Dit onderzoek vond plaats in opdracht van de
Het Rotterdamse Jongerenwerk Functies, kerntaken, competenties, methoden
Tekst en redactie:
Het Rotterdamse jongerenwerk Inleiding Aanleiding en achtergrond Het belang dat gehecht wordt aan het jongerenwerk neemt toe. Deze werksoort vormt een belangrijke schakel in het versterken van de cohesie in wijken en buurten. Jongerenwerkers kunnen een rol spelen om jeugdigen te helpen met het ontwikkelen van vaardigheden die maatschappelijke participatie bevorderen. Hiermee leveren zij een bijdrage aan kansen voor jongeren en vergroten zo onder meer de samenhang en de veiligheid in buurt en wijk. Tegelijkertijd wordt echter geconstateerd dat het jongerenwerk zich in een moeilijke situatie bevindt. Het aantal jongerenwerkers is de afgelopen decennia sterk afgenomen, het ontbreekt het jongerenwerk aan een duidelijke identiteit, het jongerenwerk kampt met een negatief imago en de aansluiting tussen opleiding en praktijk behoeft verbetering. Binnen de gemeente Rotterdam wordt in het kader van een bestuursakkoord Onderwijs & Jeugd door gemeente en deelgemeenten gewerkt aan een verbeterplan voor het jongerenwerk in Rotterdam. Hiertoe is onder andere een notitie opgesteld waarin, uitgaande van de verantwoordelijkheid van de deelgemeenten, het jongerenwerk wordt afgebakend en een richting wordt bepaald met het oog op de toekomst. In het kader van dit verbeterplan heeft de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving (JOS) - via haar voorganger Dienst Stedelijk Onderwijs (DSO) - in samenwerking met het Programmabureau Veilig aan Adviesbureau Van Montfoort gevraagd om onderzoek te doen naar het jongerenwerk in Rotterdam. De opdrachtgever heeft voor het totale onderzoek een aantal voorwaarden geformuleerd. - Het onderzoek moet bijdragen aan een versterking van het draagvlak bij betrokken partijen (gemeente, deelgemeenten, welzijnsinstellingen en belangenverenigingen) om gezamenlijk tot verbetering van het jongerenwerk in Rotterdam te komen. - Het onderzoek moet ertoe bijdragen dat Rotterdamse onderwijsinstellingen bouwstenen krijgen die gebruikt kunnen worden voor de inrichting en opzet van het onderwijs aan (toekomstige) jongerenwerkers. - Het onderzoek moet specifiek geënt zijn op de Rotterdamse situatie, daarbij gaat het om de specifieke kenmerken van de Rotterdamse jeugd en de specifieke sociale infrastructuur zoals de deelgemeentelijke organisatie sluitende aanpak (DOSA) waarvoor het jongerenwerk een signalerende taak heeft. - Het onderzoek moet aansluiten op en gebruik maken van resultaten van onderzoek dat de afgelopen jaren reeds is uitgevoerd en waarmee de bestaande knelpunten in het jongerenwerk in Rotterdam afdoende zijn beschreven (zie ‘Jeugdwerk in deelgemeenten van Rotterdam’; juni 2003). - Alle deelgemeenten moeten in het onderzoek worden betrokken. De opdrachtgever en de deelgemeenten zijn van opvatting dat er een sterk verband is tussen kerntaken, competenties en methodieken. Kerntaken vormen de basis voor het jongerenwerk. Kerntaken geven antwoord op de vraag “Wat doet het jongerenwerk”. Om deze goed uit te voeren dienen werkers over voldoende competenties te beschikken (die zij zich onder andere via het Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
1
onderwijs eigen kunnen maken). Inzicht in competenties biedt de mogelijkheid om jongerenwerkers goed op te leiden, te selecteren en te coachen. Uiteindelijk komen de kerntaken en competenties samen in methodieken (het instrumentarium van de werkers) volgens welke het jongerenwerk wordt uitgevoerd. Methodieken geven aan hoe jongerenwerkers hun werk uitvoeren. Leeswijzer In het eerste hoofdstuk kunt u lezen over de functies en kerntaken van het jongerenwerk in Rotterdam. Dit hoofdstuk gaat over wat het jongerenwerk wel en niet tot haar domein mag rekenen. Kenmerkend voor HET Rotterdamse jongerenwerk is dat het vanuit een pedagogische opdracht, de maatschappelijke participatie van jongeren wil vergroten. De maatschappelijke context, de aard en het type vragen dat jongeren hebben en de deelgemeentelijke opdracht, bepalen gezamenlijk op welke groep(en) het jongerenwerk zich richt. Hoofdstuk twee gaat over de competenties waarover jongerenwerkers moeten beschikken. Over welk type deskundigheid en welke houding en vaardigheden beschikken jongerenwerkers, om een kwalitatief sterk jongerenwerk mogelijk te maken? In hoofdstuk drie worden bouwstenen beschreven van de Rotterdamse methode van het jongerenwerk. Hoe handelen jongerenwerkers? Hoe werken zij systematisch aan het realiseren van gewenste resultaten? Bij dit rapport verschijnt apart een supplement. Hierin worden praktijkvoorbeelden beschreven van gangbare en beproefde werkwijzen. In dit supplement zijn ook een aantal vastgelegde praktijken (formats en projectbeschrijvingen) gebundeld.
Eline Elderman Peter Jansen Woerden, april 2006
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
2
INHOUDSOPGAVE
INLEIDING
1
INHOUDSOPGAVE
3
1. FUNCTIES EN KERNTAKEN Het jongerenwerk De Rotterdamse situatie De kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk De praktijk van het jongerenwerk
4 4 5 7 9
2. COMPETENTIES
12
3. METHODEN EN WERKWIJZEN
15
Contact leggen en onderhouden Informatie verzamelen en signaleren Programma’s en activiteiten bedenken, voorbereiden en uitvoeren Vorming en opvoeding ` Praktische dienstverlening en voorlichting Doorverwijzing, participatie in netwerken en samenwerking met partners
16 19 22 25 29 31
Bijlage 1 Competentieprofiel jongerenwerker profiel t.b.v. de welzijnsinstellingen Knooppunt Kralingen en Cascade en de Hogeschool Rotterdam
36
Bijlage 2 Informanten en contactpersonen
50
Het Rotterdamse Jongerenwerk - Praktijkvoorbeelden en beschreven praktijken verschijnt als supplement.
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
3
1
Functies en kerntaken
Het jongerenwerk Rotterdam formuleert de missie van het jeugdbeleid als een pedagogische opdracht. Vanuit deze opdracht wordt de houding naar jongeren (jeugdigen tussen 12 en 24 jaar) omschreven. Jongeren moeten het kunnen maken in Rotterdam. Als ze willen krijgen ze van ons alle kans. Als ze echt niet kunnen, onze hulp. Maar voor wie niet wil, stellen we grenzen en treffen we maatregelen 1 . Het jongerenwerk is binnen deze opdracht één van de spelers en werkt samen met ouders, onderwijs, deelgemeenten/ stad en instellingen die betrokken zijn op jongeren. Het jongerenwerk is zeer laagdrempelig, daardoor is zij in staat om veel jongeren te bereiken. Zij heeft kennis van de leefwereld én de belevingswereld van jongeren. Dát is een van de bijzondere krachten van deze werksoort. En daarom ook is zij een bijzonder schakel in de keten! Afbakening Het jongerenwerk biedt jongeren, buiten de tijd dat ze werken of op school zitten, begeleiding uitgevoerd door en onder leiding van agogisch geschoolde beroepskrachten. Dat doet zij met jongeren die naar een accommodatie komen, met jongeren die actief op straat worden opgezocht én met jongeren die via ketenpartners worden ingebracht. Zij richt zich op groepen, maar heeft ook de mogelijkheid om individuele aandacht en ondersteuning te geven. Het jongerenwerk stimuleert maatschappelijke participatie van jongeren. De totale formatie uitvoerend jongerenwerk in heel Rotterdam is ongeveer 95 Fte 2 . Het jongerenwerk is een laagdrempelige, bijzondere voorziening voor jongeren. Het jongerenwerk staat in principe open voor alle 85.000 Rotterdamse jongeren (de klantengroep), maar richt zich actief op het vergroten en versterken van maatschappelijke participatie voor jongeren die onvoldoende kansen hebben, die problemen hebben of die problemen veroorzaken (de doelgroep). Het jongerenwerk zoekt actief contact met deze jongeren. Geschat wordt dat er in Rotterdam ongeveer 25.000 jongeren zijn met sociaal-emotionele problemen 3 . Voor een deel van deze groep kan het jongerenwerk een rol spelen bij het versterken van hun kansen op maatschappelijke participatie. De deelgemeente, als opdrachtgever, bepaalt samen met netwerkpartners op welke doelgroep(en) het jongerenwerk zich speciaal richt. Binnen het perspectief van de opdracht en de gerichtheid op bepaalde doelgroepen, onderscheidt het jongerenwerk vier kernfuncties: ontmoeting, ontplooiing, ontwikkeling en opvoeding. Het jongerenwerk levert een essentiële bijdrage aan de ontwikkeling van jongeren en vergroot hun kansen op maatschappelijke participatie. Dat hierdoor de veiligheid en de sociale cohesie in de deelgemeente/de stad bevorderd wordt, is een logisch gevolg van een succesvolle inzet van het jongerenwerk. Het jongerenwerk heeft een belangrijke preventieve taak: het biedt jongeren kansen, het ondersteunt hen bij het verzilveren van die kansen en helpt zo voorkomen dat jongeren afglijden.
1
Bestuursakkoord Onderwijs en Jeugd – Jongerenwerk in Rotterdam (maart 2005), pagina 4. Formatie in 2004 volgens enquête onder deelgemeenten inzake Jeugdwerk in Rotterdam 3 Zie onder andere Aansprekend Jeugdbeleid – Opgroeien in Rotterdam: steun én grenzen, Maart 2004, Bestuursakkoord Onderwijs en Jeugd – Jongerenwerk in Rotterdam, maart 2005. 2
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
4
Het jongerenwerk wordt vormgegeven vanuit een aantal principes: - Het jongerenwerk erkent het recht dat jongeren hebben op het gebruik van de openbare ruimte. - Het jongerenwerk steunt en stimuleert jongeren in het dragen van eigen verantwoordelijkheid en stimuleert jongeren tot een actieve bijdrage aan hun eigen leefomgeving. - Het jongerenwerk steunt jongeren bij het verkrijgen en benutten van kansen op maatschappelijke participatie. - Het jongerenwerk heeft een sterk pedagogische functie (jongeren ondersteunen bij hun weg naar volwassenheid, opvoeden, normeren, grenzen stellen). - De jongerenwerker 4 gaat vanuit zijn deskundigheid, visie en opdracht de dialoog aan met jongeren. - Het jongerenwerk organiseert algemene activiteiten en activiteiten met een vormend karakter. - Het jongerenwerk doet het niet alleen, maar werkt intensief samen met partners en voorzieningen die te maken hebben met de jongeren. - Indien jongeren ernstige problemen hebben worden zij vanuit het jongerenwerk doorverwezen en toegeleid naar ketenpartners. De Rotterdamse situatie Jongeren in Rotterdam verkeren deels in vergelijkbare omstandigheden als andere jongeren in grote steden. Daarnaast zijn er een aantal specifieke ontwikkelingen, zodat gesproken kan worden van ‘de Rotterdamse situatie’. Overigens zijn er verschillen tussen deelgemeenten, iedere deelgemeente kiest eigen accenten. Over het algemeen is er weinig buitenruimte en er zijn veel verschillende groepen die met elkaar ‘concurreren’ om het gebruik van die beperkte ruimte. Het aandeel jeugdigen met een niet-Nederlandse achtergrond is groot. Onder de totale jeugd is dat bijna 50%, onder de jeugd tot en met 12 jaar is dat 60%. De verwachting is dat dit percentage in de komende 10 jaar nog verder zal toenemen. Op school scoren allochtone kinderen minder goed dan autochtone kinderen. Dat heeft onder andere te maken met onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal (door henzelf én hun ouders). Het aantal schoolverlaters zonder diploma is groot. Onder de groep 17-23 jarigen beschikt 25% niet over een startkwalificatie. Het percentage jeugdigen dat problemen ervaart, zich niet prettig voelt en zich op school onveilig voelt is volgens de Rotterdamse Jeugdmonitor, hoog. In ieder geval flink hoger dan het landelijk gemiddelde. Terwijl het landelijk met 15% van de jeugd minder goed gaat, is dat percentage in Rotterdam 30. In een aantal gevallen bieden ouders onvoldoende steun aan hun opgroeiende kinderen. Zij bemoeien zich niet of weinig met hun kinderen in de buitenomgeving (straat, school) en hebben ook weinig zicht en grip op hun functioneren. Er is een flinke groep autochtone kinderen die uit een kansarm sociaal-economisch milieu afkomstig is.
4
Waar wij bij een jongerenwerker of jongere, hij of zijn schrijven, kan in dit rapport ook zij of haar gelezen worden.
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
5
Van een andere orde, maar daarmee niet minder belangrijk is de mobiliteit onder bepaalde groepen jongeren en de wijze waarop zij zich aan elke vorm van toezicht onttrekken. In Rotterdam leven mensen van veel verschillende culturen naast elkaar. In sommige wijken echter is er sprake van dominantie van één of een paar groepen. Dit leidt soms tot botsingen tussen groepen jongeren, gegroepeerd rond een bepaalde cultuur, of naar geslacht (jongens tegenover meiden). De dominante groep kan anderen uitsluiten en daarmee kansen op participatie ontnemen. Naast de kloof tussen jongeren van verschillende culturen, is er een kloof tussen generaties, oud versus jong. Dat kan leiden tot onbegrip maar ook tot gevoelens van onveiligheid en ongewenste botsingen tussen verschillende groepen. Niet alle deelgemeenten voldoen aan het algemene beeld. De bevolkingsaantallen, de geschiedenis, de bevolkingssamenstelling en ontwikkeling, de inrichting van de openbare ruimte, kortom de totale context laat ruimte voor verschillen die soms zo groot zijn, dat de inzet van en opdracht voor het jongerenwerk per deelgemeente andere accenten heeft.
Het jongerenwerk in Rotterdam Het jongerenwerk bevordert en vergroot de maatschappelijke participatie van jongeren. Daartoe ontwikkelt het jongerenwerk een programma en voert zij activiteiten uit. Het jongerenwerk stimuleert dat jeugdigen opgroeien in een veilige omgeving, waar ze erkenning en kansen krijgen en de mogelijkheid om vaardigheden op te doen, zodat ze zich kunnen ontwikkelen tot gezonde volwassenen. Waar nodig stelt het jongerenwerk grenzen.
Het Rotterdamse jongerenwerk wil bijdragen aan het vergroten van maatschappelijke participatie. De precieze opdracht wordt door de deelgemeenten geformuleerd. De opdracht wordt afgeleid uit de behoeften van jongeren en de context van de deelgemeente en het deelgemeentelijke beleid. Dat leidt ertoe dat HET ROTTERDAMSE JONGERENWERK veelvormig en rijkgeschakeerd is.
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
6
De kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk Het jongerenwerk wil jongeren kansen bieden op maatschappelijke participatie. Voorwaarde voor succesvolle participatie is dat jongeren opgroeien in een veilige en veiligheid biedende omgeving, waar zij kansen en erkenning krijgen, en voldoende mogelijkheden om te oefenen met vaardigheden en gedragsalternatieven. Bovendien is het van belang dat jongeren de figuurlijke ruimte krijgen om op te groeien, te exploreren en te experimenteren. Het jongerenwerk kan aan het ontwikkelproces een belangrijke bijdrage leveren. Daartoe richt het jongerenwerk zich op groepen en individuen. Het biedt jongeren de kans op ontmoeting, op ontwikkeling, ontplooiing en opvoeding. Het jongerenwerk heeft contact met jongeren, het verzamelt informatie en analyseert dit (stelt een diagnose). Het jongerenwerk helpt jongeren of verwijst hen door (netwerkparticipatie). Het jongerenwerk doet het dus niet alleen. Het jongerenwerk heeft de mogelijkheid om gericht te programmeren. Dat doet zij door aan te sluiten bij wensen, behoeften en mogelijkheden van de doelgroep. Leden van de doelgroep worden gestimuleerd om mede verantwoordelijkheid te dragen voor de uitvoering van activiteiten (jeugdparticipatie). In Rotterdam onderscheiden we de volgende kerntaken en accenten: Kerntaken van het jongerenwerk Rotterdam Contact leggen en onderhouden
Het jongerenwerk heeft contact met jongeren in hun vrije tijd. Het jongerenwerk zoekt ze actief op, of jongeren komen naar een centrum. Het jongerenwerk bouwt een werkrelatie op en activeert en ondersteunt jongeren in hun ontwikkeling.
