Jongeren houden (van) werk! Duurzame arbeidsparticipatie na het praktijkonderwijs Het vinden en behouden van een baan is voor niemand makkelijk in tijden van crisis. Ook jongeren van het praktijkonderwijs hebben moeite met het behouden van hun baan. Het is natuurlijk nuttig om te weten waarom dit niet lukt, maar het is vele malen interessanter om te weten waarom het wel lukt! Wat zorgt voor het succes? Op deze vraag wordt antwoord gegeven in dit artikel. Hierbij wordt er gekeken naar de driehoek leerling, bedrijf en onderwijs. Alle drie spelen zij een grote rol en dragen bij aan het succes.
INHOUDSOPGAVE Aanleiding & aanpak……….2 Persoonskenmerken……….3 Kenmerken arbeidsplek…..5 Kenmerken op school……..7 Adviezen………………………...7
Inhoud In dit artikel worden de resultaten van mijn onderzoek gepresenteerd. De resultaten zijn tot stand gekomen door een literatuur– en veldonderzoek. Tijdens het literatuuronderzoek werd al snel duidelijk dat dit een uniek onderzoek is. Er zijn verder geen vergelijkbare onderzoeken gevonden. Het onderzoek is dan ook verkennend van aard. Dit onderzoek leidt tot nieuwe inzichten. Het veldonderzoek bestond uit het afnemen van interviews en een vragenlijst. Er zijn zeven oud– leerlingen praktijkonderwijs geïnterviewd. Deze leerlingen zijn minimaal 2 jaar (nadat de nazorg gestopt is) nog actief op de arbeidsmarkt. Verder zijn er vijf leidinggevenden van deze oud-leerlingen geïnterviewd en is er een vragenlijst uitgezet op de school van herkomst. De vragenlijst is vijf keer ingevuld. Dit artikel zal worden onderverdeeld in vier hoofdstukken: een hoofdstuk over de persoonskenmerken, kenmerken op de arbeidsplek en kenmerken op school. Er wordt afgesloten met een hoofdstuk over mijn adviezen.
MEER INFORMATIE? Neem contact op met:
[email protected]
1
1. Aanleiding & Aanpak
Aanleiding voor het onderzoek waren geluiden uit de praktijk: veel leerlingen van het praktijkonderwijs hebben moeite met het behouden van hun baan. Het onderzoek richtte zich niet op waarom het misgaat en leerlingen deze baan verliezen, maar juist op waarom het goed gaat. Het is een onderzoek naar de succesverhalen, de oud-leerlingen die wel langere tijd actief zijn op de arbeidsmarkt. Wat zorgt ervoor dat deze leerlingen blijven werken? Op deze vraag wordt met het onderzoek antwoord gegeven. De eerste tien weken van het onderzoek waren gewijd aan de literatuur. Al snel kwam naar voren dat drie partijen een grote rol spelen bij de onderzoeksvraag ‘Welke kenmerken spelen een rol bij de duurzame arbeidsparticipatie na het praktijkonderwijs’, namelijk: de leerling, de arbeidsplek en de school. Het onderzoek is dan ook gericht op deze drie groepen. In het literatuuronderzoek is een grote hoeveelheid aan kenmerken gevonden die mogelijk een rol spelen bij duurzame arbeidsparticipatie. Ondanks de grote hoeveelheid kenmerken komt steeds naar voren dat de wensen en behoeftes van de jongere centraal staan. De jongere moet het uiteindelijk doen, zij houden (van) werk. Dit artikel is geschreven naar aanleiding van mijn scriptie voor de opleiding Toegepaste Psychologie. Het onderzoek naar duurzame arbeidsparticipatie na het praktijkonderwijs is gedaan in opdracht van KPC Groep. Ik ben begeleid door Suzanne Beek, expert op het gebied van arbeidstoeleiding.
N.B. Namen in dit artikel zijn veranderd om zo de privacy van de respondenten te waarborgen.
