Jongerenparticipatie en het Centrum voor Jeugd en Gezin Arnhem: een goede combinatie Over de mogelijkheden naar jongerenparticipatie binnen het Centrum voor Jeugd en Gezin Arnhem
Mei 2012 Geschreven door: Hogeschool: Studentnummer: Opdrachtgever: Afstudeerbegeleider: Leerteamcoach:
Nadia Sluiter Hogeschool Utrecht, opleiding Pedagogiek 1567953 Zorgbelang Gelderland Jasmijn van de Pol Maartje ter Horst van Delden
Verklarende begrippenlijst CJG
Centrum voor Jeugd en Gezin
GGZ
Gezondheidszorg
HGM
Hulpverlening Gelderland Midden
LVG
Lichtverstandelijk gehandicapt
NJI
Nederlands Jeugdinstituut
VWS
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
1
Voorwoord Voor u ligt een onderzoeksverslag dat ik geschreven heb als afstudeeropdracht voor de opleiding Pedagogiek aan de Hogeschool Utrecht. Het afgelopen half jaar heb ik mezelf in het diepe gegooid wat betreft het doen van onderzoek. Het was niet nieuw voor mij, maar ook niet zo bekend dat het een appeltje-eitje leek. Uiteindelijk is het onderzoeksverslag afgerond en daarvoor wil ik een aantal mensen bedanken die me hebben geholpen. Ik wil mijn begeleider bedanken. Mijn begeleider Jasmijn van de Pol van Zorgbelang Gelderland, die haar uiterste best heeft gedaan om mij te ondersteunen en begeleiden. En meer heeft gedaan dan dat je van een begeleider mag verwachten. Daarnaast wil ik mijn opdrachtgever bedanken waar ik de mogelijkheid heb gekregen om dit onderzoek uit te voeren en ook een werkplek tot mijn beschikking had. Met daarbij in het bijzonder Hellen Houterman die openstond voor mijn vragen. Mijn leerteamgenoten met wie ik in deze korte tijd een band heb opgebouwd. We zitten toch met z’n allen in hetzelfde schuitje. En mijn leerteamcoach Maartje ter Horst van Delden voor haar feedback. Zij heeft ervoor gezorgd dat ik na elke leerteambijeenkomst weer met een gerust hart aan de slag kon gaan. Ook de jongeren die geheel belangeloos zich hebben ingezet, wil ik bedanken. En het Lorentz College met in het bijzonder Stefan van den Hoff, afdelingsleider bovenbouw Mavo, die het mogelijk heeft gemaakt dat ik daar mijn groepsinterview kon afnemen. Als laatste wil ik mijn moeder en een goede vriendin Nicole Bonouvrie bedanken voor het deels uitschrijven van interviews, maar vooral ook voor de morele steun die ik echt wel nodig heb gehad als ik het weer eens niet meer zag zitten. Ik ben blij dat het me is gelukt om dit onderzoek en de bijhorende uitwerking afgerond te hebben en wens u plezier met het lezen ervan.
Nadia Sluiter, Huissen, mei 2012
2
Samenvatting Dit onderzoek bestaat grofweg uit vier delen. De aanleiding met de daarbij behorende hoofdvraag en deelvragen, het theoretisch kader, de resultaten en de conclusie en aanbevelingen. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt: In hoeverre maakt het CJG Arnhem gebruik van jongerenparticipatie en welke verbeteringen zijn hierbij nodig? Deze hoofdvraag is gesteld naar aanleiding van een vraag van mijn opdrachtgever Zorgbelang Gelderland. Er is een vraag ontstaan naar de werkwijze van het Centrum voor Jeugd en Gezin in Gelderland vanuit het perspectief van de burger. Aan de hand van oriënterende gesprekken ontstond een meer gerichte vraag naar jongerenparticipatie binnen het CJG Arnhem. De hoofdvraag is beantwoord door de resultaten te vergelijken uit de eerste drie deelvragen. In de eerste deelvraag is naar aanleiding van het theoretisch kader een antwoord gegeven op wat jongerenparticipatie inhoudt. Daar is een concept model van een participatieladder uitgekomen die ook in de conclusie en aanbevelingen wordt gebruikt. De tweede deelvraag is met deskresearch beantwoord. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het CJG Arnhem geen jongerenparticipatie inzet, maar de gemeente Arnhem wel uitgangspunten voor jongerenparticipatie benoemd. Deze zijn uiteindelijk gebruikt om de tweede deelvraag te beantwoorden. De gemeente Arnhem stelt de volgende begrippen centraal: meepraten, meebeslissen en meedoen. Deze komen overeen met het concept model van de participatieladder. Deze bestaat echter uit vijf treden in plaats van drie, namelijk informeren, medeweten, meepraten, meebeslissen en meedoen. Uit de resultaten van de derde deelvraag wordt het perspectief van de jongere belicht. Het concept model van de participatieladder wordt getoetst door interviews af te nemen met jongeren. Samenvattend kan geconcludeerd worden dat het CJG Arnhem minimaal tot geen gebruik maakt van jongerenparticipatie met betrekking tot visie en beleid. Om aansluiting te vinden bij deze doelgroep is jongerenparticipatie nodig. De beste aansluiting en resultaten zullen worden verkregen door alle treden van de participatieladder te doorlopen, omdat dit het beste aansluit bij de literatuur, wat de jongeren vinden en wat het CJG Arnhem zou moeten doen. De aanbevelingen sluiten aan bij de treden van het concept model van de participatieladder. Of dit ook haalbaar is voor het CJG Arnhem is lastig te benoemen. Het is vooralsnog onduidelijk welke mogelijkheden er zijn om jongerenparticipatie toe te passen binnen het CJG Arnhem.
3
Inhoudsopgave Verklarende begrippenlijst ........................................................................................................... 1 Voorwoord................................................................................................................................... 2 Samenvatting ............................................................................................................................... 3 Leeswijzer .................................................................................................................................... 7 1
Inleiding ............................................................................................................................... 8 1.1
De organisatie.......................................................................................................................... 8
1.1.1 1.2
Aanleiding ................................................................................................................................ 8
1.2.1
Transitie jeugdzorg .......................................................................................................... 9
1.2.2
Centrum voor jeugd en gezin ........................................................................................... 9
1.3
Ecologische insteek ............................................................................................................... 10
1.3.1
2
Het CJG .......................................................................................................................... 11
1.4
Doelstelling ............................................................................................................................ 12
1.5
Relevantie .............................................................................................................................. 12
1.5.1
De jongere ..................................................................................................................... 12
1.5.2
Het CJG Arnhem ............................................................................................................. 12
1.5.3
Zorgbelang Gelderland .................................................................................................. 12
Probleemstelling ................................................................................................................. 13 2.1
Hoofdvraag ............................................................................................................................ 13
2.1.1 3
Afdeling jeugdzorg........................................................................................................... 8
Deelvragen..................................................................................................................... 13
Theoretisch kader ............................................................................................................... 14 3.1
De transitie jeugdzorg ........................................................................................................... 14
3.1.1
Landelijk......................................................................................................................... 14
3.1.2
Gemeentelijk .................................................................................................................. 15
3.2
Centrum voor Jeugd en Gezin ............................................................................................... 15
3.2.1 3.3
Aansluiten bij de doelgroep ........................................................................................... 16
Jongerenparticipatie.............................................................................................................. 17
3.3.1
Definitie ......................................................................................................................... 17
3.3.2
Participatieladders......................................................................................................... 17
3.3.3
Jongerenparticipatie nader bekeken ............................................................................. 20
3.3.4
Universele rechten van het kind .................................................................................... 20
3.3.5
Jongerenparticipatie in Arnhem .................................................................................... 20
3.3.6
Definitie van jongerenparticipatie toegespitst op dit onderzoek .................................. 21 4
4
5
Onderzoeksmethode ........................................................................................................... 23 4.1
Onderzoeksmethode per deelvraag ...................................................................................... 23
4.2
Validiteit ................................................................................................................................ 24
4.3
Betrouwbaarheid................................................................................................................... 25
4.4
Eenheden............................................................................................................................... 25
Analyse............................................................................................................................... 26 5.1
6
7
Categorieën ........................................................................................................................... 26
5.1.1
Subcategorieën .............................................................................................................. 27
5.1.2
Voorbeeld van analyse .................................................................................................. 28
Resultaten .......................................................................................................................... 29 6.1
Deelvraag 1 ............................................................................................................................ 29
6.2
Deelvraag 2 ............................................................................................................................ 30
6.3
Deelvraag 3 ............................................................................................................................ 30
6.3.1
Kenmerken van de respondenten .................................................................................. 31
6.3.2
Resultaten per categorie ............................................................................................... 31
Conclusie en aanbevelingen ................................................................................................ 41 7.1
Maakt het CJG gebruik van jongerenparticipatie? ................................................................ 41
7.2
Welke vormen van jongerenparticipatie sluiten aan bij het CJG Arnhem? .......................... 42
7.3
Wat is de behoefte van de Arnhemse jongere? .................................................................... 43
7.3.1
Informeren ..................................................................................................................... 43
7.3.2
Medeweten.................................................................................................................... 43
7.3.3
Meepraten ..................................................................................................................... 43
7.3.4
Meebeslissen ................................................................................................................. 43
7.3.5
Meedoen ........................................................................................................................ 43
7.3.6
Werkwijze CJG Arnhem.................................................................................................. 43
7.3.7
Concluderend ................................................................................................................. 44
7.4
Terugkoppeling hoofdvraag .................................................................................................. 45
7.5
Tot besluit .............................................................................................................................. 45
7.5.1 8
Aanbevelingen om jongerenparticipatie te verbeteren................................................. 45
Discussie ............................................................................................................................. 47 8.1
Inhoud ................................................................................................................................... 47
8.1.1
Deskresearch ................................................................................................................. 47
8.1.2
Interviews ...................................................................................................................... 47
8.1.3
Vervolgonderzoek .......................................................................................................... 47 5
8.2
Proces .................................................................................................................................... 48
8.3
Tot besluit .............................................................................................................................. 48
Literatuurlijst ............................................................................................................................. 49 Bijlagen ...................................................................................................................................... 51 Bijlage 1, interviewvragen ................................................................................................................. 51 Bijlage 2, uitgewerkt groepsinterview............................................................................................... 53 Uitgewerkt interview – groep ........................................................................................................ 54
6
Leeswijzer Dit document bestaat uit acht hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk is de inleiding op het onderzoek. In het tweede hoofdstuk is de probleemstelling beschreven met daarbij de hoofd- en deelvragen. Hoofdstuk drie is gewijd aan het theoretisch kader, waarin er een literatuurstudie wordt beschreven naar relevante onderwerpen voor dit onderzoek. In hoofdstuk vier wordt de onderzoeksmethode beschreven en in hoofdstuk vijf de analyse. De resultaten worden beschreven in hoofdstuk zes. En de laatste twee hoofdstukken, zeven en acht, zijn voor de conclusie en aanbevelingen en de discussie. Daarnaast zijn er nog twee bijlagen opgenomen in dit onderzoeksverslag.
7
1 Inleiding Voor u ligt een onderzoeksverslag over jongerenparticipatie en het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) Arnhem. In deze inleiding wordt duidelijk voor welke organisatie dit onderzoek is uitgevoerd, met de daarbij behorende aanleiding, relevantie en ecologische insteek.
1.1
De organisatie
De opdrachtgever voor dit onderzoek is Zorgbelang Gelderland. Zij helpen Gelderse burgers met een zorgvraag, ondersteunen belangenbehartigers en zijn een partijdige adviseur voor gemeentelijke overheden en netwerkpartners in wonen, welzijn en zorg (Zorgbelang Gelderland, n.d.). Het perspectief van de burger staat bij Zorgbelang Gelderland voorop. Door middel van aanvullende diensten kan Zorgbelang Gelderland de kennis over dat perspectief aanbieden. Dit kan gaan om het realiseren van de beste vorm voor cliëntenparticipatie. Bijvoorbeeld het inzetten van methodieken om diensten beter te laten aansluiten bij de wensen van de klanten (burgers) of het ontwikkelen van een innovatief zorgaanbod (Zorgbelang Gelderland, n.d.). Zorgbelang Gelderland stelt samen met de bij haar aangesloten organisaties van zorgvragers vast welke belangen behartigd moeten worden. Binnen deze gemeenschappelijke vastgestelde speerpunten hebben zij aandacht voor specifieke wensen en behoeften van diverse doelgroepen. Een van deze speerpunten is het nadruk leggen op cliëntenparticipatie en ouder- participatie bij de ontwikkeling van centra voor jeugd en gezin (Zorgbelang Gelderland, n.d.). 1.1.1 Afdeling jeugdzorg Zorgbelang Gelderland heeft meerdere afdelingen op het gebied van zorg. De afdeling jeugdzorg is daar één van. Voorgaande jaren is Zorgbelang Gelderland bezig geweest met het versterken van de positie van de cliënt in de Jeugdzorg. Daarvan is het versterken van cliëntenparticipatie een van de speerpunten in het beleid van de afdeling jeugdzorg. Het versterken van cliëntenparticipatie gaat een extra aandachtspunt vormen in 2012 ter voorbereiding op de transitie van Jeugdzorg naar gemeenten (Verkaar, 2012). Meer informatie over de transitie jeugdzorg vindt u in paragraaf 1.2.1. Een van de activiteiten voor Zorgbelang Gelderland is ondersteuning voor ouder- en cliëntenparticipatie in Centra voor Jeugd en Gezin en ondersteuning bieden aan diverse jongerenraden (Zorgbelang Gelderland, n.d.).
1.2
Aanleiding
Vanuit Zorgbelang Gelderland is een vraag ontstaan naar de werkwijze van het Centrum voor Jeugd en Gezin in Gelderland vanuit het perspectief van de burger. Aan de hand van oriënterende gesprekken ontstond een meer gerichte vraag naar jongerenparticipatie binnen het CJG Arnhem. Een goed beeld van jongerenparticipatie binnen het CJG Arnhem is hiervoor nodig. Er zal worden gevraagd naar wat er al voorhanden is met betrekking tot jongerenparticipatie. Tevens zal bekeken worden hoe het CJG Arnhem jongerenparticipatie kan uitbreiden of waarborgen. Om vanuit de uitkomsten van dit onderzoek concrete aanbevelingen te doen in de vorm van praktische tips.
8
1.2.1 Transitie jeugdzorg Door de commissie Mik (Gemengde Interdepartementale Werkgroep Jeugdwelzijnsbeleid) werd er vanaf 1974 in ‘jeugdzorgland’ gesproken over het op elkaar afstemmen van de verschillende jeugdzorg instanties en het preventief werken (Gerritsen, 2011). Vanaf 2011 is er een plan opgesteld waar deze uitgangspunten nog eens naar voren komen. Waar eerst nog de verantwoordelijkheid op provinciaal niveau lag, wordt met het nieuwe bestuursakkoord 2011-2015 de verantwoordelijkheid over de gehele jeugdzorg bij de gemeentes gelegd. Dit betekent dat de volgende taken van jeugdzorg onder verantwoordelijkheid gesteld wordt van de gemeente (Gerritsen, 2011):
Provinciale jeugdzorg Jeugdbescherming Jeugdreclassering Jeugd- GGZ Zorg aan LVG jeugdigen En de gesloten jeugdzorg
Deze overgang gaat in fases en uiteindelijk zal de transitie in 2016 voltooid moeten zijn (Gerritsen, 2011). Er wordt in het theoretisch kader dieper ingegaan op de transitie. 1.2.2 Centrum voor jeugd en gezin Het CJG is in het leven geroepen door onder andere oud Minister Rouvoet die onder het kabinet Balkenende Minister van Jeugd en Gezin was (2006-2010). Dit ministerie heeft in die tijd veel documenten gepubliceerd over het CJG. Een aantal van deze documenten worden ook als bron gebruikt voor dit onderzoeksverslag. In het huidige kabinet Rutte zijn de Centra voor Jeugd en Gezin ondergebracht bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). De algemene doelen, beschreven door het Ministerie van Jeugd en Gezin (2010), van het Centrum voor Jeugd en Gezin zijn als volgt:
Bevorderen van de algemene gezondheid, een optimale opvoeding en brede ontwikkeling van alle jeugdigen Voorkomen van problemen bij gezondheid, ontwikkeling, opgroeien en opvoeden Vroegtijdig inzetten of mobiliseren van effectieve steun of hulp bij (beginnende) problemen die een belemmerende of negatieve invloed (kunnen) hebben op de domeinen van gezondheid, ontwikkeling, opgroeien en opvoeden
De vier kerntaken van het Centrum voor Jeugd en Gezin zijn (Ministerie van Jeugd en Gezin, 2010): 1. 2. 3. 4.
Signaleren, analyseren en indien nodig toeleiden naar (gespecialiseerde) hulp. Ondersteuning en dienstverlening: voorlichting, advies, informatie en hulp. Integrale zorg organiseren. Monitoren, screenen en vaccineren.
Vereiste competenties, zoals beschreven in ‘Professionals in het Centrum voor Jeugd en Gezin’ (2010), zijn:
9
Vraaggericht werken Klantversterkend werken Omgevingsgericht werken Samenwerkingsgericht werken Werken in een netwerkorganisatie
Voor dit onderzoeksverslag zijn de algemene doelen allemaal van belang. Door jongerenparticipatie te optimaliseren werkt het CJG aan de algemene drie doelen die door het ministerie zijn beschreven. Uit de vereiste competenties blijkt dat het CJG aandacht besteed aan de behoeften van de burger. In dit onderzoek is het van belang, omdat daarbij de uitgangspunten overeenkomen, de behoefte van de burger.
