Jong Opgebrand Young professionals aan het woord Een bundel met tien verhalen over een burn-out
Mariëlle Lunenburg BookBase e-publishers
Voor jou
[2]
VOORWOORD door GZ Psycholoog Pauline Janse Het is het afgelopen jaar regelmatig in het nieuws geweest: een toenemend aantal jongeren lijkt last te krijgen van burn-out klachten. Dat is niet verbazingwekkend in een maatschappij waarin succesvol zijn steeds vaker de norm lijkt te zijn. Je staat aan het begin van je carrière, je wilt in je studie of je baan je beste been voor zetten, er wordt veel van je verwacht en privé wil je sociaal actief blijven; kortom een druk bestaan. Maar een burn-out is meer dan even oververmoeid zijn, omdat je het te druk hebt. Als therapeut zie ik regelmatig jongvolwassenen die volledig uitgeput zijn en zich ziek hebben moeten melden van hun werk. We spreken in Nederland van een burn-out wanneer iemand minstens een half jaar klachten als vermoeidheid, spanningsklachten (zoals nek- en schouderpijn),
[3]
concentratieproblemen en prikkelbaarheid ervaart en dit iemands functioneren in de weg staat. Iemand die korter dan een half jaar klachten heeft, is overspannen. Vaak ontstaan klachten door een combinatie van stressfactoren op het werk en privé. De belasting is te hoog geweest, je neemt te weinig rust tussendoor en de accu raakt geleidelijk aan leeg. Een burn-out krijgen is heel ingrijpend. Accepteren dat je accu echt op is en je niet zomaar terugveert, is voor veel mensen moeilijk. Ook het idee dat anderen mogelijk negatief over je oordelen en vinden dat jij je aanstelt, kan in dit proces lastig zijn. Het voelt voor velen als falen of zwak zijn. Wat ik als therapeut altijd zeg, is dat een burnout het meest nobele probleem is dat je kunt krijgen. Je krijgt namelijk alleen burn-out klachten als je veel te hard je best doet en te veel van jezelf vraagt. De mensen die ik zie hebben vaak een enorm verantwoordelijkheidsgevoel, willen het liefst
[4]
iedereen tevreden stellen en zeggen niet graag “nee”. Mooie eigenschappen om te hebben, maar wel met mate. Naar mijn ervaring zijn mensen die een burn-out krijgen vaak van zichzelf gewend dat zij een hoop aankunnen en daarom hun grenzen niet goed kennen. Ieder mens heeft een grens en dat laat je lichaam je weten. Rust alleen helpt niet om te herstellen. Het is belangrijk om nieuwe patronen aan te leren, de balans tussen in- en ontspanning te zoeken en de lat wat lager te leggen. Dit is moeilijk om in je eentje te bereiken. Op tijd hulp zoeken, kan erger voorkomen. Het goede nieuws is dat de meeste mensen die een adequate behandeling ontvangen, zoals cognitieve gedragstherapie, volledig herstellen. Maar laten we niet vergeten dat steun en begrip van mensen uit de omgeving in het herstelproces nodig is. Voor anderen is het soms lastig te begrijpen wat iemand met een burn-out meemaakt. Ik hoop dat deze bundel een steun in de rug is voor jongeren die een
[5]
burn-out hebben. Zodat deze jongeren weten dat zij niet de enigen zijn, er niks is om je voor te schamen en er licht aan het eind van de tunnel is!
Pauline D. Janse GZ Psycholoog HSK Utrecht
[6]
INHOUDSOPGAVE VOORWOORD INLEIDING Kristel: ‘Ik ben een gedreven mens, maar daardoor kun je jezelf ook uitputten’ Beroep: jongerenwerker Leeftijd burn-out: 26 jaar Sanne: ‘Ik meldde me ziek met griep. Wat moest ik anders tegen mijn baas zeggen? Dat ik aan het janken was en niet meer kon stoppen?’ Beroep: administratief medewerker en in opleiding voor hondentrimmer Leeftijd burn-out: 26 jaar STRESS-SIGNALEN Joost: ‘Ik ben bang dat het uiteindelijk toch niet goed genoeg is en ik ontslagen word’
[7]
Beroep: van functioneel ontwerper tot reintegratieconsulent Leeftijd overspannen: 28 jaar, daarna nog regelmatig overspannen geweest Sophie: ‘Dat ik qua werk gefaald heb, boeit me minder. Maar dat mijn sociale leven afgenomen is, vind ik heel erg’ Beroep: research consultant Leeftijd burn-out: 29 jaar OORSPRONG VAN EEN BURN-OUT Menno: ‘Ik was bang dat ik een hartaanval had’ Beroep: marketingmedewerker en –docent Leeftijd burn-out: 32 jaar Hanna: ‘Als ik beter begeleid was door mijn werkgever had dit niet hoeven gebeuren’ Beroep: marketingmanager Leeftijd overspannen: 30 jaar
[8]
WERKGEVER EN WERKNEMER Marieke: ‘Zodra ik ‘s ochtends wakker werd, voelde ik angst om naar mijn werk te gaan’ Beroep: projectmanager Leeftijd burn-out: 28 jaar Rob: ‘Financieel werd ik gesteund, maar ik had emotionele steun nodig’ Beroep: kleuterdocent, zwemleraar en eigen bedrijf in schoolkampen Leeftijd burn-out: 25 jaar SOCIALE STEUN Anouk: ‘Ik dacht altijd dat ik alles kon en dan opeens blijkt dat niet zo te zijn’ Beroep: projectmedewerker HRM, masterstudent Sociologie en voorzitter studentenvereniging Leeftijd burn-out: 24 jaar
[9]
Mariëlle: ‘Ik vond mezelf nooit goed genoeg’ Beroep: projectontwikkelaar Leeftijd burn-out: 26 jaar TOT SLOT DANKWOORD VERANTWOORDING OVER DE AUTEUR
[10]
INLEIDING Misschien zeg je vaak “ja”, probeer je alles zo goed mogelijk te doen, race je van hot naar her en vergeet je daarbij rust te nemen. Diep van binnen weet je dat je meer naar je eigen gevoel moet luisteren en minder naar wat anderen van je verwachten. Misschien denk je dat het over een paar weken, maanden of volgend jaar wat rustiger is en je dan tijd hebt voor jezelf. Maar de ratrace blijft doorgaan. Wellicht lig je ’s nachts uren te piekeren over wat je nog moet doen, maak je lijstjes om dingen bij te houden, kun je je steeds moeilijker concentreren op het werk, ben je altijd moe, kom je te laat op privéafspraken, ben je kortaf naar anderen en heb je minder zin in sociale ‘verplichtingen’. Tot het moment dat je lichaam en geest aan de noodrem trekken. Je hebt jezelf langdurig overbelast en nu heb je een burn-out. Je kunt moeilijk accepteren dat dit jou overkomt. Je
[11]
hebt naar eigen zeggen gefaald. Het doet zeer. De controle over je eigen lijf en emoties ben je kwijt. Maar je bent niet de enige! Steeds vaker hebben jongeren een burn-out. In 2013 was ongeveer achttien procent van de mensen met een burn-out 33 jaar of jonger (FNV Jong). Deze jongeren tot 33 jaar worden ook wel young professionals genoemd. Een young professional zit in de eerste fase van zijn1 carrière. Het CBS zegt dat dertien procent van de Nederlandse beroepsbevolking last heeft van een burn-out of burn-out verschijnselen, wat neerkomt op één op de acht werknemers. Op jaarbasis zijn dat in totaal 900.000 mensen, hiervan zijn er naar schatting 160.000 niet ouder dan 33 jaar. Hoogopgeleide werknemers voelen zich vaker opgebrand dan laagopgeleiden.
1
Overal waar zijn/hij/hem staat kan ook haar/zij gelezen worden.
[12]
Het doel van deze bundel is dat jongeren met een burn-out of die overspannen zijn steun, herkenning en informatie krijgen die voor hun eigen situatie verlichting biedt. Ieder mens is anders en de verhalen uit deze bundel zijn geen hapklare oplossingen. Ik geloof dat de waarheid voor herstel altijd in iemand zelf zit. Daarnaast wil ik mensen bewust maken van het feit dat ook jongeren een burn-out kunnen krijgen. Met Jong Opgebrand wil ik het taboe rondom dit onderwerp doorbreken. Ook ik ben een ervaringsdeskundige. In 2011 heb ik een burn-out gehad. Altijd had ik het druk-druk-druk. Ik haastte me van afspraak naar afspraak en van mijn baan naar mijn bed. Ik vond nooit rust in mezelf. Beetje bij beetje brokkelde ik af en verdween. Mijn lichaam vroeg me uiteindelijk te stoppen. Handelingen die voorheen gewoon waren zoals boodschappen doen, naar een feestje gaan of bellen met een vriendin lukten niet meer. Met ondersteuning van een psycholoog, fysiotherapeut, veel rust
[13]
en regelmaat ben ik er bovenop gekomen. Die ervaring heeft mij er toe aangezet deze bundel samen te stellen. Om jongeren in hetzelfde schuitje te interviewen en hun ervaringen te verwoorden. Van het schrijven van deze bundel heb ik veel geleerd. De verhalen van anderen hielpen mij om ook mijn eigen verhaal te ordenen. En nog beter te begrijpen waarom ik zelf een burn-out heb gehad. Gedurende het schrijven van Jong Opgebrand heb ik mezelf een gewetensvraag gesteld. Waarom heb ik verhalen van andere mensen nodig om dit onderwerp onder de aandacht te brengen? Het antwoord daarop is confronterend: zodat ik met meer bewijslast en urgentie dit onderwerp onder de aandacht durf te brengen zonder schaamte. Nog steeds voel ik een angst in mij om mijn gedachten en gevoelens over mijn eigen burn-out in alle openheid te delen. Toch staat ook mijn verhaal in deze bundel. Ik vind dat spannend omdat ik bang ben hoe anderen daarop reageren. Het voelt alsof ik op het punt
[14]
sta een parachutesprong te maken, lijdend aan hoogtevrees. Ga ik wel of ga ik niet? Met deze bundel spring ik want als ik niet spring, verandert er niets. Mariëlle Lunenburg
[15]
In deze bundel staan tien verhalen van young professionals met een burn-out of young professionals die overspannen zijn geweest. Zonder de verhalen van de ervaringsdeskundigen was deze bundel nooit tot stand gekomen. Bedankt voor jullie bijdrage! Vanwege privacy-redenen zijn de namen gefingeerd.
[16]
‘IK BEN EEN GEDREVEN MENS, MAAR DAARDOOR KUN JE JEZELF OOK UITPUTTEN’ Kristel kreeg als 26-jarige een burn-out. Nu, ruim anderhalf jaar later is ze flink opgeknapt, maar nog niet helemaal de oude. ‘De huisarts dacht in eerste instantie dat ik overspannen was. We gingen er vanuit dat het na een paar maanden wel over zou zijn.’ Het moment dat Kristel een burn-out kreeg, kan ze zich nog goed herinneren. ‘Mijn jaarcontract als jongerenwerker bij een asielzoekerscentrum liep af. Ik had nog geen nieuwe baan dus mijn vooruitzicht was “ik word werkloos”. Op mijn één na laatste werkdag was ik zo moe dat ik mijn ogen niet meer open kon houden. Ik kon niet meer. Zelf noem ik dat de dag van de “fysieke instorting”.’
[17]
Het lukte Kristel de volgende ochtend niet om naar haar werk te gaan. ‘Ik werd ’s ochtends wakker en voelde me opgefokt. Mijn lijf stond strak en was op tilt geslagen. Ik heb mijn vriend Jesse gevraagd me ziek te melden.’ Waarom ben je ingestort? ‘Dat weet ik niet precies. Natuurlijk voelde ik tijdens mijn werk wel eens spanning zoals iedereen. De gesprekken met de jongeren waren soms ook zwaar. Ik hoorde heftige verhalen, maar ik had nooit het idee “dit brengt mij uit balans”. Ik vond mijn werk juist leuk en werd door mijn collega’s enorm gewaardeerd. Ik werkte hard. Drie gesprekken op een avond terwijl een collega er één deed, was voor mij normaal. Gewoon omdat ik het leuk vond, maar ook omdat ik mezelf wilde bewijzen. Aan mezelf en aan mijn collega’s wilde ik laten zien wat ik in huis had. Het was mijn eerste functie na mijn studie pedagogische wetenschappen.’
[18]
Kristel vond het erg om geen baan meer te hebben. ‘Dat vooruitzicht was niet fijn want ik ben een harde werker die het ook leuk vindt om te werken. Ik vind het fijn om met collega’s om te gaan. De gedachte “o nee, straks kom ik thuis te zitten!” spookte regelmatig door mijn hoofd.’
Wat in je werk was zwaar voor jou? ‘Vooral de ellende die ik gezien heb. Jongeren die zichzelf van alles aan wilden doen. Een keer ging een jongen op de weg liggen omdat hij overreden wilde worden door een vrachtwagen. Of jongeren die hun polsen doorsneden of zichzelf op een andere manier verwondden. Vaak vanwege een trauma of omdat ze zich eenzaam voelden. Ik was heel betrokken bij die jongeren en voelde me een soort van moeder. Ik kon alle ellende en verhalen eigenlijk niet dragen, maar tegelijkertijd wilde ik er het liefste voor hen allemaal zijn. Naar ze luisteren en ze motiveren om naar school te gaan. Ik voelde als
[19]
jongerenwerker veel machteloosheid. Als ze bijvoorbeeld niks van hun leven wilden maken, frustreerde mij dat enorm.’
Lukte het jou om je eigen grenzen te bewaken? ‘Nee, achteraf gezien kon ik dat helemaal niet goed. Ik dacht altijd dat ik professioneel was en dat was ik ook tot op zekere hoogte. Sommige collega’s werden vrienden op Facebook met de jongeren, dat zou ik nooit doen. Je werk komt dan letterlijk in je eigen wereldje. Daar had ik wel duidelijk een grens in, maar niet in wat het persoonlijk met mij deed. Vaak genoeg zat ik huilend in de auto terug naar huis. Dan hoorde ik een romantisch liedje op de radio en dacht ik “wat is het toch ook een ellende. Ik kan niks voor die jongen doen, terwijl ik wil dat het beter met hem gaat”.’ Heb je een voorbeeld waar je te betrokken was?
[20]
‘Ja, een jongen van zestien jaar was tijdens mijn afwezigheid agressief geworden. Hij had een raam ingetikt en zijn sleutels in een put gegooid. Toen dacht ik: “dat zou echt niet gebeurd zijn als ik aan het werk was”. Ik vertrouwde mijn collega’s niet volledig. Ik dacht vaak: “laat mij dat maar doen want ik kan dat veel beter”. Dan maak je jezelf belangrijker en trek je steeds meer werk naar je toe. Ik was van mening dat ik veel gemotiveerder en deskundiger was dan andere collega’s. En dat de heftige dingen die ik meemaakte verwerkt waren als ik ze tegen Jesse en mijn moeder vertelde. Maar die dingen stapelden zich toch onbewust in mij op, waardoor de emmer is overgelopen.’ Hoe uitte die overgelopen emmer zich? ‘Al drie maanden voor het einde van mijn contract was ik duizelig. Destijds ben ik naar de dokter gegaan en bleek de ijzerwaarde in mijn bloed veel te laag te zijn. Ik kreeg ijzertabletten
[21]
en B12 injecties. De duizeligheid bleef aanhouden. Dat waren al tekenen dat het niet goed met me ging. Vanaf het einde van mijn contract was mijn lijf trillerig en voelde ik me voortdurend zenuwachtig en angstig. Hartkloppingen, mijn hart dat oversloeg. Ook huilde ik veel. Ik werd ’s ochtends wakker met een zenuwachtig gevoel en was bang voor wat de dag me ging brengen. Ik dacht dan: “ik kan dit nooit aan”. Ik wilde het liefste in mijn bed blijven liggen. Ik voelde van alles in mijn lijf, gevoelens die ik helemaal niet kende. Per week kreeg ik er weer een andere fysieke klacht bij. De spieren van mijn kuiten waren gespannen en stonden strak. Het lukte me niet meer om die te ontspannen. Het leek een tijdje alsof er een band om mijn middenrif zat waardoor ik niet rustig kon ademen. Dat was helemaal niet prettig. Ook had ik een zwaar hoofd. Echt letterlijk! Alsof er de hele dag aan mijn haar werd getrokken zodat ik moest gaan liggen en rusten. In het begin uitten de klachten zich
[22]
voornamelijk fysiek, daarna kwamen er ook negatieve gedachten bij. Ik kreeg steeds meer angsten en ging mezelf gek zitten maken: “o nee, ik kan echt niet naar de supermarkt want dan raak ik in paniek”. Ook het alleen thuisblijven vond ik doodeng. Jesse werkte daarom veel thuis of stopte eerder op zijn werk. Als hij er niet was, ging ik naar mijn moeder want ik durfde niet meer alleen te zijn. Bang dat ik dood neer zou vallen of dat er iets anders ergs ging gebeuren.’ Wat gebeurde er na de dag van de “fysieke instorting”? ‘Jesse en ik zijn direct naar de huisarts gegaan. Die dacht in eerste instantie dat ik overspannen was. Hij zei me dat het zeker een burn-out was geworden als ik langer doorgewerkt had. Maar dat klopte dus niet. We wisten toen nog niet dat mijn herstel zo lang ging duren. Ik dacht zelf ook dat het na een paar maanden rust wel over zou zijn. Van de huisarts kreeg ik Oxazepam.’
[23]
Oxazepam is een middel tegen onder meer gespannenheid en angstgevoelens. Het werkt rustgevend en spierontspannend. ‘Ik heb een week lang tien milligram gebruikt en daarna nog drie dagen vijf milligram. Langer dan tien dagen mag je dat medicijn niet gebruiken, omdat je dan verslaafd kunt raken. Mijn lijf werd wel rustiger van die Oxazepam. Toch voelde ik de zenuwen er nog doorheen. De huisarts heeft me toen ook doorverwezen naar een fysiotherapeut voor ademhalingsoefeningen. Dat was heel fijn. Gedurende tien sessies leerde ik om rustig adem te halen ook tijdens het sporten of praten. Na een week of acht ging ik weer terug naar de huisarts omdat ik nog altijd klachten had. Hij stuurde me vervolgens door naar een psycholoog.’ Hoe kwam je weer in balans? ‘Door veel rust te nemen. Een bezoekje aan de fysiotherapeut was de enige afspraak op een dag. Boodschappen doen vond ik nog steeds
[24]
verschrikkelijk. Toch moest ik het van mezelf om niet nog angstiger te worden. Dat wilde ik voorkomen, hoe moeilijk ook. En als ik dan even de deur uit was geweest, complimenteerde ik mezelf “dit heb ik in ieder geval gedaan en het ging goed!”. Ik bouwde de activiteiten per dag op naar twee en vervolgens naar drie dingen. Een boodschap doen, naar de fysio en een visite van een vriendin was echt het maximale op een dag. Dan was ik totaal uitgeput en moest ik tussendoor rust nemen.’ Kon je afspreken met mensen? ‘Nee, het liefste had ik het eerste half jaar niemand gezien. Ik had er geen behoefte aan en er de energie niet voor. Na een bezoekje van anderhalf uur was ik bekaf. Mijn ademhaling was onrustig en mijn hartslag ging weer omhoog. Dan wist ik “het is genoeg voor vandaag”. Iedereen hield daar gelukkig rekening mee en ging op tijd weer naar huis.’
[25]
Welke interne factoren zoals karaktereigenschappen hebben eraan bijgedragen dat je een burn-out hebt gekregen? ‘Ik ben heel perfectionistisch. Ik wil alles goed doen. Daardoor vraag ik soms het onmogelijke van mezelf. Zoals het voeren van drie gesprekken op een avond met jongeren. Ik vond dat een goede jongerenwerker dat moest kunnen. Mijn norm lag hoger dan die van mijn collega’s. Ik vond het ook normaal om je volledig te geven. Dat deed ik al tijdens mijn studie. Dan zat ik tot acht uur ’s avonds te blokken. Niemand deed dat. Ik ging altijd door en was erg streng voor mezelf. Ik stelde hoge eisen. Na een dag tot half elf ’s avonds gewerkt te hebben, ging ik nog tot vier uur ’s nachts op stap. Niets was te veel. Ik ben gedreven, dat is positief maar aan de andere kant kun je jezelf daardoor ook uitputten.’
[26]
Heb je een idee waarom je hoge eisen aan jezelf stelt? ‘Zo ben ik altijd geweest. Als student, maar ook op de middelbare school. Ik wil me bewijzen tegenover mezelf. Het is niet zo dat andere mensen dat van mij verwachten. Mijn ouders vinden me goed zoals ik ben en geven me genoeg complimenten. Ik vind het zelf niet snel goed genoeg. In het vierde jaar van het vwo ben ik terug naar de havo gegaan. Ik faalde, althans zo voelde dat. “Ik was toch de beste? Ik moest het vwo toch wel kunnen halen?” Tot dan toe was ik het gewend dat ik alles makkelijk aankon. Ik was altijd één van de besten. Misschien dat die ervaring er iets mee te maken heeft dat ik altijd hoge eisen aan mezelf stel.’ Dat je een burn-out kreeg, voelde dat ook als falen? ‘Nee, ik dacht vooral: “waarom heb ik het zover laten komen? Waarom heb ik mezelf dit aangedaan?” Dat is misschien toch wel weer dat
[27]
strenge. Mezelf op mijn kop geven dat ik iets niet goed gedaan heb. Terwijl ik ook wel weet dat het niet alleen aan mezelf lag. Het management was bijna nooit aanwezig op het werk. Wij moesten het zelf uitzoeken. Toen ik in mijn laatste werkweek mijn spullen ging ophalen, zei ik tegen mijn manager “ik zit helemaal aan mijn tax.” Hij reageerde daarop met “ik heb wel gezien hoe hard jij hier gewerkt hebt.” Hij vond het achteraf niet raar dat mij dit overkomen was. Maar hij had er ook niks aan gedaan. Hij heeft nooit ingegrepen of mij afgeremd. Ook mijn collega’s niet. Ik kwam over als een jonge hond die alles aanpakt, gemotiveerd is en alle energie van de wereld heeft.’ Was jij één van de jongsten in jullie team? ‘Ja, ik was de jongste en had nog een enorme bewijsdrang. Ik denk hoe ouder je wordt hoe beter je de dingen kunt relativeren. Of als je kinderen hebt dan draait niet alles meer om
[28]
werk, dan komt dat op de tweede plaats. Ik ben als een malle doorgegaan, maar ik heb dat helemaal nooit zo gevoeld. Daardoor werd ik hyper en alleen maar drukker in mijn hoofd: “ik moet dat nog doen en dat”. Constant was ik rijtjes in mijn hoofd aan het afwerken. Ook maakte ik overal lijstjes voor. Ik vond het dan fijn om dingen af te kunnen strepen die ik gedaan had. En het liefst deed ik zoveel mogelijk in een zo kort mogelijke tijd. Dat doe ik nog steeds trouwens. Misschien hoort het wel bij mij. Alsof er een jager in mij zit die altijd maar doorgaat. Ik deed van alles tegelijkertijd, zodat ik mijn tijd zo effectief mogelijk besteedde. Nu probeer ik me op één ding te focussen. Ik heb van mijn psycholoog geleerd om mijn energie op een dag beter te verdelen. Ook probeer ik niet meer zoveel mogelijk op één dag te doen. Dat is de truc!’ Toen je net thuis zat, hoe ging dat toen?
[29]
‘Alles verliep met moeite. Naar de winkel gaan deed ik eerst even tussendoor of na mijn werk. Toen ik opgebrand thuis zat, was dat een hele dagtaak. Heel raar eigenlijk omdat het feitelijk maar een half uur duurde. Mijn moeder begreep dat in het begin niet. Dan zei ik aan de telefoon “mam, ik ben net naar de winkel geweest en ben kapot” waarop zij reageerde “hoezo kan dat vermoeiend zijn?”. Ik voelde me een oud vrouwtje dat niet veel aankon. Ik moest vooral aan het begin van de middag een dutje doen en ‘s avonds weer op tijd naar bed. Het liefst zat ik thuis; ik kon geen licht verdragen, wilde geen drukte om me heen en voelde me lichamelijk zwak.’ Wat heb je van de psycholoog geleerd? ‘Ik moest mezelf andere gedachten aanleren. Ik kreeg van haar de concrete opdracht om kleine positieve dingen op post-its te schrijven en in ons huis te hangen. Zodat ik er elke keer aan werd herinnerd en deze gedachtes ook uit ging
[30]
voeren. Op de spiegel in de badkamer hing bijvoorbeeld “mijn dag is geslaagd als ik mezelf een compliment heb gegeven”. Op de wc “mijn dag is gelukt als ik mijn energie goed heb verdeeld”, et cetera. Mijn energie verdelen gaat nu veel beter. Als ik een klusje heb gedaan, neem ik daarna rust. Ik lees dan een boek of als dat niet lukt, lig ik gewoon lekker met mijn ogen dicht op de bank. Ook heb ik veel gepraat en gehuild bij de psycholoog. Dat luchtte enorm op. Heel raar dat ik dat durfde. Zij raakte een gevoelige snaar bij mij. Nu weet ik dat het soms nodig is om te huilen en laat ik dat ook toe. Ze heeft me geen tips kunnen geven over hoe ik minder perfectionistisch kan zijn. Ik weet wel dat ik minder perfectionistisch moet zijn, maar hoe dan? Daar worstel ik nog steeds mee. Maar na acht sessies had ik wel genoeg handvatten om alleen verder te kunnen.’ Ben je nog vaak zenuwachtig?
[31]
‘Dat ben ik altijd geweest. Ook voor mijn burnout was ik zenuwachtig voor tentamens, presentaties of moeilijke gesprekken. Nog steeds krijg ik tijdens dat soort momenten rode vlekken in mijn hals en gezicht. Gelukkig ben ik nu niet meer zenuwachtig voor sociale dingen. Dat had ik wel toen ik ziek was. Dan was alles te veel. Als ik in een café afsprak met een vriendin, was ik al een week van tevoren zenuwachtig. Ik keek er enorm tegenop, dacht “als dit maar goed gaat”. Ik voelde me helemaal niet goed, maar het moest van mezelf goed gaan waardoor de druk alleen maar groter werd. Het is nooit mis gegaan, alleen de fysieke klachten zoals hartkloppingen verergerden. Dan had ik daarna weer meer tijd nodig om te herstellen. Daar heb ik nu nog steeds last van. Zeker als het te druk is, stijgt mijn hartslag.’ Wanneer ben je weer gaan werken? ‘Na acht maanden thuis ben ik gaan werken bij de thuiszorg. Drie ochtenden per week, een
[32]
paar uur per dag poetsen bij ouderen. Voor die oude mensen was ik het hoogtepunt van de dag en zij voor mij. Sinds een paar maanden werk ik 26 uur in een winkel en ben ik gestopt bij de thuiszorg. Die 26 uur zijn goed vol te houden. Ik vind het fijn dat ik dan toch nog een dag per week vrij ben om boodschappen te doen, het huis op te ruimen en te zwemmen. Dat laatste is iets wat ik vroeger veel deed. In mijn pubertijd ben ik daarmee gestopt, maar tijdens mijn burn-out heb ik dat weer opgepakt. Ik vind het ontspannend om in het water bezig te zijn.’ Kristel bouwt het werk langzaam weer op. Ze gunt zichzelf de tijd om te herstellen. ‘Natuurlijk wil ik straks wel weer een baan op niveau. Ik heb niet voor niks gestudeerd. Ik kijk wel naar vacatures, maar er is niet veel op dit moment. Financieel kunnen we het nu net rondbreien met alle toeslagen. Die burn-out heeft me de afgelopen anderhalf jaar bijna 10.000 euro gekost, dat vind ik wel eens zonde.
[33]
Hoe reageerden mensen in jouw omgeving op jouw burn-out? ‘Andere mensen vonden het moeilijk. Jesse kon het wel begrijpen, maar die kent mij goed. Vriendinnen vonden het soms lastig. Ik merkte dat omdat er niet veel naar mijn burn-out gevraagd werd. Ze zeiden niet van “Kris, vertel eens wat maak je nou door?” Natuurlijk vertelde ik zelf wel dingen want ik moest het kwijt. Dan kreeg ik wel lieve kaartjes met “na regen komt zonneschijn”. Mensen probeerden het wel, maar ik merkte dat ze het ook moeilijk vonden om ernaar te vragen. Bang voor het antwoord denk ik. Misschien ook omdat ze het niet kenden of het niet begrepen. Een vriendin van me zei bijvoorbeeld “kop op, dat komt allemaal wel goed” maar “kop op” was even niet het advies dat ik nodig had. Mijn moeder voelde mij wel heel goed aan. We hebben samen veel gehuild.’ Waar sta je op dit moment?