LEIDINGGEVENDE NIELS: “Dat is ook weer een kwestie van uitdagen, prikkelen, een hoog verwachtingspatroon. Hij kan mee. En ja IQ kun je trainen, op een cito zal hij misschien minder scoren maar als je hier naar de dagelijkse praktijk kijkt en hoe dat hij met dat begrip allemaal omgaat, daar is niks mis mee. Al zou je op een algemene intelligentietest minder scoren, dat betekent niet dat hij niet kan accelereren op andere gebieden. Het klinkt leuk, IQ, maar het zegt mij niks. En dat willen, ja dat compenseert veel. Willen vergroot het kunnen, ja zo is het. Ook al is je intelligentie wat zwakker, hij komt er uiteindelijk wel maar misschien doet hij er iets langer over. “
2
2. PERSOONSKENMERKEN MARIEKE Leeftijd: 33 Branche: Detailhandel Opleidingen: PrO, niveau 1 detailhandel. “Ja, ik moet zeggen, dit is toch wel mijn plekje. Ik word wel gewaardeerd als persoon ook al werk ik daar via een sociale werkvoorziening.”
Wanneer er wordt gekeken naar persoonskenmerken die in verband staan met duurzame arbeidsparticipatie na het praktijkonderwijs lijken zelfmanagement, motivatie en goede beroepsvaardigheden van belang te zijn. Deze drie kenmerken worden verder toegelicht.
2.1. zelfmanagement Bij ‘zelfmanagement’, valt op dat de oud-leerlingen doelen stellen en nastreven. Dit is voornamelijk gericht op de korte termijn. Het denken gericht op lange(re) termijn wordt door veel van de oud-leerlingen lastiger gevonden. Dit zou eventueel ver-
band kunnen houden met het reflectievermogen, wat kan worden geïllustreerd met het volgende uitspraak: “Ik heb nou mooi mijn eigen werk en daar ben ik voor de volle 100% mee bezig. Ik heb een vast contract en ik zie wel wat de toekomst mij brengt.” Verder is het opvallend dat de oud-leerlingen hele bewuste keuzes maken en goed door hebben wat keuzes hen opleveren en kosten. Wanneer leerlingen tegenslagen ervaren op het gebied van loopbaan kunnen ze hier goed mee omgaan. Wel worden ze hierbij vaak ondersteund door bijvoorbeeld het bedrijf of een sociale werkvoorziening.
“Ik wil laten zien: ik kan dat wel!” 2.2 Motivatie “Het leuk blijven vinden. Ook motivatie, ik wil dingetjes. Maar ook, als iemand zegt: ‘goed gedaan!’ ga je ook beter je best doen. Ook wel een stukje waardering. Ik was wel heel gemotiveerd overgekomen, daarom hebben ze mij ook een kans gegeven. Hoe meer jij dingetjes voor jezelf doet en gewoon jezelf blijven in een bedrijf in plaats van dat jij niet jezelf bent. Als jij niet jezelf bent dan kun je ook je werk niet doen denk ik.”
De oud-leerlingen bezitten motivatie en gedrevenheid . Door bedrijven wordt de inzet ook als belangrijk gewaardeerd. Enkele leidinggevenden geven echter wel aan dat sommige oud-leerlingen wel aansporing nodig hebben. Opvallend is dat deze aansporing nodig blijkt bij oud-leerlingen met Wajong of een WSW indicatie. Deze leerlingen, die af en toe aansporing nodig hebben, zijn volgens hun leidinggevenden ook gevoelig voor veranderingen in hun omgeving. Verder geven oud-leerlingen aan ondersteuning te krijgen van hun omgeving, zowel in de vorm van sociale steun van vrienden en familie als in de vorm van erkenning van collega’s. Dit wordt beaamd door de leidinggevenden, zij geven wel aan dat dit zowel positief als negatief kan uitpakken. Daarnaast is de financiele kant van het verhaal belangrijk. Oudleerlingen zeggen het heel fijn te vinden een vast contract te hebben en de mogelijkheid te hebben om duurdere aankopen te doen. “Ja dat vind ik wel fijn. Het geeft toch wel het gevoel van dat ze je mogen, dat ze het je gunnen. Je krijgt niet zomaar een vast contract, dat betekent wel dat jij ergens binnen past.” Voor leidinggevenden is het vooral van belang dat oud-leerlingen hun indicatie, bijvoorbeeld voor een Wajong-uitkering, houden wanneer ze deze hebben. De financiele tegemoetkoming die met de indicatie samenhangt, zorgt ervoor dat het rendabel blijft om leerlingen met een beperking in dienst te hebben. Tenslotte geven oud-leerlingen aan meer zelfvertrouwen te hebben gekregen; dit wordt ook ondersteund door uitspraken van de leidinggevenden. De leerlingen zouden hier nog meer in mogen groeien volgens de leidinggevenden; dit mag nog verder ontwikkeld worden.
