JONG-LEREN Pedagogisch beleid voor onze peutercentra (peuterspeelzalen, voorscholen en speel-leergroepen) 2013 – 2014
Spelenderwijs Utrecht, pedagogisch beleidsplan april 2014
1
Inhoudsopgave Voorwoord 1. Pedagogisch beleid: Missie, visie, uitgangspunten en doelstelling 1.1 Vooraf 1.2 Missie Spelenderwijs Utrecht 1.3 Visie op ontwikkeling van kinderen 1.4 Pedagogische uitgangspunten van Spelenderwijs Utrecht 1.5 Pedagogische doelstelling werken met peuters 2. Pedagogische subdoelen Vooraf 2.1. Een veilige omgeving creëren 2.2. Sfeer en gezelligheid creëren 2.3. Leren omgaan met emoties 2.4 Aanbieden van speel- en leerervaringen 2.5 Overdragen van waarden en normen 2.6 Respect leren hebben voor anderen 2.7. Het ontwikkelen van sociale vaardigheden 2.8. Zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid bevorderen 2.9 De eigen inbreng van het kind 2.10 Aandacht voor het groepsgebeuren 2.11 Consequent en flexibel opvoeden 3. De pedagogisch medewerkers 3.1 Rol en houding van de pedagogisch medewerkers 3.2 Handelingsgericht werken 3.3 Inzet van stagiaires, vrijwilligers, zorgconsulenten en werkbegeleiders 4 Volgen en ondersteunen van de ontwikkeling 41 Welbevinden 4.2 Kindvolgsystemen 4.3 Zorg 4.4 Doorgaande lijn 5. De dagelijkse praktijk in de groepen Vooraf 5.1. Ambitieniveaus 5.2 Peuterspeelzaal, Voorschool, Speelleergroep 5.3 Wat is er belangrijk in de groepen? 5.4 Werken met vaste groepen 5.5 Dagritme / dagprogramma 5.6 Taalstimulering Nawoord
Spelenderwijs Utrecht, pedagogisch beleidsplan april 2014
Voorwoord “ Peuters spelenderwijs nog meer mogelijkheden bieden”, dat is waar Spelenderwijs Utrecht voor staat. Door jonge kinderen een uitdagende omgeving te bieden om te spelen, kunnen zij zich optimaal ontwikkelen en alles leren wat zij nodig hebben voor een goede start in groep 1 van de basisschool. Ouders spelen hierbij natuurlijk een belangrijke rol. Daarom gaat Spelenderwijs Utrecht uit van partnerschap met ouders. Hiervoor hebben we apart ouderbeleid geformuleerd. Dit pedagogisch beleid beschrijft wat Spelenderwijs Utrecht belangrijk vindt in het werken met kinderen en waarom. Het beleid informeert ouders en verzorgers en geeft richting aan het handelen van medewerkers. Dit document is als volgt opgebouwd: we beginnen met de grote lijnen: onze missie, visie op ontwikkeling van kinderen en de uitgangspunten die wij hanteren in het werken met peuters. Vervolgens worden we steeds concreter via de pedagogische subdoelen in hoofdstuk 2 naar de manier waarop het beleid in de praktijk vorm krijgt. Zo bespreken we de belangrijke rol van de pedagogisch medewerkers en de manier waarop wij de ontwikkeling van kinderen volgen en ondersteunen. We sluiten af met de dagelijkse praktijk, de structuur en indeling van de peutergroepen. Spelenderwijs Utrecht is ontstaan door een samenwerkingsverband tussen drie schoolbesturen en drie welzijnsorganisaties (Cumulus, Doenja en Portes). De dienstverlening voor het jonge kind van de 3 genoemde welzijnsorganisaties is vanaf 1 augustus 2013 ondergebracht in Spelenderwijs Utrecht. Ook de Speelleergroepen van KOKO peuterspeelzalen zijn door Spelenderwijs Utrecht overgenomen. Aanleiding voor deze vernieuwing was het beleid van de gemeente Utrecht om het welzijnswerk te hervormen in het kader van Vernieuwend Welzijn. Spelenderwijs Utrecht is een vreedzame organisatie en dit is terug te zien in dit pedagogisch beleidsplan. Vreedzaam samenleven gaat er van uit dat kinderen opgroeien in en deel uit maken van een democratische samenleving, dat conflicten opgelost worden en dat zij een handje mee helpen in de groep. Dit zijn grote woorden maar krijgen toch veel aandacht in werkvormen die de pedagogische medewerkers toepassen in de praktijk. Verder investeren we in het pedagogisch handelen van onze medewerkers. Uitgangspunt is dat de pedagogische medewerkers kijken naar de ontwikkelingsbehoefte van de kinderen en per kind beoordelen wat zij daartoe kunnen bijdragen. Uit onderzoek blijkt dat dit belangrijker is voor de ontwikkeling van een kind dan het strak volgen van de voorschoolmethode. We hebben in Utrecht ruim 140 groepen in 59 peutercentra (waar drie soortengroepen kunnen zijn namelijk de peuterspeelzalen, voorscholen en speelleergroepen.) In Utrecht is de laatste jaren veel gesproken over en onderzoek gedaan naar de kwaliteit van educatie aan jonge kinderen. Hier kunnen wij – en daarmee de peuters- ons voordeel mee doen. We sluiten dan ook aan bij UKK, het Utrechts Kwaliteitskader voor Educatie van het Jonge Kind (zie bijlage 1). Dit is een richtinggevend document voor de verdere ontwikkeling en verbetering van de opvang en begeleiding van het jonge kind in Utrecht. We doen er alles aan om de kinderen een leuke en leerzame tijd te laten hebben op het peutercentrum! Carine Thesingh Directeur/bestuurder Spelenderwijs Utrecht
Spelenderwijs Utrecht, pedagogisch beleidsplan april 2014 3
Hoofdstuk 1: Pedagogisch beleid: missie, visie, uitgangspunten en doelstellingen Vooraf Jonge kinderen leren de wereld om zich heen beter begrijpen en hanteren door stimulerend begeleid spel en een uitdagend aanbod. Juist in de eerste jaren van hun leven wordt de basis gelegd voor hun verdere ontwikkeling. Kinderen die met achterstand in groep 3 instromen, halen die achterstand niet meer in. In dit hoofdstuk gaan we in op de missie van Spelenderwijs Utrecht: wat willen wij toevoegen en voor wie. Daarna bespreken we de visie op ontwikkeling van kinderen: hoe kijken we naar jonge kinderen en wat is daarin belangrijk? Vervolgens bespreken we uitgangspunten en doelstellingen voor het pedagogisch handelen. Deze hebben we nodig om richting te geven aan het handelen van medewerkers. We willen dat onze pedagogische missie, visie, uitgangspunten en doelen zoals in dit hoofdstuk beschreven in het handelen van de medewerkers tot uiting komen. Hiervoor moeten ze dan ook verankerd moeten zijn in de organisatie. In verschillende onderdelen of beleidsthema’s van de organisatie keert de visie terug. In het personeelsbeleid en de personeelszorg (werving en selectie, functioneren en beoordelen, aansturing en coaching, overleg en intervisie), in het kwaliteitsbeleid (doelen stellen, monitoring, evaluatie, borging), in de functies binnen de organisatie (een werkbegeleider, die uitvoerende medewerkers kan coachen op didactisch vlak en een zorgconsulente die dat doet op pedagogisch vlak), maar ook in de cultuur (de omgang met elkaar, feedback geven). Om verdieping te geven aan de pedagogische en educatieve visie van Spelenderwijs Utrecht zijn we in 2014 begonnen met een een traject om tot een breed gedragen visiedocument en herziening van het pedagogische beleidsplan te komen.