[34]
‘Ik denk dat het me niet snel nog eens gaat overkomen. Je weet het natuurlijk nooit, maar ik herken de signalen nu eerder. Ik weet wat het allemaal teweeg kan brengen als ik mijn grenzen niet bewaak. Nog steeds ben ik sneller moe dan dat ik vroeger was. Ik ben voor negentig procent hersteld. Die honderd procent komt nog wel. Het is de afgelopen anderhalf jaar met vallen en opstaan in een stijgende lijn omhoog gegaan. Ik geniet weer van dingen en vind het fijn om onder de mensen te zijn. Ook een feestje is geen probleem meer. Ik ben niet meteen overprikkeld en hoef de volgende dag niet de hele dag op bed te liggen.’ Wat heeft de burn-out jou gebracht? ‘Ik roep mezelf eerder terug en vraag minder van mezelf. Het feit dat ik het zwemmen weer heb opgepakt en daardoor bewuster tijd vrij maak voor mezelf is ook een pluspunt. Daarnaast heeft het mijn gevoelsleven rijker gemaakt. Ook al waren het vervelende
[35]
gevoelens. Ik kon me in eerste instantie niet voorstellen dat mensen bang waren om naar de supermarkt te gaan. Nu weet ik dat het bestaat! En het overkomt gewone mensen zoals jij en ik. Wat dat betreft kijk ik ook anders naar anderen. Ik ben meegaander en kan me beter in een ander verplaatsen. Eerder kende ik niemand met een burn-out, maar nu ik het zelf heb meegemaakt, hoor ik het meer om me heen. Dat geeft voor mij een stuk herkenning. Het heeft mij ook gebracht dat gevoelens van verdriet, moeheid en angst er mogen zijn.’ Kristel is een vrolijke noot in een gezelschap. Iemand die altijd zorgt voor een goede sfeer tijdens een feestje. ‘Ik heb geleerd dat ik niet altijd de clown hoef uit te hangen, mensen hoef te vermaken. Ik ben niet verantwoordelijk voor de sfeer van een feestje, er zijn meer mensen die het gezellig kunnen maken.’ Wat vind je ervan dat je een burn-out hebt gehad?
[36]
‘Heel heftig. Soms vraag ik me af: “hoe heeft het zover kunnen komen?” Ook de zin “had ik het maar zien aankomen, dan had ik het anders gedaan” passeert nog regelmatig de revue. Maar ja, zo voelde het op dat moment niet. Het leek alsof ik in balans was dus dan ga je gewoon door.’ Wat zou je andere young professionals, die nu een burn-out hebben, willen zeggen? ‘Neem rust en durf die rust toe te laten. Dat is doodeng, omdat je dan ook door de onrust heen moet. Maar ga op de bank liggen, ga zitten met een boek, ga wandelen of fietsen in de natuur en ga lichamelijke dingen doen die je energie geven zoals sporten. Veel mensen voelen zich schuldig als ze “niks” doen als ze bijvoorbeeld op de bank gaan liggen. Maar je hoeft niet altijd productief te zijn. Jouw doel is nu uitrusten! Ik vond het trouwens heerlijk om natuurdocumentaires te kijken daar werd ik rustig van. Vraag niet te veel van jezelf, zeker
[37]
emotioneel niet. Maar hoe doe je dat? Dat is moeilijk uit te leggen, dat moet je ervaren. Als je geen energie meer hebt, moe bent en er tegenop ziet om iets te doen, blijf dan thuis. Dat is blijkbaar een teken dat je het rustiger aan moet doen. Kies dan voor jezelf! Veel mensen van onze leeftijd voelen zich verantwoordelijk richting hun werkgever en collega’s. Maar in die verantwoordelijkheid kun je ook doorschieten als je denkt dat je jezelf niet ziek kunt melden, omdat je collega’s je nodig hebben. Onthoud dat jij het allerbelangrijkste bent en wees niet bang om psychologische hulp te zoeken!’
[38]
‘IK MELDDE ME ZIEK MET GRIEP. WAT MOEST IK ANDERS TEGEN MIJN BAAS ZEGGEN? DAT IK AAN HET JANKEN WAS EN NIET MEER KON STOPPEN?’ Sanne werkte vier dagen per week als administratief medewerkster bij een accountantskantoor. Naast haar kantoorbaan probeerde ze een eigen hondentrimsalon op te bouwen waarvoor ze een opleiding volgde en één dag in de week stage liep. Nadat haar beide oma’s vlak na elkaar stierven, kreeg Sanne drie jaar geleden op 26-jarige leeftijd een burn-out. Sanne kan zich de dag van de burn-out nog goed herinneren. ‘Het was op een dinsdagavond in november. Ik kwam net thuis van een dag stage lopen voor mijn vakopleiding hondentrimmer en startte met eten koken. Ik smeet met de deuren van de keukenkastjes en
[39]
met de pannen totdat mijn vriend Rick, met wie ik samenwoon, verbaasd binnenkwam. Hij vroeg me wat er in vredesnaam met mij aan de hand was. Het enige antwoord dat ik hem kon geven waren mijn tranen. Ik begon te janken als een klein kind en dat hield niet meer op. Dat was het moment dat alles me ineens te veel was. Wat de laatste trigger daarvoor precies is geweest? Dat weet ik niet meer. Het was een opeenstapeling van dingen. Ik wist toen nog niet dat ik een burn-out had. Ik meldde me de volgende dag ziek met een griep. Natuurlijk had ik wel door dat het geen griep was, maar wat moest ik anders tegen mijn baas zeggen? Dat ik aan het janken was en niet meer kon stoppen?’ Wat speelde er allemaal waardoor je een burn-out kreeg? ‘Mijn werk was op zich niet stressvol, maar ik werd wel gestrest van mijn collega’s. Op het accountantskantoor werkten mensen met een grote mond die direct iets gedaan wilden
[40]
hebben. Het werk zelf ging me gemakkelijk af. Daar kreeg ik ook genoeg tijd voor dus dat was het probleem niet. Naast mijn werk liep ik één dag per week stage bij een andere hondentrimsalon en elke vrije minuut besteedde ik aan het opbouwen van mijn eigen salon. Vier avonden per week en op zaterdag ontving ik klanten. Daarnaast heb ik zelf twee honden die ik voordat ik naar mijn werk of stage ging naar mijn moeder bracht. Zodra ik uit mijn werk kwam, haalde ik die op, liet ze uit, kookte eten, at het eten snel op en ging aan de slag in de trimsalon. Ik was voortdurend aan het racen om alles gedaan te krijgen en dat kostte te veel energie. Plotseling overleed mijn oma van mijn vaders kant en een paar maanden later ging ook mijn andere oma dood. De laatste weken heb ik ’s nachts mee gewaakt aan het bed van de moeder van mijn moeder. Bij het overlijden van haar was het op voor mij. Ik had het gevoel dat ik niks meer had. De band tussen mij en mijn oma’s was heel sterk.’
[41]
Deze gebeurtenissen maakte diepe indruk op Sanne waardoor ze uiteindelijk een burn-out kreeg. ‘Bij mij is het niet alleen door mijn werk gekomen. Het was alles bij elkaar opgeteld te veel. Ik wist niet hoe ik met dat alles om moest gaan. Al maanden voordat ik uitviel, was ik vooral op mijn werk snel geïrriteerd. Als iemand iets aan mij vroeg of wat tegen mij zei dan was ik direct chagrijnig. Ik gaf niet normaal antwoord, maar reageerde kortaf. Ik was alleen nog maar nippig en kattig. Achteraf gezien waren dat al tekenen dat het niet goed met me ging.’ Welke karaktereigenschappen hebben er aan bijgedragen dat je een burn-out kreeg? ‘Van nature ben ik een hittepetit en haastig persoon. Ik dacht bijvoorbeeld altijd dat ik alle openstaande klusjes of dingetjes op een vrije dag moest afhandelen. Ik deed die dag alles waar ik normaal gesproken niet aan toe kwam.
[42]
Dan was ik dus alsnog een hele dag aan het racen om alles gedaan te krijgen. Een moment van ontspanning had ik nooit. Überhaupt ontspannen kon ik niet meer. Ik wist niet meer hoe dat moest. Zodra ik ’s avonds met Rick op de bank zat, vroeg hij: “wat zit je naar het plafond te staren?” Ik was dan alweer aan het bedenken: “ik moet dit nog doen en dat nog doen en morgen moet dat, dus dan moet ik vlug daarheen om dan weer op tijd daar te zijn.” Mijn leven bestond uit plannen en constant rennen. Elke dag weer. Ik leefde nooit in het moment zelf, maar was allang weer bezig met volgende week. Als Rick thuis kwam van zijn werk stond het eten al klaar. Hij moest van mij dan snel gaan zitten en eten want ik moest weer weg. En o wee als hij thuis kwam en hij las eerst een krantje of was aan het treuzelen, dan werd ik echt kwaad op hem. Want ik had nog meer dingen te doen. Ik dirigeerde hem en hij moest: “hup opschieten en meewerken!” Achteraf moet ik daar wel om lachen dat het zo ging. Nu gaat
[43]
het heel anders. Als hij thuiskomt, kletsen we eerst gezellig voordat we gaan eten. We nemen er de tijd voor en koken vaak samen. Als ik niet zo haastig was geweest, maar wat rustiger van karakter dan had ik misschien geen burn-out gehad. Of als ik iemand zou zijn die sneller “nee” kan zeggen. Ik denk dat mensen die “nee” kunnen zeggen niet zo snel een burn-out krijgen omdat zij beter voor zichzelf zorgen. Zij pakken rust wanneer zij dat nodig hebben en laten zich minder opjagen en leiden door sociale drukte. Zij staan zelf aan het roer.’ Welke waarschuwingssignalen kreeg je van je lijf voordat je uitviel? ‘Ik had al heel lang pijn in mijn nek en schouders. Ik dacht altijd dat het spierpijn was van het tennissen. Die pijn is achteraf één van de grootste signalen geweest.’ Sanne heeft nooit bewust doorgehad dat die pijn stress was. ‘Als 26-jarige denk je niet zo snel dat je iets psychisch hebt en dat de stress
[44]
op je lichaam is geslagen. Ik was altijd gestrest dus dan is stress de normaalste zaak van de wereld. Ik kende niet anders. Eerlijk gezegd wist ik niet eens wat stress was dus hoe kun je dan weten dat je gestrest bent? Een ander signaal, wat ik eerder aanhaalde, was dat ik zo kortaf en niet meer te genieten was richting mijn collega’s. Ook dat zie je pas naderhand.’ Hoe zag de eerste periode nadat je je ziek gemeld had eruit? ‘Een week nadat ik me ziek had gemeld met een griep ben ik weer gaan werken. Daar merkte ik dat het helemaal niet goed ging. Ik zat meteen te huilen en mijn mannelijke collega tegenover mij wist niet wat hij met mij aan moest. Als hij iets vroeg, schoot ik alleen maar meer vol. Ik kon nog geen telefoon opnemen. Mijn moeder en Rick waren erg bezorgd en drongen er op aan dat ik naar de huisarts zou gaan. Ik voelde zelf ook wel dat er iets niet helemaal goed was dus maakte ik een afspraak. Ook daar zat ik
[45]
alleen maar te huilen. Tussen de tranen door vertelde ik mijn verhaal. Hij had direct in de gaten wat er aan de hand was en verwees me door naar een psycholoog. Toen moest ik het wel tegen mijn baas vertellen. Hij reageerde begripvol en stuurde me naar huis. Vanaf dat moment lag ik thuis uitgeblust op de bank. Ik had nergens zin in en kon niks meer. Ik had geen energie om iets te doen, dat was allemaal op. Het leek ook of mijn reservepotje leeg was. Ik liet de honden niet meer uit terwijl dat iets is wat ik altijd graag doe. Ik lag alleen maar te huilen, wist niet meer wat voor persoon ik was, waar ik voor stond, wat ik wilde met mijn leven. Ik was totaal de weg kwijt. Ik zag niks meer voor me, geen toekomst, geen dagdromen, niets. Ik had geen idee meer hoe ik mijn levenspad terug moest vinden. Ik was bang dat het nooit meer goed zou komen. Zodra iemand iets zei, rolden de tranen alweer over mijn wangen.’
[46]
Tijdens die periode was er altijd iemand bij Sanne in huis. ‘Mijn ouders, twee zussen en Rick durfden mij niet alleen te laten, ze waren bang dat ik mezelf iets aan zou doen.’ Hoe ging dat verder? ‘Na een paar weken had ik een gesprek bij de arbo-arts. Hij zei: “hoe sneller je weer naar kantoor gaat, des te beter het voor je is. Je moet contact houden. Al ga je alleen maar om de dag koffie drinken, maar houd dat contact.” Ik heb het aangepakt zoals de arbo-arts mij adviseerde. Niet omdat ik me daar goed bij voelde, maar omdat hij zei dat ik dat het beste kon doen. Ik durfde bij de arbo niet voor mezelf op te komen. Dat koffie drinken werkte helemaal niet voor mij. Dan zat ik daar om de dag weer te huilen op kantoor. Van tevoren zag ik er enorm tegenop. Het kostte me hartstikke veel energie om voor dat ene kopje koffie en dat gesprekje met mijn baas daarnaartoe te gaan. Na afloop was ik kapot en bij thuiskomst
[47]
had ik voor de rest van de dag geen puf meer over. Mijn psycholoog heeft toen ingegrepen. Die zei: “Sanne, je belt nu je baas op dat je niet komt. Als je dit niet aanpakt, zak je alleen maar dieper weg.” Tijdens het daaropvolgende gesprek met de arbo-arts wilde hij dat ik om de dag twee uurtjes ging werken en dan die week erop vier uurtjes, om het werk op te bouwen. Volgens hem zou het volstaan met het doen van simpele klusjes op kantoor. Ik heb hem toen gezegd dat het me allemaal veel te snel ging en dat ik daar nog niet klaar voor was. Dat ik juist even helemaal rust wilde omdat het na al die weken nog niet beter met me ging. Ik zette geen stappen vooruit, maar viel juist elke keer terug. Ik stelde voor dat ik vier weken thuis zou blijven, zonder contact met het werk of met de arbo. Dat voelde voor mij als een grote stap, dat ik voor mezelf opkwam, de regie nam en tegen die arts durfde te zeggen dat ik niet meer naar mijn werk ging. De arbo-arts reageerde heel goed. Ik was bang dat hij boos zou worden
[48]
maar hij ging akkoord met mijn voorstel. Hij zei letterlijk: “als jij denkt dat dat beter voor jou is dan doen we het zo en dan plannen we over een paar weken een afspraak in om te kijken hoe het gaat.” Ik baalde ervan dat ik dat idee niet eerder had aangekaart omdat ik al weken op mijn tandvlees liep. De arbo-arts had het liever anders aangepakt, maar hij vond het goed dat ik aangaf waar ik behoefte aan had. Met mijn baas sprak ik af om een paar weken geen contact te hebben. Geen belletje, geen smsje, geen bezoekje niks. Hij stemde in en liet het initiatief bij mij. Als ik de behoefte voelde, kon ik hem benaderen. Zo niet dan was het ook goed. Na drie weken had ik al zoveel stappen vooruit gezet, gewoon doordat iedereen mij eens even met rust liet.’ Ging je vooruit? ‘Ik kreeg beetje bij beetje wat energie. Ook hoefde ik niet meer elke dag te huilen. Er kwam meer rust in mezelf en ik kon helderder
[49]
nadenken. Ook had ik het gevoel dat ik de touwtjes weer in eigen handen kreeg, al was dit wel met vallen en opstaan. Ik deed na een aantal weken samen met Rick boodschappen in het dorp. Na een minuut in de supermarkt werd ik gek van alle prikkels en geluiden om mij heen. De mensen die kriskras door elkaar liepen, de hoeveelheid producten en verpakkingen, en de bekenden die graag wilden weten hoe het met mij ging. Het was simpelweg te veel. Ik ben jankend de supermarkt uitgelopen. Ik dacht eigenlijk dat ik al sterk genoeg was om boodschappen te doen, maar na zo’n ervaring word je in één keer teruggezet op je plaats. Dan weet je dat je daar dus blijkbaar nog niet klaar voor bent. Het is letterlijk twee stappen vooruit, één stap terug. Die momenten zijn heel pijnlijk en confronterend. Op andere vlakken ging ik sneller vooruit. Zo lukte het me in huis om steeds meer klusjes te doen zoals de was, afwas en eten koken. Ik denk dat ik zonder de hulp van mijn psycholoog niet zo snel
[50]
opgeknapt was. Zij zei tegen mij: “Sanne heb vertrouwen dat het weer goed gaat komen. Je krijgt weer meer rust en je gaat weer lekkerder in je vel zitten.” Zij was mijn houvast. Ik vertrouwde heel erg op haar. En ze had gelijk. Na een tijdje wist ik weer wie ik was en wat ik wilde. Ik besloot te stoppen als administratief medewerkster en volledig voor mijn hondentrimsalon te gaan. De salon is waar mijn hart ligt. Achteraf voelde ik allang dat ik niet meer op mijn plek zat op kantoor en dat ik liever met mijn salon door wilde gaan.’ Wanneer besloot je te stoppen op kantoor en voor je eigen hondentrimsalon te gaan? ‘Na die vier weken rust ben ik gestart met reintegreren. Ik deed een paar uur per dag wat simpele klusjes zoals kasten opruimen en dossiers op alfabet zetten. Dat ging goed, maar onbewust wist ik dat ik dat werk niet meer wilde doen. Ik wilde voor mijn hondentrimsalon gaan. Ik besloot het direct met mijn baas te
[51]
bespreken, omdat ik hem niet langer aan het lijntje wilde houden. Hij waardeerde mijn eerlijkheid. Er waren best veel mensen die me voor gek verklaarden en het me afraadden. “Wat als je een terugval krijgt? Dan heb je geen inkomen meer!” Ondanks alle kritiek stond mijn besluit vast en wist ik dat het goed was. Ik heb de hele maand maart mijn uren opgebouwd. Ik deed dan niet mijn eigen werk, maar simpele dingen omdat ik toch weg zou gaan. Toen ik een maand later stopte, werkte ik alweer acht uur per dag. Ik ben uit de ziektewet gegaan en heb vervolgens mijn ontslag genomen.’ Je re-integreerde snel. Kwam dat door het vooruitzicht om volledig voor je eigen salon te gaan? ‘Ja, onbewust had ik mijn keuze om te stoppen al een tijdje gemaakt. Ik had het alleen nog niet geaccepteerd en durfde mijn keuze niet te uiten. Het ziek zijn heeft dat proces voor mij wel versneld. Op het moment dat ik durfde te
[52]
kiezen voor wat ik graag wilde doen, voelde ik ineens: “het is goed zo”. Vanaf dat ogenblik kreeg ik meer rust in mijn hoofd, omdat ik wist dat ik niet meer op kantoor hoefde te werken, maar mijn eigen ding kon gaan doen.’ Sanne startte direct na haar ontslag met het werken in haar eigen hondentrimsalon. ‘Al vrij snel werkte ik vier dagen in de week een uurtje of vijf à zes per dag en dat ging heel goed. Sindsdien ben ik ook niet meer ziek geweest. Inmiddels heb ik een leuke klantenkring opgebouwd waar ik prima van rond kan komen.’ Sanne verdient nu een paar honderd euro per maand minder dan toen zij nog op kantoor werkte. ‘Rick zegt vaak dat het niets uitmaakt dat ik nu minder verdien. Hij vindt mij veel leuker zo. We zijn heel gelukkig en hij heeft liever dat ik ontspannen en vrolijk ben, dan dat ik op mijn tenen loop en chagrijnig ben. Het gaat zoveel beter dan voorheen en dan maakt het ons niets uit dat we wat minder te besteden hebben. Je kunt met iets minder ook gelukkig
[53]
zijn. Heel veel mensen denken dat ze veel moeten hebben, maar daar gaat het niet om. Als ik op vakantie ga in het buitenland zie ik vaak dat mensen zoveel relaxter zijn en de tijd nemen voor dingen. Hier in Nederland is dat ondenkbaar. Hier moeten mensen door. Ze hebben het altijd druk en alles moet bijgehouden worden; collega’s, vrienden, familie, verenigingsleven, et cetera. Daarnaast lijkt het tegenwoordig een trend dat mensen altijd het nieuwste van het nieuwste moeten hebben en steeds meer willen verdienen want er is nooit genoeg. Ik denk dat nog veel mensen zichzelf gaan tegenkomen als ze op die manier doorgaan.’ Wat heb je van de situatie geleerd? ‘Ik heb vooral geleerd om beter naar mezelf te luisteren, naar mijn eigen behoeften. Als ik iets niet fijn vind dan moet ik het niet doen. En als ik ergens veel energie in moet steken en ik krijg er niets voor terug dan is het beter dat het
[54]
ophoudt. Dat is met een aantal vriendinnen gebeurd. Het contact kwam vaak van één kant. Ik heb me daar wel een tijdje schuldig over gevoeld. maar als ik ergens energie in blijf steken en er komt weinig terug dan houdt het voor mij op. Ik had altijd veel sociale contacten. Onbewust had ik het idee; “hoe meer vriendinnen des te beter”. Nu weet ik dat het niet om de kwantiteit maar om de kwaliteit van sociale contacten gaat. Ik heb een paar goede vrienden waar ik een goede klik mee heb en energie van krijg en dat is voor mij meer dan voldoende. Ook weet ik nu dat ik niet alles honderd procent perfect hoef te doen. Als ik sommige dingen voor tachtig procent doe dan is het ook goed. Want wat heb je eraan als je jezelf voorbij loopt?’ Hoe reageerden mensen in jouw verdere omgeving op jouw burn-out? ‘Er zijn een paar mensen geweest die het niet konden begrijpen dat een 26-jarige een burn-
[55]
out heeft. Ik kreeg dan te horen: “je bent nog zo jong, waar moet zo’n jonge meid een burnout van krijgen?” Dat soort opmerkingen raakten me wel omdat je op zo’n moment geen begrip krijgt. Natuurlijk zijn er ook mensen die heel lief en geïnteresseerd reageerden en me rust gunden. In het begin schaamde ik me dood en durfde ik tegen niemand te vertellen dat ik een burn-out had. Als je een hoge functie hebt dan is het misschien te begrijpen dat iemand opbrandt, maar in mijn geval was ik bang dat andere mensen zouden denken: “waar komt dat dan vandaan?” Uiteindelijk heb ik me daar overheen gezet en geaccepteerd dat ik met een burn-out thuis zat. Vanaf dat moment ben ik vooruitgegaan.’ Hoe heb je jouw burn-out geaccepteerd? ‘Met behulp van de gesprekken bij mijn psycholoog. Ik schaamde me in het begin zo ontzettend, maar door regelmatig zaken met haar te bespreken, nam de schaamte af. Ik kon
[56]
in het begin niet begrijpen waarom mij dit moest overkomen. Ik had altijd het idee dat ik alles aan kon en geen hulp nodig had om over zaken te praten. Voordat ik een burn-out kreeg, vond ik mensen die psychische klachten hadden maar raar. Heel eerlijk gezegd dacht ik altijd: “die onzin, dat overkomt mij niet, daar ben ik veel te nuchter voor”. Ook dacht ik vaak bij dat soort mensen: “kom op! Even een tandje erbij en dan gaat het wel weer”. Nu weet ik dat het niet zo is en dat het iedereen kan overkomen, inclusief mezelf. Ik besef nu al te goed dat het niet erg is om af en toe dingen, waar je niet uitkomt, met een psycholoog te bespreken. Het maakt je juist sterker en zelfbewuster. Mocht er in de toekomst nog iets zijn dan bel ik zeker mijn psycholoog voor een gesprek. Het is jammer dat er nog steeds zo’n taboe rust op het bezoeken van een psycholoog. Ik denk dat een groot deel van de Nederlanders wel eens een psycholoog kan gebruiken, voor het geval
[57]
degene er zelf of met hulp van zijn eigen sociale omgeving niet uitkomt.’ Heb je nu nog ergens last van? ‘Ik heb nog steeds momenten dat ik erg gestrest ben. En daar hoeft niet eens zoveel voor te gebeuren. Ik weet nu dat ik dan een stapje terug moet doen om weer tot mezelf te komen. Dan ga ik bijvoorbeeld ademhalingsoefeningen doen, daar word ik rustiger van. Wat fijn is is dat ik dingen tegenwoordig makkelijker van me af kan zetten. Wel heb ik soms nog nek- en schouderpijn, maar na een nacht slapen is dat weer weg. Het is niet meer zo dat ik ’s avonds gestrest naar bed ga en ’s ochtends meteen weer verder ga met malen. Die tijd is voorbij. Ik kan nu ook andermans leed makkelijker van me afzetten. Vroeger maakte ik me heel druk als het bijvoorbeeld in de familie of met een vriendin niet goed ging. Nu denk ik “het helpt niemand als ik me hier druk om maak, ik kan beter rustig
[58]
blijven” dat werkt voor mij. Ik vind het knap van mezelf dat ik nu zo kan denken. Het is niet zo dat ik niet om die mensen geef of dat ik het niet erg vind wat zij meemaken, maar ook zij hebben er niks aan als ik voor hen in een dalletje zit. Daarnaast ben ik niet meer zo’n durfal. Ik ben angstiger dan voorheen. Het uitlaten van de honden in het donker laat ik tegenwoordig aan Rick over omdat ik het niet meer durf. Dan hoor ik van alles om me heen en denk ik dat er iemand in de bosjes achter me staat terwijl dat dan gewoon een vogel of een vleermuis blijkt te zijn.’ Ben je bang dat je nog een keer een burnout krijgt? ‘Nee, ik ben niet bang dat dit me nog eens gaat overkomen. Rick is daar wel bang voor. Hij is daardoor soms wat overbezorgd. Hij zegt veel vaker dan voorheen dat ik het rustig aan moet doen en even moet ontspannen. Nog steeds ben ik een druk en haastig persoon. Dat zit nou
[59]
eenmaal in mijn karakter, maar ik weet nu veel beter hoe ik daar mee om moet gaan. Dat ik ontspanningsmomenten zoals ademhalingsoefeningen voor mezelf moet inbouwen en mijn grenzen richting mezelf en anderen aan moet geven. Ook neem ik nu echt tijd vrij voor mezelf of ga leuke dingen doen met Rick. Daarnaast luister ik beter naar mijn eigen lijf en behoeften. Door deze gebeurtenis ken ik mezelf beter en voel ik me sterker dan voorheen.’ Wat zou je tegen andere jonge mensen die een burn-out hebben willen zeggen? ‘Iedereen is verschillend. Ikzelf heb baat gehad om het contact met het bedrijf waarvoor ik werkte volledig te verbreken, maar misschien dat dit voor iemand anders juist helemaal niet werkt. Toch zeg ik: neem totale rust, dan kom je weer tot jezelf. Heb geen contact met het werk of andere sociale verplichtingen totdat jij uit jezelf weer de behoefte voelt om contact op
[60]
te nemen. Dan pas ben je er klaar voor. Je moet helemaal niets. Het woord “moeten” zou wat mij betreft uit het woordenboek mogen. Doe alleen dingen als jij daar behoefte aan hebt en ze voor jou goed voelen. Luister naar je eigen lijf want alleen jij weet wat dat lijf nodig heeft. En tot slot: stel jezelf geen doelen en leg jezelf geen verwachtingen op. Het heeft tijd nodig.’
[61]
STRESS-SIGNALEN Het valt mij op dat de jonge mensen die ik gesproken heb allemaal al last hadden van fysieke klachten en vermoeidheidklachten voordat zij opgebrand raakten. Zoals slapeloosheid, migraine, pijnlijke spieren, duizeligheid, maagklachten en meer. De ervaringsdeskundigen namen de signalen van hun lijf niet serieus genoeg waardoor zij niet op tijd maatregelen namen. Of zij realiseerden zich pas in hun herstelperiode hoe abnormaal hoog de werkdruk en bijkomende stress was. Of zij brachten de signalen van hun lijf niet direct in verband met stress. Kristel vertelde in haar verhaal bijvoorbeeld dat ze al een tijd lang duizelig was. Sanne gaf aan dat ze voor haar uitval al lang pijn had in haar nek en schouders, maar nooit wist dat dat door de stress kwam. Ze dacht dat het spierpijn was. Bij alle ervaringsdeskundigen is het zo dat zij er
[62]
achteraf pas achter zijn gekomen dat hun klachten in relatie stonden tot hun burn-out of overspannenheid. Het is dus belangrijk om stress-signalen serieus te nemen om erger te voorkomen. Ook is het belangrijk om te weten te komen waarom die stress-signalen er zijn. Waar komt die stress vandaan? In het boek “De lessen van burn-out” omschrijft Annegreet van Bergen dat er meer dan honderd verschillende symptomen van opgebrand of overspannenheid zijn. Ieder mens is anders en reageert daardoor verschillend op stress. Vaak is er sprake van een combinatie van signalen. Een aantal symptomen uit de verhalen van de young professionals zijn: zenuwachtig gevoel, gespannen zijn, angstig, paniekaanvallen, duizeligheid, hartkloppingen, pijn in de borst of hartstreek, hoofdpijn, hyperventilatie, slapeloosheid, te vroeg wakker worden, vermoeidheid, onrustig, concentratieproblemen, huilbuien, woede-uitbarstingen, pijnlijke spieren, stoelgang problemen, maagklachten,
[63]
fysiek trillen en piekeren. Spanning en stress kunnen zich op nog veel meer verschillende manieren uiten. Een psycholoog of huisarts kan meer inzicht geven in die symptomen. De ervaringsdeskundigen hebben stuk voor stuk, veelal met hulp van een psycholoog, geleerd dat die stress-signalen in relatie staan tot spanning en het té veel van zichzelf vragen. Ikzelf weet inmiddels dat zodra ik hoofdpijn krijg en pijn heb in mijn nek en schouders ik me te druk heb gemaakt. Het zijn signalen van mijn lijf, dat ik het rustiger aan moet doen.
