacht voor kwaliteit en een onvoldoende scherpe aansturing door tegenstrijdige verwachtingen en sturing (portefeuille- en gebiedssturing). De aanbevelingen hadden de volgende strekking: Zorg voor een heldere doel- en doelgroepomschrijving. Laat het jongerenwerk een grotere rol spelen in het bevorderen van deelname van jongeren in vrijetijdsbesteding en hun participatie in de wijk en beschouw het jongerenwerk daarom ook als een basisvoorziening. Evalueer of het systeem van openbare aanbesteding van onderdelen van het jongerenwerk ten goede komt aan de kwaliteit en continuïteit van het jongerenwerk. Zorg voor een structurele financiering om de kwaliteit, de kwantiteit en de continuïteit van het jongerenwerk te garanderen. Zorg voor flexibiliteit om te kunnen inspelen op ontwikkelingen in de wijk en om jongeren te faciliteren bij het uitvoeren van eigen ideeën. Breid het jongerenwerk uit naar alle vmbo-scholen. Ontwikkel een systeem voor kwaliteitszorg die inzage biedt in de effectiviteit van methoden en werkwijzen van het jongerenwerk en op basis waarvan aan professionalisering gewerkt kan worden. Introduceer horizontale verantwoording om het draagvlak te vergroten en meer inzicht te verkrijgen in de knelpunten in de wijk. Zorg voor een differentiatie van jongerenwerkers qua opleidingsniveau. Vergroot de zichtbaarheid van het jongerenwerk. Kom tot een sociale agenda voor jeugd en bepaal in relatie tot deze de koers van het jongerenwerk. Stel een stedelijke directeur voor het jongerenwerk aan. Bedenk manieren om het jongerenwerk in Utrecht meer te waarderen. 7 De ontwikkeling van het jongerenwerk in de afgelopen vier jaar Het oordeel van de commissie is dat het jongerenwerk in Utrecht zichzelf op vrijwel alle punten sterk verbeterd heeft. Op hoofdlijnen is er alom tevredenheid over de jongerenwerkers. De heldere doelen, eenheid van methodisch handelen, en de versterkte professionalisering worden geprezen. Er is meer en betere coördinatie vanuit de gemeente. De commissie heeft een positieve indruk over het samenvoegen van verschillende uitvoerende jongerenwerkorganisaties tot een centraal aangestuurde organisatie. Alle gespreksdeelnemers hebben zich hierover positief uitgelaten. Jongeren drukken hun tevredenheid uit met een cijfer van 8,7 gemiddeld.8 De organisatie heeft ook een kwaliteitscertificaat behaald. In het volgende subhoofdstuk licht de commissie haar bevindingen toe. 3.2 Kwaliteit Zonder uitzondering wordt de kwaliteit van het in contact komen en een relatie opbouwen met jongeren geprezen. Dit wordt als een unieke en onmisbare kwaliteit van het jongerenwerk gezien. Zonder de tussenkomst van jongerenwerkers zouden bepaalde groepen jongeren (men noemt voornamelijk overlastgevende jongeren) niet bereikt kunnen worden. Jongerenwerkers verstaan de kunst om door hun presentie op straat en in de wijk contact aan te knopen met jongeren en door oprechte interesse in hun leefwereld en kwesties waar zij mee worstelen een vertrouwensrelatie op te bouwen. Jongerenwerkers spreken de taal van de jongeren. Vanuit die vertrouwensrelatie accepteren jongeren dat jongerenwerkers een 7 8
Bron: Valkestijn, M. (secr.), Winter, M. , Leuw, D. de, Klap, P. (2009). Jongerenwerk verbindt. Rapportage visitatie jongerenwerk Utrecht. Horizontale verantwoording JoU 2013, uitgevoerd door studenten van de hogeschool van Utrecht.
11
pedagogische rol spelen. De verandering die in deze vier jaar gerealiseerd is, is dat zij niet alleen het maatje van jongeren zijn, maar ook en vooral een opvoeder die grenzen stelt en perspectieven biedt. Gespreksdeelnemers zien deze verandering terug in het handelen van jongerenwerkers. Er is daarnaast eveneens werk gemaakt van zichtbaarheid in de wijk. Door herkenbare kleding is de zichtbaarheid voor jongeren en wijkbewoners/organisaties vergroot. Dat geldt evenzeer voor allerlei activiteiten die jongeren voor de wijk doen, zoals hulp bieden aan de voedselbank. Het verlenen van wederdiensten is een gebruikelijke aanpak van jongerenwerkers om jongeren ervan bewust te maken dat samenleven, iets voor elkaar doen en voor elkaar overhebben, een wederkerig proces is. Over het jongerenwerk wordt door partners en afgevaardigden van de gemeente Utrecht verteld, dat het erin slaagt om de beoogde kanteling van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving onder jongeren te realiseren en sociaal gedrag te doen ontwikkelen. Dit gebeurt via een talentgerichte aanpak, via aansprekende media zoals (urban arts, sport en computers) en het hierboven genoemde werken met wederdiensten. En dit bij een groep jongeren die de benodigde sociale competenties meestal niet thuis opdoen. De jongerenwerkers hebben aan de commissie toegelicht hoe zij dit aanpakken. De groep vormt voor jongeren een oefenplaats om de eigen kracht en zelfbewustheid te versterken. Jongerenwerkers trainen voorts jongeren om op hun beurt peers te begeleiden. Volgens een van de gebiedsmanagers functioneren jongerenwerkers in wijken met een geringe middenklasse als een linking pin. In dergelijke wijken zijn maatschappelijke rolmodellen, waar jongeren zich aan op kunnen trekken, schaars. Hoograven wordt in dit verband als voorbeeld genoemd. Jongerenwerkers zijn erin geslaagd om een grotere ouderbetrokkenheid te bewerkstelligen.9 Dat is gerealiseerd doordat elke jongere die in contact komt met het jongerenwerk, geregistreerd wordt en daarbij wordt ook naar de thuissituatie gevraagd. Er wordt naar aanleiding daarvan contact gezocht met ouders en verteld over de activiteiten van het jongerenwerk. Zodoende hebben jongerenwerkers bereikt dat zij een goede ingang hebben naar de ouders/verzorgers van jongeren. Bovendien staat betrokkenheid van ouders gelijk aan de stelregel dat opvoeden een gezamenlijke verantwoordelijkheid is. De ouderbetrokkenheid is ook toegenomen, omdat ouders altijd betrokken worden bij de individuele begeleidingstrajecten. Bestuur en management van JoU hebben veel geïnvesteerd in professionalisering. Deze investering wordt in het veld herkend en gewaardeerd. Dit is gebeurd door trainingen en opleidingen die praktijkgericht van aard zijn. Zo zijn alle jongerenwerkers getraind in de methodische principes van de Vreedzame Wijk. 10 Dat betekent dat zij door middel van de principes van de Vreedzame aanpak een bijdrage leveren aan democratisch burgerschap. Zij staan (kwetsbare) jongeren bij bij het opgroeien tot zelfstandige zelfredzame, verantwoordelijke en actieve