1.1
Missie Spelenderwijs Utrecht
Onze missie is jonge kinderen door Voorschoolse Educatie een betere startpositie te geven zodat zij zonder achterstand in de (taal)ontwikkeling kunnen starten in groep 3 van de basisschool 1. We doen dit door: Het bieden van voorschoolse educatie aan kinderen tot vier jaar, zodat zij met een goede startpositie, dus zonder (of met een beperkte) achterstand in de (taal)ontwikkeling kunnen starten op de basisschool; Zorgen voor ononderbroken ontwikkeling van kinderen in de leeftijd tot zes jaar. Dit betekent dat we de voorschoolse educatie goed afstemmien met het onderwijs en de kinderopvang en overleg te voeren over de "warme" overdracht naar het basisonderwijs; Partnerschap met ouders/opvoeders aan te gaan omdat het werken met kinderen niet kan zonder de betrokkenheid van ouders/opvoeders; het bieden van ondersteuning voor kinderen en gezinnen die extra zorg of aandacht nodig hebben. Dit doen we zo licht mogelijk en dicht bij de gezinnen zodat kinderen zich optimaal ontwikkelen; Het bieden van ondersteuning aan professionals en vrijwilligers, zodat zij zich optimaal in kunnen zetten in het werk met de peuters; Contacten met relevante instellingen en/of organisaties op wijk- en stedelijk niveau aan te gaan. Door optimale samenwerking verhogen we de kwaliteit van de dienstverlening aan jonge kinderen en hun opvoeders. 1
bron: Subsidieaanvraag Peuterspeelzaalwerk en Voorschoolse Educatie 2013 - 2017 Spelenderwijs Utrecht, pedagogisch beleidsplan april 2014
1.2
Visie op ontwikkeling van kinderen
Ieder kind heeft in aanleg het vermogen en de behoefte zich te ontwikkelen. Kinderen zijn nieuwsgierig, gebruiken hun zintuigen, kunnen problemen oplossen en hebben vaardigheden om relaties aan te gaan. Daarbij is ieder kind uniek. Spel is de bestaanswijze van kinderen: door te spelen en te ontdekken ontwikkelt een kind zich. Spelen is dus leren. Spelen is voorwaardelijk voor het schoolse leren. Kinderen ontwikkelen zich in interactie met hun omgeving. Hoewel ieder kind de aanleg heeft zich te ontwikkelen, bepaalt de omgeving voor een belangrijk deel welke mogelijkheden een kind ook daadwerkelijk ontwikkelt. Wat het kind onderneemt en ervaart is voor het grootste deel afhankelijk van de mogelijkheden die de omgeving biedt. Voor de ontwikkeling is het van belang dat het kind spontaan activiteiten kan ondernemen en al handelend ontdekkingen doet. Door te bewegen, te kijken en te luisteren doet het kind ervaringen op met materialen en situaties. Basisvoorwaarden om te kunnen ontdekken en ontwikkelen (en dus te kunnen spelen) zijn: veiligheid, vertrouwen in de omgeving en zichzelf, een respectvolle, sensitieve, responsieve en ondersteunende omgevingIn het bovenstaande geven wij het belang van een stimulerende en activerende omgeving aan voor de ontwikkeling van een kind. Niet voor alle kinderen is deze stimulans en activering in de thuissituatie optimaal. Voor deze kinderen vinden wij het belangrijk om gericht en planmatig nieuwe ervaringen toe te voegen aan hun belevingswereld.
1.3
Pedagogische uitgangspunten van Spelenderwijs Utrecht
Overkoepelend heeft Spelenderwijs Utrecht de volgende uitgangspunten Kinderen mede op te voeden tot verantwoordelijke en actieve leden van de gemeenschap. Zij hebben oog voor anderen, voelen zich verantwoordelijk voor het algemeen belang. Zij zijn initiatiefrijk, zorgzaam en positief sociaal betrokken ten aanzien van de gemeenschap waar ze deel van uitmaken. De eigen kracht van kinderen en hun opvoeders versterken en benutten. Zij hebben perspectief en hoop nodig. Ze hebben het idee nodig dat ze iets kunnen bereiken in deze samenleving. Kinderen en krijgen een stem, en leren die op een verantwoordelijke manier gebruiken. Kinderen voelen zich gehoord en gezien. Ze hebben het gevoel dat het uitmaakt dat ze er zijn. Kinderen en zo goed mogelijk voorbereiden op deelname aan onze - democratische samenleving. De kern van een democratie is de erkenning van verschillen. We willen kinderen en leren hoe je om kunt gaan met verschillen. Hoe overbruggen we meningsverschillen? Hoe lossen we de belangentegenstellingen in een conflict zó op dat beide partijen tevreden zijn? Staan we open voor mensen die ‘anders’ zijn dan wij? Ouders en andere volwassenen in de verschillende leefwerelden van kinderen ondersteunen in hun rol als mede -opvoeder binnen en buiten het eigen gezin. Tevens willen we hen stimuleren om mede ‘drager’ van de pedagogische aanpak te worden. Deze uitgangspunten vertalen zich in het werken met de methode de Vreedzame wijk. Daarnaast investeren wij in het pedagogisch handelen van onze medewerkers. In hoofdstuk 3 wordt dit handelingsgericht werken uitgebreid behandeld.
1.4
Pedagogische doelstellingen
Afgeleid van de missie, visie en de uitgangspunten van Spelenderwijs Utrecht stellen we ons in het werken met peuters het volgende doel:
Spelenderwijs Utrecht, pedagogisch beleidsplan april 2014 5
Elke peuter, naar eigen tempo, optimale mogelijkheden te bieden tot de ontwikkeling van zijn/haar unieke kwaliteiten. Hiermee willen wij een bijdrage leveren aan de totale ontwikkeling en een positief zelfbeeld van de kinderen en verbeteren daardoor de startpositie op de basisschool. Dit bereiken wij door middel van: De houding en inzet en de manier van werken van de pedagogisch medewerkers/ Stagiaires/zorgconsulenten/werkbegeleiders de programmatische opzet van de dagdelen het doelgericht en methodisch aanbieden van de activiteiten de keuze van het (speel-)materiaal de inrichting van de ruimte samen te werken met ouders en hen ondersteuning te vragen tijdens uitstapjes of bijzondere activiteiten Het gericht volgen en ondersteunen van de brede ontwikkeling Om deze algemene doelstelling te concretiseren hebben we een elftal pedagogische subdoelen uitgewerkt. In het volgende hoofdstuk gaan wij hier op in.
Spelenderwijs Utrecht, pedagogisch beleidsplan april 2014
Hoofdstuk 2: Pedagogische subdoelen Vooraf In dit hoofdstuk beschrijven we een elftal pedagogische subdoelstellingen evenals de samenhang tussen die doelstellingen. Deze subdoelen zijn een concretisering van de algemene hoofddoelstelling die we in het eerste hoofdstuk beschreven en zijn tevens een uitwerking van de principes van de vreedzame wijk en de algemene uitgangspunten van Spelenderwijs Utrecht zoals in hoofdstuk 1 beschreven. Daarnaast sluiten zij aan bij de aandachtspunten voor het werken op de groep, zoals het UKK die beschrijft (zie hoofdstuk 5.3 ). Bij de verschillende subdoelen geven we aan waar we aan willen werken, wat we daar onder verstaan en waarom we dat belangrijk vinden. In elke groep worden pedagogische speerpunten benoemd, die deze subdoelen op lokatieniveau concretiseren. De pedagogische hoofddoelstelling: We bieden elke peuter, naar eigen tempo, optimale mogelijkheden tot de ontwikkeling van zijn/haar unieke kwaliteiten. Hiermee willen wij een bijdrage leveren aan de totale ontwikkeling en een positief zelfbeeld van de kinderen en verbeteren daardoor de startpositie op de basisschool. De pedagogische subdoelstellingen: 1. Een veilige omgeving creëren 2. sfeer en gezelligheid creëren 3. Leren omgaan met emoties 4. Aanbieden van speel- en leerervaringen 5. Overdragen van waarden en normen 6. Respect leren hebben voor anderen 7. Het ontwikkelen van sociale vaardigheden 8. Zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid bevorderen 9. De eigen inbreng van het kind 10. Aandacht voor het groepsgebeuren 11. Consequent en flexibel opvoeden De samenhang tussen de pedagogische subdoelen De in dit hoofdstuk uitgewerkte subdoelstellingen overlappen elkaar, versterken elkaar en lijken soms ook tegenstrijdig. Zo heeft het omgaan met emoties te maken met normen en waarden en sociale vaardigheden. Het uitgaan van de inbreng van kinderen lijkt tegenstrijdig met de inbreng die de pedagogisch medewerkers hebben door het activiteitenaanbod en het stellen van regels. Andere uitersten zijn: kinderen leren voor zichzelf op komen versus rekening houden met anderen consequent en flexibel opvoeden ruimte voor het uiten van emotie versus leren emoties te controleren alleen spelen, samen spelen ruimte voor het individu / aandacht voor het groepsgebeuren In de praktijk is het van belang tussen deze uitersten het juiste evenwicht te vinden. Waar dat juiste evenwicht ligt heeft te maken met de visie op mens-zijn en op de ontwikkeling van kinderen en ook met de inschatting van de pedagogische medewerker op dat moment. De pedagogische subdoelen in de praktijk In het werken met kinderen zijn doelen richtinggevend. In het pedagogisch handelen, ligt de nadruk echter op het proces en de interactie. Dit betekent dat er in de verschillende locaties op onderdelen verschillende accenten worden gelegd, afhankelijk van de kenmerken van de specifieke doelgroep en Spelenderwijs Utrecht, pedagogisch beleidsplan april 2014 7
het type aanbod. De uitwerking daarvan is te vinden in de pedagogische speerpunten en de informatiefolders en - internetpagina van de verschillende locaties. Verderop in hoofdstuk 3, 4 en 5 behandelen we het handelen van de pedagogische medewerkers en de dagelijkse praktijk. De volgorde van de pedagogische subdoelen De volgorde waarin de subdoelstellingen beschreven worden is niet willekeurig. We beschrijven eerst de subdoelen die voorwaardelijk zijn voor het werken met kinderen (subdoelen 1, 2 en 3). Vervolgens beschrijven wij welke speelleerervaringen wij kinderen willen bieden (subdoel 4) en omschrijven het begrip ‘betrokkenheid’ als voorwaarde om te leren. In het werken met kinderen zijn wij dagelijks bezig met het overbrengen van normen en waarden (5). Respect hebben voor anderen vinden wij hierbij erg belangrijk, dit wordt apart uitgewerkt (6). Om samen te kunnen spelen is het ontwikkelen van sociale vaardigheden van belang (7). Daarnaast willen wij ook de zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid stimuleren (8). In het groepsproces hebben kinderen hun eigen inbreng (9) en er is ook aandacht voor het groepsgebeuren (10). Ter afsluiting van dit hoofdstuk geven we aan hoe we omgaan met de balans tussen consequent en flexibel opvoeden (11).