[64]
‘IK BEN BANG DAT HET UITEINDELIJK TOCH NIET GOED GENOEG IS EN IK ONTSLAGEN WORD’ Meerdere keren viel Joost met spanningsklachten uit van zijn werk. ‘De eerste paar keer dacht ik dat het aan het werk lag. Als een baan niet lekker liep, ging ik weer solliciteren. Later begreep ik dat ik ook aan mijn eigen gedrag en gedachtenpatronen moest werken.’ Nadat hij zijn studie International Business Administration in Rotterdam had afgerond, startte Joost op zijn 26e met werken. De eerste jaren van zijn loopbaan hopte hij van tijdelijk contract naar tijdelijk contract. De banen lagen niet voor het oprapen en om in zijn eentje zijn huur te kunnen blijven betalen, pakte hij alles met twee handen aan. Werkloos zijn was vanuit
[65]
zijn opvoeding ondenkbaar. Van telefonisch enquêteur tot callcentermedewerker en van klantenservicemedewerker tot administrateur. In de tussentijd keek hij verder naar iets anders. Iets dat beter aan zou sluiten bij zijn hbo-opleiding en interesses. Na een paar jaar belde een recruiter van een groot elektronicaconcern of hij interesse had in een baan als functioneel ontwerper. ‘Het was totaal niet waar ik voor gestudeerd had, maar ik was allang blij dat het iets op hbo-niveau was.’ Joost kreeg een jaarcontract. Zijn werkomgeving bestond uit ICT-programmeurs en systeemontwikkelaars. ‘Al vrij snel kreeg ik in de gaten dat die wereld niets voor mij was. Ik wilde liever met mensen werken in plaats van me bezig houden met computersystemen. Onder mijn collega’s waren geen leeftijdsgenoten. Ze waren 40 jaar of ouder. Ik had geen steun aan collega’s en voelde me niet fijn bij hen. Ik kreeg niet het idee dat zij mij begrepen. Daarnaast had ik geen inhoudelijke
[66]
kennis van het vak. Hele simpele opdrachten lukten me nog wel, maar zodra het moeilijker werd, raakte ik gespannen. Het maakte me onzeker.’ Na vijf maanden meldde Joost zich ziek met spanningsklachten. ‘Ik trok het echt niet meer.’ Waarom trok je het niet meer? ‘Omdat ik geen grip kreeg op de werksituatie. Alsof ik er geen controle over had. De werkomgeving voelde niet veilig en de sfeer was niet prettig. Het leek ook alsof ik niet groeide in die baan. Op een gegeven moment had ik een weerzin om naar mijn werk te gaan. Wanneer ik bezig was gegevens in Excel in te voeren, maakte een oudere college opmerkingen hoe ik dat moest doen. Ik dacht: “ik ben geen baby”, maar helaas werd ik wel zo behandeld. Ja, ik voelde me echt een klein kind dat continu in de gaten werd gehouden en die het allemaal niet kon. Dat was verschrikkelijk. Tegelijkertijd had ik ook niet de guts om dat te doorbreken. Om
[67]
bijvoorbeeld het gesprek met die collega aan te gaan en hem te vertellen dat ik de manier waarop hij mij benaderde niet prettig vond.’ Joost is uiteindelijk wel open en eerlijk geweest richting zijn leidinggevende. ‘Mijn leidinggevende vroeg op een gegeven moment “hoe denk je dat het gaat?”. Ik zei hem eerlijk dat het niet geweldig ging. Hij was het met me eens. Voor het eerst durfde ik toe te geven aan mezelf en aan een ander dat iets niet lekker liep.’ Welke klachten had je voordat je jezelf ziek meldde? ‘Door de spanning kreeg ik last van hyperventilatie. Het werd dan licht in mijn hoofd, dat voelde niet goed. De hele dag had ik daar dan last van op mijn werk. Het kostte me zoveel energie. Ik kreeg tintelingen in mijn benen en armen. Dat voelde echt niet gezond.’
[68]
Hoe lang ben je toen uit de roulatie geweest? ‘Ik heb een paar weken thuis gezeten. In overleg met mijn leidinggevende keerde ik niet terug in mijn eigen functie. Het leek ons beter dat ik een frisse start zou maken op een andere afdeling waarbij ik meer in contact zou staan met mensen. Ik kwam als recruiter terecht bij Human Resources. Dat ging beter. Doordat ik direct ergens anders aan de slag kon, voelde ik geen noodzaak om met een maatschappelijk werker of psycholoog te praten over wat er als functioneel ontwerper was mis gegaan. Nee, ik ging gewoon door alsof er niets gebeurd was en dacht dat het aan de werkomgeving lag. Hierdoor hoefde ik niet kritisch naar mijn eigen handelen en gedachten te kijken. In de tussentijd solliciteerde ik verder omdat mijn jaarcontract afliep. Nog voordat het contract eindigde, had ik een nieuwe baan als servicedeskmedewerker bij een ICT-bedrijf. Ik vond het fijn dat ik direct iets nieuws had en in
[69]
de tussentijd niet in de werkloosheidsuitkering belandde. Ook in mijn baan als servicedeskmedewerker bleef ik werken zwaar vinden. Er worden toch bepaalde dingen van je verwacht. Je probeert zo goed mogelijk aan dat plaatje te voldoen en dat gaf mij stress. Ondanks mijn inspanningen werd mijn jaarcontract wederom niet verlengd. Gelukkig vond ik binnen mum van tijd een nieuwe baan. Een halfjaarcontract als financieel administratief medewerker bij een gemeente. In mijn achterhoofd wist ik: “dit contract wordt ook niet verlengd”. Ik vond de functie bij voorbaat al niks, maar ik had een baan nodig. Op het werk voelde ik constant een zenuwachtig weeïg gevoel. Ik had last van mijn darmen waardoor ik veel naar het toilet moest. Ik vertelde dat aan mijn zus die huisarts is, zij adviseerde me een paar weken rust te nemen. Dat zetje had ik nodig. Toen meldde ik me ziek en maakte een afspraak met een psycholoog. Ik vond het erg
[70]
moeilijk mezelf weer ziek te melden. Het voelde als falen.’ Waarom vond je het zo moeilijk jezelf ziek te melden? ‘Als je je ziek meldt, ben je kwetsbaar. Er zit in mij een soort overtuiging van: “je werk moet je hoe dan ook doen, geen flauwekul”. Ik heb een enorm plichtsbesef. Op mijn 20e ben ik ooit met kinkhoest naar mijn stageadres gegaan terwijl ik thuis in bed hoorde te liggen. Het feit dat ik mezelf voor de tweede keer ziek meldde met spanningsklachten vond ik verschrikkelijk. In mijn hoofd waren mensen met psychische klachten aanstellers. Ik dacht altijd: “iets dat tussen de oren zit, dat is niks. Dat is niet belangrijk.” In mijn familie werd er voor mijn gevoel over mensen met psychische klachten minachtend gesproken. Meer met het idee dat die mensen zielig zijn. Ik wilde niet zielig zijn. Later ben ik gaan beseffen dat het wel
[71]
belangrijk is. Dat ik echt aan mezelf moest werken.’ Wat leverde het jou op om naar een psycholoog te gaan? ‘Ik vond het fijn dat ik mijn verhaal bij iemand kwijt kon, maar meer dan dat was het voor mij niet. Ik kreeg een tekst mee over assertiviteit die ik thuis kon doorlezen. Daar had ik helemaal geen zin in. Ik ben praktischer ingesteld. Ik leer door te ervaren en te doen. Dus die aanpak leverde mij niets op. Na vijf sessies ben ik gestopt.’ Joost deed ook andere dingen om te herstellen. ‘In die tijd ben ik veel gaan fietsen en fitnessen. Lichaamsbeweging deed mij goed. Op een gegeven moment zei de HRMmedewerker van de gemeente tegen mij: “het moet geen spelletje worden dat ziek zijn”. Daar schrok ik zo van. Voor mij was het geen spelletje. Ik heb het contract af laten lopen en ben me gaan oriënteren op mijn toekomst. Geen ICT, geen financiën. Die korte periode als recruiter was inspirerend geweest. Ik wilde een
[72]
carrièreswitch maken en werken in de reintegratie.’ Joost komt vervolgens anderhalf jaar thuis te zitten in de werkloosheidsuitkering. ‘In die periode voelde ik me minderwaardig, een niksnut. Ik was dertig jaar en had nog niets gepresteerd. Mijn zus had het voor elkaar; een man, een kind en een baan als huisarts terwijl ik werkloos thuis zat. Naar mijn idee was ik het zorgenkind van de familie en werd ik ook zo behandeld. Dat terwijl mijn ouders en mijn zus enorm hun best deden om mij te bereiken. Om mij in ieder geval tips en feedback te geven waar ik wat mee kon. Maar ik had een muur om me heen gebouwd en liet geen hulp toe. Ik draaide om mijn eigen ellende heen. Wilde het zelf oplossen en had geen zin in die goedbedoelde bemoeienis. Gedachten popten op: “zie je wel dat ik het niet red, dat ik het niet alleen kan”. Die onzekerheid speelde enorm toentertijd.’ Na maanden startte Joost met cognitieve gedragstherapie. ‘Die therapie heeft
[73]
mij uiteindelijk geholpen. Ik leerde mezelf te accepteren zoals ik ben. Dat wat je doet niets zegt over wie je diep van binnen bent. Ik hechtte te veel waarde aan een succesvolle carrière.’ Hoe zagen je dagen eruit in de eerste periode dat je thuiszat? ‘Ik zat regelmatig achter mijn pc te internetten. Ook sliep ik veel en dronk wel eens een glaasje alcohol te veel. Voor de rest deed ik weinig. Ik had niet veel energie en er kwam weinig uit mijn vingers. Ook ging ik de deur bijna niet uit. Hierdoor sprak ik weinig af met vrienden. Mijn ouders kwamen wel langs omdat ze bezorgd waren. Ik woonde in Den Haag en kende mijn buren en de omgeving nauwelijks. Ik was bang om naar buiten te gaan. Af en toe deed ik een boodschap of ging naar therapie, maar over het algemeen was ik aan het vereenzamen. Ook raakte ik snel overprikkeld. Dingen waren al gauw te druk en te veel voor me.’
[74]
Hoe ben je uit die situatie gekomen? ‘Nadat ik ruim een half jaar een uitkering had, besloot ik mezelf om te scholen. Ik startte met de hbo-opleiding re-integratieconsulent en vond een stageplek bij een re-integratiebureau. Dat was een nieuw begin. Na anderhalf jaar thuiszitten, vond ik een baan als reintegratieconsulent.’ Joost werkt nu alweer drie jaar in dat vakgebied. Heb je na die anderhalf jaar thuiszitten nog wel eens last gehad van overspannenheid? ‘Ja, het lijkt een jaarlijks terugkerend fenomeen. Ik heb de neiging te veel tegelijkertijd van mezelf te vragen. Afgelopen jaar volgde ik naast mijn 40-urige werkweek de opleiding tot senior re-integratiecoach. Ik begin daar dan heel enthousiast aan, zeg overal “ja” tegen. Die opleiding heb ik voortijdig moeten beëindigen, omdat de druk voor mij te groot werd. In eerste instantie wilde ik niet aan
[75]
mezelf en anderen toegeven dat het me niet lukte. Ik kwam weer een paar weken thuis te zitten.’ Dus eigenlijk luister je niet goed naar jezelf? ‘Dat klopt. Ik vind het nog steeds lastig om mijn eigen grenzen te bewaken. Dat blijft een valkuil. Alhoewel het me al veel beter afgaat dan jaren geleden. Ik sta steeds dichter bij mijn eigen gevoel, maar ik ben er nog niet. Het is echt moeilijk om goed naar jezelf en je lichaam te luisteren. Soms denk ik ook: “nou wordt het me te veel” en dan doe ik het en blijkt het wel mee te vallen. Ik kan voordat ik ergens aan begin te veel piekeren. Het moeilijker maken dan het is. Dan zijn er een heleboel angsten.’ Wat voor angsten? ‘Dat iets me niet lukt of het weer mis gaat. Dan ben ik bang nog een keer overspannen te worden en me weer ziek te moeten melden. Als
[76]
je een paar keer bent uitgevallen, word je voorzichtiger.’ Wat is daar zo erg aan als iets niet lukt? ‘Dan heb ik het gevoel dat ik faal. Op dit moment denk ik bijvoorbeeld: “als ik maar niet mijn vaste baan kwijtraak want ik heb een koophuis”. Er zijn veel mensen die momenteel hun werk verliezen en hun huis uit moeten. Dan moet ik hulp aan mijn ouders vragen en daar word ik niet vrolijk van. Of ik denk: “ik ben niet goed genoeg”. Misschien zijn het geen reële angsten. Mijn leidinggevende is tevreden over me, maar soms ben ik bang dat het uiteindelijk toch niet goed genoeg is en ik ontslagen word.’ Aan welke signalen merk je dat het weer de verkeerde kant op gaat? ‘Angst en onrust. Prikkelbaar of gespannen. Ik heb dan de neiging te schreeuwen of te huilen. Het moet er dan echt even uit. Op zo’n moment weet ik dat ik een stapje terug moet doen en mijn rust moet pakken.’
[77]
Hoe probeer je voor jezelf rust te creëren en balans te houden? ‘Door op tijd te stoppen met werken en niet ’s avonds nog met werk bezig te zijn. Als ik me niet meer kan concentreren, stop ik ook met werken. Jammer dan dat ik die dag niet acht uur productief ben geweest. Daarnaast probeer ik elke week te sporten en af te spreken met vrienden en familie, zodat ik me niet alleen maar bezighoud met mijn werk, maar ook met andere dingen.’ Welke karaktereigenschappen van jou leiden tot overspannenheid? ‘Ik ben veel te meegaand. Hierdoor ben ik enerzijds flexibel, maar anderzijds geef ik daardoor richting collega’s, leidinggevenden, klanten en anderen niet goed genoeg mijn grenzen aan. Ik zeg geen “nee” en sta dan mijn mannetje niet. Ook ben ik heel gevoelig voor sferen. Als er ergens weerstand is, merk ik dat
[78]
meteen. Ik trek het mezelf te persoonlijk aan. Dan doe ik er alles aan om de sfeer weer goed te krijgen. Dat is vermoeiend. In de eerste jaren dat ik werkte, ging ik als het niet lekker liep weer op zoek naar een andere baan. Ik durfde de confrontatie niet aan te gaan met mezelf en met anderen. Het verschil tussen toen en nu is dat ik er nu wel doorheen ga. Niet vertrekken, maar zorgen dat het opgelost wordt. De discussie met iemand aangaan en mijn eigen mening uiten, want die doet er toe. Als ik nooit zou zeggen wat ik vind, dan weet een ander ook niet wat hij aan mij heeft.’ Je hebt veel geleerd de afgelopen jaren. Waar sta je op dit moment? ‘Nu ik de opleiding tot senior re-integratiecoach voortijdig beëindigd heb, denk ik nog steeds dat ik moet presteren. Ik zou moeten genieten van mijn vrije tijd, maar in plaats daarvan ben ik onrustig. Op de één of andere manier lijkt het alsof ik geen gebruikmaak van die vrije uren. Ik
[79]
heb het idee dat ik weer iets nieuws moet aanpakken. En voel me een beetje nutteloos nu ik de opleiding niet gehaald heb. Dat zegt wel iets over mij, dat ik mezelf nog niet goed genoeg vind als ik niet presteer. Ik vind het nog steeds lastig om fouten te maken.’ Wat zou je andere jonge mensen met spanningsklachten willen meegeven? ‘Blijf dicht bij jezelf. Vertrouw op je eigen gevoel. Volg je hart en durf voor jezelf te kiezen. Dat wat jij graag wilt doen, ga daar voor! En bewaak je eigen grenzen, kom voor jezelf op en laat je niet belemmeren door negatieve gedachten en angsten. Ikzelf vind dat ook nog lastig. Sinds een tijdje ben ik bezig met spiritualiteit. Dat helpt mij enorm, zeker omdat ik behoorlijk sensitief ben. Ik voel dat ik op de goede weg ben. Te lang ben ik bezig geweest met overleven, nu is het tijd om te leven.’
[80]
‘DAT IK QUA WERK GEFAALD HEB, BOEIT ME MINDER. MAAR DAT MIJN SOCIALE LEVEN AFGENOMEN IS, VIND IK HEEL ERG’ Het is bijna een jaar geleden dat Sophie (toen 29 jaar) zich ziek meldde op haar werk. Al twee jaar had ze last van hevige migraine, hoofdpijn, stijve nek, pijnlijke schouders, oververmoeidheid, duizeligheid en huilbuien. In de laatste maanden voordat ze uitviel, werden de klachten erger en kwamen er steeds meer bij. Ook haar sociale leven nam af. Ze sprak in het weekend en na het werk steeds minder vaak af met mensen, omdat ze er geen energie meer voor had. Sophie kreeg een burn-out toen ze fulltime werkte als research consultant bij een commercieel onderzoeksbureau.
[81]
Inmiddels werkt Sophie weer de helft van de week als research consultant bij het onderzoeksbureau. De andere helft werkt ze als projectmedewerker bij een andere organisatie. Ze heeft er bewust voor gekozen om tijdelijk, een half jaar lang, parttime bij een andere werkgever aan de slag te gaan. ‘Over twee maanden “moet” ik weer fulltime aan de slag bij het onderzoeksbureau. Ik vind het spannend hoe dat zal gaan. Ik hoop dat ik niet weer in dezelfde valkuilen trap. Het liefste zou ik een nieuwe start maken bij een ander bedrijf. Maar de banen liggen niet voor het oprapen en ik weet ook niet precies wat ik dan liever zou willen doen’. Kun je het moment beschrijven toen je een burn-out kreeg? ‘Bij mij is het heel geleidelijk gegaan. Het is er ingeslopen. Een belangrijk moment was een gesprek met twee vriendinnen waarin ik voor de zoveelste keer in huilen uitbarstte. Het was op
[82]
een vrijdagavond. Zij hebben toen op mij ingepraat, dat het zo niet langer meer kon. Ik dacht dat ik het allemaal nog zelf op kon lossen. Al een hele tijd was ik bezig om allerlei oplossingen te bedenken om mijn problemen aan te pakken. Maar concrete veranderingen kwamen er niet. Mijn vriendinnen waren heel stellig “zeg die baan gewoon op of meld je ziek en ga rustig verder kijken”. Beiden bleven ze dat maar herhalen. Juist omdat ik die vriendinnen niet dagelijks zag, drong hun boodschap tot me door. De volgende dag was ik bij mijn ouders. Ik vertelde hen dat ik weg wilde bij mijn werkgever. Mijn moeder verklaarde me voor gek “je moet nooit een vaste baan opzeggen. Dat doe je toch niet in deze tijden, dat is echt dom”. Ik werd zo kwaad op haar “jij weet niet hoe het is om te werken en om zo gestrest te zijn”. Mijn moeder heeft wel ooit gewerkt, maar is daarmee gestopt op het moment dat ze zwanger werd van mij. Samen met mijn vriend Rachid besloot ik om me na het
[83]
weekend ziek te melden in plaats van mijn baan op te zeggen. Op het moment dat ik ziek thuis kwam te zitten, besefte ik pas wat er aan de hand was. Doordat ik niet meer vierentwintig uur per dag, zeven dagen per week met werk bezig hoefde te zijn, viel er letterlijk en figuurlijk een last van mijn schouders af.’ Waardoor heb je een burn-out gekregen? ‘Als gevolg van jarenlange spanningen en problemen op het werk in combinatie met de manier waarop ik in elkaar zit. Bij het onderzoeksbureau was het één grote chaos en ik probeerde dat te structureren. Mijn leidinggevende, de eigenaar van het onderzoeksbureau, is een chaoot ten top. Hij was totaal niet betrokken bij zijn werknemers en ondersteunde ons ook niet. De werkdruk was hoog en er was geen organisatiestructuur. Er werd veel ad hoc gewerkt met onmogelijke deadlines. Daarbij betekende het werk alles voor mij. Het was mijn houvast, ik vond het
[84]
heel belangrijk. Het maakte me niet uit of ik acht of elf uur op een dag moest werken. Ik deed het met plezier en vol enthousiasme, maar ook omdat ik me ontzettend verantwoordelijk voelde. Van nature ben ik een streber en dat uitte zich ook op de werkvloer. Ik wilde graag dat de dingen goed gebeurden. Ik nam te veel hooi op mijn vork. Ik durfde werk ook niet altijd uit handen te geven aan collega’s. Niets ten nadele van mijn fantastische collega’s, maar omdat ik er het langste werkte, had ik er ook de meeste ervaring. Het was me al vaker overkomen dat ik dingen uit handen had gegeven en ze dan achteraf weer moest herstellen, wat uiteindelijk veel meer tijd kostte. Daarnaast signaleer ik snel waar situaties misgaan en doorzie ik op wat voor manier dit verbeterd kan worden. Dat is een kwaliteit, maar daarin kun je ook doorslaan, omdat je dan alles wilt verbeteren. Ik zag het bijna als mijn missie om de organisatie te “redden” uit de chaos.’ Sophie had naast haar onderzoekswerk
[85]
ook veel andere taken en verantwoordelijkheden. Door de kleine ongestructureerde organisatie waarin zij werkte, was het niet duidelijk welke verantwoordelijkheden bij wie lagen. ‘Op een gegeven moment werd ik echt overal bij betrokken. Van lopende onderzoeksprojecten, offerteaanvragen, aanbestedingen, acquisitie tot aan de ondersteunde zaken zoals marketing, huisvesting, ICT, het inwerken van nieuwe medewerkers en bedrijfsleiding. Ik was er zelfs een beetje trots op om zo’n “workaholic” te zijn.’ Sophie probeerde daarnaast ook haar werkgever op te voeden om duidelijke werkafspraken te maken, deze na te komen en geen gouden bergen te beloven aan opdrachtgevers. Ondanks dat probeerde ze altijd een oplossing te bedenken om alsnog de onrealistische beloftes van haar werkgever, zoals offertes tegen een te laag uurtarief en weinig uren waar te kunnen maken. ‘Ik zette alles op alles om deadlines te halen. Ook als ik
[86]
daarvoor ’s nachts door moest werken. Daarnaast ontwikkelde ik sjablonen, standaard werkinstructies en implementeerde simpele slimme dingen om meer in minder tijd te kunnen doen. Efficiency was mijn oplossing voor alles wat er mankeerde binnen de organisatie.’ Sophie werkte steeds harder en meer uren om aan de verwachtingen te kunnen voldoen. Uiteindelijk kwam ze in het managementteam. Hierdoor kreeg ze nog meer verantwoordelijkheden. Wat voor persoon is jouw leidinggevende/ werkgever? ‘Mijn werkgever is een hele goede netwerker, maar hij heeft geen tijd voor zijn werknemers. Functioneringsgesprekken worden bijvoorbeeld tien keer uitgesteld. Hij zet nooit zijn telefoon uit tijdens een vergadering, want stel je voor dat er een oproep gemist wordt met een mogelijke opdracht. Medewerkers worden naar mijn mening niet serieus genomen door hem.
[87]
Hij vindt het volgens mij vervelend om met werknemers bezig te zijn. Zo hoorde een aantal collega’s op de laatste dag van hun contract dat zij geen verlenging kregen. Dat kan echt niet vind ik! Mijn werkgever is wel een ondernemer, maar geen leidinggevend figuur. Hij heeft veel leuke ideeën, maar daardoor ook elke keer een ander idee wat uitgevoerd moet worden. Hij maakt nooit iets af. Ook draagt hij alles incompleet over. Dan krijg je bijvoorbeeld een e-mail met wat vage hersenspinsels en enkele steekwoorden en met die summiere informatie moet je een offerte zien te maken. Overigens doet hij dat niet bewust, hij denkt dan echt dat hij het heeft overgedragen.’ Nam je het werk mee naar huis? ‘Ja, er waren voor mij geen grenzen meer op werkgebied. Qua uren niet, qua hoeveelheid werk niet en ook qua werktijden niet. Ik nam het werk ook geestelijk mee naar huis en was altijd aan het malen. Ik kwam thuis en viel
[88]
meteen op de bank in slaap. Dan maakte Rachid me wakker om te gaan eten. Als ik dan nog een afspraak had, zei hij die voor me af, dat lukte mij niet eens meer, zo moe was ik. Of ik zat als een zombie continu thuis e-mails te checken. Ik was vaak nog tot diep in de nacht bezig. Ik kon ook niet goed slapen, het is vaak genoeg gebeurd dat ik badend in het zweet wakker schrok. Ook werd ik uren voordat mijn wekker ging wakker, terwijl ik normaal gesproken een hele goede slaper ben. Ik was zowel bewust als onbewust voortdurend met werk bezig. Vaak genoeg werd ik ’s avonds door mijn werkgever gebeld. Hij was niet heel complimenteus, maar als hij ’s avonds belde, kreeg ik het gevoel dat ik toch belangrijk was. Of ’s nachts gebeurde het ook wel eens dat ik nog met hem aan het mailen was. Ik vond het dan bijna bijzonder dat we allebei nog aan het werk waren. Alsof je een gezamenlijke missie hebt.’
[89]
Hoe merkte je dat het de verkeerde kant op ging met jou? ‘Al mijn energie ging op aan het werk. Ik leek wel verslaafd. Toen ik vlak voor mijn uitval de toenemende stroom aan offertes, nieuwe ideeën en opdrachten niet meer leek te overzien en soms tegengas gaf aan mijn werkgever, merkte ik dat ik minder gewaardeerd werd door hem. Ik was ineens degene die beren op de weg zag en niet zo moeilijk moest denken. Had ik mezelf daarvoor jarenlang tweehonderd procent gegeven?’ Al twee jaar voordat Sophie uitviel, had zij klachten zoals oververmoeidheid, slapeloosheid en migraine. In de tussentijd werden de klachten erger en kreeg zij er steeds meer bij. ‘In mijn privéleven werd ik prikkelbaar en kortaf. Ik viel uit naar Rachid om het minste of geringste. Steeds vaker kreeg ik woedeuitbarstingen, waarna ik me weer schuldig voelde tegenover hem. Ik was heel emotioneel en had last van huilbuien thuis, op het werk of
[90]
in het openbaar in de supermarkt of op de fiets terug naar huis. Op het werk zat ik op de wc mijn tranen te drogen. In de laatste weken voor ik uitviel begon ik na een dag werken, zodra ik Rachid zag, te huilen. Ook kreeg ik hartkloppingen als ik bepaalde e-mails ontving van mijn werk. Als ik bijvoorbeeld bezig was om een deadline te halen en er dan ineens nieuwe dingen op mijn bordje bij kwamen, die diezelfde dag ook af moesten zijn.’ Hoe zat het met je sociale contacten? ‘Al een paar jaar voordat ik uitviel, is mijn sociale leven veel kleiner geworden. Feestjes of afspraken zei ik regelmatig af. Ik zette het dan in mijn hoofd weg als “vandaag komt het even niet goed uit. Nu heb ik het gewoon te druk op het werk. Volgende week ben ik wel weer energiek genoeg om dat te kunnen”. Maar dat was natuurlijk helemaal niet zo. Ik dacht al heel lang “nu even niet”. Nog steeds staat mijn sociale leven op een laag pitje. Dat is iets wat ik
[91]
heel erg vind. Iedere dag neem ik me opnieuw voor “vanaf nu ga ik normaal en sociaal doen” “vanaf nu ga ik een leukere vriendin voor Rachid zijn”. Soms weet ik ook niet zo goed wat nou van die burn-out komt of wat gewoon bij mijn karakter hoort.’ Had jij zelf niet in de gaten dat het de verkeerde kant op ging? ‘Wel qua sociale contacten, maar minder qua werk. Dat werk is ook zo mijn hobby of passie eigenlijk. Het voelde als mijn eigen organisatie, zodat ik er alles aan deed om de dingen zo goed mogelijk te laten verlopen. Wat dat betreft is workaholic wel een typerende term. Het is echt verslavend om zo met werk bezig te zijn. Zeker omdat het zo’n kleine organisatie is en ik zoveel verantwoordelijkheid had. Ik wist gewoon dat als ik de dingen niet deed, dat niemand ze deed. Binnen het onderzoeksbureau was er veel verloop van personeel. Mensen die al snel weer
[92]
een andere baan gingen zoeken, omdat ze het gewoonweg niet volhielden daar.’ Kun je iets vertellen over dat grote personeelsverloop? ‘In drie jaar tijd heb ik drie volledige teams zien komen en gaan. Na drie jaar werken, was ik degene met de meeste ervaring. Als er nieuwe medewerkers werden aangenomen, waren dat vaak net afgestudeerden die nog niets wisten van onderzoekswerk. Ook een aantal van mijn oud-collega’s hebben een burn-out gehad. Er zijn collega’s geweest die op tijd aangegeven hebben dat zij bij zichzelf voelden aankomen dat zij op instorten stonden. Zeker de helft van de mensen die is weggegaan, heeft dat aangegeven. Die hebben het niet zover laten komen.’ Waarom heb jij het wel zover laten komen? ‘Misschien omdat ik toch meer dan gemiddeld betrokken ben. Mijn werkhouding wordt
[93]
gekenmerkt door grenzeloos enthousiasme, gedrevenheid en een combinatie van perfectionisme met een enorm verantwoordelijkheidsgevoel. Met andere woorden, ik wil het goed doen en de dingen oplossen. Daarbij ben ik heel gevoelig voor de waardering van anderen. Ik denk dat ik daardoor niet, zoals andere collega’s, op tijd opgestapt ben. Ik heb in die tijd niet eens naar ander werk gekeken. Ik ben heel trouw en loyaal aan een werkgever. Ook denk ik dat ik het onbewust fijn vond dat ik belangrijk gevonden werd. Collega’s die dingen aan mij kwamen vragen als ze ergens niet uitkwamen. De werkgever die zo nu en dan op zijn manier liet merken dat hij mijn werk waardeerde. Nadat ik thuis zat, zijn er nieuwe werknemers bij gekomen. Die weten niet eens dat ik in het managementteam zat en er al het langst werk. Die zien mij twee dagen per week. Ik ga ook niet zeggen “hoi jongens, ik was hier vroeger belangrijk”. Soms vind ik dat wel lastig.’
