‘Leerlinggebonden Financiering in het mbo’
Brochure voor professionals
Rugzak
Subsidieregeling voor mbo Vanaf 1 januari 2006 wordt in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) de subsidieregeling van kracht, waar deelnemers met een handicap of chronische ziekte tot 30 jaar een beroep op kunnen doen. Dit wordt een leerlinggebonden financiering (LGF) genoemd. Deze brochure is speciaal bedoeld voor bve-instellingen, Regionale Expertise Centra (REC’s) en scholen voor speciaal onderwijs die te maken krijgen met LGF in het mbo.Voor deelnemers en hun ouders bestaat een aparte brochure op de website www.oudersenrugzak.nl.
Leerlinggebonden financiering Volgens de Wet educatie en beroepsonderwijs (1996) dient het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie (bve) toegankelijk te zijn voor deelnemers met een handicap of chronische ziekte. Hiertoe ontvangen bve-instellingen een jaarlijkse bijdrage. Ook de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGB h/cz) bepaalt dat deelnemers met een lichamelijke, verstandelijke of psychiatrische beperking in het beroepsonderwijs niet ongelijk behandeld mogen worden. Desondanks blijkt dat er onvoldoende voorzieningen zijn in het beroepsonderwijs waardoor deze deelnemers veel belemmeringen ondervinden van hun beperkingen. Daarom heeft het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW) een regeling in het leven geroepen die LGF in het mbo mogelijk maakt. De regeling is geldig tot 1 januari 2008. Op dat moment zal een wijziging van de Wet op de expertisecentra (WEC) in werking treden, waarmee de LGF in het mbo structureel wordt geregeld. Sinds augustus 2003 bestaat leerlinggebonden financiering al in het primair en voortgezet onderwijs (p.o./v.o.).
Begeleiding meer in eigen hand Met een LGF heeft een deelnemer meer zeggenschap over de speciale begeleiding of ondersteunende middelen die hij 1 op een bve-
instelling nodig heeft. Dit noemen we ook wel een ‘Rugzak’, omdat de deelnemer als het ware een rugzak met extra budget meeneemt naar een bveinstelling. Alleen wordt het bedrag niet overgemaakt naar de deelnemer, maar naar de bveinstelling. Met dit budget investeert de instelling in speciale begeleiding voor de deelnemer, zodat hij extra kan worden ondersteund gedurende de opleiding. De bve-instelling werkt hierin samen met een Regionaal Expertise Centrum (REC) of een school voor voortgezet speciaal onderwijs (vso). Deze instellingen bieden ambulante begeleiding aan scholen waar deelnemers met een handicap onderwijs volgen. De ambulante begeleiding kan ter ondersteuning zijn van de deelnemer, maar ook ter ondersteuning van de docent. De bve-instellingen zijn verplicht om gebruik te maken van de diensten van een REC of een school voor vso.
De regeling in het kort Met de regeling kan een deelnemer die belemmeringen ondervindt bij de onderwijsdeelname als gevolg van een handicap of chronische ziekte, een indicatie aanvragen om in aanmerking te komen voor extra budget. De Wet op de expertisecentra is het uitgangspunt van deze regeling. De systematiek van de LGF in het mbo baseert zich op de systematiek van de LGF in het p.o./v.o. Dat betekent het volgende: • Rugzakbedragen voor LGF in het mbo komen zo veel mogelijk overeen met LGF in het p.o./v.o. • Ambulante begeleiding wordt net als bij p.o./v.o. verzorgd door het REC of een school voor vso (zogenaamde gedwongen winkelnering). • De indicatiestelling gebeurt op dezelfde manier als in het p.o./v.o. door de Commissie voor de Indicatiestelling (CvI). • De criteria voor indicatiestelling zijn gelijk voor p.o./v.o. en mbo uitgezonderd enkele aanpassingen in verband met de eigenheid van de bve-sector (zie bijlage 1). • Er wordt door de bve-instelling een handelingsplan opgesteld in overleg met de deelnemer (zie verderop).
1 Voor de leesbaarheid van deze brochure is gekozen voor het gebruik van de mannelijke vorm. Overal waar dit in algemene zin voorkomt, bedoelen wij ook de vrouwelijke vorm.
