NOTA
Duurzaam en Kwaliteitsvol Werk voor Jongeren Datum: 10 maart 2014
1 Waarom de Ambrassade wil inzetten op het thema werk 1.1
Jeugdwerk en werk: een lange geschiedenis
Het jeugdwerk heeft in haar geschiedenis op verschillende manieren een rol gespeeld in de verhouding tussen jongeren en de arbeidsmarkt. Kort na de Eerste Wereldoorlog tekende zich binnen het jeugdwerk een strekking uit onder de noemer jeugdzorg. Het werd geleid door volwassenen en was gericht op jongeren uit de arbeidersklassen. Zij werden opgevangen tijdens vrije momenten en kregen een combinatie van godsdienstonderricht, ‘beroepsopleiding’, levensvorming en ontspanning. Het prototype hiervan zijn de patronaten. Ook in die periode waren er al zelforganisaties van werkende jongeren zoals de Socialistische Jonge Garde. In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog wordt de jeugdbewegingsmethodiek bijzonder populair. Van directe maatschappelijke actie verschuift de nadruk naar een model waar algemene persoonlijkheidsvorming met het oog op latere maatschappelijke inzet als volwassen burger centraal staat. In 1925 wordt de KAJ opgericht. De jaren 1930 is, als gevolg van de economische crisis, een periode van hoge jeugdwerkloosheid. De jeugdbeweging wordt ingezet bij de werkkampen voor werkloze jongeren. De doelstelling was om de werkloze jongeren lichamelijk en geestelijk te laten herstellen en hen een algemene vakkundige persoonlijkheidsvorming te geven. In de jaren zestig en zeventig treden veel veranderingen op in het jeugdwerklandschap, in navolging van de uitbouw van een verzorgingsstaat. Het open jeugdwerk komt tot volle bloei. De eerste aanzet is de individuele hulpverlening aan jongeren. Het jeugdwelzijnswerk is geboren: de jeugdinformatiecentra (JIC), de jeugdadviescentra (JAC) en de werkingen kansarme jongeren (WKJ). Bepaalde werkingen, zowel in het ‘open’ als het ‘gesloten’ jeugdwerk, gaan zich expliciet richten op ‘randgroepen.’ We zien hiermee de geboorte van het jeugdwelzijnswerk. Ze begeven zich expliciet op het domein van onder andere het onderwijs en de arbeidsituatie. In de jaren tachtig wordt het begrip maatschappelijke kwetsbaarheid hierbinnen toonaangevend en wordt er gepleit voor een geïntegreerd jeugdwelzijnsbeleid. In deze werkingen ligt een grote nadruk op vorming. Zo groeit uit KAJ de vereniging het Nationaal instituut voor Sociale Promotie van Jonge Werknemers (NISP), waaruit later de landelijke jeugddienst Arktos zal groeien.1 Daarnaast ontstaan organisaties en centra zoals Groep Intro, Lejo, De Werf, Aura, Profo, Foyer, JES, Don Bosco projectencentrum die inzetten op de vorming van maatschappelijk kwetsbare jongeren. Ze zetten onder andere in op voor- en brugprojecten voor jongeren in het deeltijds onderwijs, dat was ontstaan na het optrekken van de leerplicht in 1983 in België van 14 naar 18.2 In de jaren tachtig zien we een verschuiving bij deze organisaties weg van enkel onderwijs en vorming. België deïndustrialiseert en bijgevolg verdwijnt de arbeidersklasse ook grotendeels. Jeugdwerk gaat zich in die tijd meer richten op migrantenjongeren en zet in op ‘empowerment’ en ‘integratie’. Het voorbije decennium is de nadruk terug verlegd naar onderwijs, vorming en arbeidsbemiddeling. Het reguliere jeugdwerk daarentegen focust zich voornamelijk op het organiseren van de (zinvolle) vrije tijd voor hun leden, zonder specifieke aandacht voor achterstelling, armoede en maatschappelijke kwetsbaarheid. Enkele jeugdorganisaties kiezen er specifiek voor in te zetten op het versterken van competenties van jongeren en het verbeteren van hun arbeidspositie (vb. sollicitatietraining, cv). Het opkomende EVC (elders verworven competenties) verhaal past hier ook binnen (Oscar, _________________ Coussée, F., De theebuiltjespedagogiek van het jeugdwerk. Een kroniek van 100 jaar ontoegankelijk jeugdwerk in Beter samen? Denk- en doepistes voor een toegankelijk jeugdwerk in Vlaanderen, Brussel en Wallonië, Leuven, Acco, 2005, pp. 93-102. 1
2
Douterlungne, ea, Voortrajecten tijdens de deeltijdse leerplicht: een aanbod van het vormingswerk, 1998.