3
RON Leeftijd: 24 Werkzaam als: concierge Opleidingen: PrO, BHV cursus “Mijn werkzaamheden zijn nou ja schoolonderhoud zeg maar. Als er iets kapot is dan repareer ik dat weer. Boodschappen.. Ik heb net project gestart, dat is een tuinproject. Dat heb ik zelf geregeld samen met iemand anders. Voor de spar was dat, spar was de Bron: Rotterdam, 2013
hoofdsponsor. Dat liep eerst wat verkeerd, toen heb ik dat
2.3 Beroepsvaardigheden
zelf opgepakt en geregeld, zodat alles voor elkaar kwam.
Het is belangrijk dat de oud-leerlingen beschikken over een goede werkhouding. De oud-leerlingen geven aan geen problemen te ervaren met het naleven van regels. De regels zijn duidelijk en worden nageleefd. Wat betreft de sociale vaardigheden geven de oud-leerlingen aan communicatie belangrijk te vinden, zowel binnen het bedrijf als in het werken met klanten. “Ja je brengt wel eens iets aan tafel of zo dan krijgen ze ook een indruk van wie er in de keuken staat.” Opvallend is dat, hoewel de leidinggevende benoemen dat de oudleerlingen wel meer zelfvertrouwen mogen hebben, leidinggevende het erg belangrijk vinden dat medewerkers niet arrogant zijn: een open en respectvolle houding is erg belangrijk. Zowel de leidinggevenden als de oud-leerlingen zeggen dat het vragen om hulp geen probleem is. Leidinggevenden staan hiervoor open en de oud-leerling voelt zich niet bezwaard om om hulp te vragen.
Daar zijn we nu mee gestart,
2.4 Samenvattend
weer. Dat zijn mijn werkzaam-
Tenslotte zijn er ook andere resultaten naar voren gekomen. Een resultaat is de ontwikkeling die de oud-leerlingen hebben doorgemaakt. Hierbij wordt door de oudleerlingen niet alleen het zelfvertrouwen bedoeld maar de ontwikkeling op meerdere vlakken. Een voorbeeld hiervan is het behalen van diploma’s. Leidinggevenden geven aan het belangrijk te vinden dat de werknemers blijven groeien. Een ander resultaat dat opvalt is het enthousiasme met betrekking tot het werk bij deze oud-leerlingen. Er is sprake van een klik tussen het bedrijf en de oudleerling. Veel oud-leerlingen zijn trots op de baan die ze hebben en denken dus positief over hun werkzaamheden. Samengevat kan de vraag “Welke persoonskenmerken spelen een rol bij duurzame arbeidsparticipatie na het praktijkonderwijs?” worden beantwoord met de volgende persoonskenmerken: motivatie, doelgericht zijn, doorzettingsvermogen, flexibiliteit, zelfkennis, (het ontwikkelen van) zelfvertrouwen, sociale steun, erkenning, financien, doelen nastreven ondanks tegenslag, bewuste keuzes kunnen maken, naleven van regels, sociale vaardigheden, goede samenwerking, hulp vragen wanneer nodig, zichtbare ontwikkeling en een klik tussen bedrijf en oud-leerling.
met het tuinproject. Daar ga ik dan zelf achterheen en dat regel ik dan zelf. Daar ben ik zelf verantwoordelijk voor. Verder doe ik ook papier enzo. Dat gaat dan met planning en als de planning niet goed is dan, nou dan komt dat bij mij terecht en dan corrigeer ik dat heden ook. Alles rondom de school en in de school, het is heel breed eigenlijk.”
44
3. BEDRIJFSKENMERKEN LEIDINGGEVENDE BOB “We hebben nog een jongen rondlopen, dat is Bob. Die doet vooral veel werk alleen. Waarom begin je nou langzaam te praten? Ja Bob is ook gewoon langzaam, hij is wat minder gedreven dat krijgt hij ook van huis uit mee een beetje. Moeder is ook van doe maar voorzichtig, doe maar rustig, blijf maar een dag thuis want Bob
Wanneer er wordt gekeken naar kenmerken op de arbeidsplek die in verband staan met duurzame arbeidsparticipatie na het praktijkonderwijs lijken transitieperiode, verwachtingen van het bedrijf en ondersteuningsbehoefte van belang te zijn. Een toelichting op deze drie kenmerken wordt hierna gegeven..