[94]
Hoe zagen je dagen eruit toen je thuis zat? ‘Ik deed vrij weinig. Ik sliep vooral veel. Ongeveer één keer per week ging ik naar de supermarkt. Dat was een hele opgave voor mij. Ik weet nog goed dat de huisarts zei dat ik leuke dingen moest gaan doen. Die intentie was er wel, maar het lukte me simpelweg niet. Wandelen deed ik ook niet veel. Het voelde wel fijn als ik het deed, maar het lukte me niet structureel. Alles leek in slow motion te gaan en voor ik het wist was de dag al om en was Rachid alweer thuis van zijn werk. In de periode dat ik ziek thuis zat, sliep ik wel goed. Ook piekerde ik veel minder.’ Heb je professionele hulp gehad? ‘Ik heb alleen intakegesprekken bij de psycholoog gevoerd. Daar moest ik een vragenlijst invullen. Die ging ik natuurlijk zelf lopen analyseren. Een hele irritante eigenschap van mij. Het traject met de psycholoog is nooit
[95]
doorgezet. Dat komt omdat het een half jaar heeft geduurd voordat mijn werkgever getekend had om het traject te vergoeden. Na een half jaar zat ik alweer in een andere fase van mijn herstel en was de behoefte aan begeleiding voor mij afgenomen. De situatie was veranderd; het ging alweer wat beter.’ Je hebt het traject met de psycholoog niet doorgezet. Had je het idee dat je daar geen baat bij zou hebben? ‘Ik twijfelde heel erg. Ik was niet volledig overtuigd van het nut daarvan. Ik dacht destijds “ik doe wel een cursus mindfullness”, maar dat heb ik uiteindelijk niet meer gedaan. Ik heb ook het idee dat zo’n traject bij een psycholoog bij mij niet werkt. Ik ga dan zelf lopen analyseren welke strategieën en gesprekstechnieken zo’n psycholoog hanteert.’
[96]
Heb je jezelf ander gedrag aangeleerd of andere gedachten? Of zijn er dingen die je nu anders doet? ‘Ik heb het idee dat ik gewoon doorga op de oude voet. Behalve dat ik nu bij het onderzoeksbureau meer afstand neem, omdat ik daar nu parttime werk en ik niet meer in het managementteam zit. Bij mijn nieuwe tijdelijke werkgever merkte ik laatst ook dat ik te betrokken was en als enige tot negen uur ’s avonds op kantoor zat te stressen. Ik kreeg thuis weer huilbuien en kon nergens anders over praten. Als ik eerlijk ben, denk ik dat ik niks veranderd heb. Ik vind dat wel een enge constatering, omdat ik denk dat ik het daardoor nog een keer kan krijgen. Ik heb ook ergens gelezen dat twintig procent van de mensen die een burn-out heeft gehad weer terugvalt. Natuurlijk hangt het ook wel af van de organisatie waar je werkt. Bij mijn nieuwe organisatie is alles gestructureerder. Daar kreeg
[97]
ik laatst van collega’s te horen dat ik best wel een stapje terug mocht doen.’ Ben je bang om opnieuw een burn-out te krijgen? ‘Ja, dat ben ik zeker. Vooral ook omdat ik binnenkort weer fulltime moet gaan werken bij het onderzoeksbureau. Soms denk ik dat ik misschien maar een kind moet nemen, en enkele paarden en een hond en me daarmee bezig moet houden in plaats van met werk. Elke dag denk ik “ik ga de dingen anders aanpakken”. Dan neem ik me voor om beter voor mezelf te gaan zorgen, te ontbijten, de rest van de dag goed te eten en te drinken, te sporten, sociale dingen te doen, met vriendinnen af te spreken en een leuke vrolijke vriendin te zijn voor Rachid. Maar zoals vandaag heb ik maar één kopje koffie gedronken op de hele dag. Ik zorg niet goed voor mezelf. Ik denk er niet aan. In mijn gedachten ben ik al veel verder in de dingen die ik doe, maar het komt
[98]
niet overeen met de werkelijkheid. In mijn hoofd ben ik een ander persoon dan ik daadwerkelijk ben of wil zijn.’ Hoe reageerden andere mensen op jouw situatie? ‘Ik dacht zelf dat mensen geschrokken zouden zijn of het raar zouden vinden, maar iedereen had het wel aan zien komen behalve ikzelf. Rachid en mijn vriendinnen hebben me ook regelmatig een spiegel proberen voor te houden. Alleen goede vriendinnen en mijn familie weten ervan. Rachid, mijn ouders en mijn vriendinnen maakten zich wel zorgen om me. Mijn ouders proberen me echt te ondersteunen. Mijn vader heeft zelf ook in een kleine commerciële organisatie gewerkt en herkent veel van mijn werksituatie. Het helpt om er met hem over te praten, dat relativeert. Voor mijn moeder is het minder herkenbaar, maar ook zij doet haar best om me te helpen. Ik heb niet de behoefte om het aan iedereen te
[99]
vertellen. Ik vind het ook lastig om er écht over te praten. De grote lijnen zijn geen probleem, maar wat ik echt voel is een ander verhaal. Het is nu bijna een jaar geleden en mensen verwachten ondertussen ook dat het weer helemaal goed met mij gaat, terwijl ik nog altijd aan het herstellen ben. Met mijn oud-collega’s kan ik er goed over praten. Daar heb ik veel steun aan. Zij zeiden wel “je had eerder moeten stoppen”. Zij gaven aan “iedereen valt in die situatie om, het heeft niks met jou te maken”. Zij vonden het juist wonderlijk dat ik het zolang volgehouden heb. Zij typeren mij als een “niet stressvol persoon”. Maar ik denk dat ik op het werk sterker ben overgekomen dan ik daadwerkelijk ben.’ Schaam je je voor jouw burn-out? ‘Ik schaam me niet heel erg voor mijn burn-out. Veel mensen van onze generatie weten ook wel wat het is. Wel schaam ik me voor gênante sociale situaties. Bijvoorbeeld als ik bij een
[100]
feestje ineens wegloop of wanneer ik me in gezelschap van anderen ongemakkelijk voel.’ Vertel je het tijdens een sollicitatie? ‘Nee, ik heb het niet verteld tijdens het solliciteren naar de tijdelijke functie van projectmedewerker. Dat komt omdat ik denk dat ik dan nooit aangenomen was. Mij lijkt dat ook logisch, omdat een organisatie dan veel meer risico loopt dat iemand uitvalt en dat brengt extra kosten met zich mee. Na mijn uitval heb ik meerdere sollicitatiegesprekken gehad. Tijdens die gesprekken komt de factor stress altijd ter sprake. Ik draai daar dan wel omheen. Ik zeg dat ik wel eens gestrest ben voor deadlines, maar dat ik dan juist harder ga werken en extra gedreven ben om deadlines te halen. Ik draai het dan naar het positieve.’ Wat vind je ervan dat dit jou overkomen is?
[101]
‘Ik denk dat het goed is dat het nu al gebeurd is. Niet dat ik actief bezig ben om de kern van het probleem aan te pakken, maar ik heb wel geleerd van de situatie. Ik weet nu dat ik gevoelig ben voor stress en ik zou daar iets aan kunnen doen. Ik zit niet in een slachtofferrol “wat erg dat dit mij overkomen is”. Ik vind het ook vooral fijn dat die nare periode achter de rug is.’ Heb je het idee dat je gefaald hebt? ‘Ik was aan de ene kant wel teleurgesteld in mijzelf, maar aan de andere kant ook trots dat ik de stekker uit het werk heb getrokken. Het zit in mijn aard om juist nog verder door te gaan. Dus eerlijk gezegd vind ik het ook wel goed van mezelf dat ik het niet nog verder uit de hand heb laten lopen en uiteindelijk zelf heb gezegd “nu stop ik ermee”. Ik begrijp wel dat het mij is overkomen. Ik wil goed gevonden worden. Het liefste wil ik gezien worden als de slimste en beste werknemer. Het doet wel zeer dat ik dat nu niet meer ben, zeker bij het
[102]
onderzoeksbureau. In de tijd dat ik thuis zat, voelde ik me wel mislukt. Dat je niet eens meer naar de supermarkt kunt, terwijl je daarvoor bijna een heel bedrijf hebt aangestuurd.’ Waarom wil jij de beste werknemer zijn? ‘Misschien toch de waardering die je dan krijgt. Dat anderen je de moeite waard en belangrijk vinden.’ Waar sta je op dit moment? ‘Ik werk sinds vier maanden weer fulltime. Ik heb in totaal vier maanden volledig thuis gezeten en daarna ben ik het werken gaan opbouwen. Halverwege het re-integreren kwamen de klachten weer terug, doordat ik bij het onderzoeksbureau geen aangepaste werkzaamheden kreeg. Ik werd meteen weer bij allerlei ingewikkelde projecten betrokken. Zij gaven me wel minder werk, maar nog steeds evenveel verantwoordelijkheden. Dat werkt natuurlijk niet. Dan blijft de druk nog steeds
[103]
groot.’ Samen met de arbo-arts besloot Sophie om het toch weer rustiger aan te doen. ‘Waar ik me nog steeds schuldig over voel is dat ik niet die leuke, spontane, energieke en enthousiaste vriendin kan zijn voor Rachid. Hij verdient zoveel beter! Maar het gaat, bij vlagen, gelukkig steeds beter. Het ergste vind ik nog dat ik Rachid en onze vriendenkring ernstig heb verwaarloosd om te kunnen blijven presteren op het werk. Op dit moment zou ik niets liever willen dan een normaal sociaal leven, waarbij werk een bijzaak is en ik de energie heb om leuke, gezellige dingen te doen met hechte vrienden. Maar met mijn sociale angsten, belfobie en aanhoudende vermoeidheid, die ik over heb gehouden aan deze periode is dat niet zo vanzelfsprekend en makkelijk. Onlangs ben ik 30 jaar geworden. Het liefste zou ik een knalfeest gegeven hebben. Maar ik durfde niet. Stel je voor dat ik een paniekaanval zou krijgen op mijn eigen feestje? Of stel je voor dat er
[104]
(bijna) niemand op zou komen dagen! Ik zou me echt schamen ook voor hoe klein mijn vriendenkring nu is. Tegenover anderen zeg ik dat ik mijn verjaardag gewoon niet zo belangrijk vind om te vieren, maar ondertussen denk ik daar dus heel anders over. Ik ben wel heel dankbaar voor de echte vrienden die zijn overgebleven na deze periode. Bijzonder ook dat je niet van tevoren in kunt schatten welke vriendschappen zo’n periode wel of niet zullen doorstaan.’ Wat heeft Rachid de afgelopen periode voor jou betekend? ‘In alle opzichten is en was hij voor mij heel belangrijk. Het is een enorme knuffelbeer. Als ik in huilen uitbarstte, kon ik altijd bij hem terecht. Ook heeft hij veel dingen voor me opgevangen. Hij deed op een gegeven moment alles. Schoonmaken in huis, koken, afwassen, onze financiën en hij smste en belde mijn vriendinnen en nog veel meer. Nu is dat weer
[105]
anders en doe ik meer zelf. Wat ik wel heel erg vind, is dat ik bijna nooit ergens mee naartoe wil. Gewoon omdat ik me dan niet op mijn gemak voel. Ik ga bijna nooit mee naar zijn vrienden. Ik bedenk van tevoren allerlei negatieve scenario’s, die kunnen gebeuren als ik wel mee zou gaan. Het is wel eens voorgekomen dat we een vriendenweekend hadden en halverwege de heenreis toch maar weer naar huis zijn gegaan, omdat ik niet meer durfde. Dat soort dingen zijn voor hem heel vervelend. Want hij wil juist dat ik meega. Hij vindt het leuk om onder de mensen te zijn, maar zegt afspraken af voor mij. Ik zeg dan wel dat hij gewoon moet gaan, maar liever heb ik natuurlijk dat hij bij mij blijft. Dat merkt hij ook. Soms blijft hij bij mij thuis en soms ook niet. Als hij toch gaat, voelt hij zich daarna schuldig tegenover mij en als hij thuis blijft, voel ik me schuldig richting hem. De hele situatie beperkt hem ook en dat vind ik heel erg. Hij heeft mij leren kennen als een spontaan persoon die
[106]
nooit moeilijk deed. Maar als ik nu een beer op de weg zie, gaat het hele “feest” gewoon niet door. Ik zeg soms tegen hem dat ik er niet van sta te kijken als hij bij mij weg zou gaan.’ Hoe reageert Rachid daar dan op? ‘Dat vindt hij niet leuk om te horen. Hij heeft er geen boodschap aan volgens mij. Ik ben daar soms wel bang voor. In die zin vind ik wel dat ik gefaald heb. Niet op het gebied van werk, dat boeit me veel minder, maar juist dat mijn sociale leven op zo’n laag pitje is komen staan en ik niet zo’n leuke vriendin voor Rachid ben. Het geven en nemen is bij ons niet in evenwicht. Het verbetert gelukkig wel. Voor mij is de drempel heel laag om me bij Rachid kwetsbaar op te stellen. Dat is op zich goed, maar daardoor word ik nooit gedwongen om dingen tóch te doen. Onlangs ben ik drie weken met twee vriendinnen naar India geweest en dat ging heel goed. Ik doe dan van alles. Ik kan dan niet de hele tijd aangeven dat ik me niet
[107]
goed voel. Ik moet me eroverheen zetten en dan lukt het ook. Reizen is een passie van me. Op de bonnefooi zomaar een niet-toeristisch land ontdekken en me geheel onderdompelen in een andere wereld vind ik heerlijk! Ik kijk alweer uit naar een volgende lange reis. Wat mij betreft gaan we jaren weg. Alhoewel ik me soms wel afvraag of het echt een passie is of een uitvlucht van het werkende leven hier. Het heeft me veel moeite gekost om mijn leven na mijn burn-out weer op de rails te krijgen. Nu ik geen “levenswerk” meer heb in mijn baan ben ik ook een beetje de weg kwijt in het leven. Ik ben mijn houvast kwijt en vergeten wat ik ook alweer écht leuk vind. Iedere dag maak ik in mijn hoofd plannen, maar het ontbreekt me nog aan de daadkracht en energie om er echt weer iets van te maken. Er staat nog zoveel op mijn lijstje, maar er wordt vooralsnog niet veel afgestreept.’ Wat wil je andere jonge mensen zeggen?
[108]
‘Zelf denk je dat jouw situatie anders is en je het zelf wel kan oplossen. Ik dacht dat ook. Maar misschien is het wel echt zo dat zodra andere mensen zoals je vrienden, familie of collega’s zeggen dat het zo niet meer langer kan, het ook echt niet meer langer zo door kan gaan. Zij zien het soms helderder dan jijzelf. Mensen om mij heen hebben me geprobeerd te waarschuwen en een spiegel voor te houden. Ikzelf had daar weinig boodschap aan, maar achteraf denk ik dat het de moeite waard was om die signalen serieus te nemen. Misschien kun je er toch wel op vertrouwen dat andere mensen je op dat gebied beter kennen dan jij jezelf kent. Misschien kun je in zo’n situatie ook niet meer goed genoeg naar jezelf luisteren omdat je er zo diep in zit.’ Een gedicht van Channa Horn uit Amsterdam dat Sophie tegen kwam in de krant en haar hoop geeft, wil ze graag delen:
[109]
Mijn weg is weg, geen zicht geen uitzicht Alleen en niet verloren met ervaring dat wegen weer ineens opdoemen vanuit de mist, maar mis mijn weg nu wel vreselijk
[110]
OORSPRONG VAN EEN BURN-OUT De werkhouding van de young professionals in deze bundel wordt onder meer gekenmerkt door perfectionisme en een enorm groot verantwoordelijkheidsgevoel. Ze werkten hard, stelden hoge eisen aan zichzelf, probeerden alles zo goed mogelijk te doen, gaven hun grenzen niet goed aan en zeiden geen “nee”. Ze vergaten rust te nemen voor zichzelf en signaleerden de stress-signalen van hun lijf niet. Waarom is het zover gekomen dat hun lijf en hun geest aan de noodrem moesten trekken? Waarom zijn juist zij uitgevallen? Waarom handelden ze zo? Wat was hun motief? Wat ik gezien heb bij de ervaringsdeskundigen is dat zij vaak kritisch zijn richting zichzelf. Ze mogen van zichzelf geen fouten maken en niet falen. Het komt er op neer dat zij vanuit hun verleden of door onze maatschappij of door iets in zichzelf onbewust zijn gaan geloven dat zij
[111]
moeten presteren. De verhalen van de ervaringsdeskundigen komen veelal in de kern hier op uit: erkenning en waardering willen van anderen zoals we dat zagen bij de verhalen van Sophie en Hanna. Of zichzelf alleen waardevol vinden als er wordt gepresteerd zoals bij Kristel, Marieke en Anouk. Of zichzelf nooit goed genoeg vinden zoals bij Joost en bij mijzelf. Uit de manier van herstellen van de ervaringsdeskundigen blijkt dat het belangrijk is om de kern van het probleem oftewel het motief van het handelen te achterhalen om vervolgens nieuwe gedachtenpatronen en ander gedrag te kunnen ontwikkelen. Een psycholoog kan hierbij helpen! Een psycholoog kan helpen om inzicht te krijgen in het motief van handelen, om terug te gaan naar de oorsprong. Uit de verhalen van de ervaringsdeskundigen blijkt dat het helpt om naar een psycholoog te gaan. We zien namelijk dat de young professionals die naar een
[112]
psycholoog zijn geweest andere gedachtenpatronen en ander gedrag hebben ontwikkeld. Zij hebben zichzelf kwetsbaar op durven te stellen. Uiteraard is het niet zo dat die personen niet meer in hun eigen valkuilen trappen. Ze zijn zich er echter wel eerder van bewust als ze in een valkuil trappen en pakken situaties anders aan dan voor hun burn-out. Als je perfectionistisch bent, zal je altijd perfectionistisch blijven, maar met hulp van een psycholoog kun je jezelf andere gedachtenpatronen aanleren om er voor te zorgen dat je niet meer doorschiet in dat perfectionisme. Bij de ervaringsdeskundigen die geen begeleiding hebben gehad zoals bij Sophie en Rob zie je dat zij op de “oude” voet verder gaan.
[113]
‘IK WAS BANG DAT IK EEN HARTAANVAL HAD’ Menno is jaren geleden overspannen geraakt en kwam thuis te zitten. Nu zit hij voor de tweede keer thuis, deze keer met een burn-out. ‘De eerste keer heb ik het probleem niet goed aangepakt. Ik heb alleen gezocht naar afleiding, zonder daadwerkelijk te werken aan de oorzaak van het probleem.’ Menno werkte jarenlang naast zijn studie Commerciële Economie voor het communicatiebureau van zijn ouders, totdat hij overspannen raakte. Het samenwonen met zijn vriendin Eva, het afstuderen voor zijn studie en de ongestructureerde werkwijze van zijn vader kostten hem zoveel energie, dat het hem te veel werd. Na een aantal jaren als ZZP-er in de marketing te hebben gewerkt, zit hij momenteel voor de tweede keer thuis, maar nu met een
[114]
burn-out. ‘Jaren geleden merkte ik dat het niet goed met me ging. Ik was vooral kwaad op mijn vader en kon mijn woede richting hem niet meer tegenhouden. Het enige wat ik deed was schreeuwen en schelden. Het was een duidelijk signaal dat ik niet lekker in mijn vel zat.’ Menno werkte destijds, naast zijn afstuderen, fulltime voor het communicatiebureau van zijn ouders. ‘Mijn pa werkt ontzettend ongestructureerd. Ik kon het niet uitstaan dat hij overal een spoor achterliet van dingen die nog niet afgerond waren. Hij liep de kantjes er vanaf en ging er dan vanuit dat mijn moeder en ik de boel herstelden. Als ik daar dan iets van zei, kreeg ik te horen “ik ben de baas, je ziet toch dat ik het druk heb, wat denk jij wel”. Ik vond dat hij op een nare, autoritaire manier op zijn strepen ging staan. Het gevolg was dat ik maandenlang na een werkdag zes of meer glazen alcohol dronk, anders kwam ik niet tot rust.'
[115]
Kun je een voorbeeld geven van je vaders ongestructureerde werkwijze? ‘Mijn pa heeft een goede babbel waardoor hij makkelijk opdrachten binnenhaalt. Maar hij is een chaoot in zijn werk, begint ergens aan en maakt het niet af. In de tijd dat ik nog bij mijn ouders werkte, kwam hij regelmatig terug van een gesprek met een klant zonder aan mijn moeder en mij terug te koppelen welke afspraken er waren gemaakt. Vervolgens kregen wij een paar weken later te horen dat er stante pede een brochure en een draaiboek opgeleverd moesten worden. Mijn moeder en ik wisten nooit wat voor lijken er uit de kast zouden komen. Zo ook met het wekelijkse radioprogramma dat ons communicatiebureau organiseerde voor een regionale radiozender. In dat radioprogramma konden luisteraars via een prijsvraag een boek winnen. Mijn vader presenteerde het programma én was verantwoordelijk voor het toesturen van de prijzen. Op een gegeven moment vond ik op
[116]
mijn vaders werkkamer een grote stapel boeken. Wat bleek? Hij had anderhalf jaar lang geen prijs verstuurd. Vanaf dat moment probeerden mijn moeder en ik alles beter te structureren. Elke maandagochtend om half negen hadden we overleg. We brachten in kaart wat er nog moest gebeuren, wie wat deed, welke deadlines er die week waren en met welke klanten er afspraken waren gemaakt. Ik maakte een actielijst, met daarbij per actiepunt wie waarvoor verantwoordelijk was. Na vier weken had mijn vader zestig actiepunten openstaan. Hij maakte niets af.’ De problemen in de werkrelatie met Menno’s vader speelden al jaren voordat hij overspannen werd. Volgens hem heeft dit eraan bijgedragen dat hij jaren geleden ziek thuis kwam te zitten. Waren er nog andere factoren waardoor je overspannen werd? ‘Ik had het destijds ontzettend druk. Ik ging net samenwonen met Eva. Ook was ik naast mijn
[117]
werk aan het afstuderen voor mijn studie Commerciële Economie. Een paar weken voor mijn afstudeerpresentatie kwam ik overspannen thuis te zitten van mijn werk. Ondanks dat wilde ik koste wat kost presenteren tijdens mijn afstuderen. Ik kon het gewoon niet loslaten en ik dacht dat het een goede afleiding zou zijn. Tijdens de afstudeerpresentatie leek ik redelijk normaal, maar na afloop werd ik onrustig en zat ik te shaken. Mijn handen trilden en mijn rug was nat van het zweet. Ik kon het niet aan. Mentaal niet. Ik ben toen alleen naar een kroeg gegaan om het flink op een zuipen te gaan zetten.’ Waarom dronk je? ‘Als je drinkt, denk je op een gegeven moment niet meer na. Ik probeerde zo de dingen die niet goed gingen te vergeten’.
[118]
Welke karaktereigenschappen hebben bijgedragen aan jouw overspannenheid en burn-out? ‘Ik moet heel veel van mezelf en ik kan moeilijk dingen loslaten. Ik blijf dan malen: “wat als ik het nou zo had aangepakt, was dat beter geweest? Wat had ik kunnen doen om dit te voorkomen?” Ik vind het lastig om sommige dingen zoals een ruzie los te laten. Ik blijf ermee zitten en denk er te veel aan. Ik raak in mezelf gekeerd; op zoek naar een oplossing. Ook vind ik het moeilijk me op één ding te focussen en me te blijven concentreren op datgene waar ik mee bezig ben. Hierdoor versnippert mijn aandacht, ben ik niet gestructureerd en hop ik van de ene taak naar de andere.’ Hoe uit die versnipperde aandacht zich? ‘Ik maak momenteel elke ochtend samen met Eva een lijstje met dingen die ik die dag kan doen in huis, zodat ik me nuttiger voel nu ik
[119]
thuiszit. Op het lijstje staan dingen als de was opvouwen, schilderijtjes ophangen in de gang en de slaapkamers stofzuigen. Ik begin dan ’s ochtends met het ophangen van de schilderijtjes. Vervolgens ga ik naar de zolder om de stofzuiger te pakken en het stof van het boren weg te halen. Op zolder staat ook de was. Dan begin ik met het opvouwen van de was. Daarna ga ik de handdoeken wassen. Ik loop dan door het huis om alle vieze handdoeken te verzamelen, dus ook op de badkamer. In de badkamer zie ik dat het touwtje van de lichtschakelaar kapot is. Dat wil ik dan maken, maar daarvoor heb ik een nieuwe lichtschakelaar nodig. Ik laat alles uit mijn handen vallen en loop naar de doe-het-zelf winkel om een schakelaar te kopen. Vervolgens maak ik de lichtschakelaar en kijk ik naar mijn to-do-lijstje van die dag. Ik kom er dan achter dat ik alle taken niet of voor de helft heb uitgevoerd. Wanneer Eva thuis komt van haar werk, ligt het stof van het ophangen van de
[120]
schilderijtjes nog in de gang. Ik voel me dan schuldig tegenover haar, omdat ik niet gedaan heb wat we hadden afgesproken. Als ik erop let, merk ik pas hoe ongestructureerd ik kan zijn in de dingen die ik doe. Het is net alsof ik achter een computerscherm zit met vijftig openstaande vensters. Waar ik allemaal tegelijkertijd in bezig ben zonder dat ik nog overzicht heb.’ Wat deed je toen je overspannen thuiszat? ‘Nadat ik ongeveer een maand thuiszat, vroeg mijn vader: “wanneer kom je weer werken? Kun je anders niet wat brieven in enveloppen komen stoppen of zo? Je kost ons zo alleen maar geld.” Van dat soort uitspraken en het thuis “zitten” heb ik een schuldgevoel over gehouden. In het begin heb ik een paar keer geprobeerd weer wat werk voor mijn ouders te verrichten. Al gauw merkte ik dat het niet ging en liep ik weer tegen de lamp. Het alleen thuiszitten, was geen remedie voor mij. Hierdoor bleef ik nadenken en lukte het me niet te ontspannen. Op een
[121]
gegeven ogenblik ben ik gaan golfen. Elke dag. Van al dat groen, de bomen, het water en de beestjes werd ik rustig. Dat voelde fijn voor mij. Na een half jaar niet gewerkt te hebben, ben ik op zoek gegaan naar een andere baan. Ik kon voor mijn gevoel niet meer terug naar het bedrijf van mijn ouders. Mijn ouders heb ik destijds driekwart jaar niet gezien of gesproken. Nu praten we ook niet meer over hetgeen destijds gebeurd is.’ Heb je professionele hulp gehad toen je overspannen was? ‘Ja, ik ben een tijdje naar een psycholoog gegaan, maar die kwam er niet doorheen. Die kon weinig voor mij betekenen. Omdat ik niet wilde dat ik overspannen was, presenteerde ik het richting mijn psycholoog ook alsof ik dat niet was. Ik wilde sowieso niet dat er iets aan de hand was, dus dan is er ook niets aan de hand. Ik ontkende het niet alleen richting die psycholoog, maar vooral ook richting mezelf.’
