Jongeren in het niet-bekostigde MBO Onderzoek naar onterecht getelde voortijdig schoolverlaters in het niet-bekostigd onderwijs Eindrapport
Onderzoek in opdracht van het ministerie van OCW/directie VSV Bas Kurver Froukje Wartenbergh
ResearchNed september 2010
© 2010 ResearchNed Nijmegen in opdracht van het ministerie van OCW/directie VSV. Alle rechten voorbehouden. Het is niet geoorloofd gegevens uit dit rapport te gebruiken in publicaties zonder nauwkeurige bronvermelding.
1 - Jongeren in het niet-bekostigd mbo - eindrapport
Inhoudsopgave
1
Inleiding
3
1.1 1.2 1.3
Inleiding Onderzoeksvragen Leeswijzer
3 3 4
2
Onderzoeksopzet
5
2.1 2.2 2.3 2.4
Opschoning lijst van niet-bekostigde opleidingen Bereidwilligheid tot deelname: netto- en brutorespons Respons naar instellingsgrootte Representativiteit
5 5 6 7
3
Jongeren in het mbo
8
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Aantallen jongeren (respons) Aantallen jongeren (populatieschattingen) Aantallen vermeende vsv’ers Herkomst jongeren Conclusie
8 9 10 10 11
4
Aansluiting op het bron
12
4.1 4.2 4.3 4.4
Beschikbaarheid gegevens Geschiktheid administratie Interesse in aansluiting op het bron Conclusie
12 12 13 14
5
In gesprek met de instellingen
15
5.1 5.2 5.3 5.4
Uitkomsten online inventarisatie. In hoeverre zijn uitkomsten herkenbaar? Communicatie tussen OCW en niet-bekostigd mbo Aansluiting bij het bron Conclusie
15 15 16 17
6
Aanbevelingen
18
Bijlage A
Respons online inventarisatie
19
Bijlage B
Vragenlijst
23
Bijlage C
Gesprekspartners groepsinterview
25
2 - Jongeren in het niet-bekostigd mbo - eindrapport
1
1.1
Inleiding
Inleiding Het terugdringen van het aantal voortijdig schoolverlaters (vsv’ers) is een terugkerend aandachtspunt op de politieke agenda. OCW heeft zich ten doel gesteld het jaarlijks aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters terug te brengen van 52.700 in schooljaar 2005-2006 tot 35.000 in het schooljaar 2010-2011. Voortijdig schoolverlaters worden als volgt gedefinieerd: Jongeren in de leeftijd van 12 tot en met 22 jaar die het onderwijs verlaten zonder een startkwalificatie (minimaal havo of mbo niveau 2) te hebben behaald. Eén van de maatregelen die het kabinet Balkenende III heeft genomen om het aantal schoolverlaters zonder kwalificatie terug te dringen, is de invoering van de kwalificatieplicht per augustus 2007 als aanvulling op de Leerplichtwet. Leerlingen blijven volledig leerplichtig tot het einde van het schooljaar waarin ze zestien jaar oud worden. Na het laatste schooljaar van de leerplicht begint de kwalificatieplicht voor jongeren die nog geen startkwalificatie hebben gehaald. Een startkwalificatie is een havo-, vwo- of mbo-diploma (minimaal niveau 2). Met de kwalificatieplicht wordt de leerplicht verlengd tot de dag dat de leerling een startkwalificatie heeft gehaald, of tot de dag dat de leerling 18 jaar wordt. De omvang van de groep vsv’ers wordt jaarlijks vastgesteld op basis van de in- en uitschrijvingen in het basisregister onderwijs (het bron), beheerd door DUO. Het aantal nieuwe vsv’ers wordt daarin bepaald door de stand op 1 oktober van een bepaald jaar te vergelijken met de stand op 1 oktober een jaar later. In het bron wordt op dit moment alleen informatie over het leerlingenbestand binnen het bekostigde onderwijs opgenomen. Niet-bekostigde mbo-instellingen leveren vooralsnog geen informatie voor het bron aan. Door de invoering van de kwalificatieplicht is een groep jongeren die onderwijs volgt aan een nietbekostigde mbo-instelling echter wel kwalificatieplichtig geworden. Dit maakt inzicht in deze gegevens over leer- en kwalificatieplichten vanuit deze niet-bekostigde instellingen interessant voor overheden. De wens van het ministerie van OCW is dan ook om het niet-bekostigd onderwijs aan te sluiten op het bron. Hierdoor krijgen de verantwoordelijke gemeenten de mogelijkheid de Leerplichtwet eenduidig en op een efficiëntere manier te laten handhaven en is het voor OCW mogelijk het aantal vsv’ers meer volledige in beeld te brengen.
1.2
Onderzoeksvragen Voorliggend onderzoeksrapport geeft antwoord op de volgende centrale vraag: (1) Hoeveel kwalificatieplichtigen volgen naar schatting een erkende niet-bekostigde mbo-opleiding? Door middel van het analyseren van administratieve gegevens en enquêteresultaten onder niet-bekostigde aanbieders van erkende mbo-opleidingen wordt antwoord gegeven op de onderstaande deelvragen: (2) Hoeveel van deze kwalificatieplichtigen staan nu te boek als vsv’er? (3) Hoeveel jongeren van 18 tot en met 22 jaar volgen een erkende niet-bekostigde mbo-opleiding? (4) Hoeveel van deze jongeren staan nu te boek als vsv’er? (5) Levert een eventuele aansluiting van de niet-bekostigde aanbieders op het bron een probleem op met betrekking tot hun administratieve lasten? Het beantwoorden van deze vragen levert een schatting op van het totaal aantal kwalificatieplichtigen dat onderwijs volgt aan een niet-bekostigde mbo-instelling. Daarnaast geeft het onderzoek antwoord op de volgende verdiepende deelvragen:
3 - Jongeren in het niet-bekostigd mbo - eindrapport
(6)
(7) (8) (9) (10)
1.3
Op welke wijze kan in de komende tijd het beste gecommuniceerd worden met niet-bekostigde mbo-instellingen? Acht men zich vertegenwoordigd door NRTO (voorheen PAEPON) of door een andere organisatie? Hoe staan de verschillende organisaties tegenover de wens van het ministerie om via het bron en Digitaal Verzuimloket informatie te verkrijgen over kwalificatieplichtigen? Is de huidige administratie toereikend om vragen over kwalificatieplichtigen, jongeren tot 23 jaar en overige deelnemers aan erkende opleidingen te beantwoorden? Hoe schat men de administratieve last in van het invullen van het bron / Digitaal Verzuimloket voor de kwalificatieplichtigen (in hoofdzaak de 16 en 17-jarigen)? Als men verplicht wordt om informatie te verstrekken via deze systemen over kwalificatieplichtigen, hoeveel extra lasten brengt het met zich mee om dezelfde informatie te verstrekken voor alle deelnemers jonger dan 23 jaar (die deelnemen aan erkende opleidingen)?