3.1 Transitieperiode Bij transitieperiode geven de leidinggevenden een wisselend beeld wat betreft de specifieke kennis met betrekking tot de oud-leerling voor aanvang van de werkzaamheden. In de vragenlijst voor scholen wordt aangegeven dat de werkgever bekend is met leerlingen PrO. Het
zou kunnen dat de werkgever bekend is met het algemene beeld van leerlingen PrO, maar geen specifieke kennis heeft van de individuele leerlingen. De oudleerlingen maken geen gebruik van ondersteuning in de vorm van een jobcoach. Wel hebben sommigen een Wajong of WSW-indicatie. Twee bedrijven geven aan dat de school nog een grote rol speelt, ook wanneer de nazorg officieel gestopt is. De introductie binnen het bedrijf is veelal verlopen met ondersteuning van bijvoorbeeld school of sociale werkvoorziening.
is moe. Bob is Wajong en gaat ook wel eens naar mensen toe waar hij zijn werk doet. Af en
3.2 Verwachtingen van het bedrijf
toe hebben ze een mannetje nodig en dan vragen ze wie heb je? Dan zeg ik ja die, die en die en dan zeg ik Bob heb ik ook nog. En dan zeggen ze o dat is goed, dat is dezelfde als
De leidinggevenden verwachten van de oud-leerlingen dat zij zich in enige mate flexibel kunnen opstellen en inzet tonen en ook moeten zij om kunnen gaan met kritiek. Hierbij geldt wel dat de mate van deze verwachtingen tussen leidinggevende en oud-leerlingen verschillend zijn. Verder blijken de werkzaamheden en bijbehorende verwachtingen per bedrijf verschillend te zijn. Een goede match tussen bedrijf en leerling is hier van essentieel belang.
de vorige keer. Daar heb ik ook een aparte afspraak voor.
3.3 Ondersteuningsbehoeften
Je betaalt er minder voor maar hij doet ook minder. De klant moet dat ook willen. Sommige klanten willen dat, sommige zeggen ook die wil ik niet hier hebben. Sommige klanten die een beetje sociaal denken, een beetje normaal zijn die denken ook je moet alle mensen aan het werk houden.”
5
In de ondersteuningsbehoeften van de oud-leerling wordt voorzien. Voor de oudleerlingen is het duidelijk wie hen begeleidt; vaak spelen andere collega’s ook een rol in de ondersteuning. De werksfeer wordt door de leerlingen als prettig ervaren. Wel geven een aantal oud-leerlingen aan niet met alle collega’s goed te kunnen samenwerken. Sommige leidinggevenden geven eveneens aan dat niet alle medewerkers met leerlingen met een beperking willen werken. De oud-leerlingen geven aan de werkdruk aan te kunnen; leidinggevenden geven wel een wisselend beeld over de intensiteit van de werkdruk. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de werkdruk passend is voor de leerling en zijn capaciteiten. Ook voor de structuur in werkzaamheden geldt dat deze is aangepast op de oud-leerling. Allemaal ervaren ze enige structuur maar de mate waarin is verschillend. Alle leidinggevenden geven aan dat ze rekening houden met de beperkingen van de oud-leerling. Ook hier is de mate waarin dit nodig is per bedrijf en per oud-leerling verschillend.
5
3.4 Duidelijkheid & betrokkenheid Tenslotte komt er naar voren dat de leidinggevende erg duidelijk is richting alle werknemers wat betreft de kernwaarden binnen het bedrijf. Dit betekent dat er transparantie op de werkvloer is. Werknemers worden op de hoogte gebracht van problemen maar ook aangesproken wanneer ze niet voldoen aan de verwachtingen van het bedrijf.
Verder komt de betrokkenheid van de oud-leerlingen naar voren, ze hebben hart voor het bedrijf. Dit is een wisselwerking: leidinggevenden laten eveneens merken erg betrokken te zijn bij de oud-leerlingen. Meerdere leidinggevenden geven aan een sociaal gevoel ten opzichte van leerlingen met een beperking te hebben. Wederom komt het belang van een klik naar voren.
LEIDINGGEVENDE WESSEL “Wessel is inmiddels helemaal in zijn element. Die heeft inmiddels ook zijn rijbewijs gehaald. Maar ja in het begin toen moesten we ook zeggen Wessel er moet gewoon gewerkt worden, je kunt niet op tijd naar heb voetballen toe. Je moet hier blijven tot het eind van de dag. En als je Wessel een keer flink op zijn flikker gaf dan was het huilen met enige regelmaat. Maar toen heb ik ook gezegd Wessel wat wil je nou? Wil je een grote kerel zijn of blijf je achter?