burgers in de samenleving. Eveneens zijn er taalcursussen aan jongerenwerkers aangeboden. Het bestuur van JoU wil op het gebied van human resource management nog slagen maken door meer hbo’ers, meer vrouwen en meer Nederlands sprekende mbo’ers met veel ervaring aan te stellen. Het nieuwe personeelsbeleid kijkt naar waar elke medewerker staat en wat dat betekent voor het maatschappelijk nut. Een belangrijk element van professionalisering is kwaliteitszorg. JoU heeft in het ISO 9001 kwaliteitscertificaat behaald. Alom wordt herkend dat de professionaliteit van jongerenwerk sterk verbeterd is doordat er methodisch gewerkt wordt. Daartoe heeft JoU onder meer het handboek kwaliteit gemaakt. Dit handboek bevat beschrijvingen van drie basisprincipes voor het jongerenwerk: (1) pedagogisch werken; (2) planmatig werken en (3) samenwerken. Eveneens wordt er gewerkt met methodieken waarvan beschrijvingen gemaakt zijn, te weten: Individuele begeleiding, Werken met groepen, Rolontwikkeling en Veilige Vindplaats (VV). Omdat talentontwikkeling een belangrijke strategie is om sociale competenties te versterken, wilde de commissie weten of dit ook methodisch gebeurt. Er is echter geen specifieke methodiek voor talentontwikkeling, omdat de methodieken Samenwerken in groepen en Rolontwikkeling volgens het management van JoU volstaan. Deze zijn talentgericht van opzet en gericht op zelfondersteuning van jongeren die op hun beurt ondersteuning leren geven aan anderen. 9
Bron: vragenlijsten die gebruikt zijn voor de wijkportretten, en de gesprekken met jongerenwerkers. De Vreedzame Wijk komt voort uit De Vreedzame School. Dit is een methodiek waarin kinderen binnen de muren van de basisschool leren om conflicten op te lossen, verantwoordelijkheid te dragen en elkaar positief tegemoet te treden. In De Vreedzame Wijk wordt deze schoolaanpak verbreed naar de wijk. De principes van De Vreedzame School worden overgenomen door jeugdvoorzieningen in de wijk, waardoor er meer pedagogische samenhang ontstaat. Het besluit om met de methodiek te gaan werken komt in de meeste gevallen van de gemeente. Bron: http://www.movisie.nl/tools/vreedzame-wijk. 10
12
De commissie signaleert dat de afgevaardigde jongerenwerkers professioneel over hun vak communiceren, duidelijk de visie en maatschappelijke opdracht van JoU kunnen verwoorden, en neemt waar dat zij eenvormig taalgebruik hanteren. Centraal beleid van de nieuw gevormde organisatie JoU heeft ook betekend dat er van een groep jongerenwerkers afscheid is genomen, omdat hun kwaliteiten niet matchen met de pedagogisch gedefinieerde taakstelling: perspectief bieden, maar ook grenzen stellen. 3.3 Doel en effectiviteit van het jongerenwerk Doel jongerenwerk Utrecht De gemeentelijke doelen van het jongerenwerk zijn op twee niveaus gericht: (1) de individuele jongere en (2) het functioneren in de buurt, wijk of stad. 3.3.1 Functioneren op individueel niveau Op individueel niveau richten de jongerenwerkers van JoU zich op het verhogen van zelfredzaamheid, weerbaarheid, het vergroten van het sociale netwerk. Voorts hebben zij aandacht voor het middelengebruik, schulden en andere kwesties waar jongeren meezitten. Aan deze doelstelling wordt volgens JoU afgevaardigden op twee manieren gewerkt. Allereerst met de methodiek van de groepsaanpak. De groep vormt voor jongeren het oefenveld om competenties voor weerbaarheid, zelfredzaamheid, verantwoordelijkheid en veerkracht te trainen. Met de groep worden er allerlei activiteiten in de wijk ondernomen. De groep vormt ook de omgeving waarin jongeren hun identiteit verder leren vormgeven. Een tweede methodiek is de individuele begeleiding. Deze methodiek wordt vooral ingezet bij de Aanpak Jeugdgroepen. Bij deze begeleiding is alles erop gericht om barrières te ruimen, die de ontwikkeling van de jongere in de weg staan. Daarmee ontstaat er voor de jongere weer perspectief en mentale ruimte om zich op school en of werk te richten. De gemeente is positief over het rendement van de Aanpak Jeugdgroepen.11 De commissiebrief (College B&W, 18 oktober 2013) vermeldt dat er over gehele stad een beeld te zien is van een daling van het aantal jeugdgroepen in de stad en dat er minder incidenten zijn rond jeugdgroepen. De focus op kopstukken heeft invloed op de totale groep. De kopstukken blijven lang uit beeld n.a.v. een straf of omdat ze begeleiding accepteren, groepen vallen uiteen, veroorzaken minder overlast en verdwijnen soms geheel uit het straatbeeld. Voor de niet-kopstukken uit de jeugdgroepen is er ook, waar nodig, een individuele aanpak ingezet die gericht is op zorg, hulp en begeleiding. Het jongerenwerk zet in op laagdrempelig contact en biedt kortstondig individuele begeleiding. Als er een integraal plan van aanpak gemaakt moet worden dan kunnen jongeren worden aangemeld bij het Gemeentelijke Casusoverleg (GCO). Er zijn in het eerste half jaar 129 jongeren uit jeugdgroepen begeleid door het jongerenwerk. Het jongerenwerk heeft 12 jongeren toegeleid naar een bijbaantje, 5 naar opleiding/school, 7 naar werk en 5 jongeren naar hulpverlening. Meestal gaat het om kortdurende begeleiding van jongeren om hen een steuntje in de rug te geven, maar ook bijvoorbeeld begeleiding richting school, vrije tijdsbesteding, bijbaan, werk of hulpverlening. 3.3.2 Functioneren op wijkniveau Het niveau van het functioneren van jongeren in de wijk ligt in het verlengde van het functioneren op individueel niveau. In de praktijk zijn er geen harde scheidslijnen in de aanpak. Jongerenwerkers bieden jongeren een omgeving die hen stimuleert om activiteiten te ontplooien, hun talenten te ontdekken en deze verder te ontwikkelen. Als gevolg hiervan ontwikkelen jongeren persoonlijke en sociale competenties. De positieve benadering (het focussen op kwaliteiten van jongeren) en de zinvolle vrijetijdsinvulling genereert het effect dat jongeren minder overlast veroorzaken. Het uitgangspunt van iets terug doen voor de wijk in ruil voor het realiseren van eigen wensen, leidt tot sociale participatie in de wijk, bijvoorbeeld koken voor jongeren met een verstandelijke beperking of een bingo organiseren voor senioren in het verzorgingshuis. In de gesprekken met de jongerenwerkers is hierover enthousiast verteld. De commissiebrief (College B&W, 18 oktober 2013) verhaalt over 69 jongeren die in 2013 actief geworden zijn voor hun buurt. 3.3.3 Effectiviteit
11
College B&W (2013). Commissiebrief Aanpak Jeugdgroepen. 18 oktober 2013.