Informatie verzamelen en signaleren
Het jongerenwerk heeft binnen accommodaties en op straat contact met jongeren. Zij heeft inzicht in vragen, problemen van en belemmeringen voor de ontwikkeling van jongeren. Zij zoekt, samen met de jongeren naar mogelijke oplossingen voor belemmeringen. Deze informatie deelt het jongerenwerk actief met netwerkpartners. Ook monitoring van groepen (en individuen) vormt onderdeel van deze kerntaak.
Programma’s en activiteiten bedenken, voorbereiden en uitvoeren
De inzet van programma’s en activiteiten zijn een middel om het doel, jongeren kansen bieden op maatschappelijke participatie, te bereiken. Programma’s en activiteiten kunnen gericht zijn op ontmoeting (recreatief en creatief), maar kunnen ook een meer educatief doel dienen (vorming). Programmaontwikkeling moet systematisch en methodisch. Het behelst onder meer het maken van een analyse, een plan van aanpak en een evaluatie op de resultaten.
Vorming en opvoeding
Maatschappelijke participatie vraagt veiligheid, een stimulerende omgeving én acceptabel gedrag.
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
7
Het jongerenwerk zet in op beide aspecten. Het jongerenwerk levert een bijdrage bij het aanleren van sociale vaardigheden, omgangsvormen, agressiebeheersing en samenwerkingsvormen. Het jongerenwerk draagt ertoe bij dat jongeren een positief zelfbeeld ontwikkelen als basis voor hun identiteitsontwikkeling en maatschappelijke participatie. Praktische dienstverlening en voorlichting Het jongerenwerk geeft jongeren voorlichting op het gebied van onderwijs, werk en overige terreinen van maatschappelijke participatie. Het jongerenwerk ondersteunt en adviseert jongeren bij het vinden (behouden) van werk en onderwijs. Het jongerenwerk begeleidt en stimuleert jongeren in hun contact met gemeentelijke en andere instellingen. Doorverwijzing
Jongeren die problemen of vragen hebben die het werkterrein van het jongerenwerk te boven gaan, worden gestimuleerd, ondersteund en begeleid naar instellingen die op deze terreinen wel een aanbod hebben.
Participatie in netwerken en samenwerking met partners
Het jongerenwerk kan het niet alleen en doet het niet alleen. Daarom ontwikkelt het jongerenwerk sociale netwerken in de wijk en buurten en neemt zij deel aan professionele netwerken. Het jongerenwerk werkt ook samen met de ouders opdat betrokkenheid op activiteiten vergroot wordt. Ook biedt dit de mogelijkheid tot praktische ondersteuning (of doorverwijzing) bij de opvoeding.
Accenten binnen het jongerenwerk Rotterdam Accommodatie gebonden en ambulant werk
Programma’s en activiteiten kunnen zich afspelen in de accommodatie of daarbuiten. Doorgaans zal het jongerenwerk inzetten op beide vormen. De keuze hangt nauw samen met het type opdracht en de doelgroep waarop het jongerenwerk zich richt.
Groepsgericht en individueel werken
Het jongerenwerk is gericht op en toegerust voor groepen en individuen.
Bij de kerntaken en accenten is niet opgenomen hoe en vanuit welke uitgangspunten het jongerenwerk functioneert. Deze zijn belangrijk, omdat ze invloed hebben op het type competentie waarover jongerenwerkers moeten beschikken. Het gaat om de volgende essentiële uitgangspunten: - Jongerenparticipatie. Jongerenparticipatie dient eigenlijk twee doelen. Ten eerste staat het voor de aansluiting bij wensen en behoeften van jongeren en hun eigen actieve betrokkenheid bij het aanbod (groepsgericht of individueel), binnen de grenzen van het haalbare en ieders
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
8
-
-
-
verantwoordelijkheid. Ten tweede levert het jongeren kennis en ervaring waardoor zij vaardigheden opdoen die bijdragen aan het vergroten van kansen op maatschappelijke participatie. Veiligheid. Het jongerenwerk zorgt voor een veilig klimaat waarin jongeren ruimte ervaren om te profiteren van het onderlinge contact en het contact met het jongerenwerk. Verantwoording en legitimatie. De jongerenwerker levert in contact met derden een bijdrage aan de positionering en de positieve beeldvorming van het jongerenwerk. Daarmee wordt inzichtelijk wat het belang is van het jongerenwerk en welke bijdrage zij levert aan versterking van maatschappelijke participatie. Zo wordt het werk verantwoord en gelegitimeerd. Doelgericht en planmatig werken. Belangrijk onderdeel hierin vormt rapporteren en verantwoording afleggen. Daarnaast vraagt het van jongerenwerkers realiteitszin. Het wekken van te hoge verwachtingen is onverstandig en kan contraproductief werken. Wat zijn de mogelijkheden voor de jongeren in de omgeving, welke mogelijkheden hebben jongeren wel/niet in huis, zijn hierin leidende vragen. Voorts moeten jongerenwerkers bij het stimuleren van jongeren en het ontwikkelen/ uitvoeren van activiteiten rekening houden met de financiële mogelijkheden. Oprechtheid. Basis voor het contact tussen jongeren en jongerenwerker is oprechtheid. De jongerenwerker benadert jongeren vanuit oprechte, eerlijke belangstelling.
De praktijk van het jongerenwerk Het jongerenwerk kent een aantal specifieke vraagstukken waar zij een antwoord op moet vinden. Deze dilemma’s vragen om bewustwording, kennis, inzicht en een strategie om een antwoord te bepalen. Kortom: jongerenwerkers moeten over de juiste competenties en over methoden beschikken om de dilemma’s te onderscheiden, te benoemen en hierin keuzes te maken. -
Respect Het jongerenwerk stimuleert jongeren dat zij kansen pakken. Soms gaat het daarbij om jongeren die het vertrouwen in de maatschappij, in volwassenen, zijn kwijtgeraakt. Het jongerenwerk dat jongeren opnieuw wil stimuleren doet dit vanuit een open, respectvolle, luisterende en activerende houding naar de groep of het individu. Jongeren zoeken bewust grenzen op. Het jongerenwerk fungeert daarbij als een soort oefenterrein, waarbij de jongere speelt met grenzen en kijkt tot hoe ver hij bij anderen kan gaan. Tegelijkertijd zal het jongerenwerk overschrijding van regels en grenzen niet accepteren. Het jongerenwerk wil het vertrouwen van jongeren zien te winnen en vasthouden, het biedt ruimte voor ontwikkeling. Maar jongerenwerkers zullen ook grenzen stellen en normen handhaven. Een jongerenwerker moet kunnen spiegelen, reflecteren en (neutraal) confronteren.
-
Actieverantwoordelijkheid Jongeren hebben bepaalde behoeften en wensen en zijn soms geneigd de buitenwereld verantwoordelijk te maken voor realisatie hiervan. Ook het jongerenwerk krijgt met deze ‘claim’ te maken. De jongerenwerker die hierop ingaat begeeft zich op een gevaarlijk terrein. De actie en activiteit wordt te weinig van de jongere zelf. Hij kan er altijd uitstappen. Bovendien wordt hem de kans ontnomen op het aanleren van vaardigheden. Beter is het hem verantwoordelijkheid te laten dragen. Dat past ook in de opdracht om jongeren kansen te laten benutten.
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
9
-
Autoriteit Ouders zijn de eerstverantwoordelijke voor de opvoeding van hun kinderen. Het jongerenwerk heeft vanuit zijn perspectief en bevoegdheden contact met jongeren. Het past in de levenstaak van jongeren dat zij zelfstandig worden en zich losmaken van de autoriteit om hen heen (“dat maak ik zelf wel uit”). De jongerenwerker moet autoriteit uitstralen naar de jongeren. Bovendien is contact en soms afstemming met ouders voor het jongerenwerk van belang. Ouders en jongerenwerkers hebben een gedeelde verantwoordelijkheid: opvoeden en kansen bieden. Vanuit het dubbele perspectief van de autoriteit kan het contact tussen de jongerenwerker en de jongere/ de groep op gespannen voet komen. De thema’s respect en autoriteit vragen van jongerenwerkers dat zij kunnen opereren in het spanningsveld van betrokkenheid en distantie, van interveniëren en aanwezig zijn.
-
Opereren tussen groepen Dominantie van groepen in bijvoorbeeld buurthuizen (naar leeftijd, etniciteit, geslacht) leidt er soms toe dat anderen niet welkom zijn, of anderen geen kans krijgen om gebruik te maken van de faciliteiten en mogelijkheden die het jongerenwerk biedt. Zowel binnen accommodaties als op straat kunnen groepen domineren. Als het optreden van groep A leidt tot uitsluiting van leden van groep B, is dit ongewenst. Het jongerenwerk staat open voor alle jongeren. Zij zal zich ervan bewust moeten zijn als bepaalde groepen negatief domineren en hier zo nodig actie op ondernemen.
-
Keuze voor groepen Het jongerenwerk staat weliswaar open voor alle jongeren, maar zij zal een keuze moeten maken op welke groep zij zich vooral richt. Het kan gaan om groepen die actief en dominant aanwezig zijn in de openbare ruimte, maar ook om groepen die juist buiten beeld zijn. Dit laatste geldt in het bijzonder voor meiden van allochtone afkomst. Zij verrichten thuis verzorgende taken en krijgen dus geen kansen om een rol in de buitenwereld te spelen. Inzet van aandacht en middelen voor deze groep biedt groepsleden de kans om zich maatschappelijk te ontwikkelen. Jongerenwerkers dienen oog te hebben voor aanwezige, maar ook voor afwezige groepen. Vervolgens kunnen zij met hun ketenpartners en de deelgemeente beleid bepalen waarop het jongerenwerk haar aandacht richt.
-
Accommodatiegebonden of ambulant werken Het jongerenwerk moet zich niet louter afspelen in de beschutte omgeving van een accommodatie. Het werk binnen en buiten een accommodatie kent eigen mogelijkheden, regels en afspraken. Het vraagt van de jongerenwerker die binnen werkt een ander type inzet en benadering, dan de jongerenwerker die outreachend, op straat aan de slag is. Deze verschillende benaderingen bepalen mede de accenten voor het type deskundigheid, de competenties waarover jongerenwerkers moeten beschikken. Bij accommodatiegebonden werk ligt het accent op opvang bieden, verzorgen van inloop, ontwikkelen en uitvoeren van aanbod en activiteiten. Dit alles in een voor jongeren uitdagende, stimulerende en vriendelijke omgeving. Niet accommodatiegebonden werk vindt plaats op straat en de regievoering is hier fundamenteel anders. De nadruk van werkzaamheden van dit type activiteiten ligt in eerste instantie op contactlegging en activering op vindplaatsen.
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
10
-
Aandacht voor de groep of het individu Het jongerenwerk richt zich vaak op groepen jongeren. Het past evenwel in haar opdracht om ook aandacht te besteden aan het individu. Soms besteedt het jongerenwerk aandacht aan de invloed van de groep op het individu, soms moet zij het individu helpen zich aan de (negatieve) groepsdruk te ontworstelen. Binnen dit spectrum moet de jongerenwerker deskundigheid hebben op het werken met groepen, maar ook deskundigheid en affiniteit met het aangaan en onderhouden van individuele contacten.
De vraagstukken zoals hierboven beschreven vormen voor het jongerenwerk een rode draad in de beroepsuitoefening. Het jongerenwerk heeft hier dagelijks mee te maken. Vanuit de praktijk is positionering en het maken van keuzes binnen deze vraagstukken belangrijk. Binnen de beroepsopleiding, de praktijkervaring en de feitelijke beroepsuitoefening zal hiervoor zowel theoretisch als praktisch aandacht moeten zijn. Jongerenwerkers en het jongerenwerk moeten omgaan met de geschetste dilemma’s en daarbinnen soms keuzes maken. Inzicht hierin kan ook bijdragen bij onderbouwing van beleid en beleidsmatige keuzes, bijvoorbeeld voor de gerichtheid op doelgroepen. Voor de uitoefening van kerntaken en de aandacht voor de dilemma’s moeten jongerenwerkers over kennis en kunde beschikken. Zij moeten competent zijn en over verschillende competenties beschikken. Het volgende hoofdstuk schetst competenties waarover jongerenwerkers bij voorkeur beschikken.
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
11
2
Competenties
De kern van het jongerenwerk is het contact tussen jongeren en de jongerenwerker. In het handelen richt de jongerenwerker zich op het beïnvloeden van het gedrag en de emoties van de jongere(n). De jongerenwerker sluit aan op vragen en behoeften van jongere(n), dat is noodzakelijk en voorwaarde voor succes. Daarnaast levert de jongerenwerker een bijdrage aan de inrichting en de verdere ontwikkeling van de organisatie. Ook levert hij een bijdrage aan de beleidsontwikkeling. De succesvolle jongerenwerker beschikt over voldoende vaardigheden, heeft een goede houding en beschikt over kennis (van jongeren, de omgeving, de mogelijkheden). Hij moet over een aantal competenties beschikken om zich tot een succesvolle jongerenwerker te ontwikkelen. Een competentie is het vermogen om in een specifieke situatie en context de adequate prestatie te kunnen leveren 5 . Kortom: een competentie is wat je moet kunnen (doen: handelen én demonstreren in specifieke situaties) en kennen (weten: kennis en inzicht) om het vak van jongerenwerker uit te oefenen. De notitie Competentieprofiel jongerenwerker – profiel t.b.v. de welzijnsinstellingen Knooppunt Kralingen en Cascade en de Hogeschool Rotterdam (definitieve versie, Rotterdam 1 september 2005) 6 , beschrijft het competentieprofiel van het jongerenwerk in Rotterdam. Deze notitie is als bijlage toegevoegd. Dit competentieprofiel is opgesteld op basis van de praktijk en het gewenste, effectieve gedrag van jongerenwerkers in hun dagelijkse praktijk. Er wordt niet uitgegaan van kerntaken, maar van taakvelden of resultaatgebieden. Toch is er een sterk verband tussen kerntaken en resultaatgebieden. Uit bijgaand schema blijkt dat dit verband eenvoudig is te construeren. De beschrijving van de kerntaken en de beschrijving van de resultaatgebieden laat zien dat beide systemen elkaar voldoende dekken.
5 6
Tijdens verbouwing geopend, rapportage COLO, 2004 Nijman & van Essel Organisatieadviseurs.
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
12
Overige
Participatie in netwerken en samenwerking met partners
Doorverwijzing
Praktische dienstverlening en voorlichting
Vorming en opvoeding
Programma’s en activiteiten bedenken, voorbereiden en uitvoeren
Informatie verzamelen en signaleren
Contact leggen en onderhouden
Schema: verhouding kerntaken - resultaatgebieden
RESULTAATGEBIEDEN Diagnose (3.1)
*
* *
Programmering (3.2) Jongerenparticipatie (3.3)
*
* *
Programmauitvoering (3.4) Begeleiding individuele jongeren (3.5)
*
Speel- en leefklimaat (3.6)
*
Praktische dienstverlening (3.7)
*
* * *
* *
Betrokkenheid systeem (3.8) Informatieverstrekking en doorverwijzing (3.9)
*
* *
Afstemming ketenpartners (3.10)
* *
Netwerkvorming (3.11)
*
Rapportage (3.12) Organisatiegebonden en groepsgebonden
*
*
activiteiten (3.13) Begeleiding (3.14)
*
* *
Beleidsbijdragen (3.15)
Voor een inventarisatie van benodigde competenties wordt uitgegaan van essentiële situaties, situaties waar ‘het er toe doet’. Essentiële situaties hebben in eerste instantie betrekking op het contact tussen de jongerenwerker en de jongere. “Essentieel omdat pas in dergelijke situaties blijkt over welke vaardigheden iemand moet beschikken om in zijn of haar functie te slagen 7 ”. Jongerenwerkers moeten competent zijn op de volgende terreinen: - Contact leggen met jongeren; - Omgaan met agressie; - Omgaan met eigen referentiekader en emoties; - Bespreekbaar maken van normen en waarden.
7
Competentieprofiel, pagina 2.