Verschillen LGF in het mbo en LGF in het p.o./v.o. De belangrijkste verschillen zijn: • De bve-instelling kent geen keuze tussen regulier en speciaal onderwijs. De Rugzak kan dus alleen regulier ingezet worden. De bveinstelling kan wel gebruik maken van de ambulante hulp van speciale scholen. De bepalingen in de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) over toelating en toelaatbaarheid blijven van toepassing. • De leeftijdsgrens voor LGF in het mbo is 30 jaar, terwijl dit in het p.o./v.o. 20 jaar is. In het mbo is hiervoor gekozen omdat de gemiddelde leeftijd van deelnemers, zeker in de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) en deeltijd beroepsopleidende leerweg (d-bol), hoger is. • Indien er een probleem bij de toelating ontstaat, of als de deelnemer zich gediscrimineerd voelt of ongelijk behandeld op grond van zijn handicap of chronische ziekte, dan kan hij zich wenden tot de Commissie Gelijke Behandeling (CGB). • De LGF-regeling voor het p.o./v.o. is een wettelijke regeling, terwijl de LGF-regeling voor het mbo een ministeriële (subsidie)regeling is. Per 1 januari 2008 wordt de LGF-regeling voor het mbo omgezet in een wettelijke regeling in de WEC.
Stappenplan Wanneer een deelnemer een geldige beschikking heeft voor een LGF, hoeft hij geen nieuwe aanmelding te doen. Als de deelnemer niet eerder een leerlinggebonden financiering heeft aangevraagd of als de geldigheid is verlopen, kan hij een (her)indicatie aanvragen bij een Commissie voor de Indicatiestelling (CvI). In bijlage 2 staat de aanvraagprocedure van een Rugzak schematisch weergegeven. Hieronder wordt het schema stapsgewijs toegelicht. Deelnemers die al een indicatie hebben, starten bij stap 5.
Stap 1 Aanmeldingsprocedure De deelnemer kan op eigen initiatief een aanvraag bij de Commissie voor de Indicatiestelling indienen of op advies van de bve-instelling. De CvI bepaalt of een deelnemer wel of niet in aanmerking komt voor een Rugzak. Dit doet de CvI op grond van landelijk geldende indicatiecriteria. Deze zijn vastgesteld door de minister van OCW en zijn als bijlage toegevoegd aan de ministeriële regeling. In bijlage 1 van deze brochure staat een globale beschrijving van de indicatiecriteria. Een lijst van CvI-adressen is te vinden op www.lcti.nl. De CvI’s vertegenwoordigen ieder een onderwijscluster in de regio. In tabel 1 worden de vier onderwijsclusters beschreven.
Adressen Landelijke Commissie
Federatie van
Chronisch zieken en
WEC-Raad
Toezicht Indicatiestelling
Ouderverenigingen
Gehandicapten Raad
Postbus 222
Postbus 19521
Postbus 85276
Postbus 169
3500 AE Utrecht
2500 CM Den Haag
3508 AG Utrecht
3500 AD Utrecht
Tel:
030-2769911
Tel:
070-3122860
Tel:
030-2363767
Tel:
030-2916600
Fax:
030-2712892
Fax:
070-3122870
Fax:
030-2313054
Fax:
030-29700111
E-mail:
[email protected]
E-mail:
[email protected]
E-mail:
[email protected]
E-mail:
[email protected]
URL:
www.wec-raad.nl
URL:
www.lcti.nl
URL:
www.fvo.nl
URL:
www.cg-raad.nl
Op deze site staat een lijst met alle Regionale Expertise Centra per cluster.
De subsidiebedragen zijn per cluster vastgesteld. Binnen ieder cluster verschillen de bedragen per onderwijstype waarvoor de deelnemer zich aanmeldt. In bijlage 3 staan deze bedragen genoemd.
Landelijk netwerk De CvI’s zijn ondergebracht bij de Regionale Expertise Centra. Ieder REC heeft de wettelijke taak om een CvI in stand te houden. De REC’s van een cluster vormen een landelijk dekkend netwerk. Om belangenverstrengeling te voorkomen zijn de CvI en het REC twee onafhankelijke instanties. In een CvI zitten wettelijk vastgesteld een onafhankelijk voorzitter, een onderwijsdeskundige, een psycholoog/pedagoog die diagnostisch onderzoek mag doen, een jeugdarts of andere arts en een maatschappelijk werker. In onderwijscluster 2 maakt een logopedist onderdeel uit van de CvI in plaats van een maatschappelijk werker en in cluster 4 is dat soms een psychiater.