1.3
Ecologische insteek
De opleiding Pedagogiek van de Hoge School Utrecht heeft een achterliggende ecologische visie. Deze wordt toegepast op dit onderzoek. In de volgende paragrafen wordt uitgelegd wat deze ecologische visie inhoudt en hoe deze toegepast kan worden op dit onderzoek. Het model van Bronfenbrenner (1977) is een bekend model binnen de ecologische pedagogiek. Hij beweert als je de ontwikkeling van de mens wilt begrijpen, je verder moet kijken dan het zichtbare en meetbare gedrag van een persoon. Er moet verder gekeken worden naar de aspecten van de omgeving, voorbij de situatie waar de persoon op dat moment in zit (Muus, 2006).Daarbij onderscheidt Bronfenbrenner (1977) drie gebieden: het microsysteem, het mesosysteem en het macrosysteem. Het microsysteem is de nabije omgeving van een persoon. Het mesosysteem is de onderlinge reacties tussen de verschillende microsystemen (Van der Ploeg, 2005). Het verst verwijderde niveau is het macrosysteem, dat bestaat uit gebeurtenissen en ontwikkelingen die zich op nationaal niveau en internationaal niveau voltrekken (Van der Ploeg, 2005). In de volgende alinea’s wordt het model gekoppeld aan dit onderzoek. In dit onderzoek kun je ook het ecologisch model toepassen, omdat het onderzoek verschillende perspectieven belicht. Vanuit het perspectief van de jongeren wordt bekeken wat zij vinden van jongerenparticipatie binnen het CJG. De visie van het CJG Arnhem wordt ook belicht door na te gaan in hoeverre er door het CJG aan jongerenparticipatie wordt gedaan en welke ideeën zij daarover hebben. Door middel van literatuuronderzoek wordt onderzocht wat er is geschreven in binnen- en buitenland over jongerenparticipatie. Als je deze drie perspectieven in het model van Bronfenbrenner zet staan de jongeren in het microsysteem, het CJG Arnhem in het mesosysteem en de gemeente Arnhem en de overheid in het macrosysteem. Zoals hierboven al genoemd worden er drie perspectieven in dit onderzoek belicht. Dit onderzoek is toegespitst op een bepaalde regio, namelijk het CJG in de gemeente Arnhem. Echter wordt in het onderzoek het landelijk en internationaal perspectief ook meegenomen. Jongerenparticipatie is een breed begrip en is toepasbaar op meerdere gebieden. Hierbij kan worden gedacht aan betrekken van jongeren bij het meedenken over projecten binnen een gemeente of binnen een zorginstelling. Afhankelijk van de uitkomsten van dit onderzoek zouden de aanbevelingen ook over een breder perspectief kunnen trekken. Daarbij kan worden gedacht aan gemeentes en CJG’s in het land.
10
Microsysteem: de jongeren Dit onderzoek is in de eerste plaats in het belang van de jongeren, omdat zij baat hebben bij het verbeteren en waarborgen van jongerenparticipatie binnen het CJG. Zij zijn ook de experts op dit gebied, omdat zij het beste kunnen vertellen waar zij behoefte aan hebben. Mesosysteem: het CJG. Het CJG in het algemeen en het CJG Arnhem in specifieke zin heeft ook haar eigen visie, expertise en werkwijze op het gebied van jeugdzorg. Daarnaast kan het CJG invloed uitoefenen op de jongeren door ze meer te betrekken. Macrosysteem: de overheid De overheid heeft weer invloed op de werkwijze van het CJG, omdat deze centra opgericht zijnnaar een idee van het kabinet Balkenende. Zo staan deze drie systemen met elkaar in verbinding en voeren ze ook invloed op elkaar uit. De jongeren beïnvloeden het CJG en omgekeerd en de overheid speelt een rol in de werkwijze en visie van het CJG. Zie ook onderstaande figuur. Macrosysteem: De overheid/gemeente
Mesosysteem: Het CJG Arnhem
Microsysteem: de jongere
Figuur 1. Ecologisch model 1.3.1 Het CJG Net als dit onderzoek, zou je het CJG ook kunnen zien als ecologisch systeem. Hier komen ouders, kinderen/jeugdigen en professionals samen. Het CJG is een samenwerkingsverband van verschillende organisaties waarbij belangen zoals gezondheid, ontwikkeling en opgroeien centraal staan. Je zou kunnen zeggen dat het gezin centraal staat en het CJG aansluit op de behoefte van ouders, kinderen en/of jongeren. Zelf zegt het CJG Regio Arnhem (2010): ‘CJG Regio Arnhem is hét netwerk waarin professionals van verschillende organisaties samenwerken rondom ondersteuning en hulpverlening aan jongeren en hun gezinnen’. Het CJG zou tevens de ideale plek kunnen zijn voor de ecologische pedagoog. 11
1.4
Doelstelling
De doelstelling van dit onderzoek is als volgt:
Het adviseren van het CJG Arnhem over de verbeteringen van jongerenparticipatie binnen het CJG Arnhem door het geven van praktische tips en concrete aanbevelingen daar waar nodig. Door eerst te onderzoeken welke vormen van jongerenparticipatie binnen het CJG Arnhem passen en na te gaan wat het CJG Arnhem al doet aan (jongeren)participatie, wordt er een beter beeld gevormd over wat er bij het CJG past. Daarnaast door een koppeling te maken met de behoefte van de jongeren uit Arnhem, wordt ook aansluiting met de jongere gevonden.
1.5
Relevantie
De relevantie van dit onderzoek is drieledig: voor mijn opdrachtgever Zorgbelang Gelderland, het CJG Arnhem en niet in de laatste plaats de Arnhemse jongere. 1.5.1 De jongere De vraag die opkomt is: waarom is jongerenparticipatie belangrijk? Ten eerste weten jongeren zelf wat zij belangrijk vinden en hebben ze daarmee een stem voor andere jongeren in Arnhem. Deze stem zorgt voor betere aansluiting vanuit de hulpverlening en ontvangen daardoor betere hulp op maat. In dit geval van het CJG Arnhem. Ten tweede beschrijven Muller, Pieper, Rutjes & Clarijs (n.d.) dat participatie zorgt voor empowerment van de doelgroep. Jongeren vervullen een maatschappelijke rol en zijn daardoor sterker gemotiveerd om regie over hun eigen leven te voeren. 1.5.2 Het CJG Arnhem Zelf zegt het CJG Arnhem dat differentiëren naar doelgroep en problematiek één van de aspecten van opvoedingsondersteuning is (Centrum voor Jeugd en Gezin regio Arnhem, n.d.). Door een betere aansluiting te vinden met de jongeren in Arnhem kan het CJG Arnhem deze differentiatie verder ontwikkelen voor deze specifieke doelgroep. Als je kijkt naar de kerntaken van het CJG in het algemeen is een van die kerntaken ondersteuning en dienstverlening bieden met betrekking tot voorlichting, informatie, hulp en advies (Jeugd en Gezin, 2010). Als het CJG weet waar de behoeften van de doelgroep liggen, in dit geval de jongere, kan het CJG daar beter op aansluiten. 1.5.3 Zorgbelang Gelderland Eén van de werkzaamheden van Zorgbelang Gelderland is advies geven aan gemeenten en organisatie in de zorg. Zorgbelang Gelderland is gebaat bij concrete aanbevelingen die ze aan het CJG Arnhem kunnen geven, om een goed advies te kunnen geven en te zorgen voor een goede werkwijze voor het CJG Arnhem, dat gericht is op het burger(jongeren)perspectief.
12
2 Probleemstelling De probleemstelling bestaat uit een hoofdvraag met daarbij vijf deelvragen. Deze zijn in de volgende paragrafen benoemd.
2.1
Hoofdvraag
De hoofdvraag luidt:
In hoeverre maakt het CJG Arnhem gebruik van jongerenparticipatie en welke verbeteringen zijn hierbij nodig?*
* Deze hoofdvraag is tweeledig. Eerst wordt in dit onderzoek uitgezocht of het CJG Arnhem gebruik maakt van jongerenparticipatie. Aan de hand van deze informatie kunnen daar verbetersuggesties voor worden opgesteld. 2.1.1 Deelvragen Om de hoofdvraag te beantwoorden is deze onderverdeeld in vijf deelvragen: 1. Wat is jongerenparticipatie? 2. Hoe zet het CJG Arnhem jongerenparticipatie in? 3. Wat is de behoefte van de Arnhemse jongere* als het gaat om jongerenparticipatie binnen het CJG Arnhem? * De Arnhemse jongeren zijn jongeren tussen de 12 en 23 jaar die in de gemeente Arnhem wonen, werken en/of naar school gaan. 4. Welke vormen van jongerenparticipatie sluiten aan bij het CJG Arnhem? 5. Hoe kunnen deze resultaten worden vertaald in praktische tips om jongerenparticipatie binnen het CJG Arnhem waar nodig te verbeteren
13
3 Theoretisch kader In dit theoretisch kader komen verschillende onderwerpen aan bod. Eerst wordt de transitie jeugdzorg besproken. Deze is van belang voor de gemeente Arnhem die de verantwoordelijkheid krijgt over het CJG Arnhem. Het CJG wordt nader bekeken en er wordt ingegaan op het begrip jongerenparticipatie.
3.1
De transitie jeugdzorg
De jeugdsector moet gaan verbouwen (Van Yperen & Van Woudenberg, 2011). Het kabinet Rutte heeft aangekondigd dat alle taken op het gebied van jeugdzorg bij gemeenten worden gelegd (Nederlands Jeugdinstituut, n.d.). 3.1.1 Landelijk In de zogenaamde ‘Bestuurlijke afspraken 2011-2015’ wordt de transitie naar een nieuw jeugdstelsel benoemd (Veldhuizen van Zanten-Hyllner & Teeven, 2011). De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en de staatsecretaris van VWS (2011) hebben in een beleidsbrief naar de tweede kamer beschreven wat dit voor gemeenten gaat betekenen. De verantwoordelijkheid van onder andere de gebieden rondom jeugdzorg liggen nu nog voor een groot gedeelte bij de provincies. Aan het einde van 2015 worden deze gebieden de verantwoordelijkheid van gemeenten. Volgens Veldhuizen van Zanten-Hyllner & Teeven ( 2011) zijn deze gebieden met betrekking tot jeugdzorg verantwoordelijkheid voor:
een positief opvoed- en opgroeiklimaat, preventie, vroegsignalering, tot en met de gespecialiseerde zorg
Veldhuizen van Zanten-Hyllner en Teeven (2011) beweren door de verantwoordelijkheid naar gemeenten te verschuiven, er makkelijker verbindingen kunnen worden gelegd tussen zorg, onderwijs, werk en inkomen, sport en veiligheid. Zelf krijgen gemeenten de vrijheid om deze veranderingen te regelen. Hierdoor kunnen gemeenten hun lokale beleid goed afstemmen op de behoeften van de burgers (Veldhuizen van Zanten-Hyllner & Teeven, 2011). Hiermee wordt ook gewerkt aan het wegnemen van onnodige bureaucratie (Nederlands Jeugdinstituut, n.d.). Deze transitie zorgt er ook voor dat Centra voor Jeugd en Gezin onder verantwoording vallen van gemeenten en zullen gaan dienen als een toegang voor alle jeugdzorg (Nederlands Jeugdinstituut, n.d.). Veldhuizen van Zanten-Hyllner en Teeven (2011) spreken namens het kabinet met de boodschap dat ouders en jeugdigen meer betrokken moeten worden bij hun eigen ondersteuningsproces en er moet worden uitgegaan van eigen kracht. Het wordt belangrijk gevonden dat er niet meer over maar meer met ouders en jeugdigen wordt gesproken (Veldhuizen van Zanten-Hyllner & Teeven, 2011). Samen met andere speerpunten van het CJG, die later in dit hoofdstuk nog aan bod komen, is het bovengenoemde niet onbelangrijk om mee te nemen in de visie van het CJG. Een voordeel van deze transitie is dat gemeenten beschikken over verschillende kenmerken van hun inwoners. Namelijk over onder andere de lokale en sociale infrastructuur (Veldhuizen van Zanten14
Hyllner & Teeven, 2011). Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van de jeugdzorg in hun gemeente. Het is daarom belangrijk dat het opvangen van geluiden en signalen gebruikt wordt om de zorg steeds te verbeteren en bij te sturen. Dit kunnen gemeenten doen door gebruik te maken van keurmerken, klachtenregistratie en onderzoeken naar klanttevredenheid. Het is daarbij zaak deze kenmerken om de kwaliteit te waarborgen op te nemen in het beleid en de visie op jeugdzorg. Dit zorgt ervoor dat het beleid wordt afgestemd op de burger (Veldhuizen van Zanten-Hyllner& Teeven, 2011). 3.1.2 Gemeentelijk De gemeente Arnhem heeft een beleidsdocument geschreven over de transitie jeugdzorg. Hierin wordt beschreven welke werkzaamheden voor de gemeente Arnhem belangrijk zijn met betrekking tot de transitie. Deze werkzaamheden zijn (Gemeente Arnhem, 2011):
het bieden van goede basisvoorzieningen, meer preventieve en lichte zorg, vroegsignalering, en het versterken van de jeugdzorgketen.
De rol en functie van het CJG wordt hierbij belangrijk, zoals al eerder is genoemd, wordt het CJG uiteindelijk de toegang naar alle jeugdzorg in de gemeente (Veldhuizen van Zanten-Hyllner& Teeven, 2011). Om dit te bereiken stelt de gemeente Arnhem (2011) verschillende uitgangspunten waaronder: 1. Empowerment: focus op de zelfredzaamheid en gebruik van het sociale netwerk 2. Ondersteuningsbehoefte van het gezin is leidend voor de inzet van hulp ( loslaten van medisch model als leidend principe) 3. Hulp zoveel mogelijk in directe omgeving van jeugdigen en gezinnen. Deze uitgangspunten komen overeen met de eerder genoemde bestuurlijke afspraken. Het meer betrekken van het gezin bij de hulpverlening en het inzetten van eigen kracht (Veldhuizen van Zanten-Hyllner& Teeven, 2011). In het beleidsdocument van de gemeente Arnhem wordt ook benoemd dat ze onder andere willen bereiken dat jongeren en hun ouders betrokken moeten worden als partij bij deze transitie (Gemeente Arnhem, 2011). Duidelijke methoden die geschikt zijn om ouders en jongeren te betrekken bij het proces moeten nog worden onderzocht (Gemeente Arnhem, 2011). Toch heeft de gemeente Arnhem wel een visie over jongerenparticipatie. Deze visie komt later terug in dit theoretisch kader in paragraaf 3.3.5.
3.2
Centrum voor Jeugd en Gezin
In de aanleiding van dit onderzoeksverslag wordt kort genoemd wat het CJG inhoudt. In dit theoretisch kader wordt er dieper ingegaan op de verbinding tussen de transitie jeugdzorg en het CJG. Zoals er al eerder vernoemd speelt het CJG een grote rol in deze transitie. De transitie is voor het CJG vooral bedoeld om meer ondersteuning te bieden en de jeugdzorg te vereenvoudigen (Van Woudenberg, 2009). De gemeenten moeten ervoor zorgen dat het CJG een herkenbaar en fysiek inlooppunt heeft waar ouders en jeugdigen terecht kunnen met hun vragen over opgroeien en opvoeden. De lokale jeugdzorg (ketenpartners) moeten ervoor zorgen dat zij hun werkzaamheden zo 15
goed mogelijk aanbieden en hierin samenwerken door afspraken te maken. Het CJG zal het aanbod moeten afstemmen op de vraag in hun eigen gemeente (Van Woudenberg, 2009). Het realiseren van een CJG zal in stappen moeten gaan. Van Woudenberg (2009) noemt vijf stappen in het tot stand komen van een CJG.
diagnose
dromen met draagvlak
denken
doen
doorzetten
•Het opzetten van een CJG begint bij het inventariseren van de inwoners in de gemeente. Onder andere door inventarisatie van de staat van de jeugd in de eigen gemeente en een inventarisatie van de gebruikers van het CJG (ouders, kinderen en jeugdigen).
•Het is hierbij onder andere belangrijk om veel aandacht te besteden aan het formuleren van de gezamelijke missie en visie.
• Het maken van een plan van aanpak. Onder andere het bekijken van mogelijkheden, kansen en knelpunten door een interne analyse te maken.
• Het uitvoeren van het plan van aanpak. Onder andere het regelen van een goede huisvesting en vormgeving. Ook de bedrijfsvoering, communicatie en de PR naar burgers toe is erg belangrijk.
• Implementatie door het aanstellen van een coördinator die de samenwerking in de gaten houdt en stimuleert.
Figuur 2. De vijf stappen naar het realiseren van een CJG, gebaseerd op de bevindingen van Van Woudenberg (2009). Alle stappen zijn van belang als het CJG jongeren mee wilt laten participeren in het maken van beleid. Het CJG zou moeten weten welke jongeren in Arnhem wonen/werken/naar school gaan (diagnose) om daar haar beleid op af te stemmen (dromen met draagvlak). Maar ook bij het maken van een plan van aanpak (denken en doen) zijn er manieren om jongeren te betrekken, door jongeren een stem te geven in beslissingen die worden gemaakt. Daarnaast als alles loopt (doorzetten), zou het CJG kunnen ‘checken’ of het beleid nog steeds op één lijn ligt met de behoeften van de doelgroep (jongeren). Een uitgebreide uitleg over de middelen om jongeren te betrekken wordt in het overige gedeelte van dit verslag duidelijk. 3.2.1 Aansluiten bij de doelgroep Om aansluiting te vinden bij de doelgroep is goede communicatie een vereiste. Van Woudenberg (2009) noemt de grootste valkuil bij het starten van een CJG het onderschatten van een goede communicatie naar de doelgroep toe. Het slagen of mislukken, hangt hier zelfs vanaf. Van 16
Woudenberg (2009) gaat hierin nog een stap verder. Ze vindt dat iedereen die bij het CJG betrokken is, de communicatie met de doelgroep moet blijven onderhouden, zodat het CJG elke keer weer met de doelgroep kan afstemmen. Om aan te sluiten bij deze doelgroep is het van belang om ‘in de huid te kruipen van’ Dit kun je op verschillende manieren doen. Bijvoorbeeld door interviews af te nemen, te luisteren en je ‘onder de doelgroep te begeven’ (Van Woudenberg, 2009).
3.3
Jongerenparticipatie
Als er wordt gekeken naar de vijf stappen voor het realiseren van het CJG (figuur 2), kan er worden gesteld dat het betrekken van de doelgroep erg belangrijk is. Een van de doelgroepen van het CJG zijn de jongeren. Jongerenparticipatie is een veel gebruikt begrip in de literatuur. In deze paragraaf worden verschillende aspecten van jongerenparticipatie belicht. Namelijk de definitie van jongerenparticipatie, begrippen die in relatie staan tot jongerenparticipatie en verschillende participatieladders worden met elkaar vergeleken. 3.3.1 Definitie Naast jongerenparticipatie wordt ook het begrip jeugdparticipatie genoemd. In de literatuur komen de definities overeen. In dit onderzoek zal het begrip jongerenparticipatie worden gebruikt. Volgens Vandenbroucke en collega’s (2010, p.5) is de definitie van jongerenparticipatie ‘de invloed die een jongere heeft op zijn of haar leefomgeving’ De gemeente Arnhem heeft ook een definitie gevormd van het begrip jongerenparticipatie. ‘Jeugdparticipatie is de mogelijkheid tot actieve betrokkenheid van jongeren bij hun eigen leefomgeving’ (Gemeente Arnhem, 2007, p. 4). Meerdere bronnen geven begrippen weer met betrekking tot jongerenparticipatie. Het NJI (n.d.) heeft een aantal begrippen op een rij gezet die vaak worden gebruikt in relatie tot jongerenparticipatie:
talentontwikkeling en empowerment, maatschappelijke oriëntatie en participatie, actief burgerschap en sociale integratie, democratisch burgerschap.