13
Uit de gesprekken, voortgangsverslagen en de evaluatierapporten blijkt dat de nieuwe organisatie voor jongerenwerk JoU (Jongerenwerk Utrecht) haar resultaatverplichtingen nakomt. De effectiviteit is naar oordeel van de commissie vergroot door de vorming van een stedelijke organisatie die beter aan te sturen is. De bestuurder van JoU sprak van een zichtbaar toegenomen maatschappelijk nut. Jongerenwerkers zijn erin geslaagd om voor meer jongeren de binding met de samenleving te realiseren. Er gaan meer jongeren (weer) naar school en meer jongeren zijn erin geslaagd om een stageplek en/of (bij)baan te vinden. Dat dit resultaat door jongeren zelf gewaardeerd wordt, blijkt uit het feit dat jongeren (en ook hun ouders) bereid zijn om iets terug te doen voor hun wijk. De effectiviteit zou aan kracht kunnen winnen als de leeftijdsgrens voor het jongerenwerk naar beneden bijgesteld zou worden. Dit is in verschillende gesprekken geuit. Het management en het bestuur van JoU vindt dat de effectiviteit versterkt kan worden door meer aan de voorkant van het jeugdbeleid op het gebied van het gewone opgroeien en opvoeden te investeren. Een goede stap in de richting die in meerdere gesprekken genoemd werd, is het jongerenwerk op school. In verschillende gesprekken is het feit dat jongerenwerkers zich verantwoorden als positief en professioneel punt benoemd. Dit geldt ook voor de horizontale verantwoording. Hier staat tegenover dat jongerenwerkers uitdrukken dat het verantwoorden zeer tijdrovend is, waardoor zij minder tijd overhouden voor het contact met de jongeren. Zij geven er de voorkeur aan dat de opdrachtgever en partners met jongeren in gesprek gaan over wat zij al dan niet voor profijt van het jongerenwerk hebben. 3.3.4 Doelen in relatie tot middelen De primaire focus van het jongerenwerk in Utrecht is overlastbestrijding. Dat blijkt ook uit de verdeling van middelen. 60% van de middelen is afkomstig van de afdeling Veiligheid en wordt ingezet vanuit de doelstelling Veilige leefomgeving. De grootste inzet wordt gepleegd in de wijken Overvecht (2,93 fte), Noordwest (2,87 fte), Zuidwest (2,84 fte) en Zuid (2,50 fte). De organisatie ontvangt € 3.900.000,- aan financiering, plus nog € 184.00,- voor de wijken Leidse Rijn en Vleuten de Meern en € 800.000,- voor de Wijkaanpak Zuidwest, Noordwest en Overvecht. 40% van de exploitatiesubsidie mag aangewend worden voor talentgerichte ontwikkeling en van dit percentage moet de helft aan activiteiten voor meiden besteed worden. Van het totale budget is € 800.000,- tijdelijke financiering, WAP geld (Wijk Aanpak). Dit geoormerkte geld is tot 2015 beschikbaar gesteld. De WAP gelden zijn gerelateerd aan de krachtwijken, zoals die zijn aangewezen door oud-minister Vogelaar. In Utrecht gaat het om Kanaleneiland (in de wijk Zuidwest), Zuilen en Ondiep (in Noordwest) en Overvecht. De WAP-middelen worden (deels) aangewend ter versterking van de aanpak jeugdgroepen met de VVP aanpak. De grootste inzet betreft de wijken Noordwest en Zuidwest, respectievelijk 2,51 fte en 2,46 fte. De verdeling van de middelen is zo, dat ca. de helft van het reguliere budget naar de drie krachtwijken gaat. In die wijken vormen de WAP-middelen een derde tot de helft van de totale inzet. De zorg in de krachtwijken is dat het wegvallen van de WAP-middelen betekent dat tot de helft van de inzet van het jongerenwerk zal wegvallen. De zorg buiten de krachtwijken is dat dit ertoe zal leiden dat een nog groter deel van de reguliere middelen naar de krachtwijken zal gaan. Diverse gespreksdeelnemers uitten dat zij het jongerenwerk als een basisvoorziening zien binnen de gemeentelijke pijler van het gewone opgroeien en opvoeden en dat deze positionering zich moeilijk verhoudt tot tijdelijke projectfinanciering. 3.4 Doelgroep JoU jongerenwerkers richten zich op zo’n 6000 kwetsbare jongeren tussen 12 en 24 jaar. 3.4.1 Meer meiden Een van de constateringen van de vorige visitatie in 2009 was dat het jongerenwerk vooral jongenswerk is. De commissie adviseerde om meer werk te maken van het bereik van meiden. De huidige visitatiecommissie signaleert dat JoU veel gedaan heeft om meer meiden te bereiken. Scholen zijn een goede vindplaats voor meiden. Er zijn speciale meidenwerkers aangesteld die zich inzetten om zo veel mogelijk meiden te betrekken bij het jongerenwerk. Mannelijke jongerenwerkers werken overigens ook met meiden, al is het merendeel van de meidenwerkers vrouw. Het meidenwerk wordt merendeels apart voor meiden georganiseerd waarbij het accent volgens de meidenwerkers ligt op zelfredzaamheid en sociale ontwikkeling. De commissie neemt behalve veel positieve geluiden over het functioneren en het belang van het meidenwerk ook waar dat JoU de beoogde kwantitatieve doelstelling nog niet bereikt heeft. Om meer meiden te kunnen bereiken, is volgens de meidenwerksters meer ureninzet voor meidenwerk nodig. De commissie onderschrijft de noodzaak tot uitbreiding van uren. Meidenwerkers slagen er niettemin meer en meer in om meiden bij het jongerenwerk te betrekken. Ouders vormen daarbij een belangrijke schakel. Deze moeten het vertrouwen hebben dat hun
14
dochters in een omgeving verblijven waar zij hun goedkeuring aan kunnen verlenen. Moderne communicatiemiddelen vormen voor meidenwerkers goede instrumenten om snel informatie te delen, in contact met meiden te komen en snel te handelen indien dit noodzakelijk is. Meidenwerkers maken gebruik van methoden als Samenwerken in groepen en Rolontwikkeling. De Meidenambassadeurs worden vanwege hun ambassadeursrol door meidenwerkers belangrijk gevonden. De meidenambassadeurs vragen bij beleidsmakers aandacht voor de positie van meiden in de stad. Daarnaast geven ze voorlichting aan ouders over thema’s als weerbaarheid, assertiviteit en grenzen aangeven. Voorts organiseren ze activiteiten voor meiden, bijvoorbeeld een sporttoernooi. 3.4.2 Afbakening leeftijd doelgroep jongerenwerk Het jongerenwerk in Utrecht richt zich primair op 6000 kwetsbare en overlastgevende jongeren in de leeftijd van 12 t/m 23 jaar. Die grenzen gelden als richtlijn en kunnen door JoU naar boven of beneden worden bijgesteld. In de gesprekken kwamen vanuit verschillende kanten signalen dat de ondergrens lager zou moeten zijn. Hiervoor zijn drie redenen genoemd. Allereerst kunnen jongere broertjes (zusjes) van overlastgevende jongeren tijdig begeleid worden. Hierdoor kan voorkomen worden dat zij het voorbeeld van hun oudere broer (zus) volgen. Een tweede argument dat de commissie meermaals vernam, was dat probleemgedrag zich steeds jonger manifesteert en dat het ingewikkelder is om het gedrag van jonge mensen in het publieke domein te reguleren. En als derde argument werd de overgangsperiode naar het voortgezet onderwijs genoemd. Dat is voor kwetsbare tieners een periode waarin zij zeer beïnvloedbaar zijn voor zaken die hun ontwikkeling kunnen schaden. 3.5 Samenwerking en afstemming12
15
Jongerenwerkers zijn netwerkers met een makelende en schakelende rol. Zij werken met talloze organisaties samen. De commissie heeft een indruk willen opdoen van de samenwerking met partners waarmee het meest intensief wordt samengewerkt, zoals professionals bij de Aanpak Jeugdgroepen, de scholen, buurtteams en sociale makelaars, sport & kunst en cultuur. In deze sub paragraaf wordt de samenwerking met deze professionals en het jongerenwerk eruit gelicht. Jongerenwerkers zijn betrokken bij de Aanpak Jeugdgroepen (‘hinderlijke, overlastgevende en criminele’ groepen)13 en daar is een stijgende lijn waarneembaar in de afname van jeugdgroepen en overlast. De gemeente Utrecht hanteert ook de term aanvaardbare jeugdgroepen. Dat zijn groepen die wel op straat staan maar geen (noemenswaardige) overlast veroorzaken. Het jongerenwerk zet in op deze groepen (onderhoudt contact, gaat indien nodig gesprek met bewoners aan, enz.). De inzet op aanvaardbare groepen vindt (deels) plaats vanuit middelen voor Veiligheid, maar is geen onderdeel van de Aanpak Jeugdgroepen.