Termijnen Wanneer een deelnemer zich aanmeldt, vult hij een aanmeldingsformulier in. Dit formulier is als bijlage toegevoegd aan de ministeriële regeling. Het ingevulde aanmeldingsformulier wordt samen met het dossier (zie stap 2) opgestuurd naar de CvI. De CvI dient binnen acht weken te besluiten of zij een indicatie verleent. Deze termijn gaat in na ontvangst
van het indicatieverzoek, als het dossier met indicatiegegevens compleet is. Als het binnen deze termijn van acht weken niet lukt om een beslissing te nemen, ontvangt de deelnemer een brief met een reden en informatie over de termijn waarop de CvI wél een beslissing neemt. De CvI mag in totaal maximaal zestien weken over een indicatiebesluit doen.
Verzilvering indicatiestelling Wanneer een indicatie wordt afgegeven, krijgt de deelnemer een beschikking van de CvI. De deelnemer geeft een kopie van deze beschikking aan de bve-instelling waar hij zich heeft ingeschreven. De deelnemer wordt geplaatst en vervolgens gaat de bve-instelling aan de slag om de indicatiestelling verzilverd te krijgen. Zij stuurt een formulier naar Centrale Financiën Instellingen (Cfi) met daarop de gegevens van het REC of de school voor vso die de ambulante begeleiding gaat verzorgen. Cfi voert deze regeling uit in opdracht van het ministerie van OCW. Cfi stuurt een terugmeldingsformulier naar de bve-instelling, met daarop een nummer waarmee de deelnemer (volgens de Wet op de privacy) geanonimiseerd wordt. Het REC of de school voor vso krijgt geen terugmelding. De geldigheidsduur voor de indicatie is drie jaar. Voor zeer moeilijk lerenden, meervoudig gehandicapten en doven is deze vier jaar.
Ta b e l 1 - O n d e r w i j s c l u s t e r s Cluster 1: Cluster 2: Cluster 3: Cluster 4:
deelnemers met LGF-regeling. deelnemers met deelnemers met (somatisch). deelnemers met
een visuele handicap. Dit cluster heeft een eigen regeling en valt buiten de gehoor-, taal- en/of spraak- of communicatieproblemen. een lichamelijke en/of verstandelijke handicap en langdurig zieke deelnemers ernstige psychiatrische of gedragsstoornissen.
Stap 2 Dossiervorming De deelnemer dient, samen met het aanmeldingsformulier, een dossier mee te sturen naar de CvI. Het samenstellen van het dossier (zie tabel 2) is de verantwoordelijkheid van de deelnemer. Het REC heeft een wettelijke taak om de deelnemer en/of ouder hierbij te ondersteunen. Na aanmelding bij de CvI wordt bekeken of het dossier compleet is. Wanneer het dossier volledig is, ontvangt de deelnemer een brief van CvI met de datum waarop de indicatieprocedure is ingegaan. Als in het dossier nog stukken ontbreken, ontvangt de aanvrager een verzoek om zijn dossier compleet te maken. De aanvrager kan de hulp van het REC inschakelen om het dossier compleet te maken. In dat geval vervult het REC een coördinerende functie, zoals het opvragen van aanvullende onderzoeken en/of een onderwijskundig rapport (met toestemming van de deelnemer). De deelnemer kan ook terecht bij het REC om informatie te verkrijgen over het proces van de indicatiestelling. De REC’s worden hiervoor apart gefinancierd door het ministerie van OCW.
Stap 3 Indicatiestelling De CvI bepaalt op basis van landelijk geldende criteria of een deelnemer al dan niet in aanmerking komt voor een Rugzak. Bij een meervoudige handicap kijkt de CvI naar de handicap die het
meest bepalend is voor de onderwijsbeperking. Indien een deelnemer niet past binnen de vastgestelde criteria, maar de CvI is overtuigd dat extra ondersteuning wenselijk is, kan ze afwijken van de landelijk vastgestelde criteria (de zogenaamde beredeneerde afwijking). In de brief die de CvI aan de deelnemer/ouders verstuurt met het besluit dat zij genomen heeft, geeft zij aan op basis waarvan zij wel of geen leerlinggebonden financiering toekent.