2.1 Creëren van een veilige omgeving waarin kinderen nieuwe ervaringen kunnen opdoen Veiligheid en vertrouwen in de omgeving zijn basisvoorwaarden voor ieder mens om zich te kunnen ontplooien. Wij verstaan onder een veilige omgeving een kindvriendelijke omgeving die een kind een veilig gevoel geeft. Er moet voldoende ruimte zijn, veilig speelgoed en materiaal op kindhoogte. Ook een opgeruimde omgeving waarin duidelijkheid en regelmaat heerst, draagt bij aan het gevoel van veiligheid. Het spelmateriaal is aangepast aan de leeftijd en heeft een vaste plek zodat kinderen weten waar ze wat kunnen vinden. De omgeving moet bekend en voorspelbaar zijn als het gaat om regels, gedrag en inrichting. In een veilige omgeving kan het kind het leerervaringen opdoen. Dit bevordert het zelfvertrouwen van het kind en biedt uitdaging tot spel. De pedagogisch medewerkers leven door houding en gedrag een belangrijke bijdrage aan de veilige omgeving.
2.2 Het creëren van sfeer en gezelligheid Wij verstaan onder het creëren van sfeer en gezelligheid dat alle kinderen zich op hun gemak voelen en graag naar het peutercentrum komen. Het is belangrijk om aandacht te besteden aan sfeer en gezelligheid omdat een kind zich in een goede sfeer en een veilige en gezellige omgeving beter kan ontwikkelen. Kinderen groeien in zo'n omgeving in hun zelfstandigheid en er kan aandacht zijn voor hun emotionele en sociale ontwikkeling. Kinderen kunnen dan nieuwe ervaringen opdoen.
2.3 Kinderen leren omgaan met hun emoties Wij verstaan onder emoties: gevoelens die zich verbaal of non-verbaal uiten, zoals verdriet, blijdschap, enthousiasme, teleurstelling, trots, angst, boosheid of jaloezie. Wij vinden het belangrijk dat kinderen leren omgaan met hun emoties omdat emoties bij het dagelijks leven horen. Kinderen mogen zich zelf zijn en hun emoties laten zien. Als kinderen niet leren omgaan met hun emoties kunnen de emoties zich opstapelen en negatief worden geuit in frustratie. Enerzijds stimuleren we kinderen hun emoties te uiten, anderzijds leren we kinderen ook ze te controleren zodat ze zichzelf of anderen geen pijn doen. Goed leren omgaan met hun emoties draagt bij tot de ontwikkeling van een eigen identiteit. Emoties horen bij ieder mens en zeker ook bij kinderen. Goed om kunnen gaan met eigen en andermans emoties is een belangrijke vaardigheid in het verdere leven.
2.4 Aanbieden van speel- leerervaringen Wij verstaan onder speelleerervaringen dat het kind leert van zijn spel door te doen en te ervaren (actief leren). De sociaal-emotionele ontwikkeling wordt gestimuleerd, maar ook de cognitieve
Spelenderwijs Utrecht, pedagogisch beleidsplan april 2014
ontwikkeling, de taalontwikkeling en motorische ontwikkeling. Wij vinden het belangrijk om kinderen verschillende speelleerervaringen aan te bieden omdat deze bijdragen aan de ontwikkeling van het kind. Hierbij sluiten we aan bij de belevingswereld van de kinderen, bij wat ze al kennen en kunnen en voegen daar nieuwe ervaringen en uitdagingen aan toe. De mate waarin kinderen betrokken zijn bij hun spel, bepaalt hoeveel ze ervan leren. Om te zorgen dat de speelleerervaringen zo intensief mogelijk zijn, vinden we werken in kleine kringen en een rustige sfeer in de groep van belang. Het dagprogramma en de inrichting van de lokalen in hoeken draagt hieraan bij. Wij willen kinderen een breed en evenwichtig aanbod doen van speelleerervaringen. In veel van onze voorschoolgroepen zijn onze bezoekers voor een groot deel van allochtone afkomst. Mede hierdoor besteden wij veel extra aandacht aan taalstimulering
2.5 Het overdragen van waarden en normen aan kinderen Onder waarden verstaan wij die zaken die wij belangrijk vinden om naar te leven en in de omgang met anderen. Waarden willen wij doorgeven aan de kinderen. Normen zijn de regels die we hanteren bij bepaalde waarden. Wij vinden het belangrijk om waarden en normen door te geven aan de kinderen omdat we kinderen daarmee voorbereiden op hun rol in de maatschappij en op school. Kinderen leren op die manier functioneren in een groep. Bovendien vinden we het van belang om "dat wat goed is"in de omgang met jezelf en anderen door te geven aan de volgende generatie. Doordat veel scholen ook werken met ‘de vreedzame school’ is er een doorgaande lijn in de regels en afspraken die wij de 2 kinderen al aanleren : Respect hebben voor elkaar Omgangsvormen Waarden t.a.v. (eigen) lichamelijke verzorging en de verzorging van de omgeving Waarden t.a.v. de (sociale) ontwikkeling
2.6 Respect hebben voor andere kinderen Onder respect hebben voor andere kinderen verstaan wij dat de kinderen elkaar accepteren zoals ze zijn en goed met elkaar om kunnen gaan. Als een kind iets wil vertellen, moeten de andere kinderen daar naar leren luisteren. We vinden het belangrijk dat kinderen leren wachten op hun beurt. Als een kind fysiek iets heeft dat opvallend is, bv. als het slecht loopt of dik is, of als een kind mentaal iets heeft dat opvallend is, is het onze taak als pedagogisch medewerkers daarover uitleg te geven zodat de andere kinderen het kind kunnen accepteren. Wanneer een kind leert respect te hebben voor een ander, ontwikkelt het kind ook zelfrespect. Dat is belangrijk voor een positief zelfbeeld en de verdere ontwikkeling. Bovendien bepaalt respect voor elkaar de sfeer in de groep. Door kinderen al vroeg te leren goed met elkaar om te gaan, willen we voorkomen dat kinderen op latere leeftijd hard tegen elkaar zijn. Tenslotte vinden we respect voor elkaar belangrijk zodat kinderen leren dat het leven soms anders is dan ze gewend zijn, dat andere mensen andere waarden en normen kunnen hebben, maar daarom nog niet meer of minder zijn dan jezelf.
2.7 Ontwikkelen van sociale vaardigheden; sociaal gevoel en sociaal gedrag Wij verstaan onder sociale vaardigheden de competentie van kinderen om open te staan voor andere kinderen en volwassenen. Sociale vaardigheden zijn o.a. iets kunnen of durven vertellen in de groep, luisteren naar elkaar, rekening houden met elkaar, anderen helpen, opkomen voor jezelf, omgaan met ruzies en conflicten. Wij vinden het belangrijk om aandacht te besteden aan sociale vaardigheden omdat kinderen op deze manier leren functioneren in een groep. In de rest van hun leven zullen zij ook rekening moeten houden met anderen en respect moeten hebben voor anderen.