12
Illustratie afkomstig uit voortgangsrapportage jongerenwerk JoU 2012. Indeling volgens de Beke Shortlist. De Shortlist groepscriminaliteit is een door politieagenten of andere bij jongeren betrokken beroepskrachten in te vullen vragenlijst over problematische jeugdgroepen. De lijst leidt tot een typering van de desbetreffende jeugdgroep. Op basis van deze typering kan een plan van aanpak opgezet of beleid ontwikkeld worden. 13
Jongerenwerkers lijken bij de aanpak aanvaardbare groepen een onmisbare schakel, omdat zij erin slagen om een vertrouwensband met deze jongeren op te bouwen. Daarbij zijn zij naar jongeren helder over hun contacten met ouders, politie en justitie. Zonder uitzondering omschrijven de gespreksdeelnemers het unique sellingpoint van jongerenwerkers als: “Zij kunnen als geen ander contact maken met jongeren.” Jongerenwerkers spelen een rol bij de individuele begeleiding, het in het contact brengen met andere organisaties, oudergesprekken, begeleiden naar stage, werk of school. Vanuit het bestuur en management van JoU is verwoord dat zij van een aantal jongerenwerkers afscheid hebben moeten nemen, omdat deze moeite hadden met het grenzen stellen en het informatie delen met politie en justitie. De samenwerking met partners uit de veiligheidsketen wordt van weerskanten als prettig, effectief en constructief ervaring. Het jongerenwerk op school wordt door schooldirecties en andere bij de school betrokken professionals, zoals schoolmaatschappelijk werkers, eveneens als prettig, effectief en constructief ervaren. Jongerenwerkers zijn op zes vmbo-scholen actief. De commissie die de vorige visitatie uitvoerde, adviseerde dat er meer jongerenwerk op vmbo-scholen moest komen, onder meer om meer meiden te bereiken. Deze aanbeveling is opgevolgd en leidt in de praktijk tot een goede ingang naar meiden. Jongerenwerkers leveren op school een aandeel aan de naschoolse activiteiten, verzorgen pauzeactiviteiten en huiswerkbegeleiding. Eveneens verzorgen zij voorlichting over allerlei onderwerpen, zoals de effecten van drugs- en alcohol gebruik en pesten. De vertegenwoordigers van het onderwijs benoemen als effecten van het jongerenwerk op school: een verbeterde sfeer, minder pestgedrag, minder overlast en geweldescalatie en meer kwetsbare jongeren in beeld die niet op straat verblijven, zoals een groep kwetsbare meiden. In de samenwerking met schoolmaatschappelijk werkers is er af en toe wat rolonduidelijkheid en daardoor worden zaken niet ingang gezet of dubbel worden gedaan. De vertegenwoordigers van het onderwijs drukten uit dat zij het jongerenwerk niet zouden willen en kunnen missen. Eerder bepleitten zij een uitbreiding naar het primair onderwijs, omdat de overgang naar het voortgezet onderwijs een periode vormt, waarin tieners gevoelig zijn voor andere zaken dan school. In het gesprek waarbij vertegenwoordigers van het onderwijs aanwezig waren zijn door de commissie vraagtekens gesteld bij de positionering van het jongerenwerk op school. Doen zij niet de dingen die bij het onderwijs horen, zoals surveilleren tijdens pauzes. En functioneren zij niet teveel als doorvoerder naar het schoolmaatschappelijk werk en naar de ZAT teams? Over deze kwesties wordt uiteenlopend gedacht. Buurtteams en sociale makelaars De samenwerking met de buurtteams staat volgens betrokkenen nog in de kinderschoenen. Buurtteams zijn samengesteld met beroepskrachten uit de zorgsector. Er is nog niet heel veel ervaring met jongerenwerkers. De commissie heeft de indruk dat het merendeel van de professionals van de buurtteams zich tot op heden hoofdzakelijk lijkt te richten op hulp en ondersteuning van de doelgroep 0-12 jarigen en gezinnen. Jongeren vormen minder een doelgroep, omdat zij veelal niet in de gezinsaanpak betrokken willen zijn of niet dezelfde hulpverlener willen als hun ouders. Als jongeren open staan voor hulp in het kader van de gezinsbegeleiding dan wordt er een tweede hulpverlener voor het gezin ingezet die de jongere begeleidt. In praktijk komt dit nauwelijks voor. Taakafbakening en samenwerkingsvorm tussen het jongerenwerk en buurtteams zijn nog onvoldoende duidelijk. De commissie is van mening dat deze kwesties wel prioriteit moeten krijgen. Verschil in uitgangspunten (zorg- of talentparadigma) en in werkwijze (individueel/gezinsaanpak of heterogene groepsaanpak) spelen bij deze onduidelijkheid een rol. De professionals van de buurtteams zouden graag zien dat jongerenwerkers in hun aanpak meer de ouders en het gezin betrekken. Jongerenwerkers vertelden de commissie dat zij ouders betrekken als de situatie daarom vraagt, bijvoorbeeld als hun zoon of dochter overlastgevend gedrag vertoont. Dan worden ouders aangesproken op hun verantwoordelijkheid als primaire opvoeder. Er zijn echter ook zaken die jongeren niet met hun ouders willen delen. Zij zoeken in zulke situaties onder meer bij jongerenwerkers een luisterend oor en een steunende omgeving. De commissie heeft geen sociale makelaars gesproken. Uit de gesprekken met de jongerenwerkers maakt zij op dat de samenwerking met hen nog aan kracht kan winnen. Dat kan als er minder uitval bij de sociaal makelaars is. Vanuit JoU wordt de samenwerking vanwege de doorlopende lijn noodzakelijk gevonden. Sport en cultuurpartners JoU levert een inspanning om jongeren te interesseren voor een zinvolle invulling van de vrije tijd en om in het kader van gezond gedrag meer te bewegen. Vandaar dat jongerenwerkers jongeren in contact proberen te brengen met organisaties/clubs voor sport en cultuur. Om jongeren te stimuleren om meer te bewegen of lid te worden voor een sportclub hanteren jongerenwerkers twee instrumenten: de website Sport U en de Sport U pas. De website wordt goed door jongeren bezocht (10.000 bezoekers en 15.000 bezoeken). Sport U heeft in 2013 met 18 VO-scholen
16
samengewerkt en met 52 sport- en beweegaanbieders. In totaal hebben 8.500 jongeren een geactiveerde Sport U-pas. De subsidie voor deze instrumenten wordt echter niet voortgezet. De website zal opgaan op in de website Jong030. De sportpas wordt omgezet in een bredere vrijetijdspas. In het kader van meer bewegen en meer jongeren enthousiasmeren voor een sportvereniging werkt JoU ook samen met Harten voor Sport, de organisatie die in Utrecht de makelfunctie heeft op het gebied van bewegen. Sport wordt door jongerenwerkers ook zelf als medium ingezet om de groepsbinding te versterken en van daaruit bepaalde vaardigheden te ontwikkelen. Een voorbeeld van een sportactiviteit is streetleague, een voetbalcompetitie met jongeren uit zeven wijken. Het gaat in deze competitie niet louter om het winnen. Er kunnen extra punten gescoord worden voor sportief gedrag en voor maatschappelijke activiteiten. Het lid worden van een sportvereniging valt moeilijk te beïnvloeden. Daarvoor noemt het management van JoU drie oorzaken. Allereerst is er de financiële barrière. Daarnaast zijn sportverenigingen niet goed toegerust voor de doelgroep waarmee het jongerenwerk werkt. En een derde oorzaak is gelegen in het feit dat verenigingen veel vrijwillige inzet van ouders verwachten. De ouders van de doelgroep waar JoU mee werkt, kunnen of willen een dergelijke inzet niet leveren. Jongerenwerkers werken intensief samen met organisaties voor kunst en cultuur. Ook wordt er culturele expertise ingekocht. Zowel voor jongeren, als voor jongerenwerkers zodat die leren om zelf culturele programma’s op te zetten. En dan in het bijzonder van organisaties die gespecialiseerd zijn in media die jongeren aanspreken. Een voorbeeld daarvan is Firma Media (voorheen Click F1) die met mediakunstenaars werkt die samen met jongeren radio, videoclips, computerkunst maken over thema’s die in de wijk actueel zijn. Firma Media werkt vanuit de zogenaamde strategische driehoek: de wensen en doelen van de jongere, de expertise van culturele specialist en de procesbegeleiding van de jongerenwerker. Zo heeft Firma Media met meiden een radioprogramma gemaakt voor senioren. De media van de kunsten vormen voor jongerenwerkers een manier om te reflecteren op allerlei thema’s, voor zelfreflectie en identiteitsontwikkeling. Die media worden ingezet bij de talentgerichte benadering. Een dergelijke benadering biedt jongeren de gelegenheid hen te laten ervaren waar ze goed in zijn. Een andere belangrijke culturele partner is het Cultuurhuis in Kanaleneiland. Het Cultuurhuis is gericht op de wijk en biedt talenten uit de wijk de gelegenheid om zich breed te presenteren. Ook organiseert zij samen met jongeren activiteiten. De samenwerking wordt als positief omschreven. Samen met het Cultuurhuis Kanaleneiland heeft JoU het Jongeren Cultuurspot in Overvecht opgericht. 3.6 Aansturing en verantwoording Met betrekking tot de nieuw gevormde organisatie krijgt de commissie van diverse partners van het jongerenwerk terug dat het effectiever en fijner is om met één stedelijke organisatie van doen te hebben. Daarmee is het jongerenwerk ook herkenbaarder geworden. Het bestuur en management van JoU laten weten dat het jongerenwerk in één organisatie beter aan te sturen is, dan vanuit verschillende kleine zelfstandige organisaties. Jongerenwerkers vinden het fijn om hun collega's te kennen en van elkaar te leren. Voor de gemeente Utrecht is het prettig om het jongerenwerk grotendeels bij één organisatie belegd te hebben die als serieuze partner ook een rol in de veiligheidsketen vervult. Zowel het management & bestuur van JoU als van de gemeente Utrecht ervaren dat er efficiënter en effectiever gecommuniceerd wordt. Er is ook sprake van een coproductie van beleid met de opdrachtgever. JoU denkt mee op het gebied van jongerenwerkbeleid, bijvoorbeeld bij de Aanpak jeugdgroepen. In haar beleid zou de gemeente volgens het bestuur en management nog beter begrip voor de rol van het jongerenwerk kunnen vragen en de algemene zichtbaarheid en het belang van het jongerenwerk beter voor het voetlicht kunnen brengen. Het feit dat er een vaste contactpersoon bij de gemeente voor het jongerenwerk is, vinden het bestuur en management van JoU efficiënt en prettig. Deze ambtenaar is de schakel naar andere beleidsafdelingen van de gemeente Utrecht die met jongeren van doen hebben, namelijk de afdeling onderwijs, wijken, buurtteam Jeugd en Gezin, Jeugd, zorg en veiligheid. Op het gebied van beleid zijn er door het bestuur, management en jongerenwerkers uitspraken gedaan over de verbetering van visie en missie waardoor het jongerenwerk meer helderheid verschaft over waar het jongerenwerk voor staat. Centraal beleid betekent volgens veel deelnemers aan de gesprekken ook eenheid in methodisch handelen: vraaggestuurd, nadruk op eigen kracht en het zelforganiserend vermogen van jongeren.