Vandenbroucke en collega’s, (2010) gebruiken de begrippen: inspraak, invloed en initiatief in relatie tot jongerenparticipatie. Ook meedoen, meedenken en meebeslissen (Gemeente Arnhem, 2007) zijn begrippen die in de literatuur terug te vinden zijn. 3.3.2 Participatieladders Er zijn verschillende manieren om participatie ‘te meten’. Eén van de veel gebruikte ‘meetinstrumenten’ zijn de participatieladders. Deze participatieladders zijn er in vele uitvoeringen, maar de ladder van Arnstein (1969) wordt in de literatuur als één van de eerste gezien. De participatieladders van Roger Hart (1992, aangehaald door Vandenbroucke en collega’s), Van Diepen en collega’s (1997, aangehaald door Van Hees, Bombeeck, Terpstra & Velema, 2002) en de participatieladder van Edelenbos (2001, aangehaald door Edelenbos, Domingo, Klok & Van Tatenhove, 2006) worden toegepast in dit theoretisch kader in het belang van dit onderzoek. De participatieladders van Hart (1992) en Van Diepen en collega’s (1997) zijn speciaal toegepast op jongerenparticipatie. 17
Hart (1992) maakt onderscheid tussen acht niveaus van participeren, onderstaande figuur geeft deze participatieladder weer. 8. Initiatief en uitvoering door jongeren en volwassenen samen
7. Initiatief en leiding bij jongeren
6. Initiatief bij volwassenen, jongeren beslissen mee
5. Geconsulteerd en geïnformeerd
4. in opdracht, met informatie
3. afkopen
2. decoratie
1. manipulatie
Figuur 3. Participatieladder van Hart (1992, aangehaald door Vandenbroucke en collega’s, 2010). Vanaf de vierde trede in de participatieladder van Hart (1992, aangehaald door Vandenbroucke en collega’s, 2010) wordt er pas gesproken over participatie (Van Hees en collega’s, 2002), daarom onderscheiden Van Diepen en collega’s (1997, aangehaald door Van Hees en collega’s, 2002) vier niveaus van jongerenparticipatie.
18
autonomie is meedoen
medezeggenschap is meebeslissen
raadplegen is meepraten
informatie van jongeren is medeweten
Figuur 5. Vier vormen van jongerenparticipatie. (Van Diepen en collega’s, 1997, aangehaald door Van Hees en collega’s, 2002) Edelenbos en collega’s (2006) leggen de link tussen participatie en interactieve beleidsvoering. In onderstaand figuur worden de participatieladder van Edelenbos (2001) en de bestuursstijlen van Pröpper en Steenbeek (1999, aangehaald door Edelenbos en collega’s, 2006) naast elkaar gelegd. Hierdoor worden vormen van interactieve beleidsvorming zichtbaar (Edelenbos en collega’s, 2006). Participatieladder Edelenbos (2000)
1.
Participant wordt niet betrokken Informeren
Bestuursstijlen Pröpper en Steenbeek (1999) 1 gesloten autoritaire stijl 2 open autoritaire stijl
Rol van de burger
Rol van het bestuur
Geen
Voert zelfstandig beleid en verschaft geen informatie Voert zelfstandig beleid en verschaft hierover informatie Bepaalt beleid en geeft de mogelijkheid tot commentaar, maar hoeft daaraan geen consequenties te verbinden Bepaalt beleid, maar staat open voor andere ideeën en oplossingen bestuur besluit over het beleid met inachtneming van de voorafgestelde randvoorwaarden
Doelgroep van onderzoek/voorlichting, levert geen input Geconsulteerde gesprekspartner
2. Raadplegen
3 consultatieve stijl
3. Adviseren
4 participatieve stijl
Adviseur
4. Coproduceren
5 delegerende stijl
medebeslisser: binnen randvoorwaarden
6 samenwerkende stijl
samenwerkingspartner op basis van gelijkwaardigheid
7 faciliterende stijl
Initiatiefnemer
5. Meebeslissen
bestuur werkt en besluit op basis van gelijkwaardigheid met participant samen Biedt ondersteuning en laat beleidsvorming aan participanten over
Figuur 6. Mate van participatie en stijlen van bestuur (Edelenbos en collega’s, 2006) 19
In de voorafgaande figuur wordt de rol van bestuur genoemd. Voor dit onderzoek zou deze kunnen worden vertaald in de rol van het CJG Arnhem. De rol van bestuur, zoals Edelenbos en collega’s (2006) de interactieve beleidsvormen benoemd, zou ook van toepassing kunnen zijn op dit onderzoek. Het laat namelijk niet alleen zien hoe de participant betrokken wordt, maar het laat ook zien hoe je als beleidsmakers je stijl van besturen hierop kunt aanpassen. 3.3.3 Jongerenparticipatie nader bekeken Micha de Winter (hoogleraar aan de Universiteit Utrecht) is in Nederland één van de grootste kenners wat jongerenparticipatie betreft. In 1995 wordt er door De Winter een definitie gegeven van jongerenparticipatie, namelijk ‘de mogelijkheden tot actieve betrokkenheid van kinderen en jeugdigen bij besluitvorming ten aanzien van hun eigen leeromgeving’ (p. 42). Deze definitie heeft veel gelijkenissen met de definitie van de gemeente Arnhem (2007) waar alleen De Winter (1995) de nuance maakt over de besluitvorming met betrekking tot jongerenparticipatie. Hij vindt namelijk dat jongerenparticipatie te maken heeft met medeverantwoordelijkheid en actieve betrokkenheid (De Winter, 1995). Voor kinderen en jongeren geeft het wel degelijk een bijdrage aan de ontwikkeling. De Winter (1995) geeft aan dat een actieve betrokkenheid van kinderen bij hun sociale omgeving een belangrijke stimulerende voorwaarde kan zijn voor de ontwikkeling en het sociaal welzijn van kinderen. Participatie is niet alleen goed ter bevordering van de ontwikkeling van het individuele kind, maar ook in het beleidsmatig kader zijn er positieve kanten van participatie te benoemen. Het is van belang om vanaf het allereerste begin zo veel mogelijk partijen deelgenoot te maken van de plannen die er liggen (Prakken & Ligtermoet, 2003). Met de inbreng van kinderen en jongeren kan het beleid beter aansluiten bij hun behoeften en wensen (De Winter, 2003). Het beleidsmatig handelen van in dit geval de gemeente en het CJG zal hierop moeten aansluiten en jongeren als een gelijkwaardige gesprekspartner gaan zien (Hazekamp, 2003). 3.3.4 Universele rechten van het kind In 1990 is het VN-verdrag voor de Rechten van het Kind opgesteld (De Winter, 1995). Artikel 12, 13 en 14 hebben te maken met de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst (De Winter, 1995). Een aantal begrippen uit de participatieladder van Van Diepen en collega’s (1997, aangehaald door Van Hees en collega’s, 2002) worden onderbouwd met de Universele Rechten van Het Kind. Om als kind een mening (meepraten) te vormen zal een kind eerst kennis moeten hebben (informeren) van de onderwerpen die hem/haar aangaan. Deze twee begrippen zijn van belang voor jongerenparticipatie in het algemeen. 3.3.5 Jongerenparticipatie in Arnhem De definitie volgens de gemeente Arnhem (2007, p.4) over jongerenparticipatie wordt al eerder benoemd: ‘Jeugdparticipatie is de mogelijkheid tot actieve betrokkenheid van jongeren bij hun eigen leefomgeving’. De gemeente Arnhem heeft in de Nota Opgroeien in Arnhem (2007) jongerenparticipatie opgenomen als speerpunt in het jeugdzorgbeleid. Als hoofddoel: jeugdparticipatie vanzelfsprekend maken in reguliere activiteiten en projecten (Gemeente Arnhem, 2008). Daarbij wordt de gemeente Arnhem zelf genoemd als aanjager en stimulator. De gemeente Arnhem loopt hierbij zelf voorop door ontwikkeling van activiteiten te bevorderen gericht op jongerenparticipatie (Gemeente Arnhem, 2008). 20
Het hoofddoel voor de gemeente Arnhem is het inbedden van jongerenparticipatie in projecten en activiteiten, zodat het niet alleen maar op incidentiele basis wordt toegepast (Gemeente Arnhem, 2007). Daarnaast zijn er ook inhoudelijke doelen met betrekking tot jongerenparticipatie, zoals beschreven in Uitvoeringsnotitie jeugdparticipatie (2007):
Kansen bieden, waarmee jongeren kunnen opgroeien tot mondige, zelfstandige en verantwoordelijke burgers, die een actieve en sociale bijdrage aan de samenleving leveren. Grenzen stellen, waarmee jongeren weten en ervaren waar hun gedrag de leefbaarheid van de omgeving of de veiligheid van medeburgers aantast. Steun bieden aan jongeren, die problemen hebben op fysiek, emotioneel, sociaal, cognitief en moreel gebied alsmede aan gezinnen bij de opvoeding.
Communicatie speelt een belangrijke rol in het slagen van participatie (Gemeente Arnhem, 2007). Daarom heeft de gemeente Arnhem ook onder andere de volgende communicatiedoelstellingen opgesteld:
Informeren van jongeren over de participatiemogelijkheden in Arnhem. Creëren van draagvlak bij jongeren voor jeugdparticipatie.
Daarnaast stelt de gemeente Arnhem (2007) een aantal randvoorwaarden waardoor jongerenparticipatie tot een succes kan worden gemaakt, namelijk: 1. Er moet sprake zijn van concrete onderwerpen die voor jongeren daadwerkelijk van belang zijn en direct raken (in ieder geval in hun beleving). Meestal gaat het dan om zaken uit hun directe leefomgeving. 2. Voor realisatie moet (geheel of gedeelte) budget beschikbaar zijn waardoor teleurstelling over het niet kunnen doorgaan van geleverde ideeën zoveel mogelijk voorkomen. 3. De termijn waarop realisatie van plannen mogelijk is moet overzichtelijk zijn en niet langer dan 1 jaar duren. 4. Tijdens het inspraakproces moeten concrete en herkenbare vorderingen kunnen worden gemaakt. 5. Jongeren moeten beloond worden voor hun inspanningen. Er zijn verschillende projecten en bijeenkomsten georganiseerd om de burgers in Arnhem te betrekken bij het lokaal jeugdbeleid. Zo heeft er op 8 januari 2008 een rondetafelgesprek plaatsgevonden (Gemeente Arnhem, 2008) met jongeren en ouders die ervaring hadden met jeugdzorg. Uit dit gesprek werd onder andere de nadruk gelegd op preventie en jongeren wezen op het belang van onder andere jongerencentra (Nota opgroeien in Arnhem, 2008). Ook werden er in het kader van het opzetten van het CJG in Arnhem thema-avonden gehouden voor belanghebbende ouders over welke ondersteuning zij het meeste baat hebben (Nota opgroeien in Arnhem, 2008). 3.3.6 Definitie van jongerenparticipatie toegespitst op dit onderzoek Een participatieladder is een goed houvast voor het inzetten van jongerenparticipatie. De participatieladder voor dit onderzoek is gebaseerd op de participatieladder van Van Diepen en collega’s (1997, aangehaald door Van Hees en collega’s, 2002) en variaties op andere participatieladders die vaak een gelijksoortige betekenis hebben, maar een andere benaming hebben
21
voor bepaalde treden van de ladder. Zoals Edelenbos (2001) ‘raadplegen’ gebruikt als trap 2, waar Van Diepen en collega’s (1997, aangehaald door Van Hees en collega’s, 2002) ‘meepraten’ gebruiken. De participatieladder van Van Diepen en collega’s (1997, aangehaald door Van Hees en collega’s, 2002) komt overeen met de definitie van jongerenparticipatie van de gemeente Arnhem. Zij geven namelijk de begrippen: meedenken, meebeslissen en meedoen. In het beleidsdocument van het CJG regio Arnhem (2010) waar onder andere het CJG in de gemeente Arnhem onder valt, wordt aangegeven dat voorlichting in het algemeen één van de punten is, naast andere doelen die het CJG stelt. Het doel voorlichting spreekt waarschijnlijk voor zich, daarnaast wil het CJG Arnhem hiermee met onder andere scholen, ketenpartners en wijkcentra een goede samenwerking te creëren (CJG regio Arnhem, 2010). De gemeente Arnhem heeft als doel het informeren van jongeren en het creëren van draagvlak met betrekking tot jongerenparticipatie gesteld. Oprechte participatie is gebaseerd op gegeven informatie, voor jongeren moet deze informatie ook voor handen zijn om actief te participeren in beleid (Franklin & Sloper, 2005). Dit wordt ook belangrijk gevonden door Van Woudenberg (2009) die meent dat communicatie naar buiten toe van belang is om het opzetten en waarborgen van een CJG te realiseren. Om aan te sluiten bij het beleid van het CJG Arnhem, is het van belang om een traptrede toe te voegen aan deze op maat gemaakte participatieladder. Deze twee doelen zijn samengevoegd in de eerste trede van de participatieladder met het begrip informeren. Uiteindelijke participatieladder voor het CJG Arnhem/ voor dit onderzoek:
meedoen meebeslissen meepraten medeweten
informeren Figuur 5. Concept model participatieladder
22
4 Onderzoeksmethode Het onderzoek bestaat uit verschillende onderdelen: literatuuronderzoek, deskresearch en semigestructureerde interviews, waarvan één groepsinterview en 5 individuele interviews. Deze methodes worden per deelvraag nader uitgelicht. Aan de vraagstelling van de hoofdvraag van dit onderzoek is op te maken dat het om kwalitatief onderzoek gaat. Bij een kwalitatief onderzoek gaat het om het krijgen van meer inzichten (Baarda, 2009). Daar gaat dit onderzoek ook vanuit. Door verschillende meetinstrumenten te gebruiken wordt de hoofdvraag bekeken vanuit meerdere perspectieven.
4.1
Onderzoeksmethode per deelvraag Deelvraag
Onderzoeksmethode
1.
Wat is jongerenparticipatie?
Literatuuronderzoek
2.
Hoe zet het CJG jongerenparticipatie in?
Deskresearch
3.
Wat is de behoefte van de Arnhemse jongere?
Interviews
4.
Welke vormen van jongerenparticipatie sluiten aan bij het CJG Arnhem?
5.
Hoe kunnen deze resultaten worden vertaald in praktische tips om jongerenparticipatie binnen het CJG Arnhem waar nodig te verbeteren?
Een vergelijking van literatuuronderzoek, deskresearch en interviews (conclusie) Het vertalen van de vergelijking van de drie bovenstaande onderzoeksmethoden naar praktische tips (aanbevelingen)
1. Wat is jongerenparticipatie? Zoals in het theoretisch kader is beschreven, wordt er door literatuuronderzoek een definitie gegeven aan jongerenparticipatie. Door verschillende theorieën naast elkaar te vergelijken wordt er een duidelijk beeld geschept welke definities en begrippen van toepassing zijn op dit onderzoek. 2. Hoe zet het CJG Arnhem jongerenparticipatie in? Deskresearch of bureauresearch, zoals het door Verhoeven (2007) wordt genoemd, is ‘een vorm van kwalitatief bureauonderzoek waarin documenten intensief worden geanalyseerd op de betekenis van een relatie tussen de gebruikte woorden’ (Verhoeven, 2007, p. 129). Deze kunnen zo diep en uitgebreid worden als jezelf wilt (Verhoeven, 2007). In dit onderzoek is er gekeken in hoeverre jongerenparticipatie is meegenomen in het visiedocument van het CJG Arnhem. Door middel van het raadplegen van de aanwezige documenten wordt onderzocht wat het CJG Arnhem al heeft gedaan aan jongerenparticipatie. Waar mogelijk is er contact geweest met de coördinator van het CJG Arnhem en verschillende malen met het backoffice van het CJG regio Arnhem. Daarnaast is er telefonisch en e-mail contact geweest met een medewerker van de gemeente Arnhem. Zij is verantwoordelijk over de beleidsvoering van het CJG. 23
Dit heeft echter niet de gehoopte informatie opgeleverd. Deze verandering in het vooropgezette plan wordt opgenomen in hoofdstuk 8 Discussie. 3. Wat is de behoefte van de Arnhemse jongere?* * De Arnhemse jongeren zijn jongeren tussen de 12 en 23 jaar die in de gemeente Arnhem wonen, werken en/of naar school gaan. Om deze deelvraag te beantwoorden zijn er semi-gestructureerde interviews gehouden. Waarbij er één face to face gesprek is gehouden, vier telefonische interviews en een groepsinterview met 6 respondenten. De interviewvragen zijn in zes categorieën verdeeld die overeen komen met het bovenstaande literatuur- en deskresearchonderzoek. In de analyse zal dieper in worden gegaan op de categorieën die zijn gebruikt en de daarbij horende deelcategorieën. 4. Welke vormen van jongerenparticipatie sluiten aan bij het CJG Arnhem? Door middel van het analyseren van de bovenste drie deelvragen wordt een antwoord gezocht op deze deelvraag. Zodat er samenhang ontstaat tussen deze deelvragen en er een conclusie kan worden getrokken uit de gegevens van de bovenste deelvragen. 5. Hoe kunnen deze resultaten worden vertaald in praktische tips om jongerenparticipatie binnen het CJG Arnhem waar nodig te verbeteren? De resultaten uit de vorige deelvraag worden omgezet in concrete aanbevelingen voor het CJG Arnhem. Deze worden gevormd tot praktische tips.