[122]
Hoe komt het dat je nu weer thuis zit? ‘Na een aantal jaren als ZZP-er verschillende opdrachten in de marketing te hebben uitgevoerd, gingen Eva en ik op zoek naar een koophuis. Op dat moment had ik geen opdracht als zelfstandige, dus ik zocht ook naar banen in loondienst. De hypotheek en de andere rekeningen moesten immers betaald worden, dus dan maar een minder leuke baan. Via het uitzendbureau vond ik werk als projectmanager op de marketingafdeling van een landelijke telecomaanbieder. Dat was ruim een half jaar geleden. Het leek wel een soapserie waarin ik was beland. Degene die ik ging vervangen, hoorde pas op het moment dat ik al gestart was met werken dat haar contract niet verlengd werd. In de eerste weken werd ik niet tot nauwelijks ingewerkt. De persoon die mij inwerkte, werkte zelf twee en een halve dag, terwijl ik fulltime werkte. Het voelde direct al niet goed daar en na drie weken had ik een
[123]
hoop openstaande vragen. Ik kaartte aan dat ik nog niet goed ingewerkt was. Mijn toenmalige leidinggevende had daar totaal geen begrip voor. Ik kreeg als reactie: “je moet ondertussen zelf een weg gevonden hebben in je werk”. Dit terwijl ik ’s avonds regelmatig langer doorwerkte om erachter te komen hoe de dingen werkten binnen het bedrijf.’ Naast die nieuwe baan kregen Eva en Menno de sleutel van hun koophuis. Menno had twee weken vakantie genomen om te klussen. ‘Er moest een hoop gebeuren in ons huis, zoals schilderen, stukadoren en het vernieuwen van de badkamer. Na twee weken klussen, kwam ik weer terug op mijn werk. Ik liep direct achter. Het lukte me niet de achterstand van mijn vakantie in te halen. Tijdens een gesprek met een collega over wat er allemaal moest gebeuren, wat er goed en fout ging en waar ik meer aandacht aan moest besteden, begon het te duizelen in mijn hoofd. Na afloop van dat gesprek maakte ik me zo druk, dat ik heb
[124]
overgegeven op de tafel achter mijn bureau. Mijn collega’s hebben dat gezien. Zo gênant. Ik trilde van de spanning. Ik dacht dat ik grieperig was en ben die dag, dat was op een donderdag, ziek naar huis gegaan. In het weekend ging het wel weer. Ik heb zelfs nog wat thuis gewerkt zonder de prikkels van collega’s die je komen vertellen dat er nog meer moet gebeuren. Die maandag daarop ben ik weer naar mijn werk gegaan. Daar werd ik opnieuw misselijk. Ik kreeg pijn in mijn hartstreek en kramp op mijn borst. Het was heel eng. Ik was bang dat ik een hartaanval had. Ik ben direct naar het ziekenhuis gegaan. Daar aangekomen luisterde de arts naar mijn hart, nam bloed af en maakte een hartfilmpje. Wat bleek? Ik had wederom spanningsklachten. Mijn huisarts concludeerde vervolgens dat het een burn-out was.’ Wat gebeurde daarna? ‘Ik meldde me met een griepsmoes ziek voor mijn werk. Na een week belde P&O om te
[125]
vragen wanneer ik weer beter zou zijn. Toen heb ik bekend dat ik met spanningsklachten thuis zat. Ik wist direct dat ik mijn baan kwijt zou raken, omdat ik via het uitzendbureau werkte. Vervolgens belde ik zelf met mijn collega’s om mijn werk over te dragen en te vertellen hoe het met mij ging. Een paar uur later sprak ik mijn leidinggevende. Hij gaf aan dat ik niet meer terug hoefde te keren. Hij zocht iemand die steviger in zijn schoenen stond. In mijn goede terugkeer op de werkvloer had hij geen vertrouwen. In de weken daarna was ik ontzettend moe en sliep ik overdag veel. Ondanks dat baalde ik zo van het feit dat ik weer thuis zat. Eva en ik hadden net een huis gekocht! Ik wilde niet dat zij alleen voor de kosten op zou draaien. Na vier weken thuiszitten, ben ik naar het uitzendbureau gestapt. Ik moest en zou een baan vinden, het maakte me niet uit wat, als er maar geld binnen zou komen. Tijdens het intakegesprek met de intercedente van het uitzendbureau vertelde ik
[126]
over mijn arbeidsverleden, over het werken bij mijn ouders, de opdrachten als ZZP-er, mijn laatste baan en ineens zat ik aan dat bureau te huilen. Ik was een emotioneel wrak. Dat moment bij het uitzendbureau was voor mij een wake-up-call dat ik eerst aan mezelf moest werken voordat ik überhaupt weer aan het werk kon gaan.’ Hoe gaat het nu? ‘Momenteel zit ik zes maanden thuis. Ik krijg een ziektewetuitkering en start binnenkort met een coachingstraject gericht op werkgerelateerde psychische klachten. Dit traject wordt vergoed door de uitkeringsinstantie. Ik heb weer begeleiding nodig om te voorkomen dat ik nog een keer uitval, want dit mag niet nog eens gebeuren. Mijn zelfvertrouwen is enorm gedaald door deze gebeurtenissen. Ik weet dat ik slim ben en veel kan, maar toch zit ik nu voor de tweede keer thuis omdat ik het mentaal niet aan kan. Het is
[127]
alsof een timmerman zijn arm verloren heeft en niet meer kan doen waar hij goed in is. Ik heb nog steeds het gevoel dat ik voor de tweede keer gefaald heb. Ondanks dat gevoel gaat het momenteel een stuk beter met me. Ik denk dat de factor tijd daarin een rol heeft gespeeld. Ik signaleer nu eerder wanneer het niet goed met me gaat en doe dan een stapje terug. Ik drink geen alcohol meer om mijn problemen te vergeten, maar zoek juist de stilte op door de natuur in te gaan. Ook focus ik me nu alleen nog op dingen waar ik energie van krijg zoals golfen en lesgeven. Over drie maanden start ik voor een paar uur per week als marketingdocent op een MBOscholengemeenschap. Ik hoef van mezelf niet per se meer naar fulltime banen te kijken en als man de kostwinner te zijn. Dat soort dingen probeer ik los te laten omdat ik niets kan veranderen aan het feit dat ik ziek ben. Ik kan wel kiezen hoe ik ermee omga.’
[128]
Heb je geaccepteerd dat je nu ziek thuiszit? ‘Nee, dat vind ik nog steeds erg lastig. Diep van binnen zie ik dit alles als falen. Daar word ik soms heel emotioneel van. Een tijdje geleden kon ik niet eens zeggen dat ik gefaald had zonder dat ik moest huilen. Nu lukt dat wel ook al doet het van binnen nog steeds zeer.’ Hoe reageren mensen in je omgeving? ‘Ik merk dat er een taboe heerst rondom het hebben van een burn-out. Er wordt niet veel over gepraat. Ook is het voor andere mensen, die het zelf niet hebben meegemaakt, lastig te begrijpen. Mensen weten vaak niet wat het is. Kunnen zich er niets bij voorstellen en weten ook niet hoe ze er richting mij mee om moeten gaan. Ik heb opmerkingen gekregen als: “je klonk gisteren zo normaal aan de telefoon dus ik neem aan dat je niet meer ziek bent” of “jij vangt lekker elke maand geld terwijl jij er niets voor hoeft te doen”. Zulke opmerkingen raken
[129]
je. Zelf vind ik het ook lastig om erover te praten. Ik zeg soms tegen mensen dat ik ondernemer ben en nu even geen opdracht heb. Ik schaam me dan om te zeggen dat ik een burn-out heb. Tijdens een gesprek voor een nieuwe opdracht of een sollicitatie praat ik er ook niet over. Je krijgt meteen een stempel van “die kan niet goed tegen stress”.’ Wat zou je willen zeggen tegen andere jonge mensen met een burn-out? ‘Een burn-out is heel persoonsgebonden. Je moet er zelf uit komen. Niemand anders kan het probleem voor jou oplossen. De natuur in gaan, heeft mij erg geholpen. Maar wat voor mij werkt, hoeft voor jou niet te werken. De eerste keer dat ik overspannen was, heb ik het probleem niet goed aangepakt. Ik heb alleen gezocht naar afleiding, zonder daadwerkelijk te werken aan wat diep van binnen het probleem veroorzaakte. Het vele moeten, het moeilijk dingen los kunnen laten, het drinken om dingen
[130]
te vergeten, et cetera. Wanneer je het probleem niet goed aanpakt, loop je het risico dat je net als ik binnen de kortste keren voor een tweede keer thuis komt te zitten. Ik wil anderen dan ook graag adviseren om sneller hulp te zoeken, het probleem onder ogen te zien en het aan te pakken. Probeer de dingen niet alleen op te lossen, maar praat met een professional om een ander perspectief te krijgen.’
[131]
‘ALS IK BETER BEGELEID WAS DOOR MIJN WERKGEVER HAD DIT NIET HOEVEN GEBEUREN’ Hanna is 30 jaar wanneer ze als marketingmanager aan de slag gaat binnen de telecomsector. Het is haar eerste leidinggevende functie. Het bedrijf waar ze terecht komt, zit midden in een reorganisatie. Het blijkt één grote chaos te zijn. Van haar werkgever krijgt ze geen begeleiding in haar nieuwe rol. Ook heeft ze een leidinggevende die rare dingen doet. Ze werkt veel en hard en probeert alles zo goed mogelijk te doen. Na een jaar is ze overspannen. Als marketingcoördinator is Hanna na een paar jaar toe aan een nieuwe uitdaging. ‘Ik werkte al zes jaar bij dezelfde organisatie in de regio Utrecht en was van marketingmedewerker
[132]
gegroeid naar coördinator. Ineens zag ik een functie als marketingmanager in Amsterdam. Ik twijfelde of ik moest solliciteren. Het was verder reizen en ik had nog geen ervaring als leidinggevende. Ook twijfelde ik of ik het strategische niveau dat gevraagd werd al had. Gedachten als: “ben ik een echte manager? Kan ik dat al wel?” spookten door mijn hoofd. Maar ik was ook toe aan een volgende stap en mijn man Tim stimuleerde me juist. Hij zei “natuurlijk kan je dat!” We waren net met onze twee dochters verhuisd van Utrecht naar een dorp in de buurt. De jongste was nog geen jaar oud. Het combineren van zo’n verantwoordelijke baan met de opvoeding van twee kinderen leek me pittig. Mijn ambitie won het van mijn twijfels. Ik solliciteerde en ondanks dat ik geen ervaring had als leidinggevende werd ik aangenomen. Ik werd leidinggevende van twee marketingmedewerkers en zat meteen in het managementteam. In het begin vond ik het best spannend, maar ik liet het allemaal op me
[133]
afkomen en vond het vooral ook leuk.’ Het bedrijf zat midden in een reorganisatie. Om meer winst te behalen, moest er op een andere manier gewerkt worden; efficiënter en met minder mankracht. Na drie maanden viel door de reorganisatie ook het salesteam onder Hanna. ‘Binnen een mum van tijd had ik acht medewerkers in mijn team. In een normaal gesettelde organisatie waarin je begeleid wordt, moet dat geen enkel probleem zijn. Maar bij deze provider speelde er van alles. Een soort politieke machtsstrijd. Frans, mijn directe leidinggevende was een businessunitleider die eveneens in het tweekoppige directieteam zat. Hij was van de oude stempel. Besluiten die ik nam, draaide hij terug. Dat was heel vervelend, omdat ik daardoor niet gesteund werd in mijn beslissingen. Elke keer kwam ik in conflict met mezelf “wat moet ik doen?”. Ik durfde alleen de confrontatie met Frans aan te gaan als het om feitelijkheden ging. Bang dat ik mijn baan kwijt zou raken. Ook vond ik het niet netjes om de
[134]
problemen, waar ik met Frans tegenaan liep, aan te kaarten bij Marc, het andere directielid.’ Waarom durfde je het gesprek met je leidinggevende niet aan te gaan? ‘Ik ben iemand die niet graag confrontaties aangaat. Ik ben bang dat ik dan tijdens zo’n discussie niet sterk genoeg ben, terwijl ik weet dat ik juist wel sterk overkom. In mijn hoofd weet ik altijd heel goed wat ik wil zeggen. Maar ik ben bang dat ik die woorden niet uit durf te spreken tijdens een gesprek. Waardoor de uitkomst niet is zoals ik graag zou willen. Op voorhand ben ik dus al bang dat het niet goed loopt. Daarom houd ik liever mijn mond. Misschien zijn het niet eens de confrontaties zelf die ik vervelend vind, maar ik ben bang persoonlijk beoordeeld te worden. Ik ben graag “vriendjes” met iedereen. Maar het gedrag van Frans vond ik niet prettig. Hij deed zulke rare dingen. Dan hadden we bijvoorbeeld een onderhandeling gehad bij een andere
[135]
organisatie en zei hij na afloop tegen mij: “Hanna, we gaan die order op dit jaar plaatsen en niet op volgend jaar. Dat blijft tussen ons. Niet tegen Marc zeggen.” Vooral dat laatste knaagde aan mij, omdat mijn band met Marc sterk was en hij vertrouwen in mij had.’ Waarom mocht je dat niet tegen Marc, het andere directielid, zeggen? ‘Ja, omdat het rare trucjes van Frans waren. Hij was businessunitleider en als die order op het lopende jaar geplaatst werd, had hij het goed gedaan. Hij verdraaide de werkelijkheid in zijn voordeel. En natuurlijk moet je open zijn over dat soort dingen, maar hij was mijn baas! Ik dacht: “ik moet naar hem luisteren”. Het was totaal geen veilige werkomgeving. Ik wist dingen die ik eigenlijk moest delen met Marc of met P&O. Dat durfde ik niet. De problemen stapelden zich op. In het begin had ik nog niet door dat het zo erg was. Je verlegt elke keer je grenzen. Zo was ik verantwoordelijk voor het
[136]
aannemen van mensen in het team en voor het salaris van mijn medewerkers. Frans vond dat een medewerker meer salaris moest krijgen. Inhoudelijk was ik het met hem eens, die medewerker hoorde meer te krijgen, maar ik merkte direct dat het bij hem om een persoonlijk belang ging. Later bleek dat die medewerker zijn ‘vriendin’ was. Van dat soort rare dingen gebeurden er. Hij was ook een stuk ouder dan ik en een enorme charmeur. Ik was daar niet tegenop gewassen. En al die tijd werd ik daarin door P&O onvoldoende begeleid. Die werkgever heeft mij laten zwemmen en ik trok niet aan de bel voor ondersteuning. Terwijl P&O al langer op de hoogte was van het feit dat Frans vreemde fratsen uithaalde. Ze hebben nooit actie ondernomen. Eigenlijk zou Frans als businessunitleider mij als marketingmanager moeten coachen, maar hij was alleen maar bezig met zijn eigen positie. Later bleek ook nog dat hij oneigenlijke bonussen had uitgekeerd.’ Hanna kon de stress niet meer aan. ‘Ik was zo
[137]
moe en bang. Na een jaar ben ik overspannen uitgevallen. Wat de laatste trigger daarvoor is geweest, weet ik niet meer precies. Wat ik wel weet, is dat ik veel te veel en te hard had gewerkt. Ik probeerde alles zo goed mogelijk te doen. Ook was ik oververmoeid van de verhuizing en het leven met kleine kinderen. Ik sliep weinig en kon nergens meer tegen. Op het werk was er ook veel gebeurd met mensen. Je moest continu alert zijn. Daarnaast was ik leidinggevende van mensen die ouder dan ik waren. Dat vond ik lastig. Natuurlijk nam ik wel de besluiten, maar ik wilde gewoon zoveel mogelijk samen doen. One of the guys zijn. Ik vond het vervelend om te vragen aan een medewerker die zijn gewerkte uren niet registreerde: “hoe zit het met die vakantiedagen?”. Je bent als manager geen gewone collega. Je zit op een kwetsbare positie. Mensen hebben altijd commentaar op je. Waar ik de meeste moeite mee had, was het feit dat medewerkers dingen achter mijn rug om zeiden.
[138]
Dat vind ik nog steeds niet fijn. Dat soort zaken vermijd ik. Ik heb er geen waardering voor als mensen dat doen. Iemand is voor mij dan niet meer te vertrouwen. Maar hoe reëel is dat?’ Wat gebeurde er toen je thuis kwam te zitten? ‘Ik huilde veel. Vooral de eerste weken was ik emotioneel en gestrest. Ik was zo zenuwachtig en bang voor alles. Het lukte me niet die gevoelens weg te drukken. Zodra er iemand van mijn werk belde, begon ik te shaken. Ik kreeg er fysieke braakneigingen van. Ik kon niet met hen spreken, ik durfde het niet. Ik had een allergie tegen alles en iedereen van het werk, terwijl ik voor een deel hele leuke collega’s en medewerkers had. Maar het was zo’n wespennest. Ik kon niet tegen al die politieke strijdjes vanwege de reorganisatie. Ook was ik boos. Boos dat ik niet tegen de situatie opgewassen was en boos dat mijn werkgever het had laten gebeuren.’
[139]
Ook was Hanna de eerste weken erg moe. ‘Ik sliep veel en had een vertraagd programma. Alles ging langzaam. Het ’s ochtends opstaan, douchen en ontbijten, daar deed ik drie uur over. Per week ging het gelukkig wel beter. Na een paar weken ben ik ook afleiding gaan zoeken. Dingen doen zoals het schilderen van een tafel of stoelen. Ik deed vooral praktische dingen om mijn onrust kwijt te raken. Ook kreeg ik af en toe bezoek van mensen.’ Kon je bezoek van mensen aan? ‘Nou, niet zo goed want het kostte me veel energie. Maar ik wilde toch ook wel mensen zien. Dat kwam omdat ik niet wilde weten van mezelf dat ik ziek was. Bezoek was dan een welkome afleiding. In eerste instantie wilde ik geen collega’s zien, ook de ‘lieve’ niet. Na een tijdje waren zij ook welkom.’ Had je iets aan jezelf gemerkt voordat je uitviel? Waren er signalen?
[140]
‘Ik was al ruim anderhalf jaar oververmoeid. Ik vond het allemaal best wel zwaar; een nieuwe baan als leidinggevende en kleine kinderen. Ook denk ik dat het te veel bij elkaar was in een korte periode. Maar ik had dat gewoon niet door op dat moment. De verhuizing vlak voordat ik marketingmanager werd en een tweede kind. Hormonaal was ik ook nog niet in orde. Daardoor was ik nog niet sterk genoeg. Dat heeft zeker meegespeeld, omdat je dan vatbaarder bent om uit te vallen.’ Welke karaktereigenschappen van jou hebben eraan bijgedragen dat je overspannen bent geworden? ‘Dat ik zo zelfkritisch en perfectionistisch ben. Ik vond dat ik de dingen niet goed genoeg deed. Ik kreeg geen klachten van anderen. Mensen waren tevreden over mij en toch vond ik het zelf nooit goed genoeg. Ook vind ik het lastig om confrontaties aan te gaan. De bedrijfspsycholoog wilde een gesprek
[141]
organiseren met Frans, haarzelf en mij. Rationeel wist ik dat het goed was, maar ik had al die tijd dingen opgekropt en opgestapeld en het lukte me niet om dat gesprek met hem aan te gaan. Ik durfde het niet. Ik kon confronterende dingen nog niet op een objectieve manier zeggen. Ik was daarin onzeker en het lukte me niet die dingen buiten mezelf te plaatsen. Achteraf gezien was ik nog niet klaar voor die managementfunctie. Die baan kwam te vroeg op mijn pad. Ik was nog zo jong en niet competent genoeg. De werkomgeving was ook belabberd en er was zoveel te doen. Ik dacht vaak over mezelf: “heb je dat nu nog niet af?” Er leek geen einde aan die berg werk te komen. Achteraf heeft het bedrijf ook toegegeven dat ze fouten hebben gemaakt. Je kunt niet van een 30-jarige verwachten dat zij een organisatieverandering bewerkstelligt zonder ervaring te hebben als leidinggevende. Ik was nog aan het groeien. Als je daarin goed begeleid wordt en je voelt je
[142]
veilig binnen een bedrijf, dan durf je jezelf ook kwetsbaar op te stellen en dan leer je. Wanneer ik beter begeleid was, had dit niet hoeven gebeuren. Daar heb ik gewoon pech mee gehad.’ Wat heeft dat traject bij de psycholoog jou opgeleverd? ‘Die bedrijfspsycholoog heeft mij echt geholpen. Zij heeft mij verschillende dingen doen inzien. Ik heb leren relativeren. Als het om werk gaat, doe je iets en in ruil daarvoor ontvang je geld. Is het niet goed wat je doet, dan hoor je het echt wel. De wereld vergaat niet zodra er een keer iets mis gaat. Tijdens het traject vertelde ik haar het hele verhaal en kon ik de vinger precies op de zere plek leggen. Waarom ik overspannen was, welke dingen ik zelf niet goed had gedaan en wat ik zou moeten doen. De psycholoog gaf aan dat ik iemand ben die dingen wel kan signaleren, maar die het lastig vindt om er vervolgens naar te handelen. De
[143]
vraag is dan natuurlijk; waarom ga je confrontaties niet aan? Waarom mag je geen fouten maken? Daar moest behoorlijk wat graafwerk aan te pas komen. Terug naar vroeger en naar de verhoudingen binnen het gezin waarin ik opgegroeid ben. Het traject met de bedrijfspsycholoog ben ik gestopt en mijn contract heb ik opgezegd. Ik wilde het zelf oplossen. Ik zat toen drie maanden thuis. Ik vond het te eng om terug naar mijn werk te gaan. Ik had naar eigen zeggen gefaald en wilde niet meer samenwerken met mijn team. Ik wilde een frisse nieuwe start maken.’ Ben je zonder psycholoog erachter gekomen waarom je de confrontaties niet aanging en geen fouten mocht maken? ‘Het heeft allemaal met onzekerheid te maken. Ik was bang om te falen. Ik wilde aardig gevonden worden en perfect zijn. En ik dacht bij een aantal dingen dat ik ze niet goed genoeg deed. Terwijl wat ik deed, prima was. Marc heeft
[144]
dat ook altijd bevestigd. Hij vond het jammer om afscheid van mij als medewerker te moeten nemen. Ik had geen realistisch beeld van mezelf, ik was te veel bezig met wat andere mensen van mijn output en handelen vonden.’ Wat gebeurde er nadat je contract was beëindigd? ‘Na die drie maanden thuiszitten, ben ik gaan solliciteren naar banen onder mijn niveau. Ik vond direct een fulltime baan als communicatieadviseur bij een woningbouwcorporatie. En ben meteen van nul uur naar dertig uur werken gegaan, zonder reintegratieperiode. Dat moest ik van mezelf want ik dacht “ik moet een baan hebben”. Tijdens mijn sollicitatie had ik niet gezegd dat ik die periode daarvoor een paar maanden overspannen thuiszat. Ik wilde dat verhaal liever niet vertellen, omdat het geen leuk verhaal was. Na drie maanden had ik geen lichamelijke klachten meer. Ik was voor mijn
[145]
gevoel weer up and running dus vond ik het ook niet nodig om het te benoemen. Die baan als communicatieadviseur was geen succes. Het klikte niet met de directrice. Ze was heel kritisch, ze was van de procedures en hiërarchie. Dat ben ik totaal niet, dus ik vond haar kritiek vaak gezeur om niets. Waarom geen opbouwende feedback? Daar wordt iedereen beter van. Ik vind het al vervelend als ik iets niet goed doe. Zeker als het dan ook nog gezegd wordt. Dat is gewoon niet fijn, maar wie vindt dat wel fijn? Ik pakte kritiek te groots op en kon dan behoorlijk van slag zijn. Ik dacht meteen: “zie je wel, ik kan het niet”. Ik ging de confrontatie ook met haar niet aan en zat wederom in een ondergeschikte rol. Dat wilde ik helemaal niet. Het past ook niet bij mij. Dus ging ik opnieuw op zoek naar iets anders. Het is wel gek dat je twee keer achter elkaar een misser op werkgebied kunt hebben. Daar word je onzeker van. Achteraf gezien had ik niet goed
[146]
genoeg gezocht en de eerste de beste baan aangepakt.’ Wat heeft jouw overspannenheid je gebracht? ‘Dat ik de balans tussen werk en privé moet bewaken. Dat is heel belangrijk. Ook heb ik beter leren relativeren. Ik maak problemen tegenwoordig minder groot. De confrontatie met andere mensen ga ik steeds vaker aan, omdat een confrontatie soms ook goed kan zijn. Ik zoek de fouten minder vaak bij mezelf. Als je dat wel doet, ben je gevoeliger en vatbaarder voor een eventuele burn-out. Ik heb mezelf beter leren kennen, ik weet nu wat ik wel of niet goed kan. Ik vind het niet erg meer om tegen een collega of werkgever te zeggen dat iets me niet lukt. Ik heb geleerd van mijn overspannenheid en dat vind ik bijzonder. Ik ben niet zo diep gevallen als sommige anderen die jarenlang last hebben van een burn-out.
[147]
Gelukkig maar! Ik denk ook dat je niet zo diep hoeft te vallen om van een situatie te leren.’ Hanna is na haar overspannenheid bij diverse organisaties succesvol leidinggevende geweest. Momenteel heeft zij een eigen marketing-/ projectbureau. Ze praat zowel in het werkveld als in haar privéleven bijna nooit over haar overspannenheid, alleen als iemand er expliciet naar vraagt. Wat wil je andere jonge mensen die momenteel in deze situatie zitten, meegeven? ‘Op het moment zelf lijkt een overspannenheid of burn-out oneindig te duren. Maar door de tijd heen worden de dingen minder erg. Ook wil ik zeggen: ben open over je gevoel richting je werkgever. Want misschien wil je alles goed doen, maar geef je geen signalen af of maak je dingen niet bespreekbaar. Zolang jij dat niet doet, kan je werkgever er ook niks mee.
[148]
Wanneer je op je werk ergens onzeker over bent, adviseer ik je om begeleiding te zoeken van een senior of een coach. Doe dat preventief. Ik vind dat een werkgever dat zelf aan young professionals moet aanbieden en voldoende aandacht voor hen moet hebben. Ook bij het aannemen van nieuwe medewerkers is het belangrijk om niet alleen op kennis te toetsen, maar juist ook naar de competenties van mensen te kijken. Iemand kan de kennis in huis hebben, maar nog niet sterk genoeg zijn om een functie uit te oefenen.’
[149]
WERKGEVER EN WERKNEMER Stress op het werk is één van de belangrijkste oorzaken voor een burn-out. Volgens het CBS heeft één op de acht werknemers last van een burn-out of burn-out verschijnselen. In 2011 was een werknemer met een burn-out gemiddeld 189 dagen afwezig van het werk (Arbo-organisatie '365/ArboNed'). In 2013 was ongeveer achttien procent van de mensen met een burn-out 33 jaar of jonger (FNV Jong). Op jaarbasis hebben in totaal 900.000 mensen last van burn-out verschijnselen, hiervan zijn er naar schatting 160.000 niet ouder dan 33 jaar. Het tijdig signaleren van problemen bespaart zowel de werkgever als werknemer een hoop ellende en geld. Signalen herkennen Uit de gesprekken die ik gevoerd heb met de ervaringsdeskundigen lijkt het alsof werkgevers
[150]
weinig kennis hebben over de eerste signalen die bij een burn-out horen. De ervaringsdeskundigen vertelden dat de werkgevers wel signalen hebben gezien, maar niet of nauwelijks hebben ingegrepen. Terwijl de eerste verschijnselen bij een werknemer vaak al maanden of soms zelfs jaren van tevoren te zien zijn. Iemand is haastig, altijd druk of heeft regelmatig lichamelijke klachten. Vaak zit het ook in het karakter van de werknemer; ambitieus, loyaal en geen grenzen stellen. Een manager of collega merkt al gauw of iemand met regelmaat emotioneel of cynisch is, perfectionistisch gedrag vertoont of het werk niet los kan laten. Het idee geen controle over het werk te hebben en gebrek aan erkenning of waardering, is in tijden van economische crisis nog meer aan de orde. Een werknemer kan meerdere malen bij een manager aangegeven hebben dat de werkdruk te hoog is, hier werd bij de ervaringsdeskundigen weinig mee gedaan. Het is belangrijk dat een werkgever
[151]
aandacht heeft voor de problemen op de werkvloer en eventueel helpt om structuur in het werk aan te brengen. Welke taken kunnen later uitgevoerd worden? Wat kan komen te vervallen? Kan er tijdelijk iemand ingehuurd worden? Verantwoordelijk voor welzijn werknemer Niet alleen zijn werknemers zelf verantwoordelijk voor hun eigen welzijn, als ervaringsdeskundige ben ik van mening dat ook werkgevers hierin een sociale plicht hebben. Volgens de Arbowet is een werkgever verplicht te zorgen dat een werknemer veilig en gezond kan werken (Rijksoverheid). Werkgevers moeten zich bewust zijn van de verantwoordelijkheid die zij dragen voor (jonge) werknemers. Preventief handelen zoals het signaleren van problemen en hier maatregelen voor nemen, kan erger voorkomen. Het is daarbij belangrijk naar de werknemer te kijken en niet alleen te sturen op snelle resultaten en
[152]
prestaties, zoals bijvoorbeeld de leidinggevende van Sophie deed. In gesprek gaan met een jonge werknemer over taken, verantwoordelijkheden, werkdruk, productiviteit, werkplezier, concentratie, sociale steun van collega’s, balans werk/privé en meer is belangrijk. Uit de gesprekken met de ervaringsdeskundigen blijkt dat managers en P&O-adviseurs in de praktijk niet of nauwelijks ingrijpen. Hanna vertelde bijvoorbeeld dat P&O haar niet begeleidde in haar baan als leidinggevende. Tijdens het schrijven van deze bundel heb ik geconstateerd dat managers en P&O-adviseurs onvoldoende toegerust zijn om signalen die leiden tot overspannenheid of burnout te herkennen. Economische onzekerheid Mensen werken door de economische onzekerheid en hogere werkdruk harder en langer door uit angst hun baan te verliezen. Het ziekteverzuim is over het algemeen gedaald,
[153]
maar het verzuim door een burn-out is in 2011 met elf procent toegenomen (Arbo-organisatie '365/ArboNed'). Mensen geven in tijden van crisis minder snel aan dat zij stress ervaren. Vooral young professionals zeggen niet gauw “nee” tegen een werkgever. Ook omdat zij zelf vaak hun eigen grenzen nog niet kennen en ambitieus zijn. De ervaringsdeskundigen geven aan dat ze bang zijn hun banen te verliezen in deze economisch moeilijke tijden. Ze zijn vaak blij dat ze überhaupt werk hebben. Tijdens de eerste jaren van hun carrière willen zij zich bewijzen en grijpen alles met beide handen aan. Ook wordt er door werkgevers veel van hun gevraagd. Uit de verhalen van de ervaringsdeskundigen blijkt dat young professionals snel veel verantwoordelijkheid krijgen in een baan, terwijl zij nog niet altijd het zelfvertrouwen of de competenties hebben om de verantwoordelijkheid voor bepaalde werkzaamheden te kunnen dragen. Het is
[154]
belangrijk dat managers jonge werknemers hierin begeleiden. Sociale steun collega’s en leidinggevende Naast betrokkenheid van de leidinggevende zijn collega’s belangrijk voor sociale steun en een luisterend oor. Als dat ontbreekt, zorgt dat voor een extra stressfactor op de werkvloer. Hierdoor kan een werknemer zich eenzaam voelen en afzonderen. Uit het interview van Joost komt heel duidelijk naar voren dat hij zich niet op zijn gemak voelde bij zijn collega’s die een stuk ouder waren. Hij kon zijn ervaringen op het werk met niemand delen. Als jonge werknemers aangeven dat ze weinig aansluiting vinden bij collega’s kan de werkgever young professionals van verschillende afdelingen met elkaar in contact te brengen. Sociale steun op het werk is vooral tijdens de eerste werkjaren belangrijk. Hierin wordt de basis gelegd voor de verdere loopbaan van mensen.