2
zie voor meer informatie www.devreedzameschool.nl Spelenderwijs Utrecht, pedagogisch beleidsplan april 2014 9
2.8 Het bevorderen van zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid van kinderen Onder zelfstandigheid verstaan wij dat kinderen eigenhandig, zonder hulp, bepaalde handelingen, vaardigheden of activiteiten kunnen uitvoeren. Het niveau van zelfstandigheid is afhankelijk van leeftijd en ontwikkeling. Wij vinden het belangrijk om zelfstandigheid te bevorderen omdat kinderen ervan “groeien”. Zij ontwikkelen zich verder, zij durven nieuwe stappen te ondernemen als ze een handeling, vaardigheid of activiteit beheersen. Het doorzettingsvermogen van de kinderen wordt hierdoor gestimuleerd. Als kinderen zelfstandig iets ondernemen draagt dat bij tot hun zelfvertrouwen en de vorming van een positief zelfbeeld. Wij vinden het ook belangrijk om kinderen een eigen verantwoordelijkheid te geven. Het bevorderen van zelfstandigheid draagt hieraan bij, omdat kinderen dan hun eigen beslissingen en keuzes leren maken. Wij verstaan onder eigen verantwoordelijkheid dat kinderen leren zorg dragen voor elkaar, voor zichzelf en voor ruimte en materialen. Wij vinden het belangrijk om de eigen verantwoordelijkheid te bevorderen omdat de eigen verantwoordelijkheid medebepalend is voor de eigen identiteit van het kind. Kinderen krijgen meer zelfvertrouwen en het creëert een positief zelfbeeld. Het dragen van een eigen verantwoordelijkheid is een van de eisen die nodig is om in onze maatschappij te kunnen functioneren. We geven dit kinderen graag mee om ze voor te bereiden op volgende ontwikkelingsfasen in hun leven.
2.9 Omgaan met de eigen inbreng van een kind Onder omgaan met de eigen inbreng van een kind verstaan wij dat een kind zijn eigen mening mag hebben en deze ook mag uiten. Een kind mag zeggen wat het graag wil en wat het belangrijk vindt. Het kind kan zichzelf zijn, het brengt daarbij mee wat het van thuis meekrijgt. Wij vinden het belangrijk aandacht schenken aan de eigenheid van een kind en een kind te waarderen in wie hij/zij is. Daardoor kan het kind zijn eigen identiteit ontwikkelen. Dit is belangrijk voor het gevoel van eigenwaarde. Door aandacht te besteden aan de eigen inbreng van het kind, kan ieder kind zijn eigen plekje binnen de groep krijgen.
2.10 Aandacht voor het groepsgebeuren Onder groepsgebeuren verstaan wij alle activiteiten die gezamenlijk, zowel in een grote als in een kleine groep, worden gedaan. Voorbeelden daarvan zijn samen eten, samen knutselen en de kring. Wij besteden aandacht aan het groepsgebeuren door de gezamenlijke activiteiten in goede banen te leiden en de kinderen erbij te betrekken. Het groepsgebeuren is een belangrijk onderdeel dat bijdraagt aan de sociale ontwikkeling van kinderen. Het kind ontwikkelt in een groep sociale contacten, het kind leert samen dingen doen, wachten en delen. Het leert omgaan met conflicten en ruzies, luisteren naar andere kinderen en respect hebben voor andere kinderen. Het is belangrijk om aandacht te besteden aan het groepsgebeuren als instrument om de sociale ontwikkeling van kinderen te begeleiden en te stimuleren.
2.11 Consequent en flexibel opvoeden Onder consequent opvoeden verstaan wij dat je je aan bepaalde regels en afspraken moet houden en dat je daar als pedagogisch medewerker duidelijk over bent tegen de kinderen. Het betekent grenzen stellen met betrekking tot wat kan en wat niet kan. Waarden en normen zijn daarop van invloed. Het is belangrijk dat collega pedagogisch medewerkers goed op de hoogte zijn van afspraken en regels en het hierover eens te zijn. Door consequent opvoeden weten kinderen waar ze aan toe zijn; het schept duidelijkheid. Daarnaast zorgt consequent opvoeden voor rust en regelmaat in de groep, het biedt veiligheid omdat kinderen weten waar ze aan toe zijn. Onder flexibel opvoeden verstaan we afwijken van bepaalde afspraken en regels omdat dit in het belang kan zijn van het kind of de kinderen. Flexibel opvoeden is belangrijk omdat het bijdraagt aan de ontwikkeling van het zelfvertrouwen van een kind als het de ruimte krijgt om dingen uit te proberen en daarbij niet wordt belemmerd door bepaalde regels.
Spelenderwijs Utrecht, pedagogisch beleidsplan april 2014
Consequent en flexibel opvoeden zijn elkaars tegenpolen. Enerzijds vinden wij het belangrijk om consequent op te voeden zodat het duidelijkheid schept en grenzen stelt, anderzijds is ook flexibiliteit noodzakelijk om kinderen grenzen te leren verleggen en omdat ieder kind anders is en daarom een eigen benadering vraagt. We willen kinderen de mogelijkheid geven zich te kunnen ontwikkelen en te kunnen experimenteren. De uitleg van de pedagogische subdoelen geven een goed beeld van wat we ons pedagogisch werken inhoudt. In de volgende hoofdstukken is de concrete uitwerking hiervan te vinden. Hierin worden belangrijke elementen van pedagogisch handelen in directe interactie met de peuters beschreven.
Spelenderwijs Utrecht, pedagogisch beleidsplan april 2014 11
Hoofdstuk 3 De pedagogisch medewerker 3. 1 . Rol en houding van de pedagogisch medewerker De kwaliteit van de pedagogisch medewerker is cruciaal in de begeleiding aan en stimulering van de kinderen. Ze levert een bijdrage aan een zo harmonisch en natuurlijk mogelijke ontwikkeling van de kinderen. Hierbij maakt zij gebruik van de ruimte, de materialen en het programma. Haar houding en de manier waarop ze kinderen benadert is voor het bieden van optimale kansen aan de kinderen van doorslaggevend belang. Zij komt tegemoet aan de basisbehoeftes van kinderen, nl.: de behoefte aan veiligheid en acceptatie de behoefte zichzelf als bekwaam te ervaren de behoefte aan autonomie Haar contact met de kinderen kenmerkt zich door responsieve interactie. Dit betekent dat zij de kinderen laat ervaren dat zij er echt voor hen is, de kinderen stimuleert tot actieve betrokkenheid en hen helpt bij het zelf nemen van beslissingen. Ze biedt garanties voor succeservaringen door in haar aanbod en benadering aan te sluiten bij het ontwikkelingsniveau en de belevingswereld van de kinderen. Haar benaderingswijze van de kinderen is evenwichtig en kenmerkt zich door een hoge mate van: emotionele ondersteuning respect voor autonomie uitleg en informatie geven bieden van structuur en stellen van grenzen Centrale vraag die de pedagogisch medewerker zich stelt in haar omgang met de kinderen is: Wat vraagt het kind aan ons? Welke benadering, aanpak, ondersteuning, instructie etc. heeft het nodig? Dit is tevens de centrale vraag van het ‘handelingsgericht werken’. Pedagogisch medewerkers bij Spelenderwijs Utrecht worden gestimuleerd om een nieuwsgierige, onderzoekende, lerende houding te ontwikkelen. Spelenderwijs Utrecht neemt dan ook deel aan de- in 2013 opgerichte- lerende netwerken. In deze netwerken is een groep professionals samen bezig met het verhogen van de kwaliteit van de dagelijkse praktijk. Dit doet de groep onder andere door het uitwisselen van goede praktijken, onderlinge advisering, feedback krijgen op het handelen, kennisontwikkeling, collegiale visitatie en het samen leren door een onderzoekende houding en door te experimenteren. De groepen komen minimaal 8-10 keer bij elkaar onder leiding van een kartrekker.