1 Duurzaam en Kwaliteitsvol Werk voor Jongeren • 10 maart 2014 • pagina 1 > 8
C-Stick). Maatschappelijke en politieke actie voor de verbetering van de leef- en arbeidssituatie van jongeren verdwijnt echter bij veel organisaties naar de achtergrond.
2 De situatie van jongeren op de arbeidsmarkt 2.1
De werkgelegenheidscrisis bij jongeren: de cijfers
Op dit moment kunnen we spreken van een grote werkgelegenheidscrisis bij jongeren. Sinds het uitbreken van de financieel-economische crisis in 2008 hebben jongeren als bevolkingsgroep hier disproportioneel onder te lijden. Wereldwijd zijn ongeveer 75 miljoen (74,5 miljoen) jongeren werkloos. Dit is een werkloosheidsgraad van 13,1% (in 2013).3 In het bijzonder in de Europese Unie is de toename van de jeugdwerkloosheid dramatisch te noemen. Volgens Eurostat zaten in oktober 2013 bijna 5,7 miljoen jongeren onder de 25 in de EU28 zonder werk. De jeugdwerkloosheidsgraad4 bedroeg op dat moment 23,7% in de EU28. In Griekenland en Spanje haalt die een huiveringwekkende 58% en 57,4%. De jeugdwerkloosheidsgraad geeft het aantal jongeren aan die geen werk vinden als percentage van de jongeren van 15-24 die deel uitmaken van de actieve beroepsbevolking. Heel wat jongeren in deze leeftijdscategorie zijn niet economisch actief. Om de situatie van jongeren in de overgang van onderwijs naar arbeidsmarkt weer te geven wordt gebruik gemaakt van de NEET-categorie (Not in Employment, Education or Training). 7,5 miljoen jongeren in Europa bevinden zich in een NEET-situatie. Andere jongeren blijven langer in het onderwijs (hiding-out) en zullen dus later op de arbeidsmarkt hun intrede doen. Dit maskeert een deel van het jeugdwerkloosheidsprobleem. 5 Met een jeugdwerkloosheidsgraad van 23,4% volgens Eurostat doet België het maar net beter dan het EUgemiddelde. In totaal zijn er in België 99.000 jonge werklozen volgens Eurostat. Volgens de VDAB waren in december 2013 in Vlaanderen 47436 jongeren werkloos (niet-werkende werkzoekenden).6 De jeugdwerkloosheidsgraad bedraagt er volgens VDAB 17,29%. In het Brussels Gewest bedroeg de jeugdwerkloosheid in december 2013 29,4% volgens Actiris. In totaal zitten in Brussel 14032 jongeren zonder werk. Brussel is evenwel geen geïsoleerd geval of een uitzondering in België. Ook in de Vlaamse steden loopt de jeugdwerkloosheidsgraad erg hoog op. In december 2013 bedroeg de jeugdwerkloosheidsgraad in Antwerpen 27,18%, in Mechelen 19,63%, in Leuven 19,25%, in Oostende 23,52%, in Aalst 19,21%, in Gent 24,71%, in Genk 26,09% en in Hasselt 20,43%. Bepaalde categorieën jongeren lopen meer risico om werkloos te zijn. De werkloosheid is het hoogst bij kortgeschoolde jongens en bij jongeren met een migratie-achtergrond. De jeugdwerkloosheid is ook steeds meer lange-termijn werkloosheid. In België worden jongeren met een migratie-achtergrond ook meer getroffen dan in andere Europese landen.7 Studies van Bart Cockx en Stijn Baert tonen aan dat discriminatie een heel belangrijke factor vormt.8 Jeugdwerkloosheid wordt vaak gekaderd als een gevolg van de financieel-economische crisis. De werkloosheid is voor alle bevolkingscategorieën toegenomen en het is duidelijk dat er onvoldoende jobs beschikbaar zijn. Jongeren worden hard getroffen als gevolg van het ‘last in, first out’-principe dat word gehanteerd. Jonge werknemers hebben weinig ervaring en menselijk kapitaal kunnen opbouwen en verliezen daarom als eersten hun job.