17
HOOFDSTUK 4 Welke gevolgen heeft de decentralisatie van jeugdzorg voor de positie van het jongerenwerk? De commissie duidt de gevolgen van de transities voor de toekomst van het jongerenwerk in een zevental opmerkingen. Hiermee geeft zij richting aan het denken over de gevolgen van de transitie jeugdzorg voor het jongerenwerk: de tweede vraag van deze visitatie. De commissie merkt ten aanzien van deze vraagstelling op dat jongerenwerk, behalve met transitie/ transformatie jeugdzorg, ook te maken heeft met de nieuwe Wmo, de decentralisatie van de AWBZ, de Participatiewet en continuïteit van het veiligheidsbeleid. 4.1 Opmerkingen van de commissie Jongerenwerk is pijler van het gewone opvoeden in de stad De commissie stelt zich op het standpunt dat het jongerenwerk een onderdeel van de pedagogische basisstructuur behoort te zijn. De kernfunctie van het jongerenwerk is dat het, aanvullend aan en in samenwerking met andere opvoeders in het gezin en op school, jongeren helpt opgroeien in (volwassen worden) en deelnemen aan onze samenleving. Het heeft een pedagogische functie die ontwikkelings- en groepsgericht uitgeoefend wordt in het derde milieu, het domein van de vrije tijd. Vanuit haar positie in de basisstructuur kan het jongerenwerk haar rol in andere ketens (zorg-en veiligheid) vervullen. Daarbij gaat het om de juiste spanning en balans tussen de eigen –ontwikkelingsgerichte en maatschappelijke- functie van het jongerenwerk en haar bijdrage aan de zorg- en veiligheidsketen. De commissie wil de gemeente Utrecht erop attenderen dat de ontwikkelingsgerichte taak de essentie van het jongerenwerk is en als zodanig het zwaartepunt behoort te zijn van het jongerenwerkbeleid. Jongerenwerk voorportaal van jeugdzorg en veiligheid? In de gesprekken kwam naar voren dat het jongerenwerk vooral beschouwd wordt om overlast terug te dringen, te signaleren en door te wijzen naar jeugdzorg. Jongerenwerk als voorportaal voor jeugdzorg en veiligheid. De commissie vraagt zich af of het gewone opgroeien en opvoeden daardoor de aandacht krijgt die nodig is. De jongerenwerkers van JoU hebben veel inzet gepleegd en ook resultaten geboekt betreffende de Aanpak Jeugdgroepen. Door een gezamenlijke inspanning met partners uit de veiligheidsketen is het aantal jeugdgroepen in vier jaar tijd teruggedrongen. Het management en bestuur van JoU hebben aangegeven dat zij nu meer ontwikkelingsgericht willen gaan werken, meer in overeenstemming met de eigen kernfunctie van het jongerenwerk. Dit streven lijkt de commissie een goede zaak. De commissie is van mening dat het jongerenwerk een onderdeel van de pedagogische basisstructuur behoort te zijn. De meeste jongeren hebben bij het volwassen worden in de samenleving geen ondersteuning nodig van beroepskrachten. Zij realiseren hun dromen en lossen hun problemen op, zelf of samen met hun sociale netwerk. Een aanzienlijke en bovendien groeiende groep jongeren heeft bij het opgroeien echter wel de hulp van professionals nodig. Dit omdat zij er alleen voor staan, de achterstand of problemen te groot zijn of hun netwerk niet in staat is om de benodigde ondersteuning te bieden. Vanwege het ontbreken van goede begeleiding van ouders/verzorgers en een steunend netwerk zijn het kwetsbare14 jongeren die moeilijk weerstand kunnen bieden aan ‘verkeerde’ vrienden die in criminele circuits verkeren, of middelengebruik. Voor deze groep jongeren kunnen jongerenwerkers, buurtpedagogen, het verschil maken. Jongerenwerk heeft een pedagogische taakstelling Jongerenwerk is, kijkend naar de kernfunctie, in elk geval onmisbaar voor kwetsbare jongeren die noch thuis, noch op school sociale en participatievaardigheden opdoen of meekrijgen, mede omdat opvoeders van weleer 14
Kwetsbaarheid verwijst zowel naar een toestand nu als naar het risico op verder ‘verval’. Socioloog Kees Schuyt (1995) stelt dat kwetsbare mensen onvoldoende hulpbronnen hebben om op eigen kracht bepaalde moeilijkheden en tegenslagen te overwinnen. Hierdoor kunnen ze hun leven niet volledig naar hun eigen wensen vormgeven (RMO 2001). Bij die hulpbronnen gaat het om individuele competenties en vaardigheden, maar ook om sociale netwerken en maatschappelijke voorzieningen, en het vermogen om daarvan gebruik te maken. De interactie tussen deze persoonlijke kenmerken en de sociale context waarin mensen verkeren, bepaalt de mate en de ontwikkelingsrichting van kwetsbaarheid. Volgens Hortulanus et al. (1997) begint kwetsbaarheid bij een vorm van onzelfstandigheid die gepaard gaat met een grote afhankelijkheid van formele of informele steun. Kwetsbare mensen hebben onvoldoende greep op hun eigen situatie, oftewel gebrek aan autonomie. Via een combinatie van inactiviteit en maatschappelijke non-participatie kan zich dit uiteindelijk ontwikkelen tot sociaal isolement. De RMO wijst er daarbij op dat juist het geen gebruik maken van voorzieningen of sociale steunmensen met ernstige, meervoudige problemen kwetsbaar maakt. Bron: Lupi, T., (2011). Risicofactoren kwetsbare burgers. Quickscan ten behoeve van een monitor in de gemeente Breda. Den Haag: Nicis Institute.