3.2 Handelingsgericht werken Handelingsgericht werken (HGW) is een systematische manier van werken. Hierbij wordt het aanbod van de pedagogisch medewerker afgestemd op de basisbehoeften en ontwikkelingsbehoeften van ieder kind. Deze behoeften formuleert de pedagogisch medewerker door te benoemen wat een kind nodig heeft om een bepaald doel te kunnen bereiken. In eerste instantie dient de aandacht van de pedagogisch medewerker vooral uit te gaan naar het welbevinden en de betrokkenheid van een kind. Als basis voor leren en ontwikkelen is dit sociaal emotioneel welbevinden het belangrijkst. Het kind moet ontspannen, betrokken en taakgericht zijn en in goed contact staan met andere kinderen en de pedagogisch medewerker. Niet ieder kind ontwikkelt zich in hetzelfde tempo en op dezelfde wijze. Dat vraagt van de pedagogisch medewerker handelingsgerichte vaardigheden. Hoe ontdek je wat de ontwikkelbehoeften van een kind zijn? Welke ondersteuning heeft hij nodig om je aanpak en aanbod daarop af te stemmen? Belangrijke vraag is: wat heeft dit kind, in deze groep, bij deze pedagogisch medewerker(s) en van deze ouders, Spelenderwijs Utrecht, pedagogisch beleidsplan april 2014
nodig om het doel te bereiken? De pedagogisch medewerker richt zich niet op wat er mis is met een kind, maar op wat het kind nodig heeft om bepaalde doelen te bereiken en welke aanpak daarbij een positief effect heeft. Kindkenmerken worden vertaald naar ontwikkelingsbehoeften. Bij handelingsgericht werken richten de pedagogisch medewerkers zich niet alleen op de kindkenmerken, maar ook op de kenmerken van het peutercentrum en de opvoedingssituatie. De pedagogisch medewerker gaat dus uit van het kind maar houdt ook rekening met wensen, mogelijkheden en verwachtingen van de organisatie en ouders. Handelingsgericht werken verloopt in een aantal fasen: Waarnemen: 1 Verzamelen van gegevens, evalueren van een vorig plan 2 Signaleren van kinderen met specifieke ontwikkelingsbehoeften Begrijpen: 3 Ontwikkelingsbehoeften benoemen Plannen: 4 Zo mogelijk clusteren van kinderen die met en van elkaar leren 5 Opstellen van een handelingsplan of een groepsplan Realiseren: 6 Uitvoeren van het handelingsplan of groepsplan Handelingsgericht werken kent zeven uitgangspunten. Alle zeven zijn ze vertaald naar het handelen van de pedagogisch medewerker: 1. Ik denk, kijk en praat over wat een kind nodig heeft om de volgende stap te maken, de ontwikkelingsbehoeften en handel daar zoveel mogelijk naar. Al onze activiteiten zijn erop gericht zicht te krijgen op wat dit kind nodig heeft en wat een positief effect heeft op het kind i.p.v. wat er mis is met dit kind. We benoemen de ontwikkelingsbehoeften van de kinderen en vertalen dit naar een passend ontwikkelingsaanbod. De methodes dienen daarbij als ondersteunend middel en niet als doel op zich. 2. Het afstemmen op kinderen zal ik als pedagogisch medewerker moeten doen. Ik reflecteer op mijn persoonlijke opvattingen omdat die bepalend zijn voor mijn handelen. Ik heb (en houd) de regie m.b.t. het organiseren en realiseren van passend aanbod voor de kinderen in mijn groep, indien nodig in samenwerking met anderen. Ik ken mijn vaardigheden als pedagogisch medewerker en neem initiatief om deze verder te ontwikkelen. Daarbij kan ik een beroep doen op collega’s, gebiedsmanager, zorgconsulent en werkbegeleider. 3. Ik werk doelgericht en zoek naar richtinggevers voor mijn handelen, gebaseerd op wat het kind wél kan. Ik heb zicht op de doelen die ik voor de komende periode met de verschillende kinderen wil bereiken. Ik reflecteer systematisch op de effecten van mijn ontwikkelingsaanbod en aanpak. Mijn onderzoekende houding is vooral gericht op het vinden van aanknopingspunten voor mijn handelen om beter af te kunnen stemmen op wat de verschillende kinderen nodig hebben. Ik (evt. samen met collega of zorgconsulent) onderzoek(en) alleen wat ik nodig heb, om te kunnen bepalen wat ik moet gaan doen. Ik gebruik daarbij de als… dan redenering. Als we weten dat…. dan kunnen we besluiten tot…. Ik geef goed aan of de adviezen van anderen haalbaar zijn voor mij. 4.
Ik werk vanaf het begin samen met het kind, de ouders, mijn collega’s en begeleiders. Ik zoek vanaf het begin samen met het kind en de ouders, die ik als ervaringsdeskundigen zie, naar mogelijkheden om af te stemmen op het kind. Ouders zijn welkom op het peutercentrum en ik benadruk dat ouders en school een gemeenschappelijk belang hebben; het kind.
Spelenderwijs Utrecht, pedagogisch beleidsplan april 2014 13
Op basis van mijn begeleidingsvraag ga ik samen met zorgconsulent op zoek naar het begrijpen en afstemmen op de ontwikkelingsbehoeften van de kinderen in mijn groep. 5. Ik kijk naar de wisselwerking tussen kinderen, hun ouders, hun groep en mijzelf en stem mijn handelen hierop af. Ik kijk niet alleen naar “dit kind”, maar naar “dit kind, in mijn groep, op dit peutercentrum en met deze ouders”. Ik richt me op de interactie (en de effecten daarvan) tussen het kind, medeleerlingen, mezelf en de ouders. Zo ben ik op zoek naar richtinggevers voor mijn handelen om tot een betere afstemming op (met) het kind te komen. Standaard aanpakken die voor alle kinderen, leerkrachten en ouders gelden bestaan niet, want elke situatie is uniek. 6. Iedereen heeft kwaliteiten. Ik ben op zoek naar mogelijkheden van kinderen, ouders en mezelf. Ik ben op zoek naar positieve aspecten van kinderen, hun ouders en mezelf. Ik richt me vooral op de positieve aspecten bij mijn handelen (wat kunnen dit kind en ik wel onder welke omstandigheden en wat hebben we hierbij nodig.) Ik benut deze positieve aspecten bij mijn aanpak en ga na hoe het werkt. 7. We werken systematisch en zijn open en duidelijk naar elkaar; kind, ouders, pedagogisch medewerkers en begeleiders. We werken stap voor stap volgens een voor iedereen herkenbare werkcyclus met duidelijke beslismomenten. Het is duidelijk wie waarover beslist: het kind, de pedagogisch medewerker, de instelling, de ouders. De beslissingen die we nemen zijn voor alle betrokkenen inzichtelijk en transparant: het is duidelijk waarom we die hebben genomen.
3.3 Inzet stagaires, vrijwilligers werkbegeleiders en zorgconsulenten De pedagogische medewerkers zijn niet de enige personen die op de peutercentra actief zijn. Spelenderwijs Utrecht voert een actief stagebeleid en biedt de mogelijkheid tot het opdoen van ervaring voor HBO en MBO studenten. Met de Hogeschool van Utrecht, het Marnix college, het ROC Midden Nederland en het ROC Utrecht zijn nauwe samenwerkingsverbanden en afspraken gemaakt over het begeleiden van stagiaires en het aanpassen van het opleidingsprofiel. Op elke groep mag een stagiaire meedraaien mits de pedagogisch medewerkers kunnen investeren in de begeleiding van de stagiaire. Dit wordt per jaar per locatie zorgvuldig beoordeeld. Om alle genoemde doelen en normen te kunnen realiseren, is teambuilding door coaches en teambegeleiders cruciaal. Spelenderwijs Utrecht zorgt er dan ook voor dat zorgconsulenten en werkbegeleiders het leerproces van de medewerkers en het functioneren van het team begeleiden. De zorgconsulent ondersteunt pedagogisch medewerkers bij en adviseert hen over ontwikkelingskansen van kinderen. Zij voert daarbij gesprekken met ouders. Ze kijkt in hoeverre binnen de peutercentra voldoende ondersteuning geboden kan worden. Zij legt contact met organisaties buiten het peutercentrum als meer ondersteuning nodig is. De werkbegeleider ondersteunt de pedagogisch medewerker op methodisch en didactisch handelen. Zij streeft er naar de kwaliteit van het pedagogisch handelen in de hele organisatie op een hoger niveau te brengen. Dit doet zij onder andere door het geven van feedback aan de medewerkers,door voorbeeldgedrag te tonen in de groep, de gegevens uit het kindvolgsysteem te bespreken en door het inzetten van video-interactiebegeleiding. Spelenderwijs Utrecht werkt ook graag met vrijwilligers omdat de extra handen en ogen van hulpouders bijvoorbeeld hard nodig zijn, omdat wij vinden dat opvoeding samen met andere betrokkenen dient te gebeuren en omdat vrijwilligerswerk gewoon leuk en leerzaam is. In ons vrijwilligersbeleid is hierover meer te lezen.
Spelenderwijs Utrecht, pedagogisch beleidsplan april 2014
Hoofdstuk 4: Volgen en ondersteunen van de ontwikkeling Vooraf In de peutercentra staat het welbevinden en een goede ontwikkeling van de peuters centraal. Om optimaal pedagogisch te kunnen handelen, volgen en ondersteunen we de kinderen in hun ontwikkeling. Zo observeren pedagogisch medewerkers het welbevinden elk kind en wordt de ontwikkeling van het kind systematisch onderzocht via het kindvolgsysteem. Als extra zorg of aandacht nodig is, kan dit in een zo vroeg mogelijk stadium aan ouders/opvoeders worden aangeboden. Hoe dit alles precies werkt, beschrijven we in dit hoofdstuk.