Leeswijzer In het vervolg van dit rapport wordt in hoofdstuk 2 de onderzoeksopzet besproken. Hierbij wordt ingegaan op de benadering van de instellingen, de respons en de representativiteit van de gegevens. In hoofdstuk 3 is een schatting gemaakt van het aantal jongeren dat op dit moment een opleiding in het niet-bekostigd mbo volgt. Daarbij wordt gekeken naar verdeling naar leeftijd, naar het al dan niet startgekwalificeerd zijn en naar de herkomst van de jongeren. Op basis van de bevindingen in de responsgroep worden schattingen gemaakt voor de gehele populatie. In hoofdstuk 4 wordt verkend in hoeverre instellingen kunnen en willen aansluiten bij het bron. Hoofdstuk 5 geeft antwoord geven op de meer kwalitatieve onderzoeksvragen waarover in een groepsinterview met instellingen in het niet-bekostigd mbo is gesproken. In het laatste hoofdstuk, hoofdstuk 6, formuleren we een aantal aanbevelingen op basis van de resultaten van dit verkennende onderzoek.
4 - Jongeren in het niet-bekostigd mbo - eindrapport
2
2.1
Onderzoeksopzet
Opschoning lijst van niet-bekostigde opleidingen Om zicht te krijgen op het aantal jongeren binnen het niet-bekostigde mbo is allereerst een inventarisatie gemaakt van alle instellingen die crebo-erkende mbo-opleidingen verzorgen, op basis van de beschikbare gegevens hierover bij OCW (erkende crebo-aanbieders zoals geregistreerd bij DUO). Dit heeft geresulteerd in een lijst van 138 geregistreerde instellingen (peildatum 20081): de brutopopulatie (Tabel 1). Vervolgens zijn contactgegevens gezocht bij de beschikbare lijst van instellingen. Van negentien opleidingen is geen informatie te vinden op internet: we veronderstellen dat deze opleidingen niet (meer) actief zijn. Deze opleidingen worden in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten. Een tweede groep van in totaal vijf instellingen wordt ook niet meegenomen: de websites van de vermeende instellingen lijken weinig van doen te hebben met opleiden in het mbo. Een van deze instellingen was volledig gericht op het hbo. De andere verwezen naar de website van een veilinghuis, een apotheek en twee adviesbureaus. Op de websites van deze laatste vier waren geen verwijzingen naar opleidingsmogelijkheden te vinden. Wellicht dat deze organisaties in de toekomst mbo-opleidingen gaan verzorgen of in het verleden verzorgd hebben, maar op dit moment gebeurt dat niet actief. Derhalve worden ook deze vijf buiten de analyses gehouden. Dit brengt de nettopopulatie op 114 niet-bekostigde instellingen. In de bijlage is een overzicht opgenomen van de instellingen en hun status.
2.2
Bereidwilligheid tot deelname: netto- en brutorespons Een eerste bevinding in dit onderzoek is dat het niet eenvoudig bleek in contact te komen met de nietbekostigde instellingen. Van negen van de 114 instellingen in de nettopopulatie konden geen digitale contactgegevens gevonden worden. Uiteindelijk zijn 105 opleidingen benaderd met het verzoek in het onderzoek te participeren: 98 daarvan zijn op enige manier (e-mail / telefoon) bereikt, van zeven instellingen bleken de contactgegevens niet juist. In de bijlage is een schema opgenomen van de wijze van benadering (Figuur 1). In eerste instantie is een e-mail gestuurd aan de instellingen, gevolgd door twee elektronische rappels. Aansluitend is met de instellingen die op dat moment nog niet hadden geantwoord, of de vragenlijst niet volledig hadden ingevuld, telefonisch contact opgenomen.
1
Uitgaande van DUO (www.ocwduo.nl) bestaat de populatie niet-bekostigde instellingen met ten minste één crebo-erkenning op het moment van verschijnen van dit rapport uit 153 instellingen (peildatum september 2010). Bij aanvang van het project was deze lijst niet voorhanden.
5 - Jongeren in het niet-bekostigd mbo - eindrapport
Tabel 1 - Behaalde respons Aantal Brutopopulatie Onbekend / onvindbaar / opgeheven Geen doelgroep
%
138 19 5
Nettopopulatie
114
Geen NAW-gegevens Benaderd Niet bezorgde e-mails
9 105 7
Bereikt
98
Brutorespons Niet complete (niet meegenomen) Niet complete (meegenomen) Complete
60 21 12 27
61%
Netto respons
39
40%
Bron:
Enquête ‘Jongeren in het niet-bekostigd mbo’
Uiteindelijk namen 60 instellingen deel aan het onderzoek (brutorespons: 61%, Tabel 1). Elf instellingen gaven alleen de aantallen jongeren door (via telefoon of e-mail) en de overige 47 door middel van het invullen van de internetenquête. Mogelijke redenen voor de lage bereidwilligheid van de niet-bekostigde instellingen kunnen zijn dat men niet gewend is te participeren aan onderzoek geïnitieerd door het ministerie van OCW of omdat men niet deelneemt vanuit concurrentieoogpunt. Een deel van de respons op de internetenquête bleek niet bruikbaar vanwege een te beperkt aantal ingevulde vragen, bijvoorbeeld omdat instellingen niet verder kwamen dan de eerste vraag over de wijze van aanlevering van de gegevens (21 instellingen). De analyses waarvan in dit rapport verslag wordt gedaan zijn derhalve gebaseerd op de antwoorden van 39 instellingen, waarvan 27 de volledige vragenlijst invulden. De nettorespons ligt daarmee op 40 procent. Opgemerkt moet worden dat het aantal instellingen waarop de analyse is gebaseerd per vraag kan verschillen. De schattingen van het aantal jongeren in het niet-bekostigd mbo zijn gebaseerd op de antwoorden van 34 instellingen.
2.3
Respons naar instellingsgrootte In Tabel 2 is de (bruikbare) respons uitgesplitst naar instellingsgrootte. Instellingen zijn ingedeeld in drie categorieën: instellingen met minder dan tien opleidingen, instellingen met tien tot 100 opleidingen en instellingen met meer dan 100 opleidingen. In de tabel is de respons gerelateerd aan het aantal benaderde instellingen en de totale populatie. Uit de tabel is af te lezen dat ten opzichte van de populatie het aandeel benaderde instellingen het hoogst ligt onder de middelgrote instellingen. De uiteindelijke respons lag relatief het hoogst bij de kleine opleidingen.
6 - Jongeren in het niet-bekostigd mbo - eindrapport
Tabel 2 - Respons naar instellingsgrootte (aantal opleidingen) Populatie
< 10 opleidingen 10 - 100 opleidingen > 100 opleidingen
2.4
Benaderd (aantal)
Benaderd vs. populatie (%)
Respons (aantal)
Respons vs. benaderd (%)
75 31 8
62 29 7
83% 94% 88%
28 9 2
45% 31% 29%
Totaal
114
98
86%
39
40%
Bron:
Enquête ‘Jongeren in het niet-bekostigd mbo’
Representativiteit Er is gekeken naar de representativiteit van de responsgroep gerelateerd aan de grootte van de instelling: verschilt de verdeling van de respons naar instellingsgrootte van die in de populatie? Met andere woorden: zijn bepaalde groepen onder- of oververtegenwoordigd? Uit Tabel 12 (bijlage) blijkt dat er geen significante verschillen zijn aangetroffen in deze verdeling. Dit houdt in dat het gerechtvaardigd is om op basis van de responsgroep uitspraken te doen over de hele populatie en dat het geoorloofd is om de gerapporteerde aantallen te extrapoleren ten behoeve van een schatting van het landelijk aantal jongeren dat momenteel een erkende mbo-opleiding in het niet-bekostigd onderwijs volgt.