_________________ ILO, Global Employment Trends 2014: Risk of a Jobless Recovery? Executive Summary. The youth unemployment rate is the number of people aged 15 to 24 unemployed as a percentage of the labour force of the same age. Therefore, the youth unemployment rate should not be interpreted as the share of jobless people in the overall youth population. For further details please refer to the Youth unemployment article in Statistics Explained: http://epp.eurostat.ec.europa.eu/statistics_explained/index.php/Youth_unemployment 5 Eurofound (2012), NEETs – Young people not in employment, education or training: Characteristics, costs and policy responses in Europe, Publications Office of the European Union, Luxembourg. 6 http://arvastat.vdab.be/arvastat/index.html 3 4
7
Cockx, Jeugdwerkloosheid in België. Diagnose en Sleutelremedies, Gent, 2013, p. 2.
8
Cockx, Jeugdwerkloosheid in België. Diagnose en Sleutelremedies, Gent, 2013, p. 2.
2 Duurzaam en Kwaliteitsvol Werk voor Jongeren • 10 maart 2014 • pagina 2 > 8
Het is evenwel belangrijk om het structurele probleem van jeugdwerkloosheid niet over het hoofd te zien. Zeker in Vlaanderen is de werkloosheid bij jongeren altijd al veel hoger dan de algemene werkloosheid. Professor Bart Cockx toonde aan dat de voorbije 10 jaar de jeugdwerkloosheid gemiddeld 3,3 keer zo hoog lag bij jongeren als bij 25-54 jarigen.9 In de EU is dit 2,4 keer.
2.2
De werkgelegenheidscrisis bij jongeren: de gevolgen
Jeugdwerkloosheid leidt tot armoede en sociale uitsluiting. Het inkomen uit arbeid is cruciaal om niet in armoede te leven. In 2011 liepen 30% van de Europese jongeren het risico op armoede en sociale uitsluiting.10 Kinderarmoede piekt ook in Vlaanderen! Jeugdwerkloosheid zet de overgang van jongeren naar een autonoom leven onder druk. Jongeren kunnen niet beginnen aan hun volwassen leven. Het zogenaamde ‘hotel mama’ is voor veel jongeren een gedwongen keuze. Jongeren kunnen niet alleen gaan wonen of aan een gezin beginnen, en bouwen geen sociale rechten op. Jeugdwerkloosheid heeft een negatieve impact op de (mentale) gezondheid.11 Jongeren voelen zich niet nuttig, hun zelfvertrouwen wordt aangetast. Werk is belangrijk om volwaardig te participeren aan de samenleving. Wie niet werkt, telt niet mee. Jongeren worden met deze harde realiteit geconfronteerd. Jeugdwerkloosheid heeft effecten op de latere carrière. De ILO (Internationale Arbeidsorganisatie) spreekt van littekeneffecten. Jongeren dreigen de gevolgen hun leven lang mee te dragen op vlak van loon, kans op latere tewerkstelling,…12 In dit verband wordt ook gesproken van de kans op een ‘verloren generatie.’ De financiële kost van jeugdwerkloosheid is erg hoog. Eurofound berekende dat het in Europa gaat om € 151 miljard in 2011 (aan gemiste belastingsinkomsten en sociale uitkeringen) en een eerste projectie komt voor 2012 zelfs uit op € 162 miljard.13 De maatschappelijke kost is echter niet enkel een economische kost. Als gevolg van de jeugdwerkloosheid trekken jongeren zich terug uit het maatschappelijk leven. Hun politieke participatie en vertrouwen in de samenleving nemen af.14
2.3
De overgang van onderwijs naar werk
De overgang van onderwijs naar werk is in Vlaanderen in het bijzonder moeilijk voor lager opgeleiden. Gemiddeld gezien is de Belgische jeugd van de vijf jaar na het afstuderen, drie jaar aan het werk. Dit is slechter dan het OESO gemiddelde van 3,5 jaar. De laaggeschoolden zijn echter slechts net iets meer dan 1 jaar van de 5 aan het werk. Geen enkel ander land dat werd vergeleken doet slechter.15 In deze overgang van onderwijs naar arbeidsmarkt tekent een eerste aspect van een duale arbeidsmarkt zich al af. Hoger opgeleide jongeren vinden veel gemakkelijker een job dan laagopgeleide jongeren die meer kans hebben om langdurig werkloos te blijven. Deze ongelijkheid naar opleidingsniveau is groter in Vlaanderen dan in Wallonië en Brussel. 16
_________________ 9
Cockx, Jeugdwerkloosheid in België. Diagnose en Sleutelremedies, Gent, 2013, p. 2.