4.1 Welbevinden Voorwaarde voor kinderen om zich te kunnen ontwikkelen is dat zij zich goed voelen, we noemen dat het ‘welbevinden’. Jaarlijks worden kinderen op de peuterspeelzalen in diverse situaties geobserveerd. In deze situaties beoordelen de pedagogisch medewerkers of een kind ‘open en levenslustig’ en ‘tevreden en ontspannen’ is in relatie met zichzelf, de pedagogisch medewerker en de andere kinderen. In deze paragraaf lichten we deze kenmerken verder toe. Kinderen die zich goed voelen, beleven plezier, alleen, met de andere kinderen en in de omgeving. Ze stralen vitaliteit uit en tegelijk ontspanning en innerlijke rust. Ze stellen zich open en ontvankelijk op voor wat op hen afkomt. Ze zijn spontaan en durven zichzelf te zijn. Welbevinden is verbonden met zelfvertrouwen, een goed gevoel van eigenwaarde en weerbaarheid. Kinderen die het niet naar hun zin hebben, kunnen gesloten, afwerend, lusteloos, ontevreden, gespannen, onzeker en onevenwichtig zijn. Open, levenslustig Het kind staat open voor en heeft plezier in de dingen die om hem heen gebeuren. Hij neemt alles met belangstelling in zich op, zonder dat dit betekent dat hij steeds afgeleid wordt. Hij is uit op nieuwe ervaringen, kennis en vaardigheden. Hij heeft er zichtbaar ‘zin in’, geniet van de gebeurtenissen en van wat hij zelf doet. Hij is actief gericht op de omgeving. Tevreden, ontspannen Een tevreden, ontspannen en evenwichtig kind accepteert zichzelf en zijn omgeving. Hij straalt rust uit, heeft zelfvertrouwen en reageert met passende (invoelbare) emoties op situaties. Hij heeft zijn aandacht bij de omgeving en reageert zonder schrik op gebeurtenissen. Hij vertoont weinig tekenen van frustratie, boosheid of weerzin, maar laat best eens merken het ergens niet mee eens te zijn. Hij laat zich goed kalmeren of troosten. Hij kan ingespannen met iets bezig zijn en laat zich niet makkelijk uit het veld slaan.
4.2 Kindvolgsysteem De kinderen in de voorschoolgroepen worden, naast op welbevinden, geobserveerd en gevolgd op een breed scala van ontwikkelingsgebieden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een kindvolgsysteem. Een kindvolgsysteem is een werkwijze om kinderen beter te leren begrijpen en adequaat op hun behoeften, mogelijkheden en beperkingen te kunnen inspelen. De verschillende locaties werken met verschillende systemen. De keuze voor het systeem is gemaakt in afstemming en overleg met de basisschool waar de betrokken locatie mee samenwerkt. De pedagogisch medewerker observeert de kinderen in situaties waarin ze bezig zijn met spontane, zelfgekozen activiteiten. Hierdoor krijgt ze niet alleen zicht op het verloop van de ontwikkeling, maar ook op de basiskenmerken, betrokkenheid en risicofactoren. De aandachtspunten zijn gericht op de tevredenheid van de kinderen (welbevinden), op het functioneren in de groep en op de diverse ontwikkelingslijnen.
Spelenderwijs Utrecht, pedagogisch beleidsplan april 2014 15
Pedagogisch medewerkers kijken en luisteren tijdens het uitvoeren van hun werk voortdurend naar de kinderen. Tweemaal per jaar voeren de zorgconsulenten groepsobservaties uit. De groepsobservatie plus nabespreking biedt aanvullende informatie over de kinderen vanuit het perspectief van de zorgconsulent. De pedagogisch medewerker legt deze informatie naast haar eigen bevindingen zoals vastgelegd in het kindvolgsysteem. De pedagogisch medewerkers gebruiken deze informatie voor het kiezen van activiteiten, om goed aan te sluiten bij de behoeften van individuele kinderen en om te beoordelen of het kind in het programma ‘goed gedijt’. De vragen en aandachtspunten van het kindvolgsysteem helpen om deze informatie beter te structureren. Ook is het daardoor mogelijk om gerichter met collega’s te overleggen over de aanpak van een kind of groep kinderen. De mogelijkheden en positieve kanten van het kind en zijn / haar omgeving vormen het uitgangspunt. Er zijn drie hoofddoelen te onderscheiden voor het verzamelen van informatie over het gedrag en de ontwikkeling van kinderen: het ondersteunen van het pedagogisch-/didactisch handelen van de pedagogisch medewerkers ; het vaststellen van speciale behoeften van kinderen het beïnvloeden van beleidsbeslissingen. Een compleet kindvolgsysteem signaleert: specifieke ontwikkelbehoeftes van de kinderen; (on)tevredenheid van kind en opvoeders; of het groepsprogramma nog aansluit bij de kinderen in de groep of het pedagogisch handelen nog aansluit bij de maatschappelijke verwachtingen ten aanzien van opvoeding van jonge kinderen in de voorschoolse periode
4.3 Zorg Soms ontwikkelt een kind zich niet zoals wordt verwacht, of doen zich problemen voor in de opvoeding. Eén van de basisfuncties van het werken met peuters is het herkennen van problemen in de ontwikkeling en vroegtijdige signalering van ontwikkelingsachterstand. Dit wil zeggen dat de medewerkers van Spelenderwijs Utrecht de taak hebben ontwikkelings- en opvoedingsproblemen te signaleren en te rapporten. Er zijn tal van redenen waarom kinderen opvallend gedrag kunnen gaan vertonen. Kinderen kunnen bij Spelenderwijs Utrecht rekenen op extra begrip en extra aandacht. Als ouders of pedagogisch medewerkers opmerken dat een kind gedurende een periode afwijkt in zijn gedrag is dit reden voor overleg. Op grond van observaties wordt het gedrag in kaart gebracht. Na een bespreking in het team worden de ouders uitgenodigd voor een gesprek. Tijdens dit gesprek bekijken we samen met de ouders wat er met het kind aan de hand kan zijn en hoe we hiermee om kunnen gaan. Een goede afstemming in de omgang met het kind tussen ouders en het peutercentrum biedt in veel gevallen al uitkomst. Mocht de problematiek onduidelijk blijven en vragen om extra hulp, dan kunnen wij advies inwinnen bij onze zorgconsulente. Naast een signalerende functie is er sprake van een preventieve functie om verslechtering van een probleem te voorkomen, voor zover de mogelijkheden van de organisatie dat toestaan. De peuterspeelzalen en voorscholen van Spelenderwijs Utrecht hebben beiden geen behandelende functie bij ontwikkelings- en opvoedingsproblemen. Het peutercentrum richt zich op kinderen die een normale ontwikkeling doormaken. Kinderen ontwikkelen zich in hun eigen tempo en op hun eigen wijze, daarin komen pedagogisch medewerkers grote verschillen tegen. Het gebeurt regelmatig dat er kinderen in de groep zijn die qua gedrag of ontwikkeling opvallen of waar pedagogisch medewerkers zich zorgen over maken. De pedagogisch medewerker zal hierover altijd in gesprek gaan met de ouders. In dit gesprek is er aandacht voor wat de pedagogisch medewerker(s) ziet(n) bij het kind (feitelijk, geen interpretatie) en of de ouders dit
Spelenderwijs Utrecht, pedagogisch beleidsplan april 2014
herkennen vanuit de thuissituatie. Als de pedagogisch medewerker, op basis van dit gesprek en de signalen van het kind, de behoefte heeft om de zorgconsulente te consulteren of in te schakelen zal zij dit melden aan de ouders. De zorgconsulent kan, afhankelijk van het signaal, volstaan met het geven van tips aan de pedagogisch medewerker of kan er voor gekozen worden dat zij het kind komt observeren in de groep. Voorafgaand aan de observatie van de zorgconsulent observeert de pedagogisch medewerker het kind en vult het formulier ‘opvallend gedrag’ in. Hierin legt de pedagogisch medewerker in eigen bewoordingen en bevindingen vast waar zij bij een kind tegenaan loopt. Dit is een document ter voorbereiding voor de zorgconsulente om met pedagogisch medewerker in gesprek te gaan of om te gaan observeren op de groep. Ouders worden op de hoogte gesteld van het feit dat de zorgconsulente wordt betrokken. Samen met ouder(s) en pedagogisch medewerkers onderzoekt de zorgconsulent wat er aan de hand kan zijn en wat er in de groep aan ondersteuning geboden kan worden. In deze gevallen zal de zorgconsulent in overleg met de pedagogisch medewerker een handelingsplan opstellen. Dit handelingsplan wordt door de pedagogisch medewerker uitgevoerd, evaluatie vindt plaats na zes weken. Afhankelijk van de voortgang wordt besloten met welke frequentie het handelingsplan bijgesteld zal worden. Bij zorgkinderen zal de zorgconsulente pedagogisch medewerkers en ouders volgens afspraak blijven ondersteunen. De positieve kenmerken van het kind en zijn / haar omgeving vormen ook in de benadering van de zorgconsulent het uitgangspunt. Het komt voor dat er binnen een gezin vanuit meerdere professionals hulp of begeleiding wordt geboden en dat de professionals dat niet altijd van elkaar weten. Dat is jammer, want hulp werkt pas echt als professionals met elkaar afstemmen/samenwerken en de problemen sámen met de opvoeder(s) oplossen. Hiervoor is een systeem ontwikkeld: de Verwijsindex. In dit systeem kunnen professionals een signaal afgeven om hun zorg en/of betrokkenheid aan te geven bij een kind. Dit is geen inhoudelijke informatie, maar alleen de naam, het adres en de geboortedatum van het kind, gekoppeld aan de naam en contactgegevens van de betrokken professionals. Door alle betrokkenen met elkaar in contact te brengen, zorgt de Verwijsindex voor overzicht, samenwerking en goede afspraken tussen de verschillende professionals en het gezin.