7 - Jongeren in het niet-bekostigd mbo - eindrapport
3
Jongeren in het mbo
In dit (1) (2) (3)
3.1
hoofdstuk wordt een antwoord gegeven op de kwantitatieve onderzoeksvragen: Hoeveel jongeren volgen naar schatting een erkende niet-bekostigde mbo-opleiding? Hoeveel van deze jongeren hebben een startkwalificatie? Wat is de herkomst van deze jongeren: voortgezet onderwijs, bekostigd mbo of arbeidsmarkt?
Aantallen jongeren (respons)
Jongeren tot en met 17 jaar Vijf van de 39 instellingen in de responsgroep gaven geen informatie over de aantallen jongeren in hun instelling. Op de 34 instellingen waarvan we wel gegevens hebben ontvangen, zitten in totaal ruim 200 jongeren tot en met 17 jaar. Gemiddeld bevinden zich daarmee zes jongeren in elke niet-bekostigde mboinstelling (Tabel 3). In dezelfde tabel is te zien dat bijna 70 procent van de instellingen (23 van de 34) aangeeft dat er helemaal geen jonge deelnemers tot en met 17 jaar staan ingeschreven in een van de opleidingen. De grote instellingen geven zelfs allebei aan geen jongeren tot en met 17 jaar in hun opleiding te hebben. Er is één kleine instelling met een relatief groot aantal jongeren.
Tabel 3 - Aantallen jongeren tot en met 17 jaar, naar instellingsgrootte
Geen jongeren 1 t/m 10 jongeren 11 t/m 50 jongeren 51 of meer jongeren Gemiddeld aantal jongeren Som aantal jongeren (responsgroep) Aantal instellingen Bron:
Totaal
10-100 opleidingen
> 100 opleidingen
16 6 2 1
5 1 1 0
2 0 0 0
23 7 3 1
6,8 171
5,0 35
0 0
6,1 206
25
7
2
34
< 10 opleidingen
Enquête ‘Jongeren in het niet-bekostigd mbo’
Jongeren van 18 tot en met 22 jaar De groep jongeren van 18 tot en met 22 jaar is in grotere aantallen terug te vinden in het niet-bekostigd mbo. In de 34 instellingen die hierover in het onderzoek informatie hebben verschaft zitten in totaal 977 jongeren uit deze leeftijdscategorie (Tabel 4), gemiddeld zo’n 29 per instelling. Ook hier geven de twee grote instellingen aan dat er geen jongeren bij hun opleidingen ingeschreven staan2.
2
Alhoewel we twijfels hebben of dat terecht is, kunnen we niet anders dan afgaan op de door deze instellingen ingevulde antwoorden.
8 - Jongeren in het niet-bekostigd mbo - eindrapport
Tabel 4 - Aantallen jongeren van 18 tot en met 22 jaar, naar instellingsgrootte
Geen jongeren 1 t/m 10 jongeren 11 t/m 50 jongeren 51 of meer jongeren Gemiddeld aantal jongeren Som aantal jongeren (responsgroep) Aantal instellingen Bron:
3.2
Totaal
< 10 opleidingen
10-100 opleidingen
> 100 opleidingen
8 7 8 2
2 1 3 1
2 0 0 0
12 8 11 3
28,4 709
38,3 268
0 0
28,7 977
25
7
2
34
Enquête ‘Jongeren in het niet-bekostigd mbo’
Aantallen jongeren (populatieschattingen) Op basis van deze gegevens uit de enquête kunnen schattingen gemaakt worden van het totaal aantal jongeren in het niet-bekostigde mbo. Zoals blijkt uit Tabel 12 (bijlage) is de responsgroep representatief voor de totale populatie. Dit houdt in dat het gemiddelde aantal leerlingen per instelling in de responsgroep geëxtrapoleerd mag worden naar het deel van de populatie waarover we geen informatie hebben (de non-responsgroep). In de schatting houden we rekening met de grootte van de instelling: het gemiddelde dat we vinden bij de kleine instellingen in de responsgroep berekenen we door op de populatie van kleine instellingen en datzelfde doen we voor het gemiddelde van de middelgrote en grote instellingen. In Tabel 5 is een schatting van de aantallen jongeren weergegeven naar instellingsgrootte. Daarbij is telkens een ondergrens en een bovengrens aangegeven. Deze zijn berekend door naast het gemiddelde ook het betrouwbaarheidsinterval3 dat we vonden in de responsgroep (zie Tabel 13 in de bijlage) toe te passen op de populatie. Doordat we met een klein aantal waarnemingen te maken hebben (n=34) en bovendien de spreiding (=standaarddeviatie) binnen de antwoorden groot is, kent de schatting grote marges. Naar schatting zijn er op dit moment zo’n 700 jongeren tot en met 17 jaar en zo’n 3.300 jongeren tussen de 18 en 22 jaar terug te vinden in het niet-bekostigd mbo. We weten dat er respectievelijk minimaal 206 en 977 zijn (dat is immers aangegeven door de instellingen die gegevens aanleverden). Het maximale aantal kán echter aanzienlijk hoger liggen: ruim 1.280 jongeren tot en met 17 jaar en 5.800 jongeren van 18 t/m 22 jaar. Aan de niet-bekostigde instellingen is gevraagd naar het totaal aantal jongeren. Dat wil zeggen dat de groep meerdere leerjaren omvat en niet rechtstreeks vergeleken mag worden met de standcijfers over het aantal vsv’ers zoals berekend door DUO. DUO telt alleen de ‘verse’ vsv’ers: jongeren die voor het eerst voortijdig de school verlaten hebben. Om voorzichtig de vergelijking te maken, kunnen de geschatte aantallen gedeeld worden door twee (schatting van de gemiddelde opleidingsduur van de crebo-erkende opleidingen in het niet-bekostigd onderwijs, volgens opgaaf van de instellingen met wie gesproken is).
3
Het gemiddelde is een puntschatting. Deze zal nooit precies gelijk zijn aan het feitelijke gemiddelde aantal jongeren in de gehele populatie, maar is een schatting van dit gemiddelde. Rondom deze puntschatting kan een interval van waarden worden aangegeven, waarvan we met een zeker vertrouwen kunnen zeggen dat de werkelijke waarde van het populatiegemiddelde daarbinnen zal liggen. Dit interval wordt het betrouwbaarheidsinterval genoemd. Dit betrouwbaarheidinterval is in dit geval zo berekend, dat de waarde van het gemiddelde aantal in de populatie in 95 procent van de gevallen binnen het aangegeven interval zal liggen. Indien steekproef en populatie in aantallen elkaar benaderen mag gebruik gemaakt worden van een “eindige populatie-correctie”. Aangezien de resultaten op een derde van de populatie gebaseerd zijn, zijn de betrouwbaarheidsintervallen gecorrigeerd met deze eindige populatie correctie.