4.2
Validiteit
In de beantwoording van de derde deelvraag is gekozen voor een groepsinterview en individuele interviews. Er is gekozen voor een groepsinterview, omdat de opzet van het interview een opiniërend karakter heeft. Dit betekent dat er veel om de mening van de respondenten wordt gevraagd. Een voordeel van een groepsinterview is dat de respondenten op elkaar in kunnen spelen en door anderen op ideeën kunnen komen. Een nadeel van groepsinterview is dat er allerlei groepsprocessen kunnen spelen. Dit kan positief uitpakken, namelijk dat personen uit de groep geïnspireerd worden door andere leden uit de groep. Maar aan de andere kant kan het negatief uitpakken, omdat er een negatieve groepsdruk kan ontstaan. Bijvoorbeeld dat iemand niet goed voor zijn eigen mening kan uitkomen, omdat dominante groepsleden het gesprek domineren (Baarda, 2009). Door een goede introductie en een openingsvraag te stellen kan de kwaliteit van het groepsinterview verbeteren (Baarda, 2009). De opzet van de interviews is terug te vinden in de bijlage. Voor dit onderzoek zijn er elf respondenten benaderd. Dit kan van invloed zijn op de validiteit van het onderzoek, omdat de groep respondenten niet representatief genoeg is voor de jongeren in Arnhem. Er is wel gestreefd naar een zo representatief mogelijke groep respondenten door verschillende leeftijden te benaderen en door respondenten met verschillende achtergronden te bevragen.
24
4.3
Betrouwbaarheid
Meestal wordt betrouwbaarheid afgemeten aan precisie van de methoden van dataverzameling of de meetinstrumenten. Doordat dit onderzoek wordt belicht vanuit de verschillende invalshoeken (literatuuronderzoek, deskresearch, semi-gestructureerde interviews) wordt de betrouwbaarheid vergroot (triangulatie) (Verhoeven, 2007). Het ontbreken van informatie uit de deskresearch heeft invloed op de betrouwbaarheid van de uitkomsten van dit onderzoek. De documenten die wel voorhanden zijn, hebben daardoor meer waarde gekregen.
4.4
Eenheden
In dit onderzoek worden de eenheden vertaald in de onderzoeksgroep en de gebruikt documenten. De eenheden van dit onderzoeksvoorstel zijn als volgt:
Literatuuronderzoek: naar jongerenparticipatie. (deelvraag 1) Visiedocumenten van het CJG Arnhem. (deelvraag 2) Medewerker van de gemeente Arnhem. (deelvraag 2) 11 respondenten waarvan 5 met jeugdzorgervaring en 6 zonder jeugdzorgervaring. (deelvraag 3)
Een deel van de documenten die voor het beantwoorden van deelvraag 2 geraadpleegd, zijn:
Over het Centrum voor Jeugd en Gezin..., (2010). Opvoedvisie CJG regio Arnhem, (n.d.). Nota opgroeien in Arnhem met kansen, grenzen en steun, (2008). Startnotitie decentralisatie jeugdzorg, (2011). Uitvoeringsnotitie jeugdparticipatie, (2007). Jeugd binnen bereik. Rekenkameronderzoek naar het Centrum voor jeugd en Gezin in Arnhem, (2012).
25
5 Analyse De interviews worden geanalyseerd door de antwoorden op de vragen te categoriseren en daar subcategorieën van te vormen. De onderstaande punten geven stap voor stap weer hoe de analyse is gemaakt.
5.1
De interviewvragen zijn van te voren verdeeld over zes categorieën. Deze categorieën zijn gevormd aan de hand van literatuuronderzoek. Op één interview na zijn alle interviews opgenomen om ze daarna nauwkeurig terug te luisteren. Deze interviews zijn uitgeschreven. En daarna gecategoriseerd. Uit deze categorieën zijn subcategorieën gevormd. En daar zijn resultaten uitgekomen.
Categorieën
In totaal zijn er acht categorieën gevormd. De categorieën voor het analyseren van de interviews zijn voortgekomen uit het literatuuronderzoek en het deskresearch. Ze bestaan voor een groot deel uit de begrippen van het concept model van de participatieladder. Daarnaast worden de categorieën werkwijze CJG, overig van belang en overig niet van belang. Aan de acht categorieën wordt een definitie gegeven: 1. Informeren: voorlichting geven en bekendheid geven aan de doelgroep (Van Woudenberg, 2009). 2. Medeweten: het luisteren en kijken naar jongeren om informatie te krijgen over de wensen en behoeften van jongeren (Van Diepen en collega’s, 1997 aangehaald door Van Hees en collega’s 2002). 3. Meepraten: mening vragen van jongeren om te weten of het voorgenomen beleid overeenkomt met hun wensen en verwachtingen (Van Diepen en collega’s, 1997 aangehaald door Van Hees en collega’s 2002). 4. Meebeslissen: jongeren hebben ook een stem in de besluitvorming (Van Diepen en collega’s, 1997 aangehaald door Van Hees en collega’s 2002). 5. Meedoen: jongeren nemen zelf initiatief en jongeren zijn een onderdeel van de organisatie (Van Diepen en collega’s, 1997 aangehaald door Van Hees en collega’s 2002) 6. Werkwijze CJG: de uitkomsten uit deze categorie worden in verband gebracht met de werkwijze van het CJG. 7. Overig wel van belang: geen uitkomsten die de hoofdvraag beatwoorden, maar die wel van belang zijn voor mijn opdrachtgever. 8. Overig niet van belang: niet van belang voor het beantwoorden van de hoofdvraag en niet van belang voor mijn opdrachtgever. Dit betekent dat het geen raakvlakken heeft met de onderwerpen die betrekking hebben met dit onderzoek.
26
5.1.1 Subcategorieën De categorieën zijn verdeeld in subcategorieën. Elke categorie en elke subcategorie worden apart verwerkt in de resultaten. Informeren Positief-negatief Suggesties (verbeteren van bekendheid) Bekendheid onder respondenten Medeweten Positief-negatief Suggesties (tips hoe kom je erachter wat jongeren bezighoudt) Meepraten Positief –negatief (jongeren en hun mening geven) Suggesties (hoe jongeren te bereiken) Anonimiteit Meebeslissen Positief – negatief Suggesties Meedoen Positief - negatief Suggesties (eigen initiatief en jongeren die meedoen in de organisatie) Werkwijze CJG Visie/plan Het gebouw/personeel Onderwerpen van jongeren Bereikbaarheid Overig van belang Jeugdzorg: positief –negatief Doelgroep: jongeren Opvallend: programma over de streep
27
5.1.2 Voorbeeld van analyse Onderstaande tabel geeft een willekeurig voorbeeld weer. Er wordt aangegeven hoe de analyse van de interviews is verlopen. Informeren
subcategorie Positief-negatief Bekendheid onder respondenten Suggesties (verbeteren van bekendheid)
Dus dat weet je alleen doordat ik daar de vorige keer over verteld heb? Met de informatie die je nu weet, zou je daar meer over willen weten? Over het CJG?
Ja, eigenlijk wel, ik had er wel wat kleine dingen over gehoord. Jawel, want je komt overal mensen tegen die in vervelende situaties zitten of problemen hebben. Dan is het wel handig om die mensen door te sturen naar het CJG Nee eerlijk gezegd niet.
CJG heeft ook een site, heb je die weleens bezocht? Heb je tips voor het CJG om jongeren beter te informeren?
Ik zou zeggen grote posters ophangen op leefgroepen of punten waar veel jongeren komen. Korenmarkt of wat dan ook, zoiets. En ja een poster die opvalt, daar zullen ze vaak naar kijken. Maar echt een folder dat gaat niet werken.
28
6 Resultaten De resultaten van dit onderzoek zijn per deelvraag beschreven. Aan de hand van de bevindingen uit het theoretisch kader wordt er in deelvraag 1 een korte samenvatting gegeven. In deelvraag 2 bevinden zich de resultaten uit het deskresearch en de resultaten van deelvraag 3 worden weergegeven aan de hand van de resultaten uit de interviews. Deelvraag 4 en 5 worden besproken in de conclusie en aanbevelingen van dit onderzoeksverslag.
6.1
Deelvraag 1
Wat is jongerenparticipatie? Uit het literatuuronderzoek van het theoretisch kader komen de verschillende participatieladders naar voren en de verschillende definities van het begrip jongerenparticipatie. Om aan te sluiten bij de hoofdvraag: In hoeverre maakt het CJG Arnhem gebruik van jongerenparticipatie en welke verbeteringen zijn hierbij nodig?, is er in het theoretisch kader toegespitst op jongerenparticipatie en het CJG Arnhem. Daarin zijn de volgende gegevens verzameld: Een participatieladder is een goed houvast voor het inzetten van jongerenparticipatie. De participatieladder voor dit onderzoek is gebaseerd op de participatieladder van Van Diepen en collega’s (1997, aangehaald door Van Hees en collega’s, 2002) en variaties op andere participatieladders die vaak een gelijksoortige betekenis hebben. Deze hebben echter een andere benaming hebben voor bepaalde treden van de ladder. Zoals Edelenbos (2001) ‘raadplegen’ gebruikt als trap 2, waar Van Diepen en collega’s (1997, aangehaald door Van Hees en collega’s, 2002) ‘meepraten’ gebruiken. De participatieladder van Van Diepen en collega’s (1997, aangehaald door Van Hees en collega’s, 2002) komt overeen met de definitie van jongerenparticipatie van de gemeente Arnhem. Zij geven namelijk de begrippen: meedenken, meebeslissen en meedoen. In het beleidsdocument van het CJG regio Arnhem (2010) waar onder andere het CJG in de gemeente Arnhem onder valt, wordt aangegeven dat voorlichting één van de punten is, naast andere doelen die het CJG stelt. Het doel voorlichting spreekt waarschijnlijk voor zich, daarnaast wil het CJG Arnhem hiermee met onder andere scholen, ketenpartners en wijkcentra een goede samenwerking te creëren (CJG regio Arnhem, 2010). De gemeente Arnhem heeft als doel het informeren van jongeren en het creëren van draagvlak met betrekking tot jongerenparticipatie gesteld. Dit wordt ook belangrijk gevonden door Van Woudenberg (2009) die meent dat communicatie naar buiten toe van belang is om het opzetten en waarborgen van een CJG te realiseren. Om aan te sluiten bij het beleid van het CJG Arnhem, is het van belang om een traptrede toe te voegen aan deze op maat gemaakte participatieladder. Deze twee doelen zijn samengevoegd in de eerste trede van de participatieladder met het begrip informeren.
29
Uiteindelijke participatieladder voor het CJG Arnhem/ voor dit onderzoek:
meedoen
meebeslissen meepraten medeweten informeren Figuur 5. Concept model participatieladder
6.2
Deelvraag 2
Hoe zet het CJG Arnhem jongerenparticipatie in? Een gedeelte van deze deelvraag wordt beantwoord in het theoretisch kader. Daarin wordt beschreven hoe de gemeente Arnhem jongerenparticipatie in haar beleid meeneemt. Naast de documenten van de gemeente Arnhem zijn er een aantal documenten van het CJG Arnhem geraadpleegd. In deze documenten wordt jongerenparticipatie niet genoemd. In het contact met het CJG Arnhem kan niet worden benoemd hoe het CJG Arnhem jongerenparticipatie inzet in hun visie en beleid. De gemeente Arnhem is ook benaderd, telefonisch en per e-mail is er contact geweest met een medewerker van de gemeente die verantwoordelijk is voor de totstandkoming van het CJG. Uiteindelijk is daar niet de verwachte reactie uitgekomen. De medewerker is tot besluit gekomen om niet mee te werken aan het onderzoek. Een vergelijkend onderzoek zou de reden zijn om niet in gesprek te willen gaan. Dit andere onderzoek is niet achterhaald. In het korte gesprek aan de telefoon is wel vernomen dat het CJG Arnhem nog niet beschikt over een uitgebreid visiedocument. Deze is nog in ontwikkeling. Dit jaar is er een onderzoeksrapport van de Arnhemse Rekenkamer (2012) verschenen waarin het CJG Arnhem onder de loep is genomen. Daarin wordt onder andere de vraag gesteld naar hoe het tot nu toe gaat met het CJG Arnhem. Eén van de conclusies van de Arnhemse Rekenkamer is dat het CJG Arnhem jongeren nog niet goed genoeg weten te bereiken, omdat jongeren het CJG Arnhem nog onvoldoende weten te vinden (Rekenkamer Arnhem, 2012).
6.3
Deelvraag 3
Wat is de behoefte van de Arnhemse jongere? Hierin worden de resultaten van het onderzoek beschreven. Deze worden beschreven aan de hand van tabellen en een beschrijving van de antwoorden. Zoals in de analyse al duidelijk werd, is het opgedeeld in acht categorieën, waarvan zes van belang voor dit onderzoek, één categorie is overig, maar wel van belang voor de opdrachtgever en één categorie is niet van belang. Deze laatste categorie is niet opgenomen in de resultaten. De resultaten bestaan onder andere uit tabellen. Eén
30
uitkomst uit de tabel wordt benoemd als geen mening. Deze uitkomst geldt vooral voor het groepsinterview, waar sommige respondenten zich niet bij elke vraag hebben uitgesproken. 6.3.1
Kenmerken van de respondenten In totaal 11 respondenten 1 groepsinterview met leerlingen van het Lorentz College, 3 mavo 4 interviews over de telefoon 1 face to face interview 5 jongeren hebben ervaring met jeugdzorg (gehad) 6 zonder jeugdzorgervaring 5 met jeugdzorgervaring: 3 jongens en 2 meisjes tussen de 18 en 22 jaar oud 6 zonder jeugdzorgervaring: 3 jongens en 3 meisjes tussen de 14 en 16 jaar oud
6.3.2 Resultaten per categorie De resultaten worden beschreven per categorie en ondersteund met citaten uit de interviews. Deze zijn letterlijk overgenomen. Er is gekozen om de jongeren zonder jeugdzorg ervaring en de jongeren met jeugdzorgervaring apart te benoemen, omdat jongeren zonder jeugdzorgervaring andere ideeën en verwachtingen hebben bij het CJG, dan de jongeren die ervaring met jeugdzorg hebben (gehad). Afkortingen:
WJZ: respondenten met jeugdzorgervaring NJZ: respondenten zonder jeugdzorgervaring
31
Informeren: voorlichting geven en bekendheid geven aan de doelgroep (Van Woudenberg, 2009).
1. Bekendheid onder respondenten Niet bekend met het CJG 3 5 8
WJZ NJZ Totaal
Wel bekend met het CJG 2 1 3
Acht respondenten hebben nog nooit gehoord van het CJG. Drie respondenten hebben een beetje kennis over het CJG. “Ik ken het van naam en ik ken het een beetje vaag”. Eén respondent wist te benoemen waar het CJG in de buurt gevestigd is. Twee van de drie respondenten die wel bekend zijn met het CJG kunnen benoemen dat je er met je problemen terecht kunt. Geen van de respondenten hebben de website van het CJG Arnhem bezocht of de website www.jonginarnhem.nl. 2. Positief – negatief
WJZ NJZ Totaal
Positief
Negatief
Geen mening
1 1 2
2 2
5 5
Niet ter sprake gekomen 2 2
Op de vraag: Zou je meer willen weten over het CJG?, antwoordden twee respondenten negatief. “Zoals het op deze manier gerund wordt, nu niet nee. Maar als daar verandering in komt zou ik daar best meer over willen weten.” Twee waren er positief. “Jawel, want je komt overal mensen tegen die in vervelende situaties zitten of problemen hebben. Dan is het wel handig om die mensen door te sturen naar het CJG.” 3. Suggesties Deze subcategorie is onderverdeeld in positieve en negatieve suggesties. Wat moet het CJG wel doen en wat vooral niet? Wel doen Internet/ social media Flyer Posters Bekendheid geven op scholen Reclame maken De straat op/ jezelf laten zien Verschillende vormen inzetten
Respondenten 5 4 3 4 3 2
Niet doen Niets doen Jongeren pushen met te veel reclame Jeugdzorg verwerken in de reclames
2 32
Respondenten 4 2
2
Hoe moet de folder er wel/niet uitkomen te zien? Wel Geschikt voor jongeren/ moet jongeren aantrekken Realistische plaatjes
Niet Te veel tekst
“Jongeren hebben vaak geen zin om een heel boekje te gaan lezen.”
33
Medeweten: het luisteren en kijken naar jongeren om informatie te krijgen over de wensen en behoeften van jongeren (Van Diepen en collega’s, 1997, aangehaald door Van Hees en collega’s, 2002). 1. Positief – negatief
NJZ WJZ Totaal
Positief
Negatief
Geen mening
3 4 7
-
3 3
Niet ter sprake gekomen 1 1
Over het algemeen zijn de respondenten positief over het medeweten van het CJG. Dit betekent dat ze positief geantwoord hebben op de vraag: Moet het CJG weten wat jongeren bezighoudt? De reden die de respondenten geven is dat het CJG anders niet weet wat jongeren bezighoudt. “Als iemand niet weet zeg maar waar je mee bezig bent of wat je bezighoudt dan is dat lastig praten met iemand.” 2. Suggesties (over jongeren die hun mening willen geven) De ene respondent geeft als suggestie dat het CJG moet weten waar jongeren zijn en zich laten zien, zodat je met jongeren in gesprek kan gaan. Zo kom je te weten wat er onder jongeren speelt. “Meedoen en openstaan.” Hier komen veel antwoorden overeen. Een ander geeft aan dat het CJG informatie moet halen uit de jongeren die met een hulpvraag naar het CJG toe komen. Zo komen ze te weten wat er onder jongeren speelt.
34
Meepraten: mening vragen van jongeren om te weten of het voorgenomen beleid overeenkomt met hun wensen en verwachtingen(Van Diepen en collega’s, 1997, aangehaald door Van Hees en collega’s, 2002).
1. Positief – negatief
NJZ WJZ Totaal
Positief
Negatief
Geen mening
3 3 6
1 1
3 3
Niet ter sprake gekomen 1 1
De respondenten zijn over het algemeen positief over jongeren die hun mening willen geven over het CJG. “Ja, dat denk ik wel, want als je al hoort dat mensen erover klagen, dan neem ik aan dat ze daar ook een mening over hebben en daarover willen praten.” Er zijn wel een aantal voorwaarden aan. Zo moet er wat tegenover staan. “Maak kans op een I-pod ofzo.” Ook wordt genoemd dat het onder schooltijd zou moeten en het moet niet te moeilijk zijn, houd het algemeen. Hiermee wordt bedoeld dat de vragen niet te moeilijk en simpel moeten zijn. 2. Suggesties (hoe jongeren te bereiken?) Op deze vraag worden meerdere suggesties aangehaald. Er wordt benoemd hoe de respondenten het zouden aanpakken, als zij het voor het zeggen hadden. Interviews en enquêtes houden wordt hierbij meerdere malen vernoemd. Er worden ook tegenstellingen gegeven. De één vindt dat het CJG de straat op moet gaan om naar jongeren en hun mening te vragen. Het persoonlijk contact is hierbij belangrijk. De ander zegt dat de enquêtes zoveel mogelijk digitaal moeten worden verstrekt. “Ik denk dat je door enquêtes veel jongeren kunt bereiken en zo hun mening vragen. En zo veel mogelijk digitaal, omdat jongeren veel op het internet zitten.” Scholen worden ook genoemd als informatiepunt om jongeren te bereiken. Daar vind je grote groepen jongeren. “Ja, misschien bijvoorbeeld een keer een enquête geven op scholen.” Ten derde jongeren bevragen die bij het CJG zijn geweest, zij kunnen dan vertellen hoe zij het vonden om geholpen te worden. 3. Anonimiteit Opvallend is dat er meerdere keren wordt aangehaald dat anonimiteit belangrijk is bij het invullen van enquêtes. Jongeren moeten de vrijheid krijgen om het anoniem in te vullen. Bij de respondenten die niet bekend zijn met jeugdzorg wordt groepsdruk van andere jongeren benoemd. “Uit de buurt van vrienden, want die hebben ook veel invloed op wat je invult.”