4.4 Doorgaande lijn Naast de thuisomgeving en de buurt hebben kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar te maken met voorschoolse voorzieningen en onderwijs. We beschouwen die niet als gescheiden werelden: ze zijn beide gericht op de ontwikkeling van het kind. Peuterspeelzalen / voorscholen en onderwijs hebben elkaar nodig. Ieder met een eigen inbreng, kennis, mogelijkheden, cultuur, eisen, wettelijke kaders, enzovoort. Voor de ontwikkeling van een kind is een zo ononderbroken lijn in pedagogisch didactische benadering, pedagogische visie en programma het meest optimaal. Binnen Spelenderwijs Utrecht wordt dit met diverse instantie en personen vormgegeven: Periodiek overleg met consultatiebureau Op diverse momenten (van intake/plaatsing tot exit) informatieoverdracht, overleg en afstemming met ouders Structurele bijeenkomsten ouderbetrokkenheid (per thema minimaal 2 bijeenkomsten) Gezamenlijke keuze voorschoolgroepen voor VVE programma en KVS met basisschool Warme overdracht van de gegevens uit het kindvolgsysteem door de pedagogisch medewerker (bij zorgkinderen door de zorgconsulent) naar leerkracht van groep 1 van de basisschool (of andere instantie) e Kennismakingsbezoeken door kinderen in de groep 1 waar zij naar hun 4 verjaardag heen gaan Twee maal per jaar een gezamenlijke activiteit / thema met voorschool en basisschool / brede school
Spelenderwijs Utrecht, pedagogisch beleidsplan april 2014 17
Periodiek overleg op coördinatieniveau VVE (basisschool en werkbegeleider of gebiedsmanager van Spelenderwijs Utrecht) Jaarlijks overleg op directie niveau
Spelenderwijs Utrecht, pedagogisch beleidsplan april 2014
Hoofdstuk 5: De dagelijkse praktijk in de groepen Vooraf De afgelopen 10 jaar zijn de peuterspeelzalen vooral in wijken waar het risico op een taalachterstand het grootst is veranderd in Voorscholen. In de voorscholen wordt naast de sociaal emotionele ontwikkelingen veel aandacht besteed aan de taalstimulering. In andere wijken zijn speelleergroepen opgericht. Dit zijn gemengde groepen met zowel kinderen die goed Nederlands spreken als kinderen die taalstimulering nodig hebben. Uit onderzoek blijkt, dat dit een gunstig effect heeft op de (taal)ontwikkeling van kinderen met een achterstand. De groepsgrootte moet voor kinderen en pedagogisch medewerkers overzichtelijk zijn. Naarmate kinderen minder spelervaring hebben, hebben zij meer ruimte en begeleiding / ondersteuning nodig. De groepsgrootte is nu maximaal 15 kinderen en wordt vastgesteld door de subsidiegever (gemeente Utrecht).
5.1 Ambitieniveaus Landelijk worden aan voorschoolse voorzieningen een aantal functies toegeschreven, de zogenaamde ambitieniveau’s: 0 spelen, ontmoeten; Het eerste ambitieniveau heeft betrekking op de basis van het werken met peuters: het spelen en ontmoeten. Op dit niveau is het peutercentrum een plek waar kinderen onder begeleiding veilig kunnen spelen met andere kinderen. Spelenderwijs Utrecht biedt dit ambitieniveau niet aan. 1 spelen, ontmoeten, ontwikkelen en signaleren; Bij dit tweede ambitieniveau wordt naast het spelen en ontmoeten expliciet aandacht besteed aan de ontwikkeling van de peuters en het signaleren van eventuele ontwikkelingsachterstanden. Het peutercentrum heeft een duidelijke rol in de sluitende aanpak 0-6-jarigen en de doorgaande ontwikkelingslijn van het kind. 2 spelen, ontmoeten, ontwikkelen, signaleren en ondersteunen. Het laatste ambitieniveau gaat nog een stap verder en sluit meer aan bij het onderwijs door naast spelen, ontmoeten, ontwikkelen en signaleren, de peuters ook te ondersteunen bij eventuele ontwikkelingsachterstanden. Het peutercentrum krijgt hier nadrukkelijk een rol toebedeeld in de vooren vroegschoolse educatie (VVE) of de voorschool door niet alleen ontwikkelingsachterstanden te signaleren, maar ook daadwerkelijk begeleiding te bieden om deze achterstanden te bestrijden.
5.2 Peuterspeelzaal, Voorschool en Speelleergroep Binnen Spelenderwijs Utrecht kennen wij alleen voorzieningen met het ambitieniveau 1 en 2. Spelenderwijs Utrecht voert ruim 140 groepen uit van maximaal 15 kinderen, soms 14. Hieronder de functies (missie), doelen (kerndienst) en bezetting: Peuterspeelzaal (ambitieniveau 1) Missie: Ontwikkelingsproblemen worden vroegtijdig gesignaleerd en gevolgd Kerndienst: Het creëren van optimale ontwikkelingskansen voor alle kinderen in de leeftijd van 2 tot 4, door het aanbieden van veelzijdige en passende speelmogelijkheden die gericht zijn op de algehele brede ontwikkeling. Bezetting: De peuterspeelzaal heeft 1 pedagogisch medewerker die altijd ondersteund wordt door een ouder, vrijwilliger of stagiaire. De kinderen komen twee dagdelen en in totaal 5 uur. Voorschool(ambitieniveau 2) Missie: Het startniveau van kinderen is bij instroom op de basisschool verbeterd Kerndienst: Het creëren van optimale ontwikkelingskansen voor kinderen in de leeftijd van 2½ tot 4 behorend tot de onderwijsachterstandendoelgroep, middels een vastgelegd taalprogramma en door
Spelenderwijs Utrecht, pedagogisch beleidsplan april 2014 19
het aanbieden van veelzijdige en passende speelmogelijkheden waardoor de onderwijskansen bij instroom in de basisschool verbeterd zijn. Bezetting: De voorschool heeft 2 pedagogisch medewerkers, die ondersteund kan worden door een ouder, vrijwilliger of stagiaire. Minimaal 12 kinderen komen 4 dagdelen en soms 2x3 kinderen komen twee dagdelen. Speelleergroep (ambitieniveau 2) Missie: Ontwikkelingsproblemen worden vroegtijdig gesignaleerd en gevolgd, Het startniveau van kinderen is bij instroom op de basisschool verbeterd en het doorbreken van segregatie in het onderwijs. Kerndienst: VVE nieuwe stijl waarin per groep zowel doelgroep kinderen (5) als niet doelgroep kinderen (10) optimale ontwikkelingskansen geboden wordt. Dit gebeurt door een vastgelegd taalprogramma aan te bieden en veelzijdige en passende speelmogelijkheden waardor onderwijskansen bij instroom in de basisschool verbeterd zijn. Bezetting: De Speelleergroep heeft 1,5 pedagogisch medewerker, 2 dagdelen 2 medewerkers op de groep en 2 dagdelen 1 medewerker op de groep die altijd ondersteund wordt door een ouder, vrijwilliger of stagiaire. Gemiddeld 5 kinderen komen 4 dagdelen en 2x10 kinderen komen twee dagdelen.
5.3 Wat is belangrijk in de groepen?3 Zoals eerder genoemd, werken we met kwaliteitsrichtlijnen, ook voor het concrete werken op de peutergroepen. In deze paragraaf benoemen we de hoofdpunten die de kwaliteit van de sociaalemotionele en educatieve processen in de peutergroep bevordere. Dit is als het ware de 'kapstok' voor het concrete handelen in de groep. Warme relaties: zorg voor een positieve sfeer en warme relaties in de groep Gevoelig oog: heb een gevoelig oog voor de behoeften van kinderen. Ga mee: Ga mee in de ideeën en handeling van de kinderen. Verantwoordelijkheid: geef kinderen meer verantwoordelijkheid. Gebruik de tijd: gebruik de tijd zo goed mogelijk. Terloopse momenten: grijp de kansen, benut terloopse momenten. Met een doel: organiseer speelwerkactiviteiten met een 'doel' in kleine groepen. Fantasie: Zorg voor fantasie en rollenspel Voorlezen: gebruik voorlezen om 'gevorderde'(academische) taal' aan te bieden. Ontdekken: gebruik ontdekactiviteiten en wetenschap & techniek om 'gevorderde taal' aan te bieden.