Stap 4 Besluit en bezwaarschrift De CvI kan drie soorten besluiten nemen. Twee besluiten worden een standaardindicatiestelling genoemd: • De deelnemer krijgt een indicatie, omdat zijn problematiek past binnen de criteria. • De deelnemer krijgt geen indicatie, omdat zijn problematiek niet past binnen de criteria. Verder kent de CvI ook nog één beredeneerde indicatiestelling: • De afzonderlijke stoornissen passen niet binnen de criteria, maar de stoornissen en belemmeringen als geheel zijn zo ernstig, dat de deelnemer wel wordt geïndiceerd. Deze krijgt een indicatie op grond van de beredeneerde afwijking.
Ta b e l 2 - I n h o u d d o s s i e r : 1 Gegevens over de handicap of ziekte. Het gaat hier om medische gegevens of psychodiagnostische gegevens. 2 Gegevens over de onderwijsbeperking ten gevolge van de handicap of ziekte. Het gaat hier om de volgende gegevens: – Een onderwijskundig rapport dat niet ouder is dan zes maanden. – Informatie van zorg- of hulpverlenende instanties. – Bij een verstandelijke beperking een intelligentieonderzoek dat niet ouder is dan één jaar. Wanneer al vaker een individueel intelligentieonderzoek is afgenomen en de uitkomsten liggen in dezelfde range, dan kan met deze eerdere onderzoeken volstaan worden. 3 Gegevens over extra hulp die is ontvangen in het verleden. Het gaat hier over bijvoorbeeld remedial teaching, logopedie, jeugdzorg, fysiotherapie, extra stagebezoeken, aanpassingen lesrooster enzovoorts.
Het besluit wordt vervolgens per brief door de CvI aan de deelnemer/ouders gecommuniceerd. De deelnemer of zijn ouders kunnen binnen zes weken bezwaar aantekenen bij de CvI. Zij vraagt vervolgens advies aan bij de Bezwaar Advies Commissie (BAC). Op basis van dit advies kan de CvI haar besluit wijzigen.
Stap 5 Inschrijving en toelating bve-instelling Na de indicatiestelling maakt een deelnemer een keuze voor een bve-instelling binnen of buiten de regio van het REC. Indien het ingevulde aanmeldingsformulier daartoe aanleiding geeft, volgt een (verlengde) intake. Dit gesprek wordt gevoerd door een specialist van de instelling, bijvoorbeeld een ervaren intaker of iemand van het Steunpunt Studie en Handicap. Het bevoegd gezag van de bveinstelling besluit tot toelating van de deelnemer. De deelnemer wordt dan officieel ingeschreven. Wanneer de bve-instelling de deelnemer niet toelaat, kan de deelnemer de zaak voorleggen aan de Commissie Gelijke Behandeling.
Stap 6a Samenwerkingsovereenkomst bve-instelling en REC of school voor vso In de samenwerkingsovereenkomst wordt vastgelegd dat de overeengekomen taken van een bve-instelling en een REC of school voor vso een gezamenlijke verantwoordelijkheid zijn. Op de website www.rugzakinmbo.nl staat een voorbeeld van een samenwerkingsovereenkomst.
Stap 6b Subsidieaanvraag Na het vaststellen van de indicatie door de CvI en de aanmelding bij een bve-instelling dient het bevoegd gezag een subsidieaanvraag in. Hiervoor gebruikt zij het aanvraagformulier Leerlinggebonden Financiering. Dit formulier is als bijlage toegevoegd aan de ministeriële regeling. Het formulier wordt samen met de samenwerkingsovereenkomst tussen de bve-instelling en het REC of de school voor vso ingediend bij Cfi. Cfi maakt het bedrag jaarlijks in augustus over aan de bve-instelling of binnen 4 weken na het besluit tot subsidieverstrekking. De bve-instelling betaalt direct het gedeelte van het budget voor ambulante begeleiding aan het REC of de school voor vso.
V r age n / I n f o r m a t i e Voor professionals
Voor deelnemers/ouders
CINOP helpdesk 073-6800803 www.rugzakinmbo.nl
Helpdesk 030-2970689 www.oudersenrugzak.nl
Cfi helpdesk Cfi 079-3233399 www.cfi.nl
In het geval dat een bve-instelling en een REC of een school voor vso samenwerken in de ambulante begeleiding van meerdere deelnemers met een handicap, kan een samenwerkingsovereenkomst worden bijgevoegd van de ambulante begeleiding van meerdere gehandicapte deelnemers.