18
zoals de dominee, veldwachter/wijkagent, opbouwwerkers zich niet meer met deze vorming bezighouden en buurtbewoners in dit opvoedkundig tijdperk een opvoedverlegenheid ontwikkeld hebben. De commissie bepleit in het kader van democratisch en actief burgerschap om jeugdbeleid niet te concentreren op gedrag, maar op het leren begrijpen van burgerschap, humaniteit en vrijheid. Een dergelijke pedagogische visie op jeugdbeleid past uitstekend bij het merendeel van ontwikkelingsdoelen die het jongerenwerk in de aanbestedingsopdracht van de gemeente Utrecht meekrijgt: Verhogen van zelfredzaamheid Verhogen van weerbaarheid Vergroten van sociale vaardigheden Vergroten van betrokkenheid en participatie aan de samenleving Sociale talentontwikkeling15 vormt een positieve insteek volgens welke burgerschapsvaardigheden 16 geleerd kunnen worden. Daarbij gaat het om drie vormen van burgerschap: persoonlijk, participatief en kritisch. De buurt en de eigen omgeving vormen het oefenveld om eigen kracht te ontwikkelen, die te benutten om te participeren (school, werk, activiteiten in de buurt enz.), en om een stem te laten gelden in onze democratische besluitvorming. Sociale talentontwikkeling is met andere woorden een positieve benadering die gehanteerd wordt om burgerschapsvaardigheden te ontwikkelen. Die benaderingswijze past goed bij het vrijwillige, (maar niet vrijblijvende) karakter van het jongerenwerk. Beleidsmatig verschilt deze benadering van de talentontwikkelingsaanpak die gericht is op het behalen van excellente prestaties. 17 De uitgangspunten van talentontwikkeling komen overeen, maar in het jongerenwerk zijn excellente prestaties niet het hoofddoel. Eerder bijvangst. Jongerenwerkers vormen wel de steunende omgeving die nodig is om tot ontwikkeling te komen. De commissie wil in het kader van de pedagogische taakstelling van het jongerenwerk de vrijheid nemen om uiteen te zetten hoe er in haar optiek eveneens gewerkt kan worden aan het terugdringen van overlast. Wanneer jongerenwerkers hun pedagogische functie goed uitoefenen, dan spreekt het voor zich dat zij aandacht hebben voor middelengebruik, het tegengaan van overlast en criminaliteit. Deze aspecten maken deel uit van het ontwikkelen/versterken van burgerschapsvaardigheden in levensechte situaties. Een van de jongerenwerkers gaf in dit verband een exemplarisch voorbeeld met betrekking tot het groepsgerichte werken in de Aanpak jeugdgroepen. De wijkagent kwam met de klacht dat jongeren een buurtgenote op leeftijd dermate pestten dat zij niet meer de straat op durfde. De jongerenwerker heeft hier met de jongeren over gesproken en naar aanleiding hiervan de vrouw uitgenodigd om met de jongeren in gesprek te gaan. Toen zij haar verhaal deed, bleek dat de jongeren zich totaal niet bewust waren van de impact van hun gedrag op deze vrouw. Dat is hen niet geleerd. Door de interactie met de buurbewoonster kregen ze een spiegel voorgehouden en schrokken zij van hun beeltenis. Dit heeft tot gevolg gehad dat jongeren hun gedrag ombogen van pesten naar helpen. Nu durft de vrouw weer de straat op, omdat zij ervaart dat de jongeren haar respectvol benaderen en haar bijvoorbeeld helpen met boodschappen dragen. Voor de commissie is dit voorbeeld een goede onderbouwing van het belang van ontwikkelingsgericht werken binnen de Aanpak jeugdgroepen. Omdat jongerenwerkers op straat werken en daarnaast gebruik maken van vindplaatsen van jongeren die niet op straat vertoeven, bereiken zij het overgrote deel van de kwetsbare jongeren. Zeker als zij langdurig in de wijk werkzaam zijn. Uiteindelijk leidt de ontwikkeling van burgerschapsvaardigheden in interactie met buurtbewoners tot minder overlast en meer veiligheid in de buurt. Een outcome die bij de gemeente hoge prioriteit geniet Dragende en insluitende samenleving De commissie wil met de volgende opmerking aandacht vragen voor het begrip wederkerigheid. Nu wordt er bij overlast met name naar jongeren gekeken. De onderliggende voedingsbodem van waaruit jongeren zich overlastgevend manifesteren, is kennelijk lastig om aan te pakken. Daarmee wil de commissie geenszins de indruk wekken dat de overlast die jongeren veroorzaken geen halt toegeroepen moet worden. Dat staat voor
15
Dit commissie spreekt van sociale talentontwikkeling om duidelijk te maken dat het bij deze benadering gaat om individuele en sociale versterking. 16
Wetenschappers (De Winter, 2004; Parker, 2003b; Savater, 2001; Veugelers, 2007; Westheimer & Kahne, 2004) geven aan dat onze samenleving haar democratische karakter alleen kan behouden en ontwikkelen, als zij haar burgers leert tot een ver ontwikkeld begrip te komen van wat een democratie behelst en hen eveneens leert hoe zij actief kunnen participeren overeenkomstig dit ver ontwikkelde begrip van democratie. Bron: Groot, I. (2010). Hoe word je een democratisch burger? In: Pedagogiek, 30e jaargang- 1- 2010. 17
Hoorik, I.van (2011). (Hoe) werkt talentontwikkeling bij “risicojongeren”. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut, pag. 21-24.
19
haar niet ter discussie. De commissie heeft in de hierboven beschreven opmerking uitgedrukt dat zij meer heil verwacht van de benadering van sociale talentontwikkeling en democratische burgerschapsontwikkeling. Met betrekking tot burgerschapsontwikkeling merkt de commissie op dat het jongerenwerk dat niet alleen kan. Voor de brug naar sociale participatie zijn buurtbewoners net zo hard nodig. Zij vormen als het ware de steunpilaren die de brug dragen. Kwetsbare en overlastgevende jongeren ervaren evenwel dat zij negatief bejegend worden, of dat hun omgevingen te weinig op hen afgestemd zijn. Dat zij bijvoorbeeld niet welkom zijn bij sportverenigingen, uit winkels geweerd worden, of moeilijk een stageplek vinden. Het jongerenwerk zou naar mening van de commissie ruimte moeten krijgen om bij burgers, bedrijven en professionals begrip en mogelijkheden voor jongeren te creëren, zodat jongeren werkelijk gelegenheid krijgen om te participeren. De samenleving mag van jongeren verwachten dat zij assimileren als zij hen ook perspectief en kansen biedt en zich voor hen openstelt. In dit verband wil de commissie wijzen op een in 2013 gepubliceerd onderzoek van Femke Kaulingfreks: Making Trouble. Disruptive Interventions of Urban Youth as Unruly Politics. (Onderzoek verricht zowel in Kanaleneiland als in Banlieus van Parijs). Kaulingfreks beargumenteert dat het rellen van de jongens een vorm van 'unruly politics' is, van 'onhandelbare politiek'. Haar conclusie is dat de onvrede van jongeren van politiek van aard is. Jongeren articuleren hun gevoel van uitsluiting. Met hun ontregelende politiek kaarten zij bepaalde gebreken in de dominante rechtsorde aan. Hun onwil en soms onvermogen om zich op een 'beschaafde' manier te verhouden tot de institutionele politiek, moet gelezen worden als burgerlijke ongehoorzaamheid aan een systeem dat zij niet als representatief zien en willen veranderen. Kaulingfreks stelt dat sociale rechtvaardigheid pas kan worden bewerkstelligd als de geprivilegieerden in de samenleving zich gaan verplaatsen in de kwetsbare positie die de jongeren tot deze ontregelend politiek aanzet en hen motiveert om samen actie gaan voeren. De commissie vraagt aandacht voor het gegeven dat aanpassen aan regelgeving en rechtsorde een wederkerig proces is. Dat betekent dat de samenleving echte betrokkenheid toont voor deze jongeren en zich actief opstelt om hen in te sluiten. Het is de commissie in de gesprekken onvoldoende duidelijk geworden of en hoe dit gebeurt. Uit bovenstaande mag afgeleid worden dat de commissie dit gegeven een randvoorwaarde vindt van insluitend en democratisch jeugdbeleid. Voor concrete acties verwijst de commissie naar het RMO advies (2008) Tussen flaneren en schofferen, p. 55. Deliberatie kan in deze een geschikt instrument zijn,18 net als het in Utrecht bestaande instrument Wijkmediatiemodel (Veilige Publieke Taak Utrecht). De commissie wil bij dit aandachtspunt melding maken van het feit dat zij meermaals vernomen heeft, dat veel professionals die met jeugd van doen hebben, zoals agenten, hulpverleners en docenten onmachtig lijken om met jongeren contact te maken het vertrouwen van hen te winnen. Dit gegeven vindt de commissie zorgelijk en een punt van aandacht bij het nieuwe jeugdbeleid. Financiële onzekerheid De commissie plaatst ook een opmerking bij de tijdelijke Wijk Actieplan(WAP)-middelen voor het jongerenwerk. Al eerder betoogde de commissie dat het jongerenwerk wat haar betreft een basisvoorziening behoort te zijn in de pedagogische infrastructuur. Door de verschillende transities is er veel in beweging. Des te belangrijker lijkt het de commissie om de basis goed op orde te hebben en te voorzien van de benodigde structurele middelen. Door de onduidelijkheid over de positie van het jongerenwerk en de eindigheid van de WAP gelden, komt de continuïteit in gevaar en dreigen er kwetsbare jongens en meiden tussen wal en schip te geraken. Bij dit punt brengt de commissie ook het meidenwerk ter sprake. Het oordeel op basis van de gesprekken is dat dit op grond van het volume redelijk goed van de grond gekomen is. Het zou een streep door de rekening zijn als hier afgeslankt moet worden. Een andere punt van aandacht dat veelvuldig met de commissie gedeeld is, vormt het feit dat het jongerenwerk zich ook op een jongere doelgroep zou moeten richten. Juist de overgang naar het voortgezet onderwijs is risicovolle een fase. De commissie kreeg voorts van veel gespreksdeelnemers terug dat het jongerenwerk hard gewerkt heeft om de overlast van jongeren terug te dringen. In die aanpak zijn jongerenwerkers effectief gebleken en hebben zij een positief aandeel geleverd aan de Aanpak Jeugdgroepen. Het management van JoU zou graag meer inzetten op het ontwikkelingsgerichte werken. De positieve benadering van sociale talentontwikkeling ten behoeve van actief burgerschap kan het gevoel van gekwetstheid al vroeg in de kiem smoren. Het proces van insluiten (dat bij de vorige opmerking genoemd is) vergt niet alleen oprechte interesse voor de noden van deze kwetsbare jongeren, maar tevens een structurele financiële investering in een basisvoorziening zoals het jongerenwerk. 18
Naar Duits voorbeeld kan men voor het faciliteren van de discussie op lokaal niveau werken met zogenoemde Planungszellen. Oftewel: burgerpanels. Burgerpanels bestaan uit ongeveer 25 bewoners. Zij buigen zich een week lang over een vraagstuk met als doel oplossingsrichtingen te vinden voor het probleem. Daarvoor zijn zij vrijgesteld van hun dagelijkse verplichtingen.