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
13
Een jongerenwerker is klantgericht, handelt in wijsheid en is in staat om bruggen te slaan naar individuen en groepen. Hij is in staat om planmatig en resultaatgericht te werken en kan verantwoording afleggen over zijn werkzaamheden. Ook moet hij informatie kunnen verzamelen, analyseren en deze gegevens gebruiken voor het ontwikkelen en uitvoeren van een gerichte actie, of een programma. Nijman en Van Essel, beschrijven het ideale competentieprofiel voor de Rotterdamse jongerenwerker. Zij onderscheiden vaardigheden, gedrag (gedragsstijl) en kennis. Vaardigheden Hij is sensitief, kan goed waarnemen, beschikt over een goede oordeelsvorming en hij is flexibel. De jongerenwerker kan goed samenwerken, is integer en heeft het vermogen tot zelfreflectie. Behalve deze essentiële vaardigheden beschikt de jongerenwerker over nog een aantal, belangrijke vaardigheden. Hij kan een probleemanalyse maken, is klantgericht, heeft een multicultureel bewustzijn en kan zich mondeling goed uitdrukken. Voorts werkt hij stimulerend en motiverend, is zelf gemotiveerd, heeft zelfvertrouwen en een goed leervermogen. Hij toont en neemt initiatief. Gedrag De jongerenwerker is resultaatgericht en heeft aandacht voor de omgeving. Hij heeft aandacht voor begeleiding en ontwikkeling, van zichzelf en zijn omgeving (coaching). Kennis De jongerenwerker beschikt over kennis van de maatschappij en maatschappelijke ontwikkelingen. Hij is bekend met het werkveld, met jongeren en hun omgeving. Hij heeft kennis van de sociale kaart en hij beschikt over vakkennis. De vakkennis heeft onder meer betrekking op methodisch en planmatig handelen en vakinhoudelijke zaken als groepsdynamica en conflicthantering.
Het jongerenwerk in Rotterdam levert een bewuste inzet en wil actief bijdragen om de maatschappelijke participatie van jongeren te bevorderen. Dat doet het jongerenwerk systematisch en weloverwogen. Op welke wijze methodisch gewerkt wordt en welke methoden in Rotterdam worden ingezet, beschrijven we in hoofdstuk 3.
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
14
3
Methoden en werkwijzen
Jongerenwerkers handelen professioneel en voeren hun werk op deskundige wijze uit. Basis voor professioneel handelen is methodisch werken. Dat wil zeggen dat een beroepskracht (maar ook een stagiaire of een vrijwilliger) niet toevallig iets doet, maar doelgericht en planmatig te werk gaat. Daarbij maakt hij gebruik van methoden. Een methode is een volgens een bepaalde systematiek vastgelegde manier van handelen. Een methode ontstaat vanuit een praktische handelswijze die werkzaam is (gebleken). Methodeontwikkeling baseert zich daarnaast op onderzoek, wetenschappelijke inzichten en op ideeën uit andere sectoren. Methodeontwikkeling leidt tot een gereedschapskist, waarover de jongerenwerker beschikt. Zijn eigen deskundigheid – in de vorm van ervaring, beroepshouding, stijl en visie – gebaseerd op vakmanschap (scholing, praktijk, training), bepaalt de uitkomst van het methodisch handelen. Een beschrijving van een methode bevat de volgende onderdelen: - Het doel of de doelstelling van de methode (met welk oogmerk wordt een bepaalde manier van handelen ingezet). - De doelgroep (op wie richt de methode zich). - De werkwijze (welke acties worden in welke volgorde ondernomen). - Voorwaarden voor uitvoering. Een methode is doelgericht en planmatig. Het geeft handvatten hoe idealiter de volgorde van handelen is. Tegelijkertijd moet een methode vanuit praktijkervaringen (en nieuwe inzichten) steeds worden aangepast. De uitvoering van het jongerenwerk is gebonden aan het contact (tussen de jongerenwerker en de jongeren) en de situatie. Per keer zal de jongerenwerker een afweging maken hoe op te treden. Een methode is dus dynamisch, is een hulpmiddel. Een vastgelegde methode biedt houvast in het dagelijkse handelen, maar is bovendien van belang om het werk inzichtelijk en overdraagbaar te maken. Tegelijkertijd ontstaat de mogelijkheid om verantwoording af te leggen, over de inzet van middelen en de bereikte resultaten. Ook kan de werksoort zich op deze manier profileren. DE Rotterdamse methode voor het jongerenwerk bestaat niet. Centraal in het Rotterdamse jongerenwerk is, dat het jongerenwerk ingezet wordt om maatschappelijke participatie te bevorderen. De context van de deelgemeenten (geschiedenis, bevolkingsomvang en samenstelling, de inrichting en vormgeving van de buitenruimte etc.) bepaalt uiteindelijk wat de precieze opdracht voor het jongerenwerk is. Daarmee zullen tussen de deelgemeenten verschillen bestaan. Het Rotterdamse jongerenwerk is feitelijk een rijk geschakeerd palet van werkwijzen. Deze lopen van het bieden van ruimte voor jongeren (in letterlijke zin), via het uitvoeren van gerichte activiteiten, het leggen van contact en individuele ondersteuning geven, naar aandacht voor en steun bieden aan overlastgevende en hinderlijke jongeren. In dit hoofdstuk kunt u lezen hoe het Rotterdamse jongerenwerk systematisch en weloverwogen handelt. Op welke manier wordt met jongeren gewerkt? De werkwijze wordt beschreven op basis van de eerder onderscheiden kerntaken (hoofdstuk 2). In de tekst vindt u verwijzingen naar praktijkvoorbeelden die in het supplement Praktijkvoorbeelden en beschreven praktijken- zijn uitgewerkt (bijvoorbeeld buurtobservatie). Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
15
Contact leggen en onderhouden Contact maken met jongeren is een van de eerste stappen die een jongerenwerker moet zetten om het jongerenwerk uit te kunnen voeren. Er zijn verschillende technieken om met jongeren in contact te komen. Contact leggen met jongeren op straat (ambulant jongerenwerk) vereist een andere benadering dan contact maken met jongeren binnen een jongerenwerkaccommodatie (accommodatiegebonden jongerenwerk). Ambulant jongerenwerk Een ambulant jongerenwerker benadert groepen jongeren op straat. De straat is het terrein van de jongeren. Om de jongeren te benaderen moet de jongerenwerker binnentreden op “hun” (veilige) gebied. Dit vereist positionering van een jongerenwerker, maar een jongerenwerker moet zich vooral kunnen inleven in de groep. Inleven in een groep Bedenk hoe jij zou reageren als je met een groep vrienden/vriendinnen op straat staat en er komt een vreemde op je af stappen. Je eerste reactie zal waarschijnlijk zijn: -
Wie is dat?
-
Wat moet hij van ons?
-
Is hij een bedreiging voor ons (politie, índringer etc.)?
-
Wat heb ik aan hem?
Zorg dat je op deze vragen duidelijke antwoorden kan geven.
In geval een jongerenwerker een nieuwe groep wil benaderen, is het belangrijk dat hij eerst een vooronderzoek verricht. Hiertoe verzamelt hij actief informatie bij netwerkpartners, die de betreffende groep wellicht kennen vanuit hun eigen werk. Daarnaast vraagt hij personen in de buurt wat zij over de groep weten. Tevens kan de jongerenwerker de groep voorafgaand aan de contactlegging observeren. De achtergrond en grootte van de groep, evenals de achtergrond, leeftijden en eventuele problematiek van de groepsleden, geven de jongerenwerker een beeld over wat voor soort groep het gaat. Dit beeld is medebepalend voor de wijze waarop de jongerenwerker met de groep in contact treedt en welke collega hij daarbij eventueel meeneemt. Binnen sommige jongerenwerkinstellingen geldt de regel dat de eerste contacten met een groep altijd door twee jongerenwerkers wordt gelegd. Dit uit veiligheidsoverwegingen. De jongerenwerker stapt met een heldere boodschap op een groep af. Hij legt uit wat hij voor jongeren kan betekenen en is voorbereid op vragen vanuit de groep. Binnen het jongerenwerk wordt ook wel gesproken van offensief werken. Een methode om jongeren op straat met een heldere boodschap te benaderen is de enquêtemethode. Jongeren wordt gevraagd mee te werken aan een enquête, waarin bijvoorbeeld wordt gevraagd naar de behoeften die jongeren hebben aan activiteiten in de buurt (behoefteonderzoek). Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
16
Een groep op volle sterkte is moeilijker benaderbaar. Wanneer een jongerenwerker op de hangplek aanwezig is op het moment dat jongeren samenkomen, verloopt de contactlegging eenvoudiger aangezien de groepsdruk minder aanwezig is. Een jongerenwerker moet ook rekening houden met eventueel alcohol- en drugsgebruik (vooronderzoek). Een groep die deze middelen gebruikt moet hij benaderen op een tijdstip dat ze nog aanspreekbaar is. Naarmate het gebruik vordert, kan het gedrag meer onvoorspelbaar worden en dus meer risico's voor de jongerenwerkers meebrengen. Contact maken met groepen op straat: -
Benader een groep niet op volle sterkte (houdt rekening met het tijdstip);
-
Houdt rekening met eventueel alcohol- en drugsgebruik (vooronderzoek) en benader de jongeren op een tijdstip dat ze nog aanspreekbaar zijn;
-
Stap zelfverzekerd op jongeren af;
-
Positioneer jezelf;
-
Wees echt;
-
Benader de jongeren met een duidelijke boodschap;
-
Wees voorbereid op vragen van jongeren geef een duidelijk antwoord.
Het Busproject, Panna en Streetwork (zie supplement) zijn voorbeelden uit de Rotterdamse praktijk, waarbij jongeren op straat worden opgezocht door jongerenwerk. Accommodatiegebonden jongerenwerk Bij het inpandig jongerenwerk, komen jongeren op het terrein van het jongerenwerk. Dit vraagt een andere benadering van het jongerenwerk. De jongerenwerker werkt hier defensief (bescherming eigen terrein). Bij een eerste contact heeft de jongerenwerker een open houding om blijk te geven dat het jongerenwerk toegankelijk is voor alle jongeren. Jongeren moeten het gevoel hebben dat ze welkom zijn en dat de accommodatie voor hen is. De jongerenwerker legt de jongere bij een eerste contact uit wat er in de accommodatie te doen is. Vervolgens wijst hij de jongere op de huisregels en legt uit waarom die regels er zijn (veiligheid jongere). Op sommige locaties wordt gewerkt met een pasjessysteem. Om een accommodatie binnen te komen, dient de jongere in het bezit te zijn van een pasje. Hiertoe moet de jongere zich inschrijven als lid. De inschrijvingsprocedure dient ter registratie en monitoring maar ook als middel voor de eerste contactlegging. De jongerenwerker heeft op zo’n moment nadrukkelijk aandacht voor een nieuwkomer, wat een basis biedt voor een relatieopbouw. Laagdrempelige inloopactiviteiten, zoals het jongerenhonk en AID, zijn manieren voor jongeren om met het jongerenwerk in contact te komen. Ook voor het jongerenwerk is een inloop een eenvoudige luchtige manier om met jongeren contact te maken.
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
17
Contact maken binnen een accommodatie: -
Wees alert op nieuwe jongeren in de accommodatie;
-
Stap actief op de nieuwe jongere af;
-
Leidt de jongere rond in de accommodatie;
-
Geef uitleg over de activiteiten binnen de accommodatie;
-
Vertel duidelijk wat de huisreglementen zijn.
Een veilige vertrouwde plek vergroot de kans dat jongeren naar buurtcentra komen. Een huisreglement is een middel om de veiligheid te waarborgen. Huisregels 8 Een systeem van huisregels werkt als: - Huisregels helder zijn; - Huisregels bekend zijn; - Huisregels door iedereen strikt gehanteerd worden; - Huisregels voor iedereen gelden. Gedragsregels Gedragsregels zijn onderdeel van de huisregels. Gedragsregels gaan over het volgende: - Je houdt rekening met een ander; - Ieder gaat respectvol om met eigendommen van een ander; - Bedreiging is niet toegestaan; - Fysiek geweld (mishandeling) is niet toegestaan; - Discriminatie wordt niet geaccepteerd; - Het gebruik van middelen als alcohol en drugs is in de centra niet toegestaan. Bepaalde groepen, zoals meiden en Antillianen, blijken in de praktijk vaak moeilijk benaderbaar of bereikbaar voor het jongerenwerk. Het aanbieden van activiteiten die aantrekkelijk zijn voor deze specifieke groepen is een goede manier om toch met deze groepen in contact te komen (Meidenactiviteiten en Brassbands).
8
Bron: speelruimte voor de jeugd, tekst Adviesbureau Van Montfoort, 2005
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
18
Informatie verzamelen en signaleren Voordat een ambulant werker jongeren kan benaderen heeft hij eerst enige informatie nodig over de groep. - Waar houdt een groep zich op? - Op welke tijden komt de groep bijeen? - Hoe groot is de groep? - Wat is de samenstelling van de groep (leeftijden en achtergrond groepsleden)? - Wat is de achtergrond van de groep? - Heeft de groep binding met de locatie waar zij zich ophoudt? - Is er sprake van middelengebruik? - Hoe gedraagt de groep zich ten opzichte van anderen? Soms is er enige informatie bekend vanuit ketenpartners die een (overlastgevende) groep hebben gesignaleerd. De jongerenwerker gaat actief op zoek naar informatie over de groep van ketenpartners en andere betrokkenen. Bij het verzamelen van informatie houdt de jongerenwerker rekening met de gekleurdheid van de informatie. De politie kan zich vooral laten leiden door de invalshoek van veiligheid, een buurtbewoner kan eigen belangen hebben, winkeliers denken bijvoorbeeld aan omzetderving etc. Ook houdt de jongerenwerker rekening met omgevingsfactoren die het gedrag van de jongeren beïnvloeden. Een groep die bijvoorbeeld door de omgeving onterecht als overlastgevend bejegend wordt kan haar gedrag daardoor ook negatief laten beïnvloeden. Het is ook een taak van het ambulant jongerenwerk om zelf nieuwe (hang)groepen te signaleren. Een jongerenwerker loopt hiertoe rond in de wijk en is daarbij actief op zoek naar signalen die kunnen duiden op het samenscholen van jongeren (buurtobservatie). Op basis van bepaalde soorten (zwerf)afval (breezerflesjes, joints, zakjes voor coke), locaties, aanwezigheid van graffiti, vernielingen, beschadigingen vormt de jongerenwerker zich een beeld van de groep en haar gedrag. De jongerenwerker verzamelt en analyseert informatie op drie niveaus: - Groepsniveau; - Individueel niveau; - Omgevingsniveau. Ook na contactlegging blijft de jongerenwerker informatie verzamelen op de drie niveaus. De jongerenwerker is alert op signalen van groepen of individuen, die kunnen wijzen op risico’s voor een belemmering van een gezonde ontwikkeling. Informatie kan aanleiding zijn tot het inzetten van een interventie.
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
19
Stappen tot het inzetten van een interventie: 1.
Informatie verzamelen;
2.
Analyseren gegevens;
3.
Prioriteiten stellen;
4.
Plan van aanpak opstellen;
5.
Uitvoering.
Een jongerenwerker hoort en ziet veel op een dag. De hoeveelheid informatie maakt het noodzakelijk dat een jongerenwerker systematisch te werk gaat. Rapporteren en registreren is een belangrijk hulpmiddel. Sommige organisaties maken voor hun registratie gebruik van standaardformats. De formats zijn op een logische wijze opgebouwd en doorlopen alle relevante aspecten en stappen binnen het jongerenwerk. Het invullen van een format stimuleert de jongerenwerker tot het duiden van signalen en het inzetten van actie. Een jongerenwerker wordt met het invullen van een format geactiveerd doelmatig te werken en ingezette interventies te evalueren. Daarnaast maakt registratie het jongerenwerk inzichtelijk voor buitenstaanders, wat een positieve bijdrage levert aan de positionering van het jongerenwerk en het imago. Er kan worden getoond wat het jongerenwerk doet en welke resultaten er behaald worden, dit ter verantwoording van de werksoort. Registratiesystemen binnen het jongerenwerk geven inzicht in de doelgroep en de vragen die onder jongeren spelen. Het is mogelijk op basis van cijferregistratie een trendanalyse te maken, op basis waarvan toekomstig beleid kan worden ingezet. Het eerder genoemde behoefteonderzoek (zie contactlegging) is naast een middel om contact te leggen met jongeren ook een middel om behoeften onder jongeren te signaleren. Zo krijgt men middels verslaglegging meer vat/zicht op groepen die zich ophouden in de buurt. In het supplement staan praktijkvoorbeelden van systematisch opgezette formats, zoals: groepsmonitor, individuele monitor, projectformat. Op de volgende pagina staat een voorbeeld van een registratiesysteem, zoals dat online (beveiligd) binnen het Rotterdams jongerenwerk gebruikt wordt.