9 - Jongeren in het niet-bekostigd mbo - eindrapport
Tabel 5 - Aantal jongeren in het niet-bekostigd mbo (informatie uit respons aangevuld met schatting van non-respons)* > 100 opleidingen
Totaal4
< 10 opleidingen
10-100 opleidingen
171 513 949
35 155 331
0 0 0
206 668 1.280
709 2.127 3.563
268 1.187 2.243
0 0 0
977 3.314 5.806
17 of jonger Ondergrens Schatting Bovengrens
18 t/m 22 Ondergrens Schatting Bovengrens
Bron:
3.3
Enquête ‘Jongeren in het niet-bekostigd mbo’ * Vanwege een lage responsbereidheid van instellingen en grote variatie in de antwoorden van de instelingen die wel hebben gerespondeerd hebben de schattingen ruime marges.
Aantallen vermeende vsv’ers Op basis van de beschikbare gegevens is tevens een schatting gemaakt van het aantal jongeren met en zonder een startkwalificatie. Zo kan een duidelijker beeld worden geschetst van het aantal jongeren dat ten onrechte tot de groep voortijdig schoolverlaters wordt gerekend. Tabel 6 toont het aandeel jongeren dat volgens opgaaf van de instellingen al dan niet over een startkwalificatie beschikt. Van de jongeren tot en met 17 jaar heeft 79 procent geen startkwalificatie. Leggen we dit aandeel op het aantal (geschatte) jongeren dan zullen er vermoedelijk (0,79*668=) 528 vermeende vsv’ers tot en met 17 jaar in het nietbekostigd onderwijs opgeleid worden (met een ondergrens van 163 en een bovengrens van 1.011). In de groep 18 tot en 22 jaar is volgens opgaaf van de instelling 34 procent niet in het bezit van een startkwalificatie. Rekenen we dit aandeel door op het geschatte aantal jongeren in deze leeftijdscategorie, dan hebben (0,34*3.314=) 1.127 jongeren in het niet-bekostigde mbo onderwijs geen startkwalificatie (ondergrens: 332, bovengrens: 1.974). In totaal gaat het om 1.655 jongeren tot 23 jaar die wel degelijk op dit moment een opleiding volgen, en daarmee onterecht in de landelijke vsv-tellingen van DUO als vsv’er meegerekend (ondergrens: 1.151 en bovengrens 2.985).
Tabel 6 - Jongeren met en zonder een startkwalificatie (aantallen zijn schattingen) Aantal jongeren Wel Geen zonder startkwalificatie startkwalificatie startkwalificatie 17 jaar of jonger 18 t/m 22 jaar Bron:
3.4
21% 66%
79% 34%
Ondergrens
Bovengrens
163 332
1.011 1.974
528 1.127
Enquête ‘Jongeren in het niet-bekostigd mbo’. Aantallen jongeren zijn schattingen voor de hele populatie
Herkomst jongeren Tabel 7 geeft een indicatie van de herkomst van de jongeren in het niet-bekostigde mbo. Van de jongeren tot en met 17 komt, volgens opgave van de instellingen, het overgrote deel rechtstreeks uit het voortgezet onderwijs (95%). De overige 5 procent komt uit het mbo. Van de jongeren van 18 tot 22 jaar is een kleiner deel afkomstig uit het voortgezet onderwijs (71%). Van deze groep is 16 procent afkomstig uit het mbo. Een bijna net zo grote groep komt uit een werk- of uitkeringssituatie (13%). Het hoge percentage 4
Totalen zijn berekend door de schattingen naar instellingsgrootte op te tellen.
10 - Jongeren in het niet-bekostigd mbo - eindrapport
jongeren van 18 tot en met 22 jaar dat met een startkwalificatie uit het vo instroomt, is opmerkelijk. Navraag bij de instellingen leert echter dat de vraag anders is geïnterpreteerd en dat het hier niet alleen om directe instromers gaat. Een deel van de jongeren heeft mogelijk tussen uitstroommoment in het vo en instroommoment op de niet-bekostigde instelling een tijd iets anders (andere opleiding zonder diploma, gewerkt, etc.) gedaan. Ook is het mogelijk dat er jongeren zijn meegeteld die al voor hun 18de wel direct instroomden en op het moment van de telling 18 of ouder waren.
Tabel 7 - Herkomst jongeren
Jongeren tot en met 17 Jongeren van 18 t/m 22 Bron:
3.5
Vo
Mbo
Werk of uitkeringssituatie
95% 71%
5% 16%
0% 13%
Aantal jongeren (n = 100%)*
Aantal instellingen*
196 955
10 19
Enquête ‘Jongeren in het niet-bekostigd mbo’. *Getallen alleen van toepassing op instellingen waar jongeren in betreffende leeftijdscategorieën zijn ingeschreven en waarbij instellingen hebben aangegeven (betrouwbare) gegevens over de herkomst van de jongeren te hebben. Aantallen zijn geen schattingen, maar gevonden aantallen in de responsgroep.
Conclusie In dit hoofdstuk is gekeken naar de aantallen jongeren in het niet-bekostigde mbo. We vatten aan de hand van de onderzoeksvragen zoals gesteld aan het begin van dit hoofdstuk de belangrijkste bevindingen samen.
Hoeveel jongeren volgen naar schatting een erkende niet-bekostigde mbo-opleiding? Naar schatting volgen in Nederland zo’n 700 (met een ondergrens van 206 en een bovengrens van 1.280) jongeren tot 18 jaar die een niet-bekostigde mbo-opleiding volgen. In de leeftijdscategorie van 18 tot en met 22 jaar gaat het om zo’n 3.300 jongeren (ondergrens: 977, bovengrens: 5.806).
Hoeveel jongeren worden ten onrechte te als vsv’er geteld? Van de jongeren in het niet-bekostigd mbo staan er naar schatting 1.660 ten onrechte als vsv’er te boek omdat zij zonder startkwalificatie het bekostigde onderwijs verlieten (ondergrens: 1.151 en bovengrens 2.985). Het aantal betreft het totaal aantal jongeren zonder startkwalificatie en kan niet één op één vergeleken worden met het aantal jongeren dat als vsv’er geteld wordt in de standcijfers van DUO.
Wat is de herkomst van deze jongeren: voortgezet onderwijs, bekostigd mbo of arbeidsmarkt? In beide groepen is de meerderheid (al dan niet direct) afkomstig uit het voortgezet onderwijs.
11 - Jongeren in het niet-bekostigd mbo - eindrapport
4
Aansluiting op het bron
Het ministerie is voornemens de niet-bekostigde instellingen met crebo-erkende opleidingen aan te laten sluiten het bron. Dit gebeurt ten behoeve van de volgende doelen: de bestrijding van verzuim en voortijdig schoolverlaten en het verminderen van de administratieve lasten van het betrokken nietbekostigd onderwijs. Om de mogelijkheid om het niet-bekostigd onderwijs op het bron aan te laten sluiten nader te verkennen, zijn in de enquête hierover de volgende vragen gesteld. (1) Welke gegevens zijn beschikbaar in de studentadministraties? (2) In hoeverre is de huidige wijze van administreren geschikt voor aansluiting op het bron? (3) In hoeverre is het interessant voor instellingen om aangesloten te worden op het bron?