[155]
Wat te doen bij uitval? Uitval kost een werkgever geld en daarom wil hij een werknemer zo snel mogelijk weer aan het werk hebben. Een bedrijfsarts ondersteunt de werkgever bij ziekte van een werknemer. Een te snelle werkhervatting kan ervoor zorgen dat iemand binnen de kortste keren weer thuis komt te zitten of herstel langer duurt. Het is belangrijk dat een bedrijfsarts begrijpt wat een burn-out is. Om inzicht te krijgen in het eigen handelen is het belangrijk om begeleiding van een professional te krijgen om andere gedachten en gedragspatronen aan te leren. Dit levert de werkgever op lange termijn uiteindelijk meer op; een zelfverzekerde en zelfbewuste werknemer. Tijdens de herstelperiode is ontspanning voornaam. Het is belangrijk dat de werknemer het gevoel heeft de regie in handen te hebben. Ook moet er tijd en ruimte zijn om afstand te kunnen nemen van het werk. Hierdoor krijgt de werknemer weer controle op de eigen werksituatie.
[157]
‘ZODRA IK ’S OCHTENDS WAKKER WERD, VOELDE IK ANGST OM NAAR MIJN WERK TE GAAN’ In haar huidige baan als projectmanager bij een creatief communicatiebureau kreeg Marieke drie jaar geleden op 28-jarige leeftijd een burn-out. Ook bij haar eerdere werkgevers had ze last van spanningsklachten. Als het om werk gaat, heeft Marieke het idee dat ze zichzelf moet bewijzen. ‘Ook nu na mijn burn-out wil ik het liefste nog steeds alles goed doen en iedereen tevreden houden. Ik vind het verschrikkelijk als er iets fout gaat. Ondanks dat maak ik niet van alles meer mijn probleem en geef ik steeds vaker mijn grenzen aan. Dat is iets wat ik geleerd heb van mijn burn-out. Je moet echt zelf dingen aangeven, dat kan niemand anders voor je doen.’ Na haar studie Communicatie startte Marieke
[158]
als projectmanager bij een marketingbureau, gespecialiseerd in winkelmarketing. Het bureau, opgezet door jonge pioniers begon klein, maar groeide al gauw uit tot één van de grootste bureaus in Nederland. ‘Door die snelle groei was er weinig structuur binnen de organisatie. Bij het marketingbureau ging er vaak wat mis zoals het te laat aanleveren van winkeldisplays bij de klant omdat het logistieke proces binnen het bureau niet goed verliep. Ik kreeg er een stressgevoel van als er iets niet goed ging. Ik wilde het vervolgens zo snel mogelijk oplossen, zodat iedereen tevreden zou zijn. Ook bij mijn collega’s ging er regelmatig wat mis. Mijn directe collega ging daar beter mee om. Als er iets fout ging, zei ze: “wat een ongeregelde zooi hier, ze zoeken het maar uit. Ik ga naar huis”. Ze kon er zelfs soms om lachen, maar mij lukte het niet om dat soort dingen los te laten. Ik bleef er na mijn werk over nadenken. Daarbij kwam ik zelfstandig en zelfverzekerd over waardoor collega’s dachten; “die redt zich wel”.
[159]
Terwijl ik in de tussentijd hartstikke onzeker was en spanning opbouwde. Na een tijdje durfde ik niet meer naar mijn werk, ik was bang dat er dingen mis zouden gaan. Ondanks die angst ging ik wel, maar dat houd je niet lang vol. Na zeven maanden in die baan kwam ik twee weken thuis te zitten. Ik had toen zelf niet in de gaten dat het om spanningsklachten ging en dat de oorzaak van het probleem ook bij mijzelf lag. Nee, ik gaf de baan, het bureau en de werkgever de schuld. Dus ging ik op zoek naar ander werk. Binnen een paar weken kon ik aan de slag als accountmanager bij een reclamebureau.’ Hoe ging het werken bij dat reclamebureau? ‘Bij het reclamebureau ging het als accountmanager de eerste anderhalf jaar goed. Ik had niet veel klanten en daardoor alle tijd om voor mezelf structuur aan te brengen in mijn werk. Ik had weinig stress totdat onze grootste
[160]
klant wegging en het voltallige accountteam werd opgeheven. Ik kon aan de slag als trafficmedewerker. In die functie dien je stevig in je schoenen staan; je moet met alle teams opdrachten afstemmen. Creatie nam niet alles wat ik zei van mij aan. Dagelijks belandde ik in een stevige discussie met de creatievelingen over wat ze wanneer aan moesten leveren. Ik werd onzeker van al dat gesteggel. Nadat ik een half jaar als trafficmedewerker werkte, ging het reclamebureau failliet en kon ik gelukkig op zoek naar een nieuwe baan.’ Het lukte Marieke een baan als projectmanager te vinden bij haar derde en huidige werkgever; een creatief communicatiebureau. Daar ging het pas echt mis. ‘Ik kreeg meteen een grote nieuwe klant in mijn portefeuille omdat ik ervaring had bij een reclamebureau. Ik vond die verantwoordelijkheid doodeng, maar tegelijkertijd wilde ik laten zien wat ik in huis had. Ik wilde alles perfect doen, maar had geen overzicht en structuur in mijn werk. Ik hield met
[161]
iedereen rekening behalve met mezelf. Als ik een afspraak inplande met collega’s deed ik dat op een moment dat voor hen goed uitkwam. Ik hield geen rekening met mijn eigen agenda. Ik paste me volledig aan de wensen van anderen aan. Ook kon ik geen “nee” zeggen. Ik stond altijd voor collega’s en leidinggevenden klaar en vergat mezelf. Daar kwam bij dat ik het ook bij deze werkgever verschrikkelijk vond om fouten te maken. Ik dacht dat er iets ergs zou gebeuren als ik wat fout deed. Wanneer een ander een fout maakte, vond ik dat normaal. Zodra ik dat zelf deed, bleef ik daarover malen in mijn hoofd. Ik liep continu op mijn tenen en merkte dat ik langzaamaan onzekerder werd. Een week voor mijn vakantie in de zomer ging het mis. Ik werkte er net zes maanden en had veel huilbuien thuis en op het werk. Al zodra ik ’s ochtends wakker werd, voelde ik een enorme angst om naar mijn werk te gaan.’
[162]
Waarom had je angst om naar je werk te gaan? ‘Ik was bang dat er dingen mis zouden gaan en ik ze niet opgelost kreeg. Ik voelde me ook veel te verantwoordelijk voor mijn klanten. Bang om problemen tegen te komen zoals een leverancier die belt dat hij een uur later is waardoor de planning in de soep loopt en ik een boze klant aan de lijn zou krijgen.’ Wat ging er mis in die zomer? ‘Mijn leidinggevende was al op vakantie waardoor ik in mijn eentje het project van die grote klant moest doen. Die verantwoordelijkheid was te veel voor me. Ik was die week zo bang om naar mijn werk te gaan, dat ik letterlijk bibberde van angst. Hoe dichter ik bij kantoor kwam des te meer ik trilde, hoe harder ik mijn hart in mijn keel voelde kloppen en des te sneller mijn ademhaling ging. Ik moest mezelf dan echt
[163]
toespreken: “oké, ik ga nu naar binnen, het komt wel goed. Ik ga drie dingen doen en dan kijk ik wel wat ik af heb. Na mijn vakantie komt het allemaal weer goed”. In dat stadium wist nog niemand dat ik zo gestrest was. Wel vertelden een aantal collega’s achteraf dat ze gezien hadden dat ik tegen een burn-out aan liep, maar ze dachten dat het met een vakantie wel opgelost zou zijn.’ Dacht je zelf ook: na de vakantie is alles weer goed? ‘Ja, ik dacht echt: “zodra het project van deze klant afgerond is, komt het weer goed. Dit project geeft gewoon veel stress omdat ik er even alleen voor sta”. Dinsdags voor mijn vakantie had ik nog een afspraak bij de klant met vier contactpersonen. Ik twijfelde enorm of het me lukte om te gaan, maar ik vond dat ik dat moest kunnen en sprak mezelf moed in: “kom op, je kunt het. Ga er nou gewoon naartoe, dan heb je weer wat overwonnen.”
[164]
Uiteindelijk ben ik gegaan, ondanks mijn angst daar in tranen uit te barsten tegenover vier personen. Het risico dat ik bij de klant in huilen uitbarstte, was voor mij minder erg dan op mijn werk te moeten toegeven dat iets mij niet lukte.’ Hoe liep het af met die grote klant? ‘Gelukkig ging de afspraak goed. Maar de volgende dag had ik op mijn werk een aanvaring met de creatief directeur. Ik had aan de klant beloofd binnen drie dagen diverse creatieve uitingen op te leveren, terwijl ik nog foto’s moest laten maken. De creatief directeur zei: “hoe wil je dat in vredesnaam in drie dagen doen?”. Op dat moment voelde ik me door hem aangevallen. Ik had het idee dat hij mij niet goed vond in mijn werk. Ik ben direct in huilen uitgebarsten. Waarop de directie besloot een freelancer in te huren tijdens mijn vakantie. Die freelancer kreeg de opdracht in die twee weken niet afgerond. Daar was ik achteraf blij om
[165]
zodat ik aan mezelf en het bedrijf kon laten zien: “ik heb niet gefaald”. Tijdens mijn vakantie kwam ik na vier dagen een beetje tot rust. Mijn ademhaling was gezakt en mijn hartslag gedaald. Ik dacht dat het wel weer goed met me ging. Na twee weken vakantie zette ik op maandagochtend één stap over de drempel op mijn werk. Het ging helemaal niet goed. Ik barstte direct in tranen uit. Heel die week heb ik op kantoor gehuild.’ Hoe reageerden ze op het werk? ‘Voor mijn vakantie had ik al veel huilbuien en besloot ik gesprekken met mijn leidinggevende te voeren om zo meer structuur aan te brengen in mijn werk. Het kwam voor hen dus niet uit de lucht vallen. Mijn leidinggevende (die inmiddels weer terug was van zijn vakantie) reageerde begripvol. Hij zei: “wij zoeken hier samen een oplossing voor, desnoods ga jij een tijdje in een ondersteunende functie op een project werken en niet als eindverantwoordelijke”. Dat was fijn.
[166]
In zijn ogen was ik geen aansteller. Hij vond het eerder jammer dat het niet goed met mij ging. Ik maakte geen fouten in mijn werk. Mijn leidinggevende was heel tevreden over mijn werkzaamheden. Ik heb daar zelf nu nog wel moeite mee dat er niks mis ging, maar ik het mezelf zo moeilijk heb gemaakt. In het begin gaf ik in mijn gedachten nog wel eens collega’s en leidinggevenden de schuld: “jullie geven mij zoveel werk terwijl ik het al druk heb. Jullie kunnen toch ook aanvoelen dat dit te veel is”. Dat is iets wat ik geleerd heb met deze ervaring; je moet echt zelf dingen aangeven. Zelf je eigen grenzen stellen, dat kan niemand anders voor je doen. En al is die grens een keertje laag en denkt iemand daar wat van; de volgende dag is hij het vergeten. Na die eerste werkweek heb ik me in overleg met mijn leidinggevende ziek gemeld om thuis uit te rusten. De eerste dagen kon ik geen fatsoenlijk gesprek met iemand voeren zonder te huilen. Ik ben naar mijn huisarts gegaan en hij adviseerde
[167]
me een time-out van een paar weken in te lassen en aan de bedrijfsarts een verwijzing naar een psycholoog te vragen. Ook omdat ik bij eerdere werkgevers al last had van spanningsklachten.’ Na twee weken thuiszitten, ging Marieke naar de bedrijfsarts. ‘In overleg met hem ben ik vrij snel gaan re-integreren. Eerst een paar uur per week en vervolgens twee uur per dag. Ik vind het nog steeds fijn dat ik er destijds niet lang tussenuit ben geweest. Mij lijkt de drempel groter om weer naar je werk te gaan als je daar lang niet bent geweest.’ Van de bedrijfsarts kreeg Marieke het advies leuke dingen te gaan doen ter ontspanning. ‘Dat vond ik erg lastig, want ik kon me niet meer ontspannen. Ik wist niet eens meer hoe dat moest. Door het werk had ik altijd spanning op mijn nek en schouders. Al een jaar voordat ik uitviel, ging ik wekelijks naar de fysiotherapeut voor mijn nek. Ook voelde ik me schuldig als ik iets leuks deed
[168]
omdat ik dan dacht dat ik eigenlijk aan het werk moest zijn. Het is niet zo makkelijk om te moeten ontspannen. Op een gegeven ogenblik ging ik wel “dagjes” weg. Dan pakte ik de trein naar Utrecht en kocht daar kralen om sieraden van te maken. Zodra ik aan het knutselen was en iets met mijn handen deed, merkte ik dat ik meer tot rust kwam. Ook ben ik yoga gaan doen, hierdoor leerde ik hoe ik mijn spieren kon ontspannen. Het heeft ongeveer een half jaar geduurd voordat ik weer fulltime werkte.’ Jij stelt hoge eisen aan jezelf, hoe komt dat? ‘Ik weet het niet. Misschien omdat mijn ouders thuis een eigen bedrijf hebben en daarin redelijk succesvol zijn. Wellicht heb ik daardoor onbewust het idee dat ik moet presteren. Het is niet zo dat mijn ouders of wie dan ook mij dat soort dingen opleggen. Het zit echt in mezelf. Anderen verwachten geen perfecte Marieke. Waarom ik dat dan wel verwacht, weet ik niet.
[169]
Privé heb ik daar minder last van dan op het werk. Ik heb het idee dat ik op mijn werk professioneel moet zijn en dat ik mezelf moet bewijzen.’ Eerder gaf je aan het vervelend te vinden om fouten te maken. Waarom is dat zo lastig? ‘Daar ben ik nog steeds niet achter. Rationeel gezien denk ik: “hallo Marieke je werkt bij een communicatiebureau. Het gaat om het aantal chocoladerepen of shampoos dat verkocht wordt. Dat is totaal niet belangrijk.” Maar toch mag ik geen fouten maken van mezelf. Ik heb een heel hoog verwachtingspatroon van wat ik moet kunnen en doen. Nadat ik in die zomer ziek thuis kwam te zitten, heb ik met mijn leidinggevende veel gesprekken gevoerd over dat verwachtingspatroon van mij. Hij gaf aan dat hij tevreden was over mijn werk en ik altijd boven zijn verwachtingen presteerde. Dat zet je
[170]
wel aan het denken; “ik kan ook een tandje terugschakelen”.’ Heb je dat altijd al gehad dat je jezelf moeilijk kon ontspannen op het werk? ‘Ja, in alle drie mijn banen vond ik het moeilijk me te ontspannen. In het weekend of tijdens vakanties voelde ik me rustiger, maar zodra ik op mijn werk was, bouwde ik spanning op in mijn lijf. Ik zat altijd op een bepaald spanningsniveau waardoor ik die spanning als normaal ervoer. Als ik nu terug kijk, was ik niet heel productief op een dag, maar draaide vooral mijn hoofd de hele tijd op volle toeren. Tegenwoordig kan ik weer genieten van mijn weekend. Ik kan de dingen van mijn werk beter loslaten. Vooral de laatste maanden voordat ik uitviel, had ik bijna geen weekend. Ik was in die weekenden altijd moe en wilde nergens naartoe. Ik voelde me continu rot en schuldig als mijn werk nog niet af was. Zelfs al had ik aan niemand beloofd het af te hebben. Nog
[171]
steeds vind ik het lastig om die dingen los te laten.’ Waarom wilde je nergens naartoe in zo’n weekend? ‘Omdat ik zó uitgeput was van de werkweek. Dan had ik geen zin meer in feestjes of bezoekjes. Nee, ik wilde alleen maar thuis slapen of op de bank zitten. Er is zelfs een tijd geweest dat ik ’s avonds thuiskwam uit mijn werk en ik direct op de bank in slaap viel. Mijn vriend Farad kookte en deed het huishouden want dat lukte mij niet meer. Ik had er de energie niet voor.’ Welke karaktereigenschappen van jou hebben ertoe geleid dat je een burn-out hebt gekregen? ‘Vooral pleasen. Niet moeilijk willen doen omdat ik door mijn leidinggevenden en collega’s gewaardeerd wilde worden. Ook wilde ik professioneel overkomen, goed zijn in mijn werk en laten zien wat ik allemaal in huis had. Dat
[172]
uitte zich vooral in alles perfect willen doen en zoals eerder gezegd; geen fouten willen maken, me oververantwoordelijk voelen, geen dingen los kunnen laten en moeilijk “nee” kunnen zeggen.’ Hoe ging het re-integreren? Hoe zagen je dagen eruit? Hoe was het om weer fulltime te werken? ‘Eerlijk gezegd vind ik het heel lastig om aan te geven hoe mijn dagen er destijds uitzagen. Het lijkt net of mijn geheugen dat niet heeft opgeslagen. Wat ik wel weet, is dat ik startte met twee uurtjes werken om de dag. Langzaamaan heb ik in overleg met de bedrijfsarts mijn uren opgebouwd. Ik deed in het begin alleen ondersteunend werk en probeerde niet te veel taken op te pakken. Als het toch te veel werd, vond ik het lastig om dat tegen mijn leidinggevende te zeggen. Maar dat heb ik wel gedaan. Je ziet dan dat er ook dingen door anderen opgepakt worden. Dat geeft
[173]
vertrouwen. In het begin dat ik weer fulltime werkte, had ik het wat rustiger en dat ging goed. Wel was ik bang om opnieuw uit te vallen op het moment dat ik het echt druk zou krijgen. Dat is gelukkig niet gebeurd. Een tijd lang bleef ik bezoeken brengen aan de psycholoog. Dat gaf me houvast. De psycholoog heeft mij echt veel geleerd. In het begin dacht ik: “die psycholoog gaat mij helpen, die komt direct met oplossingen”. Maar nee, je moet het echt zelf doen. Een psycholoog helpt je alleen om dingen inzichtelijk te krijgen. Ik kan nu beter zaken van mij afzetten, ook heeft ze me bewuster gemaakt van mijn gedrag en gedachten die niet altijd even realistisch waren. Zo dacht ik bijvoorbeeld altijd dat mijn leidinggevende vond dat ik me niet voor de volle honderd procent inzette. Iets wat hij nooit heeft gezegd en ook niet aannemelijk is want hij is altijd tevreden geweest over mijn werk. Ik heb genoeg bewijslast van buitenaf zoals complimenten van collega’s of leidinggevenden om aan te nemen
[174]
dat ik mijn werk goed doe, alleen zelf geloofde ik dat niet helemaal. Ik kwam erachter dat die gedachte meer met mijn eigen angst om niet goed genoeg te zijn te maken had dan met de werkelijkheid. Nog steeds ben ik mijn eigen gedachten aan het corrigeren. Als ik bijvoorbeeld iets moet maken voor mijn leidinggevende denk ik: “zou hij dit verwachten? De klant verwacht wellicht die insteek?” Dan roep ik mezelf de halt toe. “Marieke jij bent het aan het maken. Hoe zou jij het doen? Doe het dan ook op die manier en als iemand het niets vindt, hoor je dat achteraf wel.”’ Schaam je je voor het feit dat je een burnout hebt gehad? ‘Nee, ik heb me er nooit voor geschaamd. Ik praat er gewoon over, vooral met mensen van mijn eigen leeftijd. Ik ging destijds wel eens overdag een boodschap doen in het dorp en kwam dan kennissen tegen. Die vroegen dan:
[175]
“wat doe jij hier overdag?” Dan zei ik eerlijk dat ik het even rustiger aan deed op het werk. Wat ik wel gemerkt heb is dat de oudere generatie, in de leeftijd van mijn ouders, er echt niets van begrijpt. Zeker hier in het dorp niet. Ik kreeg dan opmerkingen naar mijn hoofd van: “zit jij thuis? Vindt de baas dat wel goed? Dat is wel een luxe zeg. Ik zou maar weer snel beginnen. Heb jij geen vast contract? Nou dan zou ik maar uitkijken hoor.” Dan dacht ik echt van: “heb je mij niet gehoord? Het ging niet meer op mijn werk. Ik doe het rustig aan!” Het lijkt net of die generatie het niet serieus neemt en nog nooit van het woord burn-out heeft gehoord.’ Zou je je burn-out benoemen tijdens een sollicitatie? ‘Alleen als mensen ernaar vragen. Uit mezelf benoem ik het niet snel, omdat mensen al gauw een oordeel hebben. Ik ben niet bang dat de ander denkt dat ik te snel gestrest ben. Ik kan best wel wat stres hebben op mijn werk, maar
[176]
ik zorgde voor iedereen behalve voor mezelf. Nu is dat anders. Ik breng structuur aan in mijn werk omdat ik dat nodig heb. Wanneer er een spoedklus tussendoor komt, kijk ik eerst wat ik door kan schuiven naar de volgende dag. Een half jaar na mijn re-integratie heb ik een vast contract gekregen bij het creatieve communicatiebureau. Mijn leidinggevende was nog steeds erg tevreden over mijn werk: “Je bent er weer helemaal en dat hadden we ook van je verwacht.” Ik was dolblij. Ik had me ook voor kunnen stellen dat ze mijn contract niet hadden verlengd.’ Heb je jouw burn-out geaccepteerd? ‘In het begin was ik teleurgesteld in mezelf. Dan dacht ik: ”hallo, je kunt toch gewoon werken? Waarom heb jij zo’n structuur nodig?” Maar na verloop van tijd dacht ik: “iedereen mag ergens behoefte aan hebben.” Tuurlijk voelde ik me tijdens mijn re-integratie rot dat ik elke werkdag startte met de accountmanager naast
[177]
mij om te kijken wat ik die dag ging doen. Ik vond het niet prettig dat iemand mee moest kijken en mij structuur moest bieden. Nu kan ik die structuur zelf aanbrengen. Ik vind het nog steeds lastig dat ik mijn eigen verwachtingen daarin niet waar heb kunnen maken. Dat voelt als falen. Ook worstel ik met het streven naar een carrière en het tevreden zijn met wat ik nu doe. Het ene moment denk ik: “ik wil carrière maken en hogerop komen” en het andere moment: “geef mij maar rust en een baan waarin je geen stress hoeft te ervaren”.’ Heeft de hele situatie je ook iets gebracht? ‘Ja ik ben me er bewust van geworden dat ik mezelf nog niet volledig geaccepteerd heb zoals ik ben. Dat ook ik fouten mag maken en niet perfect hoef te zijn. Ik heb geleerd dat ik de leider ben van mijn eigen leven. Dat niets moet en ik een eigen vrije keus heb. Ik probeer het daarom allemaal ook niet meer zo zwaar te maken voor mezelf. Werk is niet belangrijk. Dat
[178]
probeer ik mezelf regelmatig in te prenten en dan moet ik ook wel lachen. Zeker als ik die dag daarvoor nog flink zat te stressen op mijn werk. Dat is een enorme tegenstrijdigheid. Je kunt denken over je werk dat het niet belangrijk is, maar als je op je werk bent, spreekt je gevoel. Dan komen er kleine onzekerheden opborrelen en handel je naar je angsten. Maar die angsten hebben mij op het werk nooit gediend. Ik stel zaken op het werk niet meer uit. Als ik iets moeilijk vind, ga ik direct met het probleem aan de slag. Anders blijft het maar door mijn hoofd spoken waardoor ik er alleen maar meer stress van krijg.’ Wat wil je andere mensen die momenteel in deze situatie zitten meegeven? ‘Spreek open over je burn-out met anderen zoals je vrienden of collega’s, zodat er begrip kan ontstaan. Wanneer mensen geen begrip voor je situatie hebben, trek het je niet persoonlijk aan. Deze mensen weten niet hoe
[179]
het is om een burn-out te hebben. Ga na waardoor je een burn-out hebt gekregen. Wat is de onderliggende oorzaak? Het komt altijd door positieve eigenschappen, bijvoorbeeld perfectionisme, omdat je té graag alles goed wilt doen of té betrokken bent. Ga hulp zoeken, doe het niet alleen en bagatelliseer je problemen niet. Tot slot neem de stresssignalen in je lijf serieus. Die vertellen je zoveel. Als je daar op tijd naar luistert, voorkom je dat de situatie erger wordt.’ Marieke luisterde tijdens haar burn-out vaak het nummer ‘Ik hou van mij’ van Harrie Jekkers. Het volgende fragment wil zij graag ter inspiratie delen: Ik hou van mij – Harrie Jekkers Ik hou van mij hoor je nooit zingen ik hou van mij wordt nooit gezegd
[180]
maar ik hou van mij ga ik toch zingen want ik hou van mij, van mij alleen en ik meen het echt
[181]
‘FINANCIEEL WERD IK GESTEUND, MAAR IK HAD EMOTIONELE STEUN NODIG’ Rob is 25 jaar als hij ruim vier jaar geleden een burn-out krijgt. De nawerkingen daarvan hebben nog elke dag invloed op hem. ‘Ik ben snel moe en mijn stem laat me regelmatig in de steek. Dan kan ik nauwelijks meer praten. Het doet ontzettend zeer.’ Ook krijgt Rob gedeeltelijk een ziektewetuitkering omdat hij niet meer fulltime kan werken. Acht uur per week geeft hij zwemles aan kinderen. Daarnaast volgt hij een opleiding tot gezondheidstherapeut. Actief en ondernemend, dat was Rob. In het laatste jaar van zijn studie tot gymdocent startte hij samen met zijn afstudeermaat een eigen bedrijfje in sport- en spelkampen voor
[182]
kinderen tot 16 jaar. Door het doen van sporten spelactiviteiten beleefden de kinderen veel plezier en werd het zelfvertrouwen vergroot. De formule bleek een succes. ‘Na twee jaar hard werken heb ik het bedrijfje moeten verkopen. Het lukte me niet meer om naast mijn veertigurige werkweek als leerkracht en het geven van zwemlessen op zaterdag en zondag ook nog schoolkampen in de vakanties te organiseren.’ Rob had het volgens hem vier jaar geleden helemaal voor elkaar. Een leuke baan als kleuterdocent en zwemleraar, een eigen bedrijfje in sport- en spelkampen voor kinderen en een vriendin waar hij smoorverliefd op was. ‘Ik was super gelukkig, maar toen kwamen de problemen. Mijn keel begon pijn te doen en het kostte me dag in dag uit moeite om te praten. Er bleek een poliep op mijn stembanden te zitten waaraan ik werd geopereerd.’ Na twee weken thuis zitten en drie maanden logopedielessen volgen, bleef zijn stem zeer doen. ‘Nog altijd had ik een vervelend gevoel in
[183]
mijn keel. Mijn mond en keel waren droog. Natuurlijk dronk ik genoeg water, maar dat hielp niet. Het leek alsof ik non-stop spanning op mijn keel had staan. Ik kon amper praten, dus zweeg ik en startte zoveel mogelijk met lesgeven in gebarentaal. Ook had ik last van mijn maag. Ik kreeg maagzuurremmers, maar die werkten niet. Ik werd geopereerd aan de bovenkant van mijn maag omdat de klep van mijn maag niet goed sloot. Twee maanden heb ik vloeibaar voedsel gedronken omdat het anders te veel pijn deed.’ Het nieuwe schooljaar startte en in goed overleg met de directeur mocht Rob weer lesgeven aan de kleuters. ‘Mijn stem was nog altijd een ramp dus deed ik zoveel mogelijk met gebaren. Ook kwam het regelmatig voor dat ik doodop was, zodat ik tijdens het lesgeven ging zitten en ik mijn hoofd probeerde recht te houden. Het is wel eens voorgekomen dat ik ter plekke in slaap ben gevallen.’