“Het is makkelijk om te zeggen: ‘jij presteert hier niet goed’, je moet eerst kijken hoe dat dat komt. Waarom?’’ 3.5 Samengevat Samengevat kan de vraag “Welke kenmerken op de arbeidsplek spelen een rol bij duurzame arbeidsparticipatie na de schoolopleiding op het PrO?” worden beantwoord met een overkoepelend begrip: maatwerk. Er komt naar voren dat de werkzaamheden en de verwachtingen ten opzichte van de oud-leerling zijn aangepast aan de capaciteiten van de leerling. In de transitieperiode is enige ondersteuning wel van belang voor de oudleerlingen. Ook wordt door een aantal leidinggevende aangegeven dat school een rol blijft spelen, ook als de nazorg stopt. Niet alleen is er een ‘klik’ tussen de werkzaamheden en de oud-leerling, er is ook een klik tussen de leidinggevende en de oud-leerling. Daarnaast is het belangrijk dat er transparantie op de werkvloer is: alle werknemers weten wat de kernwaarden en verwachtingen van het bedrijf zijn. Hier wordt ook naar gehandeld.
Want dat is wat al die jongens hebben, ze worden door iedereen vrij veel beschermd. En dat merk je heel erg, je moet gewoon niet zeuren. Kom op! Moeder heeft hem anderhalf jaar gebracht en gehaald. Maar goed inmiddels heeft hij zijn draai goed gevonden en ze sturen hem regelmatig ergens naar toe, dan gaat hij met bus en automaten die kant op en dan meldt hij zich daar netjes dus dat is ook wel een goede ontwikkeling. Dat werk past wel bij hem. Hij moet ook uren meerijden in de vrachtwagen en dan moet je niet iemand hebben die niks zegt. Het is echt een alleman vriend, mijn zoon en dochter waren geboren en hij komt met cadeautjes aan.. niemand doet dat maar hij wel. En bij klanten is dat ook leuk.”
66
STAGECOORDINATOR: “Wij werken veel vanuit het IOP. Op basis van wat de leerling zelf heeft opgesteld en wil zoeken wij een stage. Het moet wel passen, ze moeten het zelf gaan doen. Als leerlingen zelf de stage niet zien zitten dan gaat het niet werken. Ze moeten het zelf leuk vinden. Het is ook negatief voor de bedrijven als er een leerling
4. KENMERKEN VAN SCHOLEN Tot slot zijn er bij de vraag: “Welke kenmerken in het onderwijs spelen een rol bij spelen een rol bij duurzame arbeidsparticipatie na de schoolopleiding op het PrO?“ ook resultaten naar voren gekomen. In dit geval bleken: zelfbeeld, maatwerk en een goede voorbereiding en nazorg belangrijke kenmerken te zijn. Bij ‘zelfbeeld’ geven scholen aan veel aandacht te hebben gegeven aan loopbaan en beroepsorientatie. Hier is ook rekening mee gehouden door de mentor. Opvallend is dat de stelling dat de leerling vanaf het begin al een goed beeld had bij de baan die bij hem paste zeer verschillend wordt ingevuld. Mentoren geven aan geprobeerd te hebben een werkplek te vinden die past bij de leerling, er is dus getracht een goede match te maken tussen bedrijf en leerling. De leerlingen hebben verschillende stages gelopen en zijn geconfronteerd met de realiteit aangaande de arbeidsmarkt. Ook hebben de mentoren aandacht gegeven aan de haalbaarheid van de doelen van de leerling. Bedrijven geven aan dat de werkgevers gemiddeld genomen een realistisch beeld hadden van de oud-leerling. De mentoren hebben de oud-leerling niet ‘gepamperd’.
binnenkomt en ze vragen waarom wil je hier stagelopen en ze zeggen ja dat moet van school. Dat komt niet goed over.”