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
20
Voorbeeld van een registratiesysteem voor het jongerenwerk van Stichting Welzijn Feijenoord Registratiesysteem jongerenwerk De volgende gegevens worden ingevuld / aangevinkt: Jongerenmakelaar: Wijk: Tijdsbesteding Datum: Urenregistratie: Gegevens buiten Ambulant Bezochte plek(ken): Tijdstip: Kinderen: (jongens / meisjes) Jongeren:(jongens / meisjes) Volwassenen: ( mannen / vrouwen) Kernactiviteit :(contacteren/ observeren / begeleiden / activiteit) Duur: (in uren) Score: (slecht /matig/goed /zeer goed) Groepsidentiteit: ( naam aanwezige groep(en))
Gegevens activiteiten Aard activiteit: Tijdsduur activiteit: Plaats activiteit: Aantal deelnemers activiteit: Aantal mannen: Aantal vrouwen: Toelichting: Gegevens binnen ambulant: volwassenen Activiteit / bespreking met: Aard activiteit: Tijdsduur: Aantal bewonerstoelichting/verloop /bijzonderheden:
Individueel begeleidingsgesprek Naam cliënt: Adres: Plekken: Bijzonderheden – Wensen – Signalen - Woonplaats: Wijk: Interventies Telefoon: Invullen Geboortedatum: Vraag: Signaal Doorgeven Nadere omschrijving vraag: Signaal: Doorverwezen naar: Signaal aan: doorgegeven / niet doorgegeven Omschrijving toelichting resultaat: Toelichting: Buiten ambulant: overige resultaten Aantal buurtbewoners gesproken: Tijdsduur totaal: Toelichting:
Binnen vergadering(en) Type vergaderingen: Tijdsduur: Toelichting: Buiten vergadering(en) Type vergadering: Tijdsduur: Toelichting:
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
21
Programma’s activiteiten bedenken voorbereiden en uitvoeren Het jongerenwerk werkt met jongeren in de vrije tijd. Het biedt jongeren een zinvolle vrijetijdsbesteding, waarbij jongeren optimale kansen krijgen zich te ontwikkelen. Het jongerenwerk kent meerdere doelstellingen: - Bevorderen van jeugdparticipatie (jongeren activeren); - Vorming en opvoeding; - Educatie/ voorlichting; - Versterken van sociale cohesie in een wijk. Het organiseren van programma’s en activiteiten is een middel om een of meer doelstellingen te bereiken. Een programma of activiteit dient systematisch en methodisch te worden ingezet. Welke doelgroep wil het jongerenwerk bereiken? Welke doelstelling wil het jongerenwerk nastreven? Hoe wil het jongerenwerk die doelstelling nastreven? Waarom denkt de jongerenwerker die doelstelling op die manier te bereiken? Wanneer is de interventie voor de jongerenwerker geslaagd?
Wanneer een activiteit /project wordt opzet, dient een jongerenwerker de volgende aspecten helder te hebben: -
Doelgroep;
-
Doelstelling;
-
Interventie;
-
Onderbouwing waarom interventie kan werken;
-
Middelen;
-
Vertalen van de doelstelling in een meetbaar doel.
Het doorlopen van deze stappen bij het opzetten van een activiteit (hulpmiddel: standaard projectformat), geeft richting aan de taak en opdracht van jongerenwerk. Om jeugdparticipatie te bevorderen moet een jongerenwerker een goede inschatting maken van wat jongeren zelf kunnen en hen dat ook laten doen. Wanneer een jongere bijvoorbeeld een idee oppert voor een activiteit, ontvangt de jongerenwerker het idee positief en vraagt de jongere vervolgens hoe hij de activiteit vorm wil gaan geven en op welke punten de jongere hulp van de jongerenwerker nodig heeft. Voor het slagen van een activiteit is het van belang dat de activiteit aansluit bij de beleving en behoeften van jongeren. Motivatie van jongeren is een belangrijke factor om doelen te bereiken. Dit betekent niet dat het jongerenwerk op alle vragen van jongeren ingaat. Het jongerenwerk maakt een bewuste keuze als men ingaat op de vraag van jongeren. De keuze wordt gemaakt op basis van bovengenoemde punten. De vraag vanuit een groep Antilliaanse jongeren voor het opzetten van een Brassband is hiervan een goed praktijkvoorbeeld. Met dit project worden verschillende doelstellingen bereikt. Jongeren de verantwoordelijkheid geven (leren dragen) voor processen binnen de band is daarbij bepalend voor het succes.
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
22
Wanneer het jongerenwerk vanuit de deelgemeente benaderd wordt met de vraag zich te richten op een overlastgevende groep in een wijk, kan het jongerenwerk samenwerking zoeken met het opbouwwerk. De buurtbewoners, die de overlast ervaren, zijn namelijk ook partij in de situatie. Het opzetten van activiteiten of projecten met buurtbewoners is een middel om de sociale cohesie in de buurt te vergroten. Het jongerenwerk en opbouwwerk richten zich op de begeleiding van de communicatie tussen volwassenen en jongeren. Beide groepen krijgen eigen verantwoordelijkheden toebedeeld binnen het project/ de activiteit wat het zelfoplossend vermogen vergroot (projecten ter bevordering van de sociale cohesie, zoals Face To Face en ‘Zeg Jij Het Maar). Programma’s en activiteiten kunnen ook een educatief doel dienen. Een goed praktijkvoorbeeld om deze doelstelling te bereiken is de educatieve programmering in een jongerencentrum. De activiteiten in het jongerencentrum worden georganiseerd rond een maandelijks thema. Het thema is een bewuste keuze van het jongerenwerk en sluit aan bij de actualiteit en/of gesignaleerde informatiebehoefte onder jongeren. Een activiteit, maar ook versieringen in het gebouw (denk aan posters etc.) rondom een thema dienen als prikkel voor jongeren om na te denken over het onderwerp. Het is aan de jongere zelf of hij meer informatie over het onderwerp te weten wil komen. Het jongerenwerk schept hiervoor randvoorwaarden en legt hiertoe bijvoorbeeld folders neer en is beschikbaar om in een gesprek met jongeren meer informatie over het onderwerp uit te wisselen. Naast het systematisch opzetten van een project of activiteit, hoort bij het methodisch werken ook het evalueren van de activiteit. Het vooraf vastleggen (registreren) van de doelstelling van een project/activiteit, inclusief de vertaling van de doelstelling in meetbare doelen dient als kader voor de evaluatie. Voorbeelden van een vertaling in meetbare doelen van de doelstelling “bevorderen van jeugdparticipatie” zijn: -
Jongeren dienen (onder begeleiding van) uit eigen naam een subsidieaanvraag in. Jongeren verzorgen de versiering van de ruimte. Jongeren maken de indeling van het wedstrijdschema voor het voetbaltoernooi. Jongeren ruimen na gebruik van de ruimte de materialen op.
Het opstellen van meetbare doelen maakt dat het werk geëvalueerd kan worden. Meetbare doelen kunnen in orde van grote verschillen. Belangrijker dan de orde van grote is echter, dat een vooraf opgesteld meetbaar doel haalbaar is. Nadat een project of activiteit is afgerond, beoordeelt het team aan de hand van resultaten, welke doelen zijn behaald en welke niet. Ook wordt besproken waarom een doel wel is behaald en waarom niet. Een evaluatie dient ter verantwoording, maar ook als leerpunten voor volgende projecten. Evaluaties kunnen ook tussentijds plaatsvinden.
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
23
Doelen dienen SMART geformuleerd te worden S: Specifiek Zorg dat doelen betrekking hebben op concreet gedrag, goed te benoemen competenties en concrete situaties Tijdens het feestdiner bedienen jongeren zelfstandig de aanwezige gasten. M: Meetbaar In positief geformuleerde meetbare, evalueerbare eindtermen Jongeren dienen uit eigen naam (onder begeleiding van) een subsidieaanvraag in. A: Aanvaardbaar Voor de belangrijkste belanghebbenden (jongeren, ouders, jongerenwerkers) R: Realistisch Richt doelen alleen op zaken die te veranderen zijn, zorg dat ze op het terrein van het jongerenwerk liggen en haalbaar zijn Jongeren die in de maand juli in de jongerenwerkaccommodatie zijn, hebben toegang tot informatie over veilig vrijen. T: Tijdgebonden Durf afspraken te maken wanneer de doelen behaald moeten zijn, hulp is niet oneindig! Het opzoomerproject vindt plaat van (begindatum) tot (einddatum).
Bij het bedenken/bewust opzetten van een activiteit, is het belangrijk dat een jongerenwerker een idee heeft waarom de activiteit kan bijdragen tot de doelstelling. Dit doet hij op basis van: - Eigen ervaring; - Ervaring van anderen; - Logische redenatie. In de praktijk kan de activiteit echter anders uitpakken dan verwacht (afhankelijk van groep, trend etc). Een jongerenwerker dient bij het opstellen van een project- of activiteitenplan daarom altijd rekening te houden met een noodscenario. Een jongerenwerker is zich bewust van de stappen die hij onderneemt en is zich tevens bewust van het feit dat de uitkomst van een interventie, niet voorspelbaar is. Het resultaat van een interventie ontstaat in het contact met jongeren. Een noodscenario geeft de jongerenwerker houvast in zijn werk en voorkomt dat een jongerenwerker in een onverwachte situatie enkel afgaat op zijn intuïtie.
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
24
Vorming en opvoeding De identiteit wordt ontwikkeld door het eigen gedrag en visies te reflecteren/spiegelen aan gedrag en visies van anderen. Het jongerenwerk verzorgt activiteiten voor groepen jongeren wat tot gevolg heeft dat jongeren in contact komen met andere jongeren, en daarmee ook in aanraking komen met andere visies op bepaalde onderwerpen. Soms kiest het jongerenwerk er bij een activiteit/project bewust voor om jongeren met een verschillende achtergrond bij elkaar te zetten, met als doel van elkaar te leren (groepen mixen). Groepen (andere jongeren) kunnen op de ontwikkeling van een jongere een stimulerende werking hebben. Jongeren leren snel met en van elkaar. Jongeren met een positieve ontwikkeling kunnen als rolmodel dienen voor anderen (peer educatie). Soms wordt een jongere belemmerd in zijn ontwikkeling door de groep waar hij deel van uitmaakt. In een groep heersen dan bepaalde gedragscodes over wat een jongere hoort te vinden en hoe een jongere zich hoort te gedragen. Wanneer de groepsidentiteit een jongere beperkt in de ontwikkeling is het soms zinvol het natuurlijke proces van het uiteenvallen van groepen bewust te versnellen (groepen breken). Om een jongere te stimuleren in zijn persoonlijke ontwikkeling, moet een jongerenwerker er achter komen wat de jongere wil met zijn leven. Waar ligt zijn energie en kracht? In een één-op-één gesprek komt een jongerenwerker makkelijker achter de essentie van wat de jongere nu echt zelf wil. Het is belangrijk dat de jongerenwerker oprechte belangstelling toont, dingen die voor de jongere belangrijk zijn onthoudt en er later op terugkomt. Individuele benadering -
Kies bewust een moment uit waarop de jongere alleen is. De jongerenwerker kan dit moment enigszins
-
Start het gesprek met een luchtig onderwerp “small-talk”.
-
Stuur het gesprek op het onderwerp dat je wilt bespreken (bijvoorbeeld toekomstvisie).
-
Vraag systematisch door.
in scène zetten.
Naast een individuele benadering, kan het soms ook nuttig zijn (indien het onderwerp niet al te persoonlijk is) een jongere ergens naar te vragen in het bijzijn van de groep. Bijvoorbeeld hoe het met zijn opleiding gaat of hoe zijn nieuwe bijbaan bevalt. Dit kan het ego van een jongere versterken en ook anderen in de groep tot positieve actie aansporen. Het jongerenwerk wil het gedrag van jongeren beïnvloeden. Er zijn veel verschillende manieren om invloed uit te kunnen oefenen op het gedrag van jongeren. Elke jongerenwerker beschikt over technieken, waaruit hij put wanneer hij een jongere wil activeren. De jongerenwerker vertoont bepaald gedrag naar een jongere. Het is afhankelijk van de jongere, hoe hij op het gedrag van de jongerenwerker zal reageren. Nadat een aantal type gedragingen op de jongere is uitgeprobeerd, weet de jongerenwerker welke benadering een jongere activeert. Deze benadering wordt vervolgens ingezet om het gedrag van de jongere te beïnvloeden (blackbox-methode).
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
25
Een ontwikkelingstaak van jongeren in deze leeftijdsfase is het vormen van een mening. De jongerenwerker kan jongeren uitnodigen en stimuleren om over bepaalde kwesties na te denken door informatie aan te bieden. Vaak gebeurt dit op een indirecte speelse manier, zoals bij de educatieve programmering. Aanwezige folders of kranten in een ruimte kunnen als resultaat hebben dat jongeren met elkaar over een onderwerp gaan praten. Het aanbieden van thema’s op deze manier stimuleert jongeren zelf een onderwerp of vraag in te brengen. Dit activeert/motiveert jongeren tot het voeren van een discussie of het vergaren van informatie, wat de basis biedt voor het komen tot een eigen standpunt. Bij de identiteitsontwikkeling hoort ook het opzoeken/uittesten van grenzen. Jongeren maken een extreem statement of vertonen daadwerkelijk grensoverschrijdend gedrag. Vanuit de opvoedende taak van een jongerenwerker is het belangrijk dat de jongere zich bewust wordt van het feit dat zijn gedrag anderen schade toebrengt. De jongerenwerker begeleidt de jongere in dit bewustwordingsproces, door met de jongere in gesprek te gaan. Jongerenwerkers gebruiken verschillende gesprekstechnieken: systematische bevraging, persoonlijk maken, confronteren. Het is belangrijk dat een jongerenwerker laat merken dat hij er voor de jongere is door dit te benoemen. Verder stelt de jongerenwerker neutrale vragen (geen aanval), die elkaar in logische stappen opvolgen. Deze systematische bevraging brengt structuur aan in de gedachtegang van jongeren. Voorbeelden van gesprekstechnieken. Acceptatie hulp -
Benoem positieve eigenschappen van de jongere: “Je kan veel leuke dingen: leren, sporten, je bent sociaal”.
-
Geef aan dat je er voor de jongere wilt zijn.
Systematische bevraging: Bewustwording Bespreken van grensoverschrijdend gedrag -
Zorg dat je alleen bent met de jongere op een rustige plek.
-
Haal het grensoverschrijdende gedrag aan.
-
e Bij een vermoeden van grensoverschrijdend gedrag kan dit in de vorm van de 3 persoon (een
jongen) bijvoorbeeld naar aanleiding van een krantenbericht. -
Vraag de jongere naar de opbrengsten van het gedrag voor hem op korte en lange termijn.
-
Vraag de jongere naar de gevolgen van het gedrag voor hem op korte en lange termijn.
-
Vraag de jongere naar de gevolgen van zijn gedrag zijn op korte en lange termijn voor de gedupeerde.
-
Vraag de jongere naar de gevolgen van zijn gedrag zijn op korte en lange termijn voor andere betrokkenen rondom de gedupeerde (bijvoorbeeld familie of omstanders).
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
26
Persoonlijk maken In geval dat een jongere een grensoverschrijdende uitspraak doet of dat de gevolgen van grensoverschrijdend gedrag niet blijken aan te komen, kan de jongerenwerker de situatie in een hypothetische vorm persoonlijk maken: -
“Stel je eens voor dat ….. jou overkomt.”
Of -
“Hoe zou jij reageren als jouw zusje het slachtoffer was?”
Confronteren Een grensoverschrijdende opmerking wordt veelal in groepsverband gemaakt, wat spanning in de omgeving met zich meebrengt (plaatsvervangende schaamte). Een jongerenwerker kan deze spanning gebruiken in de bewustwording om de jongere te confronteren met zijn opmerking. -
Blijf rustig;
-
Herhaal de opmerking (in klassikaal verband eventueel opschrijven op bord);
-
Vraag de jongere wat hij met de opmerking bedoelt (uitleg);
-
Vraag door waarom de jongere dat vindt;
-
Vat samen ;
-
Vraag na bij de jongere of hij de jongere goed begrepen heeft.
Systematische bevraging: ontwikkelen identiteit Indien er toevallig in een ruimte een spiegel aanwezig is kan een jongerenwerker de spiegel gebruiken om een gesprek te starten over de identiteit van de jongere. - Praten via een spiegel is minder bedreigend. - Kijkend naar je eigen evenbeeld bekrachtigt de vraag: Wie ben ik en wat wil ik? -
Wie ben jij?
-
Wat wil jij?
-
Wil je een vriendinnetje?
-
Wil jij een gezinnetje en wanneer?
-
Wat heb jij een gezin te bieden?
-
Wat wil je een gezin bieden?
-
Hoe wil jij dat bereiken?