Stap 7 Handelingsplan Binnen drie maanden na indiening van de subsidieaanvraag stelt de bve-instelling samen met de deelnemer en/of ouders een handelingsplan op dat beide partijen ondertekenen. Een voorbeeld van een handelingsplan staat op www.rugzakinmbo.nl. In het handelingsplan wordt het volgende opgenomen: • De doelen en maatregelen die de bve-instelling treft met het oog op de in de onderwijs- en praktijkovereenkomst gestelde doelen in relatie tot de gestelde indicatie. • De inzet van de ambulante begeleiding. • Een begroting van de kosten gerelateerd aan de eerste twee punten.
Regeling visueel gehandicapten Vanaf 1 januari 2006 wordt de regeling voor deelnemers met een visuele handicap in p.o./v.o. uitgebreid tot visueel gehandicapte deelnemers binnen de bve-sector. Een bve-instelling kan een aanvraag indienen voor aanvullende bekostiging van personeelskosten voor een deelnemer, die als direct gevolg van een visuele handicap, aanvullende begeleiding nodig heeft om onderwijs te volgen. Hiervoor wordt een meldingsformulier gebruikt. Dit meldingsformulier moet uiterlijk 31 januari ingediend zijn voor de periode januari 2006 tot 31 december 2006. Op de bve-instelling moet een verklaring van een medisch specialist aanwezig zijn, waaruit blijkt dat de deelnemer een visuele handicap heeft. De aanvullende bekostiging bedraagt € 2825 voor bol-opleidingen en € 1885 voor bbl-opleidingen of d-bol-opleidingen per deelnemer voor twaalf maanden. Betaling vindt in april 2006 in zijn geheel plaats.
Het handelingsplan wordt in overleg met de deelnemer en/of ouders jaarlijks geëvalueerd en zonodig bijgesteld.Wanneer deelnemers en/of ouders en de bve-instelling niet tot overeenstemming komen over de inzet van de rugzakmiddelen of het handelingsplan, kunnen zij zich wenden tot de Commissie Gelijke Behandeling.
A f ko r t i n ge n l i j s t BAC
Bezwaar Advies Commissie
mbo
middelbaar beroepsonderwijs
bbl
beroepsbegeleidende leerweg
OCW
ministerie van Onderwijs, Cultuur en
bol
beroepsopleidende leerweg
d-bol
deeltijd beroepsopleidende leerweg
p.o./v.o.
primair onderwijs/voortgezet onderwijs
bve
beroepsonderwijs- en volwasseneneducatie
REC
Regionaal Expertise Centrum
(roc’s, aoc’s en vakopleidingen)
VOA
voorbereidende en ondersteunende
Wetenschap
Cfi
Centrale Financiën Instellingen
CGB
Commissie Gelijke Behandeling
vso
voortgezet speciaal onderwijs
CvI
Commissie voor de Indicatiestelling
WEC
Wet op de expertisecentra
LCTI
Landelijke Commissie Toezicht
WGB h/cz Wet gelijke behandeling op grond van
Indicatiestelling LGF
leerlinggebonden financiering
activiteiten
handicap of chronische ziekte
Bijlage 1 - Globale Indicatiecriteria N.B. Kijk voor uitgebreide criteria op www.lcti.nl.
Cluster 2 Onderwijs aan
Indicatiecriteria
Dove deelnemers
Gehoorbeperking is groter dan 80 dB bij bet beste oor of gehoorverlies tussen 70 en 80 dB, maar de deelnemer kan niet goed gebruik maken van het restgehoor (dooffunctionerend).
Slechthorende deelnemers
Gehoorbeperking tussen 35 en 80 dB bij het beste oor en de deelnemer ondervindt ernstige problemen in de communicatie. Bovendien moet duidelijk zijn dat de beschikbare zorgstructuur van het reguliere onderwijs en vanuit de zorgsector niet toereikend is.