5. ADVIES VERVOLGONDERZOEK Het lijkt mij wenselijk om het onderzoek op grotere schaal uit te voeren. In een dergelijk vervolgonderzoek zou ook het VSO kunnen worden meegenomen. Van leerlingen op het VSO (met uitstroomprofiel arbeid) wordt het onderwijs immers ook gericht op het voorbereiden op arbeid en niet op het behalen van een MBO diploma. Wanneer het onderzoek op grotere schaal wordt uitgevoerd kunnen de vragen en resultaten beter empirisch beantwoord en ondersteund worden. Zoals uit de algemene resultaten van mijn onderzoek blijkt maken sommige oudleerlingen een behoorlijke groei door. Ze starten op praktijkonderwijs en groeien vervolgens door tot niveau drie op het MBO. Dit roept bij mij verschillende vragen op: Waarom zijn zij begonnen op het PrO? Wanneer is deze groei begonnen? Heeft het dit maken met leeftijd, reflectie, zelfvertrouwen? Heeft dit te maken met onderschatte verwachtingen zoals in het literatuuronderzoek werd aangegeven? Enzovoorts. Om deze vragen te beantwoorden, lijkt een vervolgonderzoek aan te raden. Daarnaast blijkt uit zowel de literatuur als uit het veldonderzoek dat de ouders/ vrienden van oud-leerlingen een rol spelen in duurzame arbeidsparticipatie; dit is echter niet uitgebreid onderzocht. Ook komt uit het veldonderzoek naar voren dat sommige leerlingen erg gevoelig zijn voor prikkels uit hun omgeving. Hoe kan school hier het beste mee omgaan? Hoe kunnen bedrijven hier het beste mee omgaan? Wellicht is een vervolgonderzoek hierop raadzaam. 7
6. ADVIEZEN Wim: “Ik heb mijn eigen bus, een Volkswagen. Via het werk heb ik een aanhangrijbewijs gehaald. Er komen ook wel eens collega’s spullen uit de bus lenen. Ik heb allerlei spullen in de bus liggen. Dan komen ze vragen he mag ik de motorzaag lenen. En dan zeg ik ja maar wanneer krijg ik hem dan terug? En dan zeggen ze dat weet ik niet. O dus dan kan ik achter mijn spullen aan gaan jagen? Dan zeg ik zorg je zelf dat je alles in orde hebt?”
6.1 Advies 1 In het onderzoek komt naar voren dat de oud-leerlingen allemaal over een aantal kenmerken beschikken die belangrijk worden geacht voor duurzame arbeidsparticipatie. Voorbeelden hiervan zijn flexibiliteit en structuur in werkzaamheden. De mate waarin de oudleerlingen over deze kenmerken beschikken is echter zeer verschillend. Het is per werkplek immers ook verschillend in hoeverre de leerlingen in staat moeten zijn om zich flexibel op te stellen. Er moest dus sprake zijn van een ‘match’, de leerling en zijn (on)mogelijkheden moesten passen bij het bedrijf. Dat er sprake moet zijn van een ‘klik’ kwam bij alle drie de onderzoeksgroepen naar voren. Mijn advies is om kennis te hebben van de leerlingen, maar ook om goede contacten te hebben met bedrijven in de omgeving. Op deze manier wordt het makkelijker om leerlingen te plaatsen bij een bedrijf dat bij ze past. Motivatie is belangrijk blijkt uit mijn onderzoek. De leerlingen moeten gedreven zijn om te werken. Het is voor scholen dus belangrijk om te weten waar de passie van de leerlingen ligt. Kennis over de leerling kom onder andere tot stand door (loopbaan) gesprekken, een leerlingvolgsysteem en een portfolio in te zetten. Mijn advies is dan ook om dit te stimuleren. Daarnaast is het belangrijk om goede relaties te hebben met bedrijven in de omgeving. Wanneer er korte lijntjes zijn met de bedrijven is het makkelijker om de leerling te plaatsen op een plek die bij hem/haar past. Een goede match kan op deze manier gerealiseerd worden. Daarbij wordt aangeraden om ook de nazorg per leerling af te stemmen aangezien de ondersteuningsbehoefte verschillend is.