4.1
Beschikbaarheid gegevens Aan de instellingen is gevraagd naar de beschikbaarheid van achtergrondgegevens, zoals eveneens beschikbaar in de basisadministratie van het bron. Van de instellingen die een antwoord hebben gegeven (n=27) geeft iedereen aan het geslacht en de leeftijd van de studenten te weten (Tabel 8). Ook het registreren van leerweg, vooropleiding en niveau is bij de meerderheid gebruikelijk. Bijna 90 procent legt de naam van de opleiding vast, 70 procent registreert dit als crebo-code. Het vastleggen van het persoonsgebonden nummer, de spil van het bron, gebeurt door 48 procent van de instellingen.
Tabel 8 - Beschikbare gegevens in studentenadministraties Beschikbaar (%) Geslacht Leeftijd / geboortedatum Naam opleiding Vooropleiding Leerweg Niveau van de opleiding Crebo-code opleiding Diploma (ja/nee) Persoonsgebonden nummer Instroom vanuit regulier mbo
100 100 89 85 81 74 70 70 48 41
Aantal instellingen (n=100%)
27
Bron:
4.2
Enquête ‘Jongeren in het niet-bekostigd mbo’
Geschiktheid administratie Aan de instellingen is gevraagd in hoeverre de huidige administratie toereikend is voor een mogelijke aansluiting op het bron. Een deel van de instelling gaf aan moeite te hebben met de vraag aangezien ze geen goed beeld hebben bij het bron als administratiemiddel. Desalniettemin gaf 23 procent van de instellingen aan dat de eigen administratie (zeker) geschikt is om aan te sluiten bij het bron. Bijna 40 procent acht de eigen administratie (absoluut) ongeschikt voor een mogelijke aansluiting (10 van de 27 instellingen). In de gesprekken met de instellingen (waarover meer in hoofdstuk 5) hebben we hier eveneens aandacht aan besteed. Wanneer getoond wordt welke gegevens nodig zijn voor de aansluiting bij het bron, was het voor de aanwezigen allemaal mogelijk deze te leveren.
12 - Jongeren in het niet-bekostigd mbo - eindrapport
Tabel 9 - Geschiktheid administratie op het bron Geschiktheid (%) Zeer geschikt Geschikt Niet uitgesproken geschikt of ongeschikt Niet geschikt Helemaal niet geschikt
4 19 40 26 11
Aantal instellingen
27
Bron:
4.3
Enquête ‘Jongeren in het niet-bekostigd mbo’
Interesse in aansluiting op het bron Aan de instellingen zijn aan het eind van de vragenlijst enkele stellingen voorgelegd om te achterhalen in hoeverre er animo is bij deze instellingen om aangesloten te worden op het bron. In Tabel 10 is te zien in hoeverre de aangedragen argumenten voor een dergelijke koppeling worden onderschreven door de participerende instellingen. Afgaand op de percentages herkennen instellingen zich het sterkst (37%) in het negatieve argument dat aansluiting op het bron een vergroting van administratieve lasten met zich meebrengt. Ook is 30 procent van mening dat aansluiting op het bron geen toegevoegde waarde heeft omdat de eigen administratie al voldoende toereikend is. De instellingen die aansluiting op het bron wel interessant vinden (12 van de 27 instellingen; 44%), zien met name het voordeel dat aansluiting bijdraagt aan de verplichtingen die instellingen wettelijk na dienen te komen (melding leerplichtwet, studiefinancieringmelding, rendementscijfers).
Tabel 10 - In hoeverre is aansluiting op het bron interessant? Mee eens (%) Ja, omdat de opleiding daarmee voldoet aan de informatieplicht in het kader van de Leerplichtwet Ja, omdat de opleiding daarmee het recht op studiefinanciering en WTOS voor deelnemers aantoont Ja, omdat het dan niet meer nodig is om periodieke rendementscijfers aan te leveren Ja, omdat dat over het algemeen de administratieve last verlicht Ja, om andere reden Aantal instellingen met minimaal één positief antwoord
26 19 4 12 (44%)
Nee, omdat dat over het algemeen de administratieve last vergroot Nee, omdat onze administratie al voldoende toereikend is Nee, om andere reden Nee, omdat onze instelling zo min mogelijk met de overheid te maken wil hebben Aantal instellingen met minimaal één negatief antwoord
37 30 15 4 16 (60%)
Totaal aantal instellingen
27
Bron:
30 26
Enquête ‘Jongeren in het niet-bekostigd mbo’; Instellingen konden meer antwoorden aankruisen. Hierdoor tellen percentages op tot boven de 100%.
13 - Jongeren in het niet-bekostigd mbo - eindrapport
4.4
Conclusie Aan het eind van dit hoofdstuk kan niet gesteld worden dat de niet-bekostigde instellingen uitermate enthousiast reageren op een mogelijke aansluiting op het bron. De instellingen die wel interesse hebben, zien er de kansen van in. Zo’n 40 procent ziet echter nadelen. Los van de interesse, zal het ook nog een klus zijn om de administratiesystemen zo op orde te brengen dat ze te koppelen zijn aan het bron. Het grootste pijnpunt daar zit dat nog niet de helft van de instellingen in hun administratie het persoonsgebonden nummer van hun studenten registreert. In het volgende hoofdstuk beschrijven we de uitkomsten van het groepsgesprek met de instellingen. Daaruit zal blijken dat instellingen zodra ze zien wat er precies aangeleverd moet worden, vaak bereid en in staat zijn de gegevens op te leveren.
14 - Jongeren in het niet-bekostigd mbo - eindrapport
5
In gesprek met de instellingen
Op 9 september is gesproken met vier5 instellingen uit het niet-bekostigd onderwijs. Het gezelschap was divers: aangeboden opleidingen lopen uiteen van eenjarige bbl-opleidingen tot vierjarige bol-opleidingen en variëren in de sectoren waarin het onderwijs wordt aangeboden (horeca, beveiliging, kappersopleiding, documentatie). De helft is lid van NRTO, de andere helft niet. Twee instellingen hebben vrij veel jongeren die direct uit het voortgezet onderwijs de opleiding volgen en twee hebben een wat oudere studentpopulatie. In het gesprek is aandacht besteed aan de volgende onderzoeksvragen: (1) In hoeverre zijn de uitkomsten uit het kwantitatieve deel van het onderzoek herkenbaar? (2) Levert een eventuele aansluiting van de niet-bekostigde aanbieders op het bron een probleem op met betrekking tot hun administratieve lasten? (3) Op welke wijze kan in de komende tijd het beste gecommuniceerd worden met niet-bekostigde mbo-instellingen? Acht men zich vertegenwoordigd door NRTO (voorheen PAEPON) of door een andere organisatie? (4) Hoe staan de verschillende organisaties tegenover de wens van het ministerie om via het bron en Digitaal Verzuimloket informatie te verkrijgen over kwalificatieplichtigen? (5) Is de huidige administratie toereikend om vragen over kwalificatieplichtigen, jongeren tot 23 jaar en overige deelnemers aan erkende opleidingen te beantwoorden? (6) Hoe schat men de administratieve last in van het invullen van het bron / Digitaal Verzuimloket voor de kwalificatieplichtigen (in hoofdzaak de 16 en 17-jarigen)? (7) Als men verplicht wordt om informatie te verstrekken via deze systemen over kwalificatieplichtigen, hoeveel extra lasten brengt het met zich mee om dezelfde informatie te verstrekken voor alle deelnemers aan erkende opleidingen?