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
27
Jongeren zoeken grenzen op. Dit is passend bij de leeftijd en jongeren krijgen hiertoe binnen het jongerenwerk ook de ruimte. Echter bij het overschrijden van grenzen moet duidelijk worden opgetreden naar de jongere, zodat de jongere leert tot hoe ver hij met zijn gedrag kan gaan. Het stellen van grenzen is daarom een onderdeel van de vormings- en opvoedingstaak. Jongeren zijn gebaat bij heldere afspraken en duidelijke sancties, zoals beschreven in huis- en gedragsregels. Voor de handhaving van de regels kent een jongerencentrum een schorsingsbeleid. Werken met een pasjessysteem binnen een jongerencentrum zet het schorsingsbeleid kracht bij . Daarnaast waarborgt een pasjessyteem (inclusief detectiepoortjes) de veiligheid in een jongerencentrum. Teamwork binnen een jongerenwerkteam is eveneens van belang voor de waarborging van de veiligheid. Het doorvoeren van een zelfde beleidslijn zorgt voor een veilig klimaat. De jongere weet waar hij aan toe is en kan jongerenwerkers niet tegen elkaar uitspelen. Een goede overdracht binnen het jongerenwerkteam, over individuele afspraken die gemaakt zijn met jongeren, is daarom belangrijk. Jongerenwerkorganisaties kunnen daarbij gebruik maken van een logboek. In geval van dreigende escalatie is goede samenwerking met collega-jongerenwerkers eveneens een vereiste om de veiligheid te waarborgen. Een jongerenwerker is altijd alert wat er in de ruimte gebeurt. In geval een collega in discussie dreigt te raken met een jongere, geeft de jongerenwerker zijn collega back-up. Back-up geven aan collega’s -
Een jongerenwerker is alert en merkt dat een collega een discussie/ verschil van mening heeft met een jongere.
-
De jongerenwerker loopt naar de situatie toe en gaat achter of naast zijn collega staan.
-
Op het moment dat een jongere boos/ geïrriteerd reageert, neemt de jongerenwerker het gesprek van zijn collega over.
-
De discussiërende jongerenwerker, doet een stap achteruit.
-
De jongere heeft nu een ander persoon voor zich, met als gevolg dat het gesprek weer wordt teruggebracht tot het onderwerp en zich niet gaat richten tot de persoon.
Bij werkelijke escalaties wordt het beheer gewaarschuwd en wordt de politie gebeld.
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
28
Praktische dienstverlening en voorlichting Jongerenwerkers helpen jongeren met het ontwikkelen van vaardigheden die maatschappelijke participatie bevorderen. Jongeren komen naar een jongerenwerker toe met een vraag. De jongerenwerker begeleidt de jongere bij het oplossen van de vraag door structuur aan te brengen in de gedachtegang, middels systematische bevraging. Daarnaast kan de jongerenwerker de jongere informatie aanreiken en uitleg geven over instanties die de jongere eventueel ook verder kunnen helpen. De systematische bevraging activeert de jongere (jongerenparticipatie) tot het maken van een stappenplan. De jongerenwerker oefent van tevoren met de jongere hoe de betreffende persoon of instantie het beste benaderd kan worden. Systematische bevraging: maken van een stappenplan Vraag van jongere -
Wat heb je nodig?
-
Wie kan jou dat bieden?
-
Waar kun je die persoon/ instantie vinden?
-
Hoe kun je die persoon/ instantie benaderen?
-
Hoe kun je daar achter komen?
-
Wat ga je doen?
-
Hoe ga je dat doen?
Etc.
Informatie aanreiken Indien de jongere het lastig vindt een antwoord te formuleren of niet uitputtend antwoord geeft, kan de jongerenwerker de antwoorden aanreiken, in de vorm van: -
Heb je wel eens gedacht aan…..? (korte uitleg geven over instantie of dienst)
-
Wat denk je daarvan?
Het is belangrijk dat de jongerenwerker na het advies over een stappenplan de jongere ook verder begeleidt bij de uitvoering van zijn stappenplan. Voor het ambulant jongerenwerk betekent dit soms letterlijk meegaan en als back-up dienen. Dit wordt warm toeleiden genoemd. De jongerenwerker moet echter ook hier inschatten welke stappen de jongere zelf kan nemen en de jongere vooral zelf laten doen wat hij zelf kan. Zo wordt de zelfredzaamheid bevorderd, leert de jongere eigen verantwoordelijkheid te dragen en houdt de jongere er een beter zelfbeeld aan over, omdat hij het gevoel heeft zijn zaken zelf te kunnen regelen. Wel is het van belang dat de jongerenwerker een vinger aan de pols houdt. Wanneer het misgaat kan hij ingrijpen en eventueel in overleg met de jongere weer even zelf initiatieven nemen of meegaan met een gesprek. Wanneer de vraag van de jongere na eigen actie niet is opgelost, spreekt de jongerenwerker de netwerkpartner aan, die een verantwoordelijke taak heeft voor het betreffende probleem. De
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
29
jongerenwerker begeleidt de jongere naar de netwerkpartner die een traject in gang zet om het probleem op te lossen (doorverwijzen). Streetwork, het mentorproject en de jongerenmakelaar (zie supplement) zijn voorbeelden van ambulant jongerenwerk, waarbij de jongerenwerker jongeren praktische diensten verleent en voorlicht. Een ambulant jongerenwerker treedt vaak op als bemiddelaar tussen jongeren en de omgeving. Het draait hierbij veelal om voorlichting over de communicatie tussen volwassenen en jongeren. Jongeren vinden het lastig volwassenen te benaderen. Maar ook volwassenen vinden het lastig om met jongeren te communiceren. Voordat een jongere een belangrijk gesprek wil voeren met een volwassene spreekt de jongerenwerker het gesprek vooraf door met de jongere en geeft tips hoe de jongere het gesprek het beste kan voeren. Voor volwassenen geldt vaak dat zij niet met jongeren communiceren of enkel eenzijdig communiceren. Als een volwassene jongeren wil bereiken, dan moet hij: - Contact maken met de jongere; - Duidelijk zijn wat hij van de jongere wil/ verlangt; - Uitleg geven waarom hij dat van jongere wil/verlangt; - Samen met de jongere komen tot afspraken. Het gezamenlijk definiëren van normen en afspraken (dus door alle partijen gedragen), is de manier om doelen te bereiken. Ook het inpandig jongerenwerk kent de taak van praktische dienstverlening en voorlichting. Bij de projecten AID, Dynamo, Dynamo 3x ontketend en Onderwijsondersteuning van CABO wordt jongeren een plek geboden waar zij ondersteuning kunnen krijgen bij problemen op verschillende levensgebieden (onderwijs, werk, huisvesting, financiën). De jongere kan tevens gebruik maken van faciliteiten als internet en een rustige werkplek. In een eerste contact inventariseert de jongerenwerker de problemen van de jongere, hij gaat hierbij af op het contact en op observaties. Ook hier wordt in gesprekken gestructureerd welke stappen de jongere dient te ondernemen, om zijn doelen te bereiken. De jongerenwerker beschikt over een goed netwerk van ketenpartners, die kunnen worden ingeschakeld om de jongere te helpen bij zijn probleem. De jongerenwerker houdt wekelijks contact met de jongere, om hem te stimuleren de stappen ook daadwerkelijk te zetten. Praktische dienstverlening binnen het inpandig jongerenwerk biedt jongeren soms ook de mogelijkheid tot het volgen van trainings- of onderwijsprogramma’s.
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
30
Doorverwijzing, participatie in netwerken en samenwerking met partners In veel jongerenwerkorganisaties worden individuele jongeren, die op een of andere manier opvallen, besproken in een teamvergadering. Tijdens een individuele monitorvergadering wordt besproken hoe het de jongere vergaat op verschillende levensgebieden. Doelen en interventies met betrekking tot de jongere worden opgesteld, geëvalueerd en waar nodig aangepast. Problemen van een jongere worden op deze manier vroegtijdig gesignaleerd en het jongerenwerk kan preventief steun bieden. Indien blijkt dat de steun van het jongerenwerk ontoereikend is, wordt de jongere ingebracht en doorverwezen naar een netwerkpartner. Jongeren benaderen een jongerenwerker in veel gevallen zelf met een vraag. Het jongerenwerk verleent jongeren praktische diensten, maar is geen hulpverleningsinstantie. Wanneer een jongere een hulpvraag heeft op een specifiek gebied, is het de taak van de jongerenwerker de jongere door te verwijzen naar een netwerkpartner die een maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft voor het probleem van de jongere. Om jongeren te kunnen doorverwijzen is een netwerk en kennis van de sociale kaart belangrijk. De jongerenwerker investeert in de opbouw en het onderhouden van zijn netwerk. In de praktijk stuit het jongerenwerk bij het doorverwijzen op de wachtlijstproblematiek van ketenpartners. Jongeren dreigen tussen wal en schip vallen. Jongerenwerkers voelen zich verantwoordelijk voor de jongere en zijn wel in staat snel en laagdrempelig een aanbod te doen, hoewel het niet tot hun kerntaak behoort. De rol van de jongerenwerker in dergelijke situaties moet vooral bestaan uit het bieden van een vorm van sociale begeleiding en ondersteuning, het regelen van praktische zaken en het motiveren stimuleren van de jongere in de gewenste richting 9 . Over het algemeen zijn jongerenwerkorganisaties aangesloten bij een jeugdoverleg op wijkniveau. Belangrijke organisaties en instellingen op wijkniveau die bij de jeugd zijn betrokken, bespreken individuele jeugdigen, waarover zorgen bestaan rond de ontwikkeling. Op basis van de casuïstiek aangevuld met informatie-input van ketenpartners, wordt gezamenlijk bekeken welke hulp(verlening) de jongere nodig heeft en wie van de ketenpartners voor de betreffende jongere van betekenis kan zijn. Doordat het netwerkoverleg op regelmatige tijden plaatsheeft, hebben ketenpartners goed contact en zijn de lijnen voor snelle doorverwijzing kort. Voordelen netwerkoverleg: - Sluitende aanpak; - Korte lijnen voor advies/doorverwijzing; - Gedeeld netwerk (groot bereik). Deelgemeentelijk Organisatie Sluitende Aanpak Naast het jeugdoverleg op wijkniveau, kent elke deelgemeente in Rotterdam ook de Deelgemeentelijk Organisatie Sluitende Aanpak (Dosa). Vaste ketenpartners in het Dosa-overleg vertegenwoordigd zijn: - Deelgemeente; - Bureau Jeugdzorg; - Politie.
9
Bestuursakkoord Onderwijs en jeugd, maart 2005
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
31
Vanuit het lokaal preventief netwerk heeft de Dosa contact met: - Onderwijs; - Leerplicht; - Bureau Halt; - (School)maatschappelijk werk. De Dosa richt zich op jeugdigen met meervoudige problematiek, die de mogelijkheden en capaciteit van een specialistische professional en/of voorziening te boven gaat. Er is hierbij sprake van problematiek op een of meer van de volgende levensgebieden: gezin, huisvesting, gezondheid, school, werk, vrije tijd, financiën en politie/justitie. Specifieke aandacht gaat uit naar overlastgevende jongeren, die een persoonsgerichte aanpak moeten krijgen maar niet (of niet meer) thuishoren in het strafrechtelijk traject 10 .
Doelstelling Dosa Het realiseren van een sluitende aanpak van risico- en probleemjongeren woonachtig binnen een bepaalde deelgemeente die shopgedrag door het ‘rondpompen' van jongeren voorkomt en tegelijkertijd hinderlijk en overlastgevend gedrag van jongeren voorkomt en bestrijdt.
Voor een effectief netwerkoverleg is het van belang dat het overleg gestructureerd is opgebouwd en dat duidelijk is vastgelegd wie verantwoordelijk is voor: - Coördinatie; - Registratie; - Regie; - Contact met derden. Voor het Dosa-overleg is de Dosa-regisseur het aanspreekpunt. Hij heeft een coördinerende en regisserende rol. Mobielteam Jongeren verplaatsen zich over steeds grotere afstanden in de stad en blijven daarbij niet altijd binnen de grenzen van de deelgemeente. Sinds november 2005 beschikt Rotterdam over een Mobielteam ambulant jongerenwerk. Dit Mobielteam is in april 2006 uitgegroeid tot een team van 3 professionals. Het Mobielteam kan op twee manieren worden ingezet: 1. Op verzoek van de deelgemeenten vanwege jongerenproblematiek in de wijk die wijkoverstijgend is of omdat er op dat moment geen menskracht voorhanden is om een probleem in de wijk aan te pakken; 2. Op indicatie van JOS en PbV omdat op een bepaalde plek in de stad (bijvoorbeeld rond een metrohalte) wijkoverstijgende jongeren voor overlast/ problemen zorgen.
10
Bron: DOSA; Model Deelgemeentelijke Organisatie Sluitende Aanpak: juni 2004
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
32
Het Mobielteam wordt tijdelijk ingezet volgens een vooraf afgesproken opdrachtformulering. De opdracht wordt verstrekt door de beleidsmedewerker jeugdbeleid van de deelgemeente. Het Mobielteam maakt van deze opdracht een opdrachtdocument. Na ondertekening door de deelgemeente en JOS wordt gestart met de opdracht. Een voorwaarde is altijd dat de opdracht wordt uitgevoerd samen en in afstemming met het lokale veld. Na afronding van de opdracht wordt de opgedane expertise overgedragen aan het lokale veld. Leerwerkplaats (duaal opleidingstraject) In maart 2006 is gestart met een opleidingstraject voor 8 aankomende ambulant jongerenwerkers. Na selectie in juli wordt aan 5 van hen een baan voor een jaar aangeboden. Profiel van deze werkers is streetwise, ambitie om ambulant jongerenwerker te worden en een afgeronde MBO opleiding of een afgebroken MBO opleiding maar wel de kennis en vermogens om het voortraject te starten en het toelatingsexamen HBO te halen. In samenwerking met het lokale veld is geworven voor 5 kandidaten voor een leerwerkplek vanaf augustus 2006. Wat wordt geboden: • Een opleidingstraject hoe te leren op een HBO-opleiding; • Voorbereiding op het toelatingsexamen HBO; • Toelatingsexamen; • Een leerwerktraject voor 5 medewerkers gedurende een jaar; 1 jaar wordt de HBO-opleiding betaald (duale opleiding).
Netwerk Een jongerenwerker werkt in de dagelijkse praktijk zelfstandig. Het jongerenwerk kent veel aspecten en vraagt veel competenties van de werker, zie competentieprofiel jongerenwerk (bijlage 1 (?)). In het jongerenwerkteam zijn deze competenties zo veel mogelijk vertegenwoordigd. Een jongerenwerker is een goede teamplayer. Hij maakt gebruik van de competenties en kennis van collega’s. Op deze manier verbreedt de jongerenwerker zijn mogelijkheden en zijn netwerk. De kennis binnen de organisatie wordt optimaal gebruikt. Doelen en resultaten van teamwork -
Delen netwerk;
-
Intern leren;
-
Elkaar stimuleren en activeren;
-
Proces bewaken (elkaar scherp houden);
-
Informatie uitwisselen;
-
Emotionele ondersteuning;
-
Eén lijn binnen de organisatie.
Naast goede samenwerking met collega’s is voor het jongerenwerk goede samenwerking met ketenpartners belangrijk om het jongerenwerk te kunnen uitvoeren. Het motto is: “maak gebruik van kennis en kunde van instellingen en organisaties en weet deze te vinden”. Samenwerking met ketenpartners betekent ook delen van informatie met ketenpartners. Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
33
Het jongerenwerk loopt in de praktijk tegen het dilemma aan dat, wanneer een jongerenwerker (bepaalde) informatie uitwisselt met netwerkpartners, hij het vertrouwen van de doelgroep kan verliezen. Juist die vertrouwensband (respect) is een voorwaarde om met jongeren op vrijwillige basis te werken. Ter behoud van de relatie met de jongere maakt een jongerenwerker de afweging welke informatie hij doorgeeft aan de netwerkpartners. Sommige jongerenwerkorganisaties hebben in het organisatiebeleid enkele principes geformuleerd, op basis waarvan de jongerenwerker zijn afweging kan maken. Hierna volgt een voorbeeld van beleid rond het delen van informatie met netwerkpartners. Voorbeeld van organisatiebeleid rond het delen van informatie met netwerkpartners Afspraak: Een jongerenwerker houdt zich niet bezig met criminele jongeren. Visie:
Een jongerenwerker is er om jongeren te helpen en niet om jongeren op te sporen.
Informatie uit eerste hand: -
Wanneer een jongerenwerker zelf signalen van een criminele activiteit opvangt geeft de organisatie de signalen door aan de politie.
Informatie uit tweede hand: -
Wanneer de jongerenwerker informatie over criminele activiteiten te weten komt uit tweede hand en de jongerenwerker kent de jongere redelijk tot goed, dan maakt de jongerenmakelaar het onderwerp bespreekbaar in een persoonlijk gesprek.
-
Wanneer een jongerenwerker de jongere niet goed genoeg kent, doet hij in principe niets met informatie uit tweede hand.
-
In geval dat meerdere personen het jongerenwerk benaderen met informatie over een criminele activiteit van een jongere, dan geeft de jongerenwerker dit signaal uit tweede hand wel door aan de politie. De afweging wordt gemaakt of de jongerenwerker het vertrouwen van 1 persoon schendt of dat hij het vertrouwen van een groep schendt door geen actie te ondernemen, terwijl de groep wel hulp/ actie verwacht (impliciet vraagt).