“Als ik een doel heb dan ga ik er ook voor. Maar je moet wel verder denken en niet als een paard met kleppen op eropaf gaan, nee je moet ook nadenken over wat je ervoor moet laten en of je het wel kunt.” Bijkomende voordeel bij een goede relatie met bedrijven is dat er op lange termijn waarschijnlijk meerdere leerlingen van het praktijkonderwijs geplaatst kunnen worden. Ook hebben de bedrijven dan een goed beeld van de leerling en weten ze wat ze kunnen verwachten. Verder zou er een hechtere samenwerking kunnen plaatsvinden: bedrijven bellen op naar de school voor praktijkonderwijs wanneer ze arbeidskrachten tekort komen, andersom kan het praktijkonderwijs ook sneller leerlingen plaatsen voor stage. Daarnaast is er beter zicht op oud-leerlingen die een arbeidscontract hebben bij deze bedrijven. Het is makkelijker om contact met deze oud-leerlingen te behouden en scholen zouden op de hoogte worden gesteld wanneer het niet goed gaat met een oud-leerling. Goede samenwerking met meerdere bedrijven is dus belangrijk. Dit zou kunnen worden gerealiseerd door een communicatietraining aan de stagecoordinatoren. Door middel van deze training zouden er meer bedrijven in contact komen met scholen voor praktijkonderwijs. Verder zou er een intensiever contact komen waarbij er meer kennis is over de bedrijven en zijn medewerkers. Op deze manier wordt het makkelijker om een goede match tussen bedrijf en leerling te maken. In deze training worden de volgende aandachtspunten besproken: Regelmatig contact met bedrijven. Dit betekent dat er niet alleen contact wordt gezocht wanneer er een nieuwe leerling moet worden geplaatst maar ook een keer in het halfjaar bijvoorbeeld een kop koffie komen drinken om contact te behouden. Het is dus belangrijk dat er in relaties met bedrijven wordt geïnvesteerd. Het doel is dan ook betrokkenheid vanuit de leerling, het bedrijf en school. 8
Het voeren van beoordelings- en evaluatiegesprekken met bedrijven aan het einde van een stage- of werkperiode. Hierbij is er aandacht voor wat er goed ging en minder goed ging tijdens deze periode. Deze reflectie heeft dus niet alleen betrekking op de leerling maar ook op het bedrijf in zijn algemeen. Bijvoorbeeld: het bedrijf geeft aan dat de stage goed ging maar dat de leerling zich vaker flexibel moest opstellen. Vraag naar welke mate van flexibiliteit nodig is om te kunnen functioneren binnen het bedrijf. Wanneer het helder is wat bedrijven vragen van leerlingen kan hier op de school al op ingespeeld worden. Het belang van netwerken wordt benadrukt in deze training. Er wordt aangegeven dat contacten met bedrijven warm moeten blijven. Ook kan er eventueel gebruik worden gemaakt van netwerken van de leerlingen zelf om in contact te komen met potentiele bedrijven.
6.2 Advies 2 Uit mijn onderzoek blijkt dat bedrijven veel waarde hechten aan de uitstraling van hun bedrijf. Leidinggevenden vinden de representativiteit van hun werknemers belangrijk, hiermee wordt onder andere de persoonlijke hygiene, het taalgebruik en sociale vaardigheden van de medewerkers bedoeld. Werknemers moeten verzorgd overkomen en dus met een verzorgd uiterlijk op het werk aankomen. Verder zijn enige sociale vaardigheden eveneens van belang. Wanneer iemand bijvoorbeeld het bedrijf bezoekt is het prettig wanneer werknemers deze persoon groeten, daarbij is ook het taalgebruik is belangrijk. Mijn advies aan scholen is om persoonlijke hygiene als standaard waarde binnen de school te zien. Dit betekent dat er van leerlingen verwacht wordt dat ze ook op school een verzorgde indruk wekken. Wanneer leerlingen van school uit al gewend zijn om verzorgd hun dag te beginnen is het minder moeilijk om dit ook op de arbeidsplek toe te passen. Deze doelstelling wordt onder andere gerealiseerd door dit in het beleid van de school te integreren. Wanneer leerlingen niet schoon op school aankomen wordt dit bespreekbaar gemaakt en worden er eventueel acties ondernomen. Leerlingen weten op deze manier wat er van ze verwacht wordt. Verder is het raadzaam om een voorlichting aan ouders te geven met betrekking tot beleid. De thuissituatie van de leerling kan immers invloed hebben op de persoonlijke hygiene van de leerling. Wanneer het voor ouders duidelijk is dat de school duidelijke verwachtingen heeft met betrekking tot hygiene en dit bespreekbaar maakt, kan dit leiden tot meer ondersteuning van de leerling door de ouders. Daarnaast is het belangrijk dat leerlingen dit accepteren en het belang ervan inzien. Het verdient aanbeveling om in het onderwijs aandacht te besteden aan dit aspect van het uitoefenen van een beroep voor de leerling. Er wordt besproken wat een bedrijf belangrijk zou vinden wat betreft de uitstraling van de leerlingen. De volgende aandachtspunten worden behandeld: Hygiene. Waarom is dit belangrijk? Hoe heeft hygiene invloed op het werk. Werk gerelateerde kleding, bijvoorbeeld: Welke kleding is geschikt wanneer je met eten werkt? Welke kleding is geschikt in de bouw? Welke invloed heeft het dragen van trainingspakken of laag uitgesneden kleding op het werk? Hoe belangrijk zijn sociale vaardigheden op het werk? Denk hierbij aan klanten groeten, de telefoon opnemen, overleggen met collega’s. Welke invloed heeft (straat)taal op het werk? Een voorbeeld van een aanpak waarin de algemene beroepsvaardigheden nadrukkelijk onder de aandacht worden gebracht, zijn de cursussen van Scholing Voor Arbeid (SVA) van KPC Groep. In de opzet voor deze cursussen worden ook andere onderwerpen meegenomen die volgens mijn onderzoek van belang zijn. Voorbeelden hiervan zijn: zelfvertrouwen, flexibiliteit, reflecteren het vragen om hulp.