5.1
Uitkomsten online inventarisatie. In hoeverre zijn uitkomsten herkenbaar? Uitkomsten zijn herkenbaar voor de aanwezige instellingen. Ook in deze groep loopt het uiteen van een instelling met vrijwel geen jongeren tot instellingen waar juist veel instroom direct vanuit het voortgezet onderwijs afkomstig is. Een van de aanwezigen merkt op dat er binnen de eigen instelling een toename is van havo- en vwo-leerlingen die naar het particulier mbo doorstromen.
5.2
Communicatie tussen OCW en niet-bekostigd mbo De niet-NRTO-leden aan tafel voelen zich niet noodzakelijk door een overkoepelende organisatie vertegenwoordigd. Een van hen merkt op dat veel zaken wel verlopen via het betreffende kenniscentrum. Het wordt dan ook geopperd om ook de belangrijkste kenniscentra met opleidingen in het niet-bekostigde onderwijs aan tafel uit te nodigen voor de verdere vormgeving van het bron en in elk geval ook COLO daarbij te betrekken. Doordat de kenniscentra vaak de examinering op zich nemen, zijn zij ook een mogelijke leverancier van de gegevens voor in het bron. Aanwezigen onderkennen dat het vaak lastig is om in contact te komen met de niet-bekostigde instellingen en hebben zelf soortgelijke ervaringen. Voor een deel zal dat te maken hebben met de houding dat afwachten soms het beste is. Je bemoeien met nieuwe wetgeving (zoals bij invoering van
5
Zes instellingen hadden toegezegd deel te nemen aan het interview. Op het laatste moment hebben helaas twee instellingen zich afgemeld.
15 - Jongeren in het niet-bekostigd mbo - eindrapport
cgo) kost vaak veel energie en de opbrengst is niet altijd evident. Veel instellingen hebben dan ook de houding van ‘zeg maar wat ik moet doen’ en hebben verder niet te veel behoefte om over de vormgeving van beleidsmaatregelen mee te denken. Aanwezigen herkennen zichzelf minder in die houding en willen graag ook met OCW verder spreken over de vormgeving van het traject dat nu ingeslagen wordt.
5.3
Aansluiting bij het bron De gesprekspartners staan zeker niet afwijzend tegenover de aansluiting bij het bron. Nu komt het voor dat dezelfde gegevens een aantal keer aan verschillende overheidsinstanties moeten worden aangeleverd. Daar kan zeker een efficiëntieslag gemaakt worden. Deze winst is er vooral te behalen voor instellingen waar jongeren studeren en die om reden van de leerplichtwet en studiefinanciering met relatief veel informatieverplichtingen geconfronteerd worden. Voor instellingen zonder jongeren is de aansluiting minder ‘voordelig’ omdat zij tot nu toe geen andere gegevens op deelnemerniveau (alleen geaggregeerd) hoeven aan te leveren. Het is op voorhand onduidelijk in hoeverre er ook voor deze instellingen interessante consequenties aan de aansluiting bij het bron zijn verbonden. Op welke manier vindt bijvoorbeeld de terugkoppeling van gegevens plaats? Zit daar nog een vorm van benchmarking in? Als er wordt gesproken van het terugkrijgen van managementinformatie, hoe ziet dat er dan precies uit? In de huidige situatie leveren sommige instellingen gegevens (“naam en rugnummer”) aan de Kenniscentra of aan het UWV aan. Men vraagt zich af men zich af of de doorleverfunctie van het bron niet uitgebreid kan worden naar andere onderwijs- of overheidsinstanties. Op deze manier kan dubbelwerk worden voorkomen en blijft de administratieve last binnen de perken. Instellingen zien nog wel wat haken en ogen aan de aansluiting. Hoe moet bijvoorbeeld worden omgegaan met de flexibele instroom (soms wel om de paar weken een nieuwe startende groep), de grote verschillen tussen niet-bekostigde instellingen en de verscheidenheid aan opleidingsduur (maatwerktrajecten)? Wat bepaalt of iets een goed peilmoment is? En ook: hoe zit het met het vergoeden van de eventuele administratieve lastenverzwaring (met name te verwachten in de opstartfase)? Instellingen die de examinering niet zelf organiseren, zitten met een extra lastigheid. Deelnemers schrijven zich hier in voor de duur van een opleiding (bijv. een jaar). Op het moment dat de deelnemer het aangeboden onderwijs en bpv heeft afgerond, maar zakt voor het afsluitend examen, staat deze in de administratie niet meer als ingeschreven geregistreerd. Dat lijkt dan ongediplomeerde uitval, maar als drie maanden later met een herexamen het diploma alsnog behaald wordt, is de deelnemer toch gediplomeerd. Hoe kan zoiets toch juist geadministreerd en geïnterpreteerd worden? Het is op voorhand lastig om in te schatten hoeveel extra lasten de aansluiting bij het bron gaat opleveren. Alles staat of valt bij de gebruiksvriendelijkheid van de aanleverfunctionaliteit. Bij huidige informatieverzoeken laat de wijze waarop de aanlevering is vormgegeven vaak erg te wensen over. Vanuit de huidige administratie is het tot nu toe mogelijk om de benodigde gegevens aan te leveren. Of er andere zaken geregistreerd moeten worden is op voorhand nog niet duidelijk. De gesprekspartners zijn allen geïnteresseerd om verder mee te denken over de vormgeving van de aansluiting en mogelijk ook in deelname aan de pilot.
16 - Jongeren in het niet-bekostigd mbo - eindrapport
5.4
Conclusie Uit het gesprek met vier niet-bekostigde instellingen kan geconcludeerd worden dat men niet afwijzend staat tegenover aansluiting op het bron. Men is benieuwd hoe en ander geschikt wordt gemaakt voor de dynamiek die kenmerkend is voor het niet-bekostigd onderwijs. Het succes van aansluiting bij het bron hangt af van de gebruiksvriendelijkheid van de aanleverfaciliteit en de mogelijkheden voor instellingen om zelf informatie uit het systeem te halen.
17 - Jongeren in het niet-bekostigd mbo - eindrapport
6
Aanbevelingen
Uit het onderzoek blijkt dat het niet-bekostigd mbo-onderwijs een substantiële groep jongeren aan een startkwalificatie helpt. Aansluiting op het bron zou dit in de toekomst beter inzichtelijk kunnen maken. Uit gesprekken met de instellingen blijkt men niet negatief staat ten aanzien van aansluiting bij het bron. Vanuit de ervaringen in dit eerste verkennende onderzoek naar jongeren in het niet-bekostigde mbo zijn enkele aanbevelingen geformuleerd.