[184]
Je viel in slaap tijdens het lesgeven? ‘Ja, dat is een paar keer gebeurd. Gelukkig is er nooit iets voorgevallen tijdens mijn lessen. Omdat de klachten aan mijn stem bleven, ben ik teruggegaan naar de specialist in het ziekenhuis voor mijn keel en mijn maag want ik was er heilig van overtuigd dat die moeheid daar vandaan kwam. De specialist zei letterlijk: “het zit allemaal in je hoofd. Hier heb ik geen tijd voor. Ik heb andere dingen te doen”. Ik ben meteen in tranen uitgebarsten. Die specialist was mijn laatste hoop. In die tijd verliep ook mijn relatie steeds moeizamer omdat ik nog steeds niet kon praten en ik altijd moe was. Uiteindelijk is die relatie, ruim een jaar nadat de problemen begonnen waren, geëindigd. Dat was voor mij de druppel. Ik crashte en was emotioneel gebroken. Ook mijn lichaam was op. Ik heb de schooldirecteur tijdens een gesprek gezegd dat ik geen les meer kwam geven aan de kleuters. Uiteindelijk ben ik in een
[185]
uitkeringssituatie terechtgekomen.’ Rob bleek een burn-out te hebben en ging zelf op zoek naar de oorzaak van zijn klachten. Hij startte met de vierjarige opleiding tot gezondheidstherapeut. Waarin een totaal benadering voor gezondheidsproblemen en een combinatie van alternatieve- en natuurgeneeskunde centraal staan. Rob is inmiddels twee jaar bezig met zijn opleiding en wil graag een eigen praktijk aan huis beginnen als gezondheidstherapeut om anderen te helpen. ‘Tijdens de eerste les van de opleiding werd mij al duidelijk waar mijn klachten vandaan kwamen. Emotioneel gezien kwam het door de slechte relatie met mijn ouders, het harde werken van de afgelopen jaren en mijn verbroken relatie. Het was een combinatie van dat alles. Lichamelijk had ik last van mijn keel en stem, slechte adem, slechte tanden, was altijd moe, aangezichtspijn, maag- en darmklachten, koude handen en koude voeten. Ik ben mijn lichaam gaan zuiveren door op mijn
[186]
voeding te letten. Ik nam geen suikers meer, geen cafeïne, geen granen, weinig vlees, geen melkproducten en ik at alleen nog biologisch. Langzaamaan voelde ik mijn lijf veranderen. Het is logisch dat als je je lichaam op een bepaalde manier vervuilt, het niet meer goed functioneert en je klachten krijgt. Ik at bijvoorbeeld altijd veel pasta, brood, koeken en suiker. Ik verdrong mijn moeheid met het eten van suikers en het drinken van koffie om me toch goed te voelen. Ik dacht dat dat gezond was. Een paar dagen nadat ik mijn voeding aanpaste, voelde ik direct verschil. Ik kreeg langzaamaan meer energie.’ Nu twee jaar later gaat het stukken beter met Rob. Hij sport weer af en toe, maar zijn stem is nog altijd een probleem. ‘Als ik met mensen praat, merk ik dat mijn stem weer pijn begint te doen. Ik ben heel stressgevoelig. Ik heb de afgelopen jaren mede door mijn opleiding tot gezondheidstherapeut steeds beter geleerd om mezelf af te schermen voor andere mensen,
[187]
maar ik blijf het nog altijd lastig vinden om mezelf uit te drukken. Het gevolg daarvan is dat de spanning op mijn stem en keel slaat.’ Wat bedoel je precies met jezelf afschermen voor andere mensen? ‘Jaren terug kon ik me heel druk maken als ik bijvoorbeeld een gat in de muur ging boren in mijn eigen huis. Ik was bang dat de buren daar dan iets van zouden denken of zeggen of nog erger daar kwaad om zouden worden. Ik maakte me dan zo’n zorgen dat ik de buren probeerde te ontwijken. Of als ik mensen tegenkwam op de fiets of in de auto dacht ik meteen: “wat zullen die wel niet van mij denken?” Heel vermoeiend allemaal, omdat je dan altijd bezig bent in je hoofd met wat anderen van je vinden. Die dingen kan ik tegenwoordig beter loslaten.’ Hoe ervaar je het om in de ziektewet te zitten?
[188]
‘Ik ontvang nu twee jaar een ziektewetuitkering. De eerste drie maanden heb ik een werkloosheidsuitkering gekregen, daarna ben ik overgegaan naar de ziektewet. Naast de ziektewet ben ik altijd acht uur per week zwemlessen blijven geven. Hierdoor heb ik structuur in mijn week. Het geld dat ik daarmee verdien, wordt van mijn uitkering afgehaald. Het is een papierenrompslomp zo’n uitkering en het is verschrikkelijk wat je allemaal moet toelichten. Ze willen alles van je weten. Ik denk wel dat het nog een tijdje duurt voordat ik geen gebruik meer hoef te maken van de ziektewet. Ik vind het niet fijn om afhankelijk te zijn van een uitkering. Ik ben wel blij dat zo’n vangnet er is, zodat ik niet ook nog in de financiële problemen kom, want ik kan echt nog niet fulltime werken. De vraag is of het me überhaupt gaat lukken weer ooit volledig aan de slag te gaan. Ik moet van 900 euro per maand rondkomen. Dat is niet genoeg, want ik woon zelfstandig in een koopappartement. Van mijn
[189]
ouders heb ik wel wat financiële steun gekregen de afgelopen jaren, maar ik had eigenlijk emotionele steun nodig.’ Kun je iets vertellen over de relatie met je ouders? ‘Mijn ouders hadden vroeger altijd ruzie. Als klein kind heb ik vaak met mijn broertje boven in bed liggen huilen, omdat er beneden hard geroepen werd. Het was niet fijn bij ons thuis. Mijn vader drong altijd zijn mening of werkwijze op. Dat doet hij nu nog vaak. Als ik iets wil doen, zegt hij: “nee zo is het niet goed, je moet het zo en zo doen.” In plaats van dat hij mij de dingen zelf laat doen. Ik kan er niet tegen als mensen tegen mij zeggen wat ik moet doen. Ik heb tegen hem gezegd dat hij zich in mijn appartement niet mag bemoeien met hoe ik de dingen regel. In mijn appartement ben ik degene die bepaalt.’ Rob vertelt dat in zijn jeugd zijn moeder een alcoholprobleem had. ‘Toen ik een jaar of twaalf was, dronk ze altijd te veel.
[190]
Ik werd ziek van haar. Dan kwam je thuis uit school en dan zie je je moeder dronken. Zoiets herken je meteen. Ik liep dan weg. Ging naar mijn tante een paar straten verderop. Dat heeft toch wel een aantal jaren geduurd.’ Het was een onveilige situatie bij jullie thuis? ‘Ja, nu nog steeds. Ik kom er niet graag. Elke keer als ik er kom, voel ik direct spanning in mijn nek. Mijn ouders kunnen niks positiefs zeggen of doen. Ik word er ziek van. Ik heb vroeger nooit schouderklopjes of complimenten gekregen. Ze hebben mij nooit gezegd: “dat heb jij goed gedaan, dat waarderen we”. Ook later niet, toen ik mijn eigen bedrijf had of mijn appartement kocht.’ Hoe reageren je ouders en je broertje op je burn-out? ‘Het was voor hen in het begin ook moeilijk, vooral toen ik niet kon praten. Nu helpen ze me
[191]
met praktische dingen. Maar vragen hoe het echt met me gaat en daarover praten? Nee dat niet. Ze begrijpen de situatie niet.’ Welke karaktereigenschappen hebben eraan bijgedragen dat je een burn-out hebt gekregen? ‘Ik ben vaak enthousiast. Ik wil alles aanpakken, ik ben een harde werker, maar ik wil soms ook te veel. Ik laat me daardoor snel in dingen meetrekken, ben dan overenthousiast, waardoor ik over mijn eigen grenzen ga. Ook ben ik erg gevoelig. Ik vind het moeilijk emoties uit te drukken. Ik vertel wel over dingen, maar als ik iets persoonlijks moet zeggen of echt mijn gevoelens moet uiten dan is dat niet gemakkelijk. Thuis spraken we ook niet over gevoelens. Ik heb nooit geleerd om naar emoties te luisteren en ze te mogen uiten. Daar heb ik nu last van gekregen.’ Hoe is het met de sociale contacten?
[192]
‘Mijn sociale contacten zijn nu aan het terugkomen, nadat het in de afgelopen jaren allemaal was weggevallen. Dat kwam door mijn moeheid en mijn stem. Je gaat dan niet graag de deur uit. Want als je met mensen afspreekt, gaat het toch vaak om het kletsen. Er wordt van je verwacht dat je praat. Op den duur ging ik nog maar met één persoon om; Anna. Zij is mijn beste vriendin. Ik ga vaak bij haar op visite. Ik voel me goed bij haar. Niets hoeft. Zij verstaat mij, zonder woorden. Zij is mijn soulmate. Met haar ben ik blijven optrekken ook toen het nog slechter met me ging. Het is niet leuk dat je niet meer naar feestjes of etentjes kunt. Op den duur voel je je eenzaam. Momenteel spreek ik weer meer af met andere mensen om een wandeling te maken of samen een film te kijken.’ Wat heeft de burn-out met jou gedaan? ‘Mijn burn-out heeft mij veel doen inzien. Als dit mij niet was overkomen, had ik niet geweten
[193]
waar mijn problemen vandaan kwamen. Dan was ik me daar niet bewust van geworden. Dus daar ben ik blij om. Toch zou ik graag willen dat mijn stem volledig beter was. Dat moe zijn, maakt mij niet veel uit. Dat is iets wat verbetert en waar je rekening mee kunt houden. Maar het niet kunnen praten, vind ik vervelend. Ik moet het nog wat tijd geven. Ergens ben ik ook bang. Wat als mijn stem het niet meer goed gaat doen? Want tot nu toe komen de klachten elke keer terug. Ik laat mijn angsten niet zien. Vooral mijn stemproblemen hebben me verdrietig gemaakt. Ik ben veel sociale contacten verloren en ik ben me eenzaam gaan voelen. Ik heb niet het gevoel dat ik heb gefaald. Ik denk dat ik nooit meer de oude Rob word, dat gaat niet meer. Zo’n gebeurtenis heeft veel impact op je. Het is een serieus aspect geworden in mijn leven. Mijn problemen komen ook door mijn opvoeding en de maatschappij waarin wij leven. Ik ben denk ik op de
[194]
verkeerde plek in het verkeerde tijdperk geboren.’ Heb je professionele hulp van een psycholoog gehad de afgelopen jaren? ‘Ja, een tijdje ben ik naar twee verschillende psychologen gegaan. Maar daar kwam ik niet verder mee. Zij hadden het alsmaar over mijn opvoeding en het feit dat ik het thuis niet fijn heb gehad. Ik wilde door en daar niet te lang bij stilstaan.’ Rob vindt het lastig te praten over zijn gevoelens en de reden achter zijn burn-out. Hij zit nog middenin het herstelproces. ‘Wat mij wel enorm heeft geholpen is ontspanningstherapie. Ik werd dan gemasseerd waardoor ik kon ontspannen. Ook het aanpassen van mijn voedingspatroon en de opleiding tot gezondheidstherapeut hebben mij geholpen.’ Wat wil je andere jonge mensen zeggen die nu een burn-out hebben?
[195]
‘Kijk naar het totaalplaatje en niet naar één aspect. Let op je voeding, laat je lichaam rusten, maar ga niet stilzitten. Kijk niet te veel tv en zit niet te lang achter je computer, ga veel naar buiten en bouw langzaamaan het sporten op. Begin met een paar minuten wandelen per dag zodat die motor weer op gang komt. En kijk naar de dingen die je doet. Doe je wel de dingen die je graag wilt doen? Bijvoorbeeld op werkgebied, maar ook als het gaat om sociale contacten. Probeer alle dingen die je energie vragen of je leegzuigen te verbannen uit je leven. En werk met dieren! Bij dieren voel je niet wat je bij mensen wel voelt. Bij mensen moet je precies het goede zeggen of een gesprek aan gaan, omdat je anders niet vriendelijk bent. Je gedraagt je vaak sociaal wenselijk en zegt de dingen die van je verwacht worden. Dat kost allemaal energie. Van dieren ontspan je en dan krijg je juist meer energie!’
[196]
SOCIALE STEUN In het hoofdstuk “werkgever en werknemer” is het belang van sociale steun van collega’s op het werk beschreven. Maar uit de verhalen blijkt dat het ook belangrijk is om steun en begrip te krijgen van vrienden, familie en kennissen. Zonder steun uit de sociale omgeving is het lastiger om het onderwerp burn-out in alle openheid te bespreken. Vooral in het interview van Rob is dat goed te lezen. Bij hem thuis wordt er niet of nauwelijks over zijn burn-out gepraat en al helemaal niet over zijn gevoelens. Wel kreeg hij van zijn ouders financiële steun omdat hij door zijn burn-out minder inkomsten had, maar hij geeft duidelijk aan dat hij eigenlijk emotionele steun nodig had. Ook Menno bespreekt de misgelopen werksituatie tussen hem en zijn ouders niet meer. De ervaringsdeskundigen die sociale steun kregen, geven aan dat ze daar veel profijt van hebben gehad.
[197]
Aandacht in de media In de media wordt er steeds meer aandacht besteed aan jonge mensen met een burn-out. Hopelijk wordt hierdoor het taboe doorbroken waardoor een burn-out steeds minder vreemd wordt gevonden. Maar helaas reageren nog steeds veel mensen met onbegrip op het feit dat iemand een burn-out heeft. Zeker als het gaat om jonge mensen. Gewoonweg omdat zij zich waarschijnlijk niet kunnen voorstellen wat het is om een burn-out te hebben of niemand in hun eigen omgeving kennen die opgebrand thuis zit. Een aantal van de mensen die ik gesproken heb, kreeg opmerkingen als “jij bent nog zo jong waar moet jij nou een burn-out van krijgen?” of “kop op gewoon een tandje erbij” maar ook “je kunt toch niet zomaar thuisblijven van het werk, vindt je baas dat wel goed?” en “het is het beste als je zo snel mogelijk weer aan de slag gaat”. Daardoor kregen zij niet het gevoel dat de ander begrip voor hun situatie
[198]
had, wat uiteindelijk alleen maar tot meer stress leidde. Relaties veranderen De ervaringsdeskundigen vertelden dat hun sociale kring door hun burn-out veranderd is. Vriendschappen of contacten zijn verbroken, maar daar zijn ook weer hechtere vriendschappen voor in de plaats gekomen. Een familielid waar ik altijd goed mee op kon schieten, heeft nooit aan mij gevraagd hoe het met me ging. Ik vermoed dat hij het lastig vond om ernaar te vragen, maar daardoor kreeg ik juist het gevoel dat het hem niet interesseerde. Sindsdien is het contact tussen ons flink verwaterd. Ook een vriendin die nooit tijd voor me had of als ze er dan toch was alleen maar over zichzelf praatte, is nu geen vriendin meer. Terwijl ik voor mijn burn-out altijd de grootste lol met haar had in de kroeg. Ik was wel teleurgesteld daardoor, ik had het totaal niet verwacht. Maar aan de andere kant werd ik ook
[199]
aangenaam verrast door een aantal vriendschappen die alleen maar hechter zijn geworden door mijn burn-out. Vriendinnen die bezorgd waren en alles voor me wilden doen. Of mensen die ineens interesse toonden waarvan ik het helemaal niet had verwacht. Dat vind ik nog steeds bijzonder! Tijdens mijn burn-out kreeg ik tal van smsjes, kaartjes en e-mails met daarin lieve woorden. Een aantal daarvan wil ik graag delen: “Als je maar niet te snel stappen gaat zetten! Eerst jezelf op orde, de rest komt later!” “Lieverd! Wat is dat nou? Ik ben geschrokken, maar jij vast nog meer van jezelf. Ik denk aan je en hoop je snel even te spreken. Hou je taai!” “Denk eraan: neus omhoog, borst vooruit, jij kunt de hele wereld aan!”
[200]
“Wat heftig en vervelend allemaal. Pak je rust en wees niet te streng voor jezelf! Neem de tijd die je nodig hebt! Heel veel liefs!” “Heel veel rust en sterkte! Dit overkomt de beste...dus jou ook!”
[201]
‘IK DACHT ALTIJD DAT IK ALLES KON EN DAN OPEENS BLIJKT DAT NIET ZO TE ZIJN’ Door een burn-out tijdens haar studententijd is het leven van Anouk veranderd. Haar verschillende verantwoordelijkheden werden op een gegeven moment te veel. Zij plant tegenwoordig niet meer al haar vrije tijd vol. ‘Ik luister nu beter naar mijn eigen behoeften en probeer hier zo goed mogelijk naar te handelen.’ Het is inmiddels vier jaar geleden dat de toen 24-jarige Anouk een burn-out kreeg. Als masterstudent Sociologie en voorzitter van het bestuur van een Utrechtse studentenvereniging was zij al maandenlang moe voordat zij merkte dat er iets aan de hand was. ‘Gedurende mijn studententijd sliep ik jarenlang maximaal zes
[202]
uur per nacht. Ik vond dat ik geen tijd had om te slapen. Ik wilde naast mijn studie zoveel mogelijk leuke dingen doen en sprak daarom vaak af met vriendinnen of mensen van mijn studentenvereniging. Ik had nooit een moment niets te doen totdat ik vier jaar geleden helemaal opgebrand was.’ Hoe merkte je dat je opgebrand was? ‘Ik was zo ontzettend moe. Het enige wat ik wilde, was slapen. Het werd voor mij normaal om tussen al mijn activiteiten door naar bed te gaan. Ik was net gestart met een baan als projectmedewerker voor 32 uur per week en verhuisde tegelijkertijd vanuit het studentenhuis naar een eigen appartement. Die twee dingen naast mijn masteropleiding en voorzitterschap werden me te veel. Op een gegeven ogenblik barstte ik in tranen uit op mijn werk. Ik kon mijn werkzaamheden niet meer overzien. Ik had de opdracht om functieprofielen voor medewerkers op te stellen voor een organisatie
[203]
in de zakelijke dienstverlening. Een pittige, maar uitdagende klus waarvan ik niet meer wist hoe ik hem aan moest pakken. Een oudstagebegeleider van mijn hbo-opleiding Human Resource Management had mij gevraagd voor dat project. Ondanks dat ik het druk had met het voorzitterschap en mijn studie had ik ja gezegd tegen die baan. Het leek me een mooie kans om meer werkervaring op te doen. Achteraf gezien zei ik mede ja omdat ik mijn oud-stagebegeleider niet teleur wilde stellen. Ik vond het te lastig om nee te zeggen. Dagenlang kwam ik huilend thuis van mijn werk, omdat ik zo moe was. Het lukte me niet meer om zo diep en hard na te denken. Mijn hersenen konden geen nieuwe informatie meer opnemen. Mijn voorzitterschap bij de studentenvereniging liep af. Juist toen dat afgelopen was, in combinatie met mijn werk, brak ik. Een week voordat ik op vakantie ging, in de zomer, heb ik me ziek gemeld, omdat ik het niet meer aan kon. Ik hoopte dat na mijn vakantie alles weer
[204]
“normaal” zou zijn, maar dat was niet zo. Vervolgens heb ik zelf de huisarts gebeld en die heeft me, op mijn verzoek, doorverwezen naar de psycholoog.’ Terugkijkend begrijpt Anouk wel waarom ze een burn-out heeft gekregen. ‘Ik ben zo’n perfectionist. Ik moest van mezelf mijn studie perfect doen, het bestuur en mijn baan. Ook wilde ik de perfecte vriendin zijn voor mijn vrienden en vriendinnen. Ik handelde vaak sociaalwenselijk en had het idee dat vriendinnen elkaar regelmatig moesten zien. Wanneer ik dan een gaatje in mijn agenda had, belde ik meteen vriendinnen op die ik al een paar weken niet meer had gezien. Hierdoor had ik nooit een moment rust voor mezelf. Het was al eens vaker voorgekomen dat ik te veel van mezelf had geëist en ik dan vervolgens een paar dagen met een migraineaanval in bed lag. Ik heb toen niet aangevoeld dat dit signalen waren van mijn lijf, dat ik het rustiger aan moest doen en mijn grenzen moest bewaken. Achteraf gezien
[205]
verbaast het me dat ik niet eerder een burn-out heb gekregen.’ Wat gebeurde er toen je wist dat je een burn-out had? ‘In overleg met de psycholoog koos ik er voor om te stoppen met mijn baan en slechts één vak per semester te volgen. Ik vond het lastig om dit aan mijn studiegenoten te vertellen. Ik wilde niet toegeven dat ik het niet aankon om twee vakken tegelijkertijd te volgen. Ik dacht namelijk altijd dat ik alles kon en dan opeens blijkt dat toch niet zo te zijn. Het voelde voor mij als falen en dat hielp mij niet om uit het dal te komen. Het was een proces om dat te accepteren. Ik trok me vaak terug in die tijd en had veel behoefte aan rust. Af en toe sprak ik af met een vriendin, maar dan wilde ik niet te veel over mijn burn-out praten. Ik vond het heel moeilijk om aan vriendinnen te laten zien dat ik me slecht voelde. Ook wilde ik niet dat mijn vriendinnen mijn psycholoog zouden worden. Ik
[206]
had jaren daarvoor een vriendin gehad die depressief was en zij vertelde altijd over zichzelf. Hoe moeilijk en hoe zwaar het voor haar was. Dat heeft mij toen zoveel energie gekost dat ik dat mijn vriendinnen niet aan wilde doen tijdens mijn burn-out. Ik vond dat vriendinnen ook gewoon over dingen, die hen bezig hielden, moesten kunnen vertellen. Ik had mijn psycholoog en mijn moeder met wie ik praatte als het echt slecht met me ging. Wel vond ik het fijn als mensen interesse in me toonden. Ik ben namelijk iemand die graag contact heeft met mensen. Tijdens mijn herstel vermeed ik grote gezelschappen met veel blije mensen omdat ik me dan vaak eenzaam voelde. Wanneer ik toch naar een feestje ging, deed ik dat voor mijn vriendinnen en verenigingsleden. Ik was bang dat ik de binding met ze kwijt zou raken als ik niet zou gaan. Ik had tijdens zo’n feestje dan het idee dat niemand door had hoe slecht het met me ging. Ik begon dan vaak te
[207]
huilen of ik ging naar huis om daar een potje te janken.’ Hoe zag een slechte dag eruit? ‘Ik was dan vooral heel down en huilde vaak. Ook wilde ik het liefst binnen blijven, ik was erg moe en sliep veel. Ik kon niet meer logisch nadenken over moeilijke dingen. Het leek wel of mijn hersenen uit stonden. Ook interesseerde de dingen me minder. Als mijn huis een bende was, boeide me dat niet. Ik kon het niet opbrengen om dan te gaan poetsen. Ook was ik sneller overstuur van kleine dingen. Ik weet nog goed dat ik een keer een lekke band had. Ik huilde als een klein kind. Het voelde alsof ik de controle kwijt was over alles, maar vooral over mezelf. Op een goede dag probeerde ik wat “klusjes” te doen, zoals boodschappen of een college op de universiteit te volgen, maar het kwam regelmatig voor dat ik dan toch te veel deed op een dag. Door vallen en opstaan heb ik mijn grenzen leren kennen. Op een gegeven moment dacht ik weer sterk genoeg te zijn om
[208]
te gaan sporten. Ik was lid van een voetbalvereniging en deed weer mee met een training van mijn team. Tijdens de warming-up kreeg ik een hyperventilatieaanval. Hier schrok ik zo van dat ik vervolgens weer een paar dagen op bed lag. Het was confronterend dat ik toch niet alles kon wat ik dacht te kunnen. Het maakte me zo onzeker. Als voorzitter van de studentenvereniging blaakte ik van het zelfvertrouwen, maar tijdens mijn burn-out kon ik me niet voorstellen dat ik ooit voorzitter was geweest.’ Hoe ben je van je burn-out af gekomen? ‘Van mijn psycholoog moest ik een dagboek bijhouden van wat ik allemaal deed en hoe mijn energieniveau gedurende de dag was. Als je studeert heb je de hele dag om zelf in te vullen. Je gaat naar college, gaat sporten, spreekt af met vriendinnen, et cetera. Door dat dagboek werd het voor mij inzichtelijk wat ik allemaal deed en hoeveel energie het me kostte. Voor
[209]
mij was het allemaal heel gewoon. Ik dacht dat iedereen zoveel deed, maar mijn psycholoog heeft me laten inzien dat ik erg veel wilde en dat je ook wel eens een dag niks mag doen zonder je daarover schuldig te voelen. Door dat inzicht kon ik bewust gaan kiezen welke dingen ik wel en niet meer wilde doen.’ Ondanks dat heeft het nog zeker twee jaar geduurd voordat Anouk echt de “oude” was. ‘Ik heb uiteindelijk langer over mijn master gedaan en tijdens mijn eerste echte baan als Human Resource medewerker bij een gemeente was ik continu nerveus. Ik vond het werk druk en was vooral bang om fouten te maken. Iets wat daardoor juist vaker gebeurde en wat voor een perfectionist vreselijk is. Ook was ik bang om weer moe en opnieuw ziek te worden. Uiteindelijk heeft het wisselen van baan me erg goed gedaan. Hierdoor groeide mijn zelfvertrouwen.’ Hoe kijk je terug op je burn-out?
[210]
‘Als het toen niet was gebeurd, was het zeker wel een andere keer gebeurd. Ik heb er voor mezelf vrede mee en kan er goed over praten met mensen die dicht bij me staan. Dat ik ziek ben geworden, hangt sterk samen met mijn karakter. Ik ben zo’n perfectionist, ik ben gedreven om alles goed te doen en heb een enorm verantwoordelijkheidsgevoel. Dat hebben mijn ouders ook allebei. Wanneer ik vroeger een goed cijfer haalde, waren mijn ouders trots op me waardoor ik dacht: “ik doe het goed”. Hierdoor koppelde ik mijn prestaties aan mijzelf. Ik dacht altijd: “als ik maar goed presteer dan ben ik een leuk en goed persoon”. Ik heb er echt aan moeten werken om meer eigenwaarde te krijgen en mezelf gewoon leuk te vinden zonder randvoorwaarden. Nu weet ik dat prestaties niets te maken hebben met of ik wel of geen leuk mens ben.’ Anouks ouders hebben het ook altijd druk. Vanuit huis heeft zij niet geleerd om een moment van rust in te bouwen op een dag.
[211]
‘Mijn ouders vonden het best wel raar dat ik rust nodig had. Mijn vader zei dan: “je ontspant toch ook van leuke dingen doen?” Hij begrijpt niet dat als ik te veel leuke dingen heb, dat niet meer ontspannen is.’ Hoe gaat het nu, vier jaar na je burn-out, met je? ‘Ik weet nu dat ik meer rust moet pakken op een dag. Ook weet ik als ik hoofdpijn krijg dat ik te druk ben geweest. Niet dat ik dan per se veel afspraken heb gehad, maar wel dat ik me ergens te druk over heb gemaakt. Dat ik me weer te verantwoordelijk voel voor iets op mijn werk.’ Anouk werkt op dit moment als managementtrainee bij een grote uitkeringsinstantie. ‘Soms kan ik echt het gevoel hebben alsof ik de hele organisatie moet runnen. Dan heb ik zo’n hoofdpijn. Gelukkig kan ik tegenwoordig beter relativeren en spreek ik mezelf toe: “Anouk denk jij dat de boel in de
[212]
soep loopt als jij dat niet doet?” Ik plan ook minder activiteiten in naast mijn werk. Te veel dingen tegelijkertijd gaat gewoon niet, daar ben ik me heel bewust van. Ik ben een stuk minder sociaalwenselijk dan vroeger. Dat betekent dat ik soms ook mensen teleur moet stellen en “nee” verkoop aan vriendinnen als zij willen afspreken. Ook probeer ik mijn agenda niet te ver vooruit te plannen. Ik vind het niet prettig meer om mijn hele agenda vol te plannen met afspraken. Als ik weet dat ik de komende drie weken elke avond een afspraak heb, is de spontaniteit er af. Ik kan dan niet echt genieten van zo’n afspraak. Het voelt voor mij dan als een sociale verplichting. Jammer genoeg is het daardoor lastiger om af te spreken met vrienden, omdat nog steeds veel mensen met een bomvolle agenda leven. Ook ben ik genuanceerder geworden. Doordat ik beter naar mijn eigen lijf luister, ben ik meer bij mijn eigen gevoel gekomen. Voordat ik ziek werd, was ik bikkelhard tegen mezelf, maar ook tegen
[213]
anderen. Huilen hoorde er echt niet bij. Doordat ik dichter bij mijn eigen gevoel sta, heb ik meer pieken en dalen. De dingen lijken echter. Ik kan meer oprecht genieten. Het gaat tegenwoordig om de kwaliteit en niet meer om de kwantiteit van zoveel mogelijk willen doen. Verder probeer ik me gezond te houden door te sporten.’ Het voetballen tijdens haar studententijd heeft plaats gemaakt voor tennis. ‘Tennissen is voor mij heel fijn omdat ik dan lekker fysiek bezig ben en niet te veel nadenk.’ Hoe reageerden mensen in je omgeving op je burn-out? ‘In mijn directe omgeving reageerde iedereen goed. Het grappige is dat veel mensen achteraf zeiden dat ze het wel hadden zien aankomen. Als ik er nu met bekenden open over praat, wordt er goed gereageerd. Op mijn huidige werk heb ik het maar tegen twee collega’s verteld. Ik wil niet dat collega’s denken: “die Anouk kan ook niets aan”. Mensen oordelen
[214]
meteen als je een burn-out hebt gehad. Het is een taboe in het werkveld. Terwijl onze maatschappij juist zoveel van ons verwacht. De norm is presteren en dan niet alleen op werkgebied, maar ook sociaal gezien. Alles draait om het snel neerzetten van een goed resultaat en hogerop komen. Een gezinnetje hebben is niet meer genoeg. Je moet het maximale uit je leven halen. Ik heb het laatst gezien bij een collega trainee die al binnen een paar maanden adjunctdirecteur is geworden binnen de organisatie. Dat vind ik leuk voor haar, maar ik heb nu geleerd dat geleidelijk aan groeien beter bij mij past. Steeds een beetje meer verantwoordelijkheid. Wanneer ik in één klap zo’n grote verantwoordelijkheid krijg, ben ik bang dat het weer mis gaat. Mijn burn-out was een harde, maar goede les. Ik heb mezelf beter leren kennen en weet nu dat ik de dingen beter stap voor stap kan aanpakken.’