-
Indien het jongerenwerk informatie deelt met de ketenpartners over criminele activiteiten, wordt dit uit naam van de organisatie kenbaar gemaakt, ter bescherming van medewerkers.
Het is van groot belang dat het jongerenwerk, c.q. de jongerenwerker in de netwerken duidelijk maakt waar hij wel en niet van is (mogelijkheden en grenzen aangeven naar de netwerkpartners). Zo is het jongerenwerk geen open informatiebron voor de politie. Naast het opbouwen van een professioneel netwerk is het belangrijk dat een jongerenwerker een sociaal netwerk opbouwt. Ouders zijn het eerst verantwoordelijk voor de opvoeding van jongeren. Ouders hebben het gezag over hun kind en hebben daarmee een belangrijke stem in wat er met hun kind gebeurt. In geval van een zorgelijke ontwikkeling en eventueel in te zetten interventies, is goede samenwerking met ouders belangrijk. Wanneer een jongerenwerker een goed contact heeft opgebouwd met de ouders en vertrouwen heeft, zijn interventies rond de jongere minder Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
34
bedreigend en kunnen snel worden ingezet. Daarnaast stimuleert oudercontact de betrokkenheid van ouders bij hun kind. Sommige jongerenwerkorganisaties hebben veel contact met ouders. Ouders komen zelf in een buurtcentrum of ouders van de jongere jeugd komen hun kind halen en brengen. Contact maken met ouders -
Een jongerenwerker stapt op ouders af.
-
Bij een eerste contact stelt de jongerenwerker zichzelf voor en legt uit wat zijn functie is en wat zijn taken zijn.
-
In volgende contacten (bijvoorbeeld ook op straat) blijft de jongerenwerker de ouder aanspreken om contact te onderhouden.
Het ambulant jongerenwerk komt minder snel in contact met ouders. Jongeren vinden het niet altijd “cool” als hun ouders met het jongerenwerk in contact komen. Dit kan de vertrouwensrelatie tussen jongere en jongerenwerker verstoren. De jongerenwerker moet hiervan een goede inschatting maken wil hij ouders benaderen. Om een interventie te laten slagen kan een jongerenwerker ook contact zoeken met andere personen in het netwerk van de jongere, die een jongere positief beïnvloeden. Dit worden sleutelfiguren genoemd. Een sleutelfiguur is: - Belangrijk voor de jongere; - Heeft een positieve invloed op de jongere. Een goed contact en samenwerking met een sleutelfiguur is vaak een belangrijke factor voor een succesvolle interventie. Tot besluit Het jongerenwerk is weer volop in beweging en ontwikkeling. Deelgemeenten en stad, onderwijsinstellingen, jongerenwerkers en hun instellingen investeren tijd, aandacht en energie om het jongerenwerk te versterken. Daarbij gaat het niet om het jongerenwerk zelf, maar om de doelstelling die het jongerenwerk beoogt: maatschappelijke participatie van jongeren bevorderen en vergroten. Bijgaande rapportage wil een bijdrage leveren om de werksoort te versterken en zo meer resultaten te kunnen boeken. In een supplement dat tegelijkertijd met deze rapportage verschijnt worden praktijkvoorbeelden beschreven waarnaar in deze rapportage wordt verwezen (op de volgende manier: voorbeeld). In het supplement wordt een rijk beeld gepresenteerd van methoden en werkvormen die in het jongerenwerk worden toegepast. Wij gaan ervan uit dat over een paar jaar het aantal beschreven methoden uitgebreider zal zijn dan het overzicht dat in het supplement beschreven is. In die zin zijn dit rapport en het supplement stappen op weg naar het vergroten van kansen en mogelijkheden van jongeren.
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
35
Bijlage 1
COMPETENTIEPROFIEL JONGERENWERKER PROFIEL T.B.V. DE WELZIJNSINSTELLINGEN KNOOPPUNT KRALINGEN EN CASCADE EN DE HOGESCHOOL ROTTERDAM
Rotterdam, 1 september 2005 Nijman & van Essel Organisatieadviseurs
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
36
INLEIDING De MO-groep en de ABVAKABO FNV zijn het project ‘Bouwen aan werkend leren’ gestart. Met dit project willen zij een impuls geven aan de ontwikkeling van ‘werkend leren’ trajecten in de branches Jeugdhulpverlening en Welzijn. Knooppunt Kralingen in Rotterdam en de Hogeschool van Rotterdam (opleiding Cultureel Maatschappelijke Vorming) hebben actief de ontwikkeling van dit project bijgedragen door onder andere het aanleveren van bouwstenen die van belang zijn voor het lokaal opzetten van een zodanig project. Knooppunt Kralingen ervoer enige tijd geleden een ernstig tekort aan ervaren jongerenwerkers. Omdat dit tekort niet op de korte termijn via gerichte werving en selectie was op te vangen werd aan de Hogeschool van Rotterdam een scholingsvraag voor in principe geschikte medewerkers die (nog) niet over de juiste papieren beschikten, voorgelegd. Centraal in het praktijk leertraject (duaal traject) staat het Persoonlijk Ontwikkelingsplan. Deze POP gaat uit van de leervraag van de leerling en is betekenisvol voor de activiteiten van de werkbegeleider, de praktijkopleider, de leidinggevende, de docent, e.d. Kortom, een ieder die bij de begeleiding, opleiding en beoordeling van de student betrokken is. Lopende het project binnen Rotterdam bleek het gewenst om meer inzicht te verkrijgen in de noodzakelijke, vooral gedragsgerichte, competenties van jongerenwerkers, die bepalend zullen zijn voor het succesvol doorlopen van de studie en voor het succes in de uiteindelijke werksituatie. Daartoe dient op basis van praktijksituaties en praktijkgedrag een competentieprofiel voor de jongerenwerker te worden opgesteld. Dit competentieprofiel dient informatie te leveren voor de HBO-opleiding van de jongerenwerkers bij de opleiding CMV van de Hogeschool Rotterdam en voor de coaching en begeleiding van de jongerenwerkers in de praktijk. Voorts dient het profiel bij te dragen aan de communicatie over de relevante competenties tussen de praktijk en het onderwijs. COMPETENTIES EN COMPETENTIEMETHODIEK Bij het formuleren van het competentieprofiel wordt gebruik gemaakt van de competentiemethodiek. Hierbij worden op basis van concreet praktijkgedrag in hoofdstuk 3 de resultaatgebieden (taakvelden) van de jongerenwerker vastgelegd en door een gedragsanalyse in hoofdstuk 4 de bij de functie behorende vaardigheden geformuleerd. De gedragsanalyse is gebaseerd op een analyse van zogenaamde essentiële situaties. In iedere functie komen situaties of ontwikkelingen voor waarin iemand moet tonen wat hij of zij waard is. In deze aan de dagelijkse praktijk ontleende situaties zijn bepaalde kwaliteiten van de jongerenwerker doorslaggevend of hij of zij het goed, liefst zelfs uitstekend doet. Deze situaties worden essentiële situaties genoemd. ‘Essentieel’ omdat het er dan op aankomt. ‘Essentieel’ omdat pas in dergelijke situaties blijkt over welke vaardigheden iemand moet beschikken om in zijn of haar functie te slagen. In hoofdstuk 4 worden deze essentiële situaties beschreven. Iedere essentiële situatie wordt afgesloten met één of meerdere vaardigheden. In de tekst van iedere essentiële situatie wordt in concrete termen het gedrag omschreven op basis waarvan de vaardigheden zijn gekozen. Deze vaardigheden zijn gekozen uit een groslijst met definities (zie bijlage 1). Deze groslijst bestaat uit 45 vaardigheden. Op basis van de analyse van de essentiële situaties worden alleen de voor de jongerenwerker cruciale vaardigheden opgenomen. Andere vaardigheden uit de groslijst zijn mogelijk wel van toepassing, maar niet cruciaal. In hoofdstuk 5 worden alle vaardigheden samengevat. Voorts wordt in hoofdstuk 5 aandacht besteed aan de gewenste gedragsstijl (houding) en aan de belangrijkste kennisgebieden van de jongerenwerker. Vaardigheden, gedragsstijl en kennis samen worden ‘competenties’ genoemd. Doel van het competentieprofiel is dus om de succesbepalende competenties te bepalen. Dit kan alleen indien de juiste essentiële situaties worden onderkend en vervolgens worden doorgeanalyseerd naar de bijbehorende competenties.
AANPAK Het competentieprofiel neemt de specifieke context van Kralingen/Crooswijk als uitgangspunt. Deze wijk kent een groot potentieel aan risicokinderen en –jongeren (circa 20 tot 30%), een zeer hoog percentage allochtone jongeren en van oudsher bestaan er veel spanningen binnen de wijk. Circa 13 jongerengroepen worden onderscheiden. Het merendeel is hinderlijk of overlastgevend. Een enkele groep is crimineel. Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
37
De deelgemeente Kralingen Crooswijk heeft het jongerenwerk een belangrijke preventieve (m.b.v. basisvoorzieningen) en signalerende rol in de benadering van jongeren toegedacht. De bijdrage van het jongerenwerk is vastgelegd in prestatieafspraken en wordt financieel ondersteund. Daarmee is de regierol op het jongerenwerk (in ieder geval deels) politiek ambtelijk belegd. Zo stelt de deelgemeente haar eisen op het gebied van samenwerking en informatieoverdracht en wordt vooral het belang van ambulant of vindplaats gericht werken, individugericht werken en jeugdparticipatie benadrukt. Het jongerenwerk in de deelgemeente maakt een vast onderdeel van een netwerk uit, waarin een gezamenlijke aanpak voor de problematiek van de jongerengroepen in de wijk wordt geformuleerd en gerealiseerd (DOSA). Deze politiek ambtelijke druk op het jongerenwerk noodzaakt dus tot een herbezinning op haar positie en op haar kerntaken. Belangrijke nieuwe onderwerpen zijn leefbaarheid en veiligheid. In algemene zin zet deze hierboven genoemde druk aan tot een verdere professionalisering van het werk. I.v.m. het ‘veel op straat zijn’ van de groepen jongeren in de deelgemeente Kralingen Crooswijk komt er een relatief zwaarder accent op ambulant werken, wordt de relatie met de buurt en het aangaan van samenwerkingsverbanden met ketenpartners belangrijker en wordt de jongerenwerker met dilemma’s geconfronteerd (zie essentiële situatie 9) die zich voorheen niet of in mindere mate voordeden. Deze en andere factoren noodzaken tot een herbezinning op de activiteiten en kwaliteiten van het jongerenwerk. In het voorliggende competentieprofiel zijn de consequenties van het bovenstaande verwerkt. De welzijnsorganisaties Knooppunt Kralingen en Cascade zijn bij het formuleren van het competentieprofiel betrokken. Beide organisaties gaan uit van breed inzetbare jeugd- en jongerenwerkers, soms als onderdeel van de functie Sociaal Cultureel Werker en soms als bijzondere functie. Dit impliceert dat er functioneel geen onderscheid naar leeftijdsgroep jongeren, naar doelgroep jongeren of naar etnische of culturele achtergrond van de doelgroep wordt gemaakt. Feitelijk wordt er echter wel een onderscheid gemaakt naar leeftijdsgroep. Sommige werkers zijn bij uitstek geschikt voor het werk met kinderen tot ongeveer 10 jaar. Anderen zijn het meest op hun plaats bij groepen met oudere jongeren. Het voorliggende competentieprofiel heeft betrekking op de jongerenwerker die zich richt op groepen jongeren vanaf ongeveer 10 jaar. Daarbij is het uitgangspunt dat iedere jongerenwerker op de gehele leeftijdsgroep jongeren inzetbaar is en dat hij alle inpandige en ambulante werkzaamheden moet kunnen voorbereiden, organiseren en uitvoeren en de contacten daarover met ketenpartners moet kunnen onderhouden. Bij het opstellen van competentieprofielen gaat het vooral om het beschrijven van feitelijke werkzaamheden en de in de praktijk te tonen vaardigheden, gedragsstijlen en toe te passen kennis. Daarom is enerzijds gekozen voor een inventarisatie van de feitelijke situatie op basis van gesprekken met jongerenwerkers uit de welzijnsorganisaties Knooppunt Kralingen en Cascade en met leidinggevenden en coördinatoren uit beide organisaties. Voorts zijn er gesprekken gevoerd met de deelgemeente Kralingen Crooswijk, met de gemeentelijk coördinator jongerenwerk, met de opleiding CMV van de Hogeschool Rotterdam, is kennis genomen van beleidsnotities, zijn bijeenkomsten over het jongerenwerk bijgewoond, e.d.
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
38
COMPETENTIEPROFIEL JONGERENWERKER
1
DOEL
Verzorgt de individuele en groepsgerichte ambulante en inpandige agogische begeleiding van de leeftijdscategorie jongeren vanaf 10 jaar en daarbinnen van alle doelgroepen jongeren. Verzorgt de dagelijkse afstemming over (groepen) jongeren met gemeentelijke en niet gemeentelijke instanties en andere direct betrokkenen. Is gericht op de sociaal, cognitieve, creatieve en emotionele ontwikkeling van jongeren. Levert binnen de deelgemeente een bijdrage aan de aanpak van de jongerenproblematiek en aan het bevorderen van de veiligheid en de sociale cohesie binnen de wijk. 2
POSITIE -
-
3
Heeft een intensief contact binnen en buiten de instelling met doelgroepen jongeren. Heeft contact met gemeentelijke instanties, hulpverleningsinstanties, winkeliersverenigingen, buurtbewoners, sportclubs, etcetera t.b.v. de afstemming over projecten en activiteiten voor de doelgroep en voor individuele jongeren. Heeft contact met ouders/verzorgers voor het verzamelen of verstrekken van informatie, voor het realiseren van betrokkenheid bij de activiteiten, of voor praktische ondersteuning bij de opvoeding van de jongeren. Heeft contact met stagiaires en vrijwilligers over de dagelijkse uitvoering van jongerenactiviteiten en in het kader van hun begeleiding. Neemt deel aan teamvergaderingen t.b.v. de onderlinge afstemming van activiteiten.
RESULTAATGEBIEDEN 3.1
Diagnose Zoekt de jongeren op plaatsen op, waar zij doorgaans hun vrije tijd doorbrengen. Legt contacten en bouwt een werkrelatie op met jongeren. Signaleert wensen, behoeftes, problemen en ambities bij de doelgroep, onderzoekt en analyseert de mogelijkheden om de jongeren te activeren en/of de beperkingen die de persoonlijke ontwikkeling van de jongeren in de weg staan. Brengt samen met de betrokken ketenpartners de problematiek van de doelgroep jongeren in kaart en formuleert mogelijke oplossingsrichtingen.
3.2
Programmering inpandige en ambulante projecten en activiteiten Organiseert en coördineert projecten en activiteiten binnen en buiten de instelling. Stemt het aanbod af op de mogelijkheden, wensen en interesses van de jongeren. Stelt een plan van aanpak en een draaiboek op met een beschrijving van de situatie, omschrijving van de doelgroep, de doelen en beoogde resultaten, de samenhang en samenwerking met andere activiteiten, het tijdspad, het noodzakelijke budget, capaciteitsinzet, evaluatiepunten, enz. Beheert het budget. Legt (tussentijds) verantwoording af over de voortgang van het project of activiteit.
3.3
Jongerenparticipatie Stimuleert jongeren tot en betrekt en begeleidt hen bij de voorbereiding, uitwerking en uitvoering van projecten en activiteiten.
3.4
Programma-uitvoering Geeft uitvoering aan en begeleidt een breed spectrum aan groeps-, situatie-, of persoonsgerichte activiteiten binnen en buiten de instelling voor verschillende doelgroepen jongeren. Bevordert en begeleidt de onderlinge contacten tussen jongeren en stuurt en intervenieert in groepsdynamische processen.
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
39
3.5
Begeleiding individuele jongeren Verzorgt op een methodische wijze de agogische begeleiding van jongeren. Stimuleert en begeleidt jongeren in hun ontwikkeling op sociaal, cognitief, creatief en emotioneel gebied en verzorgt de toeleiding naar hulpverlening, correctie en/of nazorg.
3.6
Speel- en leefklimaat Biedt gezelligheid, geborgenheid en een structuur van werken aan die bijdragen aan een veilig, gastvrij en stimulerend speel- en leefklimaat op straat en binnen de instelling.
3.7
Praktische dienstverlening Stimuleert en begeleidt de jongeren bij onder andere het vinden van werk, scholing en opleiding, het maken van huiswerk, het zoeken van contact met gemeentelijke en overheidsdiensten.