5.4 Werken met vaste groepen Om alle genoemde doelen te kunnen realiseren is werken met een vaste groep een voorwaarde. Kinderen hebben allereerst veiligheid nodig om zich te kunnen ontwikkelen. Die veiligheid wordt in eerste instantie ontleend aan de vaste mensen die er altijd zijn. Daarnaast is het noodzakelijk dat kinderen minimaal 2x per week komen, wil het gewennings- en hechtingsproces goed verlopen. Kinderen moeten de tijd en de kans krijgen zich te hechten aan de pedagogisch medewerker en de andere kinderen. De pedagogisch medewerker stimuleert dit door veel met de kinderen te praten; ze op elkaar te attenderen, belangstelling te tonen, ze te stimuleren tot interactie en samenspel. Iedere ochtend zijn er grote en/of kleine kringactiviteiten waarop er aandacht is en gekeken wordt of alle kinderen er zijn. Voor kinderen die lang ziek zijn wordt door de groep iets gemaakt; een bijna 4-jarig kind krijgt extra aandacht i.v.m. vertrek naar de basisschool. Grotere kinderen mogen een nieuw kind helpen bij al het nieuwe waaraan het nog moet wennen. Zo kan een proces ontstaan, waarin de kinderen van een groep elkaar beïnvloeden en de pedagogisch medewerker daarbij afwisselend volgend en sturend optreedt. Door kinderen van verschillende leeftijden (van 2 / 2½ tot 4 jaar) en met verschillende achtergronden in één groep te hebben, leren kinderen veel van elkaar. De pedagogisch
3
verder lezen? zie bijlage 1: het Utrechts Kwaliteitskader voor Educatie van het Jonge Kind. Spelenderwijs Utrecht, pedagogisch beleidsplan april 2014
medewerker heeft inzicht in de specifieke (on-)mogelijkheden van ieder kind en stimuleert waar nodig is.
5.5 Dagritme en uitstapjes Binnen de peutergroepen hanteren wij een vaste dagindeling die zoveel mogelijk gevolgd wordt. Leren, plezier, ontwikkelen, ontdekken, rust, bewegen en eten in goed evenwicht: Kinderen hebben structuur en regelmaat nodig. Dit biedt hen rust, houvast en duidelijkheid. We bieden daarom een vast programma met steeds terugkerende rituelen, in een overzichtelijke ruimte aan. Gedurende het dagdeel zullen gezamenlijke en individuele activiteiten worden afgewisseld. Door structuur en duidelijkheid te bieden kunnen de kinderen zich optimaal veilig voelen. Terugkerende ritmes van samen in de kring en aan tafel tijdens de eetsituatie geeft een kind duidelijkheid. Wij bieden voldoende ruimte voor vrij spel zodat de fantasiewereld en het eigen initiatief van het kind voldoende geprikkeld wordt waarbij ook ruimte is voor creatieve activiteiten. Dit kan zowel binnen als buiten het peuterlokaal zijn en we ondernemen ook regelmatig educatieve uitstapjes naar bijvoorbeeld de bibliotheek, basisschool, kinderboerderij, peutertheater of de speeltuin. Tijdens deze uitstapjes zijn er altijd ouders of stagiaires aanwezig. De pedagogisch medewerkers gaan alleen met minimaal 6 extra volwassenen met de kinderen op stap. Vanaf 1 januari 2014 is er voor alle vrijwilligers, waaronder ouders die meer dan 1x per jaar meedraaien een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) afgegeven. Dit geldt vanaf 2013 al voor de stagiaires en alle medewerkers.
5.6 Taalstimulering Taalvaardigheid van kinderen is een van de belangrijkste succes- of faalfactoren binnen het onderwijs. Veel kinderen in onze groepen komen daar voor het eerst in aanraking met de Nederlandse taal. Voor hen zijn activiteiten in de hele groep ineffectief. Zij zullen, zeker in het begin, weinig begrijpen van wat gezegd wordt en hun inbreng zal minimaal zijn. Stimulering van de ontwikkeling kan daarom het best individueel of in kleine groepjes plaatsvinden. Het aanbod dient goed aan te sluiten bij wat een kind leuk vindt, goed kan en waar het op een bepaald moment mee bezig is. Het praten over concrete voorwerpen en handelingen versterkt het woordbegrip van kinderen. Zeker bij wat abstractere begrippen is visuele ondersteuning in een voor het kind betekenisvolle situatie van belang. Het begrip ‘hoog’ is bijvoorbeeld veel sneller duidelijk als je een toren van blokken aan het bouwen bent. Een kind zal door het plezier in het spel ook eerder geneigd zijn om de nieuwe taal niet alleen receptief te ontwikkelen, maar ook actief te gebruiken. Op deze wijze zijn alle activiteiten ook te gebruiken als ‘taal leermomenten’. Als er teveel wordt uitgegaan van het eigen initiatief van de kinderen zijn het vooral de kinderen die het meest extravert zijn of verbaal het sterkst, die de meeste aandacht krijgen van de pedagogisch medewerker. In een aantal peutergroepen zijn er nauwelijks kinderen aanwezig waarvan Nederlands de eerste taal is. Hiermee is in die groepen de mogelijkheid verdwenen dat kinderen op een natuurlijke wijze van elkaar de taal leren. Dit maakt de noodzaak voor de pedagogisch medewerkers om intensief aandacht te besteden aan de taalontwikkeling nog groter. Taalstimulering is bij uitstek een onderdeel van het werk waarbij het van belang is programmatisch te werken. Kinderen leren door te handelen, te ervaren en te experimenteren. Ook taal leren ze op deze manier. Activiteiten en concrete materialen zijn het hulpmiddel om de taalontwikkeling te stimuleren. Taalinterventies bij jonge kinderen kunnen het beste gericht zijn op het stimuleren van de woordenschat. Woordenschatontwikkeling bij peuters werkt het meest effectief in interacties. Daarbij moet gebruik gemaakt worden van de leefwereld en de persoonlijke interesse van de kinderen, van concrete hulpmiddelen en er moet ruimte zijn voor eigen initiatief van de kinderen. Een schoolse situatie moet worden vermeden. Voor kinderen die nog maar kort op de groep zitten is het van belang ze allereerst de gelegenheid te geven het materiaal te ontdekken, ermee te experimenteren en handelingen te herhalen, voordat een talige respons verwacht kan worden. De pedagogisch medewerker dient te allen tijde een responsieve houding te hebben. Ze moet er op voorbereid zijn dat er vaak eerst eindeloos veel taal ‘in het kind gestopt moet worden’ voordat het eruit kan komen.
Spelenderwijs Utrecht, pedagogisch beleidsplan april 2014 21
Nawoord Zoals in de inleiding al is aangegeven is het pedagogisch beleid geen statisch geheel. Het is zeker niet de bedoeling dat dit plan op de boekenplank terecht komt en hier blijft staan. Er zal door directie, gebiedsmanagement en staf op de verschillende onderdelen van het plan begeleiding en controle plaats vinden op de borging van de in dit plan beschreven visie en uitgangspunten. Centraal daarbij staat steeds de vraag: doen we de goede dingen en doen we de dingen goed? Dit zal op verschillende manier gebeuren, waaronder: Werkbegeleiding van de pedagogisch medewerkers door de werkbegeleiders Besprekingen in team- en wijkoverleggen / met ketenpartners Themabijeenkomsten / na-/bijscholing Ondersteuningsgroepen van pedagogisch medewerkers en ondersteuners bij implementatie nieuwe methodieken Observaties van de kinderen door pedagogisch medewerkers / kindvolgsysteem Groepsobservaties en –besprekingen met de zorgconsulenten Oudergesprekken R&O gesprekken Inhoudelijke besprekingen met ouderraad Dit plan vormt een geheel met diverse andere beleids- en operationele documenten binnen het kwaliteitsmanagementsysteem. We beschrijven hier bijvoorbeeld niet hoe belangrijk wij het vinden om de opvoedingsverantwoordelijkheid samen met de ouders te delen, hierover af te stemmen en te overleggen. Of dat wij, met name bij de voorscholen, ouders als opvoeders ook zien als een directe doelgroep. Hiervoor, en voor vele andere keuzes, hebben wij aparte plannen en protocollen geschreven. Hieronder een overzicht van verwante beleids- en uitvoerende documenten. Utrechts Kwaliteitskader voor Educatie van het Jonge Kind (tevens bijlage 1). Subsidieaanvraag Peuterspeelzaalwerk en Voorschoolse Educatie 2013-2017. Meldcode kindermishandeling en aanpak huiselijk geweld Verwijsindex Professionaliseringsplan Spelenderwijs Utrecht Privacyreglement Vrijwilligersbeleid Ouderbeleid
Spelenderwijs Utrecht, pedagogisch beleidsplan april 2014