10 Eurostat, People at Risk of Poverty of Social Exclusion (January 2013),
http://epp.eurostat.ec.europa.eu/statistics_explained/index.php/People_at_risk_of_poverty_or_social_exclusion 11 European Youth Forum, Quality Jobs for Young People, Brussel, 2013, p. 20. 12
ILO, Eurozone Job Crisis: Trends and Policy Responses, Genève, 2012, p. 12.
Eurofound (2012), NEETs – Young people not in employment, education or training: Characteristics, costs and policy responses in Europe, Publications Office of the European Union, Luxembourg, p. 78. 13
14
Idem., p. 95.
15
Cockx, Jeugdwerkloosheid in België. Diagnose en Sleutelremedies, Gent, 2013, p. 2.
Soubron & Herremans, Jeugdwerkloosheid in Europa: Vlaanderen in een Europees regionaal vergelijkend perspectief. WSE-report 16-2013, Brussel, 2013. 16
3 Duurzaam en Kwaliteitsvol Werk voor Jongeren • 10 maart 2014 • pagina 3 > 8
De hoge jeugdwerkloosheid zorgt ervoor dat veel jongeren onzeker zijn bij hun eerste stappen op de arbeidsmarkt. Ze voelen zich onvoorbereid en geven aan meer begeleiding nodig te hebben. Bij hun zoektocht naar werk botsen jongeren op hun gebrek aan ervaring en de sterke focus op diploma’s.17 Jongeren geven aan dat ze onvoldoende geïnformeerd zijn over de arbeidsmarkt en de zoektocht naar een job. De VDAB en andere arbeidsmarktinstanties zijn weinig bekend bij jongeren. Op school wordt ook weinig aandacht besteed aan de werking van de arbeidsmarkt en komen weinig jongeren in contact met de praktijk van de werkvloer.18 Een eerste reden waarom de overgang van onderwijs naar werk moeilijk loopt is het feit dat veel jongeren de schoolbanken voortijdig of zonder kwalificatie verlaten. De omvang van de ongekwalificeerde uitstroom uit het secundair onderwijs in Vlaanderen bedraagt bijna 14%. Dit percentage is, na een constante stijging gedurende meerdere jaren, in de voorbije jaren afgenomen, hoogstwaarschijnlijk ten gevolge van de economische crisis en de jeugdwerkloosheid die daarmee gepaard gaat. Meer specifiek blijkt dat meer jongeren op school blijven, maar het moet nog duidelijk worden of meer jongeren een kwalificatie behalen. Het besef dat het terugdringen van het aantal voortijdige schoolverlaters cruciaal is, is aanwezig op verschillende beleidsniveaus: zowel in Vlaanderen (Pact 2020) als in Europa (EU 2020). De doelstellingen zijn dan ook zeer ambitieus: op Europees niveau wil men het aantal vroegtijdige schoolverlaters terugdringen tot onder de 10%-grens, Vlaanderen streeft een halvering na van het aantal vroegtijdige schoolverlaters ten opzichte van 2006. We zijn momenteel niet op weg om die ambities te realiseren, welke indicator men ook hanteert. Bij gelijk beleid zal de stijgende trend van ongekwalificeerde uitstroom die kenmerkend was voor de periode voor de crisis, hernemen eenmaal de economische crisis en de daarmee gepaard gaande jeugdwerkloosheid voorbij zal zijn. 19 Een tweede reden voor de moeilijke overgang is de grote afstand tussen het onderwijs en de wereld van het werk. Vandaag doen jongeren erg weinig praktijkervaring op. Ze zijn hier nochtans wel vragende partij voor.20 In Vlaanderen combineren jongeren ook heel weinig school en studies met werken. Deeltijds beroepsonderwijs is vandaag de bodem van de waterval. Een andere oorzaak voor de moeilijke overgang is de zogenaamde ‘skills mismatch.’ Dit wordt gedefinieerd als de kloof tussen de skills van een individu en de vragen van de arbeidsmarkt. De voorbije twee decennia is er een verandering opgetreden in de arbeidsmarkt. De economische en technologische vooruitgang van de voorbije twee decennia heeft geleid naar een skills-intensieve en op diensten gebaseerde arbeidsmarkt.21 Jongeren zouden niet de juiste vaardigheden of het juiste niveau vaardigheden hebben die nodig zijn om de openstaande jobs in te vullen. Het is belangrijk om dit te nuanceren. In Vlaanderen zijn er bijvoorbeeld 40.000 openstaande vacatures. Een groot deel daarvan zijn interimjobs. In Europa zijn er 2 miljoen niet-ingevulde jobs. Op beide niveaus is dit heel wat minder dan het aantal werkzoekenden. Om deze banen in te vullen wordt onder andere een sterkere Europese arbeidsmobiliteit naar voor geschoven als oplossing. Voor jongeren met een hoger diploma zijn deze kansen veel groter dan voor lager geschoolden. Mobiliteit is echter meer en meer een gedwongen keuze. De arbeidsmobiliteit die op gang is gekomen als gevolg van de crisis van het zuiden naar het noorden van Europa neemt de vorm aan van een brain drain en zet druk op de kwaliteit van banen. 22 Tenslotte stellen we vast dat de begeleiding vandaag te hoogdrempelig is en vaak enkel inzet op de component werk. Jongeren worden naast hun zoektocht naar werk ook geconfronteerd met persoonsgebonden en welzijnsgerelateerde problemen. Dit is in het bijzonder zo voor maatschappelijke kwetsbare jongeren.
_________________ 17
Advies 1402 van de Vlaamse Jeugdraad: ‘ Sociale inclusie in onderwijs en werk’ (2014)
18
Advies 1402 van de Vlaamse Jeugdraad: ‘ Sociale inclusie in onderwijs en werk’ (2014)
19
Callens, Noppe en Verleyden, De Sociale Staat van Vlaanderen, Brussel, 2013, p. 54.
20
Advies 1402 van de Vlaamse Jeugdraad: ‘ Sociale inclusie in onderwijs en werk’ (2014)
21
European Youth Forum, Quality Jobs for Young People, Brussel, 2013, p. 14.
Katsikas D., Brain drain, a new challenge for the Eurozone, http://www.euractiv.com/innovation-enterprise/brain-drain-new-challenge-eurozoanalysis-531938, geraadpleegd op 13 maart 2014. 22
4 Duurzaam en Kwaliteitsvol Werk voor Jongeren • 10 maart 2014 • pagina 4 > 8
2.4
Op de arbeidsmarkt: precarisering van jobs
De discussie over jongeren en werk gaat verder dan het probleem van de jeugdwerkloosheid. Het gaat over meer dan louter het hebben van een job. Heel wat praktijken wijzen op een precarisering van jobs. Zeker voor jongeren en in het bijzonder laaggeschoolde jongeren is een vaste, voltijdse job moeilijk te bereiken. Als jongeren werk hebben, vinden we ze vaak terug in tijdelijke jobs, part-time jobs, interim jobs en stages.23 Er voltrekt zich een evolutie naar een duale arbeidsmarkt waarop een grote ongelijkheid bestaat. Enerzijds een circuit van goed betaalde, zekere jobs. Anderzijds een circuit van onderbetaalde en onzekere jobs. Guy Standing waarschuwt voor de groei van een precaire klasse, het precariaat, die zich kenmerkt door korte banen, lage inkomens, moeilijke relaties, weinig sociale zekerheid en/of het ontbreken van een politieke stem. Het precariaat kenmerkt zich in de eerste plaats door het ontbreken van jobzekerheid. Eén van de groepen die zich binnen het precariaat bevinden zijn opgeleide jongeren.24 Het aantal jongeren met een tijdelijk contract bedraagt bij jongeren in België 30%. Dit is lager dan het