[215]
Wat zou je willen zeggen tegen andere jonge mensen die een burn-out hebben? ‘Je leert veel van je burn-out, maar op die uitspraak zit je nu helemaal niet te wachten. Wat mij geholpen heeft, was een verhaal dat ik gelezen heb van een andere vrouw die ook een burn-out had. In dat verhaal vertelde die vrouw dat ze al moe was van een rondje fietsen of van het doen van een boodschap en dat dat all part of the game was. Die herkenning vond ik fijn. Verder wil ik je zeggen dat je eens rond moeten kijken in je eigen omgeving naar anderen die een burn-out hebben gehad. Hoe hebben zij zich er doorheen geslagen? Het is een proces van vallen en opstaan. Geloof me, het is helemaal niet raar om een burn-out te hebben. Ik hoop dat onze verhalen in deze bundel je doen beseffen dat je niet de enige bent die het overkomt!’
[216]
‘IK VOND MEZELF NOOIT GOED GENOEG’ Drie jaar geleden kreeg ik als 26-jarige een burn-out. Ik werkte net een half jaar fulltime als projectontwikkelaar voor een uitkeringsinstantie. Ik was gedreven en wilde graag goed zijn in mijn werk. Maar, ik kende mijn eigen grenzen niet, zei nooit “nee” en ik voelde me oververantwoordelijk. Bijna elk vrij moment werkte ik en als ik ’s nachts wakker werd, checkte ik direct mijn mail. Ik leefde in een continue staat van paraatheid. Daarbij was de sfeer binnen het team niet goed. Mensen klaagden veel over onze leidinggevende en onderling voelde ik tussen collega’s een enorme strijd. De stress-signalen van mijn lijf pikte ik niet op, totdat ik van de een op de andere dag instortte.
[217]
‘Mijn collega zei de donderdag voordat ik instortte nog tegen me “jij bent overwerkt”. Ik geloofde haar niet, lachte er zelfs om. Ik dacht dat het met een paar vrije dagen zonder laptop en telefoon wel weer over zou zijn. Maar de volgende ochtend werd ik net als de andere ochtenden in die week huilend wakker. Ik ging zeilen met vriendinnen in Friesland. Over het inpakken van mijn weekendtas, het douchen, ontbijten en aankleden had ik zes uur gedaan. Ik was zo moe en bij de gedachte te haasten om de trein te halen, raakte ik bijna in paniek. Wonder boven wonder haalde ik de trein naar Sneek. Bij het fluitsignaal van de conducteur sloeg van schrik mijn hart over. Het leek alsof mijn lichaam een stroomstoot kreeg, iets wat die dag daarvoor ook was gebeurd op mijn werk. Mijn handen trilden, mijn hart klopte razendsnel en het zweet stond op mijn rug. Met tranen op mijn wangen zat ik in de trein. Het voelde als een verplichting om met vriendinnen op pad te gaan. Ik had geen energie om
[218]
gesprekken te voeren en ik vond mijn vriendinnen en hun verhalen vermoeiend en lastig. In de maanden hiervoor beleefde ik al geen plezier meer aan sociale activiteiten, ze voelden als een verplichting.’ Ik kreeg hyperventilatie en paniekaanvallen ‘Het zeiluitje ging niet goed, ik kon me totaal niet ontspannen. Doordat ik in mijn hoofd bezig was met werk raakte ik die nacht op de boot volledig in paniek. Mijn lijf rilde letterlijk van angst, ik ging hyperventileren, mijn hart klopte alsof ik een marathon aan het rennen was. De volgende dag volgden er meer paniekaanvallen. Ik had mijn lijf en gedachten niet meer onder controle. Het leek alsof mijn “motor” werd gevoed door mijn laatste beetje energie, terwijl diezelfde motor nog altijd op volle toeren bleef draaien. Heel raar was dat. De volgende ochtend nam ik direct de trein terug naar Utrecht, waar ik destijds woonde. Met mijn
[219]
goede vriendin Chantal ging ik naar de huisartsenpost. De arts constateerde meteen dat ik overwerkt was en adviseerde me rust te nemen en me ziek te melden. Ik kreeg Temazepam (slaappillen) mee om mijn lijf wat te laten ontspannen.’ Altijd bezig met werk ‘De laatste weken of misschien wel maanden voordat ik uitviel, was ik vierentwintig uur per dag, zeven dagen per week in mijn hoofd met werk bezig. Ik kan wel zeggen dat ik werkverslaafd was. Ook tijdens gesprekken met mijn vriend Bas of met vriendinnen kon ik over niets anders meer praten. Op een vrije dag keek ik minstens vijf keer per dag naar mijn mail, bang om informatie te missen. ‘s Nachts schrok ik vaak wakker. Er lag een notitieblok op de lege plek in mijn tweepersoonsbed waarop ik krabbels maakte met werkdetails, die ik absoluut niet “mocht” vergeten. Of ik pakte ’s nachts mijn laptop en checkte mijn mail,
[220]
Facebook, Twitter, et cetera. Voordat ik ging slapen, was het laatste wat ik deed mijn berichten checken, om er zeker van te zijn dat ik up-to-date was voor de volgende werkdag. Mijn bed was deels mijn werkplek geworden en de grens tussen werk en privé was volledig vervaagd. In die tijd woonde ik alleen, waardoor niemand mijn gedrag uit bezorgdheid corrigeerde.’ Een onveilige werksituatie ‘Na mijn studie Algemene Sociale Wetenschappen startte ik als coach voor werkzoekenden bij een uitkeringsinstantie. Na ruim een jaar maakte ik intern een overstap. Ik werd projectontwikkelaar voor een pilot waarin digitale dienstverlening ontwikkeld werd voor hoogopgeleide werkzoekenden. Het team waarin ik terecht kwam, bestond voornamelijk uit young professionals. Met mijn zesentwintig jaar was ik de jongste van het team. In de eerste weken viel het me op dat een aantal
[221]
collega’s zich erg cynisch gedroeg ten opzichte van de leidinggevende en dat ze minimale interesse toonden in mij als nieuwe collega. Ze waren vooral druk met wat de leidinggevende allemaal verkeerd deed. Ik probeerde er weinig aandacht aan te schenken. Als nieuweling wilde ik graag laten zien wat ik in huis had. Ik was overenthousiast en signaleerde veel dingen die verbeterd konden worden. Dat werd ook door de leidinggevende opgemerkt, die daardoor juist naar mij toetrok. Omdat ik al ervaring had binnen de organisatie, wist ik meer van de interne processen dan mijn collega’s. Steeds vaker werd er een beroep gedaan op mijn expertise. In het begin voelde ik me gevleid en vond ik het fijn dat ik collega’s of mijn leidinggevende kon vertellen hoe bepaalde dingen in elkaar staken. Als ze iets niet wisten, kwamen ze naar mij toe en liet ik direct mijn eigen werk uit handen vallen, want mijn collega’s hadden me nodig! Hierdoor kreeg ik het idee dat ik tóch belangrijk werd gevonden,
[222]
ondanks hun desinteresse van de eerste paar weken. Mijn kennis was mijn houvast. Ik kreeg steeds meer opdrachten en was binnen mum van tijd overal bij betrokken. Van het optimaliseren van werkprocessen, het onderhouden van externe contacten tot aan het vertegenwoordigen van de pilot bij de raad van bestuur. Na een tijdje werd ik ook verantwoordelijk voor de kwaliteitscontrole van klantdossiers. Dat betekende dat ik de dossiers van collega’s moest controleren. Ik vond het vervelend om collega’s aan te moeten spreken als er iets ontbrak of niet goed was in hun dossiers. Ik wilde juist dat mijn collega’s mij aardig vonden in plaats van een zeurpiet die hen vertelde dat ze hun zaken niet op orde hadden. Het maakte me onzeker, maar dat wilde ik niet laten merken, waardoor ik me steeds zakelijker en afstandelijker opstelde. Tegelijkertijd was er geen structuur en sturing binnen het project. Het was totaal niet duidelijk wie waarvoor verantwoordelijk was. En omdat ik
[223]
me snel erg verantwoordelijk voelde, pakte ik alles op. Onze leidinggevende had duidelijk voorkeuren voor medewerkers. Hierdoor verdeelde zij het werk niet eerlijk en kregen de ‘leuke’ mensen ook de ‘leuke’ opdrachten. Voor haar was een ideale werknemer iemand die nooit “nee” zei. Zoals ik. Mijn leidinggevende vond het fijn, maar ook wel makkelijk dat ze alles kon droppen bij mij. Ook was ze goed in het bedenken van nieuwe ideeën. Maar ze had elke keer een ander idee dat uitgevoerd moest worden. Of ze beloofde aan haar manager dingen die wij nooit konden waarmaken. Collega’s die vraagtekens zetten bij haar opdrachten of leidinggevende kwaliteiten moesten volgens haar niet zo moeilijk doen. Ze werden door haar genegeerd. In het begin had ik dat niet in de gaten. Maar na een aantal maanden zag ik dat onze leidinggevende steeds chaotischer en verwarder overkwam. Steeds vaker maakte ze fouten, maar volgens haar lagen die fouten nooit aan haarzelf.
[224]
Medewerkers kregen dan de schuld. Niemand voelde zich veilig en op z’n gemak, er heerste een onveilige werksituatie. Mijn oplossing daarvoor was nog harder werken en alles zo perfect mogelijk doen. Ik wilde koste wat kost voorkomen dat ik fouten zou maken en gezichtsverlies zou leiden. Hierdoor ging ik steeds harder rennen. Ik conformeerde mezelf volledig naar de wensen van mijn leidinggevende. De stress-signalen van mijn lijf pikte ik niet op. Zo was ik al maandenlang onrustig, gehaast, sliep ik slecht, had ik een zenuwachtig gevoel op het werk, last van diarree, kon ik me slecht concentreren, et cetera. In mijn privéleven had ik geen interesse meer in vriendinnen, muziek, films, boeken, uitgaan oftewel de dingen die ik normaal gesproken altijd leuk vond. Langzaamaan verdween de echte Mariëlle. Als Bas langskwam deed ik niet eens de moeite om het leuk maken, ik had totaal geen aandacht voor hem en mijn huis was één grote zooi. Regelmatig barstte ik
[225]
in tranen uit. Het weekend haalde week na week net genoeg druk van de ketel om weer door te kunnen. Vaak keek ik op zondagavond enorm op tegen de werkweek die ging komen. Ik dacht toen serieus dat dat allemaal bij het werkende leven hoorde.’ De eerste paar weken na mijn ziekmelding ‘De eerste weken logeerde ik bij mijn ouders en huilde ik veel. Het lukte me niet mijn zinnen te verzetten. Ik brak mijn hoofd over het feit dat ik weken eerder nog alles kon en ineens de volledige controle over mijn eigen lijf kwijt was. Ik begreep niet waarom mij dit moest overkomen en voelde me mislukt. Om die overpeinzingen en onrust naar de achtergrond te doen verdwijnen, had ik afleiding en houvast nodig. Een boek lezen of film kijken was te moeilijk en te belastend. Wandelen lukte ook niet goed. Door de burn-out leek het alsof ik totaal geen conditie had en moest ik om de paar honderd meter uitrusten op een bankje. Als ik
[226]
de trap opliep was ik al kapot en had ik een kwartier nodig om uit te rusten. Ik wilde iets met mijn handen doen, dus ging ik breien en tekeningen inkleuren. Ook schreef ik alles op zodat ik de dingen niet zou vergeten, want ik kon niets meer onthouden. Mijn hersenen raakten van het minste of geringste overprikkeld. Waardoor ik daarna knallende hoofdpijn had en weer dagenlang uit moest rusten.’ Ik schaamde me voor mijn ziek zijn en ik schaamde me voor mezelf ‘Bezoek van vriendinnen of familie wilde ik in het begin niet of nauwelijks ontvangen. Ik vond het te moeilijk om anderen onder ogen te komen. Ik werd zenuwachtig van alles en iedereen. Onverwachte dingen kon ik niet aan. Op een avond liep mijn goede vriendin Noortje onaangekondigd bij mijn ouders binnen. We zaten net te eten. Ik verstijfde helemaal. Ik wist dat Noortje vanuit haar beste bedoelingen en
[227]
bezorgdheid mij graag wilde zien, maar ik moest in mijn eigen tempo sociale contacten weer toelaten. Ik voelde me ongemakkelijk, durfde haar niet aan te kijken en al helemaal niet te eten in haar bijzijn. Ik schaamde me voor mijn ziek zijn en ik schaamde me nog meer voor mezelf. Ook baalde ik dat ik me zo oncomfortabel voelde bij haar aanwezigheid. Die schaamte heeft me nog vaak daarna misselijk gemaakt en het “moeten” vertellen aan iemand dat ik een burn-out had, bezorgde me keer op keer hartkloppingen. Ook bellen vond ik lastig. Zodra de telefoon ging, werd ik heel zenuwachtig. Vaak genoeg nam ik niet op. Het liefste sms’te ik met mensen.’ Waarom heb ik een burn-out gekregen? Waarom wilde ik goed zijn in mijn werk? ‘Een combinatie van factoren heeft tot mijn burn-out geleid. Ik geloof dat ik goed was in mijn werk, maar ondanks mijn kennis had ik nog niet de competenties ontwikkeld om
[228]
bepaalde verantwoordelijkheden aan te kunnen. Mijn leidinggevende heeft mij daarin ook nooit begeleid. Ook was ik nog niet opgewassen tegen de onveilige werksituatie. Ik was niet weerbaar genoeg om mijn mannetje te staan ten opzichte van mijn collega’s en leidinggevende. Ik wilde namelijk door hen goed en aardig gevonden worden. Ik ken mezelf niet anders dan een gedreven persoon, die altijd serieus met haar werk of studie bezig is en daar goed in wil zijn. De stressvolle situatie op het werk versterkte de kwetsbare punten in mijn karakter. Het werk leek nooit af, waardoor ik onrustig werd. Als reactie daarop ging ik nog harder werken en mijn best doen, maar de situatie loste zich daarmee niet op. Ik werd steeds onzekerder. Voor mij was presteren altijd heel belangrijk geweest, omdat ik van jongs af aan geleerd heb dat je er dan toe doet. Achteraf denk ik, dat ik eigenlijk altijd onbewust op zoek ben geweest naar de bevestiging van andere mensen. Op het werk van mijn leidinggevende
[229]
en collega’s en in mijn privéleven van mijn vriend, familie, vrienden en kennissen. Het liefste wilde ik door iedereen als bijzonder en fantastisch gezien worden, maar dat maakt je kwetsbaar en afhankelijk.’ Waarom is bevestiging zo belangrijk voor mij? ‘Omdat ik mezelf onbewust nooit goed genoeg vond. Als kind ben ik veel gepest en ik kom uit een klein dorp waar mijn ouders niet populair waren. Daardoor heb ik altijd het gevoel gehad dat ik mezelf moest bewijzen ten opzichte van anderen. Ik had een negatief zelfbeeld en dacht dat ik nooit goed genoeg was. Dat ik altijd net een stapje harder moest lopen om te laten zien dat ik wél de moeite waard was. Ook had ik het idee dat ik met mijn prestaties de tekortkomingen van mijn ouders kon compenseren. Ik vond het ook niet erg om extra mijn best te doen als ik daarmee aanzien kreeg van anderen. Ik dacht altijd dat andere mensen
[230]
het beter wisten, slimmer en knapper waren dan ikzelf. Ik vertrouwde wel op het oordeel van de ander, maar niet op het oordeel van mezelf. Maar doordat ik mezelf probeerde te bewijzen, in de hoop op erkenning van anderen kende ik mijn eigen grenzen niet. Ik denk dat ik heb laten zien wat ik in huis heb door mijn harde werken, prestaties zoals het behalen van mijn beide studies en het nooit “nee” zeggen. Maar daardoor ben ik mezelf voorbij gelopen en dat heeft mij drie jaar geleden opgebroken.’ Ik had minimaal een half jaar nodig om te herstellen ‘Nadat ik zes weken thuis zat, was ik lichamelijk wel aangesterkt, maar in mijn hoofd was er niets veranderd. De huisarts had me in de eerste week zes weken rust voorgeschreven. Daardoor was ik er vanuit gegaan dat ik na zes weken rust en regelmaat weer helemaal beter zou zijn. Maar dat was totaal niet het geval. Tijdens een afspraak met de bedrijfsarts
[231]
vertelde ik dat er nog bijna geen vooruitgang was. Hij gaf aan dat het herstel minimaal een half jaar ging duren. In zijn bijzijn reageerde ik rustig, maar zodra Bas en ik de spreekkamer uit waren, schreeuwde ik het uit van de innerlijke pijn. Zes weken ziek thuiszitten vond ik al erg genoeg, laat staan een half jaar! Wat zouden andere mensen hier wel niet van denken? Ik was bang voor het gezichtsverlies.’ Reactie van mensen uit mijn omgeving ‘Ik was als de dood dat mensen me een aansteller zouden vinden. Dat ze dachten “daar heb je haar weer, die heeft weer wat” of “zij is zo jong waar moet zij nou overwerkt van raken?”. Helaas was dit soms ook het geval. Later leerde ik dat dit soort uitspraken meer zeggen over de personen die de uitspraken doen. Het gaat niet om wat een ander van mij vindt, maar om wat ik van mezelf vind.’ Balans terugvinden
[232]
‘Het bezoek aan de bedrijfsarts was voor mij confronterend. Ik moest met mezelf aan de slag en startte met een traject bij de psycholoog. Ik kreeg inzicht in mijn energieniveau, welke dingen me juist energie kostten en welke dingen me energie opleverden. Ik leerde dat ontspanning en rust net zo belangrijk zijn als inspanning. Na een tijdje begreep ik ook waarom ik ziek was geworden en accepteerde ik de situatie. Vanaf dat moment ging ik met sprongen vooruit. Om de balans terug te vinden, ging ik ook beter voor mezelf zorgen; op tijd naar bed, gezonder eten, hardlopen en meer. Ook yoga deed mij goed, omdat ik dan bewust met mijn lijf bezig was en even helemaal uit mijn hoofd kon gaan. In overleg met mijn leidinggevende heb ik er destijds voor gekozen om niet te re-integreren op de werkvloer. Na vier maanden volledig thuiszitten, startte ik met re-integreren op een andere afdeling. Dat heeft een half jaar geduurd, vervolgens ben ik op zoek gegaan naar een
[233]
nieuwe baan bij een andere organisatie. Ik koos bewust voor een baan onder mijn niveau, om zo wat langer de tijd te krijgen om te herstellen. Het heeft zeker twee jaar geduurd voordat mijn zelfvertrouwen weer terug was. Maar nu voel ik me sterker en ben ik zelfbewuster dan ooit! Ik weet dat ik op mezelf kan vertrouwen en de signalen van mijn lijf serieus mag nemen in plaats van me te laten leiden door anderen. Inmiddels werk ik alweer anderhalf jaar 32 uur per week op “niveau” als communicatieadviseur bij een gemeente. Ik hoef van mezelf niet meer fulltime te werken. Ik vind het wel goed zo.’ Waar sta ik op dit moment? ‘Mijn burn-out heeft zijn sporen nagelaten. Nog altijd ben ik sneller moe, zenuwachtig en overprikkeld ten opzichte van vroeger. Ik krijg dan hoofdpijn of pijn in mijn nek en schouders. Nog steeds worstel ik met de vraag of ik goed genoeg ben. Maar door mijn burn-out ben ik een stuk minder streng geworden voor mezelf.
[234]
Niet alles hoeft meer perfect te zijn. Ook trek ik me steeds minder aan van anderen. Ik durf tegenwoordig op mijn eigen oordeel te vertrouwen. Als er voorheen een conflict was of er ging iets fout, dan gaf ik altijd mezelf de schuld. Dat doe ik niet meer. Ik weet dat het niet allemaal aan mij ligt. Ik ben diep gevallen, maar ben zelf weer uit het dal geklommen. Dat heeft me weerbaarder gemaakt voor tegenslagen. Ik ben blij dat ik dat al op jonge leeftijd heb meegemaakt. Deze les neem ik de rest van mijn leven mee. Tuurlijk stap ik nog vaak genoeg in mijn eigen valkuilen, maar ik ben me er dan bewust van en ik probeer niet straffend maar liever te zijn voor mezelf. Ook sta ik dichterbij mijn eigen gevoel waardoor ik me ook makkelijker in andere mensen kan verplaatsen. Ik weet nu dat ik gevoelens mag toelaten. Als ik verdrietig ben, huil ik en als ik moe ben, ben ik moe. Ik kan die gevoelens niet meer weg stoppen en het boeit me steeds minder wat anderen daar dan van vinden.
[235]
Eerder vond ik het lastig om daadwerkelijk te laten zien wie ik was, vooral op het werk. Maar ik verschuil me tegenwoordig steeds minder achter een (werkende) rol. Ik ben gewoon Mariëlle en dat is goed genoeg.’ Waarom deze bundel? ‘Een burn-out krijgen, overkomt je. Het sluipt er ongemerkt in. Ik hoor vaak mensen zeggen: “maar hij kan toch gewoon stoppen met die baan of gewoon minder doen?”. Als buitenstaander is dat makkelijk gezegd. Maar je hebt niet altijd een keuze, dingen overkomen je. Je verlegt elke keer je grens. Dat komt omdat je zelf in de situatie zit en er daardoor niet meer objectief naar kunt kijken. Zodra je je bewust bent van die grens kun je keuzes gaan maken. Deze bundel heb ik geschreven om andere young professionals herkenning te geven, zodat ze weten dat ze niet de enigen zijn die het overkomt. Ik heb dat tijdens mijn herstel gemist. Ik hoop dat jullie je door de verhalen
[236]
van de ervaringsdeskundigen minder eenzaam voelen. Met het schrijven van deze bundel ben ik voor het eerst van mijn leven niet op zoek naar bevestiging van anderen. Ik heb dit geschreven omdat ik geloof dat ik anderen hiermee op weg kan helpen.’ Wat ik jou graag wil zeggen ‘Stop met onnodig haasten, las rust- of stiltemomenten in op een dag om je batterij weer op te laden. En bedenk dat een afspraak met jezelf ook een afspraak is. Doe alleen nog maar dingen waar je energie van krijgt en stop met het willen voldoen aan de verwachtingen van anderen! Je bent goed genoeg zoals je bent. Ben trots op jezelf!’
[237]
TOT SLOT Deze bundel is het resultaat van de verhalen die zijn ontstaan uit de gesprekken die ik met de ervaringsdeskundigen heb gevoerd. Het zijn mijn waarnemingen van hun ervaringen. Geen één verhaal is hetzelfde en toch hebben de verhalen veel overeenkomsten. Wat ik opvallend vind, is dat al mijn gesprekspartners niet goed voor zichzelf zorgden. Zij waren perfectionistisch, zeiden nooit “nee” of stelden geen grenzen. Zij konden zich niet genoeg weren gedurende de stressvolle situaties waarin zij verkeerden. Vaak speelden er meerdere dingen tegelijkertijd zowel privé als op het werk. Zoals een stressvolle baan, een chaotische leidinggevende, een verhuizing, overlijdensgeval, een verbroken relatie, drukke studie of een druk sociaal leven. De ervaringsdeskundigen waren altijd gewend om op een bepaalde manier te handelen en te
[238]
reageren. Voordat ze een burn-out kregen, werkte dat ook altijd goed. Maar in deze stressvolle situaties brak het hen op. Het is opvallend dat de ene persoon niet opgebrand raakt en de andere persoon wel. Het is vaak een combinatie van privé- of werkomstandigheden en karaktereigenschappen of competenties. Ik vind het moedig van mijn gesprekspartners dat zij hun verhalen wilden delen. Iedereen heeft dingen overgehouden aan zijn of haar burn-out. De één is bijvoorbeeld sneller moe of overprikkeld en de ander heeft na een drukke dag last van hoofdpijn of een pijnlijke nek en schouders. De overgehouden stress-signalen zijn per persoon verschillend. Wel is duidelijk dat de ervaringsdeskundigen sneller aan hun maximale stressniveau zitten en het langer duurt voordat zij hersteld zijn van spanning. Dat is de prijs die zij betaald hebben voor het feit dat zij over de grens zijn gegaan en zichzelf hebben uitgeput. Velen van hen zijn wel
[239]
dichterbij hun eigen gevoel gekomen en hebben ondanks de diepe dalen veel geleerd van hun burn-out. Een aantal ervaringsdeskundigen durfde het probleem echt tot in de kern aan te pakken door alle nare gevoelens die bij een burn-out horen toe te laten en daarmee aan de slag te gaan. Maar een paar van hen geeft aan geen nieuwe gedachtenpatronen en geen ander gedrag te hebben aangeleerd. Na het horen van de verschillende verhalen ben ik bang dat daardoor het risico op een (mogelijke) terugval groter is. Met bijna alle ervaringsdeskundigen heb ik nog contact. Een aantal is nog bezig om te herstellen van hun burn-out, maar van een paar weet ik ook dat zij hun klachten terug hebben gekregen. Wij leven in een maatschappij waarbij presteren als “goed” ervaren wordt en van meer waarde lijkt te zijn dan de persoon zelf. Met deze bundel heb ik geprobeerd inzicht te geven in wat dat met mensen kan doen.
[240]
DANKWOORD Bas voor wie je bent en omdat je mij altijd ziet. Zonder jou had de wereld er vandaag de dag anders uit gezien. Ik hou ontzettend veel van jou! Chantal voor jouw oprechte bezorgdheid, hartelijkheid, betrokkenheid en optimisme. Pap en mam omdat jullie in mij geloven en trots op mij zijn. Ik ben ook trots op jullie! Walter omdat ik altijd bij je terecht kan. Ik bewonder je tevreden en rustige karakter. Daar zou ik wel meer van willen hebben. Mijn vriendinnen voor alle steun in moeilijke en makkelijke tijden, kopjes thee, telefoontjes, kaartjes, smsjes, wijntjes, etentjes, goede gesprekken, wandelingen en meer. Mijn familie waarvan in het bijzonder mijn oma. Kennissen en (ex-) collega’s voor de belangstelling en het begrip tijdens mijn burnout, re-integratie en het schrijven van deze bundel.
[242]
Sandra van BookBase e-publishers voor het vertrouwen om samen met mij dit avontuur aan te gaan. Tot slot een speciaal woord van dank voor de ervaringsdeskundigen in deze bundel. Dat jullie je verhaal met anderen hebben willen delen, daar ben ik zo trots op en dankbaar voor! Zonder jullie was deze bundel er nooit gekomen. Mariëlle Lunenburg
[email protected]
[243]
VERANTWOORDING Inleiding 1. FNV Jong via http://www.fnvjong.nl/overfnv-jong/nieuws/2013/Steeds-vaker-burn-outklachten-bij-jongeren. 2. CBS via http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/ themas/arbeid-socialezekerheid/publicaties/ artikelen/archief/2011/2011-3493-wm.htm. Stress-signalen 1. Annegreet van Bergen – “De lessen van burn-out”. 2. Uit verhalen van de ervaringsdeskundigen. Werkgever en werknemer 1. CBS via http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/ themas/arbeid-socialezekerheid/publicaties/ artikelen/archief/2011/2011-3493-wm.htm. 2. Arbo-organisatie '365/ArboNed' via http:// www.fnvbondgenoten.nl/werk_en_inkomen/
[244]
themas/Veilig_en_gezond_werken/ arbodienstverlening/nieuws/ 456407_verzuim_burn_out_neemt_sterk_toe/. 3. FNV Jong via http://www.fnvjong.nl/overfnv-jong/nieuws/2013/Steeds-vaker-burn-outklachten-bij-jongeren. 4. Rijksoverheid via http:// www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ arbeidsomstandigheden/vraag-en-antwoord/ wat-is-arbobeleid-en-waar-moet-mijnwerkgever-voor-zorgen.html. 5. Arbo-organisatie '365/ArboNed' via http:// www.fnvbondgenoten.nl/werk_en_inkomen/ themas/Veilig_en_gezond_werken/ arbodienstverlening/nieuws/ 456407_verzuim_burn_out_neemt_sterk_toe/.
[245]
OVER DE AUTEUR Mariëlle Lunenburg (1984) studeerde Algemene Sociale Wetenschappen aan de Universiteit Utrecht en Communicatie aan de Fontys Hogeschool in Eindhoven. In 2009 startte zij haar loopbaan als coach voor werkzoekenden en projectontwikkelaar bij een grote uitkeringsinstantie. Momenteel werkt zij als communicatieadviseur bij een gemeente. Mariëlle woont in Eindhoven, samen met haar vriend Bas. In haar vrije tijd schrijft zij graag, bezoekt zij met plezier festivals, houdt zij van reizen en luistert zij het liefst naar muziek van singer-songwriters.
[246]