Aanbevelingen aan OCW
Kijk nog eens kritisch naar de lijst van DUO van niet-bekostigde instellingen die crebo-erkenningen toegekend hebben gekregen: in hoeverre zijn de instellingen (nog) actief in het onderwijs en in hoeverre zijn de crebo-erkende opleidingen daadwerkelijk operationeel? Informeer de niet-bekostigde instellingen over de administratieve implicaties van aansluiting bij het bron. Welke gegevens moeten verplicht worden aangeleverd? Breng ook in kaart met welke organisaties (zoals DUO, Inspectie en wellicht ook UWV, kenniscentra) de gegevens in het bron worden uitgewisseld, met andere woorden: welke huidige informatieleveringen komen te vervallen na aansluiting bij het bron? Maak duidelijk welke ‘sticks and carrots’ aan de aansluiting het bij bron verbonden zijn: welke consequenties zijn er voor instellingen die niet willen aansluiten, welke voordelen zijn er voor instellingen die dat wel doen? Betrek instellingen, maar ook kenniscentra (of COLO) en NRTO bij de inrichting van het bron zodat rekening kan worden gehouden met de dynamiek van het niet-bekostigd mbo (bijv. flexibele instroom, variabele opleidingsduur, inzet van externe examinering). Stel een heldere communicatielijn in, zodat voor niet-bekostigde instellingen duidelijk is waar zij met hun vragen terecht kunnen.
18 - Jongeren in het niet-bekostigd mbo - eindrapport
Bijlage A
Respons online inventarisatie
Tabel 11 - Overzicht instellingen Instelling
Status
Tio Teach B.V. Nolos Gelders Opleidingsinst. De Vries Kok Haarlemse Akademie IVS Opleidingen Instituut Notenboom Instituut Schoevers All In Coiffures Vakopl. Kappers Opl.School Trigion Prive Coiffures Vakopl. KCL Kapp Coll Limburg SPD Dagopl. Arnhem LSBL Services Instituut Broers GOC Kappersacademie Kapperscoll Maastricht SVOZ Bepro Profit Kenteq Cursussen BV OPB BV EuroCollege Management Europrof Stichting SDD Trent Professional School voor de Toekomst Securi Training SBK Advies&Training BV Nederlands Opl. Bureau MAKS Kappersacademie Variva Opleidingen Europort Business School Fiducia Training Noord Nederlandse Ac. H&R College Mol Beveiliging & Opl.
Respons Respons Respons Respons Respons Respons Respons Respons Respons Respons Respons Respons Respons Respons Respons Respons Respons Respons Respons Respons Respons Respons Respons Respons Respons Respons Respons Respons Respons Respons Respons Respons Respons Respons Respons Respons Respons Respons Respons
Opl Instituut Thomas BV Zebra College Minerva Stichting GO Nat Handelsacademie Dirksen Opleidingen bv Kapperssch. F v Wetten Stichting VOC Algemeen ROVC Haarinstituut Le Marquis SH&M Intercollege Academie Louman Laurens Marius College Bouman Beveiligingsopl. P3Transfer BV To Serve and Protect Opleidingscentrum Orca Infra College
19 - Jongeren in het niet-bekostigd mbo - eindrapport
Onvoldoende Onvoldoende Onvoldoende Onvoldoende Onvoldoende Onvoldoende Onvoldoende Onvoldoende Onvoldoende Onvoldoende Onvoldoende Onvoldoende Onvoldoende Onvoldoende Onvoldoende Onvoldoende Onvoldoende Onvoldoende Onvoldoende
ingevuld ingevuld ingevuld ingevuld ingevuld ingevuld ingevuld ingevuld ingevuld ingevuld ingevuld ingevuld ingevuld ingevuld ingevuld ingevuld ingevuld ingevuld ingevuld
Bouwradius Training&Adv. Kuva Beveiligingsopl.
Onvoldoende ingevuld Onvoldoende ingevuld
Opl.centrum SVS Esthetica Opl. B.V. Schoonhinst. Penso-Garmes Eurodidakt BV NCOI Praktijkopleiders Markus Verbeek Co bv LOI NTI Amice Opl. Centrum Instituut Kosmos Inst. Berber Hoogkamer Stichting SIOM Ned. Kappersakademie Best Alert BKA KOD IMKO Opleidingen SMEOT C.B.T. BV BOC Intop BV BBS VTOC Fokker Capabel Onderwijs Gr. STOC Stichting Thuiszorg Rdam OVD Afstandsonderwijs Wittenborg University PCN Advies en Opleiding Technicom BV IPD Opleidingen IVBO Philipse RBN Opleidingen Opl.inst. Rescue Nederl. BM Services Deltasafe Stichting VAPA BBO Opl. Trainingen
Non Non Non Non Non Non Non Non Non Non Non Non Non Non Non Non Non Non Non Non Non Non Non Non Non Non Non Non Non Non Non Non Non Non Non Non Non Non
Stichting OIB Hoensbroeck SICA Opleidingen bv Lloyds Apotheken LSM Security NKVS A Line Opleidingen NIPA Eindhoven CIN Opl.instituut GEO NIPA Amsterdam ASOP Kappersacademie HP KOI Gildevaart Octopus Academie Gr. Kap.school Looks&Style Fisscher van Gelder Vak & Werk School BV W.F. van Huizen Beheer Motivation Bev. En adv. HEO/MEO Rens&Rens Computery Onderwijs Medisec EBC regio H'landen
20 - Jongeren in het niet-bekostigd mbo - eindrapport
Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend
/ / / /
respons respons respons respons respons respons respons respons respons respons respons respons respons respons respons respons respons respons respons respons respons respons respons respons respons respons respons respons respons respons respons respons respons respons respons respons respons respons doelgroep doelgroep doelgroep doelgroep doelgroep
(juiste) (juiste) (juiste) (juiste) (juiste) (juiste) (juiste) (juiste) (juiste) (juiste) (juiste) (juiste) (juiste) (juiste) (juiste) (juiste)
gegevens gegevens gegevens gegevens gegevens gegevens gegevens gegevens gegevens gegevens gegevens gegevens gegevens gegevens gegevens gegevens
onvindbaar onvindbaar onvindbaar onvindbaar
/ / / /
opgeheven opgeheven opgeheven opgeheven
Didactica Methusalem ROC Utrecht Maatwerk Centrum Vakopl. Leiden Veenstra Solutions OCL Learning BV Job 112 opleidingen BV HE & O V&K Opleidingen BV De Werkschool School voor Beveiligers DBO Opleidingen Spectrum Beveiligingsopl. Security Assist Services PTC Health Care
Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend
/ / / / / / / / / / / / / / /
onvindbaar onvindbaar onvindbaar onvindbaar onvindbaar onvindbaar onvindbaar onvindbaar onvindbaar onvindbaar onvindbaar onvindbaar onvindbaar onvindbaar onvindbaar
/ / / / / / / / / / / / / / /
opgeheven opgeheven opgeheven opgeheven opgeheven opgeheven opgeheven opgeheven opgeheven opgeheven opgeheven opgeheven opgeheven opgeheven opgeheven
Figuur 1 – Benaderingswijze respondent en responsverloop E-mail
Respons 8
31 Link gestuurd
Respons 18
Nonrespons
53 Geen link
Nagebeld Bereikt
Bereikt
72
59
6
22 Aantallen gegeven
3
98 Niet bereikt Niet bereikt
E-mail 105
13 7
Populatie 138 Geen e-mail
Geen doelgroep
33
Onbekend
5
Geen info 9 Bestaat niet
19
21 - Jongeren in het niet-bekostigd mbo - eindrapport
3
Tabel 12 - Representativiteit naar instellingsgrootte Populatie
Respons
66% 27% 7%
72% 23% 5%
< 10 opleidingen 10 - 100 opleidingen > 100 opleidingen Totaal (aantal)
114
39
Chi-kwadraat Bron:
0,996
Enquête ‘Jongeren in het niet-bekostigd mbo’
Tabel 13 - Betrouwbaarheidsintervallen gemiddeld aantal jongeren per instelling, in responsgroep < 10 opleidingen
10-100 opleidingen
> 100 opleidingen
Totaal
17 of jonger Minimum Gemiddelde Maximum Standaarddeviatie Aantal
0,00 6,84 15,44 21,93 25
0,00 5,00 12,09 9,57 7
0,00 0,00 0,00 0,00 2
0,00 6,06 40,46 19,22 34
0,02 28,36 56,70 72,28 25
0,00 38,29 80,86 57,47 7
0,00 0,00 0,00 0,00 2
0,00 28,74 56,47 66,86 34
18 t/m 22 Minimum Gemiddelde Maximum Standaarddeviatie Aantal
Bron:
Enquête ‘Jongeren in het niet-bekostigd mbo’
22 - Jongeren in het niet-bekostigd mbo - eindrapport
Bijlage B
(1)
Er zijn twee mogelijkheden om de gevraagde informatie over de jongeren aan te leveren. De eerste mogelijkheid is het zelf doorgeven van de gevraagde informatie over jongeren in een internetformulier. Een andere mogelijkheid betreft het uploaden van een (geanonimiseerd) bestand met alle inschrijvingen / deelnemers aan een crebo-erkende particuliere opleiding aan uw instelling. Voor de exacte specificaties van dit bestand kunt u hier6 klikken voor een voorbeeld en specificaties. Wilt u hieronder aangeven op welke manier u gegevens aan wil leveren? a. b.