20
Relatie met de buurtteams Ervan uitgaande dat het jongerenwerk een basisvoorziening is, is het voor de commissie vanzelfsprekend dat er, vergelijkbaar met de groepsaanpak, een structurele samenwerking is tussen jongerenwerkers en medewerkers van de buurtteams (jeugd en sociaal). Uitgangspunt voor de samenwerking zou in de optiek van de commissie moeten zijn datgene wat aan ondersteuning nodig is voor het gewone opvoeden en opgroeien en preventie in betreffende wijken. Zo zouden professionals van de buurtteams bijvoorbeeld de jongerenwerkers kunnen bijstaan met adviezen aangaande het gewone opvoeden en opgroeien. Deze opmerking in ogenschouw nemend, rijst bij de commissie de vraag hoe de buurtteams gaan functioneren en welke opdracht de gemeente aan deze professionals gaat meegeven. Kader voor horizontale verantwoording De commissie is enthousiast over de wijze waarop JoU zich mag verantwoorden, maar plaatst daar wel haar volgende opmerking bij die samenhangt met de strekking van haar eerste opmerking. Wanneer de tevredenheid van het jongerenwerk gepeild wordt, dan lijkt het de commissie evident dat de vragen afgestemd zijn op de kernfunctie van het jongerenwerk. Met andere woorden de kritische succesfactoren behoren gericht te zijn op hoe en in welke mate jongerenwerkers erin geslaagd zijn om jongeren te ondersteunen bij het opgroeien (volwassen worden) en deelnemen aan onze samenleving. Op het gebied van verantwoording acht de commissie het belangrijk dat partners van het jongerenwerk het profijt ervan (in relatie tot de kernfunctie van het jongerenwerk) beter in beeld brengen. Ook adviseert de commissie om meer dan nu het geval is de jongeren en hun ouders te betrekken bij de evaluatie.
21
HOOFDSTUK 5 Wat is er nodig om aan het doel en positie van het jongerenwerk invulling te geven? Hoofdstuk 5 bevat de adviezen van de commissie en biedt een voorlopige beantwoording van de derde vraag van deze visitatie over wat er volgens de commissie nodig is om aan het doel ende positie van het jongerenwerk invulling te geven (kwaliteit, omvang, organisatie, opdrachtgeverschap en sturing). De visitatiecommissie geeft met vijf aanbevelingen een eerste en voorlopige aanzet tot de beantwoording van de hierboven beschreven vraag. De beantwoording van deze vraag zou de commissie volgens afspraak in de volgende fase van deze visitatie doen. Vanwege de bestuurswisseling en het voortschrijdende transitieproces jeugdzorg biedt de commissie in deze fase van de visitatie alvast een denkrichting. De uitwerking van deze vraag in de tweede fase van deze visitatie zal voorafgegaan worden door een beschrijving van ontwikkelingen in onze samenleving die het doel en de positie van het jongerenwerk beïnvloeden. Om alvast een indruk op te doen van deze ontwikkelingen verwijst de commissie naar de lectorale rede van Judith Metz. 19 5.1 Aanbevelingen van de commissie
19
1.
Beschouw het jongerenwerk in uw gemeente als een noodzakelijke basisvoorziening voor jongeren en in het bijzonder voor kwetsbare jongens en meiden die over weinig sociaal kapitaal beschikken, zeker in relatie tot de participatiedoelstellingen die u nastreeft en het beroep op eigen kracht. Alle jongerenwerkers zijn getraind in de methodische uitgangspunten van de Vreedzame Wijk. Daardoor kunnen zij op buurtniveau een sleutelrol vervullen aangaande een veilig, positief en sociaal klimaat, waarin participatie centraal staat. Doordat verschillende opvoedingsmilieus worden geïntegreerd, ontstaat er meer pedagogische samenhang in de wijk. Dit is belangrijk omdat kinderen in sommige wijken in gescheiden werelden leven (school, thuis, straat). Door uitbreiding van de Vreedzame principes naar wijkniveau, wordt het voor hen duidelijk dat er overal dezelfde verwachtingen, regels en afspraken gelden. De aanpak van de Vreedzame Wijk biedt een alternatief voor de straatcultuur.
2.
Maak werk van accentuering. Allereerst adviseert de commissie om haast te maken met de inrichting van de pedagogische basisstructuur. Die vraagt om een heldere positionering van het jongerenwerk, namelijk binnen de gemeentelijke pijler van het gewone opgroeien en opvoeden en gepositioneerd in het derde milieu. Daarmee samen hangt het duiden en delen van de kernfunctie, die volgens de commissie de volgende strekking heeft: aanvullend aan en in samenwerking met andere opvoeders in het gezin en de school, jongeren helpen opgroeien (volwassen worden) en deelnemen aan onze samenleving. Jeugdzorg en criminaliteitspreventie zijn nodig, maar vormen niet de kern van het jongerenwerk. Afgezien van de positionering van het jongerenwerk in de basisstructuur zou de commissie een andere koppeling met het buurtteam willen voorstellen. De commissie doet de aanbeveling om buurtteams (jeugd en sociaal) ondersteuning te laten bieden bij het pedagogische handelen in de buurt/wijk, dus ook aan het jongerenwerk. Bijgevolg is het buurtteam met haar interventies gericht op en faciliterend aan de eerste pijler van het jeugdbeleid: het gewone opgroeien en opvoeden. De commissie adviseert in kader van het aanbrengen van beleidsaccenten om talentontwikkeling te beschouwen als sociale talentontwikkeling. Met andere woorden als een positieve, speelse en krachtige manier/strategie van het jongerenwerk, volgens welke burgerschapsvaardigheden ontwikkeld kunnen worden. De sociale talentontwikkeling helpt jongeren eveneens bij hun identiteitsontwikkeling, dus bij vragen als wie willen zij zijn en welke rol willen zij in onze samenleving spelen. Daarbij geldt dat media zoals sport, kunst en digitale communicatiemiddelen bij jongeren populair zijn en voor hen goede uitdrukkingsvormen. Ten behoeve van het begeleiden van sociale talentontwikkeling adviseert de commissie om dit ook methodisch te gaan doen en te investeren in specifieke methodiekontwikkeling op het terrein van sociale talentontwikkeling en youth organizing. Youth organizing is internationaal in ontwikkeling en gaat over het methodisch begeleiden van leren participeren.