Deelnemers met ernstige spraak- en/of taalmoeilijkheden
De deelnemer heeft een ernstige spraak-/taalstoornis waarvoor hij ook therapie heeft gekregen, wat niet heeft geleid tot verbetering. De deelnemer heeft een ernstige spraaktaalstoornis en nog een andere stoornis. Of, de deelnemer heeft door een andere stoornis veel moeite met het gebruik van taal in sociale situaties; bijvoorbeeld bij sommige deelnemers met een stoornis uit het autistisch spectrum. Bovendien ondervindt de deelnemer ernstige problemen in de communicatie en duidelijk moet zijn dat de beschikbare zorgstructuur van het reguliere onderwijs en vanuit de zorgsector niet toereikend is.
Meervoudig gehandicapte deelnemers
Deelnemers met een gehoorbeperking vanaf 35 dB en groter bij het beste oor en een non-verbaal IQ lager dan 70.
Cluster 3 Onderwijs aan
Indicatiecriteria
Zeer moeilijk lerende deelnemers (ZMLK)
Deelnemers met een IQ lager dan 60, of deelnemers met een IQ tussen 60 en 70 en een andere stoornis, waarbij hij maximaal de leerstof van het einde van groep 3 basisonderwijs beheerst. Bovendien ondervindt de deelnemer ernstige problemen met de sociale redzaamheid en duidelijk moet zijn dat de beschikbare zorgstructuur van het reguliere onderwijs en vanuit de zorgsector niet toereikend is. Bij het syndroom van Down volstaat een medische verklaring van een arts.
Deelnemers die langdurig ziek zijn (LZK)
Deelnemers met een chronische (langdurige) ziekte, waarbij de deelnemer een kwart van de effectieve leertijd verzuimt, of de deelnemer heeft een geringe zelfredzaamheid. Bovendien moet duidelijk zijn dat de beschikbare zorgstructuur van het reguliere onderwijs en vanuit de zorgsector niet toereikend is.
Deelnemers met een lichamelijke handicap
De deelnemer heeft een stoornis of meerdere stoornissen waardoor hij motorische beperkingen ondervindt. En de deelnemer verzuimt een kwart van de effectieve leertijd of hij heeft een geringe zelfredzaamheid. Bovendien moet duidelijk zijn dat de beschikbare zorgstructuur van het reguliere onderwijs en vanuit de zorgsector niet toereikend is.
Meervoudig gehandicapte deelnemers
Deelnemers met een lichamelijke handicap en IQ lager dan 70, of deelnemers met een diepe stoornis in de intellectuele ontwikkeling, of deelnemers met een ernstige stoornis in de intellectuele ontwikkeling met een zeer beperkt gedragsrepertoire en bijkomende medische of gedragsproblemen.
Onderwijs aan
Indicatiecriteria
Deelnemers met ernstige gedragsproblemen, met ontwikkelingsproblemen en/of psychiatrische problemen
Deelnemers met ernstige gedragsproblemen, met ontwikkelingsproblemen en/of psychiatrische problemen. Deelnemers met een psychische stoornis/ontwikkelingspathologie en met ernstige sociaal-emotionele of gedragsproblemen in de schoolsituatie, thuis 1 of bij vrijetijdsbesteding. Bovendien kan de deelnemer door de sociaal-emotionele problematiek niet profiteren van het onderwijs door ontbrekende leervoorwaarden in gedragsmatige zin of hij vormt een bedreiging voor zichzelf of voor anderen. En er is of wordt gerichte hulp verleend door een voorziening voor GGZ of hulp van een psychiatrische voorziening of Jeugdbescherming. Bovendien moet duidelijk zijn dat de beschikbare zorgstructuur van het reguliere onderwijs en vanuit de zorgsector niet toereikend is.
1 Dit moet bij twee van de drie milieus het geval zijn: school/thuis; school/vrije tijd of alledrie.
Cluster 4
Bijlage 2 - Schema Rugzak Aanmelding door de deelnemer/ouders
REC adviseert NEE
regio bekend/cluster bekend
deelnemer/ouders over regio en cluster
JA
punt in het REC of bij de CvI zelf. Onderzoeken JA
en verslagen bijvoegen en aanmelding sturen naar
NEE
Gegevens opvragen
JA
Nader onderzoek
Dossier compleet?
JA
Indicatiestelling
Indicatiestelling standaard
volgens beredeneerde afwijking
Besluit
Aan deelnemers/ouders
JA
Mogelijke stappen deelnemers/ouders: NEGATIEF
• Bezwaarschrift aan CvI
POSITIEF
Aanmelden bve-instelling van keuze binnen of buiten de REC-regio.