3.8
Bevordering betrokkenheid van het systeem Biedt praktische pedagogische ondersteuning aan ouders en verzorgers bij de opvoeding van de jongeren. Bevordert de inbreng van de sociale structuur door bijvoorbeeld het betrekken van omwonenden, samenwerkingspartners, enz. bij het wel en wee van hangplekken en speelplaatsen, of door het aanbieden van lesprogramma’s voor ouders (ICT), of door het organiseren van koffieochtenden, e.d.
3.9
Informatieverstrekking en doorverwijzing Verstrekt informatie over het aanbod van de instelling aan de jongeren en hun ouders of verzorgers. Informeert hen over de regels en de gang van zaken. Adviseert en informeert jongeren over onderwerpen van zakelijke of meer algemene aard en verwijst hen waar nodig door naar (hulpverlenings) instanties.
3.10 Externe afstemming met ketenpartners (signalering) Verzorgt de operationele afstemming met gemeentelijke en andere instellingen over de jongeren binnen de buurt en over de (voortgang in de) aanpak van specifieke doelgroepen en van individuele jongeren. Signaleert grensoverstijgend handelen van individuele jongeren. Geeft vorm en inhoud aan de samenwerking met deze instellingen. 3.11 Netwerkvorming Ontwikkelt en houdt een netwerk in stand met onder andere de (potentiële) doelgroep, gemeentelijke instanties, zorginstellingen, vrijwilligers. Neemt deel aan relevante netwerkoverleggen. 3.12 Rapportage Stelt dagrapportages op van de activiteiten. Bespreekt binnen het team de dagelijkse gebeurtenissen en genomen maatregelen binnen de groep en bij individuele jongeren. 3.13 Groeps- en organisatiegebonden activiteiten Voert enkele overkoepelende activiteiten, zoals financieel administratieve taken (kas), organisatorische taken (roosters, telefoon) en taken m.b.t. het beheer van materialen en ruimtes, uit. Levert een bijdrage aan het organiseren van informatiebijeenkomsten, e.d. 3.14 Begeleiding stagiaires en vrijwilligers Begeleidt en coacht stagiaires en vrijwilligers bij de uitvoering van de activiteiten.
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
40
3.15 Beleidsbijdragen Signaleert maatschappelijke ontwikkelingen en trends op straat. Levert bijdragen aan het instellingsbeleid en aan het verbeteren van de dienstverlening van de instelling. Draagt bij aan de ontwikkeling van een gemeenschappelijk normbesef over de omgang met jongeren. 4
ESSENTIËLE SITUATIES 4.1
Contact leggen De kern van het jongerenwerk ligt in het contact met de doelgroep. Alleen in dat contact kan de jongerenwerker de problemen en tekortkomingen van de jongeren analyseren, hun mogelijkheden, wensen en behoeftes verkennen en kan hij bijdragen aan de ontwikkeling van de jongeren. Echter, allereerst is de acceptatie van de jongerenwerker niet vanzelfsprekend en daarnaast verschillen de doelgroepen qua milieu, problematiek, opleidingsniveau, leeftijd en etnische en culturele achtergrond onderling sterk. De allerhoogste eisen worden derhalve gesteld aan het vermogen van de jongerenwerker om met groepen jongeren met zeer verschillende kenmerken contact te kunnen maken. Zo verschilt de doelgroep jongeren vanaf circa 10 jaar onderling enorm. Hun gedrag varieert van luidruchtig aanwezig tot overlastgevend of soms planmatig crimineel gedrag. Sommige groepen kenmerken zich door veel solidariteit en zich afzetten t.o.v. de omgeving, andere groepen kenmerken zich vooral door veel onderlinge rivaliteit. Sommige groepen staan open voor contact met het jongerenwerk. Andere groepen tonen zich argwanend, kennen sterke nationalistische gevoelens en zijn zeer terughoudend in het contact. Vooral de laatste groep vereist een subtiele aanpak en zal veel tijd en geduld van de jongerenwerker vragen. Het gedrag van de jongerenwerker kenmerkt zich door een gepaste identificatie met de doelgroep en laagdrempeligheid. Zo draagt de jongerenwerker bijvoorbeeld geen significant afwijkende kleding en 11 kent hij de in de ogen van de doelgroep belangrijke woorden, televisieprogramma’s en muziek. Hij richt zijn aandacht volledig op de groep jongeren. Hij is gemakkelijk toegankelijk, heeft een open houding, geeft steun, gebruikt geen ‘grote woorden’, heeft humor, straalt enthousiasme uit, e.d. Kortom, de jongerenwerker kan de jongeren het gevoel geven dat hij naast hen staat en betrokken is. De toenemende culturele en etnische diversiteit van de groep jongeren en ouders veronderstelt interesse in de verschillende culturen en in staat zijn om in de omgang met de jongeren en ouders hiermee rekening te houden. Omdat de jongerenwerker vrijwel altijd gebiedsgebonden werkt is voorts zijn bekendheid met de geschiedenis van het gebied, culturele samenstelling, belangentegenstellingen, e.d. van belang. Voorts is het van belang dat hij bekend is met de opvattingen van de deelgemeente over de wijk. Vaardigheden: Mondelinge uitdrukkingsvaardigheid (belangrijk), sensitiviteit (essentieel), waarnemen (essentieel), multicultureel bewustzijn (belangrijk).
4.2
Omgaan met agressie In mindere mate op straat en vooral voor het inpandig werken (i.v.m. de strakkere regels) geldt dat verbaal geweld en agressie toenemen. De jongerenwerker ziet of voelt de spanning en kan hier op een rustige en kalme, maar vooral besliste manier mee omgaan. Afhankelijk van de situatie kan de jongerenwerker kiezen voor onderhandelen, korte aanwijzingen geven, soms fysiek ingrijpen, straffen, negeren, enz. Staan voor dat wat je zegt en stevigheid (authentiek gedrag) zijn van belang in dergelijke situaties. Vaardigheden: Sensitiviteit (essentieel), flexibel gedrag (essentieel), zelfvertrouwen (belangrijk).
11
Waar hij of zijn staat, kan ook zij of haar gelezen worden.
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
41
4.3
Omgaan met eigen referentiekader en emoties Het dagelijks werken met jongeren doet een zwaar appèl op het uithoudings-, incasserings- en relativeringsvermogen (een dikke huid hebben) en op het vermogen van zelfreflectie van de jongerenwerkers. Onder andere komt dit doordat: -
-
De jongerenwerkers in het duaal leertraject vaak afkomstig zijn uit de doelgroep jongeren en niet veel ouder zijn dan de doelgroep. Het werken met deze doelgroepen jongeren als gevolg van manipulatief gedrag, geconfronteerd worden met ethische kwesties (abortus, criminaliteit), druk vanuit de deelgemeente op het signaleren van (potentieel) crimineel gedrag, onvoldoende medewerking van andere instanties, schaarse middelen, gebrek aan tijd, klachten van buurtbewoners, vaak een zware geestelijke belasting betekent. Een ‘te veel betrokkenheid’ op de doelgroep gemakkelijk kan leiden tot vervaging van de belangrijke grens tussen de gewenste afstand en de soms noodzakelijke nabijheid en daardoor tot eventuele normvervaging.
Het is van groot belang dat de jongerenwerker inzicht heeft in zijn eigen normatieve kader ten opzichte van de jongeren, ouders, buurtbewoners en andere instanties en dat hij zijn emoties en twijfels met zijn collega’s kan bespreken. Een positieve grondhouding ten opzichte van jongeren is een vereiste. Iedere dag moet de jongerenwerker zijn opvattingen over jongeren tussen haakjes kunnen plaatsen en weer met een schone lei kunnen beginnen. Vaardigheden: Zelfreflectie (essentieel). 4.4
Maatschappelijke waarden en normen bespreekbaar maken Op straat liggen vele morele dilemma’s. De toenemende terroristische dreiging, jeugdcriminaliteit, werkeloosheid en een mogelijk uitzichtloos bestaan zijn hiervan voorbeelden. De jongerenwerker heeft onder andere tot taak om, waar de gelegenheid zich voordoet, deze lastige maatschappelijke onderwerpen bespreekbaar te maken. De jongerenwerker moet de jongeren uitnodigen en stimuleren om op een constructieve wijze met elkaar ervaringen en opvattingen over geloof, ethiek, e.d. uit te wisselen. Omdat de emoties in deze discussies vaak hoog oplaaien is het van belang dat hij de regels voor een vruchtbaar gesprek kan stellen en handhaven en ingrijpt waar naar zijn mening de grenzen van algemeen aanvaarde maatschappelijke normen en waarden worden overschreden. Het is dus essentieel dat de jongerenwerker een sterk ontwikkeld normen- en waardenbesef heeft. Vaardigheden: Initiatief (belangrijk), integriteit (essentieel).
4.5
Klantgerichtheid Het programma-aanbod van het jongerenwerk moet dominant vraaggestuurd zijn, waarbij vooral het belang van jongerenparticipatie, zowel in de voorbereiding als uitvoering benadrukt wordt. Dit betekent dat het aanbod optimaal is afgestemd op de wensen, behoeftes en mogelijkheden van de doelgroepen jongeren. Participatie van jongeren is niet vanzelfsprekend. Centraal staat hierbij het vermogen van de jongerenwerker om zich vooral in de leefwereld van de ander te verplaatsen en de jongeren te stimuleren en hen aan te moedigen tot een actieve betrokkenheid bij de formulering en realisatie van de activiteiten. De bomen groeien echter niet tot in de hemel. Het is dus van belang dat de jongerenwerker de verzoeken van de jongeren kan beoordelen op toegevoegde waarde en op financiële of praktische consequenties en dat hij, ondanks een mogelijke (emotionele) druk vanuit de jongeren, zijn grens kan aangeven en hieraan kan vasthouden. Vaardigheden: Stimuleren (belangrijk), klantgericht gedrag (belangrijk).
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
42
4.6
Diagnostiek De jongerenwerker is géén hulpverlener, hoewel hij wel als zodanig door jongeren en ouders geregeld benaderd wordt. In verband met de vaak complexe sociaal-psychologische problematiek van de jongeren is het essentieel dat de jongerenwerker tijdig de ernst van een situatie kan onderkennen en kan interpreteren en zich bewust toont van zijn eigen mogelijkheden en beperkingen. Hij kan het moment duiden waarop inmenging van- of doorverwijzing naar andere hulpverlening noodzakelijk is. Vaardigheden: Probleemanalyse (belangrijk), oordeelsvorming (essentieel).
4.7
Resultaatgericht werken Steeds meer speelt het jongerenwerk zich in het openbaar af. Vanuit de deelgemeente wordt de belangrijke preventieve en curatieve rol van het jongerenwerk voor de wijkveiligheid met managementcontracten en financiële stimulansen benadrukt. Een zwaarder accent op ambulant werken, consequente samenwerking met ketenpartners en casusoverleg zijn belangrijke maatregelen. Het jongerenwerk moet veel meer dan nu transparant zijn over geboekte resultaten. Het is daartoe cruciaal dat de jongerenwerker allereerst de doelmatigheid en doeltreffendheid van de inzet van middelen (capaciteit, geld, activiteiten) in het licht van de bestuurlijke opdracht kan bepalen. Natuurlijk moet hij steeds gericht zijn op het benutten van kansen en mogelijkheden die zich in de concrete situatie voordoen. Echter, cruciaal is dat hij zich daarbij ook voortdurend moet afvragen of hij met zijn inzet, zijn activiteiten, zijn groepsgesprekken, etcetera bijdraagt aan de bestuurlijke taakstelling. Over zijn keuzes kan hij achteraf naar alle betrokkenen gemotiveerd rekenschap afleggen. Vaardigheden: Oordeelsvorming (essentieel).
4.8
Bruggen bouwen (intermediaire rol) De resultaatgerichte oriëntatie doet voorts een zwaar beroep op het vermogen van de jongerenwerker tot samenwerking en tot het bijtijds zoeken van afstemming. De afstemming met ouders, omwonenden, scholen, opbouwwerk, politie, sportclubs, winkeliersvereniging, enz. is voor het optimaliseren van de ontwikkelingskansen en ter voorkoming van shopgedrag en rondpompen van jongeren van groot belang. Centraal hierbij staat het vermogen van de jongerenwerkers om de barrières met vooral de gemeentelijke instanties (zoals de buurtagent, die van oudsher meer op repressie is gericht) te overbruggen. Daartoe dienen zij oog te hebben voor andermans referentiekader en tonen zij de bereidheid om de eigen overwegingen ter discussie te stellen, dan wel aan te passen. Vaardigheden: Samenwerken (essentieel), zelfreflectie (essentieel).
4.9
In wijsheid handelen Enerzijds moet de jongerenwerker over en weer vertrouwen opbouwen met zijn doelgroep jongeren om een bijdrage aan de ontwikkeling van de jongeren te kunnen leveren. Anderzijds moet hij het contact met de jongere (n) ook gebruiken voor het signaleren van zaken die de veiligheid in de wijk of van personen kunnen raken. In controversiële zaken waarbij zijn goede contact en andermans of wellicht zijn eigen veiligheid in het geding zijn, wordt van hem verwacht dat hij het vertrouwen dat hij geniet binnen de doelgroep tegen de mogelijk onaanvaardbare risico’s kan afwegen en in wijsheid kan handelen. Deze situatie stelt voorts hoge eisen aan het inzicht van de jongerenwerker in zijn drijfveren voor zijn handelen. Immers, alleen op basis van dat inzicht kan hij achteraf over de ratio van zijn keuzes communiceren. Vaardigheden: Oordeelsvorming (essentieel), integriteit (essentieel), zelfreflectie (essentieel).
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
43
4.10 Kwaliteit van de interventies De projecten en activiteiten voor de jongeren zijn geen doel op zich. De projecten en activiteiten zijn de middelen waarmee de jongerenwerker probeert een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de jongeren. Zowel op straat als binnen de muren van de instelling leidt en begeleidt de jongerenwerker de groepsprocessen en beslist binnen methodische kaders over zijn interventies richting de individuele jongere of zijn interventies binnen de groep. Het inspelen op- en het beïnvloeden van het gedrag en de emoties van jongeren vormt de kern van het handelen van de jongerenwerker. Dit proces begint met het aanvoelen, waarnemen, onderkennen en interpreteren van de groepsdynamiek en het individuele gedrag en de emoties van jongeren. De jongerenwerker moet dus beschikken over een goed waarnemingsvermogen en in staat zijn om een groep jongeren te overzien. Vaardigheden: Waarnemen (essentieel), sensitiviteit (essentieel). 4.11 Gerichtheid op eigen ontwikkeling Het leren in een praktijk leertraject krijgt vooral in de praktijk gestalte en is intensief. De toekomstige jongerenwerkers worden binnen de instelling begeleid en beoordeeld en worden uitgenodigd om op hun dagelijkse werk en op hun functioneren als beroepsoefenaar te reflecteren. Voor veel van hen is het een opstap naar een eerste vaste baan. De meeste leerlingen in het traject zijn afkomstig uit de doelgroep en proberen deze doelgroep nu te ontgroeien. Hun oriëntatie is vooral gericht op de omgang met de jongeren en hen te doen inzien dat er kansen in de samenleving liggen. Het willen vergaren van kennis over onder andere ontwikkelingspsychologie, opvoedingspatronen of werkmethoden is over het algemeen een mindere drijfveer. Voorts zijn zij werkzaam is een dynamisch werkgebied. Nieuwe doelgroepen, nieuwe methodieken, maatschappelijke ontwikkelingen, enz. nopen tot een voortdurend op de hoogte blijven van ontwikkelingen en het kunnen toepassen daarvan in de dagelijkse praktijk. Voor het succesvol kunnen doorlopen van het praktijk leertraject is het dus van belang dat de kandidaten doorzettingsvermogen en discipline tonen. Voorts is het van belang dat zij over het vermogen beschikken om consequent en systematisch op hun werk en op hun positie als beroepsbeoefenaar te reflecteren en zich de intentie en uitwerking van methodische kaders snel eigen te kunnen maken en deze consequent te kunnen toepassen. Vaardigheden: Leervermogen (belangrijk), motivatie (belangrijk), zelfreflectie (essentieel). 5
COMPETENTIES 5.1 Vaardigheden 5.1.1
Essentieel
De volgende gedragsvaardigheden zijn op basis van de essentiële situaties in hoofdstuk 4 essentieel voor het goed kunnen vervullen van de taken van de jongerenwerker. Iemand die niet in zeer hoge mate over de volgende vaardigheden beschikt, kan vermoedelijk de functie niet naar behoren vervullen. 5.1.1.1 Sensitiviteit: toont de gevoelens en behoeften van anderen en het effect van eigen handelen op anderen te onderkennen. 5.1.1.2 Waarnemen: Overziet een groep jongeren, onderkent collectieve gedragspatronen en signaleert individueel afwijkend gedrag en verholen gedrag. 5.1.1.3 Oordeelsvorming: weegt gegevens en mogelijke handelwijzen in het licht van relevante criteria tegen elkaar af en komt tot realistische beoordelingen. 5.1.1.4 Flexibel gedrag: verandert de eigen gedragsstijl teneinde een bepaald doel te bereiken. 5.1.1.5 Samenwerken: draagt bij aan een gezamenlijk resultaat ook wanneer de samenwerking een onderwerp betreft dat niet direct tot de eigen taak behoort of een mogelijk controversieel onderwerp betreft. 5.1.1.6 Integriteit: handhaaft op consistente wijze algemeen aanvaarde sociale en ethische normen in woord en gedrag. Toont zich hierop aanspreekbaar en spreekt anderen hierop aan. 5.1.1.7 Zelfreflectie: laat blijken eigen gedrag en standpunten kritisch te evalueren en open te staan voor evaluatie door anderen. Toont te leren van deze evaluaties door wijziging van het eigen gedrag of de eigen standpunten. 5.1.2
Belangrijk
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
44
De volgende gedragsvaardigheden zijn belangrijke drempelvaardigheden. Ook deze vaardigheden zijn analytisch uit de essentiële situaties in hoofdstuk 4 afgeleid. Een lage score op deze drempelvaardigheden betekent dat de functie vermoedelijk slechts met moeite vervuld kan worden. 5.1.2.1 Stimuleren: motiveert anderen tot actie en betrokkenheid om een bepaald van tevoren gedefinieerd resultaat te bereiken. 5.1.2.2 Mondelinge uitdrukkingsvaardigheid: maakt feiten, ideeën en oordelen aan anderen in begrijpelijke taal mondeling duidelijk. 5.1.2.3 Probleemanalyse: signaleert problemen, zoekt actief naar benodigde informatie, herkent deze en legt verbanden tussen gegevens. 5.1.2.4 Leervermogen: neemt nieuwe informatie in zich op en past deze effectief toe. 12 5.1.2.5 Klantgericht gedrag: onderzoekt wensen en behoeften van de klant of gebruiker en handelt hiernaar. 5.1.2.6 Multicultureel bewustzijn: gaat om met mensen van andere culturen, leeft zich in en bekijkt zaken vanuit een ander cultureel perspectief. 5.1.2.7 Initiatief: signaleert kansen en handelt ernaar. Begint liever uit zichzelf dan passief af te wachten. 5.1.2.8 Motivatie: toont gedrag dat getuigt van het stellen van hoge eisen aan het eigen werk, 13 de dienstverlening aan anderen en in de studie. 5.1.2.9 Zelfvertrouwen: treedt zeker en met rust op en handhaaft deze indruk, ook bij tegenspel of emoties van anderen. 5.2 Gedragsstijl 5.2.1 5.2.2 5.2.3
Omgeving: de gerichtheid op de omgeving, het belang hiervan onderkennen en de omgeving als uitgangspunt nemen voor het eigen handelen. Resultaat: de gerichtheid op het behalen van resultaten en dit als uitgangspunt nemen voor het eigen handelen. Coaching: de gerichtheid op het begeleiden en ontwikkelen van jongeren en dit als uitgangspunt nemen voor het eigen handelen.