35
Meebeslissen: jongeren hebben ook een stem in de besluitvorming (Van Diepen en collega’s, 1997, aangehaald door Van Hees en collega’s, 2002).
1. Positief – negatief
WJZ NJZ Totaal
Positief 5 3 8
Negatief 2 2
Geen mening 1 1
“Ik denk dat het wel heel belangrijk is, (…) als het beleid voor jongeren wordt gemaakt, als jongeren wat te zeggen hebben of ook wat van terug kunnen zien dan zal dat veel beter kunnen werken als je alles alleen maar vanuit de theorie pakt, ik denk dat vanuit de praktijk jongeren ook heel veel kunnen toevoegen daaraan.” “Ja, dat sowieso, ik denk dat jongeren het beste weten hoe je iets kan overbrengen en niet iemand die er eigenlijk helemaal geen verstand van heeft.” Twee van de respondenten staan negatief tegenover het meebeslissen van jongeren met betrekking tot het beleid van het CJG. Het is genoeg om jongeren alleen een vragenlijst in te laten vullen, zegt één respondent. De ander zegt dat het CJG zelf wel weet wat zij belangrijk vinden. Er wordt verteld dat jongeren niet over alles mee kunnen beslissen. Er moeten ook meerdere mensen meebeslissen. Ouders die ook meebeslissen wordt door drie van de NJZ genoemd. 1. Suggesties (waar en waarover kunnen ze meebeslissen?) Jongeren kunnen meebeslissen over de manier waarop reclame wordt gemaakt en waarop jongeren worden geïnformeerd, dit zegt een respondent. Een andere respondent denkt voordat jongeren mee kunnen beslissen, er eerst voor een groot deel van de jongeren duidelijk moet zijn wat het CJG inhoudt. “Maar als je echt wilt dat die jongeren mee gaan beslissen over de organisatie, mee gaan praten, nou dan moet je gaan vertellen wat jeugd en gezin inhoudt.” Jongeren moeten ook niet te jong zijn om mee te beslissen. “En ja, de jongeren moeten natuurlijk ook niet te jong zijn, want als je zo’n jonge jongen gaat betrekken zeg maar, dan krijg je ook weer van die input, dan weet je niet of je dat serieus kan nemen of niet en eigenlijk zijn die jongeren ook nog te jong om daarover mee te praten.”
36
Meedoen: jongeren nemen zelf initiatief en jongeren zijn een onderdeel van de organisatie (Van Diepen en collega’s, 1997, aangehaald door Van Hees en collega’s, 2002).
1. Positief – negatief
WJZ NJZ Totaal
Positief 5 4 9
Negatief -
Geen mening 2 2
De respondenten staan hier positief tegenover. Jongeren bereiken jongeren het beste. “Jongeren helpen om jongeren te bereiken.” “Dat mensen hunzelf terugzien in iemand. Dan geloof je iemand meer dan iemand die zegt, ik ken het wel, maar heb het nog nooit zelf meegemaakt.” 2. Suggesties (eigen initiatief en jongeren die meedoen in de organisatie) Eigen initiatief nemen: Jongeren vertellen jongeren wat ze van het CJG vinden. Een soort mond tot mond reclame. Dit wordt door twee respondenten aangehaald. “Je vindt dat ze je goed hebben geholpen, dat je dat dan ook tegen je vriend zegt (…) en je zegt je kan naar het CJG gaan.” Jongeren die meedoen in de organisatie: een ervaringsdeskundige die ervaring heeft met de hulp van het CJG wordt vaak genoemd. Bijvoorbeeld een jongere die gastlessen geeft op scholen. “Ja, persoonlijke dingen vertellen, dat soort dingen. Dat maakt de meeste impact.” Door een respondent wordt gezegd dat deze jongeren het wel leuk vinden om te doen en zich niet verplicht moeten voelen. Er wordt ook genoemd dat het CJG jongeren als informatiepunt zou kunnen gebruiken. “… maar ik denk wel dat het handig kan zijn om jongeren zeg maar ja niet als een soort reclamebordjes maar meer als informatiepunt zeg maar kan geven over het CJG. Want ik denk dat je jongeren eerder bij jongeren aankomen van het is het CJG en wat kan ik daarmee, dan dat ze daarmee naar medewerkers stappen waar volwassenen zitten.”
37
Werkwijze CJG: de uitkomsten uit deze categorie worden in verband gebracht met de werkwijze van het CJG.
1. Visie/plan Het CJG moet een goed plan hebben over hoe ze jongeren willen bereiken. En ze moeten onafhankelijk zijn van Bureau Jeugdzorg. Dit zeggen twee van de WJZ respondenten. “Omdat je vooral niet weet waar je informatie naartoe gaat, wie je spreekt. Dat is gewoon heel erg belangrijk voor jongeren denk ik.” 2. Het gebouw/ het personeel Een respondent vroeg zich af of het CJG ook buurthuizen heeft waar jongeren terecht kunnen. De respondenten hebben de manier waarop ze aangesproken willen worden benoemd. De jongere moet gehoord worden, naar geluisterd worden. Daarbij wordt ook verteld hoe de hulpverlener zich moet gedragen. Jongeren moeten zich op hun gemak voelen. Vertrouwen is hierbij belangrijk. “Ik ga niet tegen een onbekend iemand wat zeggen. Ik bedoel als ik met iemand een gesprek ga houden wil ik eerst weten wie het is. Ik heb goed vertrouwen in deze persoon nodig.” De hulpverlener moet zich ook kunnen aansluiten bij de beleving van jongeren en moet verstand van zaken hebben. Een andere respondent geeft aan dat het ook weleens fijn is om met een groep gelijkgestemden te praten “Soms is het fijn dat je met meerdere mensen bij elkaar bent. Dat je bijvoorbeeld elkaar gelijk daarna al kan steunen.” 3. Bereikbaarheid Er zijn meerdere respondenten die internet zouden gebruiken als ze hulp nodig hebben. “Ik zou het via internet doen, als ik ooit hulp zou willen.” De ene gaat op een site informatie zoeken, maar anderen zouden op een forum, in een chatbox of per e-mail een vraag stellen. Daarnaast geven een aantal respondenten aan dat ze na het internet gebruikt te hebben, wel meer persoonlijk contact zouden zoeken. “Ja, ik denk dat ik het in het begin wel opzoek op internet, maar later dan daar naar toe ga, ofzo. Want echt op internet neem je minder serieus, dan dat er echt iemand naar je luistert.” Twee van de respondenten geven aan dat ze telefonisch contact zouden zoeken. 4. Onderwerpen van jongeren De onderwerpen waar jongeren mee naar het CJG zouden gaan lopen uiteen. De onderstaande opsomming geeft een lijst met onderwerpen weer met problemen waar jongeren mee naar het CJG zouden gaan:
Problemen op school Problemen of vragen over drugs Problemen met het zoeken van werk Schuldproblematiek Problemen thuis of met je ouders Pesten 38
Een respondent geeft aan dat het CJG zo breed mogelijk op onderwerpen moet inzetten, zodat jongeren altijd terecht kunnen bij het CJG. “Zo van je kan altijd bij ons terecht, met welke vraag dan ook.”
39
Overig van belang: geen uitkomsten die de hoofdvraag beantwoorden, maar die wel van belang zijn voor mijn opdrachtgever. 1. Jeugdzorg: positief – negatief Twee van de WJZ respondenten geven aan dat Bureau Jeugdzorg een belangrijke factor is om niet naar het CJG te gaan met een hulpvraag. Ze zijn angstig om hun probleem uit te spreken, omdat de kans bestaat dat het wordt doorgespeeld en daardoor Bureau Jeugdzorg of de kinderbescherming wordt ingeschakeld. “Nou ja, je bent natuurlijk altijd bang dat als je iets vertelt, bedoel je zit in een situatie thuis, dat dat allemaal doorgespeeld wordt naar Jeugdzorg. Dat je in een internaat terecht komt of er dingen gebeuren die jij niet wilt.” 2. De doelgroep jongeren Een respondent geeft aan dat jongeren een moeilijke doelgroep zijn. Ze zijn lastig aan te spreken en vragen niet snel om hulp. “Ja, en ik denk ook dat heel veel jongeren ook gewoon hun problemen opkroppen. Ja, dat is ook een probleem. Of heel eigenwijs zijn, dat ze het zelf wel kunnen oplossen, van we komen er zelf wel uit. En ze moeten eerst zelf ondervinden dat ze er zelf echt niet uitkomen. Dan zullen ze misschien nog iets gaan doen.” Een andere respondent geeft aan dat ze soms te trots is om geholpen te worden. “Maar als anderen vinden dat jij hulp nodig hebt, dat vind ik dan niet oké.” Waarop een andere respondent reageert: “Dan wil je bewijzen dat je het zelf wel beter kan.” 3. Opvallend Een respondent gaf aan dat hij het programma ‘Over de streep’1 een goed programma vindt om jongeren te bereiken. De respondent gaf aan dat in dit programma de leerlingen elkaar steunen bij het uiten van hun problemen. Dit is een werkvorm die het CJG zou kunnen gebruiken bij workshops op scholen.
1
In het programma ‘Over de streep’ doen leerlingen van middelbare scholieren mee aan Challenge Day, een methode om onverschilligheid en onbegrip tegen te gaan en wederzijds respect te stimuleren. Centrale vraag: wat weten we nu eigenlijk echt van elkaar? (KRO, n.d.)
40
7 Conclusie en aanbevelingen Naar aanleiding van de vraag vanuit mijn opdrachtgever Zorgbelang Gelderland om de werkwijze van het CJG in Gelderland vanuit het perspectief van de burger onder de loep te nemen, is er een specifieke vraag ontstaan naar jongerenparticipatie in het CJG Arnhem. Een goed beeld van jongerenparticipatie binnen het CJG Arnhem is hiervoor nodig. In de conclusie van dit onderzoek wordt antwoord gegeven op de hoofdvraag, die luidt:
In hoeverre maakt het CJG Arnhem gebruik van jongerenparticipatie en welke verbeteringen zijn hiervoor nodig?
Zoals u al eerder heeft gelezen is deze hoofdvraag tweeledig. Daarom zal deze hoofdvraag in twee delen beantwoord worden aan de hand van de conclusies die getrokken worden uit de resultaten van de deelvragen.
7.1
Maakt het CJG gebruik van jongerenparticipatie?
Het is lastig om over de praktische inzet van jongerenparticipatie binnen het CJG Arnhem te spreken, omdat een gesprek met de gemeente Arnhem of medewerkers van het CJG Arnhem niet mogelijk was. Het is dus niet bekend geworden of het CJG Arnhem jongeren betrekt bij het maken van beleid. Aan de documenten die geraadpleegd zijn voor dit onderzoek is niet op te maken of het CJG Arnhem jongerenparticipatie inzet. Wel is duidelijk dat de gemeente Arnhem in zekere mate jongerenparticipatie benoemd in haar beleid. De gemeente geeft in 2007 in een beleidsdocument over jongerenparticipatie aan dat ze jongerenparticipatie vanzelfsprekend willen maken in activiteiten en projecten. Nu het CJG Arnhem onder de verantwoording van de gemeente Arnhem valt zou de gemeente hier met het CJG ook beleid op kunnen maken. Of dit nu gebeurt, kan in twijfel worden getrokken, omdat de visie en missie documenten van het CJG Arnhem nog ontbreken. De gemeente Arnhem geeft in 2007 aan dat communicatie één van de speerpunten is in hun jongerenparticipatiebeleid. Hieronder valt ook het informeren van jongeren over participatiemogelijkheden (Gemeente Arnhem, 2012). Op welke manier de gemeente Arnhem dit praktisch wil aanpakken is onbekend. Er is dus weinig bekend over hoe het CJG Arnhem jongerenparticipatie inzet om hun visie en beleid te laten aansluiten op jongeren en het bereiken van deze doelgroep. Wel te concluderen is dat er weinig jongeren zijn die naar het CJG Arnhem toestappen met een hulpvraag (Rekenkamer Arnhem, 2012). Ook uit de interviews is op te maken dat geen van de respondenten met een hulpvraag naar het CJG Arnhem is gegaan. Het merendeel van de respondenten wist niet te vertellen waar het CJG Arnhem voor staat en wat het CJG voor jongeren kan betekenen. Uit de resultaten van dit onderzoek is op te maken dat het CJG Arnhem minimaal inzet op jongerenparticipatie. De conclusie is dan ook dat het CJG Arnhem zich daar meer voor moet inzetten. Zeker nu de visie en missie van het CJG Arnhem nog in ontwikkeling zijn. Je zou het kunnen zien als een kans om jongeren er al bij het begin bij te betrekken.
41
7.2
Welke vormen van jongerenparticipatie sluiten aan bij het CJG Arnhem?
Het antwoord op deze vraag is een verbinding tussen wat jongeren zouden willen en waar het CJG Arnhem voor staat. Het CJG Arnhem geeft aan wat ze willen bereiken en wat ze willen bieden aan hun ‘klanten’. Ten eerste willen ze laagdrempelig zijn en geschikt zijn voor een grote groep mensen, namelijk de doelgroep -9 maanden tot 23 jaar. De kerntaken van het CJG zijn daarbij voorlichting, informatie, hulp en advies geven (Ministerie van Jeugd en Gezin, 2010). Zoals al eerder in dit stuk aangegeven is het hierbij relevant om aan te sluiten bij de doelgroep. Dit kan bewerkstelligd worden door te weten wat de behoeften zijn van deze doelgroep en dit kan door middel van participatie. Het is duidelijk dat jongerenparticipatie nodig is om de werkzaamheden van het CJG Arnhem af te laten stemmen op jongeren. De vraag rest alleen, welke vormen van jongerenparticipatie kan het CJG Arnhem het beste inzetten om de aansluiting te vinden? Omdat de visie over jongerenparticipatie of zelfs over jongeren in het algemeen van het CJG Arnhem ontbreekt, is het moeilijk te bepalen wat de beste werkwijze is. Maar omdat het CJG Arnhem onder verantwoordelijkheid valt van de gemeente Arnhem, zal het merendeel van hun visie over jongerenparticipatie worden gebruik als leidraad voor de beantwoording van deze vraag. De gemeente Arnhem (2007) verstaat onder jongerenparticipatie ‘de mogelijkheid tot actieve betrokkenheid van jongeren bij hun leefomgeving’. Meedoen, meebeslissen en meedenken worden hierbij als begrippen genoemd. Deze drie begrippen komen een groot deel overeen met het concept model van de participatieladder.
meedoen meebeslissen
meedoen meebeslissen meedenken
meepraten medeweten informeren
Figuur 6. Vergelijking concept model participatieladder met de begrippen van de gemeente Arnhem (2007) De gemeente Arnhem (2007) geeft de begrippen meedoen, meebeslissen en meedenken. In het concept model participatieladder staan er nog twee traptreden onder. In het echte leven sla je niet zo makkelijk twee treden van een ladder over, dit geldt ook voor deze participatieladder. Het is van belang om de eerste twee treden van de participatieladder te gebruiken om bij de volgende treden te komen.
42
7.3
Wat is de behoefte van de Arnhemse jongere?
Alle conclusies en aanbevelingen die in dit hoofdstuk worden getrokken zijn gebaseerd op de uitkomsten van de afgenomen interviews. 7.3.1 Informeren Relatief weinig respondenten hebben van het CJG gehoord en degene die wel bekend zijn met het CJG kennen het oppervlakkig. De respondenten zouden er wel meer over willen weten. Er is dus behoefte aan informatie voor jongeren over het CJG. Het CJG Arnhem heeft een jongerenwebsite, www.jonginarnhem.nl . Geen van de respondenten heeft deze website bekeken, ook de website van het CJG Arnhem is niet bekeken door de respondenten. Dit betekent dat het CJG niet de aandacht heeft van de jongeren in Arnhem. Met een goede internetsite of het inzetten van social media bereik je veel jongeren. Ook door reclame te maken op scholen en plekken waar veel jongeren komen, kun je bekendheid van het CJG Arnhem vergroten. 7.3.2 Medeweten Jongeren vinden het belangrijk dat het CJG Arnhem weet waar de interesses en behoeftes van jongeren liggen. Door in gesprek te gaan en je te laten zien op plekken waar jongeren komen, kun je als CJG Arnhem meer te weten komen en meer inspelen op de behoeften van jongeren. 7.3.3 Meepraten Jongeren vinden het belangrijk dat ze gehoord worden en dat er om hun mening wordt gevraagd. Als je een grote groep jongeren wilt bereiken, is een enquête het beste middel. Dit kun je op verschillende manieren doen. Namelijk door het verspreiden van enquêtes op internet en op scholen. Zorg ervoor dat de enquêtes anoniem ingevuld kunnen worden. 7.3.4 Meebeslissen Voordat jongeren kunnen meebeslissen, met andere woorden invloed hebben op beleid, zal er eerst gekeken moeten worden naar een goede visie als beginpunt. Daarnaast zullen de eerste drie treden van de participatieladder bewandeld moeten worden voordat er wordt besloten om jongeren mee te laten beslissen. Dit vergt ook een goede organisatie. Als er jongeren meebeslissen zal er van te voren nagedacht moeten worden over de invulling hiervan. Wat de jongeren betreft is meebeslissen belangrijk, maar er worden wel een aantal voorwaarden aan verbonden. Jongeren moeten bijvoorbeeld niet de enige zijn die invloed hebben op het beleid van het CJG, ook ouders zouden een stem moeten krijgen. 7.3.5 Meedoen De invloed van jongeren op andere jongeren is groot. Jongeren zijn een moeilijke doelgroep om te bereiken. Door jongeren voorlichting te laten geven aan andere jongeren wordt de invloed vergroot. 7.3.6 Werkwijze CJG Arnhem Over de werkwijze van het personeel worden veel specifieke op- en aanmerkingen gemaakt. Jongeren vinden het belangrijk dat de medewerker respectvol en oprecht overkomt. Vertrouwen is hierbij belangrijk. Het is daarom van belang dat medewerkers van het CJG zichzelf meer moeten laten zien en zich meer moeten begeven onder de jongeren. Daarnaast lopen de onderwerpen die jongeren bezighouden uiteen. Het is van belang dat het CJG Arnhem zich zo breed mogelijk oriënteert op deze onderwerpen, zodat het CJG Arnhem daarbij haar aanbod op kan afstemmen. De informatie over deze uiteenlopende onderwerpen vinden jongeren 43
vaak op het internet. Het inzetten van social media en het opzetten van een goede en vooral ook bekende site zou een oplossing kunnen zijn. 7.3.7 Concluderend Als het concept model van de participatieladder en de mening van de respondenten/de jongeren worden vergeleken, kan er geconcludeerd worden dat deze overeenkomen. De respondenten zijn het merendeel positief over de wijze van participeren met betrekking tot het concept model van de participatieladder. Er kan dus worden uitgegaan van dit concept model wat betreft de jongeren.
meedoen meebeslissen meepraten
medeweten informeren Figuur 5. Concept model participatieladder
44
7.4
Terugkoppeling hoofdvraag
In hoeverre maakt het CJG Arnhem gebruik van jongerenparticipatie en welke verbeteringen zijn hiervoor nodig?