Samenwerkingsovereenkomst bve-instelling en REC/school voor vso
Handelingsplan bve-instelling en deelnemer
Evaluatie handelingsplan
Subsidieaanvraag met samenwerkingsovereenkomst naar Cfi
Maximaal 3 maanden
Bve-instellingkeuze bepalen
de CvI of het aanmeldpunt.
Maximaal 16 weken
Aanmeldingsformulier opvragen bij het aanmeld-
Bijlage 3 - Subsidiebedragen Het totale subsidiebedrag wordt uitgekeerd aan bve-instellingen. De bve-instelling maakt direct het deel ten behoeve van de ambulante begeleiding over aan het REC of de school voor vso. In tabel A staan de bedragen voor de bve-instellingen. In tabel B staan de bedragen voor het REC of school voor vso. De bve-instellingen krijgen een lager bedrag voor niveau 1 (assistentopleiding) en 2 (basisberoepsopleiding) dan voor 3 (vakopleiding) en 4 (middenkader- en specialistenopleiding). Dit heeft te maken met de beschikbaarheid van VOA-gelden (voorbereidende en ondersteunende activiteiten) voor niveau 1 en 2.
Tabel A Bedrag bve-instellingen bol
bbl
bol
bbl
Assistent- en basisberoepsopleiding
Assistent- en basisberoepsopleiding
Vakopleiding, middenkader- en specialistenopleiding
Vakopleiding, middenkader- en specialistenopleiding
Cluster 2 - Dove deelnemers
€ 2.174
€ 1.449
€ 2.820
€ 1.880
Cluster 2 - Slechthorende deelnemers
€ 1.397
€ 931
€ 2.820
€ 1.880
Cluster 2 - Meervoudig gehandicapte deelnemers
€ 1.397
€ 931
€ 2.820
€ 1.880
Cluster 3 - Lichamelijk gehandicapte deelnemers
€ 1.449
€ 966
€ 2.820
€ 1.880
Cluster 3 - Langdurig zieke deelnemers met een lichamelijke handicap
€ 1.397
€ 931
€ 2.820
€ 1.880
Cluster 3 - Zeer moeilijk lerende deelnemers
€ 1.397
€ 931
€ 2.820
€ 1.880
Cluster 3 - Meervoudig gehandicapte deelnemers
€ 1.397
€ 931
€ 2.820
€ 1.880
Cluster 4 - Deelnemers met psychiatrische of gedragsstoornissen
€ 1.397
€ 931
€ 2.820
€ 1.880
Toelaatbaar verklaard tot onderwijs van
Tabel B Bedrag REC of school voor vso t.b.v. ambulante begeleiding Toelaatbaar verklaard tot onderwijs van
bol
bbl
Cluster 2 - Dove deelnemers
€ 3.985
€ 2.657
Cluster 2 - Slechthorende deelnemers
€ 2.614
€ 1.743
Cluster 2 - Meervoudig gehandicapte deelnemers
€ 2.614
€ 1.743
Cluster 3 - Lichamelijk gehandicapte deelnemers
€ 3.985
€ 2.657
Cluster 3 - Langdurig zieke deelnemers met een lichamelijke handicap
€ 2.614
€ 1.743
Cluster 3 - Zeer moeilijk lerende deelnemers
€ 2.614
€ 1.743
Cluster 3 - Meervoudig gehandicapte deelnemers
€ 2.614
€ 1.743
Cluster 4 - Deelnemers met psychiatrische of gedragsstoornissen
€ 2.614
€ 1.743
Colofon Het Centrum voor innovatie van opleidingen (CINOP) heeft deze brochure uitgegeven in het kader van het voorlichtingsproject ‘Leerlinggebonden Financiering in het mbo’ in opdracht van het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap.
’s-Hertogenbosch, november 2005 Deze brochure is te vinden op de site www.rugzakinmbo.nl of te bestellen bij CINOP (073-6800803).
EvdB_05129/051124
Tekst: Marian de Groot, Wendy Bosker en Monique Janssen Tekstverzorging: Petra Schulte Vormgeving: Evert van de Biezen Druk: ADC, ’s-Hertogenbosch