Europees gemiddelde van 40% (door een striktere arbeidsbeschermingswetgeving). Dit is bijna 5 keer hoger dan bij de 25-54 jarigen en bij de hoogste ratio’s uit de OESO. Het aantal jongeren in interimjobs is vandaag heel hoog in Vlaanderen. KAJ interviewde meer dan 1000 jongeren hierover en bracht hun getuigenissen aan bod in ‘Is dit de moderne arbeidsmarkt: Zwartboek Interim.’25 Hieruit blijkt dat er heel wat wantoestanden zijn en dat dit soort jobs voor veel jongeren geen toekomstperspectief bieden. Jongeren rijgen dag- of weekcontracten aan elkaar, krijgen geen verlenging bij ziekte of zwangerschap, moeten permanent beschikbaar zijn zonder garantie op werk. Jobs die beloofd worden gaan niet door, nepvacatures,… Cockx draagt aan dat tijdelijk werk in sommige gevallen een springplank kan zijn naar een langdurige baan. De keuze om tijdelijk werk te aanvaarden kan echter heel uiteenlopende resultaten hebben. Zo hebben 40 procent van degenen die kortstondige jobs aannemen in feite minder kans om een duurzame job te vinden. Daarenboven is in lijn van de verwachtingen het opstapeffect minder groot voor hooggeschoolden.26 Part-time werken is voor veel jongeren geen keuze maar een verplichting. Jongeren met een part-time job willen meer uren werken, maar krijgen de kans niet. Dit is één vorm van de zogenaamde underemployment. Een andere vorm is overkwalificatie, waarbij de werknemer onderwijs, vaardigheden of ervaring hebben die boven de vereisten voor de job liggen.27 Het aantal jongeren met een job die toch in armoede leven bedraagt 10% binnen Europa. De jonge working poor hebben lagere lonen, beperkte sociale bescherming en precaire werkomstandigheden. Armoede komt meer voor bij jongeren met part-time en tijdelijk werk.28 In een aantal Europese landen (Griekenland en VK) is er zelfs een verlaging van het minimumloon voor jongeren doorgevoerd. In België ligt het risico op ‘in-work poverty’ lager dan in andere Europese landen. De belangrijkste groep waarbij dit wel voorkomt zijn de ‘éénverdieners’ die een gezin ondersteunen, zoals alleenstaande ouders.29 Er doet zich in België ook een flexibilisering voor in de wetgeving rond arbeid. De ‘wet op een passende dienstbetrekking’ uit 2012 stelt zeer specifieke eisen aan werklozen en verplicht hen zich ‘flexibeler’ op te stellen. Ze moeten een job aanvaarden zodra het loon hoger ligt dan de werkloosheidsvergoeding. Ook al bedraagt de pendeltijd bijvoorbeeld 4 uur. Ook wat betreft de jobinhoud moeten werkzoekenden zich flexibel opstellen. Indien je een ‘passende dienstbetrekking’ niet aanvaardt, verlies je het recht op een werkloosheidsuitkering. Bij jongeren in de beroepsinschakelingstijd worden de inspanningen om een job te zoeken regelmatig geëvalueerd en aan deze criteria getoetst. Bij een tweede negatieve evaluatie door de RVA, verliezen zij voor 6 maanden het recht op een _________________ 23
European Youth Forum, Quality Jobs for Young People, Brussel, 2013, p. 6.
24
Standing, G., The Precariat: The New Dangerous Class, Bloomsbury Publishing, 2011.
25
KAJ, ‘Is dit nu de moderne arbeidsmarkt: Zwartboek Interim’, Schaarbeek, 2013.
26
Cockx, Jeugdwerkloosheid in België. Diagnose en Sleutelremedies, Gent, 2013, p. 4.
27
European Youth Forum, Quality Jobs for Young People, Brussel, 2013, pp. 7-8.
28
European Youth Forum, Quality Jobs for Young People, Brussel, 2013, p. 12.