(2)
Aantal met startkwalificatie Aantal zonder startkwalificatie Aantal jongeren onbekend
Kunt u aangeven wat de herkomst is van de deelnemers (peilmoment 1 oktober 2009)? En kunt u tevens aangeven in hoeverre dit een schatting is of het werkelijk aantal? [gridvraag met twee kolommen “tot en met 17” en “18 t/m22”][Aantallen weergeven ingevuld bij V2] en grid mate van schatting (exact; betrouwbare schatting; ruwe schatting; niet aan te geven) a. b. c.
6
Aantal jongeren tot en met 17 jaar Aantal jongeren van 18 tot en met 22 jaar Aantal jongeren tot en met 22 jaar Totaal aantal deelnemers (alle leeftijden)
Voor het onderzoek is het van belang te weten hoeveel deelnemers in het bezit zijn van een startkwalificatie. Deelnemers met minimaal een afgeronde havo, vwo of mbo niveau 2 opleiding zijn in het bezit van een startkwalificatie. Kunt u aangeven hoeveel jongeren aan uw instelling in het bezit zijn van een startkwalificatie? (peilmoment 1 oktober 2009)? En kunt u tevens aangeven in hoeverre dit een schatting is of het werkelijk aantal? [gridvraag met twee kolommen “tot en met 17” en “18 t/m22”][Aantallen weergeven ingevuld bij V2] en grid mate van schatting (exact; betrouwbare schatting; ruwe schatting; niet aan te geven) a. b. c.
(4)
Zelf informatie over jongeren invullen in bijgaand internetformulier Uploaden bestand naar webomgeving waarin bestand geupload kan worden, met nadere instructies naar v5
U heeft aangegeven zelf informatie in dit internetformulier in te willen vullen voor de jongeren die aan uw instelling een mbo opleiding volgen. Hoeveel jongeren van onder de 23 jaar oud volgen een (crebo - erkende) opleiding aan uw instelling (peilmoment 1 oktober 2009)? En kunt u tevens aangeven in hoeverre dit een schatting is of het werkelijk aantal? [invulveld] en grid mate van schatting (exact; betrouwbare schatting; ruwe schatting) a. b. c. d.
(3)
Vragenlijst
Aantal afkomstig regulier voortgezet onderwijs Aantal afkomstig regulier mbo Aantal afkomstig van werk- of uitkeringssituatie
Als hier geklikt wordt verschijnt een pop-up venster met daarin een voorbeeldbestand en specificaties voor te uploaden bestand. Hierin komen tevens contactgegevens van ResearchNed te staan om eventueel ondersteuning te bieden bij vragen.
23 - Jongeren in het niet-bekostigd mbo - eindrapport
(5)
Kunt u hieronder aangeven welke gegevens in uw huidige administratie per student beschikbaar zijn? Meerdere antwoorden mogelijk. a. b. c. d. e. f. g. h. i. j.
(6)
Is het voor uw opleiding interessant om aangesloten te worden op het bron (het BasisRegister OnderwijsNummer, Mouse-over of pop up toevoegen; ook info over controlemechanisme)? Meerdere antwoorden mogelijk. a. b. c. d. e. f. g. h. i.
(7)
Ja, omdat het dan niet meer nodig is om periodieke rendementscijfers aan te leveren Ja, omdat de opleiding daarmee voldoet aan de informatieplicht in het kader van de Leerplichtwet (16-/17-jarigen) Ja, omdat de opleiding daarmee het recht op studiefinanciering (WTOS) voor deelnemers aantoont Ja, omdat dat over het algemeen de administratieve last verlicht Ja, omdat [open] Nee, omdat dat over het algemeen de administratieve last vergroot Nee, omdat onze instelling zo min mogelijk met de overheid te maken wil hebben Nee,omdat onze administratie al voldoende toereikend is Nee, omdat [open]
In hoeverre acht u uw huidige wijze van administreren geschikt voor koppeling aan het bron? a. b. c. d. e.
(8)
Geslacht Leeftijd / geboortedatum Vooropleiding Diploma (ja/nee) Instroom vanuit regulier mbo Niveau van de opleiding Leerweg Naam opleiding Crebo-code opleiding Persoonsgebonden nummer
Zeer geschikt Geschikt Niet uitgesproken geschikt of ongeschikt Niet geschikt Helemaal niet geschikt
Heeft u nog vragen en / opmerkingen, dan kunt u die hieronder stellen.[open]
Dat was de laatste vraag. Hartelijk dank voor uw medewerking.
24 - Jongeren in het niet-bekostigd mbo - eindrapport
Bijlage C
Gesprekspartners groepsinterview
Agnes Overes - Europrof, Moergestel: opleidingen op het gebied van horeca & hospitality; geen lid NRTO. Bart den Ouden - Templeton Chase, Rotterdam: opleidingen op het gebied van veiligheid en beveiliging; geen lid NRTO. Jeroen van der Reep - Kos Kappersopleidingen, Tilburg; lid NRTO. Roland Algra - SOD-opleidingen, Woerden: opleidingen op het gebied van documentatie- en informatiemanagement; lid NRTO.
25 - Jongeren in het niet-bekostigd mbo - eindrapport