4
Formuleer concrete streefdoelen met betrekking tot sociale insluiting. Beschouw sociale insluiting als een proces, waarop een gemeentelijke overheid invloed kan uitoefenen en een verantwoordelijkheid
Metz, J. (2013). De waarden van het jongerenwerk. Lectorale rede. Amsterdam: HvA Publicaties. Pag.6-8.
22
heeft. Streef er met concrete doelen naar dat burgers in Utrecht zich actief opstellen om kwetsbare jongeren te laten participeren. De commissie spreekt in dit verband van regie nemen bij het bouwen van zogenaamde bruggenhoofden. Ga eveneens met kwetsbare jongeren in gesprek en besteed zodoende aandacht aan het gevoel van uitsluiting. De commissie baseert zich in deze op het onderzoek van Femke Kaulenfreks waarin geconcludeerd wordt dat veel overlast terug te leiden is naar een ervaren gevoel van uitsluiting. 20 Een schreeuw om aandacht voor kwesties die voor deze jongeren van belang zijn. Indachtig de uitgangpunten van een democratische samenleving is de commissie van mening dat de weg naar insluiting verloopt via dialoog en wederkerigheid. Jongeren behoren zich aanpassen aan sociale omgangsvormen en maatschappelijke normen en waarden. Andersom getuigt een democratische samenleving van openstaan voor en te handelen naar de noden van kwetsbare jongeren. Vanuit die wederkerigheid ontstaan gevoelens van tolerantie en wederzijds respect. De commissie acht het zinvol om professionals zoals de politie, docenten, hulpverleners te trainen in het contact maken en communicatie met jongeren. Het jongerenwerk kan hierbij een rol van betekenis spelen.
20
5
Bekostig en faciliteer het jongerenwerk op structurele basis en houd daarbij rekening met de specifieke situatie van meiden, en de aanbevelingen van het veld om de doelgroep uit te breiden naar de groep kwetsbare tieners tussen 10-12 jaar. De commissie staat op het standpunt dat een grotere investering zichzelf terugbetaalt, doordat er naar verwachting minder een beroep gedaan wordt op zorg- en veiligheidsvoorzieningen. De commissie pleit met klem voor een structurele bekostiging. Dit laat onverlet dat van jongerenwerkers verwacht mag worden dat zij jongeren aansporen om ondernemend te zijn en op zoek te gaan naar financiering of cofinanciering om hun activiteiten te bekostigen.
6
Evalueer de gewenste uitkomsten aan de hand van de kernfunctie van het jongerenwerk: hoe en in welke mate jongerenwerkers erin geslaagd zijn om jongeren te ondersteunen bij het opgroeien (volwassen worden) en deelnemen aan onze samenleving en zoek naar vormen die minder tijdrovend zijn, maar meer rendement opleveren. Op dit punt adviseert de commissie om meer dan nu het geval is de jongeren en hun ouders te betrekken bij de evaluatie.
Kaulenfreks, F. (2013). Making Trouble. Disruptive Interventions of Urban Youth as Unruly Politics. (Onderzoek verricht in Kanaleneiland in Utrecht en in de Banlieus Parijs).
23
Bijlage 1 Vragen t.b.v. de wijkportretten Naam: Functie: Wijk:
Mailadres visitatiecommissie:
[email protected] 1
Hoeveel jongeren zijn er in deze wijk
Aantal jongeren
2
Hoeveel jongens en hoeveel meisjes
Aantal jongens
Aantal meisjes
3
Hoeveel jongeren bereikt het jongerenwerk?
Aantal jongens
Aantal meisjes
4
Hoeveel jeugdgroepen zijn er in de wijk
Groepen jongens
Groepen meisjes
5
Hoeveel fte jongerenwerk is er in deze wijk voor talentontwikkeling?
Fte jw. talentontw.
6
Hoeveel fte jongerenwerk is er in deze wijk voor aanpak jeugdgroepen?
Fte jw. jeugdgroepen
7
Welke organisaties zijn in deze wijk een formele partner van het jongerenwerk en waar bestaat de samenwerking uit? [denk ook aan het onderwijs]
Partners •
Welke organisaties zijn in deze wijk een informele partner van het jongerenwerk en waar bestaat de samenwerking uit?
Partners •
Hoe is de samenwerking met de sociale makelaar jeugd en hoe wordt de doorgaande lijn vormgegeven?
Samenwerking met de sociale makelaar jeugd •
8
24
•
•
Doorgaande lijn door middel van: • 9 10
Hoeveel % van de ouders in deze wijk is betrokken bij het jongerenwerk? Wat zijn de sterktes /zwaktes van deze wijk?
Opmerkingen:
% 10-18 jaar
% 18-23 jaar
Sterktes
Zwaktes
Bijlage 3 Deelnemers visitatie in alfabetische volgorde Aa, Paul van der Amdaa, Mohammed Andriessen, Bart Beke, Kim ter Beste, Carolien den Daals, Esther Dorrestein, Annieck Dors, Letitia Fajr, Brenda Fonville, Floris Franssen, Mieke Galesloot, Maunou Haddouch Hanae Hahury, Demie Hartman, Paul Jong, Ans de Jongetjes, Gert Knibbeler, Lidwien Kuperus, Gerbrich Mir, Faz Nillezen, Rob Pattiasina, J. Poulissen, Misja Putten, Angela van der Quist Gerry Rijkee, Else Sakim, Bilal Scheper, Esther Slooten, Mariette van Smit, Jet Spigt, Hans Tal, Morad Tom, Toke Verheyen, John Vlaanderen, Rijk Zanen, Jan van
Directeur JoU Jongerenwerker JoU Hoofd Eenheid Wijken, Wijkregisseurs gemeente Utrecht Buurtteam Jeugd en Gezin Ondiep Meidenwerker JoU Gebiedsmanager veiligheid Zuidwest Schoolmaatschappelijk werker Globecollege en Stedelijk Gymnasium Meidenwerker JoU Meidenwerker JoU Adviseur Jeugd gemeente Utrecht Directeur Cultuurhuis Kanaleneiland Jongerenwerker JoU Meidenwerker JoU Jongerenwerker JoU Wijkregisseur Vleuten Meidenwerker JoU Bestuurder JoU Directeur JoU Manager team Jeugd, Zorg en veiligheid gemeente Utrecht Jongerenwerker JoU Directeur Harten voor Sport Jongerenwerker JoU Buurtteam Jeugd en Gezin Overvecht Noord Hoofd Veiligheid gemeente Utrecht Beleidsadviseur gemeente Utrecht Meidenwerker JoU Jongerenwerker JoU Schoolmaatschappelijk werker Globecollege en PPI (Pedagogische Preventieve Interventies) Meidenwerker JoU Adviseur Veiligheid gemeente Utrecht Tot maart wethouder Jeugd gemeente Utrecht Jongerenwerker JoU Directeur maatschappelijke ontwikkelingen gemeente Utrecht Gebiedsmanager veiligheid Zuid (Hooggraven) Directeur Pouwer Praktijkonderwijs Burgemeester gemeente Utrecht
25
Bijlage 4 Vragenlijst partners jongerenwerk
Vragen met betrekking tot de visitatie jongerenwerk in de gemeente Utrecht. Naam: Functie: Organisatie: Emailadres: Doelstelling Wat is volgens u de kernfunctie van het jongerenwerk in Utrecht. Bereik Welke doelgroep moet het jongerenwerk volgens u bereiken. Hoe ziet idealiter de doelgroep er volgens u uit? Middelen Ruim 20% van het jongerenwerk wordt gefinancierd uit tijdelijke middelen, die in 2015 dreigen te vervallen. Wat adviseert u de gemeente inzake dit tijdelijke budget. Randvoorwaarden Wat moet het jongerenwerk volgens u opleveren? Rendement Hoe beoordeelt u de beleidswijziging waarbij het jongerenwerk centraal en grotendeels door JoU wordt uitgevoerd? Hoe beoordeelt u de prestaties van de jongerenwerkers? Wat vindt u een unieke kwaliteit van het jongerenwerk? Hoe beoordeelt u de samenwerking met de jongerenwerkers en JoU? Wat merkt u van het doelgroepenbeleid waarbij er meer aandacht naar meisjes moet uitgaan? Toekomstperspectief Hoe ziet u de rol van het jongerenwerk in het kader van de transitie van bijvoorbeeld jeugdzorg.
26
27