29
Eurofound (2010), Working poor in Europe – Belgium. http://www.eurofound.europa.eu/ewco/studies/tn0910026s/be0910029q.htm
5 Duurzaam en Kwaliteitsvol Werk voor Jongeren • 10 maart 2014 • pagina 5 > 8
werkloosheidsuitkering. De beroepsinschakelingsuitkering werd ook beperkt in de tijd. In 2015 dreigen 27.000 jongeren in België hun uitkering te verliezen.30 Onderzoek bij 1800 werklozen toonde aan dat werkzoekenden die zich flexibeler opstellen uiteindelijk minder kans maken op een job. Ze krijgen minder concrete loopbaanaanbiedingen en gaan aan zichzelf twijfelen.31
3 Duurzaam en kwaliteitsvol werk voor jongeren Voor duurzaam en kwaliteitsvol werk voor jongeren klinkt de missie als volgt: Jongeren hebben toegang tot duurzaam en kwaliteitsvol werk. De transitie wordt ingezet naar een duurzame ontwikkeling, waarvan kwaliteitsvolle tewerkstelling die maatschappelijke participatie bevordert een belangrijke component is. Er wordt een halt toegeroepen aan de precarisering van jobs en de dualisering op de arbeidsmarkt wordt teruggedraaid. Jongeren beschikken over voldoende informatie en worden op een integrale manier begeleid om zich op de arbeidsmarkt te bewegen. De Ambrassade zet in op 4 strijdpunten:
3.1
Voldoende kwaliteitsvolle jobs voor jongeren door een transitie naar duurzame ontwikkeling
De antwoorden op de werkgelegenheidscrisis bij jongeren en het streven naar kwaliteitsvolle jobs moeten passen binnen een duurzame ontwikkeling. Het is niet zo dat er voldoende jobs zijn en dat het oplossen van de jeugdwerkloosheidscrisis louter een kwestie van activering is. Er moeten meer jobs zijn. Deelname aan de arbeidsmarkt heeft immers een sterke impact op maatschappelijke participatie en bijgevolg op het sociale luik van duurzame ontwikkeling. Om deze jobs te creëren is er nood aan ontwikkeling. Dit is iets anders dan groei zoals we die vandaag kennen. De ILO waarschuwt immers voor een ‘jobless recovery.’32 Het moet gaan om groei die jobs oplevert en die de sociale minimumvoorwaarden en ecologische grenzen respecteert. Dit vergt een nieuwe economische strategie die de heilige koe van economische groei als enige doelstelling durft te offeren en kwaliteitsvol werk voor iedereen nastreeft. Er moeten jobs gecreëerd worden in innovatieve sectoren die de mogelijkheden benutten van duurzame consumptie- en productiepatronen. Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat jongeren die skills hebben om in sectoren aan de slag te gaan met het potentieel om deze ‘groene jobs’ te creëren en dat het creatief en ondernemend potentieel van jongeren wordt ingezet om deze duurzaamheidstransitie te verwezenlijken. Voor het onderwijs en andere leeromgevingen zal het dus de uitdaging zijn om jongeren hiervoor op te leiden en te prikkelen.
3.2
Kwaliteitsvol werk voor jongeren door een einde aan de precarisering
De Ambrassade wil dat een halt wordt toegeroepen aan de precarisering en de te ver doorgedreven flexibilisering van de arbeidsmarkt waarvan jongeren samen met andere groepen het slachtoffer zijn. Wij weten waar we niet naartoe willen. Interim-arbeid als norm vinden wij niet oké. Mini-jobs vinden wij niet oké. Onbetaalde stages vinden wij niet oké. Nulurencontracten vinden wij niet oké. Werken én tegelijkertijd in armoede leven vinden wij niet oké. De toenemende kloof tussen laagopgeleiden en hoogopgeleiden op de arbeidsmarkt vinden wij niet oké. _________________ De Morgen , 30.000 werkloze jongeren riskeren verlies uitkering, 07/02/14. http://www.demorgen.be/dm/nl/996/Economie/article/detail/1789141/2014/02/07/30-000-werkloze-jongeren-riskeren-verlies-uitkering.dhtml 30
Vansteenkiste, S., Verbruggen, M., Sels, L. Flexible job search behavior among unemployed jobseekers: antecedents and outcomes. Leuven: Steunpunt Werk en Sociale Economie, 2013, p.48 31
32
ILO, Global Employment Trends 2014: Risk of a Jobless Recovery? Executive Summary.