5.3 Kennis Op basis van het voorliggende competentieprofiel zijn in ieder geval de volgende kenniskenmerken relevant. Kennis van, maar vooral het kunnen toepassen van: 5.3.1
Kennis van de maatschappij:
5.3.1.1 Maatschappelijke, politieke, demografische, sociografische, sociaal-culturele ontwikkelingen. 5.3.1.2 Wet- en regelgeving op het werkgebied. 5.3.1.3 Normen en waarden in de Nederlandse en in andere culturen. Omgaan met multiculturaliteit. 5.3.1.4 Maatschappelijke thema’s (terrorisme, jeugdcriminaliteit, werkeloosheid, etcetera) vanuit een multicultureel perspectief. 5.3.1.5 Onderwerpen die de integriteit van het kind/de jongere kunnen aantasten en over de procedures over hoe hiermee om te gaan. 5.3.2
Kennis van het werkveld:
5.3.2.1 Kenmerken doelgroepen jongeren. 5.3.2.2 Ontwikkelingen binnen de wijk in een historisch perspectief kunnen plaatsen. 5.3.3
Kennis van de belanghebbenden:
5.3.3.1 Sociale kaart en relevant netwerk van overheids- en gemeentelijke instanties en andere organisaties en instellingen (formele kenmerken, maar ook belangen). 5.3.4
12 13
Vakkennis:
Van belang in het praktijkleertraject. Zie hierboven.
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
45
5.3.4.1 Pedagogiek, ontwikkelingspsychologie kinderen, jong volwassenen, eerste fasen van adolescentie, agogiek, psychopathologie als gescheiden kennisdomeinen en op een geïntegreerd niveau t.b.v. diagnostiek en analyse. 5.3.4.2 Individuele-, groeps- of relatiegerichte methoden. 5.3.4.3 Kenmerken van en methoden voor het omgaan met groepsdynamica. 5.3.4.4 Methoden voor het omgaan met conflicten en agressie. 5.3.4.5 Methoden op het gebied van sport en spel. 5.3.4.6 Methoden op het gebied van conflicthantering en onderhandeling. 5.3.4.7 Professionele methoden, zoals intervisie, supervisie, coaching. 5.3.4.8 Communicatiepatronen. 5.3.4.9 Materiaalgebruik, creatieve en ludieke werkvormen. 5.3.4.10 Resultaatgerichte planvorming, activiteiten formuleren en investeringen schatten. 5.3.4.11 Veel voorkomende protocollen, procedures, e.d. 5.3.5
Kennis over kennis:
5.3.5.1 Weten waar kennis te halen is en hoe deze kennis toegankelijk te maken is.
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
46
Competentiesystematiek OVERZICHT GEDRAGSVAARDIGHEDEN
A. Beïnvloeden
E. Relatie tot anderen
1. 2. 3. 4. 5. 6.
25. Flexibel gedrag 26. Samenwerken 27. Vasthoudendheid 28. Aanpassingsvermogen 29. Klantgericht gedrag 30. Multicultureel bewustzijn 31. Assertiviteit
Sturen op resultaat Besluitvaardigheid Stimuleren Ontwikkelen Divergent denken Overtuigingskracht
B. Communiceren
F. Motivationeel gedrag
7. 8. 9. 10. 11. 12.
32. Initiatief 33. Ambitie 34. Motivatie 35. Energie 36. Betrokkenheid 37. Integriteit 38. Zelfreflectie
Luisteren Instrueren Mondelinge uitdrukkingsvaardigheid Schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid Sensitiviteit Waarnemen
C. Probleemoplossing
G. Positionering
13. 14. 15. 16. 17. 18.
39. Zelfvertrouwen 40. Stevigheid 41. Durf 42. Zelfstandigheid 43. Sociabiliteit 44. Stressbestendigheid 45. Omgevingsbewustzijn
Visie Oordeelsvorming Probleemanalyse Organisatiesensitiviteit Creativiteit Leervermogen
D. Operationele effectiviteit 19. 20. 21. 22. 23. 24.
Plannen en organiseren Time management Zorgvuldigheid Voortgangscontrole Discipline Handvaardigheid
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
47
1.
GEDRAGSVAARDIGHEDEN
A.
Beïnvloeden
1.
Sturen op resultaat: formuleert in termen van kwaliteit en kwantiteit de te bereiken resultaten en evalueert het bereiken ervan. Besluitvaardigheid: neemt beslissingen door het ondernemen van acties of legt zich vast door het uitspreken van meningen. Stimuleren: motiveert anderen tot actie en betrokkenheid om een bepaald van tevoren gedefinieerd resultaat te bereiken. Ontwikkelen: verkent de ontwikkelbehoeften van kinderen en spant zich in om hun ontwikkeling op een hoger niveau te brengen. Divergent denken: biedt aan kinderen verschillende wegen, denksporen en zienswijzen aan teneinde hun denkproces en creativiteit te stimuleren. Overtuigingkracht: toont gedrag dat gericht is op anderen te overtuigen van een bepaald standpunt en instemming te krijgen met bepaalde plannen of ideeën.
2. 3. 4. 5. 6.
B. Communiceren 7.
Luisteren: toont belangrijke informatie op te pikken uit mondelinge mededelingen. Vraagt door en gaat in op reacties. 8. Instrueren: presenteert opdrachten, oplossingswegen en oordelen op een heldere wijze. Maakt hierbij gebruik van verbale en non-verbale communicatie en communicatiemiddelen. 9. Mondelinge uitdrukkingsvaardigheid: maakt feiten, ideeën en oordelen aan anderen in begrijpelijke taal mondeling duidelijk. 10. Schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid: stelt feiten, ideeën en oordelen in begrijpelijke en correcte taal op schrift. 11. Sensitiviteit: toont de gevoelens en behoeften van anderen en het effect van eigen handelen op anderen te onderkennen. 12. Waarnemen: Overziet een groep kinderen, onderkent collectieve gedragspatronen en signaleert individueel afwijkend gedrag en verholen gedrag. C.
Probleemoplossing
13. Visie: neemt afstand van de dagelijkse praktijk. Concentreert zich op hoofdlijnen en op lange termijnbeleid. 14. Oordeelsvorming: weegt gegevens en mogelijke handelwijzen in het licht van relevante criteria tegen elkaar af en komt tot realistische beoordelingen. 15. Probleemanalyse: signaleert problemen, zoekt actief naar benodigde informatie, herkent deze en legt verbanden tussen gegevens. 16. Organisatiesensitiviteit: onderkent de invloed en de gevolgen van eigen beslissingen of activiteiten op andere onderdelen van de organisatie. 17. Creativiteit: komt met oorspronkelijke oplossingen voor problemen die met de functie verband houden. Bedenkt nieuwe werkwijzen ter vervanging van een traditionele aanpak en/of benadering. 18. Leervermogen: neemt nieuwe informatie in zich op en past deze effectief toe. D.
Operationele effectiviteit
19. Plannen en organiseren: bepaalt prioriteiten en geeft de benodigde acties, tijd en middelen aan. Evalueert de voortgang en stelt de planning en opzet bij. 20. Time management: overziet de eigen werkzaamheden, deelt deze planmatig in, geeft de te besteden tijd aan en houdt zich hieraan. 21. Zorgvuldigheid: kan langdurig en effectief omgaan met (detail)informatie. Werkt accuraat en maakt weinig fouten, controleert het eigen werk en dat van anderen op fouten. 22. Voortgangscontrole: stelt procedures op en voert deze uit om de voortgang van processen, taken of activiteiten van medewerkers, alsook de voortgang van eigen activiteiten en verantwoordelijkheden te bewaken en te controleren. 23. Discipline: voegt zich naar het beleid en/of de procedures van de organisatie. Zoekt bij veranderingen bevestiging bij de juiste autoriteit. 24. Handvaardigheid: voert handelingen uit, al dan niet met gebruikmaking van gereedschappen of hulpmiddelen, die tot een beoogd product of effect leiden. E. Relatie tot anderen 25. Flexibel gedrag: verandert de eigen gedragsstijl teneinde een bepaald doel te bereiken. 26. Samenwerken: draagt bij aan een gezamenlijk resultaat ook wanneer de samenwerking een onderwerp betreft dat niet direct tot de eigen taak behoort of een mogelijk controversieel onderwerp betreft. Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
48
27. Vasthoudendheid: blijft bij een bepaald actieplan of een bepaalde opvatting totdat het beoogde doel is bereikt of ophoudt rederlijkerwijze bereikbaar te zijn. 28. Aanpassingsvermogen: blijft doelmatig handelen door zich aan te passen aan veranderende omgeving, taken, verantwoordelijkheden en/ of mensen. 29. Klantgericht gedrag: onderzoekt wensen en behoeften van de klant of gebruiker en handelt hiernaar. 30. Multicultureel bewustzijn: gaat om met mensen van andere culturen, leeft zich in en bekijkt zaken vanuit een ander cultureel perspectief. 31. Assertiviteit: komt voor de eigen mening uit en komt voor het eigen belang op, ook indien anderen hierop negatief reageren. Motivationeel gedrag 32. Initiatief: signaleert kansen en handelt ernaar. Begint liever uit zichzelf dan passief af te wachten. 33. Ambitie: spant zich in het kader van zijn loopbaan en/of beroep in zich verder te ontwikkelen en succes te boeken. 34. Motivatie: toont gedrag dat getuigt van het stellen van hoge eisen aan het eigen werk, de dienstverlening aan anderen en in de studie. 35. Energie: is, wanneer de functie dat vraagt, gedurende een lange periode in hoge mate actief. Werkt hard. Heeft uithoudingsvermogen. 36. Betrokkenheid: toont betrokkenheid bij de kerntaak van de organisatie en het eigen beroep. Weet deze betrokkenheid op anderen over te dragen. 37. Integriteit: handhaaft op consistente wijze algemeen aanvaarde sociale en ethische normen in woord en gedrag. Toont zich hierop aanspreekbaar en spreekt anderen hierop aan. 38. Zelfreflectie: laat blijken eigen gedrag en standpunten kritisch te evalueren en open te staan voor evaluatie door anderen. Toont te leren van deze evaluaties door wijziging van het eigen gedrag of de eigen standpunten. E.
Positionering
39. Zelfvertrouwen: treedt zeker en met rust op en handhaaft deze indruk, ook bij tegenspel of emoties van anderen. 40. Stevigheid: neemt standpunten in en onderneemt acties die meer gebaseerd zijn op eigen overtuigingen dan op een verlangen anderen een plezier te doen. 41. Durf: gaat risico’s aan om uiteindelijk een bepaald herkenbaar voordeel te behalen. 42. Zelfstandigheid: neemt initiatief door zaken zelf uit te zoeken, een zaak buiten de gebaande kaders te verkennen en anderen attent te maken op nieuwe feiten en mogelijke openingen. 43. Sociabiliteit: begeeft zich zonder moeite onder andere mensen. Stapt gemakkelijk naar anderen toe en mengt zich gemakkelijk in gezelschap. 44. Stressbestendigheid: blijft effectief presteren onder tijdsdruk, bij tegenslag, teleurstelling of tegenspel en druk door anderen. 45. Omgevingsbewustzijn: laat blijken goed geïnformeerd te zijn over maatschappelijke en politieke ontwikkelingen of andere omgevingsfactoren en deze kennis effectief te benutten voor de eigen functie of organisatie.
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
49
Bijlage 2
Informanten en contactpersonen
Onderwijs
Zadkine Albeda Hogeschool Rotterdam In Holland
Marianne Evegroen Peer van Ottink Peter Dijkstra Melanie Rietveld
Deelgemeenten
Prins Alexander Feijenoord Charlois Kralingen-Crooswijk Overschie Hillegersbergrsberg-Schiebroek Delfshaven Hoek van Holland Noord Wijkraad voor Pernis Hoogvliet Centrumraad IJsselmonde
Nico Filon Christa Koets Herman Gerrits Margreet van Rosmalen Mirjam Peters Henny Buter Carolien de Vries Wilma van Oeffelt Simon Ouwerkerk Paul Hupsel Saskia Hak Boris Dumfries Bouke Caton
Welzijnsinstellingen
The Mall Stichting Buurtwerk Alexander
Setkin Sys Peter Slot Karin van Wijk Frank Nisse Anja Zevenbergen Freek Scharloo Paul Goote René van Hulst Henno benning Cyrus Johnson Jeroen Zaan Denise van Dillen Lafdil Chibib Karim Zoundri Jan Schellekens Mohammed Insi Miranda Hewitt Marrie Henderson Abdel Boulhrir Farid Boukhari Ibrahim Tonga Arjan Verwoerd Peter Hartog Aloui Aloui
JACD Stichting Disck
Stichting Welzijn Hoogvliet Stichting Thermiek en HIS Cascade Crooswijk
Charlois’ Welzijn
Knooppunt Kralingen ’t Lispunt (Welzijn Noord) Stichting Welzijn Feijenoord
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
50
Stichting DOCK, Hoek van Willem Jongbloed Michel da luz Pereira Holland Stichting Perspect IJsselmonde Harold Sauer Jan Schouwstra Aniel Gopi Overige
Stadsmerk Stichting Jong Rotterdam
Truida de Raaf Dick Smit
Stuurgroep
Hogeschool Rotterdam Zadkine Albeda In Holland Knooppunt Kralingen Welzijn Noord Deelgemeente Prins Alexander Deelgemeente Charlois Stiching Disck Programmabureau Veilig Integraal Jeugd Beleid/JOS
Peter Dijkstra Marianne Evegroen Gerard Nieuwenhuizen Karin Grootemaat Ben Hansler Marleen Bravenboer Vincent Florijn Herman Gerrits Anja Zevenbergen Jeannette Jonker Ingrid van Willigen
Adviesbureau
Adviesbureau Van Montfoort
Eline Elderman Peter Jansen
Functies en kerntaken van het Rotterdamse jongerenwerk
51