9
6.3 Advies 3 Uit het onderzoek blijkt dat zowel scholen als bedrijven de leerlingen aanspreken op hun gedrag/houding en uitspreken wat hun verwachtingen daarover zijn. Ze gaan de confrontatie met leerlingen aan. Hiermee wordt ook bedoeld dat scholen de leerlingen bewust maken van de mogelijkheden en obstakels op de arbeidsmarkt. Verder zetten ze ambities om in haalbare doelen. Bijvoorbeeld: het is niet haalbaar om piloot te worden maar je zou wel kunnen schoonmaken in het vliegtuig. Het blijft natuurlijk wel belangrijk om iets te doen met de motivatie van de leerling. Zoals eerder genoemd komt uit mijn onderzoek naar voren dat motivatie een belangrijke succesfactor is. Voor bedrijven is confrontatie ook belangrijk. Bedrijven zullen de leerlingen moeten confronteren met hun verwachtingen. Leerlingen moeten zich er immers van bewust zijn wanneer ze niet goed functioneren op het werk en wat er dan precies van ze verwacht wordt. Daarnaast geven verschillende leidinggevenden aan dat ze er bewust voor kiezen om met leerlingen met een beperking te werken. Vaak vinden andere werknemers dit wel moeilijk. In dat geval moet de leidinggevende aan kunnen geven dat hij/zij vindt dat ook jongeren met een beperking een kans moeten krijgen binnen het bedrijf. Deze visie moet dan bij alle werknemers in het bedrijf bekend zijn en geaccepteerd worden, op deze manier kan er transparantie op de werkvloer gecreeerd worden. Mijn advies is dan ook om leidinggevenden of leraren die moeite hebben met confronteren een assertiviteitstraining te laten volgen. In deze training wordt aangeleerd hoe men moeilijke situaties aangaat zonder dat dit op een agressieve manier gebeurd. Deze training richt zich op: Duidelijk formuleren van verwachtingen ten opzichte van de leerling. Leerling bewust maken van wat er van hem verwacht wordt. Laten weten wanneer de leerling niet voldoet aan het verwachtingspatroon (en hierover in gesprek gaan). Leidinggevende/leraar leren hoe ze effectief moeilijke situaties kunnen aangaan.
Het artikel is begonnen met de vraag: ‘Waarom lukt het sommige leerlingen van praktijkonderwijs hun baan te houden en sommige niet? Wat zorgt voor het succes?’ Hoofdzakelijk komt naar voren dat de leerling gemotiveerd moet zijn: de leerling moet vooral willen werken binnen het bedrijf. Ook speelt een goede match (‘klik’) een grote rol. De werkplek stemt de werkzaamheden en verwachtingen af op de leerling, maar de leerling moet evengoed passen binnen het bedrijf. Wederzijdse betrokkenheid is van belang. De mentoren hebben moeite gedaan om deze match voor de oud-leerling te bereiken.
Bronnenlijst Rotterdam. (2013). lmc praktijkonderwijs talingstraat. Opgehaald op 5 juni 2013, van: http:// drcwww.uvt.nl/its/voorlichting/ handleidingen/bibliotheek/apa.pdf
10