Samenvattend kan geconcludeerd worden dat het CJG Arnhem minimaal tot geen gebruik maakt van jongerenparticipatie met betrekking tot visie en beleid. Om aansluiting te vinden bij deze doelgroep is jongerenparticipatie nodig. De beste aansluiting en resultaten zullen worden verkregen door alle treden van de participatieladder te doorlopen, omdat dit het beste aansluit bij de literatuur, wat de jongeren vinden en wat het CJG Arnhem zou moeten doen. Of dit ook haalbaar is voor het CJG Arnhem is lastig te benoemen. Het is vooralsnog onduidelijk welke mogelijkheden er zijn om jongerenparticipatie toe te passen binnen het CJG Arnhem. Toch wordt er tot besluit een overzicht gegeven van aanbevelingen.
7.5
Tot besluit
Een overzicht van de aanbevelingen aan de hand van dit onderzoek. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van een concept model van de participatieladder. Dit kan voor het CJG Arnhem werken als een rode draad voor het inzetten van participatie. Het lijkt nu ook de geschikte tijd om jongerenparticipatie in te zetten bij de ontwikkeling van de visie en missie. 7.5.1 Aanbevelingen om jongerenparticipatie te verbeteren Ten eerste: zorg voor een goed beleidsplan met een daarbij horende visie en missie. Door de eerste volgende vier stappen te doorlopen wordt een goed beeld geschetst van wat er onder jongeren speelt. Met de focus op de toekomst en daarmee het slagen van het CJG Arnhem, zal er meer aansluiting gevonden moeten worden bij alle doelgroepen die voor het CJG Arnhem van belang zijn. De volgende praktische aanbevelingen zijn gemaakt aan de hand van het concept model van de participatieladder.
45
Informeren 1. Meer bekendheid geven aan en voor jongeren. Probeer jongeren te bereiken op plekken waar jongeren veel te vinden zijn. Tip: Door flyers te verspreiden en door actief het internet te gebruiken. Bijvoorbeeld het gebruiken van social media. 2. Probeer als CJG zichtbaar te zijn, laat je persoonlijk zien. Het CJG Arnhem geeft aan omgevings-, vraag- en klantgericht te willen werken. Dit doe je door jezelf te laten zien. Tip: Ga naar plekken waar jongeren komen. Bijvoorbeeld scholen of Medeweten ‘hangplekken’. 3. Kruip in de huid van de jongere. Dit doe je door te luisteren naar jongeren en je te verdiepen in wat jongeren bezighoudt. Tip: Als je jongeren tegenkomt, praat met ze en probeer te begrijpen wat hun bezighoudt.
4. Vraag jongeren naar hun mening. Tip: Met het verspreiden van enquêtes bereik je een grote groep jongeren. Zorg wel voor een gemakkelijke en voor jongeren aantrekkelijke vorm. Door de vorige drie aanbevelingen op te volgen, kom je dit te weten.
Meebeslissen
Meepraten
5. Als je jongeren mee wilt laten beslissen in beleid, is een goed beleidsplan met daarin een visie en missie een voorwaarde. Dit is een stap die voor de langere termijn voldoet. Tip: neem de stem van jongeren serieus en maak het concreet en simpel.
6. Om het preventieve karakter van het CJG te waarborgen is voorlichting een van de opties. Jongeren beïnvloeden andere Meedoen jongeren het meest, dus maak gebruik van jongeren als voorlichter voor het CJG. Tip: Bijvoorbeeld voorlichting geven op scholen waar de CJG medewerker en een jongere samen voor de klas staan en hun verhaal vertellen.
Tot slot: sta open voor wat jongeren te zeggen hebben en ga daar met respect en vertrouwen mee om.
46
8 Discussie Dit laatste hoofdstuk is gewijd aan het terugkijken op de inhoud en het proces van dit onderzoek. Hierin wordt een kritische blik getoond op het verloop van het onderzoek.
8.1
Inhoud
De kritische blik naar de inhoudelijke kant van het onderzoek is verdeeld in drie paragrafen. Het deskresearch en de interviews worden onder de loep genomen. Daarnaast wordt er gekeken of vervolgonderzoek nodig is. 8.1.1 Deskresearch Het is erg jammer en ten nadele van de volledigheid van het onderzoek dat de gesprekken met de gemeente Arnhem en het CJG niet hebben plaatsgevonden. Daarom is er gekozen om meerdere documenten van het CJG Arnhem, de gemeente Arnhem en de Arnhemse Rekenkamer te vergelijken. Om zo toch een goed beeld te krijgen van het beleid van het CJG Arnhem. Er is meerdere malen contact gezocht met het front- en backoffice van het CJG Arnhem. De medewerkers van deze offices wisten niet te vertellen of er meer beleidsdocumenten bestaan over het CJG Arnhem, ook wisten ze niet te vertellen wat het CJG doet aan jongerenparticipatie of wat de visie van het CJG Arnhem hierop is. De coördinator is de aangewezen persoon met deze informatie, volgens de medewerkers. Zij was echter voor een langere periode niet bereikbaar, waardoor de tijdsperiode de doorslag gaf om deze informatie niet te gebruiken. De gemeente Arnhem heeft uiteindelijk besloten om niet mee te werken aan het onderzoek, omdat er naar eigen zeggen al een soort gelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Door het tijdsbestek is het niet gelukt om het andere onderzoek te achterhalen. Deze twee veranderingen in het voorop afgestelde plan hebben de uitkomsten van het onderzoek beïnvloed. Het is mogelijk dat er andere conclusies zouden zijn getrokken als deze informatie wel voorhanden was. 8.1.2 Interviews Er kan afgevraagd worden of de groep respondenten representatief is voor alle jongeren in de gemeente Arnhem. Maar er is in dit onderzoek wel geprobeerd om de groep respondenten zo representatief mogelijk te maken. Door verschillende leeftijden en het onderscheid te maken tussen jongeren met jeugdzorg ervaring en jongeren die geen ervaringen met jeugdzorg hebben. In eerste instantie was de opzet om twee groepsinterviews af te nemen. Hier is uiteindelijk van afgeweken, omdat het door omstandigheden niet is gelukt om een gezamenlijke afspraak met de tweede groep te maken. Er is daarna toch gekozen om deze respondenten te benaderen, dan wel één op één, telefonisch. 8.1.3 Vervolgonderzoek Het zou goed zijn als mijn opdrachtgever, Zorgbelang Gelderland, het CJG Arnhem op de hoogte stelt van dit onderzoek. De aanbevelingen zijn ook zo concreet en praktisch mogelijk gedaan om het CJG Arnhem een goede handreiking te geven. Zodat ze een begin kunnen maken met jongerenparticipatie. Het kan zijn dat de bevindingen van het deskresearch niet helemaal overeen komen met het beleid van het CJG Arnhem. Er kunnen eventuele aanpassingen gedaan worden aan de aanbevelingen. 47
8.2
Proces
Het is proces over het algemeen goed verlopen. Al was de tijdsplanning die vooraf werd gesteld wat ambitieus. Het overzicht houden over een grote opdracht als deze was af en toe lastig. Er is veel aandacht besteed aan het theoretisch kader om vanuit daar een concept model van de participatieladder te ontwikkelen. Deze is de basis van alle beantwoordde deelvragen. Er zijn een aantal punten in het onderzoek niet volgens plan gegaan, zoals in het vorige stuk al werd genoemd. Dit maakt het lastig, omdat er oplossingen voor gevonden moeten worden. Samen met mijn begeleider vanuit de opdrachtgever van dit onderzoek hebben we daar harder voor moeten werken om het voor elkaar te krijgen.
8.3
Tot besluit
De afgelopen vier maanden heb ik naar het afronden van dit onderzoek toegewerkt. Ze zijn snel voorbij gegaan en het uiteindelijke resultaat is goed uit de verf gekomen. Het is een onderzoek dat goed op elkaar aansluit en het is een mooi geheel geworden. Er zijn natuurlijk ook dingen die niet helemaal vlekkeloos zijn verlopen zoals al eerder benoemd is, maar de manier waarop het is opgelost heeft goed uitgepakt.
48
Literatuurlijst Baarda, B. (2009). Dit is onderzoek!. Groningen: Noordhoff Uitgevers. Baarda, D.B., de Goede, M.P.M., Teunissen, J. (2005) Basisboek Kwalitatief onderzoek: Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek. Groningen: Wolters- Noordhoff Edelenbos, J., Domingo, A., Klok, P. & Tatenhove, J. van. (2006). Burgers als beleidsadviseurs Een vergelijkend onderzoek naar acht projecten van interactieve beleidsvorming bij drie departementen. Amsterdam: Instituut voor Publiek en Politiek. Franklin, A. & Sloper, P. (2005). Listening en Responding? Children’s Participation in Health Care within England. Gevonden op 29 april 2012, op http://eprints.whiterose.ac.uk/1626/1/listening.pdf Gemeente Arnhem. (2008). Nota opgroeien in Arnhem met kansen, grenzen en steun. Gevonden op 28 februari, op http://www.arnhem.nl/dsresource?objectid=85571&type=org Gemeente Arnhem. (2011). Startnotitie decentralisatie jeugdzorg. Gevonden op 28 februari 2012, op http://www.arnhem.nl/dsresource?objectid=115605 Gemeente Arnhem. (2007). Uitvoeringsnotitie jeugdparticipatie. Gevonden op 28 februari, http://www.arnhem.nl/dsresource?objectid=85570&type=org Gerritsen, E. (2011). Transitie Jeugdzorg. Een visie uit het werkveld. Deventer: Kluwer. Gruijter, M. de, Tan, S. & Pels, T. (2009). De Frontlinie versterken. Vernieuwende initiatieven in het voorportaal van de jeugdzorg. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. Hazekamp, J. L. & Winter, M. de (2003). Onderzoek in handen van jongeren. Een bijdrage tot een dialoog tussen jongeren en volwassen. In M. De Winter & M. Kroneman (Eds.) Participatief jeugdonderzoek. Sociaal-wetenschappelijk onderzoek samen met kinderen en jongeren naar beleid voor de jeugd. (pp. 19-36) Assen: Van Gorcum Hees, C. van , Bombeeck, W. , Terpstra, J. & Velema, C. (2002). Jong betrokken. Jongerenparticipatie op lokaal niveau. Amsterdam: Instituut voor Publiek en Politiek. Ministerie van Jeugd en Gezin. (2010). Professionals in het Centrum voor Jeugd en Gezin. Samenwerken in het belang van jeugdigen en opvoeders. Den Haag: Ministerie Jeugd en Gezin Muuss, R.E. (2006). Theories of adolescense. New York: McGraw-Hill Publishers. Nederlands Jeugdinstituut. (n.d.). Begrippen. Gevonden op 1 maart 2012 http://www.nji.nl/smartsite.dws?id=128104 Nederlands Jeugdinstituut. (n.d.). Geschiedenis. Gevonden op 28 februari 2012, op http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/28/415.html Over de streep. (n.d.). Gevonden op 13 mei 2012, op http://overdestreep.kro.nl/ Over het Centrum voor Jeugd en Gezin... (2010). Gevonden op 23 februari 2012, op http://www.cjgregioarnhem.nl/artikelen/professionals/informatie-voor-professionals/menu-id-8148 49
Opvoedvisie CJG regio Arnhem. (n.d.). Gevonden op 23 februari 2012, op http://www.cjgregioarnhem.nl/artikelen/professionals/opvoedvisie-cjg-regio-arnhem/menu-id-8166 Ploeg, J.D. van der (2005). Behandeling van gedragsproblemen. P. 121 en 122. Rotterdam: Lemniscaat. Prakken, J. & Ligtermoet, I. (2003). Barometers voor lokaal jeugdbeleid. Utrecht: NIZW Uitgeverij Rekenkamer Arnhem. (2012). Jeugd binnen bereik. Rekenkameronderzoek naar het Centrum voor jeugd en Gezin in Arnhem Vandenbroucke, M. , Braam, H. , Gisling, R. , Steketee, M. , Rutjes, L. & Strating, G. (2010). De staat van jeugdparticipatie in Nederland vanuit het perspectief van gemeenten. Gevonden op 28 februari, op http://www.verwey-jonker.nl/doc/jeugd/De-staat-van-jeugdparticipatie-in-Nederland_2750.pdf Veldhuizen van Zanten-Hyllner, M.L.L.E & Teeven, F. (2011). Beleidsbrief stelselwijziging jeugd ‘Geen kind buiten spel’. Gevonden op 16 februari, op http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/kamerstukken/2011/11/09/beleidsbrief-stelselwijziging-jeugd-geen-kind-buitenspel.html Verhoeven, N. (2007). Wat is onderzoek?. Amsterdam: Boomonderwijs. Verkaar, E. A. M. J. (2011). Activiteitenplan 2012. Zorgbelang Gelderland, 43-46. Winter, M. de (1995). Kinderen als medeburgers. Kinder- en jeugdparticipatie als maatschappelijk opvoedingsperspectief. Utrecht: De Tijdstroom Woudenberg, A. van (2009). Werken aan het CJG. Visie, inhoud en organisatie van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Assen: Van Gorcum. Yperen, T. van & Woudenberg, A. van (2011). Werk in uitvoering. Bouwen aan het nieuwe jeugdstelsel. Gevonden op 28 februari, op http://www.nji.nl/publicaties/Werk_in_uitvoering.pdf Zorgbelang Gelderland. (n.d.). Wij zijn… Gevonden op 17 februari 2012, op http://www.zorgbelanggelderland.nl/wij_zijn
50
Bijlagen Bijlage 1, interviewvragen
Opzet groepsinterview/ gesprek Opening Korte uitleg onderzoek Vragen of het gesprek opgenomen mag worden. Instructies Tijd: hoelang duurt het interview? Stel gerust vragen als je iets niet begrijpt De informatie die je geeft blijft anoniem Topiclijst
Participatieladder: 1. 2. 3. 4. 5.
Meedoen Meebeslissen Meepraten Medeweten Informeren
Werkwijze CJG:
Vraaggericht werken Klantversterkend werken Omgevingsgericht werken Samenwerkingsgericht werken Werken in een netwerkorganisatie
Interviewvragen:
Informeren
Weet je wat het CJG doet? Zo ja, wat weet je ervan? Waar heb je deze informatie vandaan? Zo nee, zou je willen weten wat het CJG doet en met welke vragen je terecht kan? Waar zou je deze informatie zoeken? (Ga je langs, zoek je op internet, vraag je vrienden/ouders/leerkrachten) Ben je weleens bij het CJG geweest of heb je de site bezocht? Zo ja, wat vind je ervan? Heb je tips voor het CjG om jongeren beter te informeren? Wat moeten ze vooral niet doen?
Medeweten:
Vind je dat het CJG op de hoogte moet zijn van jullie bezig houdt? Waarom wel/niet? 51
Wat moeten ze doen om op de hoogte te zijn van jullie ideeën? Op welke manier kunnen ze het beste op de hoogte blijven? Wat moeten ze absoluut niet doen?
Meepraten:
Denk je dat jongeren hun mening wel willen geven? Hoe kunnen ze het voor jongeren aantrekkelijk maken om hun mening te geven? Als het CJG de mening van jongeren wil weten, hoe zouden ze jullie dan moeten aanspreken? Waar en wanneer kunnen ze jullie het beste bereiken? (op school/werk, in de wijk, digitaal)
Meebeslissen:
Zou het CJG jongeren moeten betrekken bij wat ze voor jongeren kunnen doen? Zou je als jongere ook invloed willen hebben op hoe het CJG eruit zou moeten zien? Hoe zouden ze jongeren het beste kunnen bereiken om mee te beslissen? Kun je uitleggen waarom?
Meedoen:
Zouden jongeren deel uit moeten maken van het CJG? Zo ja, hoe dan? Zo nee, waarom niet? Stel dat je een vraag heb over seksualiteit, huisvesting, pesten, problemen thuis (vragen die je bij het CJG kan stellen, ook bij de introductie uitgelegd) met wie zou je het daar over hebben? Kun je uitleggen waarom? Wat zou het CJG moeten doen om voor jou de drempel te verlagen om met deze vragen bij hen te komen? (Hoe belangrijk is het dat het anoniem is?)
Werkwijze van het CJG:
Hoe zou de jongere het CJG ‘om hulp vragen’? (door er naartoe te gaan, door te bellen, door het op te zoeken via internet…) Over welke onderwerpen, of met welke vragen zou je naar het CJG gaan? Kun je uitleggen waarom? Heb je nog meer tips voor CJG’s die erover denken om jongeren te betrekken bij het opzetten van het CJG?
Afsluitende vraag Als jij de baas van het CJG was, wat zou je dan doen? Samenvatting van wat er gezegd is Is iedereen het daarmee eens? Zijn er nog aanvullingen? Afsluiting Nog opmerkingen? Laten weten als er nog iets te binnen schiet Als je wilt krijg je een samenvatting van het onderzoek/gesprek.