6 Duurzaam en Kwaliteitsvol Werk voor Jongeren • 10 maart 2014 • pagina 6 > 8
Lagere minimumlonen voor jongeren vinden wij niet oké. Dit zijn allen trends die de solidariteit in de samenleving onder druk zetten en de sociale ongelijkheid doen toenemen. De nadruk ligt momenteel te sterk op de plichten. Het voor wat hoort wat beleid is ter ver doorgeschoten. De plichten dienen in verhouding te staan tot de mogelijkheden van het individu. Wij stappen niet mee in een verhaal dat de verantwoordelijkheid voor het hebben van een kwaliteitsvolle job enkel bij het individu legt en zij die niet meekunnen culpabiliseert. Jongeren een plaats geven op de arbeidsmarkt moet gebeuren rekening houdend met hun situatie en de noden en behoeften op andere levensdomeinen. De Ambrassade wil in de eerste plaats dat werken bijdraagt aan het geluk van jongeren. Werk kan dit doen door: -
3.3
De stabiliteit, onafhankelijkheid en financiële zekerheid te geven om een autonoom leven op te bouwen. De materiële omstandigheden te voorzien boven de armoedegrens. Goede arbeidsomstandigheden en sociale bescherming te verzekeren. Betekenisvol te zijn. Bij te dragen aan je mentale gezondheid. Bij te dragen aan het vormen van je identiteit. Je voldoende kansen te geven op zelfontplooiing. In balans te zijn met andere levensdomeinen.
Jongeren worden op maat geïnformeerd over werk
Jongeren moeten beter worden voorbereid op hun intrede op de arbeidsmarkt. Jongeren moeten daarom in eerste instantie beter geïnformeerd worden. Jongeren moeten informatie krijgen over de werking van de arbeidsmarkt, hun rechten en plichten en de algemene sociaaleconomische evolutie. Jongeren moeten bij de keuzes die ze maken in hun onderwijsloopbaan toegankelijke, uitgebreide en realistische informatie krijgen over de kansen op de arbeidsmarkt met een bepaalde opleiding of studie. Wanneer een jongere op zoek wil gaan naar een job is ook actuele kennis over de arbeidsmarkt essentieel. Hij of zij moet een inschatting kunnen maken waar hij of zij terecht kan met welke competenties. De school moet de eerste omgeving zijn waar jongeren in het kader van een brede maatschappelijke vorming deze informatie krijgen. Arbeidsmarkt- en jeugdinformatieactoren moeten deze informatie ook op een toegankelijke, jeugdvriendelijke en betrouwbare manier aanbieden. Jeugdwerkers en andere intermediairen die met jongeren werken spelen ook een belangrijke rol als informatieverstrekker of doorverwijzer, in het bijzonder voor maatschappelijk kwetsbare jongeren. Zij moeten ook voldoende ondersteund worden om deze rol te kunnen spelen.
3.4
Jongeren worden integraal begeleid op weg naar werk
Een belangrijke eerste stap is de overgang van het onderwijs naar de arbeidsmarkt. Jongeren moeten op school beter voorbereid worden op de arbeidsmarkt. Vertrekkende vanuit de talenten van jongeren moet een goede afstemming met de arbeidsmarkt gebeuren. Het onderwijs en de werkgevers moeten daarom nauwer samenwerken. Alle jongeren moeten in het onderwijs voldoende kansen krijgen om praktijkervaring op te doen. Dit kan door hen via inspirerende gastlessen, werkstages, doedagen,… kennis te laten maken met de arbeidsmarkt. Deeltijds leren en werken moet geherwaardeerd worden en ontwikkeld worden tot een volwaardig leerpad. De Ambrassade zet in op een integrale begeleiding van jongeren op weg naar werk. Jongeren zelf moeten centraal staan in de begeleiding naar werk. Voor jongeren waarvoor problemen in de zoektocht naar werk gecombineerd worden met persoonsgebonden en welzijnsgerelateerde problemen is het belangrijk dat de begeleiding niet enkel gericht is op werk maar ook andere domeinen mee in ogenschouw neemt. Een integrale benadering bekijkt jongeren niet enkel als (potentiële) werkkracht en brengt barrières in rekening waardoor jongeren niet kunnen werken. Een goede begeleiding van jongeren gebeurt op hun maat en vertrekt vanuit hun beleving. Het opbouwen van een vertrouwensband, de meerwaarde van persoonlijk contact en voldoende tijd uitrekken zijn enkele van de
7 Duurzaam en Kwaliteitsvol Werk voor Jongeren • 10 maart 2014 • pagina 7 > 8
belangrijke elementen van een integrale begeleiding. Om deze integrale begeleiding waar te maken moeten arbeidsmarktactoren hun dienstverlening en begeleidingspraktijk samen met jongeren vormgeven.
8 Duurzaam en Kwaliteitsvol Werk voor Jongeren • 10 maart 2014 • pagina 8 > 8