52
Bijlage 2, uitgewerkt groepsinterview
53
Uitgewerkt interview – groep
Dus het gaat dus over het Centrum van Jeugd en Gezin en ik dacht ik maak eerst een rondje met wat weet je er al van… interviewer
Leerling 1
Leerling 2
Weet je er al wat van? CJG? Zegt je niks.
Nee. Nooit van gehoord eerlijk gezegd Nee
Nee
Leerling 3
Leerling 4
Leerling 5
Leerling 6
Weet alleen waar het ligt. Ja, jij weet waar het is
Nou Behalve van wat je net hebt uitgelegd weet ik niks. Ik weet eigenlijk ook niks Ik durf ook niks te zeggen
Nou weet je dan hebben jullie een open beeld, dus dan eh, dan is dat fijn. Dus jullie weten niets ervan. Eh, maar je zei wel iets van gezin En ehm. Dat denk je of heb je dat ergens vandaan. De naam zegt het?
Ja jeugdzorg, als je problemen hebt met je familie dan ga je daar naar toe om te praten.
Dat denk ik grotendeels want met eh ja.. Ja, de naam zegt het al ja en eh verder
(1.06 sec) Oké. Je gokte wel een beetje goed Zou je wel willen weten wat het doet want ik heb al een beetje van te voren gezegd dat je terecht kan met vragen, van alles wat je bezig houdt. Zou je wel meer over willen weten? Oké. Ja, het gaat niet zoals in de klas met vinger opsteken ofzo. Je mag allemaal door elkaar roepen en als het te veel wordt dan zal ik het zeggen.
weet ik niks dus ik gokte maar heel groot. Ja.
Mij lijkt het wel leuk om te zien hoe je daar met mensen gaat praten, want ik ben nog nooit in verband gekomen met eh jeugdzorg of zo dus dat is ook welleuk om te leren kennen. Je kan er misschien dan gewoon langs gaan en binnenlopen en vragen wat je wilt weten. En als je niet waar het zit dan kan je je ouders vragen.
Stel je wilt wat meer weten over het CJG waar zou je dat dan opzoeken? Ik zou het op internet opzoeken. Ja want als je ouders het ook niet weten. (2.20) Oké, nou ja CJG heeft een ook een site en
Ja, internet is alles Jong is toch zo’n jeugdcentrum? Oh
Nee
Nee, nog nooit van gehoord
55
heeft ook een speciale site voor jongeren. Dat heet jong in Arnhem, hebben jullie die weleens bezocht? Die zit hier volgens mij toch
Dus dat is meer een jongeren wijkcentrum?
nee dat is fresh sorry.
Nee, dit is de matzer en fresh zit iets verder. Maar ik weet dat dat ook met jeugdzorg en jeugd dingen. Ja, dat is meer een jongeren wijkcentrum waar mensen kunnen optreden enzo, maar daar dacht ik ook aan toen ik dit zag. Dacht ik dat is ook zoiets.
Ja, oké.. (3.02) Nou zeggen jullie eigenlijk van we weten er eigenlijk niet zo veel van. Wat zou het CJG kunnen doen om jongeren beter te informeren, dus zodat je er meer vanaf zou kunnen weten.
Reclame maken denk ik.
Ja, spotjes op tv, folders uitgeven. Vaker dit soort dingen, interviews afnemen. De mensen meer
56
laten zien van het CJG Ja, en ook op een manier dat er echt mensen naar kijken. Want je hebt ook dat ze het wel doen, maar dan doen ze het op zo’n manier dat er niemand naar wil kijken. Nou ja, dan staat er op een blaadje. Dat ik ga ik dan echt niet lezen.
(3.52) Wat is echt een manier dat je zegt, daar ga ik echt niet naar kijken? Ja net zoals sommige reclames in de brievenbus ofzo, Als er een leuk lichaam op tv is van 2 kinderen die problemen hebben en met iemand gaan praten tuurlijk dan trekt dat mijn aandacht. Als ik in de krant zie stukje van eh dit dat zus zo. En je ziet allemaal kinderen lachen ofzo of een mooie vrouw dan ga ik ook wel sneller lezen. Dan als er saai staat. Het is leuker als ik een spotje op tv zie. Net zoals Sire. Sire
57
CJG.
spreekt je aan. Als het CJG net zoals Sire een spotje gaat maken dan ga ik er ook naar kijken. En dan denk ik direct dat is ZG.. Oh CJG ja dat bedoel ik.
Dat is de afkorting voor Centrum voor jeugd en gezin, dus C van centrum, J van jeugd en G van gezin. Wil jij nog wat zeggen?
Ja, ik vind dat soort verdiensten zich zo confortabelijk mogelijk moeten laten lijken voor jongeren, want ik heb soms weleens in situaties gezeten. Dan was ik ook in aanmerking gekomen voor school, voor dat soort hulpdiensten. Als ik heel eerlijk ben was dan zag ik er heel vaak tegenop, want het zag er allemaal een beetje zwart-wit uit. Iemand kan je helpen en die gaat met jou praten bijvoorbeeld, maar meer werd er niet echt uitgelegd. Stel je
58
voor ik kreeg een flyer of zo en daar staat een beetje uitgebreid in van dat het jou echt kan helpen of dat je niet de enige bent natuurlijk dat het normaal is. Zo comfortabel mogelijk een kind te laten uiten want al zit je ergens mee of wil je hulp ja ik denk dat dat voor heel veel jongeren en voor mij sowieso dat dat best wel lastig is om dat even makkelijk te uiten. Het is het best om het zo comfortabel mogelijk voor hun eh kind te laten lijken. Dat je uit eigen initiatief misschien daar in aanmerking voor wil komen. In plaats van door school ofzo. Door het niet zo ver te laten komen zeg maar. Ja, weet je eh.. hoe ik het zou aanpakken net zoals nu, een interview, maar eh
En hoe zouden ze dat dan het beste kunnen doen? Jij zegt dan door een flyer..
59
Nee, dus jij zegt eigenlijk van ze moeten eh jongeren of kinderen wel betrekken bij eh hoe dat er allemaal uit moet komen te zien? Jij zegt dat het vanzelfsprekend is dat jongeren en kinderen erbij betrokken moeten worden, maar is dat ook zo? Ja, tuurlijk mag je wat zeggen.
laat iemand ernaar kijken die een beetje rond de 16,17 is en een paar van 14 en een paar van 18. dat het een beetje geleid kan worden door jongeren van deze generatie. Dus niet iemand die 40 is of iemand van 12. gewoon zo aantrekkelijk mogelijk. Het kan in allerlei vormen zijn hoor. Het hoeft niet per se in een flyer. Ja natuurlijk.
Mag ik wat zeggen?
Ja, ik dacht ook vorig jaar kwam ik ook bijna in aanraking met dit soort dingen. Dat je moet praten
60
met iemand en dan over je leven moet praten en dan gaan ze je dingen vragen over hoe je over het leven denkt. Ik zag er tegenop, omdat ik dacht dan gaat er zo’n vrouw van 80 jaar tegen mij zeggen van ik voel je en ik ken je enzo. Dus ik heb wel liever dat ik tegen iemand praat van nog wel onder de dertig. Dat ik nog wel een beetje mezelf kan terug zien in de persoon. En niet zomaar een onbekend iemand mijn gevoelens ga zeggen. ik ga niet tegen een onbekend iemand wat zeggen. ik bedoel als ik met iemand een gesprek ga houden wil ik eerst weten wie het is. Ik ga niet, ik heb echt goed vertrouwen in deze persoon nodig en dat is niet iemand van 80 jaar die mij denkt te kennen. Dat moeten ze
61
proberen nou in een flyer te laten over komen bijvoorbeeld. Of wat in wat voor boodschap dan ook wat hij net zegt. Ja, hij moet zich daar comfortabel bij voelen om dat te doen.
Ja, dan zeg je eigenlijk twee dingen. Hij/zij moet niet te oud zijn. En eh hij moet te vertrouwen zijn, dus eh.. Dan zou eigenlijk zelf moeten kunnen kiezen tussen een paar personen. Ik wil niet zo’n man in pak ofzo. Dat je kan kiezen: een jong iemand, een net iemand of oud iemand. Bij wie jij je comfortabel voelt. Probleem opgelost haha. Ja, dan zeg mooi. Dus eh wat jij zegt ze moeten weten wat jongeren bezig houdt. Dus ze zouden iets van een interview kunnen doen, wat je zegt of verschillende leeftijden moeten
Ik denk niet iedereen. Sommige mensen houden liever hun gevoelens voor hen. En andere mensen zijn heel open tegen onbekenden. Maar iedereen kan je uiteindelijk wel laten praten.
62
aanspreken. Dat is ook deels waar het onderzoek over gaat. Wat doet het CJG om jongeren te betrekken bij bijvoorbeeld hun visie over eh hun werkwijze. Dus hoe spreken ze nou jongeren aan en eh vragen ze dat ook aan jongeren. Dus dat is goed dat je dat ook zegt, omdat dat ook een beetje een aanleiding is van het onderzoek. Dus hoe ze dat eigenlijk aanpakken.. Denk je ook dat verschillende jongeren hun mening eh zouden willen geven aan het CjG? Ja, maar dan gaat het niet om eh hulp vragen maar dan gaat het echt om dat het CJG naar de mening van jongeren gaat vragen van hoe moeten we dat nou aanpakken. Wat vinden jullie fijn. Vinden jullie het fijn
Ik denk dat sommige jongeren daar ook een beetje te lui voor zijn. Als ik eerlijk moet zijn.
63
Ik denk dat je het aantrekkelijker maakt als je het onder schooltijd doet, want..
dat we een folder uitgeven, of een flyer of moet degene aan een bepaalde leeftijd voldoen. Zouden jongeren daarover willen meedenken, denk je? Die doen dat alleen maar voor het feit dat ze dan niet naar school hoeven maar dat is niet echt hoe het het beste kan zijn, denk ik.. Meestal is dat niet goed. Want dan wordt er bijvoorbeeld een interview gehouden en dan zeggen ze onder schooltijd en dan doen ze eigenlijk niks. Als je het na schooltijd doet komen er mensen die er wel echt in geïnteresseerd zijn.
Dus ze moeten wel de jongeren hebben die serieus een eerlijk antwoord geven en niet zomaar voor de lol meedoen.
Dat wordt ook wel wat saaier enzo. Ja.
Nee, want anders heb je er niks aan.
64
hmm
Oké. En hoe zouden ze dan jullie als ik jullie nemen als voorbeeld, moeten aanspreken? Of is dat een lastige vraag? (11.09)
Nou wel duidelijk zijn want eigenlijk heel erg duidelijk zijn, want meestal met dingen dan krijg je de helft niet mee dus, ik tenminste. Omdat ik gewoon niet oplet. Dus als het me interesseert dan luister ik eerder. Dan is het handiger als je duidelijk bent of iets op papier geeft. Dat het er echt staat. Papier is het beste want dan kun je het nog een keer voor jezelf doorlezen. En dan wordt je ook niet belemmerd door vrienden die vinden dat het niet leuk is of niet stoer is ofzo. Precies
En jij zei al van nou een vrouw van 80 die helemaal denkt dat ze begrijpt hoe ik me voel. Dat trek ik ook eigenlijk niet?
Ja, als iemand me aanspreekt die een beetje jong iemand en dan niet gelijk gaat doen alsof die mijn beste vriend of vriendin is, maar gewoon eerst gaat zeggen. ik ben van zus
65
Dus niet gelijk eh op de man af en je dwingen en ga mee. Ik kijk soms even op het blaadje of ik misschien vragen vergeet te stellen. Nou hebben we het alleen gehad over een mening geven, zoals ik nu ook aan jullie je mening vraag. Zouden jongeren ook echt mee moeten beslissen? Ja, het gaat echt om hoe ze jongeren kunnen aanspreken en hoe ze meer jongeren naar het CJG kunnen krijgen. Zouden jongeren daar zelf ook in mee moeten beslissen?
en zo ik ga met je praten. En dan een papiertje achterlaat. Zodat ik rustig voor mezelf kan teruglezen. Dat ik eh mezelf een beetje kan voorbereiden. Nee, nee. Gewoon rustig opbouwen. Ja tuurlijk. Het is toch een jongeren ding. Dan horen jongeren er wel een stem in te hebben. Niet 1 persoon maar een beetje verdeeld. Zodat je een soort democratische samenleving hebt.
ja
hmm
Ja, dat sowieso, ik denk dat jongeren het beste weten hoe je iets het beste kan overbrengen en dan niet iemand die eigenlijk er helemaal geen verstand van heeft. Ja maar, het is natuurlijk het beste
66
als de jongere zelf beslist maar als het voor zijn eigen bestwil beter is dan kunnen beter de mening van ouders en ander vragen.
Hmm. En hoe zie je dat dan voor je? Stel je hebt het daar voor het zeggen? (14.08)
Misschien kan je dan een combinatie maken. Nou ja ik denk dan dat jongeren een hoofdmening hebben en dat je ouders gebruikt als ondersteuning. En dat worden vergelijken. En wat kan je dan het beste toepassen. Of iets van aan iemand wordt vragen gesteld over wat hem het beste lijkt. En dan wordt daarna aan een grotere groep jongeren gevraagd door een andere persoon. En dan kijken of ze er allemaal in mee stemmen en als dat zo is lijkt het me een goed idee. Want ja als je een groep van 10 20 jongeren hebt en als die allemaal mee
67
eens zijn dan lijkt het me wel… en dan wel allemaal andere personen. Dat je dat een verschilt Ja, dat er bijvoorbeeld uit verschillende groepen.. ja van als je in de stad kijkt zie je ook verschillende groepen jongeren lopen. Dat zijn meestal allemaal, denken ze wel… bijna over de meeste dingen hetzelfde. En als je dan van zo’n groepje 1 persoon neemt om te helpen en dan meerdere groepen aanspreekt. Zo spreekt iedereen voor zijn eigen groep.
Dus een beetje, je hebt dan stel je hebt 20 jongeren die mogen meebeslissen over bepaalde punten in het beleid van het CJG of hun werkwijze en die moeten dan wel afspiegelen aan van wat hier in Arnhem aan jongeren rondloopt. Ze moeten wel verschillende jongeren uit Arnhem zijn.
Dan krijg je wel dat bepaalde groepen het willen en bepaalde niet. Dat is ook weer een probleem. Maar zoals jullie nu bij elkaar zitten, jullie zijn ook niet allemaal hetzelfde. Jullie hebben ook niet allemaal dezelfde mening. Zo moet het
Ja, gewoon een beetje verschillend, want iedereen heeft zijn eigen mening en zijn eigen manier van doen.
68
er een beetje uitzien, volgens jou? Dat vind ik mooi om te horen ook van jullie. (16.25) Jij zegt al van nou ja sommige jongeren zullen daar denk je geen zin in hebben, eh kun je uitleggen waarom?
Nou ja die denken van we hebben wel wat beters te doen. En die kunnen dan beter ergens anders naartoe gaan. Een beetje lol trappen en thats it. Maar soms is het bij mij zo dat soms bij kleine dingen, maar dat geldt denk ik hetzelfde als bij grote. Dat ik te trots ben om iets te doen. Om geholpen te worden. Dat je dan ja te trots bent om dat te doen. En soms heb ik dat.
Dan ga je eigenlijk terug naar: stel ik zit met een probleem, dan zou je niet zo snel naar iemand toegaan om hulp te zoeken?
Nee, en ik zou al helemaal niet toestemmen als andere mensen vinden dat ik hulp nodig heb. Dat kan ook. Dat ze te bang zijn, dat heb je ook weleens.
Dus jij zegt eigenlijk eh dan is die drempel wel hoog om ergens
Hulp zelf vragen vind ik niet zo’n probleem ik bedoel ja dat
69
heen te gaan en hulp te vragen.
krengt je trots niet zo, maar als anderen vinden dat jij hulp nodig hebt dan vind ik dat niet oké. Dat ligt er een beetje aan maar bij sommige dingen vind ik dat niet oké.
(17.57)
Nou hebben we het gehad over een soort bijeenkomst van jongeren die mee mogen beslissen over bepaalde dingen. Die mogen stemmen. Zou je ook nog verder kunnen gaan? Dat ze echt deel moeten uitmaken van het CJG? Dus dat er mensen zoals mij lopen die bijvoorbeeld daar werkt als hulpverlener, maar ook jongeren die bijvoorbeeld ervaringsdeskundige zijn? Of gaat dat te ver? oké
Dan wil je bewijzen dat je het zelf wel beter kan. Mij lijkt dat eigenlijk wel een goed idee. Maar dan denk ik ook dat er ook andere mensen ertussen moet hebben. Maar het idee is wel goed.
Ja, het is wel handig als je ervaring hebt,
70
want je kunt wel verteld worden wat gaat doen, maar wat dat allemaal met jou doet qua gevoelens enzo en hoe dat allemaal is, dus dan kan je dat beter aan iemand met ervaring vragen. Nou een gesprek met 3 personen. Een vertrouwenspersoon, een persoon met ervaring en een persoon met een probleem. En eh.. Nee, want er is 1 persoon die een probleem heeft en de andere twee zijn de vertrouwens en de ervarings.
Hmm. En hoe zou dat er dan uit moeten zien??
Dus dan zit je als iemand met een probleem tegenover 3 personen en die zeggen vertel maar even wat is jouw probleem? Oh oké.
En misschien ook de ouders. Ja, ouders of een tussenpersoon die kennen jou al en dan jezelf met een probleem en je ouders, die kennen je ook wel goed en iemand die met je ouders mee komt.. als
71
met je kan praten als je ouders zit dan kan je makkelijker meepraten. Doen alsof je tegen je ouders praat maar er zijn ook anderen bij. Of als het je ouders niet zijn, een ander persoon, je mentor of een andere leraar met wie je goed kunt. Als je vertouwde persoon erbij zit, praat je makkelijker. Dan alleen Dan gaat het niet om een andere jongere die eh die heel veel weet van het CJG en die daar een soort eh.. hoe noem je dat ook alweer… vrijwilliger haha zwartwerker, je denkt gelijk het slechte. Dat je daar misschien een maatschappelijke stage daar kan doen ofzo. Daar gaat het dan niet om maar meer om iemand die je vertrouwd..
zwartwerker
Vrijwilliger..
Ja
72
Dan moet het CJG meer samenwerken met scholen. Voor jeugd en gezin
Dus jij zegt er hoeft voor mij geen ervaringsdeskundige, een andere jongere, bij te zitten of mij daarover te adviseren.
Ja, als het Centrum voor.. eh hoe heet het ook al weer Voor jeugd en gezin als dat centrum ouders gaan aanspreken. Van willen ouders op gesprek of heeft het kind ook nog iemand die hij vertrouwd waarmee we kunnen praten die ook mee kan praten. Als het CJG dat doet dan… je praat makkelijk met een bekende daarbij. Dat is slim als ze dat gaan doen. Dan praten ze makkelijker. Ja, er hoeven niet allemaal bij te zitten en ook geen deskundige die denkt dat hij alles weet, maar hij weet niks over mij, dus ik heb liever dat het een bekende van mij is. Liever niet met mij.
Hmm.. ik kijk even hoever we zijn. Hebben jullie behoefte aan pauze? Of gaan we gewoon door.
73
Kijk iedereen even aan. We gaan gewoon door. Nu hebben we het alleen gehad over jongeren die bij een gesprek zitten, maar zouden jongeren nog meer kunnen doen voor het CJG? Dus om andere jongeren eh ja te helpen? (22.22)
Ja, gewoon niet uitlachen en zeggen ja lekker voor je dat je daar naartoe gaat. Nee, dat niet doen. Anders misschien meegaan zelfs.
Misschien ook als je bijvoorbeeld 1 van je vrienden problemen heeft en dat heb je zelf ook gehad en je bent daar geweest. Je vindt dat ze je goed hebben geholpen dat je dat dan ook tegen je vriend zegt. Bijvoorbeeld als hij problemen thuis heeft. En je zegt je kan naar het CJG gaan. Ja.
Ja, daar hebben ze mij goed geholpen dus misschien kunnen ze jou ook helpen Ja, misschien niet voor alleen voor jongeren maar ook
74
ouderen die geld willen doneren. We zitten in een crisis. Om het CJG te helpen kun je gelddonaties doen. Omdat je toch mensen moet betalen.
Waar heb je het precies over?
Dat geld krijgen ze van de overheid.
Subsidies enzo.. Ja, maar met die crisis wordt het steeds minder en op een gegeven moment, maar ja nee waarschijnlijk gaat het niet op maar het kan altijd helpen. Als het maar niet in de klas is, want klassikaal maar meer algemeen want dan weet iedereen je problemen.
Ja. Wat zouden jullie ervan vinden als ze op scholen komen om er wat over te vertellen? En als het alleen maar voorlichting is?
Dan zou klassikaal wel een goed idee zijn Klassikaal kan wel zijn. Want als een deskundige gewoon komt en 20 min niet te lang niet te kort. En als mensen de aandacht erbij hebben en dat ze dat uitleggen dat is dit en
75
dat zit zo. En na de les als je wil kan je naar ons toekomen. Want misschien durven ze het niet klassikaal te zeggen. maar later als ze thuis zijn wel bellen en zeggen ik heb een probleem dit dat. Ja, en zoals leerling 6 al zei flyers uitdelen met het nummer erop. En wat komt dan beter over de baas van het CJG die komt of een medewerker of een jongere die ervaring heeft met het CJG en daarover vertelt? Misschien allebei voor de klas. Ja, een jongere en ook dan iemand die het zelf heeft meegemaakt. Een jongere, maar die zelf ook heeft meegemaakt bijvoorbeeld problemen thuis. En die zegt van: ja ik werk nu hier bij het CJG maar ik heb thuis
76
toen ik 14 was heb ik ook problemen gehad. Dat mensen kunnen, hunzelf terugzien in iemand. Dan geloof je iemand meer dan iemand die zegt ik ken het wel, maar ik heb het nog nooit zelf meegemaakt. Ja, dat spreekt jou gewoon meer aan.
Ja. Maar het zou bijvoorbeeld klassikaal kunnen. Net zoals bij het programma ‘over de streep’. Ja, dan hebben ze een bepaalde dingen die thuis zijn gebeurt ofzo. Bepaalde situaties en dan hebben ze gewoon in de gymzaal een streep en als er bij iemand weleens iets is gebeurd gaan ze naar de andere kant. Maar dan worden ze ook niet uitgelachen. Maar gesteund enzo. Maar als je bijvoorbeeld iemand
77
aan het uitlachen bent dat je dan weg wordt gestuurd. En dat dat niet mag Ja, ja het lijkt me wel ehm misschien is het op sommige momenten wel beter. Als mensen echt 1 op 1 met elkaar aan het praten zijn, dan snap ik wel dat ze liever hebben dat ze eh. Wacht, even overnieuw. Ik snap mijn eigen zin niet. Soms vind ik het wel beter dat mensen 1 op 1 met elkaar aan het praten zijn. Soms is het fijn dat je met meerdere mensen bij elkaar bent. Dat je bijvoorbeeld elkaar gelijk daarna al kan steunen. Dat je niet eerst een gesprek moet afmaken voordat je het er met anderen over hebt. Met wie je liever praat
En eh spreekt dat jou heel erg aan, zoals dat programma ‘over de streep’ hoe ze dat aanpakken. Om bijvoorbeeld bepaalde thema’s zoals pesten of geweld zeg maar in de school aan te spreken? Doe rustig aan, neem de tijd.
Zodat de anderen ook weten wat er aan de hand is zodat ze je gelijk kunnen
78
steunen. Ja. Dit interview gaat een beetje over of je het CJG kent en wat je er zelf zou willen doen, maar ook over eh zouden ze jongeren moeten betrekken bij hun visie en zou het CJG eigenlijk moeten weten wat er onder jongeren speelt om ze goed te kunnen helpen. Denken jullie dat dat belangrijk is? En hoe zouden ze dat dan moeten weten? Hoe zou ik moeten weten als ik daar werk, wat jullie bezighoudt?
Ja
Tuurlijk
Ja
Eigenlijk net zoals nu, interviews houden, vragen aan kinderen wat ze ervan vinden. En wat ze nou eigenlijk graag zouden willen weten. Maar dat is vaak een beetje open, algemeen, maar dan gaat het vaak niet heel erg verder. Dus wat jullie al zeiden dat er iemand komt. Een ervaren medewerker of wat jonger iemand. Ik denk als iemand misschien contact
79
opneemt met het CJG. Dat er inderdaad zo’n vertrouwenspersoon is. Iemand met wie je kan praten en die komt er dan zelf achter wat er thuis afspeelt. En dat is natuurlijk wel heel belangrijk. Want je kan wel een groep aanspreken zoals nu, maar ik ga nu niet zeggen, ook al zit ergens mee, dan ga ik niet zeggen. Nee, dan gaat het niet om wat voor problemen heb je zelf, maar het gaat ook wat zij zegt, dan gaat het over ja. Hoe kunnen we jongeren het beste bereiken en hoe kunnen we ze het beste helpen. Dus dan gaan ze vragen naar jullie mening. Dus vragen van goh hoe doen we dat nou? We weten het niet. Er komen geen jongeren bij ons, er zullen vast jongeren met
Nou misschien een quiz, dan zeg dat het anoniem is. En dan misschien kunnen ze dan toch de namen opslaan. En dan kunnen ze zien welke jongeren problemen hebben of niet. En deze dan voorzichtig benaderen zonder dat die jongeren het zelf weten. Ja, dan lieg je misschien wel, maar uiteindelijk is het resultaat dan wel beter.
80
problemen zijn, dus hoe kunnen we ze nou helpen? Het beste helpen Maar ja dan raak je het vertrouwen kwijt. Ja maar als je het niet laat weten, Maar als ze daar dan achteraf toch komen. Maar stel ze houden gewoon enquêtes in alle scholen van Arnhem en vragen, waar zou je het meeste mee zitten? Ja, dan weten ze wel als ze alle brieven terugkrijgen, van goh jongeren zitten daar en daar het meeste mee. Of eh oh ze willen graag wel weten hoe ze kunnen rondkomen van 30 euro zakgeld in de maand. Ik weet niet of dat juist veel of weinig is. Maar dan weten ze wel waar ze op in moeten spelen.
Ja, misschien thuis dat is dan makkelijk ja.
Ja, als je het op school samen invult met je vrienden op de computer en een beetje zit te klote, dan zeggen van ja vul dit in en dat in. Dan is dat ook niet serieus. Ja, want ik heb dat wel een keer vaker gedaan en dan kreeg ik interviews van wat is je naam? Maar dan schrijf ik niet mijn eigen naam en dan neem ik het echt niet serieus. Als ik het thuis krijg, een brief. En daar staat het in, dan vul ik
81
Ja, dus je zegt algemeen, dat het anoniem is en als ze mijn naam maar niet kunnen terugvinden dan vind ik het fijner dan dat ik persoonlijk iets in moet vullen?
het zelf in. Zoals vragen van heb je thuis weleens problemen. Maar niet daar te lang op doorgaan. Maar gewoon alleen in het algemeen. En ook gewoon van wat doe je in je vrije tijd. Gewoon groot, groot vragen stellen. Ja, ze mogen mijn naam wel terugvinden. Als ik wil kan ik mijn naam opschrijven en als ik dat niet wil dan niet. En dan kunnen ze zelf bepalen. En dan kunnen ze kijken wat een kind van 15, 16 leuk vindt. Hebben ze tenminste een beeld of iets. En dan kan je de enquête inleveren bij je mentor of zoiets, maar dat is beter als het invullen op school. Op school heb je druk van je vrienden als je het daar invult. Ja, dat dacht ik ook, beter als het thuis is.
82
Uit de buurt van vrienden, want die hebben ook heel veel invloed op wat je invult. (32.00)
Want dat je ze niet overvalt van hij heeft problemen thuis en waarom.. weet je wel. Dat moet je niet.. Nee, want daar kan je later altijd nog op ingaan. Van zit je ergens mee of gebeurt er weleens iets op straat of iets algemeens ofzo. Dus dan kan je er later op in gaan. Het kan later wel wat persoonlijker worden. Je moet ze niet overvallen natuurlijk.
Niet te persoonlijk en niet te veel erop in.
Ja, maar met zo’n enquête weet je tenminste van wat er bij die kinderen speelt en niet van gelijk wat hun problemen zijn, maar wel als er problemen zijn. Zo van hoeveel kinderen hebben problemen. Dan weet je dat gelijk, maar niet gelijk wie wat en het precieze
83
aantal. Want dat is ook weer te privé. (32.43) ehm. Ik weet niet of ik die vraag al heb gesteld, maar hoe zouden jullie om hulp vragen? Ik ga 1 voor 1 af. Dan kan je denken aan ik ga er naar toe of ik eh bel liever of ik zoek het liever op op een site of ik doe iets anders. Jij zou een site bezoeken?
Ik denk dat sites eigenlijk wel de grootste kans heeft.
Ja, als je dan alleen bent ofzo dan kan je het daar gewoon zelf invullen je hoeft niet moeilijk te doen met schrijven enzo. En ja bellen kunnen ze eigenlijk ook je vrij snel overhalen om dingen te zeggen die je eigenlijk ook niet wil.
En jij leerling 4?
Ja, ik weet het niet zo.. ja ik heb nog niet echt zulke problemen gehad, dus ik weet wat beter is. Ja, want bellen is denk ik iets te persoonlijk vind ik en ernaar toe gaan vind ik te veel moeite. En ja.. Ehm ja aan de ene
Dus je zou liever iets
84
opzoeken op een site van ik heb problemen daar en daar mee. Bijvoorbeeld gepest in de buurt, dan zou je het liever op een site opzoeken?
Oké en jij?
kant weer wel, maar aan de andere kant weer niet. Want internet is niet altijd even betrouwbaar. En je wilt toch betrouwbare informatie liever niet kwijt. Maar dan moet het er wel een beetje mooi uitzien en ja verder dingen die je echt kan nakijken. Ja, ik dat ik het in het begin wel opzoek op internet, maar later dan daar naartoe gaan ofzo, want echt op internet neem je minder serieus, dan dat er echt iemand naar je luistert van goh wat is er. Dan ga je meer praten. Alleen maar internet dan denk ik van ja dat is alleen maar een beeldscherm waar je naar kijkt. Als je serieuze problemen hebt neem ik aan dat je ze ook serieus neemt toch? Ja, weet ik maar een
85
computer heb je meer zoiets van ja, je zit dan eigenlijk, je denk met wie praat ik eigenlijk. Wie vertel ik dit. Nou ik denk dat ik wel eerst een beginnetje op internet maak, maar dan later dan als je denkt dat je er klaar mee bent dan stap je ernaar toe.
Jij zou het niet erg vinden om in je eentje er naartoe te stappen met je vraag?
(35.44) Dus je zal wel je vraag stellen maar dan per e-mail?
Ik denk dat je het beste op het internet naar sites gaat en dat je dan een e-mail adres opzoekt in plaats op het internet gewoon invullen, want je weet niet wie het leest enzo. En bij e-mail weet je wel dat het naar 1 ontvanger gaat en bij internet kan eigenlijk iedereen het lezen met bepaalde wachtwoorden enzo. Ja, en dan zou ik later waarschijnlijk, als ik een e-mail terug heb gekregen ofzo met een serieus antwoord erin, misschien nog een vraag stellen. En
86
als het meer persoonlijker is, vragen of ik een afspraak kan maken om daar naartoe te komen. Dat ik wel zeker weet dat ze me goed gaan helpen. Want als ze iets terugsturen waar ik helemaal niks aan heb ofzo. Dan zou ik ja, zou ik denk ik nog een mailtje sturen of kijken of ik ergens anders nog eh… Ja.
Hmm. Dan ga je ergens anders je vraag neerleggen. Oké. En jij?
Ik zou het via internet doen. Als ik ooit hulp zou willen. En ik, als het een groot probleem was dan zou ik het eerst net als leerling 2 doet. Eerst naar de site gaan. Ik zou niet zomaar wat invullen. Of een e-mail sturen of gewoon gelijk bellen. Bellen komt persoonlijker aan. En als het echt serieus is dan ja ehm gelijk aan beginnen en zeggen
87
ik wil liever met iemand praten. Want via internet of via telefoon is het niet zo echt, niet zo fysiek. Dan heb ik liever gewoon dat ik iemand in het echt spreek dan weet ik wie ik het tegen heb. Weet ik zijn naam of als ik heel lang e-mail met dezelfde persoon vind ik het ook wel goed of bel met dezelfde. Dat vind ik wel goed, maar niet dat ik het via de site doe. En als ik echt problemen heb dan ga ik het echt niet via internet doen. Gelijk face to face met degene. Als ik ermee zit. Oké. Nu jullie allemaal dingen verteld van elkaar hebben gehoord en zelf dingen hebben verteld, zijn er nog tips die je zou kunnen geven voor mensen die een CJG willen opzetten voor jongeren?
Neem het niet gelijk te persoonlijk, maar dat werd dus al gezegd.
88
Niet gelijk persoonlijk gewoon. En net als dit gewoon een klein groepje aanspreken. Enquêtes, brieven niet te diep erop ingaan. Dat komt later wel. Ja, en ik zou ook zoveel mogelijk mogelijkheden doen, want iedereen is anders en iedereen doet iets op een andere manier. En eh ervaring is toch wel, vind ik 1 van de belangrijke dingen. Ja, ook opleiding en je hebt geld nodig.
Dus je hebt liever iemand die hetzelfde heeft meegemaakt als jij? (39.06)
Ik vind ja klinkt een beetje stom, maar als je ergens een opleiding voor hebt en als je alleen maar alles zwart/wit ziet, daar ben ik ook niet zo’n fan van. Ja, dat ook en een beetje iemand die goed kan overkomen. Of gewoon iemand die ervaring heeft. Wat we net al zeiden. Want tijdens die
89
presentaties, als er iemand met die presentaties komt, juist met de school regelt net zoals een klein groepje als dit. En iemand van onze leeftijd, of iemand van 24 die het wel in zijn leven heeft meegemaakt. Die dan verteld en als mensen zien dat andere mensen het ook hebben en als 1 schaap over de dam is dan volgt de rest wel. Als 1 iemand zegt ik heb dit als probleem, dan zegt die ander ja ik heb het ook. En net als met ‘over de streep’. oké
Ja, maak het zo aantrekkelijk mogelijk om dat te doen. Of gewoon op elke manier, denk goed na wat je op een flyer zet. Het is natuurlijk je eerste indruk. En wees heel realistisch, want er spelen toch wel heel veel dingen rond in eh de gedachtes van
90
jongeren. Dus ja, stel je voor je hebt een flyer. Zet een paar situaties neer. Bijvoorbeeld: Ja het is eenmaal zo, het is misschien niet altijd leuk. Maar school speelt een belangrijke rol in je leven, drugs hebben jongeren problemen mee ja weetjewel.. Vanalles stress, werk, ja dat soort situaties een beetje aantrekkelijk te maken om erover te praten dus zet er in de flyer neer bijvoorbeeld eh. Ik heb weleens in een flyer gezien dat je op de achtergrond een paar jongeren. Die zie je dan op een hoekje met softdrugs enzo.. ja dat klinkt misschien een beetje aan de zwarte kant, maar als iemand daar echt mee zit en wil er graag mee stoppen, dan denkt ie oh ja hun weten daar vast wel raad mee. In
91
plaats van een saaie blauwe achtergrond. Het moet zo toegankelijk mogelijk zijn en aantrekkelijk mogelijk dus zet het in een realistische situaties. Plaatjes kunnen ook heel veel zeggen.
Dus het moet iets aantrekken van…
Ja, als je gewoon een goede flyer hebt met plaatjes van kinderen zelf. Hier op school hangt ook een flyer en er stond iets van problemen op school. Maar eerst keek ik naar een foto, want ja het klinkt misschien heel raar maar ik keek eerst naar de schoenen van de jongen. Ik dacht van mooie schoenen. En pas toen ik de schoenen zag ging ik het verhaaltje lezen. Ja, als ik op een foto zie bijvoorbeeld een mooi meisje die ruzie met haar vader heeft. En dan kijk ik naar het meisje en dan kijk van dichterbij en dan zie ik en ga ik verder
92
En dan denk je oh waar gaat het eigenlijk over…
lezen en dan zie nog meer leuke foto’s. En dan ga ik verder en dan zie ik mezelf ook ergens terug, zo van dat soort situatie heb ik ook. en dan lees ik en begrijp ik het ook. En trekt het me beter aan dan als ik een leuke foto zie, dan als ik een oude man zie in een pak en een stropdas.
Oké. Ik denk dat we een beetje aan de afronding zijn van het interview. Het is bijna 10 voor 4 dus dat vind ik ook wel normaal.
Ja we zijn driekwartier bezig of niet.
Ja. Dan ga ik de recorder nu op stop zetten.
93
94